Hierden Bosch
Bestemmingsplan - gemeente Harderwijk
Vastgesteld op 28-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanHierden Bosch van de gemeente Harderwijk;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0243.BP00060-0003met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden beroep:
een (para)medische, juridische, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aan- of uitbouw
een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
1.7 aardkundige waarden:
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, (grond)waterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
1.8 ambachtelijke bedrijven
kleine bedrijven waar met spierkracht en slechts eenvoudige hulpmiddelen wordt gewerkt.
1.9 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
het in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.12 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast
ondergeschikte is aan de hoofdfunctie wonen;
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting (van het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
1.14 bestaand gebouw, bestaande woning
een gebouw dat, een woning die, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaat, voorzover gerealiseerd in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en voorzover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, krachtens een voor dat tijdstip reeds verleende vergunning in uitvoering is of in uitvoering kan worden genomen, dan wel de vergunning nadien moest worden verleend wegens overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 3.8 lid 1 sub e van de Wet ruimtelijke ordening, in relatie met artikel 50, lid 2 sub b van de Woningwet;
1.15 bestaand gebruik
het gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.16 bestaande oppervlakte, goothoogte, inhoud, afmetingen, aantal:
de oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, inhoud, afmetingen van een bestaand gebouw, bestaande woning; aantal bestaande gebouwen, bestaande woningen;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Voor zover het bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning betreft, wordt voor de toepassing van dit begrip, in afwijking van het begrip hoofdgebouw, de bedrijfswoning aangemerkt als hoofdgebouw;
1.20 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw of een aan de hoofdbebouwing aangebouwd gebouw (met inbegrip van een eventueel te bouwen kelder) dat een eenheid vormt en dienstbaar is aan een hoofdgebouw;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 dienstverlenende bedrijven
bedrijven die bedrijfsmatig diensten verlenen waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.
1.29 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.30 erfgrens
de grens van een erf;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 gezamenlijk bruto vloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.33 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.34 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt;
1.35 maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bouwperceel met het oog op een verschil in maatvoering;
1.36 mantelzorg:
zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten enig organisatorisch verband;
1.37 mantelzorgunit
een verplaatsbare en herbruikbare unit die wat ligging en uitstraling betreft een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.38 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.39 peil:
- 1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.40 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.41 voorgevelbouwgrens:
het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;
1.42 woning:
een voor bewoning bestemd gebouw, bestaand uit een complex van ruimten;
1.43 zorghotel
een hotelvoorziening waar gasten tijdelijk verblijven en op maat verzorgende, verpleegkundige en/of (para)medische zorg en begeleiding kunnen krijgen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarme gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
2.5 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
vanaf de bouwperceelgrens tot enig punt van een gebouw.
2.6 wijze van meten:
Tenzij anders bepaald, worden de afstanden loodrecht gemeten.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, trapportalen en hellingbanen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 0,25 m wordt overschreden, met dien verstande dat ten aanzien van trapportalen en hellingbanen de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven;
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte, dan wel de bestaande hoogte indien die meer bedraagt.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
- 1. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
- 2. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 8 m.
Artikel 4 Horeca
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecavoorzieningen uitsluitend in de categorie 1c die in bijlage 1 'Staat van horeca-activiteiten' zijn opgenomen, alsmede voor zalenverhuur in de categorie 2;
- b. zorghotel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - zorghotel';
- c. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- d. bos, ter plaatse van de aanduiding 'bos'.
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. voet- en fietspaden;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.
4.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwingspercentage niet meer dan het aangegeven percentage, met dien verstande dat waar geen bebouwingspercentage wordt gegeven het bebouwingspercentage 100% bedraagt;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogten niet meer dan de aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien die meer bedragen.
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
- 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
- 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 8 m.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
- 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen.
- b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
- 1. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
- c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
- d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of de functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder wonen is het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep mede begrepen, met dien verstande dat niet meer dan 40% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen tot een maximum van 75 m² voor het aan huis verbonden beroep mag worden gebruikt.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een overheersende stroomfunctie, meer in het bijzonder voor verkeer met een bovenwijkse functie en een wijkontsluitingsfunctie;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeerplaatsen en andere verkeersvoorzieningen, waaronder begrepen afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, kunstwerken, haal- en brengstroken, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
- f. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn bouwwerken toegelaten waarvan de inhoud niet meer dan 50 m³ mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 4 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken rechtstreeks bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 10 m mag bedragen.
Artikel 6 Wonen - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. praktijkruimten, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. paardenbakken;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. voet- en fietspaden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
- l. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.
Onder wonen is mede begrepen:
a. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep;
b. bed & breakfast.
6.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- 2. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
- a. de oppervlakte bedraagt ten minste 1 ha, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze minder bedraagt;
- b. het aantal woningen mag per hectare niet meer bedragen dan 1;
- c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 m, dan wel de bestaande goothoogten indien deze meer bedragen;
- d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
- e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogten indien deze meer bedragen;
- f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- g. de afstand van de bebouwing tot elke bouwperceelgrens bedraagt ten minste 20 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
- h. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat op bouwpercelen met een oppervlakte van tenminste 5.000 m2 een oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan van maximaal 250 m2;
- b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m3;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
- 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
- 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 6 m.
- d. Voor het bouwen van paardenbakken, gelden de volgende regels:
- 1. per bouwperceel is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
- 2. paardenbakken worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- 3. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m2;
- 4. het hekwerk rond de paardenbak mag niet hoger zijn dan 1,50 m;
- 5. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 50 meter vanaf een woning van derden;
- 6. verlichting in de vorm van lichtmasten is niet toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 a onder 2h ten behoeve van een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte bij een hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 150 m2 en de perceelsoppervlakte minimaal 2.000 m2 bedraagt.
- b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 a, onder 2h ten behoeve van mantelzorg voor een grotere gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen, met dien verstande dat:
- 1. mantelzorg in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan in een voor de mantelzorg geplaatste unit;
- 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50 m²;
- 3. de afwijking geldt voor een periode van maximaal 5 jaar. Deze kan na afloop telkens worden verlengd met een periode van 5 jaar.
- c. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 a onder 2h ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen waardoor de gezamenlijke oppervlakte meer dan de ter plaatse toegestane oppervlakte mag bedragen in verband met de sloop van bestaande met omgevingsvergunning gebouwde bijgebouwen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- 1. voor zover de resterende oppervlakte na de sloop gelijk is of meer bedraagt dan de ter plaatse toegestane oppervlakte, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal de resterende oppervlakte vermeerderd met 50% van de oppervlakte van de gesloopte bijgebouwen. Onder resterende oppervlakte wordt verstaan de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen dat resteert nadat alle aanwezige bijgebouwen waar de omgevingsvergunning betrekking op heeft, zijn gesloopt;
- 2. voor zover de resterende oppervlakte minder bedraagt dan de ter plaatse toegestane oppervlakte, de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal de oppervlakte zoals berekend overeenkomstig de volgende formule bedraagt:
A + (0,5 * (B - (A - C)));
A = toegestane oppervlakte: de ter plaatse toegestane oppervlakte van bijgebouwen op grond van lid 6.2 sub a onder 2h;
B = oppervlakte van gesloopte bijgebouwen: de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, waar de sloop betrekking op heeft;
C = resterende oppervlakte; - 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag nooit meer dan 250 m2 bedragen.
- d. Deze afwijkingen zijn slechts toelaatbaar indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:
- 1. de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
- 2. voorzien moet worden in landschappelijke inpassing;
- 3. de economische haalbaarheid verzekerd is.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Wonen - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. voet- en fietspaden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
- j. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.
Onder wonen is mede begrepen:
a. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep;
b. bed & breakfast.
7.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat op de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' uitsluitend bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd;
- 2. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
- a. de oppervlakte bedraagt ten minste 2.100 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze minder bedraagt;
- b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1;
- c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 m tenzij anders op de verbeelding staat aangegeven, dan wel de bestaande goothoogten indien deze meer bedragen;
- d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m tenzij anders op de verbeelding staat aangegeven, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
- e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogten indien deze meer bedragen;
- f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- g. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 7,50 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
- h. de afstand van hoofdgebouwen tot de achterste perceelgrens bedraagt ten minste 12 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
- i. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot elke perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
- j. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m²;
- k. in afwijking van het gestelde onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze:
- geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m;
- geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
- geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning
waartoe zij behoort;
- b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m3;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
- 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
- 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 6 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2a onder 2j ten behoeve van een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte bij een hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 150 m2 en de perceelsoppervlakte minimaal 2.000 m2 bedraagt.
- b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 a, onder 2j ten behoeve van mantelzorg voor een grotere gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen, met dien verstande dat:
- 1. mantelzorg in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan in een voor de mantelzorg geplaatste unit;
- 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50 m²;
- 3. de afwijking geldt voor een periode van maximaal 5 jaar. Deze kan na afloop telkens worden verlengd met een periode van 5 jaar.
- c. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 a onder 2j ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen waardoor de gezamenlijke oppervlakte meer dan de ter plaatse toegestane oppervlakte mag bedragen in verband met de sloop van bestaande met omgevingsvergunning gebouwde bijgebouwen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- 1. voor zover de resterende oppervlakte na de sloop gelijk is of meer bedraagt dan de ter plaatse toegestane oppervlakte, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal de resterende oppervlakte vermeerderd met 50% van de oppervlakte van de gesloopte bijgebouwen. Onder resterende oppervlakte wordt verstaan de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen dat resteert nadat alle aanwezige bijgebouwen waar de omgevingsvergunning betrekking op heeft, zijn gesloopt;
- 2. voor zover de resterende oppervlakte minder bedraagt dan de ter plaatse toegestane oppervlakte, de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal de oppervlakte zoals berekend overeenkomstig de volgende formule bedraagt:
A + (0,5 * (B - (A - C)));
A = toegestane oppervlakte: de ter plaatse toegestane oppervlakte van bijgebouwen op grond van lid 6.2 sub a onder 2h;
B = oppervlakte van gesloopte bijgebouwen: de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, waar de sloop betrekking op heeft;
C = resterende oppervlakte; - 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag nooit meer dan 250 m2 bedragen.
- d. Deze afwijkingen zijn slechts toelaatbaar indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:
- 1. de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
- 2. voorzien moet worden in landschappelijke inpassing;
- 3. de economische haalbaarheid verzekerd is.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Wonen - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en waterbergingen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. voet- en fietspaden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. woonstraten en wegen met een buurtontsluitende functie;
- j. verkeersvoorzieningen, waaronder afscheidingen, lichtmasten, verkeersborden, alsmede voorzieningen voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer.
Onder wonen is mede begrepen:
a. het uitoefenen van het aan huis verbonden beroep;
b. bed & breakfast.
8.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:
- 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat op de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd;
- 2. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende regels:
- a. de oppervlakte bedraagt ten minste 2.100 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze minder bedraagt;
- b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 2;
- c. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 m tenzij anders op de verbeelding staat aangegeven, dan wel de bestaande goothoogten indien deze meer bedragen;
- d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m tenzij anders op de verbeelding staat aangegeven, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen;
- e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel de bestaande goothoogten indien deze meer bedragen;
- f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- g. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 7,50 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
- h. de afstand van hoofdgebouwen tot de achterste perceelgrens bedraagt ten minste 12 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
- i. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot elke perceelgrens bedraagt ten minste 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
- j. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m²;
- k. in afwijking van het gestelde onder 1 is voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning een erker toegestaan, met dien verstande dat deze:
- geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m;
- geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
- geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning
waartoe zij behoort;
- b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
- 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m3;
- 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
- c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, niet meer mag bedragen dan 6 m;
- 2. erfafscheidingen voor de voorgevel geen grotere hoogte mogen hebben dan 1 m en voor het overige geen grotere hoogte mogen hebben dan 2 m;
- 3. masten geen grotere hoogte mogen hebben dan 6 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2a onder 2j ten behoeve van een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte bij een hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 150 m2 en de perceelsoppervlakte minimaal 2.000 m2 bedraagt.
- b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 a, onder 2j ten behoeve van mantelzorg voor een grotere gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen, met dien verstande dat:
- 1. mantelzorg in vrijstaande bijgebouwen niet is toegestaan, met dien verstande dat dit wel is toegestaan in een voor de mantelzorg geplaatste unit;
- 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50 m²;
- 3. de afwijking geldt voor een periode van maximaal 5 jaar. Deze kan na afloop telkens worden verlengd met een periode van 5 jaar.
- c. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 a onder 2j ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen waardoor de gezamenlijke oppervlakte meer dan de ter plaatse toegestane oppervlakte mag bedragen in verband met de sloop van bestaande met omgevingsvergunning gebouwde bijgebouwen, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
- 1. voor zover de resterende oppervlakte na de sloop gelijk is of meer bedraagt dan de ter plaatse toegestane oppervlakte, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal de resterende oppervlakte vermeerderd met 50% van de oppervlakte van de gesloopte bijgebouwen. Onder resterende oppervlakte wordt verstaan de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen dat resteert nadat alle aanwezige bijgebouwen waar de omgevingsvergunning betrekking op heeft, zijn gesloopt;
- 2. voor zover de resterende oppervlakte minder bedraagt dan de ter plaatse toegestane oppervlakte, de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen maximaal de oppervlakte zoals berekend overeenkomstig de volgende formule bedraagt:
A + (0,5 * (B - (A - C)));
A = toegestane oppervlakte: de ter plaatse toegestane oppervlakte van bijgebouwen op grond van lid 6.2 sub a onder 2h;
B = oppervlakte van gesloopte bijgebouwen: de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, waar de sloop betrekking op heeft;
C = resterende oppervlakte; - 3. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag nooit meer dan 250 m2 bedragen.
- d. Deze afwijkingen zijn slechts toelaatbaar indien voldaan wordt aan de navolgende voorwaarden:
- 1. de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
- 2. voorzien moet worden in landschappelijke inpassing;
- 3. de economische haalbaarheid verzekerd is.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Leiding - Gas
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. hoofdgastransportleiding(en);
- b. belemmeringenstrook;
- c. veiligheidszone.
9.2 Bouwregels
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
- b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
- c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de regel dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de desbetreffende leidingbeheerder is gebleken, dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 m;
- 2. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
- 3. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning krachtens de Ontgrondingenwet is vereist en het egaliseren van gronden;
- 4. het aanbrengen van verharding.
- b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. mag alleen worden verleend, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan, door het stellen van voorwaarden, voldoende tegemoet kan worden gekomen.
