Chw bestemmingsplan Buitengebied
Bestemmingsplan - Gemeente Hattem
Vastgesteld op 05-06-2023 - deels in werking
Hoofdstuk 1 Begrippen En Wijze Van Meten
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het Chw bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Hattem
1.2 Chw bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0244.bpChwBuitengebied-0003 met de bijbehorende regels en bijlagen
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft
1.6 aan-huis-verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan huis verbonden beroep - waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden
1.7 aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, geen gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij
1.9 agrarisch grondgebruik
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig in gebruik zijn, daaronder ook begrepen de teelt van vruchtbomen tot een periode van maximaal 3 jaar en onderstammen met jaarlijks terugkerende opgaande teelt
1.10 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf waarbinnen arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven
1.11 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde
1.12 bar
een horecabedrijf dan wel een onderdeel van een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit verstrekt
1.13 bar-/dancing
een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs
1.14 bassin
een voorziening voor de opslag van mest of (percolaat)water ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten
1.15 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde
1.16 bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd
1.17 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd
1.18 (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting
de verwerking van op het bedrijf zelf geproduceerde en van andere bedrijven aangevoerde mest, waaraan eigen en/of van derden afkomstige co-substraten (bijvoorbeeld maïs) worden toegevoegd. Het digestaat (restproduct) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd
1.19 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf
1.20 bedrijfsmatige activiteit
een activiteit die bedrijfsmatig wordt uitgevoerd en die kan leiden tot te voorkomen en/of te beperken invloed op de omgeving, waaronder een bedrijf, een kantoor, detailhandel, dienstverlening, horeca en maatschappelijke voorzieningen
1.21 bedrijfsmatige exploitatie van recreatieverblijven
het door middel van een bedrijf beheren en/of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij geldt dat daar permanente wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden aangeboden
1.22 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de winkelvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke
1.23 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin of een daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm van) één persoon, wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is
1.24 bed & breakfast
bedrijfsmatige voorziening die gericht is op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch recreatieve activiteiten, het betreft het tegen betaling aanbieden van logies en ontbijt aan derden
1.25 belemmeringenstrook
een strook grond ter plaatse van en aan weerszijden van de hoogspanningslijn of -kabel of gastransportleiding die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de leiding te kunnen garanderen
1.26 beperkt kwetsbaar object
een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen
1.27 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, daaronder vallen niet bouwwerken die bestaan op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan
- b. bestaand gebruik: het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan
1.28 bestaande situatie (stikstofdepositie)
- a. de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit Chw bestemmingsplan op grond van:
- 1. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, lid 2 van de Wet Natuurbescherming, of
- 2. een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt, of
- b. indien een vergunning als bedoeld onder a ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik
1.29 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
1.30 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.31 bijgebouw
een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist
1.32 boerderijvergisters
vergisters waarin de mest van uitsluitend het eigen agrarisch bedrijf, al dan niet met co-vergistingsmateriaal, vergist wordt (mono- of co-vergister). Hieruit vloeit voort dat het benodigde ruimtebeslag voor deze installatie beperkt is. Bij boerderijvergisters wordt de vergisting als een onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering beschouwd
1.33 boomteelt
de teelt van boomkwekerijgewassen, zoals laanbomen, klimplanten, rozen en buitenrozen, coniferen, sierheesters, kerstbomen, heidesoorten, bos en haagplantsoen. Hieronder niet begrepen de teelt van vruchtbomen tot een periode van maximaal 3 jaar en onderstammen met jaarlijks terugkerende opgaande teelt
1.34 bosbouw
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie
1.35 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk
1.36 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder
1.37 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten
1.38 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel
1.39 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten
1.40 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond
1.41 centrale voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein als geheel, zoals een kampwinkel, voorzieningen voor sport, spel en ontspanning, dienstverlening, een kantine/restaurant en een ontvangstkantoor
1.42 cultuurgrond
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden
1.43 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt
1.44 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw
1.45 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit
1.46 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting
1.47 discotheek
een gebouw waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk gericht is op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken
1.48 educatief medegebruik
een gebruik van gronden en bouwwerken gericht op het overbrengen van kennis dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan
1.49 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond
1.50 eerste verdieping:
tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen
1.51 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woonhuis of een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw
1.52 erfbeplanting
opgaande beplanting, zijnde bomen en struiken, die een scherm vormt op of binnen de grens van een bouwperceel waarop bebouwing voorkomt of die verspreid over een dergelijk bouwperceel voorkomt, en welke beplanting mede bepalend is voor de inpassing van de betreffende bebouwing in het landschap
1.53 erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling
1.54 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal
1.55 evenement
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.
1.56 extensief dagrecreatief medegebruik
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik, niet zijnde een gebruik met paramotoren
1.57 fruitteelt
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen
1.58 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
1.59 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar
1.60 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg
1.61 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder
1.62 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld
1.63 groepsaccommodatie
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw bestemd voor recreatief (nacht-)verblijf van groepen van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers
1.64 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een bedrijfsvoering gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee, nader te onderscheiden in:
- a. land- en tuinbouw op open grond; de teelt van gewassen op open grond daaronder begrepen, uitgezonderd bosbouw, sierteelt en fruitteelt
- b. veehouderijbedrijf op open grond; het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel met gebruikmaking van de open grond
1.65 hobbymatig agrarisch grondgebruik
niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik
1.66 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die groter is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of op grond van dit plan is vastgesteld in Hoofdstuk 6
1.67 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmeting dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken
1.68 horecabedrijf
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie
1.69 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht
1.70 huishouden
één of meer personen die een huishouding voert, waarbij, indien er sprake is van meerdere personen, continuïteit in de samenstelling van de bewoners is en onderlinge verbondenheid tussen de bewoners
1.71 intensief kwekerijbedrijf
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een champignonkwekerij, een witlofkwekerij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht
1.72 intensief veehouderijbedrijf
een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, op de wijze van een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden, dan wel daarmee gelijk te stellen dierenhouderijen waarbij grond vereist is voor de wijze van bedrijfsvoering
1.73 internetverkoop
een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:
- a. de transactie via internet tot stand komt
- b. ter plaatse alleen opslag en distributie plaatsvindt
- c. afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt
1.74 kamergewijze verhuur
het verschaffen van woonverblijf in één (gedeelte van een) gebouw middels één of meer wooneenheden
1.75 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan, een trekkershut of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf
1.76 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf
1.77 kamperen
gebruik van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf
1.78 kamphuis
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw bestemd voor recreatief (nacht-)verblijf van groepen van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers
1.79 kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen
1.80 kas
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten
1.81 kleinschalige duurzame energiewinning en -opslag
winning en opslag van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning, opslag en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte
1.82 kwekerijbedrijf
een bedrijf met een bedrijfsvoering die in hoofdzaak is gericht op tuinbouw, waarbij de productie geheel of gedeeltelijk in kassen en/of warenhuizen plaatsvindt
1.83 landschappelijke waarden
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied
1.84 maaiveld
het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht
1.85 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en opvang, alsook productiegebonden detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen
1.86 manege-activiteiten
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen)
1.87 meetverschil
het door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens
1.88 milieusituatie
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden, externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt
1.89 mobiel kampeermiddel
een kampeermiddel in de vorm van een tent, kampeerauto of toercaravan
1.90 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Wet natuurbescherming of de opvolger daarvan
1.91 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf
1.92 normaal agrarisch gebruik
het gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden
1.93 normaal onderhoud
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren
1.94 nutsvoorzieningen
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;
1.95 ondergeschikte detailhandel
detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft
1.96 ondergeschikte horeca
het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse, in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit
1.97 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een eigen constructie met maximaal één wand
1.98 peil
- a. indien op land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de door of namens het bevoegd gezag vastgestelde hoogte;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- b. indien op of over het water wordt gebouwd:
- 1. het door of namens het bevoegd gezag vastgestelde peil
1.99 perifere detailhandel
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen
1.100 permanente bewoning
het gebruik van een recreatieverblijf als hoofdverblijf, daaronder mede begrepen tijdelijke bewoning
1.101 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie
1.102 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding
1.103 recreatiewoning
een gebouw, geen stacaravan zijnde, al dan niet met vaste fundering, dat dient als recreatief verblijf, waarvan de gebruikers hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben
1.104 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten
1.105 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar
1.106 sier- en boomkwekerijbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, zoals bomen, heesters en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, of gericht op het voortbrengen van vruchtbomen, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt
1.107 silo
een bouwwerk ten behoeve van agrarische opslagdoeleinden
1.108 stacaravan
een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing als bouwwerk is aan te merken
1.109 statische opslag
opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden. Hieronder wordt onder andere verstaan de opslag van (antieke) auto's, boten en caravans, maar ook opslag van agrarische producten en/of stalling van agrarische machines
1.110 teeltondersteunende kassen
kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt ter verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of ten behoeve van het voorkomen van schade door vorst
1.111 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen (niet zijnde kassen) in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden, zoals hagelnetten
1.112 toeristische standplaats
het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, dat slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken (maximaal drie maanden) op het kampeerterrein aanwezig is
1.113 trekkershut
een gebouw met een eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten
1.114 tunnelkas
elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten
1.115 tweede woning
het gebruik van een recreatieverblijf anders dan door middel van bedrijfsmatige exploitatie, waaronder begrepen het gebruik van een recreatieverblijf door één vaste gebruiker of groep van gebruikers
1.116 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist
1.117 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, die als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s)
1.118 voorkeurgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder
1.119 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk, en/of de daarvoor benodigde stoffen
1.120 weg
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden
1.121 windturbine
een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie
1.122 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden
1.123 woningomzetting
het omzetten van een (woon)functie naar één of meer woningen of één of meer wooneenheden (voor kamergewijze verhuur) hieronder wordt tevens verstaan het omzetten van één of meer wooneenheden naar één of meer woningen
1.124 woningsplitsing
het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen
1.125 wooneenheid
een onzelfstandig gedeelte van een gebouw met een woonfunctie voor kamergewijze verhuur voor de huisvesting van één huishouden
1.126 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst
1.127 zonnepark
een aaneengesloten gebied dat is voorzien van zonnepanelen, grondgebonden of op water
1.128 zorgwoning
een woning waar zorg verleend kan worden
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk
2.6 de breedte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren
2.7 de ashoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine
2.8 de tiphoogte van een windturbine
de ashoogte van een windturbine vermeerderd met de helft van rotordiameter
Hoofdstuk 2 Ambities En Functietoedeling
Artikel 3 Poldergebied
Dit artikel is van toepassing op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - poldergebied'.
Het buitengebied van Hattem wordt niet “op slot” gezet. Ontwikkelingen moeten mogelijk blijven. Belangrijk is dat deze ontwikkelingen op een goede manier worden ingepast in de landschappelijke structuur en dat de effecten op aspecten als beleving, natuurwaarden en gebruik worden geminimaliseerd. Noordwestelijk van de stad Hattem ligt het polderlandschap. Het gebied kenmerkt zich door een open landschap met zicht op het Veluwemassief, is begrensd door de A50/N50 in het westen en door de Geldersedijk in het oosten. De Zuiderzeestraatweg en de rijksweg A28 met knooppunt Hattemerbroek doorkruisen het gebied. Aan de zuidzijde wordt het Poldergebied begrensd door de twee spoorlijnen in het deelgebied, de spoorlijn tussen Zwolle en Amersfoort (Veluwelijn) en de Hanzelijn tussen Zwolle en Lelystad.
Het Poldergebied is een grootschalig, open gebied met lijnvormige beplantingen langs rechte wegen en waterlopen. Op de oeverwal (Geldersedijk) is meer afwisseling in openheid en geslotenheid van het landschap. Kleinschaliger woningen en agrarische bedrijven zijn aan de dijk te vinden. Opvallend element is de zandafgraving aan de Oostersedijk die is gevuld met water. Het zuidwestelijke deel heeft een bijzondere positie, ingeklemd tussen A28, Hanzelijn en de IJssel. De Zuiderzeestraatweg is hier van oudsher het verbindende element, waaraan een kleine kern ontwikkeld is. De ambitie voor het Poldergebied is het versterken van de huidige eigenschappen: het productielandschap met een open karakter en een polderlandschap waar voor grote schaal geen plaats meer is. Het Poldergebied blijft in hoofdzaak een agrarisch gebied met alleen op de bestaande bouwpercelen ruimte voor nieuwe rode functies. Het gaat hier om functieverandering van (agrarische) bedrijven na bedrijfsbeëindiging (rood voor rood) naar maatschappelijke functies, zorg, wonen en recreatie, uitbreiding van functies op de bestaande percelen en nieuwe maatschappelijke functies, zorg, wonen en recreatie. In het gebied is ruimte voor de duurzame opwekking van zonne-energie (zonneparken) en kleinschalige windenergie bij bouwpercelen of lijninfrastructuur (conform het gemeentelijk beleid voor duurzaamheid).