- c. Bij de afweging als bedoeld onder b. wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
- d. Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld onder a. is vereist voor:
- 1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. andere werken die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:
- a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- 3. de verplichting om de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
- 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
- b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 100 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
- 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
- c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
- d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
- 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 1.000 m² en de activiteit op een grotere diepte dan 0,3 m wordt uitgevoerd:
- a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- b. kunnen aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- 3. de verplichting om de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 onder a. voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van de bodem;
- 2. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
- 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip inwerkingtreding van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
- 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
- b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als de oppervlakte waarop de activiteiten betrekking hebben kleiner is dan 1.000 m2 en de activiteit op minder dan 0,3 m diepte wordt uitgevoerd;
- 2. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 3. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
- c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
- d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden op grond waarvan de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- 1. de aanvrager dient een rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
- 2. aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 12 Waarde - Natuur En Landschap
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. behoud, ontwikkeling en herstel van de aan de gronden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke waarde;
- b. behoud en ontwikkeling van het bos;
- c. bescherming van aardkundige waarden.
12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
- 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen.
- b. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor:
- 1. activiteiten, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
- c. Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken en kan voor dit totaal van werken en/of werkzaamheden één vergunning worden verleend.
- d. De onder a bedoelde omgevingsvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of de functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti - Dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruik(en) van de gronden ten behoeve van een seksinrichting tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Bevoegd gezag kan afwijken van de regels in deze planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 25 m², een inhoud van ten hoogste 70 m³ en een hoogte van maximaal 5 m, ten dienste van openbaar nut, zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, straatmeubilair, telefooncellen en kabelverdeelkasten;
- b. de bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken, met dien verstande dat balkons geen grotere diepte mogen hebben dan 1,50 m;
- c. het bouwen van antennes waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen;
- d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze regel niet wordt toegepast in samenloop met een bijzondere afwijkingsregel.
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
- 1. Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen voor wat betreft het toevoegen van één woning ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1', onder de volgende voorwaarden:
- a. de bestemmingen "Bedrijf" en "Wonen - 2" worden volledig gewijzigd in de bestemming "Wonen - 3";
- b. de bebouwing voldoet aan de regels van de bestemming "Wonen - 3";
- c. het totale aantal woningen ter plaatse bedraagt niet meer dan 2;
- d. de tweede woning staat tenminste 12 meter achter de voorgevel van de eerste woning (de dichtst bij de weg gelegen woning);
- e. de goothoogte van de eerste woning mag niet meer bedragen dan 4,50 m;
- f. de bouwhoogte van de eerste woning mag niet meer bedragen dan 12 m;
- g. beide woningen moeten van een kap worden voorzien;
- h. de goothoogte van de tweede woning mag niet meer mag bedragen dan 3,50 m;
- i. de bouwhoogte van de tweede woning mag niet meer bedragen dan 9 m;
- j. het grondoppervlak van de tweede woning mag niet meer bedragen dan 8 bij 12 m;
- k. de bebouwing dient een ensemble te vormen;
- l. de bebouwingskenmerken en de inrichting van het onbebouwde erf dienen aan te sluiten bij het karakter van een oud boerenerf;
- m. het totaal te bebouwen oppervlak bedraagt niet meer dan 50% van het perceel.
- 2. Wijziging als bedoeld in lid 1 mag uitsluitend plaatsvinden indien:
- a. kan worden voldaan aan de in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoers Plan en de in de 'Aanbevelingen Verkeersvoorzieningen in de bebouwde kom' opgenomen parkeernormen;
- b. door middel van een watertoets is aangetoond dat de waterhuishouding op aanvaardbare wijze wordt vormgegeven;
- c. wordt voldaan aan de relevante wet- en regelgeving op het gebied van bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, archeologie, alsmede flora en fauna;
- d. de economische haalbaarheid is verzekerd;
- e. toevoeging van één woning past binnen de door burgemeester en wethouders gehanteerde prioritering binnen het meerjarenprogramma woningbouw.
- 3. Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging als bedoeld in lid 1 is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanHierden Bosch.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van....................
voorzitter,
griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Harderwijk is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor haar hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Bouwvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.
Harderwijk werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Hiermee wordt de lappendeken aan plannen en regelingen (veelal binnen dezelfde wijk) opgeruimd en ontstaat uiteindelijk meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de bewoners van Harderwijk.
Ten behoeve van de actualisering is het "Handboek actualisering bestemmingsplannen" opgesteld. Dit Handboek reikt een algemene plansystematiek aan, op basis waarvan de nieuwe bestemmingsplannen kunnen worden opgesteld. Na "Stadsweiden", "Stadsdennen", "Frankrijk", "Tweelingstad-Slingerbos" en "Friesegracht 2010", is het bestemmingsplan "Hierden Bosch" het volgende plan binnen dit actualiseringsproces.
De actualisering van de bestemmingsplannen wordt tevens aangegrepen om de bestemmingsplannen te digitaliseren. Met de digitalisering worden de mogelijkheden voor burgers om de plannen te raadplegen verbeterd. Verder wordt hierdoor het uitwisselen van plannen binnen de gemeente en met andere overheden sterk vereenvoudigd.
Van het bestemmingsplan wordt een digitale kaart gemaakt. Het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) is hiervoor de standaard. Door deze kaart te koppelen aan de planregels, kan het bestemmingsplan, zowel (digitaal) aan de balie als via het internet, direct worden geraadpleegd.
1.2 Doel
Het belangrijkste doel van het op te stellen bestemmingsplan "Hierden Bosch" is het scheppen van een actueel, helder en toegankelijk ruimtelijk kader. Binnen dit kader is een balans gevonden tussen enerzijds het creëren van voldoende mogelijkheden voor de woonomgeving en openbare ruimte flexibel in te richten en anderzijds het bieden van voldoende rechtszekerheid ten behoeve van de handhaving van bestaande gebruik- en bouwrechten.
Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van karakter. Dat wil zeggen dat de planregeling vooral is gericht op het handhaven van de bestaande situatie.
1.3 Plangebied
Woongebied Hierden Bosch wordt omgeven door het buitengebied van Harderwijk. Het plangebied wordt (globaal gezien) aan de noordzijde begrensd door de Wijtgraaf en aan de oostzijde door de Hoeveweg-Ebbenhorstweg-Zonnesteinseweg. De westelijke begrenzing wordt gevormd door de Duinweg en een klein stukje Zomerweg. Tot slot wordt de zuidelijke plangrens bepaald door de Parallelweg, die langs de spoorlijn Amersfoort-Zwolle ligt. Op de overzichtskaart zijn de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
De huidige juridische regeling van de gronden is vastgelegd in een aantal bestemmingsplannen, die door het voorliggende bestemmingsplan komen te vervallen.
Het bestemmingsplan "Hierden II 1974" omvat het gehele plangebied en is op 16 januari 1975 door de gemeenteraad vastgesteld en op 22 maart 1976 door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland (GS) gedeeltelijk goedgekeurd. Dit bestemmingsplan is nadien gewijzigd bij raadsbesluiten van 24 juni 1976 (goedgekeurd op 28 februari 1977), 15 september 1977 (goedgekeurd op 18 juli 1978), 11 oktober 1979 (goedgekeurd op 28 maart 1980) en 17 april 1980 (goedgekeurd op 21 mei 1981). De gronden hebben vooral de bestemmingen "Eengezinshuizen, villa's met bijbehorende erven klasse 1" (ten zuiden van de Molenweg) en "Eengezinshuizen, villa's met bijbehorende erven klasse 2" (ten noorden van de Molenweg).
Het bestemmingsplan "Kieftweg 3" is op 15 november 1984 door de gemeenteraad vastgesteld en op 3 april 1985 door GS goedgekeurd. Het bestemmingsplan omvat de aankoop van een stuk grond ten behoeve van de bestemming "Eengezinshuizen, villa's met bijbehorende erven klasse 1".
Het bestemmingsplan "Bosch en Lommer, Molenweg 34 te Hierden" is op 18 augustus 1994 door de gemeenteraad vastgesteld en op 24 oktober 1994 goedgekeurd door GS. Het bestemmingsplan regelt de wijziging van een pensionbedrijf/vakantie-oord naar een vakantiehotelbestemming omringd door bos.
Tot slot is er een partiële herziening van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen gemaakt met betrekking tot de bebouwing op bijbehorend erf van woningen en het beroeps- en bedrijfsmatig medegebruik van woningen. Deze partiële herziening is op 15 mei 1997 door de gemeenteraad vastgesteld en op 2 juli 1997 door GS goedgekeurd.
1.5 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Hierden Bosch" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding, schaal 1:1.500 (tek. nr. NL.IMRO.0243.BP00060-0003);
- regels.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
1.6 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan "Hierden Bosch" bestaat uit de volgende hoofdstukken:
- in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. Achtereenvolgens komen de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en de aanwezige functies aan bod.
- in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
- in hoofdstuk 4 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod; Aan de orde komen zaken als archeologie, ecologie, water en milieu;
- in hoofdstuk 5 wordt de planopzet behandeld. Hierin wordt beschreven welke ruimtelijke visie de gemeente voorstaat met "Hierden Bosch" en hoe dat wordt vertaald in het bestemmingsplan.Hier wordt aangegeven hoe met bestaande situaties en nieuwe ontwikkelingen wordt omgegaan;
- in hoofdstuk 6 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen, de juridische planopzet, behandeld en wordt verantwoording gegeven van het gebruik van de standaarden voor bestemmingsplannen in Harderwijk;
- in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op het kostenverhaal en de economische uitvoerbaarheid van het plan;
- de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 8 waarin wordt ingegaan op het proces van inspraak en overleg in relatie tot dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
In de 13e eeuw begint de geschiedenis van Hierden. De buurt Hyrde werd al in 1231 genoemd in een brief van Graaf Otto III van Nassau, 7e Graaf van Gelre en Zutphen. In het jaar 1331 krijgt Hierden de titel Dorp. Rond 1440 begon men in Hierden land te ontginnen en werd de strijd aangegaan met zandverstuivingen. Vanaf 1450 behoorde Hierden tot de zogenoemde stadsvrijheid van Harderwijk, het gebied waar deze stad recht over sprak. Ook kerkelijk hoorde Hierden bij Harderwijk. Pas in 1658 kreeg het dorp een eigen kerkje.
In de 15e en 16e eeuw nam de bevolking sterk toe. Uit een overeenkomst uit de 16e eeuw weten we dat “de Duynen” ook bewoond waren. Er wordt gesproken van een erf met huis, hof, schuur en schaapskooi. Akkerlanden werden in steeds kleiner wordende percelen aan steeds meer boeren verpacht. In de 17eeeuw was akkerbouw bepalend voor dit gebied. Hierden leverde veel landbouwproducten aan de Harderwijkse bevolking. Hierden was een agrarische gemeenschap; boerderijen bepalen nog voor een groot deel het dorpsbeeld.
In de 20e eeuw vindt er een verdere verdichting plaats van met name het gebied ten noorden van de Molenweg. Tot eind jaren zestig van de vorige eeuw was centraal in dit gebied nog een deel van de gronden bestemd voor zomerhuisjes. De vereiste terreingrootte per zomerhuisje bedroeg toen 1.000 m². Omdat deze bestemming niet aan zijn doel had beantwoord is de recreatieve bestemming in 1968 gewijzigd naar een woonbestemming en is de minimale grondoppervlakte verhoogd naar 2.500 m². Om een betere verkaveling van de grond te krijgen is dit in 1975 teruggebracht tot 2.100 m². Als gevolg hiervan is een dichtere bebouwing ontstaan. Ook is veelvuldig gebruik gemaakt van de in het bestemmingsplan opgenomen ontheffingsmogelijkheid om 10% te kunnen afwijken van de minimale kaveloppervlakte van 2.100 m². Hierdoor liggen er ook kavels met een oppervlakte van 1.890 m² in het gebied.
Historisch gezien kenden de wegen een gemiddelde breedte van circa 3,5 meter. In verband met de landschappelijke aankleding van het gebied zijn de wegen niet breder gemaakt dan strikt noodzakelijk was. Om het karakter van het gebied te behouden zijn de Engelsweg, Reigershofweg en de Kieftweg onverhard gebleven.
2.2 Ruimtelijke Structuur
Het gehele bosachtige woongebied Hierden Bosch bestaat eigenlijk uit twee verschillende woongebieden met elk haar eigen karakteristiek. Om beide gebieden goed te kunnen onderscheiden hebben wij de woongebieden elk een eigen naam gegeven. Deze naam refereert aan een historische veldnaam, zoals De Biest voor het noordelijke deel en De Duinen voor het zuidelijke deel. De Molenweg vormt de scheidingslijn tussen beide gebieden.
Het woongebied De Biest wordt door een viertal woonstraten ontsloten op de Molenweg. Het woongebied De Duinen takt met twee wegen aan op deze weg. Beide woongebieden worden intern ontsloten door een orthogonaal wegenstelsel.
Er is een ruimtelijk verschil tussen de woongebieden aan weerszijden van de Molenweg.
Woongebied De Biest omvat villa's op royale kavels met een minimale grondoppervlakte per villa van 2.100 m2. De woningen hebben allemaal een eigen uitstraling en variëren van 1 laag met een plat dak tot villa's in twee lagen met een kapverdieping.
In woongebied De Duinen staat nog ruimere villabebouwing, niet alleen ten aanzien van de villa's zelf gezien, maar ook ten aanzien van de grondoppervlakte. Sinds 1968 is al per villa een minimale grondoppervlakte vereist van 10.000 m2 (1 ha). De plaatsbepaling van de villa is, met uitzondering van de aan te houden afstand van 20 meter ten opzichte van elke perceelsgrens, vrij op de kavel. In De Duinen komen dan ook verschillende typen villa's voor. Zo zijn er villa's die bestaan uit één laag met een kap of villa's die bestaan uit twee lagen met een kapverdieping.
De overgang tussen privé en openbaar wordt in beide woongebieden veelal aangegeven door middel van een hekwerk of haag. Het erf heeft een groen karakter met forse bomen.Veel woningen zijn op deze manier afgeschermd van het openbaar gebied. De woningen hebben elk een eigen gezicht waarbij over het algemeen veel aandacht is besteed aan architectonische kwaliteit en uitstraling.
2.3 Aanwezige Functies
2.3.1 Inleiding
Hierden Bosch heeft hoofdzakelijk een woonfunctie. Verspreid over het plangebied bevinden zich nog enkele andere functies. Op onderstaande functiekaart worden de voorkomende functies globaal aangegeven. Alhoewel het gehele plangebied een bosachtig karakter heeft, is de groene omlijsting van Parkhotel Hierden (voorheen Bosch en Lommer) specifiek aangegeven.