In de omgevingsverordening van de provincie Gelderland is aangegeven dat het buitengebied van Hattem is aangewezen als deel van het Nationaal Landschap. De kernkwaliteiten van dit gebied zijn beschreven in het document 'Landschapontwikkeling: inspiratiebron voor denkers en doeners' van de provincie Gelderland. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen 58 deelgebieden verspreid over de provincie. Het Poldergebied ligt binnen het deelgebied 46, 'Hattem'. In het document 'Landschapsontwikkeling' wordt dit deelgebied beschreven als een gebied met sterke contrasten tussen gesloten en open landschappen met grote hoogteverschillen. Verder wordt het gebied gekenmerkt door de pittoreske hanzestad Hattem en richt het gebied zich daarnaast op de stad Zwolle. Ontwikkelingen binnen het poldergebied moeten zich daarom voegen naar de randvoorwaarden uit het afwegingskader voor de ruimtelijke inpassing. Deze sluiten aan bij de hiervoor beschreven uitgangspunten van de provinciale omgevingsverordening voor het Nationale Landschap.
Het Poldergebied kenmerkt zich door overwegend agrarisch grondgebruik. Her en der verspreid binnen het gebied liggen enkele bedrijven waar agrarisch gerelateerde werkzaamheden worden uitgevoerd (een wormenkwekerij en fourage- en mesthandel). Hier en daar wordt ook een bed & breakfast uitgebaat. Het Poldergebied wordt door de snelwegen A28 en A50/N50 en de spoorwegen Hanzelijn en Veluwelijn doorsneden. Het noordelijke deel van het poldergebied, ten noorden van de A28, wordt daarbij relatief minder beïnvloed dan het zuidelijke deel en ten zuiden van de A28. In het Poldergebied is ruimte voor de boer, er is onder voorwaarden uitbreiding mogelijk, maar wel zodanig dat er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.
Het gemeentelijke gezondheidsbeleid bevordert behoud en aanleg van groen en een beweegvriendelijke inrichting van het buitengebied. In het beleidskader Hernieuwbare Energie is aangegeven dat Hattem inzet op opwekking van elektriciteit door zon en wind. Het poldergebied biedt ruimte voor zonneweiden, zonnepanelen op daken en kleine windturbines bij (agrarische) bedrijven. Initiatieven mogen het gebruik van het gebied door weidevogels niet verstoren; zij mogen fourageerroutes niet doorsnijden, geen gevolgen hebben voor het waterpeil of de rust verstoren. Boomgaarden, plukweiden, landschapswinkels en boerderijcampings zijn welkom.
Artikel 4 Kernrand
Dit artikel is van toepassing op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand'.
Het buitengebied van Hattem wordt niet “op slot” gezet. Ontwikkelingen moeten mogelijk blijven. Belangrijk is dat deze ontwikkelingen op een goede manier worden ingepast in de landschappelijke structuur en dat de effecten op aspecten als beleving, natuurwaarden en gebruik worden geminimaliseerd. De Kernrand vormt een waardevol landschap tussen de hoger gelegen Veluwe en het strak verkavelde landschap. Deze kenmerkende overgang met een open landschap van linten en kleinschalige activiteit in de vorm van doorzichten vanuit het noorden over de enken naar de Veluwe moet worden behouden en zo mogelijk worden versterkt. Het doel is om de enken open te houden. Het weidegebied aan de noordzijde van stad blijft open. Hier is ruimte voor waterberging en natuurontwikkeling, in combinatie met recreatieve routes (ommetjes). In het halfopen Kampenlandschap is het doel gericht op het versterken/herstellen van het kampenlandschap. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, mits ze bijdragen aan een duidelijke ruimtelijke / landschappelijke kwaliteitsverbetering en dat er natuurinclusief wordt gebouwd. Daarbij wordt gedacht aan het ontwikkelen van landschappelijke structuren als hagen, houtwallen en/of bomenrijen/-lanen langs de wegen. Dit is ook goed voor de biodiversiteit.
Belangrijk is daarbij om de binnengebieden open en vrij van verrommeling te houden, maar ook de levendigheid van het gebied met onder andere kleinschalige bedrijvigheid ruimte te kunnen bieden. Bebouwing in een passende maat en schaal, met streekeigen architectuur is de leidraad. Kleine ommetjes maken het landschap meer toegankelijk en meer beleefbaar.
In de omgevingsverordening van de provincie Gelderland is aangegeven dat het buitengebied van Hattem is aangewezen als deel van het Nationaal Landschap. De kernkwaliteiten van dit gebied zijn beschreven in het document 'Landschapontwikkeling: inspiratiebron voor denkers en doeners' van de provincie Gelderland. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen 58 deelgebieden verspreid over de provincie. De Kernrand ligt binnen de deelgebieden 42, 'Veluwemassief oost' en 46, 'Hattem'. In het document 'Landschapsontwikkeling' wordt deelgebied 42 beschreven als de groene long van Nederland. Dit gebied met grootschalig besloten boslandschap wordt in de Kernrand gecombineerd met deelgebied 46 dat wordt gekenmerkt door sterke contrasten tussen gesloten en open landschappen met grote hoogteverschillen. Verder wordt het gebied gekenmerkt door de pittoreske hanzestad Hattem en richt het gebied zich daarnaast op de stad Zwolle. Het kernrandgebied heeft in het open deel ruimte voor vernieuwing en kan gevormd worden door stedelijkheid, bedrijvigheid en infrastructuur. Daarbij bestaat behoefte aan een planmatige ontwikkeling waarbij het contrast tussen open en gesloten landschap behouden moet worden. Het bosrijke deel moet in stand gehouden worden en worden versterkt.
Ontwikkelingen binnen de Kernrand moeten daarom voegen naar de randvoorwaarden uit het afwegingskader voor de ruimtelijke inpassing. Deze sluiten aan bij de hiervoor beschreven uitgangspunten van de provinciale omgevingsverordening voor het Nationale Landschap.
De Kernrand is een gemengd gebied waar naast de bestaande agrarische bedrijven, aan het buitengebied gerelateerde bedrijven, reguliere bedrijvigheid en woningen ruimte is voor nieuwe functies passend bij de schaal en het karakter van het deelgebied. Het gaat om functies zoals wonen, eventueel in combinatie met zorg, recreatieve voorzieningen en functies passend bij de agrarische bedrijfsvoering. Er is ruimte voor de uitbreiding van bestaande bedrijven, dit geldt ook voor agrarische bedrijven als de natuurwetgeving daarvoor de mogelijkheid biedt (stikstofdepositie). Nieuwvestiging van bedrijvigheid is niet aan de orde, daarvoor is Bedrijvenpark H2O beschikbaar. Kleinschalige duurzame energie-opwekking is mogelijk en sluit goed aan op de duurzaamheidsambities van de gemeente. Het gaat hier om kleinschalige windturbines op of nabij gebouwen en kleinschalige zonneparken die goed passen in het landschap van de Kernrand.
Artikel 5 Bosgebied
Dit artikel is van toepassing op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bosgebied'.
Het buitengebied van Hattem wordt niet “op slot” gezet. Ontwikkelingen moeten mogelijk blijven. Belangrijk is dat deze ontwikkelingen op een goede manier worden ingepast in de landschappelijke structuur en dat de effecten op aspecten als beleving, natuurwaarden en gebruik worden geminimaliseerd.
In de omgevingsverordening van de provincie Gelderland is aangegeven dat het buitengebied van Hattem is aangewezen als deel van het Nationaal Landschap. De kernkwaliteiten van dit gebied zijn beschreven in het document 'Landschapontwikkeling: inspiratiebron voor denkers en doeners' van de provincie Gelderland. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen 58 deelgebieden verspreid over de provincie. Het Bosgebied ligt binnen het deelgebied 42, 'Veluwemassief oost'. In het document 'Landschapsontwikkeling' wordt deelgebied 42 beschreven als de groene long van Nederland. Het gebied bestaat uit een stuwwal met steile helling richting de IJssel opgebouwd uit verschillende soorten bos. Het gebied kent landgoederen en extensieve bebouwing. Het bosrijke deel moet in stand gehouden worden en worden versterkt. De beleving van dit landschap kan worden vergroot door uitbreiding van de recreatieroutes en verminderen van hekwerken.
Ontwikkelingen binnen het Bosgebied moeten zich daarom voegen naar de randvoorwaarden uit het afwegingskader voor de ruimtelijke inpassing. Deze sluiten aan bij de hiervoor beschreven uitgangspunten van de provinciale omgevingsverordening voor het Nationale Landschap.
De ambitie voor het Bosgebied is gericht op het behoud van de natuurwaarden (het gebied is grotendeels Natura 2000, Gelders Natuurnetwerk, Nationaal Landschap en Groene ontwikkelingszone) en de instandhouding van het bos, houtwallen en -houtsingels, graslanden en moeraszones. Ontwikkelingen zijn slechts beperkt mogelijk, dan gaat het vooral om de uitbreiding van bestaande functies, altijd met aandacht voor de natuurwaarden. Op kleine schaal zijn nieuwe voorzieningen voor recreatie en toerisme passend in dit gebied. Een belangrijke bestaande grote recreatieve voorziening is Molecaten Park de Leemkule met het nabijgelegen Landgoed Molecaten. Dit zijn de economische dragers van het gebied.
Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten
Artikel 6 Overige Zone - Algemene Gebruiksregels
6.1 Bestaand gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik.
6.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Ter plaatse van bestemmingen waarin een bedrijfswoning of woning is toegestaan, mogen de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden, die inhouden dat:
- a. de grondoppervlakte niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt;
- b. een rechtstreekse relatie bestaat tussen de bedrijfsmatige activiteiten en de hoofdbewoner van de woning;
- c. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
- d. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
- e. geen reclame-uitingen worden aangebracht.
6.3 Bed & breakfast
Ter plaatse van bestemmingen waarin een bedrijfswoning of woning is toegestaan of indien een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit op grond van Artikel37, Artikel 38, Artikel 39 of Artikel 40 is verleend voor een woning, mogen de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor een bed & breakfast. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
- a. het gebruik als bed & breakfast is ondergeschikt aan het wonen;
- b. er is ruimte voor overnachting door maximaal 8 personen;
- c. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
- d. er is geen sprake van een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
6.4 Voorzieningen
Als ondergeschikt aan de bestemmingen in dit plan mogen de gronden worden gebruikt voor:
- a. ecologische voorzieningen;
- b. extensief dagrecreatief medegebruik;
- c. groenvoorzieningen;
- d. kleinschalige duurzame energiewinning en -opslag;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. ontsluitingswegen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. wegen en straten;
- i. voet-, fiets- en ruiterpaden;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. tuinen, erven en terreinen;
tenzij het gebruik niet is toegestaan in de andere regels van Hoofdstuk 3Gebruiksactiviteiten. In dat geval gaan de regels in die artikelen voor deze regels.
6.5 Niet toegestaan gebruik
Het gebruik van de gronden en bouwwerken is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt:
- a. voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, tenzij dit is toegestaan op grond van de andere regels van Hoofdstuk3 Gebruiksactiviteiten;
- b. voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, tenzij dit is toegestaan op grond van de andere regels van Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten;
- c. ten behoeve van een seksinrichting;
- d. als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij dit is toegestaan op grond van de andere regels van Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten;
- e. voor het gebruik van de gronden voor gemotoriseerde en/of gemechaniseerde sporten;
- f. voor woningsplitsing en/of woningomzetting van (bedrijfs)woningen en/of andere woonfuncties die op basis van dit plan mogelijk zijn.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning mag worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.5 sub f in die zin dat woningsplitsing en/of woningomzetting is toegestaan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. het woon- en leefklimaat;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de parkeersituatie;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de cultuurhistorische waarden;
- g. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
Indien er sprake is van een combinatie met bouwen, tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 41.14 sub a onder 7 kan worden verleend.
Artikel 7 Leiding - Gas (Gebruiksactiviteit)
De gronden mogen worden gebruikt voor een hogedrukgasleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding (Gebruiksactiviteit)
De gronden mogen worden gebruikt voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
Artikel 9 Leiding - Riool (Gebruiksactiviteit)
De gronden mogen worden gebruikt voor een rioolpersleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering (Gebruiksactiviteit)
De gronden mogen worden gebruikt voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, de afvoer van oppervlaktewater en voor de waterhuishouding.
Artikel 11 Waarde - Ecologische Verbindingszone (Gebruiksactiviteit)
11.1 Toegestaan gebruik
De gronden zijn bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van ecologische verbindingszones tussen natuur- en natuurontwikkelingsgebieden.
Artikel 12 Agrarisch (Gebruiksactiviteit)
12.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor activiteiten ten behoeve van:
- a. agrarisch grondgebruik, met inbegrip van hobbymatig agrarisch grondgebruik, dierenweide en beweiding door paarden, maar met uitzondering van:
- 1. pot- en containerteelt;
- 2. boom- en sierteelt en snelgroeiend bos;
- b. ecologische voorzieningen;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen watergangen en voorzieningen voor het beheersen van water, inclusief de natuurlijk inrichting van de watergangen en de oevers;
- d. bestaande wegen en agrarische kavelpaden;
- e. binnen een zone van 50 meter rondom de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf(gebruiksactiviteit)' mogen de gronden worden gebruikt voor de opslag van agrarische producten.
12.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:
- a. mestopslag;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. tuinen.