2.3.2 Wonen
Op 1 januari 2010 telde het gebied "Hierden Bosch" een aantal van 415 inwoners. In totaal staan in de wijk ongeveer 165 woningen.
Belangrijk te vermelden is dat de gegevens komen uit de wijk- en buurindeling (De Duinen) van de gemeente Harderwijk. Dit gebied is echter groter dan het bestemmingsplangebied "Hierden Bosch". De extra gebieden betreffen:
- Hoeveweg, Ebbenhorstweg, Zonnesteinseweg, Hessenweg en de spoorlijn Harderwijk - Zwolle;
- Beekhuizerweg, Lage Enkweg, Duinweg en Paasloweg.
In beide gebieden staat een beperkt aantal woningen. Daarbij is het niet aannemelijk dat de cijfers van het hele gebied (wijk- en buurindeling) in verhouding sterk afwijken van het bestemmingsplangebied. Om deze reden zijn de cijfer één op één overgenomen uit de wijk- en buurtindeling gebied "De Duinen".
Leeftijd | Hierden Bosch | Harderwijk |
0-15 | 15 % | 19 % |
15-25 | 11 % | 12 % |
25-45 | 17 % | 28 % |
45-65 | 39 % | 26 % |
65+ | 18 % | 14 % |
Tabel 1, leeftijdsopbouw
Uit tabel 1 blijkt dat het aandeel van personen boven de 45 jaar duidelijk groter is dan in Harderwijk als geheel. Het aandeel 0 tot 25 jaar (en daarmee ook de 0 tot 15 jarige) is duidelijk kleiner dan in Harderwijk.
Huishoudentype | Hierden Bosch | Harderwijk |
eenpersoons | 19 % | 31% |
zonder kinderen | 42 % | 31 % |
met kinderen | 40 % | 39 % |
Tabel 2, huishoudentype
De gemiddelde huishoudensgrootte in "Hierden Bosch" is 2,5. In Harderwijk is dat 2,4. Uit tabel 2 blijkt dat het gebied weinig eenspersoonshuishoudens en relatief veel huishoudens zonder kinderen kent.
In 2009 was de gemiddelde WOZ-waarde in Hierden Bosch circa 2.5 keer de gemiddelde WOZ-waarde van geheel Harderwijk. De hoge gemiddelde WOZ-waarde komt doordat het gebied bijna uitsluitend grote, vrijstaande woningen op zeer ruime kavels kent. Het aandeel koopwoningen is 90%. In Harderwijk is dat 60%.
2.3.3 Werken en voorzieningen
Verspreid over het plangebied bevinden zich diverse beroepen aan huis. Deze beroepen variëren van een pensioen BV tot een adviesbureau. In alle gevallen is de woonfunctie duidelijk aanwezig en is de bedrijfsvoering ondergeschikt aan de woonfunctie. Naast deze aan huis gebonden beroepen is er nog andere bedrijvigheid aanwezig.
De Biest
Aan de Hamlokamp 5 en de Stobbeweg 14 bevindt zich Bed & Breakfast mogelijkheden.
De Duinen
In De Duinen, aan de Molenweg 34, bevindt zich Parkhotel Hierden. Parkhotel Hierden is al sinds 1950 gevestigd op deze locatie en heeft een oppervlakte van ruim 2 hectare. Het parkhotel presenteert zich niet aan de Molenweg. De opzet van de bebouwing is zodanig dat deze zich van de wegzijde afkeert. De zone langs de Molenweg is een bosachtige beplanting met een onderbreking als toegang. Door de jaren heen is de functie gewijzigd van kampeer- en caravanexploitatie naar een vakantiehotel met zwembad en bijbehorende voorzieningen. Het is een accommodatie met recreatiemogelijkheden van een kleinschalig vakantiepark, maar met de verzorging van een 3-sterren hotel. De accommodatie beschikt over diverse ruimten die geschikt zijn voor vergaderingen en (zakelijke) bijeenkomsten voor onder andere ondernemingsraden en maatschappelijke organisaties zoals kerken en vakbonden.
Aan de Molenweg 30 bevindt zich nog een woning met een voormalig bedrijfsgebouw met een oppervlakte van circa 750 m2. Het gebouw was in het verleden in gebruik door een aannemersbedrijf.
Aan de Duinweg 17 is naast het woonhuis ook praktijk de Berekuyl gevestigd. De Berekuyl is een praktijk waar patiënten terecht kunnen voor therapeutische behandelingen op het gebied van fysiotherapie, manuele therapie, oedeemtherapie en psycho-sociale hulpverlening na kanker. Daarnaast kan men daar terecht voor borstprotheses, huidverzorgingsproducten en bodyfashion.
2.3.4 Verkeer en Vervoer
Verkeersstructuur
Hierden Bosch wordt omgeven door het buitengebied van de gemeente Harderwijk. In Hierden Bosch en het buitengebied is een snelheidsregime van 60 km/uur van kracht. De belangrijkste wegen zijn de Wijtgraaf aan de noordzijde, de Molenweg dwars door het gebied heen en de Parallelweg aan de zuidzijde. Deze wegen hebben echter geen doorgaand karakter, zoals de rijksweg A28 en de Zuiderzeestraatweg, maar zijn wel van belang voor de ontsluiting van diverse woningen. De Paasloweg is tussen de Hoeveweg en de Kieftweg afgesloten voor doorgaand autoverkeer, vanwege de overlast die er werd ondervonden van (de hoge snelheid van) het sluipverkeer. In de periode 2004 t/m 2008 zijn er geen letselongevallen geregistreerd in Hierden Bosch.
Parkeren
Parkeren vindt over het algemeen plaats op eigen terrein. De kavels zijn dusdanig groot dat er genoeg ruimte is voor het parkeren van de eigen auto's en die van bezoek op het eigen perceel.
Fietsen
Veel recreatieve fietsers maken gebruik van de aantrekkelijke fietsroutes door Hierden Bosch. De Wijtgraaf, Zomerweg, Duinweg en Paasloweg zijn onderdeel van het recreatieve fietsnetwerk van de provincie Gelderland (fietsknooppuntensysteem). Hierden Bosch vormt voor de fietser de schakel tussen enerzijds de Veluwe en anderzijds het Veluwerandmeer.
Openbaar vervoer
Er rijdt geen openbaar vervoer (streekbus) door Hierden Bosch. Reizigers die gebruik willen maken van de streeklijnen 111 (Harderwijk - Nunspeet v.v.) en 112 (Harderwijk - Nunspeet - Wittenberg v.v.) dienen gebruik te maken van de haltes aan de Zuiderzeestraatweg.
2.3.5 Groen
Medio 1332 werden woeste gronden in de Biest van de graaf van Gelre overgedragen aan de stad Harderwijk die vervolgens voor de gronduitgave heeft gezorgd. De Biest heeft met de gedeeltelijke bebossing en bebouwing een nieuwe identiteit gekregen, die meer aansluit bij het boslandschap van nu. De Biest omvatte toen overigens het gehele plangebied en omgeving, in tegenstelling tot het gelijknamige deelgebied in dit bestemmingsplan.
Het landschap van de Veluwe wordt gedomineerd door voornamelijk naaldbossen aangeplant rond de eeuwwisseling, waarbij heide- en stuifzanden variërende elementen zijn binnen het boslandschap. Kenmerkend voor Hierden Bosch is de overgang van droog bij de Duinen naar nat bij de Hierdense beek.
De Duinen
De Duinen maakte oorspronkelijk deel uit van de Veluwe. Door de spoorlijn en de snelweg is het gebied echter losgesneden van dit natuurgebied en is de invloed van deze bosrand op de lager gelegen landschappen sterk verminderd. De Duinen heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een bosrijk gebied waarin diverse villa's zijn gebouwd. Het gebied heeft een uitgesproken boskarakter. Het maakt landschappelijk gezien nog steeds deel uit van het Veluwe landschap. Door de villa's op grote percelen ligt het accent op landgoederen, waarbij het landgoed Ebbenhorst het centrum vormt.
Vanuit het groen gezien is de hoofddoelstelling voor dit gebied om het geprivatiseerde landschap toegankelijk te maken met meer voet- en fietsverbindingen.
De Biest
De Biest tegen de Molenweg aan was de laatste uitloper van het Veluwse bos. Daarom heen begonnen de landbouwgronden. Het gebied is de afgelopen jaren wat uitstraling betreft meer naar elkaar toe gegroeid. In het bosgedeelte verdwenen steeds meer bomen door de bouw van huizen. Op de landbouwgronden kwamen juist steeds meer bomen bij door de bouw van huizen.
De Biest maakt ook onderdeel uit van de Hierdense poort. Dit is een project op provinciaal niveau waarmee de doorsnijding door de A28 tussen bos en water weer hersteld wordt. Door diverse maatregelen zoals bijvoorbeeld het ecoduct, wordt het bos en het water als natuurgebied weer aan elkaar gekoppeld. De verbindende lijn is de Hierdensche beek. In gebied de Biest is het de bedoeling om de beekloop te verleggen en een meer natuurlijker verloop te geven. deze beek ligt echter net buiten het plangebied. In onderstaande afbeelding is het plangebied roze omcirkeld.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is van kracht sinds 13 maart 2012. Deze structuurvisie vormt sedertdien het integrale kader voor het rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte uit 2005.
In de Structuurvisie wordt onder meer gesteld dat een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid nodig was, omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit waren gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden.
De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt het kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Nederland heeft ruimte nodig om te leven en te bewegen, om economisch te kunnen blijven groeien en voor burgers en bedrijven om initiatief te nemen. Het Rijk kan en wil niet alles zelf doen, en geeft daarom meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geven ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling
Infrastructuur en ruimte worden door alle overheden in samenhang opgepakt.
Om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden zijn in de SVIR zijn drie hoofddoelen voor de voor de middellange termijn (2028) benoemd:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.
De drie rijksdoelen zijn in het SIVR uitgewerkt tot dertien (thematische) 'onderwerpen van nationaal belang'.
In het SIVR worden geen beleidsuitspraken gedaan die specifiek van toepassing zijn voor de omgeving van Harderwijk of voor Hierden Bosch.
3.2.2 Streekplan Gelderland 2005/algemene structuurvisie ruimtelijke ordening
Hoe de provincie Gelderland de ruimte wil verdelen en gebruiken staat in de algemene structuurvisie ruimtelijke ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Dit plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water ('groenblauw raamwerk'), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. Voor Harderwijk betekent dit dat de regionale centrumfunctie wordt voortgezet en geïntensiveerd. Harderwijk kan zich profileren als een krachtige en aantrekkelijke stad op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Aandacht gaat daarbij uit naar binnenstedelijke transformatieprocessen en bereikbaarheid, gekoppeld aan de potenties van het knooppunt station Harderwijk, Waterfront en de opwaardering van de N302.
Op de beleidskaart Ruimtelijke structuur (die deel uitmaakt van het streekplan) is het gebied aangeduid als "EHS Natuur" (ten zuiden van de Molenweg) en "bebouwd gebied 2000" (ten noorden van de Molenweg). Omdat het plangebied voor een deel binnen de ecologische hoofdstructuur (EHS) ligt, geldt voor nieuwe ontwikkelingen het basisprincipe 'nee, tenzij', ter bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden(kernkwaliteiten) van de ecologische hoofdstructuur. Dit 'nee, tenzij'-principe laat in de verschillende onderdelen van de EHS ontwikkelingen mogelijk, met name in de EHS-verweving en -verbinding. Deze ontwikkelingen moeten echter wel bijdragen aan de realisering van de EHS. Extensief recreatief gebruik kan worden voortgezet en er is er ruimte voor nieuwe landgoederen.
Wijzigen van het bestemmingsplan wordt dan ook uitsluitend toegestaan als er groot maatschappelijk belang op het spel staat en er geen redelijke alternatieven zijn. De provincie Gelderland heeft de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden beschreven in de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur".
3.2.3 Structuurplan
Op basis van een interactief Stadsforum is in 2003 de Stadsvisie Harderwijk 2020 opgesteld. Deze visie is door de gemeente vertaald in een ruimtelijk plan: Structuurplan Harderwijk 2020. Dit structuurplan geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van Harderwijk aan tot circa 2020 en is op 15 juni 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Hiermee vervangt het plan de Ontwikkelingsvisie Harderwijk uit 1998.
Centraal in het structuurplan staat dat Harderwijk een stad is met kwaliteiten. Harderwijk is prachtig gelegen, tussen de randmeren en de Veluwe en centraal in het land. De historische binnenstad is uitnodigend. Het Dolfinarium is een attractie van de eerste orde, maar voor een blijvende toeristische betekenis een te smalle basis. Ingezet wordt daarom op versterking van de kwaliteiten: het water, de Veluwe en de binnenstad.
Het woongebied Hierden Bosch staat in het structuurplan aangeduid als een gebied voor 'Natuur/Bos' met 'landelijk wonen'. Het is een gebied overwegend bestaande uit grootschalige percelen bos, gericht op natuurontwikkeling en recreatief medegebruik. Het landelijk wonen houdt een gebied in met een lage woningdichtheid (0-25 wo/ha) in een overwegend groen en agrarisch gebied met geen of weinig voorzieningen. De bebouwing is deels van agrarische oorsprong, deels betreft het solitaire (villa)bebouwing.
3.2.4 Stadsvisie 2031
Op 10 juni 2010 is de Stadsvisie Harderwijk 2031 vastgesteld. De Stadsvisie Harderwijk 2031 is gemaakt om een ontwikkelingsrichting voor de stad te bepalen op het gebied van voorzieningen, werkgelegenheid, woonklimaat en bereikbaarheid. Hierbij moeten strategische keuzes worden gemaakt. De visie is integraal. Dit betekent dat er nadrukkelijk wordt gekeken naar de onderlinge samenhang tussen de ruimtelijke, sociale en economische beleidsvelden. De visie een uitgangspunt voor de intensieve samenwerking tussen bestuur, bevolking, bedrijfsleven, instellingen, organisaties en andere overheidsinstanties.
Gekozen is voor scenario 2 "Verdiepen". Ontwikkeling is namelijk noodzakelijk om van Harderwijk een aantrekkelijke woon- en werkgemeente te maken.
De Stadsvisie beschrijft de visie op de toekomst aan de hand van vier thema’s:
- woonklimaat:
"Prettig wonen in bijzondere woonwijken voor alle doelgroepen"; - maatschappelijke voorzieningen:
"Harderwijk loopt voorop op het gebied van sport, cultuur, onderwijs, zorg en welzijn"; - werken:
"Een sterke economische structuur door een duidelijk economisch imago"; - bereikbaarheid:
"Goede bereikbaarheid voor alle vervoerssoorten met aandacht voor milieu en veiligheid".
In scenario 2 is met betrekking tot het woonklimaat onder meer opgenomen dat Harderwijk bijzondere woonmilieus wil realiseren, die in de regio en omliggende steden niet of nauwelijks voorkomen.
De "Stadsvisie Harderwijk 2031" geeft aan welke koers we willen varen. De volgende stap is het vertalen van deze stadsvisie in één integrale visie. Een visie waarin een duidelijke sociale, economische én ruimtelijke pijler herkenbaar is. Per onderwerp worden de ambities en beleidsdoelen beschreven zodat de vraag "wat willen we in de komende jaren bereiken" helder wordt beantwoord. In de uitvoeringsagenda die hieraan wordt gekoppeld, staan de maatregelen die het gemeentebestuur de komende jaren neemt om die gestelde doelen te bereiken.
3.3 Woonbeleid
Het woonbeleid van de gemeente Harderwijk is verwoord in de "Woonvisie Harderwijk 2010" (vastgesteld door de gemeenteraad in maart 2004). Het streven is erop gericht om op elke locatie van enige omvang de volgens de woonvisie gewenste woningdifferentiatie (verdeling huur/koop en naar prijsklassen) te realiseren. Bij inbreidingslocaties speelt daarnaast mee dat de woningbouw ook moet bijdragen aan een meer gevarieerd woningaanbod in de betreffende wijk. Zowel in de huidige woonvisie als in het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde collegeprogramma worden voor de wijk Hierden Bosch geen woningbouw- c.q. herstructureringsplannen benoemd.
Op dit moment wordt er gewerkt aan een nieuw Beleidsplan wonen in Harderwijk 2016. Dit beleidsplan zal naar verwachting medio 2012 door de gemeenteraad worden vastgesteld.
3.4 Cultuurhistorie En Archeologiebeleid
3.4.1 Nota cultuurhistorie
In 2008 heeft de gemeente de nota Cultuurhistorie vastgesteld. Uitgangspunt in de nota is om de fysieke cultuurhistorie te behouden en te beschermen. Cultuurhistorische waardevolle panden zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten. Deze worden sectoraal beschermd door de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening. Bijzonder Cultuurlandschap wordt beschermd bij bestemmingsplan.
3.4.2 Archeologienota
De gemeente Harderwijk heeft in april 2011 het Archeologiebeleid Harderwijk vastgesteld.
In de beleidskaart Archeologie is aangeven wanneer bij nieuwe planontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden.
Op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988 kan bij bestemmingsplan worden bepaald, dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwvergunning), of een aanlegactiviteit van werken geen bouwwerken zijnde (aanlegvergunning), een rapport over de archeologische waarden dient te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen indien nodig archeologische voorschriften worden verbonden. Op grond van artikel 41a van de Monumentenwet 1988 geldt deze verplichting niet bij projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m². De gemeenteraad kan hiervan een afwijkende oppervlakte (zowel naar boven als naar beneden) vaststellen.
Op de beleidskaart archeologie zijn per waarde- of verwachtingsgebied de vrijstellinggrenzen aangeven. Het beleid is om bij de actualisatie van bestemmingplannen een dubbelbestemming "Waarde - archeologie" op te nemen met bijhorende bouwregels en aanlegvergunningstelsel met inachtneming van de vrijstellinggrenzen.
3.5 Welstandsbeleid
In de welstandsnota van Harderwijk (april 2007) wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving. Binnen de welstandsnota wordt bij bouwkundige ingrepen onderscheid gemaakt naar verschillende type criteria: sneltoetscriteria, objectcriteria en gebiedsgerichte criteria.
De kleine bouwactiviteiten, zoals het plaatsen van een dakkapel, het bouwen van een aan- of uitbouw of het plaatsen van een erfscheiding, zijn ofwel vergunningvrij of vallen binnen de sneltoetscriteria. Deze criteria zijn objectief bepaalbaar en kenbaar. Bij grotere bouwingrepen wordt teruggevallen op de gebiedsgerichte criteria of er zullen aparte beeldkwaliteitplannen worden gemaakt, die door vaststelling door de raad, onderdeel worden van de Harderwijkse welstandsnota.
Aan elk deel van Harderwijk is een welstandsniveau toegekend. Dit geeft aan in welke mate de gemeente welstand inzet in een bepaald gebied. Een belangrijk uitgangspunt luidt: hoe beter en vaker zichtbaar vanuit de openbare beleving, hoe zwaarder het welstandsniveau waaraan getoetst zal worden. Ook kan een welstandsniveau gelden voor een bepaalde groep van bouwwerken of een ruimtelijke structuur. Een ontwikkelingsgebied kan als men dat wenst tijdelijk op een ander welstandsniveau worden gewaardeerd. Het welstandsbeleid in Harderwijk kent drie welstandsniveaus:
- welstandsniveau 1 zwaar
- welstandsniveau 2 regulier
- welstandsniveau 3 soepel
Het plangebied Hierden Bosch valt onder welstandsniveau 2. Hieronder vallen gebieden, die vanuit het perspectief van de gehele gemeente geen topprioriteit hebben, maar waar wel aanleiding is om alert te blijven op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.
De welstandsbeoordeling richt zich op het handhaven of gericht veranderen en verbeteren van de basiskwaliteit van het gebied. Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar de invloed op de omgeving en de architectonische uitwerking van het bouwplan.
Bij nieuw- en/of verbouwplannen is het behoud van de representatieve bouwmassa omgeven door een landschappelijke inrichting van de tuin belangrijk. De positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing zijn richtinggevend. Daarnaast is de beleving van onderlinge afstanden tussen de gebouwen belangrijk. Bestaande doorzichten worden dan ook gehandhaafd. Eventuele bijgebouwen zijn in hoofdvorm, detaillering en kap afgestemd op die van het hoofdgebouw. Authentieke detaillering zoals overstekken, geaccentueerde lijsten en siermetselwerk blijven zoveel mogelijk behouden. Erfafscheidingen in voor- en zijerven bestaan uit open sierhekwerken, eventueel aangevuld met baksteen of natuursteen componenten in overeenstemming met het karakter van het pand en van de omgeving.
Sinds de komst van de Wabo (1 oktober 2010), geldt overigens voor een groot deel van de reguliere bouwactiviteiten geen preventieve welstandstoetsing meer. Dat betekent dat vooral in de binnengebieden zich ontwikkelingen kunnen voordoen, die de uitstraling en ligging van bebouwing in relatie tot de omgeving negatief kunnen beïnvloeden.
3.6 Milieubeleid
3.6.1 Milieubeleidsplan Harderwijk 2009-2012
De gemeente Harderwijk streeft naar samenhang in het bestaande veelomvattende milieubeleid. Het milieubeleidsplan 2009-2012 maakt inzichtelijk waar Harderwijk voor staat, geeft richting aan het beleid voor de komende periode en vervult een aanjaagfunctie om verbeteringen te realiseren. Vanuit deze gedachte worden twee speerpunten benoemd waarbij rekening is gehouden met de landelijke beleidsontwikkeling: klimaatbeleid en een gebiedsgericht milieubeleid. Het zorgdragen voor een duurzame leefomgeving is het hoofddoel van dit milieubeleid. Onder een duurzame leefomgeving verstaan we het voorzien in onze behoeften, zonder de toekomstige generaties de mogelijkheden voor dezelfde behoeftes te ontnemen. Dit milieubeleidsplan geeft kaders voor beleid en laat de bevolking van Harderwijk en Hierden zien hoe de gemeente zich inzet om de lokale milieuproblemen op te lossen.
Binnen onze gemeentegrenzen bestaat een grote diversiteit in gebieden, met elk hun eigen kenmerken en functies. Bij ruimtelijke ontwikkeling streven we naar een optimale leefomgevingskwaliteit. Door gebieden te onderscheiden wordt duidelijk welke milieukwaliteit gewenst is en of een ontwikkeling in het desbetreffende gebied past. Deze gebiedsgerichte benadering biedt ruimte om milieubeleid beter te laten aansluiten bij de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen.
3.6.2 Milieugebiedvisie
In het milieubeleidsplan zijn voor verschillende delen van Harderwijk milieugebiedsvisies opgesteld. Door het opstellen van een milieugebiedsvisie komen de specifieke kwaliteiten, knelpunten, de milieubelasting en de milieuambities van het gebied in beeld. Het plangebied Hierden Bosch valt onder de milieugebiedsvisie Buitengebied. De milieugebiedsvisie is opgenomen in bijlage 1.
3.7 Waterbeleid
Het belang van water als ordenend principe binnen de ruimtelijke planvorming neemt snel toe. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2001 een startovereenkomst getekend met als doel de watersystemen op orde te krijgen en te houden. De startovereenkomst voorziet in de opstelling van regionale stroomgebiedsvisies, waarin het toekomstige waterbeheer, in relatie tot de ruimtelijke ordening, wordt aangegeven.
3.7.1 Waterbeleid 21ste eeuw
Met het Waterbeleid 21e eeuw speelt het Rijk in op toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd.
Dit zijn de tritsen:
- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
3.7.2 Waterplan Harderwijk 2006-2009
Het Waterplan Harderwijk 2006-2009 is een gezamenlijk plan van de gemeente Harderwijk en Waterschap Veluwe. Met dit plan willen beide partijen, samen met burgers, verenigingen en andere betrokkenen, verder werken aan het verbeteren van het water in Harderwijk. De hoofddoelstelling van het Waterplan Harderwijk is: "In beeld te brengen en uitvoeren van de benodigde maatregelen voor het realiseren en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond functionerend watersysteem met het oog op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving".
In dit Waterplan is onder meer een Kansen- en knelpuntenkaart opgenomen en een Visiekaart. Hierden Bosch staat op de Kansen en knelpuntenkaart als gebied dat deels valt binnen de grondwaterfluctuatiezone. In dit gebied is extra aandacht nodig gezien de in de toekomst te verwachten hogere grondwaterstanden. Hierbij speelt de noordwestelijk gelegen watergang langs de Molenweg een belangrijke rol. Zo ook wordt een blijvende goede afwatering als knelpunt gezien. Blijvend moet daarom aandacht worden besteed aan het in stand houden en in oorspronkelijke staat terug brengen van de afwateringsvoorzieningen inclusief aanwezige (krappe) duikers.
3.8 Groenbeleid
In het Handboek Harderwijks Groen staat het Harderwijkse groenbeleid voor stad, landschap en bos in samenhang met elkaar beschreven. Dit beleidsplan is in december 2007 door de raad van de gemeente Harderwijk vastgesteld. Hoofddoelstelling van beleid is de hoofdstructuur van stedelijk groen (de Groene Mal) in stand te houden en te versterken. Hier zal niet worden gebouwd en worden ontbrekende schakels hersteld. Daarnaast wordt er naar gestreefd om het geprivatiseerde landschap toegankelijk te maken met meer voet- en fietsverbindingen.
Een belangrijke drager van de groenstructuur in Hierden Bosch is de Molenweg met zijn laanbeplanting. Vanuit deze drager moeten er groene verbindingen gemaakt worden in het plangebied die belangrijk zijn voor de ecologische waarde van het gebied, zodat geïsoleerde groen elementen met elkaar worden verbonden en er migratie van fauna kan plaats vinden.
Gezien het bosachtige karakter dat wordt afgewisseld met openheid, leent het gebied zich goed voor het realiseren van kleine landgoederen, waardoor de landschappelijke kwaliteit een nieuwe impuls kan krijgen.
Tot slot is de net buiten het plangebied liggende waterloop de Hierdense beek van grote invloed. Dit is een ordenend element dat zorgt voor de landschappelijke variatie in dit gebied. Deze beek maakt deel uit van het provinciale plan De Hierdense Poort. Er wordt een ecologische verbinding gerealiseerd tussen het Veluwe massief en het Randmeergebied, zodat grote en kleine zoogdieren weer naar het randmeergebied kunnen migreren. Inrichtings- maatregelen voor deze nieuwe ontwikkeling zijn noodzakelijk.
3.9 Verkeers- En Vervoersbeleid
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Harderwijk is opgenomen in het Verkeersstructuurplan (VSP). Het VSP is in december 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Harderwijk en het plan bestaat uit een deel Mobiliteitsvisie (met een doorkijk naar 2030) en een deel Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (met een doorkijk tot 2015).
Het VSP geeft aan dat de komende jaren prioriteit wordt gegeven aan het aanpakken van verkeersonveiligheid in algemene zin en verkeersonveilige locaties in het bijzonder en daarnaast het stimuleren van het fietsverkeer in de gemeente Harderwijk. Los van deze onderdelen zijn er voor Hierden Bosch geen specifieke aspecten opgenomen in het VSP.
3.10 Economisch Beleid
Het economische beleid is gericht op het optimaal benutten van de beschikbare ruimte en het bieden van meer uitgesproken, gedifferentieerde werkmilieus. Verder wordt er ruimte geboden aan kleinschalige werkgelegenheid in de woonomgeving waar dat kan (functiemenging). De milieuhinder van bestaande en nieuwe bedrijvigheid dient tot een zo laag mogelijk niveau te worden beperkt, terwijl milieuhinderlijke activiteiten dienen te worden geweerd uit de directe woonomgeving.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.
4.2 Cultuurhistorie En Archeologie
4.2.1 Inleiding
In 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Naast bouwkundige monumenten zijn er ook aardkundige monumenten, natuurmonumenten en landschapsmonumenten.
4.2.2 Cultuurhistorie
In het plangebied komen geen rijksmonumenten voor, maar wel twee gemeentelijke monumenten. De gemeentelijke monumenten hebben vooral een plaatselijke betekenis.
Het eerste monument is een tot woning verbouwde hallehuisboerderij met langsdeel aan de Wijtgraaf 34. Het pand dateert uit 1929 en ligt door een dikke heg afgeschermd van de weg. Het andere monument is een vrijstaande burgerwoning aan de Molenweg 32 met scheef achter het huis een schuurtje dat in dezelfde stijl is gebouwd. Beide gebouwen dateren uit de 30-er jaren van de vorige eeuw.
De bescherming van deze monumenten is afdoende geregeld in de monumentenverordening.
4.2.3 Archeologie
In het plangebied zijn verschillende archeologische verwachtingswaarden aanwezig. Zo hebben het woongebied tussen de Molenweg en de Paasloweg en twee kleine gebieden tussen de Reigershofweg en de Parallelweg een hoge archeologische verwachting. Deze gebieden zijn op de kaart in oranje aangegeven. Het gebied ten zuiden van de Paasloweg heeft een middelhoge archeologische verwachting (in geel op de kaart aangegeven). Het gebied ten noorden van de Molenweg heeft een lage archeologische verwachting (in groen op de kaart aangegeven) .