Artikel 13 Agrarisch - Bedrijf (Gebruiksactiviteit)
13.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor activiteiten ten behoeve van:
- a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
- b. niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
- c. agrarisch loonbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
- d. het wonen bij agrarische bedrijven. Per bestemmingsvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan;
- e. aan het agrarisch bedrijf verwante nevenactiviteiten:
- 1. bijenhouderijen;
- 2. kaas- en/of ijsboerderijen;
- 3. kleinschalige voedselproductie;
- 4. ondergeschikte detailhandel in streekproducten en op het eigen bedrijf geproduceerde agrarische producten en streekproducten, met een winkelvloeroppervlakte van maximaal 100 m²;
- 5. stalling van mobiele kampeermiddelen in gebouwen;
- 6. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop van streekproducten en op het eigen bedrijf geproduceerde agrarische producten, rondleidingen, hobby cursussen in de creatieve sfeer;
met dien verstande dat:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte die bij een agrarisch bedrijf gebruikt wordt voor nevenactiviteiten niet meer bedraagt dan 50% van de aanwezige oppervlakte aan bedrijfsgebouwen;
- 2. er geen sprake mag zijn van voorzieningen of bedrijvigheid die tot verkeers- of parkeeroverlast leidt;
- 3. buitenopslag niet is toegestaan;
- f. kleinschalige kampeerterreinen, mits er niet meer dan 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd en er uitsluitend gekampeerd mag worden en mobiele kampeermiddelen geplaatst mogen zijn in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- g. paardrijbakken met de daarbij behorende afscheidingen en verlichting, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² mag bedragen;
- 2. de verlichting ten behoeve van de paardrijbak gericht moet zijn op de bak en geen lichthinder mag veroorzaken voor omliggende percelen;
- 3. de paardrijbak zodanig wordt aangelegd dat geen hinder wordt veroorzaakt voor omliggende percelen;
- h. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het begroeiingspatroon op de boerenerven in de vorm van boomsingels en andere waardevolle hoogopgaande erfbeplanting;
- i. en andere voorzieningen ten dienste van de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
13.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:
- a. niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met uitzondering van bestaande niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waarvan de omvang niet meer mag bedragen dan de bestaande omvang;
- b. het wijzigen van de agrarische bedrijfsvoering van akkerbouw naar het houden van vee;
- c. het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel voor het houden van vee, indien dit leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
- d. verblijfsrecreatieve voorzieningen anders dan bed & breakfast en/of een kleinschalig kampeerterrein;
- e. bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 13.1;
- f. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten anders dan direct in aansluiting op de clustering van bebouwing ten behoeve van het agrarische bedrijf en op gronden die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
- g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen anders dan direct in aansluiting op de clustering van bebouwing en noodzakelijk ten behoeve van de bedrijfsvoering op het agrarisch bedrijfsperceel;
- h. het gebruik van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee in een tweede bouwlaag of hoger.
Artikel 14 Agrarisch - Landschapstuin (Gebruiksactiviteit)
14.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor activiteiten ten behoeve van:
- a. hobbymatig agrarisch grondgebruik en dierenweide;
- b. boomgaarden;
- c. visvijvers;
- d. erven en tuinen.
14.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:
- a. agrarisch grondgebruik anders dan hobbymatig agrarisch grondgebruik;
- b. mestopslag.
Artikel 15 Agrarisch - Loonbedrijf (Gebruiksactiviteit)
15.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor activiteiten ten behoeve van:
- a. agrarisch loonbedrijf;
- b. het wonen bij agrarische bedrijven. Per bestemmingsvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan;
- c. kleinschalige kampeerterreinen, mits er niet meer dan 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd en er uitsluitend gekampeerd mag worden en mobiele kampeermiddelen geplaatst mogen zijn in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- d. paardrijbakken met de daarbij behorende afscheidingen en verlichting, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² mag bedragen;
- 2. de verlichting ten behoeve van de paardrijbak gericht moet zijn op de bak en geen lichthinder mag veroorzaken voor omliggende percelen;
- 3. de paardrijbak zodanig moet worden aangelegd dat geen hinder wordt veroorzaakt voor omliggende percelen;
- e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het begroeiingspatroon op de boerenerven in de vorm van boomsingels en andere waardevolle hoogopgaande erfbeplanting;
- f. en andere voorzieningen ten dienste van de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
15.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:
- a. verblijfsrecreatieve voorzieningen anders dan bed & breakfast en/of een kleinschalig kampeerterrein;
- b. bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 15.1;
- c. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten anders dan direct in aansluiting op de clustering van bebouwing ten behoeve van het agrarische bedrijf en op gronden die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning, of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
- d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen anders dan direct in aansluiting op de clustering van bebouwing en noodzakelijk ten behoeve van de bedrijfsvoering op het agrarisch bedrijfsperceel.
Artikel 16 Bedrijf (Gebruiksactiviteit)
16.1 Toegestaan gebruik
- a. De gronden mogen worden gebruikt voor:
- 1. bestaande bedrijven;
- 2. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
- 3. wonen ten behoeve van de bedrijfsfunctie. Per bestemmingsvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij het bestaande aantal meer is.
- 4. in afwijking van het bepaalde in sub 3 is, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', geen bedrijfswoning toegestaan.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven', voor zover het initiatief 40 betreft (het initiatiefnummer correspondeert met het in Bijlage 2 opgenomen perceel), gelden de volgende regels:
- 1. in afwijking van het bepaalde in sub a onder 2 is een hovenier met een oppervlakte groter dan 500 m2 toegestaan;
- 2. het is niet toegestaan om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit het terrein te gebruiken als hoveniersbedrijf. De vergunning wordt verleend als sprake is van een goede landschappelijke inpassing van het bedrijfsterrein, in de vorm van hoogopgaande beplanting richting de Zuiderzeestraatweg.
16.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden mogen niet worden gebruikt voor:
- a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- b. risicovolle inrichtingen;
- c. vuurwerkbedrijven;
- d. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 in een hogere categorie dan 2;
- e. uitbreiding van de bedrijvigheid is niet toegestaan als dat leidt tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden in zowel de bouw- als gebruiksfase.
16.3 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2 sub d in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorieën 1 en 2, mits:
- 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 en qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in Bijlage 1 onder een grotere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
- 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
- b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 17 Bedrijf - Nutsvoorziening (Gebruiksactiviteit)
De gronden mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen.
Artikel 18 Bedrijventerrein (Gebruiksactiviteit)
18.1 Toegestaan gebruik
De gronden mogen worden gebruikt voor:
- a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1;
- b. detailhandel in bloemen, planten en overige tuinartikelen en -benodigdheden waaronder mede begrepen (tuin)gereedschappen, alsmede in ondergeschikte mate voor:
- 1. detailhandel in wooninrichting, waaronder begrepen kleinmeubelen et cetera;
- 2. detailhandel in wellness (zwembaden, sauna's et cetera);
- 3. detailhandel in tuingerelateerd speelgoed;
- 4. detailhandel in tuinartikelen (tuinmeubelen et cetera);
- 5. detailhandel in woondecoratie zowel voor binnen- als buitenhuis;
- 6. detailhandel in kleine huisdieren, dierenvoedsel en dierenspeelgoed;
- c. het kweken van bloemen en planten;
- d. een hoveniersbedrijf;
- e. kantoorruimten indien deze ondergeschikt zijn aan de toegelaten bedrijven;
- f. wonen ten behoeve van de bedrijfsfunctie, ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning.
- g. In afwijking van het bepaalde in sub a is voor de nieuwvestiging van bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven', voor zover het initiatief 22 betreft, een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist. De omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Het initiatiefnummer correspondeert met het in Bijlage 2 opgenomen perceel.
18.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden mogen niet worden gebruikt voor:
- a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- b. risicovolle inrichtingen;
- c. vuurwerkbedrijven;
- d. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 in een hogere categorie dan 3.1.
18.3 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2 sub d in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorieën 1 en 2, mits:
- 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 en qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd in Bijlage 1 onder een grotere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
- 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
- b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 19 Bos (Gebruiksactiviteit)
19.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- a. bosbeheer;
- b. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting ten behoeve van houtproductie;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- d. extensief dagrecreatief medegebruik;
- e. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'Maatschappelijk (gebruiksactiviteit)';
- f. nutsvoorzieningen;
- g. uitsluitend bestaande voet-, fiets- en ruiterpaden.
19.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt:
- a. als tuin;
- b. als parkeerterrein, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'Parkeerterrein (gebruiksactiviteit)', in welk geval een parkeerterrein is toegestaan;
- c. voor het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
- d. voor het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
- e. voor het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
- f. voor het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende bosgebieden onevenredig wordt geschaad.
19.3 Voorwaardelijke verplichting
Ter plaatse van de aanduiding 'Parkeerterrein (gebruiksactiviteit)', voor zover het de gronden aan de Hessenweg betreft, is het gebruik als parkeerterrein pas toegestaan als de maatregelen overeenkomstig het compensatieplan worden uitgevoerd binnen een termijn van vijf jaar, of zo mogelijk een kortere termijn, na vaststelling van dit Chw bestemmingsplan en de maatregelen overeenkomstig het compensatieplan in stand worden gehouden.
Artikel 20 Detailhandel - Tuincentrum (Gebruiksactiviteit)
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- a. detailhandel in bloemen, planten en overige tuinartikelen en -benodigdheden waaronder mede begrepen (tuin)gereedschappen, tuingerelateerd speelgoed, tuinartikelen (tuinmeubelen et cetera), kleine huisdieren, dierenvoedsel en dierenspeelgoed en aanverwante artikelen;
- b. het kweken van bloemen en planten;
- c. een hoveniersbedrijf.
Artikel 21 Gemengd - 1 (Gebruiksactiviteit)
21.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- a. het wonen, maximaal het bestaande aantal woningen is toegestaan;
- b. kleinschalig kampeerterrein, mits er niet meer dan 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd en er uitsluitend gekampeerd mag worden en mobiele kampeermiddelen geplaatst mogen zijn in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- c. maximaal 3 eenheden voor begeleid wonen en crisisopvang, waarvan de afstand tot de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf (gebruiksactiviteit)' minimaal 50 meter dient te bedragen;
- d. ondergeschikte horeca en bijbehorende voorzieningen.
21.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor niet bedrijfsmatige exploitatie.
Artikel 22 Gemengd - 2 (Gebruiksactiviteit)
22.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- a. het wonen. Het aantal woningen is maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
- b. een standplaats;
- c. recreatief wonen. Er is maximaal 1 recreatiewoning toegestaan.
- d. boomgaard, met ondergeschikte horeca.
22.2 Niet toegestaan gebruik
De recreatiewoning mag niet worden gebruikt voor permanente bewoning.
Artikel 23 Horeca (Gebruiksactiviteit)
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- a. horecabedrijven, met uitzondering van een bar of bar-/dancing;
- b. het wonen ten behoeve van een horecabedrijf. Er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
- c. in afwijking van het bepaalde in sub b is, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', geen bedrijfswoning toegestaan.
Artikel 24 Kantoor - 1 (Gebruiksactiviteit)
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor een kantoor.
Artikel 25 Kantoor - 2 (Gebruiksactiviteit)
- a. De gronden en bouwwerken mogen worden gebruik voor een kantoor ten behoeve van verblijfsrecreatie.
- b. In afwijking van het bepaalde in sub a is voor de nieuwvestiging van een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven', voor zover het initiatief 37 betreft, een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit vereist. De omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Het initiatiefnummer correspondeert met het in Bijlage 2 opgenomen perceel.
Artikel 26 Maatschappelijk (Gebruiksactiviteit)
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- a. religieuze en sociaal-culturele voorzieningen;
- b. het wonen ten behoeve van de in sub a genoemde voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. Er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.
Artikel 27 Natuur (Gebruiksactiviteit)
27.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden;
- b. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen.
27.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:
- a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
- b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
- c. het bebossen van de gronden;
- d. het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
- e. het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende natuurgronden onevenredig wordt geschaad.
Artikel 28 Parkeerterrein (Gebruiksactiviteit)
De gronden mogen worden gebruikt als parkeerterrein.
Artikel 29 Recreatie - Recreatiewoning (Gebruiksactiviteit)
29.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor een recreatiewoning voor maximaal 4 personen.
29.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor permanente bewoning.
Artikel 30 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 (Gebruiksactiviteit)
30.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- a. het door middel van bedrijfsmatige exploitatie bieden van recreatief verblijf in kampeermiddelen, groepsaccommodatie, stacaravans en recreatiewoningen;
- b. het wonen ten behoeve van de in sub a genoemde functies, er zijn maximaal 3 bedrijfswoningen toegestaan.
30.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:
- a. permanente bewoning, tenzij het een bedrijfswoning betreft;
- b. niet bedrijfsmatige exploitatie.
Artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2 (Gebruiksactiviteit)
31.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor een kamphuis.
31.2 Niet toegestaan gebruik
Het kamphuis mag niet worden gebruikt voor permanente bewoning.
Artikel 32 Sport - Manege (Gebruiksactiviteit)
32.1 Toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- a. de recreatieve beoefening van de paardensport in de vorm van een manege met bijbehorende voorzieningen, ondergeschikte horeca en productiegebonden detailhandel;
- b. het wonen bij agrarische bedrijven. Maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan.
32.2 Niet toegestaan gebruik
De gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt voor:
- a. horeca anders dan ondergeschikte horeca;
- b. detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel.
Artikel 33 Verkeer (Gebruiksactiviteit)
De gronden mogen worden gebruikt voor wegen, straten en paden.