Conform het archeologiebeleid zijn in het gebied met een hoge archeologische verwachting bodemingrepen met een omvang groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 meter belast met een onderzoeksplicht. In het gebied met een middelhoge archeologische verwachting zijn bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,3 meter belast met een onderzoeksplicht. En voor het gebied met een lage archeologische verwachting geldt de onderzoeksplicht vanaf bodemingrepen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,3 meter. Dit gebeurt door het opleggen van een dubbelbestemming "Waarde archeologie" met bijbehorende bouwregels en de verplichting te beschikken over een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde (aanlegvergunning).
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die het verstoren van de ondergrond mogelijk maken. Om die reden is archeologisch onderzoek in kader van dit bestemmingsplan achterwege gebleven.
4.3 Ecologie
Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, beschermde inheemse diersoorten opzettelijk te verontrusten, nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.
Waar sprake is van nieuwe ontwikkelingen dient vooraf getoetst te worden aan het gestelde in de Flora- en Faunawet.
Aangezien er in het voorliggende plangebied geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, hoeft er geen ecologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal een ecologisch onderzoek worden uitgevoerd, om te bepalen wat de ecologische waarde ter plaatse is.
4.4 Watertoets
4.4.1 Inleiding
Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota Waterbeleid 21e eeuw is een watertoets verplicht gesteld bij de ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen, op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:
- voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
- voorkomen van wateroverlast en afwenteling van wateroverschotten op anderen;
- voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
- het garanderen van de veiligheid (overstroming);
- het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.
De watertoets is niet alleen een toets, maar is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen en besluiten. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat op een of andere wijze effect kan hebben op het watersysteem (oppervlaktewater, grondwater, waterkeringen) is verantwoordelijk voor het opnemen van een waterparagraaf in het betreffende plan. In de waterparagraaf dient de initiatiefnemer het wateradvies van de waterbeheerder(s) op te nemen, de afwijkingen hiervan te motiveren (afwegen) en eventuele compenserende of mitigerende maatregelen voor te stellen. In overleg met Waterschap Veluwe zijn de volgende thema's als relevant benoemd voor het bestemmingsplan Hierden Bosch:
- niet aankoppelen verhard oppervlak;
- ligging in de grondwaterfluctuatiezone / voorkomen van grondwateroverlast;
- HEN-water / beleving
4.4.2 Niet aankoppelen verhard oppervlak
In Hierden Bosch wordt alleen huishoudelijk afvalwater ingezameld via de gemeentelijke riolering en getransporteerd richting rwzi. Hemelwater wordt in het gebied rechtstreeks geïnfiltreerd in de bodem via infiltratievoorzieningen. Met andere woorden de gemeente Harderwijk zal in Hierden Bosch verhard oppervlak niet aankoppelen op de riolering. Daarnaast worden neerslagoverschotten waar mogelijk afgevoerd naar oppervlaktewater. Waterschap Veluwe is daar onder andere waterkwantiteitsbeheerder van. Bij de beoordeling van de gebieden worden de (landelijke) afvoernormen gehanteerd (bv 1,5 ltr/sec per hectare) beoordeeld vanuit de kenmerken van het gebied.
4.4.3 Voorkomen van grondwateroverlast
Het noord-oostelijk deel van Hierden Bosch ligt in de grondwaterfluctuatiezone. De verwachte grondwaterstijging kan in dit gebied tot overlast leiden. Om dit te voorkomen, zal in de toekomst, waar nodig, overtollig grondwater worden afgevangen en afgevoerd naar het oppervlaktewaterstelsel. Hierin speelt de noordwestelijk gelegen watergang langs de Molenweg een belangrijke rol en dienen de voormalige watergangen te zijner tijd hersteld te worden. Om de stijging van het grondwater te kunnen monitoren is een grondwatermeetnet opgezet.
4.4.4 HEN-water / Beleving
Direct naast het plangebied Hierden Bosch in oostelijke richting is het natuurgebied Hierdensche Poort gelegen, waarbinnen een sterke relatie is tussen de natuur en water (beleving). De Hierdensche Poort ligt in het stroomgebied van onder andere de Hierdensche Beek. Onder andere deze beek is aangewezen als HEN-water. De Hierdensch Beek bevindt zich binnen de Ecologische Hoofdstructuur en vormt een groene verbinding tussen het randmeer en de Veluwe.
Deze wateraspecten zijn uitgewerkt in het concept watertoetsdocument, dat is voorgelegd aan het Waterschap Veluwe. Het waterschap heeft de wateraspecten beoordeeld en heeft een aanvulling aangegeven over het grondwaterneutraal bouwen. Deze aanvulling is in de tekst opgenomen.
4.4.5 Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015
In het plan heeft het waterschap leidende principes geformuleerd voor het waterbeheer.
Dit zijn:
- 1. watersysteembenadering:
per stroomgebied zal het waterschap aangeven welke mogelijkheden het watersysteem biedt aan diverse gebruiksvormen en wat de gevolgen zijn, indien voor een bepaalde vorm wordt gekozen; - 2. waterketenbenadering:
een optimale dimensionering van het geheel van rioleringssysteem, afvalwatertransportsysteem en zuiveringsinstallatie wordt nagestreefd, uitgaande van een brongerichte benadering (zoveel mogelijk water in het systeem houden); in bebouwd gebied komen watersysteem- en waterketenbenadering bij elkaar; - 3. veiligheid:
bescherming tegen hoog water en beperken van wateroverlast; - 4. water als mede ordenend principe in de ruimtelijke ordening:
studie naar geschikte en minder geschikte locaties voor verschillende vormen van grondgebruik; - 5. geen afwenteling:
- a. vasthouden, bergen en dan pas lozen van regenwater;
- b. schoon houden (van regenwater, grondwater en oppervlaktewater) in plaats van achteraf zuiveren;
- c. een optimale verdeling van water, maar niet tegen elke prijs;
- 6. ecologisch gezonde wateren (natte) landnatuur; ook in de stad:
de omstandigheden voor plant en dier zijn zodanig dat ze er zich kunnen handhaven, of na verstoring opnieuw kunnen vestigen; in stedelijke gebieden worden de watergangen, waar mogelijk, op een aantrekkelijke wijze ingericht en het beheer en onderhoud wordt mede afgestemd op de aanwezige natuurwaarden.
4.5 Milieu
4.5.1 Inleiding
In deze paragraaf komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), geur (Wet geurhinder en veehouderij), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer).
Dit bestemmingsplan is een consoliderend plan, daarom is een algemene beschrijving gegeven van de reeds beschikbare informatie en onderzoeken. Ontwikkelingen die via een wijzigingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan worden bij toepassing van de bevoegdheid getoetst aan de haalbaarheidaspecten.
4.5.2 Geluid
De Wet geluidhinder regelt de mate waarin geluid, veroorzaakt door wegverkeer, het spoor en bedrijvigheid het woonmilieu mag belasten.
Ten zuiden van het plangebied ligt de A28, deze weg heeft een aandachtszone van 400 meter. Parallel aan de snelweg ligt het spoor, deze transportas heeft een aandachtzone van 300 meter. Beide zones liggen over het plangebied Hierden Bosch. Bij ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen (woningen en scholen) in deze aandachtszones moet zonder meer akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. In onderstaande afbeelding zijn de aandachtszones wegverkeerslawaai uit het Milieubeleidsplan Harderwijk opgenomen.
Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is geen akoestisch onderzoek verricht. Het aspect geluid vormt vanwege het consoliderende karakter van voorliggend bestemmingsplan geen belemmering voor de uitvoerbaarheid.
4.5.3 Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.
De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan "niet in betekende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Naast de Wet luchtkwaliteit heeft de gemeente Harderwijk aanvullend beleid vastgesteld met betrekking tot projecteren van gevoelige bestemmingen op minder dan 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg. Doel van dit beleid is om kwetsbare groepen, zoals kinderen, astmapatienten en ouderen, zoveel mogelijk te beschermen tegen ongezonde lucht. Deze groepen hebben een verhoogde gevoeligheid voor luchtverontreiniging. Het beleid bepaalt dat nieuwe scholen (basisonderwijs, voorgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen), kinderdagverblijven, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen niet meer binnen 50 meter vanaf de provinciale weg en 300 meter van een rijksweg gebouwd mogen.
Op grond van de Wet Luchtkwaliteit worden er binnen het plangebied geen grenswaarden overschreden ook zijn er geen dreigende grenswaardenoverschrijdingen. Het plan Hierden Bosch ligt binnen de 300-meter contour van de A28. Binnen 50 meter van de A28 mogen geen gevoelige bestemmingen worden geprojecteerd .Voor de zone van 50 tot 300 meter geldt een afwijkingsmogelijkheid. Wanneer er zwaarwegende financiële, landschappelijke, stedenbouwkundige, verkeerskundige of vervoerskundige redenen zijn om deze functies binnen de contour te plaatsen mag hiervan worden afgeweken door middel van een collegebesluit.
Het plan leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen waardoor er niet in betekende mate verslechtering van de luchtkwaliteit optreedt. De blootstelling aan luchtverontreiniging in de buitenlucht verandert niet. Er worden niet meer mensen blootgesteld en de luchtverontreiniging neemt niet toe.
In het kader van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.5.4 Geur
Geur in de leefomgeving is grotendeels afkomstig van bedrijvigheid. Elke geur kan boven een bepaalde concentratie hinder veroorzaken. Om hinder van agrarische bedrijven te voorkomen is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. De wet regelt onderlinge afstanden tussen geurgevoelige functies, zoals woningen, recreatieobjecten en agrarische bedrijvigheid.
Binnen het plangebied liggen geen agrarische bedrijven. Het bestemmingsplan voorziet ook niet in nieuwe mogelijkheden voor agrarische bedrijven. Ook voor geurgevoelige objecten wordt het bestemmingsplan niet gewijzigd. De afstand tussen geurgevoelige objecten en agrarische bedrijvigheid uit omliggende gebieden wordt niet verkleind.
Het milieuaspect geurhinder vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.5.5 Bodemkwaliteit
In het plangebied Hierden Bosch zijn zeer veel kleinschalige bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodemgesteldheid geschikt is voor het huidige en toekomstige gebruik.
Omdat in het verleden veel woningen en bedrijven warm gestookt werden met huisbrandolie en kolen, zijn er diverse ondergrondse huisbrandolietanks aanwezig of aanwezig geweest met de daaraan gerelateerde verontreinigingen. Daarnaast hebben op diverse locaties bedrijfsactiviteiten plaatsgevonden (HBB (Historisch Bodem Bestand) die mogelijk de bodem kunnen hebben verontreinigd. Onderzoek op die locatie geeft daarover meer uitsluitsel. In totaal zijn er 30 onderzoeken, 13 (voormalige) tanks en 19 HBB locaties) in het gemeentelijk archief bekend en deze staan op onderstaande kaart weergegeven.
In verband met verouderde onderzoeken en een nieuw stoffenpakket (2008), geven de onderzoeken een onvolledig beeld van de huidige bodemkwaliteit en zijn zij ongeschikt voor transactieovereenkomsten en/of bouwvergunningen.
Uit de asbestsignaleringskaarten (bronnenkaart en kansenkaart) blijkt dat in het plangebied diverse asbest "verdachte" locaties liggen. Op of rond de aanwezige bebouwing kunnen asbesthoudende materialen zijn toegepast, waardoor het asbest later bij sloopwerkzaamheden of door verwering in de bodem terecht kan komen.
In de provincie Gelderland heeft de afgelopen jaren een grootscheepse sanering plaatsgevonden van asbesthoudende toegangswegen, kavelpaden en erfverhardingen. In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu worden tot en met 2011 honderden verontreinigde locaties gesaneerd. Echter mogelijk zijn niet alle particuliere wegen en/of bebouwing aangemeld bij het Projectbureau Saneringsregeling asbestwegen. Dergelijke locaties moeten dan in opdracht van de eigenaren zelf worden gesaneerd door een erkend saneringsbedrijf.
Na fase 3 (2012) zijn de grootste asbestrisico's -wat wegen betreft- weggenomen.
Het plangebied valt voor een deel binnen de subzone arseen van de bodemkwaliteitskaart. Op de toekomstige bodemkwaliteitskaart zal deze zone er niet meer zijn in dit gebied. Bekend van dit gebied is dat het opwellen van het grondwater onder bepaalde omstandigheden kan leiden tot karakteristieke ijzeroervorming met daarin verhoogde gehalten aan arseen. In Harderwijk zijn met name in de bovengrond verhoogde gehalten gemeten. Voor grondverzet vanuit dit gebied geldt dat naast het standaard bodempakket ook naar arseen moet worden gekeken. Met de nieuwe kaart (medio derde kwartaal 2011) komt dit te vervallen.
Al met al geldt in dit gebied dat als er nieuwe ontwikkelingen zijn, er eerst uitvoerig historisch onderzoek moet plaatsvinden en mogelijk bodemonderzoek om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen.
4.5.6 Externe veiligheid
Inleiding
Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het
gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.
Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Wet- en regelgeving
Risicobron | Vigerende wet- en regelgeving |
A28 en spoor | circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen |
aardgastransportleiding | Besluit externe veiligheid buisleidingen Regeling externe veiligheid buisleidingen |
Veiligheidsafstanden en veiligheidsnormen
Risicobron | Afstanden en normering | ||
Invloedsgebied groepsrisico | Plaatsgebonden risico | Afstanden | |
spoor | 200 meter | grenswaarde 10-5/jaar (1) streefwaarde 10-6/jaar (1)grenswaarde 10-6/jaar (2) | - - - |
A28 | 200 meter | zie spoor | |
aardgastransportleiding: 36 inch, 66,2 bar 12,5 inch, 40 bar, | 430 meter 150 meter | grenswaarde 10-6/jaar (3) | 0 meter (4) |
(1) Bestaande situaties (2) Nieuwe situaties (3) Voor kwetsbare objecten geldt een grenswaarde, Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde (4) Bron: http://nederland.risicokaart.nl/ |
Invloedsgebieden
Beoordeling risico
In de directe omgeving van het plangebied liggen 4 risicobronnen. Dit zijn 2 aardgastransportleidingen en 2 transportroutes voor gevaarlijke stoffen, de A28 en het spoor. Voor de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor Hierden Bosch zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het bestemmingsplan Hierden Bosch is een conserverend plan, het nieuwe plan staat geen nieuwe of extra (beperkt) kwetsbare objecten toe;
- ook de omgeving van het plan blijft ongewijzigd;
- recente risicoanalyses die het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in beeld brengen zijn niet voor handen;
- eerder uitgevoerde risicoanalyses geven een beeld van het plaatsgebonden risico en groepsrisico voor gebieden langs dezelfde risicobronnen waar meer personen verblijven dan in het plangebied en de omgeving van het plangebied.