Artikel 34 Verkeer - Railverkeer (Gebruiksactiviteit)
De gronden mogen worden gebruikt voor het vervoer per rail, geluidwerende voorzieningen met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals (on-)gelijkvloerse kruisingen met de wegen, rivieren en watergangen, viaducten, bermen, bermsloten, spoorsloten en taluds.
Artikel 35 Water (Gebruiksactiviteit)
De gronden mogen worden gebruikt voor kanalen, vaarten, plassen, watergangen en oeverstroken met de daarbij behorende voorzieningen.
Artikel 36 Wonen (Gebruiksactiviteit)
- a. De gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt voor:
- 1. het wonen;
- 2. al dan niet in combinatie met een pension, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven', voor zover het initiatief 27 betreft. Het initiatiefnummer correspondeert met het in Bijlage 2 opgenomen perceel.
- b. Het aantal woningen is maximaal het bestaande aantal dan wel in totaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal.
Artikel 37 Omgevingsvergunning Initiatieven
37.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven vergunningplicht', voor zover het de initiatieven 8, 16, 18, 19, 21, 22, 28, 33, 47, 48, 50, 51 en 52 betreft. De initiatiefnummers corresponderen met de in Bijlage 2 opgenomen percelen.
37.2 Vergunningplicht gebruikswijziging
Het is verboden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken te veranderen naar de op grond van Hoofdstuk 3 toegestane gebruiksactiviteiten.
37.3 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit voor een gebruikswijziging wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. er dient een bijdrage te worden geleverd aan het bereiken van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit van het betreffende deelgebied. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem. Welk deelgebied het betreft hangt af van de ter plaatse weergegeven aanduiding:
- 1. Poldergebied, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - poldergebied';
- 2. Kernrand, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand';
- b. bij gebruikswijzigingen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
- c. bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- d. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub b) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (sub c) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen opgenomen regels en voorwaarden;
- e. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, een hogere grenswaarde op grond van Hoofdstuk 6 of een andere vastgestelde hogere grenswaarde;
- f. ten aanzien van natuur:
- 1. in voldoende mate moet zijn onderzocht of er effecten zijn te verwachten op Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de Natura-2000 gebieden;
- 2. ter plaatse van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) mogen geen activiteiten plaatsvinden die het natuurbehoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling natuurwaarde aantasten;
- 3. er mag geen onevenredige aantasting van natuurwaarden plaatsvinden;
- g. er dient te worden aangetoond op welke wijze rekening wordt gehouden met de risico's van klimaatverandering, waarbij de maatregelen op eigen terrein moeten worden uitgevoerd;
- h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, geomorfologische en bodemkundige waarden alsmede het reliëf, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
37.4 Participatie
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken.
- b. Als burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag gegevens over hoe zij zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.
37.5 Kostenverhaal
- a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
- b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
- c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Artikel 38 Nieuwe Gebruiksactiviteiten Poldergebied
38.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - poldergebied', met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone'.
38.2 Vergunningplicht gebruikswijziging
Het is verboden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit het bestaande of bestemde gebruik van gronden en bouwwerken te veranderen. Het gaat hier om gebruik dat niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 3 is toegestaan of onder het toepassingsbereik van Artikel 37 valt.
38.3 Functiekaders
- a. Functies zijn toegestaan die aansluiten op de ambities zoals opgenomen in Artikel 3 en passen in het Poldergebied.
- b. De functiewijziging naar bedrijfsmatige activiteiten of wonen is uitsluitend mogelijk binnen de bestemmingsvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan op grond van de overige artikelen van Hoofdstuk 3. Hiervoor geldt een uitzondering voor percelen die zijn gelegen aan de Geldersedijk en zijn gelegen in de bestemmingen Waterstaat -Waterkering (gebruiksactiviteit), Waterstaat - Waterkering (bouwactiviteit) en Vrijwaringszone - dijk (bouwactiviteit). In dat geval kan de ontwikkeling ook buiten bestaande bestemmingsvlakken plaatsvinden vanwege de ligging nabij de waterkering en de vrijwaringszone.
- c. Bij functiewijziging van (agrarische) bedrijfsactiviteiten naar maatschappelijke functies, zorg, wonen en recreatie dient het bestaande gebruik blijvend te worden gestopt en dient te worden voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot functieverandering.
- d. Het totale aantal te realiseren woningen in het Poldergebied en de Kernrand moet passend zijn bij de schaal van het buitengebied van Hattem. Wat hieronder wordt verstaan en wanneer het maximum aantal is bereikt wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem.
- e. Nieuwvestiging van (agrarische) bedrijven is niet toegestaan.
- f. Nieuwe m.e.r.-plichtige c.q formeel m.e.r.-beoordelingsplichtige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan.
- g. In de periode tussen 1 oktober 2022 tot maart 2026 kan met toepassing van de vergunningplicht in 38.2 maximaal 15 hectare aan zonneparken worden toegestaan in het Poldergebied, waarbij nadrukkelijk gekeken moet worden naar locaties bij snelwegen en de aspecten van een energietuin mede uitgangspunt zijn.
38.4 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit voor een gebruikswijziging in het Poldergebied wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering van het Poldergebied en er dient een bijdrage te worden geleverd aan het bereiken van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit van het Poldergebied. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader;
- b. in aanvulling op het gestelde onder a. dient een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden van het perceel waar de activiteit plaatsvindt. De wijze waarop landschappelijk goed wordt ingepast wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem;
- c. uitbreiding van bestaande bedrijfsmatige activiteiten mag geen onevenredige beperking van de gewenste ontwikkeling van (andere functies in) het gebied opleveren;
- d. nieuwe woonfuncties mogen geen onevenredige beperkingen opleveren voor bestaande of voorafgaand aan de vestiging van de woonfunctie aanwezige bedrijfsmatige activiteiten;
- e. bij gebruikswijzigingen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
- f. bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- g. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub e) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (sub f) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen opgenomen regels en voorwaarden;
- h. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, een hogere grenswaarde op grond van Hoofdstuk 6 of een andere vastgestelde hogere grenswaarde;
- i. ten aanzien van natuur:
- 1. in voldoende mate moet zijn onderzocht of er effecten zijn te verwachten op Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de Natura-2000 gebieden;
- 2. er mag geen onevenredige aantasting van natuurwaarden plaatsvinden;
- j. er dient te worden aangetoond op welke wijze rekening wordt gehouden met de risico's van klimaatverandering, waarbij de maatregelen op eigen terrein moeten worden uitgevoerd;
- k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
38.5 Participatie
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken.
- b. Als burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag gegevens over hoe zij zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.
38.6 Kostenverhaal
- a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
- b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
- c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Artikel 39 Nieuwe Gebruiksactiviteiten Kernrand
39.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand'.
39.2 Vergunningplicht gebruikswijziging
Het is verboden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit het bestaande of bestemde gebruik van gronden en bouwwerken te veranderen. Het gaat hier om gebruik dat niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 3 is toegestaan of onder het toepassingsbereik van Artikel 37 valt.
39.3 Functiekaders
- a. Functies zijn toegestaan die aansluiten op de ambities zoals opgenomen in Artikel 4 en passen in de Kernrand.
- b. Het totale aantal te realiseren woningen in het Poldergebied en de Kernrand moet passend zijn bij de schaal van het buitengebied van Hattem. Wat hieronder wordt verstaan en wanneer het maximum aantal is bereikt wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem.
- c. Bij functiewijziging van (agrarische) bedrijfsactiviteiten naar maatschappelijke functies, zorg, wonen en recreatie dient het bestaande gebruik blijvend te worden gestopt en dient te worden voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot functieverandering.
- d. Nieuwvestiging van (agrarische) bedrijven is niet toegestaan.
- e. Nieuwe m.e.r.-plichtige c.q formeel m.e.r.-beoordelingsplichtige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan.
39.4 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit voor een gebruikswijziging in de Kernrand wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering van de Kernrand en er dient een bijdrage te worden geleverd aan het bereiken van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit van de Kernrand. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied;
- b. in aanvulling op het gestelde onder a. dient een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden van het perceel waar de activiteit plaatsvindt. De wijze waarop landschappelijk goed wordt ingepast wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem;
- c. uitbreiding van bestaande bedrijfsmatige activiteiten mag geen onevenredige beperking van de gewenste ontwikkeling van (andere functies in) het gebied opleveren;
- d. nieuwe woonfuncties mogen geen onevenredige beperkingen opleveren voor bestaande of voorafgaand aan de vestiging van de woonfunctie aanwezige bedrijfsmatige activiteiten;
- e. bij gebruikswijzigingen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
- f. bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- g. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub e) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (sub f) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen opgenomen regels en voorwaarden;
- h. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, een hogere grenswaarde op grond van Hoofdstuk 6 of een andere vastgestelde hogere grenswaarde;
- i. ten aanzien van natuur:
- 1. in voldoende mate moet zijn onderzocht of er effecten zijn te verwachten op Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de Natura-2000 gebieden;
- 2. ter plaatse van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) mogen geen activiteiten plaatsvinden die het natuurbehoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling natuurwaarde aantasten;
- 3. ter plaatse van Groene ontwikkelingszone geen activiteiten plaatsvinden die de kernkwaliteiten aantasten;
- 4. er mag geen onevenredige aantasting van natuurwaarden plaatsvinden;
- j. uitbreiding van een bestaande activiteit in het Gelders Natuurnetwerk is alleen toegestaan indien:
- 1. er geen alternatieve locatie beschikbaar is;
- 2. de kernkwaliteiten van het gebied in hun onderlinge samenhang bezien per saldo worden versterkt;
- 3. deze versterking wordt geborgd met voorschriften aan de omgevingsvergunning of een vastgesteld bestemmingsplan;
- k. nieuwe activiteiten in het Gelders Natuurnetwerk zijn alleen toegestaan als onderzoek wordt verricht naar de te verwachten effecten van die activiteit op de kernkwaliteiten, oppervlakte en samenhang van het Gelders Natuurnetwerk;
- l. nieuwe activiteiten in de Groene ontwikkelingszone zijn alleen toegestaan als uit onderzoek blijkt dat de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt en de samenhang niet verloren gaat;
- m. er dient te worden aangetoond op welke wijze rekening wordt gehouden met de risico's van klimaatverandering, waarbij de maatregelen op eigen terrein moeten worden uitgevoerd;
- n. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, geomorfologische en bodemkundige waarden alsmede het reliëf, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
39.5 Participatie
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken.
- b. Als burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag gegevens over hoe zij zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.
39.6 Kostenverhaal
- a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
- b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
- c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Artikel 40 Nieuwe Gebruiksactiviteiten Bosgebied
40.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bosgebied', met uitzondering van de gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde -Ecologische verbindingszone (gebruiksactiviteit)'.
40.2 Vergunningplicht gebruikswijziging
Het is verboden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit het bestaande of bestemde gebruik van gronden en bouwwerken te veranderen. Het gaat hier om gebruik dat niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 3 is toegestaan of onder het toepassingsbereik van Artikel 37 valt.
40.3 Functiekaders
- a. Functies zijn toegestaan die aansluiten op de ambities zoals opgenomen in Artikel 5 en passen in het Bosgebied.
- b. De functiewijziging is uitsluitend mogelijk binnen de bestemmingsvlakken zoals opgenomen in de overige artikelen van Hoofdstuk 3.
- c. Het bestaande aantal woningen mag niet toenemen.
- d. Nieuwe m.e.r.-plichtige c.q formeel m.e.r.-beoordelingsplichtige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan.
40.4 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit voor een gebruikswijziging in het Bosgebied wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering van het Bosgebied en er dient een bijdrage te worden geleverd aan het bereiken van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit van het Bosgebied. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied;
- b. in aanvulling op het gestelde onder a. dient een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden van het perceel waar de activiteit plaatsvindt. De wijze waarop landschappelijk goed wordt ingepast wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem;
- c. bij gebruikswijzigingen geldt de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand gehouden;
- d. bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- e. bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub c) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (sub d) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen opgenomen regels en voorwaarden;
- f. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, een hogere grenswaarde op grond van Hoofdstuk 6 of een andere vastgestelde hogere grenswaarde;
- g. ten aanzien van natuur:
- 1. in voldoende mate moet zijn onderzocht of er effecten zijn te verwachten op Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de Natura-2000 gebieden;
- 2. ter plaatse van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) mogen geen activiteiten plaatsvinden die het natuurbehoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling natuurwaarde aantasten;
- 3. ter plaatse van Groene ontwikkelingszone geen activiteiten plaatsvinden die de kernkwaliteiten aantasten;
- 4. er mag geen onevenredige aantasting van natuurwaarden plaatsvinden;
- h. nieuwe activiteiten in het Gelders Natuurnetwerk zijn alleen toegestaan als die activiteit geen nadelige gevolgen kan hebben op de kernkwaliteiten, oppervlakte en samenhang van het Gelders Natuurnetwerk;
- i. nieuwe activiteiten in de Groene ontwikkelingszone zijn alleen toegestaan als uit onderzoek blijkt dat de kernkwaliteiten of ontwikkelingsdoelen per saldo en naar rato van de ingreep worden versterkt en de samenhang niet verloren gaat;
- j. er dient te worden aangetoond op welke wijze rekening wordt gehouden met de risico's van klimaatverandering, waarbij de maatregelen op eigen terrein moeten worden uitgevoerd;
- k. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, geomorfologische en bodemkundige waarden alsmede het reliëf, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
40.5 Participatie
- a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken.
- b. Als burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag gegevens over hoe zij zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.
40.6 Kostenverhaal
- a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
- b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
- c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Hoofdstuk 4 Bouwactiviteiten
Artikel 41 Overige Zone - Algemene Bouwregels
41.1 Bestaande bouwwerken
De aanwezige bestaande bouwwerken mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.
41.2 Afstand tot de (spoor)weg
De afstand tussen een bestaande (bedrijfs)woning of een ander geluidgevoelig object tot de (spoor)weg mag niet worden verkleind. Deze regel is niet van toepassing indien het een weg betreft waar de maximale toegestane snelheid 30 km/u of lager is.
41.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij (bedrijfs)woningen
Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen bij bedrijfswoningen en woningen worden gebouwd. Deze regels zijn van toepassing op bestaande, vergunde of op basis van dit Chw bestemmingsplan toegestane (bedrijfs)woningen. Per bedrijfswoning of woning gelden de volgende regels.
Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen:
- a. op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij het bestaande erkers betreft;
- b. per hoofdgebouw een gezamenlijke oppervlakte hebben die niet groter is dan 150 m²;
- c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag de gezamenlijke oppervlakte het ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' maximaal de aangegeven oppervlakte zijn;
- d. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter als een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw betreft, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot maximaal 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
- e. een bouwhoogte hebben die niet minder dan 15% lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- f. een bouwhoogte hebben die niet minder dan 1,5 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, onverminderd het bepaalde in sub d;
- g. een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter;
- h. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
- i. een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter indien het een overkapping betreft.
In afwijking van het bepaalde in sub a. tot en met i. geldt, indien een kleinere afstand, een grotere oppervlakte, een groter percentage en/of een grotere goot- of bouwhoogte aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan, deze afstand, deze oppervlakte, dit percentage en/of deze goot- of bouwhoogte als minimale afstand, maximale oppervlakte, maximaal percentage en/of maximale goot- of bouwhoogte.
41.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels, tenzij het bouwen expliciet niet is toegestaan of hiervoor andere maatvoering van toepassing is zoals opgenomen in de andere regels van Hoofdstuk 4 Bouwactiviteiten. In dat geval gaan de regels in dat artikel voor deze regels.
- a. Een erf- en terreinafscheiding mag:
- 1. een bouwhoogte van maximaal 1 meter hebben als deze zich vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bevindt;
- 2. een bouwhoogte van maximaal 2 meter hebben in andere gevallen.
- b. Een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte van maximaal 6 meter hebben.
41.5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
41.6 Beeldkwaliteit
Bij de bouw van nieuwe en de uitbreiding van bestaande bouwwerken moet sprake zijn van een goede beeldkwaliteit passend bij de kwalitatieve doelstellingen van het deelgebied in het Buitengebied van Hattem. Wat hieronder wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem, onderdeel Ruimtelijke kwaliteit, met dien verstande dat:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - poldergebied' de regels voor het Poldergebied van toepassing zijn;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand' de regels voor de Kernrand van toepassing zijn;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bosgebied' de regels voor het Bosgebied van toepassing zijn.
41.7 Kleinschalige duurzame energiewinning en -opslag
- a. Bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame energiewinning en -opslag mogen niet worden gebouwd ter plaatse van de bestemmingen 'Agrarisch(bouwactiviteit)', 'Bos (bouwactiviteit)', 'Natuur (bouwactiviteit)', 'Verkeer(bouwactiviteit)', 'Verkeer - Railverkeer (bouwactiviteit)', 'Water (bouwactiviteit)', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding (bouwactiviteit)', 'Vrijwaringszone - dijk(bouwactiviteit)' en 'Waterstaat - Waterkering (bouwactiviteit)' en ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bosgebied'.
- b. Een bouwwerk ten behoeve van kleinschalige duurzame energiewinning en -opslag mag een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter, tenzij het grondgebonden zonnepanelen betreft, in welk geval de bouwhoogte maximaal 2 meter is.
- c. Mini-windturbines, windwokkels of andere vormen van kleinschalige energiewinning en -opslag mogen op gebouwen of bouwwerken worden gebouwd en mogen een bouwhoogte hebben die maximaal 5 meter boven het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk uitsteekt. De afstand van een kleine windturbine tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij tweemaal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.
- d. Per bestemmingsvlak mag maximaal 100 m2 aan grondgebonden zonnepanelen worden gebouwd. Voordat de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend moet worden aangetoond dat:
- 1. de zonnepanelen landschappelijk goed worden ingepast;
- 2. eerst is onderzocht of zonnepanelen op bouwwerken kunnen worden gerealiseerd, pas als dat geen mogelijkheid is kan de omgevingsvergunning worden verleend.
41.8 Kostenverhaal
- a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
- b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
- c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
41.9 Meetverschil
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
41.10 Natuurinclusief bouwen
- a. Een nieuw hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd als natuurinclusief wordt gebouwd.
- b. Of hiervan sprake is wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregel. Er dient minimaal de score 'standaard' gehaald te worden.
- c. De regels voor het deelgebied waarin het hoofdgebouw wordt gebouwd (Poldergebied, Kernrand of Bosgebied) zijn van toepassing.
41.11 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen, in afwijking van de overige regels in dit plan, uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.
41.12 Parkeerbepaling
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
- c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden (sub a) en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (sub b) mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen opgenomen regels en voorwaarden.
41.13 Woningsplitsing- en omzetting
Voor het bouwen geldt dat er niet mag worden gebouwd, indien dit leidt tot woningsplitsing of woningomzetting.
41.14 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- 1. lid 41.3 sub b of lid 61.2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 250 m2;
- 2. de bij recht in Hoofdstuk 4 gegeven maten en afmetingen tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 3. Hoofdstuk 4 met betrekking tot de overschrijding van de maximale bouwhoogte voor lift- en trappenhuizen, glazenwasserinstallaties, (centrale) verwarmingsinstallaties, ventilatie-inrichtingen, schoorstenen, (schotel)antennes, antenne-installaties en vergelijkbare bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie zoals zonnepanelen, met maximaal 3 meter;
- 4. Hoofdstuk 4 ten behoeve van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van een openbare nutsvoorziening met een grondoppervlakte van maximaal 25 m² dat bestaat uit maximaal één bouwlaag en die niet hoger is dan 3 meter, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, schakelhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen en andere nutsgebouwtjes en andere bouwwerken ten dienste van een openbare (nuts)voorziening, met een maximale bouwhoogte van 15 meter, zoals antennemasten, lichtmasten en kunstobjecten;
- 5. Hoofdstuk 4 voor aanpassingen van ondergeschikte aard in het beloop of het profiel van wegen of de onderlinge aansluiting van wegen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;.
- 6. Hoofdstuk 4 in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
- 7. Het bepaalde in lid 41.13 in die zin dat wordt gebouwd ten behoeve van woningsplitsing en/of woningomzetting, mits wordt voldaan aan de woningbouwprogrammering wanneer sprake is van een toename van het aantal woningen en ook een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.6 kan worden verleend.
- b. De omgevingsvergunning zoals bedoeld in sub a kan slechts worden verleend indien hierdoor geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan aan:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 42 Leiding (Bouwactiviteit)
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere in dit hoofdstuk opgenomen regels, mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de gastransport- of rioolpersleiding.
- b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen.
- c. Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 43 Leiding - Hoogspanningsverbinding (Bouwactiviteit)
43.1 Bouwwerken
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere in dit hoofdstuk opgenomen regels mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de hoogspanningsverbinding.
- b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en overkappingen.
- c. Andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 40,00 meter.
43.2 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 43.1 sub a. in die zin dat de op basis van de andere regels uit dit hoofdstuk toegestane bouwwerken worden gebouwd.
- b. De in sub a genoemde vergunning wordt slechts verleend voor zover uit overleg met de leidingbeheerder blijkt dat daartegen vanuit het oogpunt van de bescherming van de hoogspanningsleiding geen bezwaar bestaat, het betreft hier een positief schriftelijk advies.
Artikel 44 Waarde - Archeologie 1 (Bouwactiviteit)
- a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² en waarvoor dieper dan 0,50 meter (te rekenen vanaf het maaiveld) in de bodem zal worden geroerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
- 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
- 3. of, indien het archeologisch onderzoek nog niet is uitgevoerd, wordt een voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbonden dat archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd alvorens ingrepen in de bodem plaatsvinden en dat eventuele vervolgstappen uit dit archeologisch onderzoek worden opgevolgd.
- b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 45 Waarde - Archeologie 2 (Bouwactiviteit)
- a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en waarvoor dieper dan 0,50 meter (te rekenen vanaf het maaiveld) in de bodem zal worden geroerd, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
- 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
- 3. of, indien het archeologisch onderzoek nog niet is uitgevoerd, wordt een voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbonden dat archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd alvorens ingrepen in de bodem plaatsvinden en dat eventuele vervolgstappen uit dit archeologisch onderzoek worden opgevolgd.
- b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 46 Waterstaat - Waterkering (Bouwactiviteit)
46.1 Bouwwerken
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere in dit hoofdstuk opgenomen regels mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van waterstaatkundige doeleinden. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
- b. Een scheepvaartteken mag een bouwhoogte hebben van maximaal 10,00 meter.
- c. Een overig ander bouwwerk mag een bouwhoogte hebben van maximaal 2,50 meter.
46.2 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 46.1 sub a. in die zin dat de op basis van de andere regels uit dit hoofdstuk toegestane bouwwerken worden gebouwd.
- b. De in sub a genoemde vergunning wordt slechts verleend:
- 1. indien de waterstaatkundige belangen zich daartegen niet verzetten;
- 2. nadat advies is gevraagd aan het waterschap.
Artikel 47 Vrijwaringszone - Dijk (Bouwactiviteit)
47.1 Bouwwerken
In afwijking van het bepaalde bij de andere in dit hoofdstuk opgenomen regels mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd. Deze regel is niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
47.2 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 47.1 sub a. in die zin dat de op basis van de andere regels uit dit hoofdstuk toegestane bouwwerken worden gebouwd.
- b. De in sub a genoemde vergunning wordt slechts verleend:
- 1. indien de waterstaatkundige belangen zich daartegen niet verzetten;
- 2. nadat advies is gevraagd aan het waterschap.
Artikel 48 Vrijwaringszone - Straalpad (Bouwactiviteit)
Bouwwerken mogen geen grotere bouwhoogte hebben dan 32 meter, tenzij uit overleg met de straalpadbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van de straalverbinding geen bezwaar bestaat.
Artikel 49 Agrarisch (Bouwactiviteit)
49.1 Gebouwen en overkappingen
Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.
49.2 Andere bouwwerken
- a. Andere bouwwerken, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest, mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 1 meter.
- b. Binnen een zone van 50 meter rondom de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf(gebruiksactiviteit)' zijn kuilvoerplaten en sleufsilo's toegestaan die een bouwhoogte mogen hebben van maximaal 2 meter.
- c. Het bepaalde in sub b is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone'.
49.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 49.1 in die zin dat stallen worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m2 is;
- 2. de goothoogte maximaal 2,5 meter is;
- 3. de bouwhoogte maximaal 3,5 meter is;
- 4. dit niet ten koste gaat van de openheid van het gebied;
- b. het bepaalde in lid 49.1 in die zin dat bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf dat is voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Bedrijf (gebruiksactiviteit)' aansluitend op het bestemmingsvlak wordt gebouwd, mits:
- 1. de regels van artikel 50 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de overschrijding van het bestemmingsvlak maximaal 25 meter is;
- 3. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 4. de bebouwing goed landschappelijk wordt ingepast, passend bij het betreffende deelgebied. Wat hieronder wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem in het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit;
- c. het bepaalde in lid 49.2 sub c in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone' kuilvoerplaten en sleufsilo's worden toegestaan die een bouwhoogte mogen hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 50 Agrarisch - Bedrijf (Bouwactiviteit)
50.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Een bedrijfsgebouw of overkapping mag:
- a. een bouwhoogte hebben van maximaal 15 meter;
- b. een dakhelling hebben van minimaal 20 graden.
50.2 Bedrijfswoning
Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.
50.3 Andere bouwwerken
- a. Een (kunst)mest- en/of voedersilo mag een bouwhoogte hebben van maximaal 15 meter.
- b. De afscheidende hekwerken van een paardrijbak mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
- c. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
- d. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
50.4 Niet toegestane bouwwerken
- a. Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.
- b. Windturbines zijn niet toegestaan.