Voor dit plan zijn de eerder opgestelde risicoanalyses niet geactualiseerd. Omdat het plan conserverend is en dus de populatie niet wijzigt, levert een actualisatie van de risicoanalyse geen nieuw beeld op. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico blijven gelijk.
A28
Uit de eerder uitgevoerde risicoanalyses (zie bijlage 2) blijkt dat langs de A28 het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in de gebieden met een hogere personendichtheid niet wordt overschreden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico in het plangebied ook niet zal worden overschreden.
Spoor
Uit de laatste stand van zaken van het basisnet spoor dat moet leiden tot het Besluit transport externe veiligheid blijkt dat voor “enkele delen van het traject Amersfoort-Zwolle” voor de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico een afstand van 6 meter en een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter gaat gelden. Aan beide afstanden wordt in het plangebied voldaan.
Uit de laatste stand van zaken blijkt ook dat langs het traject Amersfoort-Zwolle de oriëntatie waarde voor groepsrisico niet wordt overschreden.
Gasleiding
Voor beide aardgastransportleidingen is een risicoanalyse opgesteld voor de structuurvisies voor de Groene Zoom en de Zuidelijke Stadsrand. Uit deze analyse (zie bijlage 3) blijkt dat inclusief de ontwikkelingen in de Groene Zoom en de Zuidelijke Stadsrand de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de oriëntatie waarde in het plangebied ook niet zal worden overschreden.
Uit de risicokaart (http://nederland.risicokaart.nl/) blijkt dat in het plangebied de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden.
Maatregelen om het groepsrisico te verlagen, hebben in dit plan niet veel toegevoegde waarde. Naast een ruimtelijke scheiding tussen bron en ontvanger, leveren uitsluiten van grote groepen personen en niet zelfredzame personen de grootste bijdrage aan een verlaging van het groepsrisico. Hieraan voldoet het plan. Het plan voorziet ook in een goede ontsluiting die dienst kan doen als een vluchtroute die is afgekeerd van de risicobronnen.
4.6 Kabels En Leidingen
Zoals in paragraaf 4.5.6 al is beschreven ligt er tussen de Parallelweg en de spoorlijn Amersfoort-Zwolle een hoge druk aardgastransportleiding met een diameter van 12 inch en druk van 40 bar. Een zone van 5 meter ter weerszijden van de leiding dient vrijgehouden te worden van bebouwing. Verder liggen er geen ruimtelijk relevante leidingen in het plangebied.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de planopzet beschreven voor de belangrijkste beleidsvelden. De beschrijving van de huidige situatie heeft al plaatsgevonden in hoofdstuk twee. Na eerst een visie op het gebied en de uitgangspunten van het plan te vermelden, wordt in dit hoofdstuk, voor zover daar sprake van is, stilgestaan bij een aantal nieuwe ontwikkelingen en/of ervaren knelpunten. Vervolgens wordt beschreven op welke wijze daarmee in dit bestemmingsplan wordt omgegaan. Dit kan door middel van kleinschalige oplossingen binnen de bestemming (beheersmaatregelen) of door de introductie van nieuwe of gewijzigde bestemmingen voor meer ingrijpende veranderingen.
5.2 Visie Hierden Bosch
Inleiding
Het plangebied van Hierden Bosch betreft een oud overgebleven relict van de Veluwe. Het gebied kent een afwijkende beplanting (bos) dan de direct omliggende gronden zoals de Lage Enk en de Stadslanderijen (voornamelijk open bouwlanden afgewisseld met enkele houtwallen). Het gebied is grofweg in twee delen te onderscheiden, ten noorden en ten zuiden van de Molenweg. In beide gebieden is overwegend villabebouwing aanwezig. Op een aantal plaatsen, met name langs de Molenweg richting Hierden, zijn nog overblijfselen van de oude agrarische functie in de vorm van boerderijbebouwing te vinden, met doorkijkjes naar het open landschap. Ten noorden van de Molenweg is de gemiddelde kavelgrootte ongeveer 2.100 m2, ten zuiden van de Molenweg zijn over het algemeen kavels groter dan 10.000 m2 aanwezig. Deze verkavelinggrootte heeft invloed op de sfeer die beide deelgebieden kenmerkt. Het noordelijk deel ademt de sfeer van een villawijk in het bos, terwijl het zuidelijk deel zich juist kenmerkt door een bosgebied waarin zich enkele woningen bevinden.
Gemeentelijk beleid
De gemeente is terughoudend met het toestaan van het bouwen van nieuwe woningen in het buitengebied. De prioriteit van het gemeentelijke woningbouwprogramma bevindt zich binnen het bestaand bebouwd gebied, met name in de kernen van Harderwijk (met name Waterfront en Drielanden) en Hierden (met name Hoge Varen). In het buitengebied van Harderwijk is het mogelijk woningen te bouwen in het kader van de functieveranderingsregeling. Het betreft hier percelen die de agrarische functie hebben verloren en waar in ruil voor het saneren van agrarische opstallen woningen gebouwd kunnen worden. Belangrijke voorwaarde voor het toestaan van een nieuwe woning is dat deze gepaard moet gaan met landschappelijke versterking in de vorm van een financiële bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het eindresultaat dient een stedenbouwkundige en landschappelijke verbetering van de plek te zijn.
Speerpunt van het gemeentelijk beleid voor Hierden Bosch is het versterken van het bestaande karakter met bebouwing in lage dichtheden, veel groen en een sterke verwevenheid met het omliggende landschap. Als in het zuidelijk deel van het plangebied van Hierden Bosch woningen worden toegevoegd transformeert dit gebied geleidelijk naar de sfeer van het meer verdichte noordelijk gebied. Door het toevoegen van een woning zal namelijk een aanzienlijk deel van het bos op het perceel gekapt worden om ruimte te maken voor de woning, de bijgebouwen en de tuin (zie onderstaande afbeeldingen). Op het moment dat dit voor één locatie wordt toegestaan is de kans op precedentwerking groot. In het plangebied van Hierden Bosch zal overwegend door het toevoegen van woningen geen verbetering van de stedenbouwkundige en landschappelijke situatie ontstaan.
Differentiatie van woonmilieus
De gemeente Harderwijk kent een aantal verschillende woonmilieus. Juist het aanwezige woonmilieu in dit gebied, ruime kavels in een bosrijk gebied, is maar weinig voor handen in Harderwijk. De gemeente wil de bestaande situatie in stand houden om op die manier voor een gedifferentieerd het aanbod van woonmilieus binnen haar gemeentegrenzen te zorgen.
Kwalitatief Woonprogramma 2010 - 2019
In 2009 heeft intensief overleg plaatsgevonden tussen de regiogemeenten op de Noord-Veluwe en de provincie Gelderland over de gewenste woningbouwontwikkeling in deze regio in de periode 2010 t/m 2019. Doel van dit overleg was het gezamenlijk vaststellen van het zogenaamde Kwalitatieve Woonprogramma 2010-2019. Uit woningmarktonderzoeken die daartoe zijn uitgevoerd door de provincie en de regio bleek, dat de woningbehoefte in voornoemde periode aanzienlijk lager zal zijn dan tot nu toe werd aangenomen. Het Harderwijkse aandeel van het regiototaal bedraagt 2.534 woningen voor de komende 10 jaar. Dit betekent gemiddeld ruim 250 woningen per jaar. Dit aantal is echter veel lager dan het totaal aantal woningen wat de komende 10 jaar op diverse bouwlocaties in de stad gebouwd zou kunnen worden. Dat aantal bedraagt circa 4.800 woningen. Er moeten dus prioriteiten worden gesteld en keuzes worden gemaakt welke woningbouwprojecten wél en welke (vooralsnog) niet in het komende decennium kunnen worden uitgevoerd. Het college van B&W heeft een beslissing genomen over het uit te voeren woningbouwprogramma in de periode 2010 t/m 2019. Voor het gebied Hierden Bosch zijn voor deze periode geen woningen ingepland.
5.3 Uitgangspunten
Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het consolideren van de bestaande situatie. Dit betekent dat de bestaande ruimtelijke opzet gehandhaafd zal blijven. De bestaande doorkijkjes naar het open landschap, zoals bijvoorbeeld het perceel tussen de woningen Molenweg 25a en 27, zullen worden gehandhaafd. Verder bestaan de ontwikkelingen waarin het plan voorziet, voornamelijk uit het in het plan opnemen van met vrijstelling vergunde activiteiten en bouwwerken (met name praktijkruimten). Met dit nieuwe bestemmingsplan ontstaat nu voor elke bewoner in Hierden Bosch een bestemmingsplanregeling die zoveel mogelijk in lijn is met de bestemmingsplanregelingen zoals die voor Hierden Dorp en het Buitengebied worden gehanteerd. Verder wordt rekening gehouden met de maatschappelijke ontwikkelingen in de loop der jaren. Dit uit zich in het plan door bijvoorbeeld flexibelere gebruiksmogelijkheden van de woning, zoals het toestaan van bed & breakfastmogelijkheden in de woning en/of mantelzorg. Daarnaast wordt het realiseren van paardenbakken bij burgerwoningen op enkele locaties mogelijk gemaakt.
5.4 Wonen
5.4.1 Ontwikkelingen
Bedrijvigheid aan huis
In de maatschappij is een trend waarneembaar in het starten van eigen ondernemingen aan huis. Woongebieden kunnen zo een belangrijke broedplaats worden voor startende bedrijvigheid. Hoewel (nog) gering in aantal, gaan ook steeds meer mensen thuiswerken. Deze ontwikkelingen stellen nadere eisen aan de woning. De beschikbare ruimte, de lichtinval en de inrichtingsmogelijkheden gaan een belangrijke rol spelen. Niet alleen heeft het werken aan huis gevolgen voor de woning, maar ook voor de woonomgeving. Binnen een woongebied worden deze gevolgen al gauw gezien als overlast, zoals het aantrekken van extra verkeer en het ontstaan van geluidsoverlast. Aan de andere kant kunnen met wonen verenigbare functies een bijdrage leveren aan de levendigheid en de sociale controle in het gebied. Aan huis gebonden beroepen worden in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het is wel belangrijk dat de woonfunctie uitgangspunt blijft. De bedrijvigheid is beperkt tot een maximum van 40% van het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de tot een bouwperceel behorende gebouwen tot een maximum van 75 m².
Paardenbakken
Landelijk gezien is de tendens dat steeds meer burgers paarden gaan houden, ook in de meer bebouwde gebieden. Een gevolg van het houden van paarden is de behoefte aan paardenbakken.
Paardenbakken hebben echter ruimtelijke gevolgen. Wat voorheen grasland en/of bosgrond was, wordt nu een bak met wit zand met soms opvallende omheiningen. Ook kan het gebruik overlast in de vorm van stof, licht, geluid en stank met zich meebrengen.
Uit jurisprudentie is gebleken dat paardenbakken veelal vergunningplichtige bouwwerken zijn. Dit betekent dat de aanleg van paardenbakken in principe niet is toegestaan, tenzij dit in het bestemmingsplan is geregeld. Om wildgroei te voorkomen is het van belang om regels te stellen waarbij rekening is gehouden bij inpassing in het landschap en het voorkomen van overlast richting derden.
In Hierden Bosch verschijnen ook steeds meer weidjes met paarden en/of paardenbakken, met name bij de villa's op percelen van minstens 1 hectare (ten zuiden van de Molenweg). Bij deze villa's zijn paardenbakken onder voorwaarden toegestaan. Deze percelen zijn dermate groot dat er voldoende ruimte is voor een paardenbak, zonder dat de omgeving daar last van heeft. In De Biest zijn paardenbakken niet wenselijk. De afstand tot omringende woonbebouwing is daar te beperkt. Paarden midden in een woongebied zijn daar in verband met de kans op overlast niet wenselijk.
Voor het bouwen van paardenbakken, gelden de volgende regels:
- 1. per bouwperceel is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
- 2. paardenbakken worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- 3. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m2;
- 4. het hekwerk rond de paardenbak mag niet hoger zijn dan 1,50 m;
- 5. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 50 meter vanaf een woning van derden;
- 6. verlichting in de vorm van lichtmasten is niet toegestaan.
Er is gekozen voor een oppervlakte van 800 m2, omdat dit de afmetingen zijn van een standaard paardenbak (20 m x 40 m).
Bed&Breakfast
Onder wonen is bed & breakfast mede begrepen. Met deze regeling voorziet de gemeente in een toenemende behoefte aan geschikte bed- en breakfastruimten. De voorwaarden voor het toestaan van Bed & Breakfast zijn mede gebaseerd op de in 2009 verschenen "Beleidsnotitie Bed & Breakfast" van het Platform Bed & Breakfast Nederland. Deze voorwaarden houden verband met de ruimtelijke consequenties die toelating van een verblijfsrecreatieve functie binnen de woonbestemming kan hebben en de gevolgen voor het toeristisch product in kwalitatieve zin.
Belangrijke voorwaarden zijn dat:
- 1. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat het een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- 2. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning of bijbehorende bouwwerken;
- 3. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
- 4. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie.
Mantelzorg
Ruim 2,6 miljoen Nederlanders zorgen langere tijd intensief voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Deze vorm van onbetaalde zorg heet mantelzorg en omvat dus niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen.
Mantelzorg is in woningen vanzelfsprekend toegestaan, in vrijstaande bijgebouwen echter niet. In dit bestemmingsplan is geregeld dat er ten behoeve van mantelzorg een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50 m². Daarnaast is mantelzorg toegestaan in een vrijstaande speciaal voor mantelzorg bedoelde tijdelijke unit.
5.4.2 Beheersmaatregelen
Voor Hierden Bosch is een onderscheid gemaakt in twee woongebieden, namelijk De Biest en De Duinen. De villa's op de kavels van meer dan 1 hectare hebben de bestemming 'Wonen - 1' gekregen en de overige villa's 'Wonen - 2'. Binnen beide bestemmingen vormt wonen de hoofdfunctie. Er is geen onderscheid gemaakt tussen tuin- en erfgedeelte. Alle gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Het hoofdgebouw is niet specifiek aangeduid. Wel is er een minimaal aan te houden afstand tot de perceelsgrenzen vastgelegd. De goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 meter en de bouwhoogte niet meer dan 12 meter. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
Er worden regels gesteld ten aanzien van gebruik en bebouwing. Er wordt ruimte gegeven aan het uitoefenen van met wonen verenigbare functies in de woning. Bijzonder gebruik is incidenteel door middel van een aanduiding mogelijk gemaakt, zoals praktijkruimte of kantoor.