50.5 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 50.1 sub b in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind naar 0°;
- b. het bepaalde in lid 50.4 sub a in die zin dat teeltondersteunende kassen worden gebouwd, mits:
- 1. de te bebouwen oppervlakte maximaal 1.000 m2 is;
- 2. de teeltondersteunende kassen noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering;
- 3. deze afwijkingsbevoegdheid niet kan worden toegepast indien de gronden geheel of gedeeltelijk grenzen aan gronden die zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden (aanlegactiviteit)';
- c. het bepaalde in lid 50.4 sub b in die zin dat op of direct grenzend aan het agrarisch bedrijf een kleine windturbine wordt gebouwd, mits:
- 1. de tiphoogte maximaal 15 meter is;
- 2. het op te stellen vermogen is gericht op de energiebehoefte van het agrarisch bedrijf;
- 3. de turbines goed landschappelijk wordt ingepast, passend bij het betreffende deelgebied. Wat hieronder wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem in het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit;
- 4. de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend;
- 5. de afstand van de te bouwen windturbine tot:
- de afstand tot de bestemming Leiding - Gas (gebruiksactiviteit) minimaal 25 meter is (hart leiding), tenzij de leidingbeheerder instemt met een kortere afstand;
- de afstand tot de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding(gebruiksactiviteit) minimaal de maximale werpafstand bij twee keer het nominaal toerental van de windturbine is, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
- een woning van derden minimaal 75 meter is;
- 6. uit een natuurtoets blijkt dat er geen significant negatieve gevolgen zijn voor de aanwezige natuurwaarden.
Artikel 51 Agrarisch - Landschapstuin (Bouwactiviteit)
51.1 Gebouwen
Gebouwen zijn niet toegestaan. Dit is met inbegrip van vergunningvrij bouwwerken vanwege de bescherming van de landschappelijke waarden die tot uitdrukking komen in openheid en doorkijkjes naar het open gebied.
51.2 Andere bouwwerken
In afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mag een ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter.
Artikel 52 Agrarisch - Loonbedrijf (Bouwactiviteit)
52.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Een bedrijfsgebouw of overkapping:
- a. mag een bouwhoogte hebben van maximaal 15 meter;
- b. zal een dakhelling hebben van minimaal 20 graden.
52.2 Bedrijfswoning
Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.
52.3 Andere bouwwerken
Een (kunst)mest- en/of voedersilo mag een bouwhoogte hebben van maximaal 15 meter.
- c. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
- d. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
52.4 Niet toegestane bouwwerken
- a. Teeltondersteunende kassen zijn niet toegestaan.
- b. Windturbines zijn niet toegestaan.
52.5 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 52.1 sub b in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen wordt verkleind naar 0°;
- b. het bepaalde in lid 52.4 sub b in die zin dat op of direct grenzend aan het agrarisch bedrijf een kleine windturbine wordt gebouwd, mits:
- 1. de tiphoogte maximaal 15 meter is;
- 2. het op te stellen vermogen is gericht op de energiebehoefte van het agrarisch bedrijf;
- 3. de turbines goed landschappelijk wordt ingepast, passend bij het betreffende deelgebied. Wat hieronder wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem in het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit;
- 4. de mogelijkheden om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarische bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen zijn verkend;
- 5. de afstand van de te bouwen windturbine tot:
- de afstand tot de bestemming Leiding - Gas (gebruiksactiviteit) minimaal 25 meter is (hart leiding), tenzij de leidingbeheerder instemt met een kortere afstand;
- de afstand tot de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding(gebruiksactiviteit) minimaal de maximale werpafstand bij twee keer het nominaal toerental van de windturbine is, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand;
- een woning van derden minimaal 75 meter is;
- 6. uit een natuurtoets blijkt dat er geen significant negatieve gevolgen zijn voor de aanwezige natuurwaarden.
Artikel 53 Bedrijf (Bouwactiviteit)
53.1 Gebouwen en overkappingen
- a. Het totale bebouwingspercentage mag maximaal 50% van het bestemmingsvlak bedragen, met dien verstande dat:
- 1. de uitbreiding ten opzichte van het bestaande bebouwde oppervlakte maximaal 250 m2 bedraagt;
- 2. het totaal bebouwde oppervlakte maximaal 1.000 m2 bedraagt;
- 3. het bepaalde onder 1 en 2 is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven vergunningplicht', voor zover het initiatief 10 betreft. Het initiatiefnummer correspondeert met het in Bijlage 2 opgenomen perceel.
- b. Een gebouw of overkapping:
- 1. mag een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
- 2. zal een dakhelling hebben van minimaal 20°.
53.2 Bedrijfswoning
Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.
53.3 Andere bouwwerken
- a. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
- b. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
- c. Overige andere bouwwerken mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter.
Artikel 54 Bedrijf - Nutsvoorziening (Bouwactiviteit)
54.1 Gebouwen en overkappingen
Een gebouw of overkapping mag een bouwhoogte hebben van maximaal 8 meter.
54.2 Andere bouwwerken
- a. Een antennemast mag uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding 'antennemast'.
- b. Een antennemast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 55 meter.
- c. Erf- en terreinafscheidingen mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 55 Bedrijventerrein (Bouwactiviteit)
55.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen
Een bedrijfsgebouw of overkapping mag:
- a. een maximale bouwhoogte hebben van 10 meter;
- b. niet binnen een afstand van 4 meter vanaf perceelsgrenzen worden gebouwd;
- c. niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone'.
55.2 Bedrijfswoning
Een bedrijfswoning mag:
- a. uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- b. een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2;
- c. een bouwhoogte hebben van maximaal 12 meter.
55.3 Andere bouwwerken
- a. een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van 9 meter hebben;
- b. een bedrijfsinstallatie of lichtmast mag een bouwhoogte van 6 meter hebben;
- c. er mag geen niet perceelsgebonden handelsreclame worden aangebracht en/of geplaatst;
- d. in afwijking van het bepaalde in lid 41.7 mogen mini-windturbines, windwokkels of andere vormen van kleinschalige energiewinning en -opslag op gebouwen of bouwwerken een bouwhoogte hebben die maximaal 7 meter boven het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk uitsteekt.
Artikel 56 Bos (Bouwactiviteit)
56.1 Gebouwen en overkappingen
- a. Een werktuigenberging mag:
- 1. worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw';
- 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter.
- b. Gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van het werkingsgebied 'Maatschappelijk - 2 (bouwactiviteit)'. Hiervoor gelden de volgende regels:
- 1. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingsoppervlakte (m2)' aangegeven oppervlakte bedragen.
- 2. Een gebouw of overkapping mag:
- een goothoogte hebben van maximaal 4 meter;
- een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
- een dakhelling hebben van minimaal 30°.
- c. Ter plaatse van het werkingsgebied 'kiosk (bouwactiviteit)' is een overkapping toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter.
56.2 Andere bouwwerken
In afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mag:
- a. een erf- en terreinafscheiding een bouwhoogte hebben van maximaal 1 meter;
- b. een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 57 Detailhandel - Tuincentrum (Bouwactiviteit)
57.1 Gebouwen en overkappingen
- a. Het totale bebouwingspercentage mag maximaal 70% van het bestemmingsvlak bedragen.
- b. Een gebouw of overkapping mag:
- 1. een goothoogte hebben van maximaal 4 meter;
- 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
- 3. een dakhelling hebben van minimaal 20°.
57.2 Andere bouwwerken
- a. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
- b. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
- c. In afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mogen overige andere bouwwerken een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
- d. In afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mogen nieuwe terreinafscheidingen niet worden gebouwd.
- e. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van sub d indien wordt aangetoond dat geen afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheden van migratie in het kader van de ecologische verbindingszone.
Artikel 58 Gemengd - 1 (Bouwactiviteiten)
58.1 Hoofdgebouw
- a. Er is maximaal 1 hoofdgebouw toegestaan.
- b. Een hoofdgebouw mag:
- 1. een bouwhoogte hebben van maximaal 12 meter;
- 2. een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2;
- 3. met de vrijstaande zijde niet binnen een afstand van 4 meter vanaf de perceelgrens worden gebouwd.
58.2 Gebouwen voor begeleid wonen en crisisopvang
Een gebouw voor begeleid wonen en crisisopvang mag:
- a. een bouwhoogte hebben van maximaal 12 meter;
- b. een oppervlakte hebben van maximaal 100 m2;
- c. met de vrijstaande zijde niet binnen een afstand van 4 meter vanaf de perceelgrens worden gebouwd.
Artikel 59 Gemengd - 2 (Bouwactiviteiten)
59.1 Hoofdgebouw
Een hoofdgebouw mag:
- a. bouwhoogte hebben van maximaal 12 meter;
- b. een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2;
- c. met de vrijstaande zijvrijstaande zijnde de niet binnen een afstand van 4 meter vanaf de perceelgrens worden gebouwd;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' worden gebouwd.
59.2 Recreatiewoning en zorgwoningen
Een recreatiewoning of zorgwoning mag:
- a. een bouwhoogte hebben van maximaal 12 meter;
- b. een oppervlakte hebben van maximaal 100 m2;
- c. met de vrijstaande zijde niet binnen een afstand van 4 meter vanaf de perceelgrens worden gebouwd.
Artikel 60 Horeca (Bouwactiviteit)
60.1 Gebouwen en overkappingen
- a. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag maximaal 450 m2 bedragen.
- b. Een gebouw of overkapping mag:
- 1. een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
- 2. een dakhelling hebben van minimaal 30°.
60.2 Bedrijfswoning
Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.
60.3 Andere bouwwerken
- a. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
- b. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
- c. In afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mogen overige andere bouwwerken een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 61 Landhuis (Bouwactiviteit)
61.1 Hoofdgebouwen
In afwijking van het bepaalde in Artikel 70 Wonen (bouwactiviteit) mag een landhuis een oppervlakte hebben van maximaal 300 m2.
61.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
In afwijking van het bepaalde in lid 41.3 sub b mag per landhuis de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 200 m2 zijn.
Artikel 62 Maatschappelijk 1 (Bouwactiviteit)
62.1 Gebouwen en overkappingen
- a. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag maximaal de ter plaatse van het werkingsgebied 'maximum bebouwingsoppervlakte (m2)' aangegeven oppervlakte bedragen.
- b. Een gebouw of overkapping mag:
- 1. een goothoogte hebben van maximaal 5,5 meter indien het een bedrijfswoning betreft;
- 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
- 3. een dakhelling hebben van minimaal 30°.
62.2 Andere bouwwerken
- a. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
- b. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
- c. In afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mogen overige andere bouwwerken een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 63 Natuur (Bouwactiviteit)
63.1 Gebouwen en overkappingen
Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.
63.2 Andere bouwwerken
In afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mag:
- a. een erf- en terreinafscheiding een bouwhoogte hebben van maximaal 1 meter;
- b. een bouwwerk ten behoeve van natuurobservatie mag een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
- c. een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 64 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 (Bouwactiviteit)
64.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van voorzieningen
- a. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing is maximaal 9.700 m2.
- b. Een gebouw mag een bouwhoogte hebben van maximaal 8 meter.
64.2 Bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.
64.3 Recreatiewoningen
- a. Het totaal aantal recreatiewoningen is maximaal 116.
- b. Een recreatiewoning mag:
- 1. een oppervlakte hebben van maximaal 80 m2 inclusief bijgebouwen;
- 2. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;
- 3. een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter.
64.4 Groepsaccommodatie
- a. Maximaal 1 groepsaccommodatie is toegestaan.
- b. Een groepsaccommodatie mag:
- 1. een goothoogte hebben van maximaal 3 meter;
- 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 5 meter.
- c. Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
64.5 Stacaravans
- a. Het totaal aantal stacaravans is maximaal 35.
- b. Een stacaravan mag:
- 1. een oppervlakte hebben van maximaal 70 m2 inclusief aangebouwde bijgebouwen;
- 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 3 meter.
- c. Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
64.6 Andere bouwwerken
- a. Vlaggenmasten, lantaarnpalen en basketbalborden mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
- b. Een antennemast mag uitsluitend achter de voorgevel van een bedrijfswoning worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter;
- c. in afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mag een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 65 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2 (Bouwactiviteit)
65.1 Gebouwen
- a. Als gebouw mag uitsluitend een kamphuis worden gebouwd.
- b. De gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing is maximaal 485 m2.
- c. Een gebouw mag:
- 1. een goothoogte hebben van maximaal 4 meter;
- 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 8 meter.
65.2 Andere bouwwerken
- a. Vlaggenmasten, lantaarnpalen en basketbalborden mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
- b. in afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mag een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 66 Sport - Manege (Bouwactiviteit)
66.1 Gebouwen en overkappingen
- a. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen mag maximaal 3.050 m2 bedragen.
- b. Een gebouw of overkapping mag:
- 1. een goothoogte hebben van maximaal 4 meter;
- 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter;
- 3. een dakhelling hebben van minimaal 30°.
66.2 Bedrijfswoning
Een bedrijfswoning mag een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2.
66.3 Andere bouwwerken
- a. Een vlaggenmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 6 meter.
- b. Een antennemast mag uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en mag een bouwhoogte hebben van 12 meter.
- c. in afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mag een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 67 Verkeer (Bouwactiviteit)
67.1 Gebouwen en overkappingen
Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.
67.2 Andere bouwwerken
Andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter.
Artikel 68 Verkeer - Railverkeer (Bouwactiviteit)
68.1 Gebouwen en overkappingen
- a. De gezamenlijke oppervlakten van gebouwen en overkapping is maximaal 1.200 m².
- b. Een gebouw of overkapping mag:
- 1. een oppervlakte hebben van maximaal 500 m²;
- 2. een bouwhoogte hebben van maximaal 8 meter.
68.2 Andere bouwwerken
- a. Een zend en/of ontvangstmast mag een bouwhoogte hebben van maximaal 16 meter.
- b. Andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mogen een bouwhoogte hebben van maximaal 10 meter.
Artikel 69 Water (Bouwactiviteit)
69.1 Gebouwen en overkappingen
Gebouwen en overkappingen zijn niet toegestaan.
69.2 Andere bouwwerken
In afwijking van het bepaalde in lid 41.4 mag een overig ander bouwwerk een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Artikel 70 Wonen (Bouwactiviteit)
70.1 Gebouwen
- a. Hoofdgebouwen zijn niet toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone'.
- b. Een hoofdgebouw mag:
- 1. een bouwhoogte hebben van maximaal 11 meter;
- 2. een oppervlakte hebben van maximaal 200 m2, tenzij het de gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)', in welk geval de oppervlakte van de hoofdgebouwen op het perceel maximaal de aangegeven oppervlakte mag bedragen;
- 3. met de vrijstaande zijde niet binnen een afstand van 4 meter vanaf de perceelgrens worden gebouwd.
Artikel 71 Aanlegfase Initiatieven
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven' mag het verrichten van bouwwerkzaamheden niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
Artikel 72 Omgevingsvergunning Initiatieven (Bouwactiviteit)
72.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven vergunningplicht', voor zover het de initiatieven 8, 16, 18, 19, 21, 22, 28, 33, 47, 48, 50, 51 en 52 betreft. De initiatiefnummers corresponderen met de in Bijlage 2 opgenomen percelen.
72.2 Voorlopig bouwverbod
De op grond van de overige regels in dit hoofdstuk toegelaten bouwwerken, ten behoeve van de nieuwe gebruiksactiviteit, mogen pas worden gebouwd indien:
- a. de omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit op grond van Artikel 37 is verleend;
- b. indien ook een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is deze is of tegelijkertijd met de vergunning genoemd in sub a wordt verleend.
72.3 Kostenverhaal
- a. Kosten, zoals bedoeld in artikel 6.2.3, 6.2.4 en 6.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening, worden verhaald ten laste van de gronden, gelegen binnen het exploitatiegebied, waarop op basis van dit Chw bestemmingsplan een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, is voorgenomen.
- b. Het exploitatiegebied is, conform artikel 7c, elfde lid onder c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, als zodanig aangewezen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied'.
- c. Een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 7c, tiende en elfde lid Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
Artikel 73 Nieuwe Bouwactiviteiten Poldergebied
73.1 Toepassingsbereik
Deze regels zijn van toepassing op het bouwen van nieuwe hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - poldergebied'. Het gaat hier om functiewijzigingen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in Artikel 38 en die niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 4 zijn toegestaan.
73.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van (uitbreidingen van) hoofdgebouwen geldt de volgende regel: een hoofdgebouw moet (qua vormgeving, maatvoering en situering) passen in het gewenste bebouwingsbeeld van het buitengebied Hattem en in het bijzonder het Poldergebied en voldoen aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit. Wat hieronder per deelgebied wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel, onderdeel Ruimtelijke kwaliteit. De bouwhoogte is maximaal 11 meter.
- b. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken bij hoofdgebouwen zijn de algemene regels van Artikel 41 onverkort van toepassing.
- c. Het gebruik moet zijn toegestaan op grond van artikel Hoofdstuk 3 of op basis van een verleende of een te verlenen omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit op grond van Artikel 38.
Artikel 74 Nieuwe Bouwactiviteiten Kernrand
74.1 Toepassingsbereik
Deze regels zijn van toepassing op het bouwen van nieuwe hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kernrand. Het gaat hier om functiewijzigingen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in Artikel 39 en die niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 4 zijn toegestaan.
74.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van (uitbreidingen van) hoofdgebouwen geldt de volgende regel: een hoofdgebouw moet (qua vormgeving, maatvoering en situering) passen in het gewenste bebouwingsbeeld van het buitengebied Hattem en in het bijzonder de Kernrand en voldoen aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit. Wat hieronder per deelgebied wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel, onderdeel Ruimtelijke kwaliteit. De bouwhoogte is maximaal 11 meter.
- b. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken bij hoofdgebouwen zijn de algemene regels van Artikel 41 onverkort van toepassing.
- c. Het gebruik moet zijn toegestaan op grond van artikel Hoofdstuk 3 of op basis van een verleende of een te verlenen omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit op grond van Artikel 40.
Artikel 75 Nieuwe Bouwactiviteiten Bosgebied
75.1 Toepassingsbereik
Deze regels zijn van toepassing op het bouwen van nieuwe of de uitbreiding van bestaande hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bosgebied. Het gaat hier om functiewijzigingen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in Artikel 40 en die niet al op grond van de overige regels van Hoofdstuk 4 zijn toegestaan.
75.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van (uitbreidingen van) hoofdgebouwen geldt de volgende regel: een hoofdgebouw moet (qua vormgeving, maatvoering en situering) passen in het gewenste bebouwingsbeeld van het buitengebied Hattem en in het bijzonder het Bosgebied en voldoen aan de eisen voor ruimtelijke kwaliteit. Wat hieronder per deelgebied wordt verstaan wordt beoordeeld aan de hand van de Beleidsregel, onderdeel Ruimtelijke kwaliteit. De bouwhoogte is maximaal 11 meter.
- b. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken bij hoofdgebouwen zijn de algemene regels van Artikel 41 van toepassing.
- c. Het gebruik moet zijn toegestaan op grond van artikel Hoofdstuk 3 of op basis van een verleende of een te verlenen omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit op grond van Artikel 40.
Hoofdstuk 5 Aanlegactiviteiten
Artikel 76 Leiding - Gas En Riool (Aanlegactiviteit)
- a. Ter bescherming van de gastransport- of rioolpersleiding is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 2. het in de grond brengen van voorwerpen;
- 3. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
- 4. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen;
- 5. het rooien en planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen;
- 6. het permanent opslaan van goederen;
- 7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginning, ophogen en aanleggen van drainage;
- 8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:
- 1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- 3. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
- c. De omgevingsvergunning zal slechts worden verleend, indien geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding en schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 77 Leiding - Hoogspanningsverbeinding (Aanlegactiviteit)
- a. Ter bescherming van de hoogspanningsverbinding is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;
- 2. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte door ontgrondingswerkzaamheden, ophoging of andere graafwerkzaamheden;
- 3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen;
- 4. het opslaan van goederen, (brandbare)stoffen en/of materialen;
- 5. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
- 1. die reeds in uitvoering zijn bij het van kracht worden van het plan;
- 2. die verband houden met de aanleg, aanpassing of onderhoud van de betreffende hoogspanningsverbinding en de daarbij behorende voorzieningen;
- 3. het onderhoud en beheer hetgeen krachtens een andere bestemming is toegestaan.
- c. De omgevingsvergunning kan worden verleend indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad. Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding.
- d. De in sub a genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
Artikel 78 Waarde - Archeologie 1 (Aanlegactiviteit)
- a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden van de gronden is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- 2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
- 3. het aanleggen van grondwallen/aarden wallen;
- 4. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
- 5. het aanbrengen van houtsingels (met uitzondering van erfbeplanting);
- 6. het (gedeeltelijk) rooien van houtsingels;
- 7. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
- 4. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
- c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
- d. Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
- 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
- e. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
- f. Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 79 Waarde - Archeologie 2 (Aanlegactiviteit)
- a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden van de gronden is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- 2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
- 3. het aanleggen van grondwallen/aarden wallen;
- 4. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
- 5. het aanbrengen van houtsingels (met uitzondering van erfbeplanting);
- 6. het (gedeeltelijk) rooien van houtsingels;
- 7. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
- 4. niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld of een kleinere oppervlakte dan 100 m² beslaan.
- c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
- d. Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
- 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
- e. Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.
- f. Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 80 Waterstaat - Waterkering (Aanlegactiviteit)
- a. Ter veiligstelling van de waterstaatkundige functie van de waterkering is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 2. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Boswet is geregeld;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
- 4. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkering.
Artikel 81 Agrarisch (Aanlegactiviteit)
- a. Ter bescherming van het agrarisch karakter van het gebied is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van:
- het aanleggen en verharden van wegen ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen en woningen;
- het aanbrengen van kuilvoerplaten en sleufsilo's in een directe ruimtelijke relatie met een agrarisch bouwperceel;
- het aanleggen van koe- en kavelpaden;
- 2. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Wet natuurbescherming is geregeld.
- 1. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van:
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 3. worden uitgevoerd in het kader van de activiteiten die met toepassing van Artikel38, Artikel 39 of Artikel 40 worden uitgevoerd. De aanvaardbaarheid van deze activiteiten wordt bij de toepassing van de bevoegdheid tot vergunning verlening afgewogen voor het betreffende deelgebied.
- c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
- 1. door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de agrarische waarde en functie niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
- 2. deze geen negatieve gevolgen hebben voor de natuur- en landschapsontwikkeling ten behoeve van (de totstandkoming van) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone'.
- d. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en werkzaamheden passend zijn in de bestemming Agrarisch (gebruiksactiviteit) (Artikel12).
Artikel 82 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden (Aanlegactiviteit)
- a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het reliëf, de kleinschaligheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen) is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van:
- het aanleggen en verharden van wegen ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen en woningen;
- het aanbrengen van kuilvoerplaten en sleufsilo's in een directe ruimtelijke relatie met een agrarisch bouwperceel;
- het aanleggen van koe- en kavelpaden;
- 2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 3. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Wet natuurbescherming is geregeld.
- 1. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van:
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- 3. worden uitgevoerd in het kader van de activiteiten die met toepassing van Artikel38, Artikel 39 of Artikel 40 worden uitgevoerd. De aanvaardbaarheid van deze activiteiten wordt bij de toepassing van de bevoegdheid tot vergunning verlening afgewogen voor het betreffende deelgebied.
- c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de agrarische waarde en functie en/of de landschappelijke waarde niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
- d. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en werkzaamheden passend zijn in de bestemming Agrarisch (gebruiksactiviteit) (Artikel12).
Artikel 83 Bos (Aanlegactiviteit)
- a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van het bos is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 3. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Wet natuurbescherming is geregeld;
- 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbande houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
- 5. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen;
- 6. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen en vlonders.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de bosbouwkundige, landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
- d. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en werkzaamheden passend zijn in de bestemming Bos (gebruiksactiviteit) (Artikel 19).
Artikel 84 Natuur (Aanlegactiviteit)
- a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuur is volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het aanleggen of verharden van voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 3. het vellen, rooien, zaaien en aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de Wet natuurbescherming is geregeld;
- 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbande houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
- 5. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen;
- 6. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden, dijken, dammen en vlonders.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en natuurlijke waarde niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
- d. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en werkzaamheden passend zijn in de bestemming Natuur (gebruiksactiviteit) (Artikel 27).
Artikel 85 Water Met Landschappelijke En Natuurlijke Waarde (Aanlegactiviteit)
- a. Voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden van het water is de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:
- 1. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbande houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen, uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van gebouwen op het openbare voorzieningennet;
- 2. het graven, vergraven dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen;
- 3. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden dijken, dammen en vlonders.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- 1. het normale onderhoud of de normale exploitatie betreffen;
- 2. worden uitgevoerd ter realisering van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
- 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig wordt of kan worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarde of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Hoofdstuk 6 Hogere Grenswaarden
Artikel 86 Hogere Grenswaarden Initiatieven Buitengebied
Met het vaststellen van het voorliggende Chw bestemmingsplan worden, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - initiatieven' voor de volgende initiatieven de aangegeven hogere grenswaarden voor de geluidbelasting uitgedrukt in Lden, ingevolge artikel 3.2 van het Besluit geluidhinder vastgesteld:
Initiatiefnummer | Aantal woningen | Spoor | A28 | A50 | Zuiderzeestraatweg | Hilsdijk | Oostersedijk | Geldersedijk | ||||||
3 | 1 | 54 dB | ||||||||||||
8 | 2 | 57 dB | ||||||||||||
11 | 1 | 50 dB | ||||||||||||
16 | 1 | 65 dB | 49 dB | 52 dB | ||||||||||
18 | 1 | 54 dB | 50 dB | |||||||||||
19 | 1 | 51 dB | ||||||||||||
20 | 1 | 50 dB | ||||||||||||
21 | 1 | 55 dB | ||||||||||||
23 | 1 | 52 dB | 52 dB | |||||||||||
28 | 1 | 51 dB | ||||||||||||
29 | 1 | 60 dB | 53 dB | |||||||||||
32 | 1 | 59 dB | ||||||||||||
33 | 1 | 55 dB | ||||||||||||
34 | 1 | 53 dB | 52 dB | 51 dB | ||||||||||
47 | 1 | 58 dB | 53 dB | |||||||||||
48 | 3 | 55 dB | 53 dB | |||||||||||
49 | 1 | 57 dB | 52 dB | |||||||||||
50 | 2 | 56 dB | 52 dB | |||||||||||
51 | 3 | 50 dB | ||||||||||||
52 | 1 | 51 dB | ||||||||||||
56 | 1 | 49 dB |
De initiatiefnummers corresponderen met de in Bijlage 2 opgenomen percelen.