5.5 Werken En Voorzieningen
5.5.1 Ontwikkelingen
Opheffen bedrijfsbestemming Molenweg 30
Op een deel van het perceel Molenweg 30 ligt een bedrijfsbestemming. De betreffende gronden zijn echter niet meer als zodanig in gebruik en de bouwkundige staat van de bedrijfsbebouwing is slecht. Het is dan ook wenselijk om de ontsierende bebouwing te slopen. In dat geval kan naast de bestaande boerderij (of dichtst bij de weg gelegen nieuw te bouwen eerste woning) een tweede ondergeschikte woning worden gerealiseerd. Deze tweede woning dient, net als een monumentaal erf, een ensemble te vormen met de eerste woning. De dichtst bij de weg gelegen woning is daarbij de belangrijkste. De tweede woning dient wat maat en vormgeving betreft daaraan ondergeschikt te zijn. De woning moet sober worden vormgegeven, geïnspireerd zijn op de oude schuren in het gebied en altijd 12 meter achter de voorgevel van de dichtst bij de weg gelegen eerste woning staan. Hierdoor wordt een nieuw erf gecreëerd dat wat opzet betreft vergelijkbaar is met een oud boerenerf. Om het karakter van een oud boerenerf te behouden en te versterken, zal de architectuur en de inrichting van het nieuwe erf verwijzen naar het agrarische verleden. Om dit te waarborgen zijn er beeldkwaliteitseisen geformuleerd, die voor de volledigheid en duidelijkheid in bijlage 6 in de Toelichting van het bestemmingsplan worden opgenomen. In een aparte procedure worden deze beeldkwaliteitseisen ter visie gelegd en vervolgens door de raad vastgesteld als welstandsbeleid. Deze beeldkwaliteitseisen zullen vervolgens als toetsingskader gaan dienen bij de bouwaanvraag voor de woningen.
Om dit te kunnen realiseren heeft het perceel op de verbeelding de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' gekregen. In de planregels zijn de voorwaarden voor wijziging opgenomen. Zo zijn er bijvoorbeeld ter plaatse 2 woningen op het perceel toegestaan en mag hiermee worden afgeweken van de bouwperceelseis van minimaal 2.100 m2 per villa. Om de ondergeschiktheid in woning tot uitdrukking te laten komen, heeft de tweede woning een lagere maximum goothoogte gekregen dan de eerste woning. De wijziging mag pas plaatsvinden als aan de in de regels genoemde voorwaarden is voldaan. Eén van de voorwaarden heeft betrekking op het meerjarenprogramma woningbouw. Toevoeging van één nieuwe woning dient te passen binnen de door burgemeester en wethouders gehanteerde prioritering binnen dit meerjarenprogramma, wat onder andere is gebaseerd op het tussen de provincie Gelderland en de regio Noord-Veluwe overeengekomen Kwalitatief Woningbouw Programma.
Bijdrage ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24, lid 1, sub a Wro
In de Structuurvisie 'Dorpsomgevingsplan Hierden' is onder meer voor onderhavig perceel bepaald dat toevoeging van een nieuwe woning c.q. rode ontwikkeling gepaard moet gaan met landschappelijke versterking. Het kleinschalige dorpse karakter van Hierden, dat nog de kenmerken heeft van een authentiek Veluws dorp, dient namelijk te worden bewaard en versterkt. Op deze wijze profiteert het hele dorp en omgeving van toevoeging van nieuwe bebouwing. Landschappelijke versterking wordt verlangd in de vorm van een bijdrage aan de in de Structuurvisie genoemde projecten. Het betreft hier een bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24 lid 1, sub a Wro ten behoeve van een landschapsversterkingsfonds. De hoogte van de landschapsbijdrage is gebaseerd op een inschatting van de daadwerkelijk te maken landschapsversterkingskosten in Hierden voor de komende 10 jaar. De regeling in genoemde Structuurvisie zal tenminste na genoemde 10 jaar worden vervangen door een nieuwe regeling.
Procedure/economische uitvoerbaarheid
Met de initiatiefnemers zal voordat het ontwerpwijzigingsplan ter visie wordt gelegd een anterieure overeenkomst worden afgesloten. Hierin wordt overeengekomen dat de gehele planontwikkeling voor rekening en risico van de grondeigenaar komt. Dit betekent onder andere dat de eigenaar verplicht is tot een bijdrage aan de ruimtelijke ontwikkeling ex artikel 6.24 lid 1, sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening ten behoeve van een landschapsversterkingsfonds. Ook dient de eigenaar eventuele planschadekosten en -vergoedingen voor zijn rekening te nemen die kunnen voortvloeien uit het in procedure te brengen plan. Voor deze planschadekosten en -vergoedingen geldt dat de eigenaar een voorschot dient af te dragen, eventueel in de vorm van een zekerheidsstelling (bankgarantie).
Daarnaast geldt dat de eigenaar een vergoeding betaalt voor het in behandeling nemen van het wijzigingsplan, de eventuele onderzoekskosten betaalt, evenals uiteraard de leges gemoeid met de vergunningaanvragen. Indien de anterieure overeenkomst is getekend wordt het ontwerpwijzigingsplan 6 weken ter visie gelegd. In deze periode kunnen zienswijzen bij de gemeente worden ingediend. De gemeente zal deze vervolgens beantwoorden en eventueel het ontwerpwijzigingsplan aanpassen. Het college van B&W zal uiteindelijk het wijzigingsplan vaststellen. Op basis van dit vastgestelde wijzigingsplan kan de omgevingsvergunning (bouwvergunning) worden verleend. Planologische medewerking kan niet worden verleend als een grondeigenaar niet bereid is een zogenaamde anterieure overeenkomst aan te gaan met de gemeente, waarin het hiervoor vermelde wordt geregeld. Het plan is in dat geval namelijk niet economisch uitvoerbaar.
5.5.2 Beheersmaatregelen
Parkhotel Hierden
Parkhotel Hierden heeft de bestemming horeca gekregen en is bestemd voor horecavoorzieningen in de categorie 1c die in bijlage 1 'Staat van horeca-activiteiten' zijn opgenomen, alsmede voor zalenverhuur in de categorie 2. De huidige situatie is met betrekking tot gebruik en bouwmogelijkheden opnieuw vastgelegd. Doordat de bestaande bouwrechten nog niet volledig zijn benut, zijn er nog uitbreidingsmogelijkheden op het perceel aanwezig. Deze uitbreidingsmogelijkheden mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.
5.6 Verkeer En Vervoer
Wat betreft verkeer en vervoer zal er niets wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. De wegen blijven ingericht als verblijfsgebied. De Molenweg behoudt haar doorstroomfunctie. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein.
5.7 Groen
Een belangrijke drager van de groenstructuur in Hierden Bosch is de Molenweg met zijn laanbeplanting. Vanuit deze drager is het wenselijk dat er groene verbindingen gemaakt worden in het plangebied die belangrijk zijn voor de ecologische waarde van het gebied. Hierdoor kunnen geïsoleerde groenelementen met elkaar worden verbonden en kan er migratie van fauna plaats vinden.
In het kader van het project de Hierdense Poort zal de net buiten De Biest liggende beekloop verlegd worden en een meer natuurlijker verloop worden gegeven.
Het bestemmingsplan veroorzaakt geen negatieve gevolgen voor de flora en fauna in en om het plangebied. De ecologische hoofdstructuur is door middel van een dubbelbestemming op de kaart opgenomen.
5.8 Water
5.8.1 Algemeen
Het plan ligt ten zuid oosten van de kern Hierden en ten noorden van de spoorlijn Zwolle - Amersfoort en de rijksweg A28. Het betreft een bosrijk gebied waarbij wonen en natuur een sterke relatie hebben. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging (niet meer) zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. De bodem is zandig en goed doorlatend.
5.8.2 Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is aan de noordwestzijde een watergang gelegen langs de Molenweg. Via deze watergang kan het ingezamelde water worden afgevoerd in noordelijke richting via meerdere watergangen naar het Veluwemeer. De watergang langs de Molenweg in het plangebied is gedeeltelijk verdwenen/vervaagd. Belangrijk hierbij is dat de aanwezige duikers in de watergangen gangbaar moeten zijn en blijven voor de afvoer. Datzelfde geldt voor de watergang gelegen langs de Wijtgraaf (noordelijke grens van dit plangebied). Deze watergang betreft een B-watergang (Waterschap Veluwe) en is schouwplichtig.
Door bij eventuele herinrichtingen of nieuwbouw de afkoppelbeslisboom toe te passen, geen uitlogende bouwmaterialen toe te passen en de DOB methode (Duurzaam OnkruidBeheer) toe te passen m.b.t. chemische bestrijdingsmiddelen heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit.
Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
5.8.3 Grondwater
In het noordelijk gedeelte van Hierden Bosch (De Biest) fluctueert het grondwaterpeil tussen de 1m en de 2m onder maaiveld. In de wintermaanden staat het grondwater hoger dan in de zomermaanden. Het zuidelijk gedeelte van Hierden Bosch (De Duinen) ligt relatief hoger. De grondwaterstanden liggen over het algemeen diep genoeg onder maaiveld om geen grote overlast te veroorzaken. In het gebied De Biest is tijdens de wintermaanden de grondwaterstand relatief hoger waarbij de bewoners enige grondwateroverlast ervaren. Daarbij komt dat dit gedeelte van het plangebied deels in de grondwaterfluctuatiezone ligt zoals de Provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Dit is een zone waarvan de drooglegging door grondwaterstijgingen op langere termijn kritisch kan worden. De aanwezigheid van de noordwestelijk gelegen watergang langs de Molenweg, het herstel van voormalige watergangen in het plangebied en overige toeleverende watergangetjes richting Veluwemeer hebben hier een grondwaterregulerende invloed op. Het belang van een blijvende afwatering via deze watergang(en) is dan ook van belang. Hierbij dienen ook de aanwezige duikers onder de dammen naar de woningen functionerend te blijven.
Grondwaterneutraal bouwen
Voor de bouw van eventuele ondergrondse ruimten (kelders) moet de grondwaterstand gedurende de uitvoeringsperiode mogelijk worden verlaagd. De constructie van de kelder(s) moet zodanig waterdicht worden uitgevoerd dat na de bouw in de gebruiksfase geen (permanente) grondwaterstandverlaging nodig is. Tevens betekent dit ook dat bij nieuwbouw het vloerpeil (bijvoorbeeld ophogen) of de bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloos) moet worden afgestemd op de grondwaterstand, zodat er geen permanente drainage nodig is. In de grondwaterfluctuatiezone betekent dit dat ook gekeken moet worden naar de toekomstige grondwaterstand.
5.8.4 Riolering (alleen vuilwaterriolering)
Het rioolstelsel van Hierden en het bijbehorende buitengebied is in principe ontworpen als een vuilwaterstelsel (alleen dwa-afvoer). Het huishoudelijk afvalwater wordt door middel van het vuilwaterrioleringsstelsel ingezameld en afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie op het industrieterrein Lorentz.
Het hemelwater van de wegen en daken en overig verhard oppervlak wordt niet ingezameld via de riolering maar direct geïnfiltreerd in de bodem. Door toepassen van de afkoppel beslisboom wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.
5.8.5 Natuur
HEN-water
Direct naast Hierden Bosch in oostelijke richting is het natuurgebied Hierdensche Poort gelegen, waarbinnen een sterke relatie is tussen de natuur en water (beleving). De Hierdensche Poort ligt in het stroomgebied van onder andere de Hierdensche Beek. Onder andere deze beek is aangewezen als HEN-water. De Hierdensch Beek bevindt zich binnen de Ecologische Hoofdstructuur en vormt een groene verbinding tussen het randmeer en de Veluwe.
Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.
5.8.6 Waterveiligheid
Het maaiveld in het plangebied ligt boven de +2 mNAP waarmee ook op lange termijn de veiligheid tegen overstroming vanuit oppervlaktewater is gegarandeerd.
5.8.7 Procedures
Voor de wateraspecten wordt een watertoets doorlopen. Hierbij zijn de van belang zijnde wateraspecten die zijn gehanteerd bij de "Watertoets Voorontwerp Structuurplan Harderwijk 2020" geselecteerd. Deze wateraspecten zijn uitgewerkt in het concept watertoetsdocument voor Hierden Bosch, dat is voorgelegd aan het Waterschap Veluwe.
Voor deze watertoets Hierden Bosch heeft op 15 april 2011 telefonisch overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Harderwijk en Waterschap Veluwe. Het waterschap heeft de wateraspecten beoordeeld en heeft een aanvulling aangegeven over het grondwaterneutraal bouwen. Deze aanvulling is in de tekst opgenomen. Voor het overige kan het waterschap zich vinden in het opgestelde watertoetsdocument. De verschillende onderdelen van dit watertoetsdocument zijn opgenomen in dit plan.
Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.
5.9 Archeologie
5.9.1 Archeologie
Op onbebouwde terreinen zoals erven en de openbare ruimte is de kans op het aantreffen van archeologische waarden vooral in het gebied tussen de Molenweg en de Paasloweg erg groot (zie paragraaf 4.2.3). In zuidelijke richting naar de A28 en de spoorlijn neemt de verwachtingswaarde, met uitzondering van twee locaties langs de Parallelweg, af.
Het relevante archeologie en monumentenbeleid is reeds beschreven in paragraaf 3.4. Voor het
gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde is bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 0,3 meter met een onderzoekplicht belast. Voor het gebied met een middelhoge verwachting geldt een onderzoeksplicht voor bodemingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 0,3 meter. Dit gebeurt door het opleggen van een dubbelbestemming 'waarde - archeologie' met bijbehorende bouwregels en de verplichting te beschikken over een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk.
5.9.2 Monumenten
In het plangebied bevinden zicht twee gemeentelijke monumenten, namelijk Molenweg 32 en Wijtgraaf 34. Deze monumenten worden sectoraal beschermd op grond van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijk monumentverordening.
5.10 Ecologie
Op grond van deze wet is het kort gezegd verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijke te verontrusten, nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Het onderhavige bestemmingsplan heeft nauwelijks een ontwikkelend karakter. Waar sprake is van nieuwe ontwikkelingen dient vooraf getoetst te worden aan het gestelde in de Flora- en faunawet.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied worden beheerd en eventueel worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voor zover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk.