Artikel 87 Hogere Grenswaarden Op Grond Van De Interimwet-stad-en-milieubenadering
87.1 Hogere grenswaarden ISM
Met het vaststellen van het voorliggende Chw bestemmingsplan worden, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter hoogte van de volgende initiatieven ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - ISM', in afwijking van het Besluit geluidhinder de in de tabel aangegeven hogere grenswaarden ingevolge artikel 2 van de Interimwet stad-en-milieubenadering:
Initiatiefnummer | Aantal woningen | Spoor | A28 | A50 | Geldersedijk | Zuiderzeestraatweg | ||||
5 | 2 | 54 dB | ||||||||
6 | 1 | 60 dB | ||||||||
15 | 1 | 55 dB | ||||||||
16 | 1 | 74 dB | ||||||||
17 | 1 | 55 dB | ||||||||
23 | 1 | 56 dB | ||||||||
32 | 1 | 55 dB | 59 dB | |||||||
33 | 1 | 56 dB | 62 dB | 54 dB | ||||||
34 | 1 | 55 dB | ||||||||
48 | 3 | 55 dB | ||||||||
50 | 2 | 58 dB | 55 dB | |||||||
51 | 3 | 58 dB | ||||||||
53 | 1 | 64 dB | 56 dB | |||||||
56 | 1 | 64 dB |
De initiatiefnummers corresponderen met de in Bijlage 2 opgenomen percelen.
87.2 Voorwaardelijke verplichtingen gebruik woningen
Het gebruik van de woningen genoemd in 87.1, waarvoor hogere grenswaarden zijn vastgesteld, is alleen toegestaan als:
- a. deze woningen ten minste één individuele buitenruimte op de begane grond hebben waar de gecumuleerde geluidbelasting door álle zoneringsplichtige bronnen, uitgedrukt in Lcum, ten hoogste 53 dB bedraagt,
- b. het binnenniveau in de bedruimten binnen deze woningen berekend als het gecumuleerde equivalente geluidniveau vanwege álle zoneringsplichtige bronnen en met inbegrip van de geluidbelasting in de 63 Hz octaafband, ten hoogste 23 dB in de akoestische nachtperiode bedraagt.
Artikel 88 Hogere Grenswaarden Nieuwe Geluidsgevoelige Objecten
Met het vaststellen van het voorliggende Chw bestemmingsplan worden, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter hoogte van de volgende op de verbeelding aangegeven gebiedsaanduidingen, hogere grenswaarden ingevolge artikel 3.2 van het Besluit geluidhinder vastgesteld:
Spoor | A28 | A50/N50 | Hilsdijk | Zzsw* | Hessenweg | Geldersedijk | |||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 1 | 53 | 53 | |||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 2 | 68 | 53 | |||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 3 | 68 | 53 | 53 | ||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 4 | 53 | 53 | 53 | ||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 5 | 68 | 53 | 53 | 53 | |||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 6 | 68 | 53 | 53 | 53 | 53 | ||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 7 | 68 | 53 | 53 | ||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 8 | 53 | ||||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 9 | 53 | 53 | |||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 10 | 68 | 53 | |||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 11 | 68 | 53 | 53 | ||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 12 | 53 | ||||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 13 | 53 | ||||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 14 | 53 | ||||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 15 | 68 | 53 | |||||||||||
overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 16 | 68 |
* Zzsw = Zuiderzeestraatweg
Hoofdstuk 7 Overgangs- En Slotregels
Artikel 89 Overgangsrecht
89.1 Overgangsregels bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
89.2 Overgangsregels gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 90 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Chw bestemmingsplan Buitengebied
van de gemeente Hattem.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Dit is het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte voor het buitengebied van Hattem van de gemeente Hattem: het Chw bestemmingsplan Buitengebied. Voor het buitengebied van Hattem geldt het bestemmingsplan Buitengebied dat in 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld (zie paragraaf 1.4). In 2017 is al gestart met een uitgebreid participatieproces met inwoners, ondernemers, organisaties en ketenpartners om te komen tot een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis en herstelwet, verder Crisis- en Herstelwet (Chw) bestemmingsplan genoemd. Voor de ontwikkeling van het buitengebied van Hattem is herziening van de geldende bestemmingsplannen nodig. In plaats van een bestemmingsplan is dit plan een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte', juridisch Chw bestemmingsplan genoemd. Hiermee wordt het juridisch - planologisch regime geactualiseerd en met de verbrede reikwijdte alvast vooruitgelopen op de Omgevingswet. Belangrijk aspect van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is het sturen op kwaliteiten. Voor de te ontwikkelen gebieden binnen het buitengebied van Hattem wordt geen eindbeeld met gedetailleerde bestemmingen opgenomen, maar de gewenste kwaliteit wordt per deelgebied beschreven. Het gaat dan bijvoorbeeld om de gewenste ruimtelijke structuur, welke functiecombinaties er voor het gebied zijn en onder welke milieuomstandigheden. Er wordt afgewogen welke kwaliteit belangrijk is om te behouden of te ontwikkelen en waarop de gemeente wil sturen. De gemeente Hattem loopt hiermee vooruit op de Omgevingswet en met het plan wordt invulling gegeven aan de wens om meer op kwaliteit te sturen.
Het 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' geeft meer mogelijkheden, zoals de naam al aangeeft. Waar een bestemmingsplan normaal gesproken alleen regels over de ruimtelijke ordening mag bevatten, mag een Chw bestemmingsplan meer bevatten, namelijk regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Dit begrip omvat alles wat de kwaliteit van de fysieke leefomgeving bepaalt. Dus ook aspecten als welstand, landschap, milieu, duurzaamheid, veiligheid, gezondheid en cultureel erfgoed. Met een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan beter worden ingespeeld op ontwikkelingen die zich voordoen in het buitengebied van Hattem. Hiermee wordt ingespeeld op een grote aanpassing van de huidige wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu, die op 1 januari 2024 in werking treedt. De gemeente Hattem heeft het buitengebied van Hattem aangemeld als pilotproject om vooruit te kunnen lopen op deze nieuwe wetgeving. Daarmee ligt er straks een plan dat ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet nog actueel is en dat past in het gedachtegoed van de wet. Het opstellen van een Chw bestemmingsplan is ook voor de gemeentelijke organisatie een mooie kans om zich voor te bereiden op de Omgevingswet en om na invoering van deze wet nog meer de kansen van deze wet te benutten.
Voor de goede orde wordt nog wel opgemerkt dat een Chw bestemmingsplan nog geen omgevingsplan is, zoals de Omgevingswet uiteindelijk voor ogen heeft. Een omgevingsplan is namelijk een plan voor de hele gemeente, waarin de regels voor de fysieke leefomgeving vanaf de basis opnieuw zijn opgezet. Het voorliggende plan biedt zoals gezegd wel de basis om de mogelijkheden van een omgevingsplan nu al te verkennen. Op verschillende aspecten wordt met dit Chw bestemmingsplan al wel geëxperimenteerd met de Omgevingswet.
1.2 Plangebied Chw Bestemmingsplan
Hattem ligt op de overgang van de Noord-Veluwe naar de IJsselvallei. De gemeente ligt binnen de provincie Gelderland op de grens met Overijssel. Hattem ligt op een steenworp afstand van Zwolle. De stad Hattem is onderdeel van de rij Hanzesteden langs de IJssel. De gemeente ligt grotendeels in de oksel van de snelwegen A28 en A50: Deze twee snelwegen komen samen bij knooppunt Hattemerbroek.
figuur 1.1 - situering gemeente Hattem in regionaal verband
In onderstaande figuur is de begrenzing aangegeven van het plangebied dat wordt opgenomen in het Chw bestemmingsplan Buitengebied. Binnen het plangebied zijn de rijkswegen A50 en A28 gelegen. De A50 vormt de westelijke grens, maar het Bedrijvenpark H2O valt buiten het plangebied (gearceerde deel plangebied).
Ten oosten van het plangebied is de IJssel met de uiterwaarden gelegen en de kern Hattem. Aan de zuidzijde van het plangebied is het Natura 2000-gebied De Veluwe gelegen. Het Natura 2000-gebied Rijntakken (bestaande uit o.a. de Uiterwaarden IJssel) maakt geen deel uit van het plangebied, maar is op korte afstand gelegen ten oosten van het plangebied.
In het plangebied lopen de spoorlijn tussen Zwolle en Amersfoort (Veluwelijn) en de Hanzelijn tussen Zwolle en Lelystad.
figuur 1.2 - begrenzing plangebied
Voor het uiterwaardengebied langs de IJssel is in het kader van de Ruimte voor de Rivierregeling een eigen bestemmingsplan opgesteld. Het gebied maakt daarom geen deel uit van het voorliggende Chw bestemmingsplan Buitengebied.
Voor het perceel Koeweg 11 - 13 is 8 februari 2021 het bestemmingsplan 'Koeweg 11-13 Hattem' vastgesteld. Voor het plangebied zijn ten behoeve van de beoogde ontwikkeling specifieke planregels vastgelegd. Het gebied maakt daarom ook geen deel uit van het voorliggende Chw bestemmingsplan.
1.3 Milieueffectrapportage
In het kader van het voorliggend Chw bestemmingsplan Buitengebied wordt een m.e.r.-procedure doorlopen. In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke plannen, projecten en besluiten een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Een planm.e.r.-plicht is aan de orde als het plan:
- 1. direct m.e.r.-plichtig is omdat de activiteiten die mogelijk gemaakt worden staan genoemd in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage van het Besluit m.e.r.;
- 2. kaderstellend is voor een toekomstig besluit over m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten: bijvoorbeeld bedrijfsactiviteiten die in het kader van de omgevingsvergunning milieu m.e.r.- (beoordelings)plichtig zijn;
- 3. mogelijkheden biedt voor activiteiten die een significant negatief effect kunnen veroorzaken op Natura 2000-gebieden, waardoor een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is.
Drempelwaarden C- en D-lijst
De nieuwvestiging, uitbreiding of wijziging van veehouderijbedrijven is in het kader van de omgevingsvergunning vanaf een bepaalde omvang m.e.r.- of m.e.r.-beoordelingsplichtig. Dit betekent dat bij een concreet initiatief in het kader van de vergunningaanvraag een m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-procedure dient te worden doorlopen. Deze m.e.r.-(beoordelings)plicht is afhankelijk van het aantal dieren waarop het initiatief betrekking heeft. Zowel voor melkrundveehouderijen als voor intensieve veehouderijen zijn drempelwaarden opgenomen in het Besluit m.e.r.; de drempelwaarden voor een m.e.r.-beoordelingsplicht liggen bijvoorbeeld bij 2.000 stuks mestvarkens of 200 stuks melkkoeien. Wanneer een plan ontwikkelingsruimte biedt voor initiatieven waarbij mogelijk drempelwaarden worden overschreden, is sprake van een planm.e.r.-plicht.
Conform wet- en regelgeving en jurisprudentie dient bij de beoordeling of sprake is van een planm.e.r.-plicht ook rekening te worden gehouden met onbenutte ruimte die wordt overgenomen uit vigerende bestemmingsplannen en afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden. Door de ontwikkelingsmogelijkheden die het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem biedt, is het mogelijk dat in bepaalde gevallen bij toekomstige uitbreidingen van veehouderijen drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. zullen worden overschreden. Om deze reden is in het kader van het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem sprake van een planm.e.r.-plicht.
Effecten op Natura 2000
De zuidzijde van het plangebied bestaat uit het Natura 2000-gebied De Veluwe. Op korte afstand van het plangebied is Natura 2000-gebied de Rijntakken gelegen. Beide gebieden zijn stikstofgevoelig. In de Wet natuurbescherming is vastgelegd dat voor plannen die mogelijk leiden tot significante negatieve effecten op Natura 2000 een zogenaamde 'passende beoordeling' noodzakelijk is.
Voor wat betreft het voorliggend Chw bestemmingsplan Buitengebied kan niet op voorhand worden uitgesloten dat sprake is van significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Met name als het gaat om het aspect stikstofdepositie kan op vele kilometers afstand sprake zijn van significante negatieve effecten als gevolg van de bouwmogelijkheden voor veehouderijen in het bestemmingsplan. Zeker wanneer rekening wordt gehouden met het cumulatieve effect van de maximale invulling van alle bouwmogelijkheden die het Chw bestemmingsplan Buitengebied biedt. Dit betekent dat een passende beoordeling dient te worden uitgevoerd. Wanneer voor een plan een passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is, leidt dit automatisch tot een planm.e.r.-plicht.
Het gecombineerde planm.e.r. is tezamen met het ontwerp van het bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan Buitengebied' ter inzage gelegd. Voor de inhoud van de plan/project-MER wordt verwezen naar hoofdstuk 7.
1.4 Welke Plannen En Overige Regels Worden In Dit Chw Bestemmingsplan Opgenomen
Met het Chw bestemmingsplan Buitengebied worden de volgende bestemmingsplannen vervangen.
Tabel 1.1 - geldende bestemmingsplannen
plantype | plannaam | vastgesteld d.d. | |||
bestemmingsplan | Buitengebied 2007 | 2 april 2007 | |||
bestemmingsplan | Schipsweg | 14 maart 2011 | |||
bestemmingsplan | Geldersedijk 95 | 23 september 2013 | |||
bestemmingsplan | Kwekerij Souman, Hattem | 3 februari 2014 | |||
bestemmingsplan | Oostersedijk 9, Hattem | 14 maart 2014 | |||
bestemmingsplan | Paraplubestemmingsplan Parkeren | 29 juni 2020 |
Alleen het Paraplubestemmingsplan Parkeren wordt deels vervangen, omdat dit plan voor het gehele grondgebied van Hattem van toepassing is.
1.5 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Chw