6.1.1 Uitgangspunten
Van groot belang is dat het bestemmingsplan en de verbeelding goed (af-)leesbaar is voor zowel de bewoners als de gemeente zelf. Dit is des te belangrijker, nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar worden gesteld. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder al teveel afwijkingsprocedures.
Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie. Voorkomen moet worden dat te gedetailleerd wordt bestemd, waar dat niet nodig is. In Hierden Bosch zijn de bouwvlakken ruim getrokken en is de bijbehorende juridische regeling ook flexibel.
6.1.2 Juridische regeling
Het is zaak om voor de bestaande en de toekomstige bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen, die zoveel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.
Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan ruimere mogelijkheden in de vorm van binnenplans afwijken van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning.
6.1.3 Afwijken van de regels
In een bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen inzake afwijking van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning. Deze afwijkingen van de regels zijn bedoeld om de nodige flexibiliteit in het plan te brengen, zodat kan worden gereageerd op onvoorziene omstandigheden. Het gaat daarbij om relatief kleinschalige ruimtelijke ingrepen. Bij grotere ingrepen ligt het voor de hand een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, of tot een planherziening te komen. Algemene regels voor afwijken in het plan betreffen:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken in het openbaar gebied. Deze mogen een hoogte hebben van maximaal 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 25 m². Het betreft bouwwerken ten dienste van het openbaar nut;
- b. bouw van erkers, balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken aan de voorgevel met een diepte van maximaal 1,50 meter;
- c. bouwen van antennes met een bouwhoogte van maximaal 25 meter;
- d. de maatvoering. De maatvoering van bouwwerken mag afwijken met ten hoogste 10%.
6.1.4 Verbeelding
De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft informatie waaruit kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.
6.2 Algemene Uitgangspunten
Voor het bestemmingsplan 'Hierden Bosch' worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- de bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planregels. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen;
- er is sprake van meer en minder gedetailleerde bestemmingen. Binnen de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven, welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan. Binnen de bestemming Wonen vallen alle eengezinswoningen, alsmede de tuinen, verhardingen en erftoegangswegen;
- om de globaliteit van de bestemmingen niet ten koste te laten gaan van de ruimtelijke kwaliteit en de rechtszekerheid, is gebruik gemaakt van bouwvlakken.
6.3 Bestemmingsbepalingen
In de regels is het beschreven beleid vertaald in de bestemmingsbepalingen. De volgende bestemmingen worden in het plan onderscheiden:
- Bedrijf
- Horeca
- Verkeer;
- Wonen - 1;
- Wonen - 2;
- Wonen - 3;
- Waarde – Archeologie 1;
- Waarde – Archeologie 2;
- Waarde - Natuur en Landschap
Bij elk van deze bestemmingen zal in deze paragraaf een korte toelichting worden gegeven omtrent doel en inhoud.
6.3.1 Bedrijf
Het voormalige bouwbedrijf op het perceel Molenweg 30 heeft de bestemming 'Bedrijf' met een wijzigingsbevoegdheid gekregen. Als gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid, dan wordt de bedrijfsbestemming van de verbeelding verwijderd als de bestaande bedrijfsopstallen worden gesloopt. Ter plaatse mag dan een ondergeschikte tweede woning worden gebouwd.
6.3.2 Horeca
De gronden van het Parkhotel Hierden zijn in gebruik als vakantiehotel met bijbehorende voorzieningen. Omdat de accommodatie naast de hotelkamers ook nog beschikt over diverse ruimten die geschikt zijn voor vergaderingen en (zakelijke) bijeenkomsten, hebben de gronden de bestemming 'Horeca' gekregen. Op het perceel zijn uitsluitend horecabedrijven in de categorie 1c toegestaan, alsmede zalenverhuur in de categorie 2 (zie bijlage "Staat van Horeca-activiteiten" in de regels) en één bedrijfswoning.
De gronden rondom het parkhotel hebben de aanduiding 'bos' gekregen. Hierdoor blijft het boskarakter en de natuurwaarden ter plaatse zoveel mogelijk behouden. Op de gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen worden gerealiseerd.
6.3.3 Verkeer
Hierin vallen de wegen met een doorstroomfunctie. Voor Hierden Bosch gaat het dan om de Molenweg. De verkeersfunctie gaat binnen deze bestemming voor de verblijfsfunctie.
6.3.4 Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3
Voor Hierden Bosch is een onderscheid gemaakt in twee woongebieden, namelijk De Biest en De Duinen. De villa's op de kavels van meer dan 1 hectare hebben de bestemming 'Wonen - 1' gekregen en de overige villa's 'Wonen - 2'. Voor beide bestemmingen geldt dat de gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd. De goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 meter en de bouwhoogte niet meer dan 12 meter. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 100 m². Door middel van een omgevingsvergunning zou ook op deze gronden maximaal 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken kunnen worden gerealiseerd.
In de regels is een sloopregeling opgenomen met betrekking tot de sloop van bijgebouwen en het vervolgens toestaan van meer oppervlakte aan bijgebouwen dan volgens het bestemmingsplan toegestaan is. Hierdoor kan er een kwaliteitsverbetering ter plaatse optreden en kunnen bewoners tegelijkertijd meer oppervlakte aan bijgebouwen realiseren dan maximaal is toegestaan. Deze regeling houdt globaal gezegd in dat de helft van het aantal te slopen vierkante meters aan bijgebouwen in nieuwbouw mag worden teruggebouwd, waarbij de oppervlakte nooit meer mag bedragen dan 250 m2. In onderstaande tabel zijn enkele rekenvoorbeelden opgenomen. Voor andere oppervlakten dient een berekening te worden gemaakt.
Totale oppervlakte bijgebouwen (m2) | 200 | 225 | 250 | 300 |
Oppervlakte sloop bijgebouwen (m2) | 100 | 150 | 200 | 150 |
Resterende oppervlakte (m2) | 100 | 75 | 50 | 150 |
Maximum toegestane oppervlakte (m2) | 100 | 100 | 100 | 100 |
Maximum toegestane oppervlakte na sloopregeling (m2) | 150 | 137 | 175 | 225 |
Onder de woonbestemming valt ook het openbare verblijfsgebied rondom de woningen. Het verblijfskarakter in deze gebieden staat voorop. De doeleinden binnen deze bestemming zijn onderling uitwisselbaar, zodat in de toekomst, op een flexibele wijze, tot de meest wenselijke inrichting van het openbare verblijfsgebied kan worden gekomen.
Voor beide bestemmingen zijn ook nog specifieke regels opgenomen. Zo geldt voor de gronden met de bestemming 'Wonen - 1' dat per afzonderlijk bouwperceel de oppervlakte ten minste 1 ha moet bedragen en dat er per hectare maximaal 1 woning mag worden gebouwd. De afstand van de bebouwing tot elke bouwperceelgrens bedraagt ten minste 20 meter, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is. De medische praktijkruimte de Berekuyl is apart op de verbeelding aangeduid. Paardenbakken mogen onder voorwaarden worden gerealiseerd.
Op de gronden met de bestemming 'Wonen - 2' geldt dat per afzonderlijk bouwperceel de oppervlakte ten minste 2.100 m2 moet bedragen en dat er maximaal 1 woning mag worden gebouwd. Op de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' mogen er buiten het bouwvlak bijgebouwen worden gebouwd. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 7,50 meter en tot de achterste perceelgrens ten minste 12 meter. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot elke perceelgrens bedraagt ten minste 3 meter, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
Het perceel Molenweg 30 heeft een wijzigingsbevoegdheid gekregen. Als de voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, mag er op dit perceel onder voorwaarden een extra woning worden gebouwd. Het aantal woningen op het perceel bedraagt dan 2. De bestemming van het perceel Molenweg 30 wijzigt dan naar "Wonen - 3". Hierdoor blijft de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd. De bestemming "Wonen - 3" heeft namelijk een beperktere regeling met betrekking tot bijbehorende bouwwerken. Om dezelfde reden wordt ook het perceel Molenweg 25 /Zomerweg 2a van deze bestemming voorzien.
6.3.5 Waarde - Archeologie 1
Voor de bescherming van mogelijk archeologische waarden in het plangebied is deze dubbelbestemming opgenomen. Het betreft de gebieden die op de Archeologische Verwachtingskaart aangeduid zijn als hoge archeologische waarde. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij gebieden groter dan 100 m². Dit geldt met name voor het noordelijk deel van De Duinen, tussen de Molenweg en de Paasloweg.
6.3.6 Waarde - Archeologie 2
Ter bescherming van de gebieden met een middelhoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische waarden is een tweede dubbelbestemming opgenomen. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij gebieden groter dan 1.000 m². Dit geldt met name voor het zuidelijk deel van De Duinen, tussen de Paasloweg en de spoorlijn.
6.3.7 Waarde - Natuur en Landschap
De gronden die binnen de ecologische hoofdstructuur liggen, alsmede de gronden tussen de woning Molenweg 38 en de weg hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur en Landschap' gekregen. Naast de woonfunctie is het behoud, ontwikkeling en herstel van de aan de gronden eigen zijnde landschappelijke en natuurlijke waarde van groot belang.
6.4 Verantwoording Handboek Harderwijk
De regels van dit bestemmingsplan zijn zoveel mogelijk opgesteld aan de hand van de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2012-01. De woonbestemming uit dit Handboek is gericht op de woonwijken in Harderwijk. Echter doordat Hierden Bosch een geheel eigen, karakteristiek woongebied is dat nergens anders in Harderwijk voorkomt, is er voor dit gebied een eigen woonbestemming gemaakt, die afwijkt van de woonbestemming in het handboek. Er is onderscheid gemaakt tussen het woongebied ten noorden van de Molenweg en ten zuiden van de Molenweg. Elk gebied heeft namelijk een eigen karakteristiek.
6.5 Handhaving
Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist, dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.
In het collegeprogramma van het college van burgemeester en wethouders 2002-2006 wordt vermeld, dat er een nota integrale handhaving wordt opgesteld, waarin programmatisch handhaven centraal zal staan, met nadrukkelijk aandacht voor de personele capaciteit. Met deze uitspraak is een proces op gang gezet om de handhaving binnen de gemeente Harderwijk te verbeteren. Dit heeft in 2005 geleid tot een gemeentelijke Nota integrale handhaving, die de instemming heeft van het college van burgemeester en wethouders.
In de nota wordt gewerkt met zes handhavingsthema's; een van deze thema's is 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening'. Eveneens is voor alle handhavingsthema's een meerjaren handhavingsprogramma opgesteld. In het handhavingsprogramma 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening' wordt per taak de huidige kwaliteit beschreven en vervolgens de ambitie vastgelegd met de benodigde actie en de eventuele extra benodigde capaciteit en dekking.
Zo wordt geconstateerd dat verouderde bestemmingsplannen de handhaving bemoeilijken, hetgeen de ambitie oplevert te komen tot goede, handhaafbare actuele bestemmingsplannen, inclusief voorschriften. Het thans voorliggende bestemmingsplan is daarvan een sprekend voorbeeld. Ook op het gebied van toezicht op de naleving van de regelgeving, worden duidelijke ambities neergezet.
Zo zal ten aanzien van de controles op bouwen zonder vergunning of strijdig gebruik worden gewerkt met duidelijke, door het bestuur vastgestelde, kaders en prioritering en zal er sprake zijn van inbedding van structurele gebiedscontroles op illegale activiteiten. In dit kader is in 2008 het handhavingsbeleid bouwregelgeving door de raad vastgesteld. In dit beleid is opgenomen dat gronden en opstallen gebruikt moeten worden volgens de bestemming zoals die daaraan in het bestemmingsplan is gegeven. Is er sprake van strijdig gebruik dan is het aan de gemeente om het illegale gebruik op te sporen en zonodig handhavend op te treden volgens de prioritering in dit beleid.
Hoofdstuk 7 Kostenverhaal En Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Kostenverhaal
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12 Wro) rust op de gemeente de verplichting indien er sprake is van een bouwplan (artikel 6.1.2 Besluit ruimtelijke ordening) de kosten te verhalen die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, indien:
- het kostenverhaal anderszins is verzekerd;
- het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
- en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk is;
Kostenverhaal is in deze situatie niet van toepassing omdat het een consoliderend bestemmingsplan betreft en er geen sprake is van een bouwplan.
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een consoliderend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), brengt dit bestemmingsplan voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan "Hierden Bosch" heeft vanaf 6 oktober 2011 zes weken ter inzage gelegen in het kader van inspraak. Tijdens deze termijn zijn acht inspraakreacties ingediend. In het document "Eindverslag inspraak" zijn de inspraakreacties samengevat en van een antwoord voorzien. Dit document is als bijlage 4 opgenomen bij deze toelichting. De reacties geven aanleiding het bestemmingsplan aan te passen. Voor de inhoud van de inspraakreacties en de beantwoording daarvan wordt vewezen naar de bijlage.
8.2 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Bro wordt bij een ligt vooroverleg gepleegd met de betrokken overheden. Daarnaast is het in Harderwijk te doen gebruikelijk vooroverleg te voeren met andere betrokken partijen en instanties. Er zijn reacties ontvangen van de provincie Gelderland, VROM-Inspectie, Gasunie, Waterschap Veluwe en de Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland, cluster Veluwe west (VNOG). Van de overige aangeschreven reacties is geen reactie ontvangen. De reacties hebben uitsluitend geleid tot een wijziging in de toelichting van het bestemmingsplan. In het document "Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro" zijn alle aangeschreven instanties opgenomen. De ontvangen reacties zijn samengevat en van commentaar voorzien. Dit document is als bijlage 5 bij deze toelichting toegevoegd.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Categorie 1 'lichte horeca'
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a - aan de detailhandel verwante horeca:
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur;
1b - overige lichte horeca:
- bistro;
- restaurant;
- hotel;
1c - bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:
- bedrijven in subcategorie 1a en 1b met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (onder andere chinees, pizzeria), uitgezonderd drive-in-/fastfoodrestaurants (onder andere McDrive) en andere bezorg- en afhaalservices, die in hoofdzaak afhankelijk zijn van hun aanrijfunctie.
Categorie 2 'middelzware horeca'
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht zijn geopend en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 'zware horeca'
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Bijlage 1 Milieugebiedsvisie Buitengebied
Bijlage 1 Milieugebiedsvisie Buitengebied
Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid A28
Bijlage 2 Onderzoek externe veiligheid A28
Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid Gasleiding
Bijlage 3 Onderzoek Externe veiligheid gasleiding
Bijlage 4 Eindverslag Inspraak
Bijlage 4 Eindverslag inspraak
Bijlage 5 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 5 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro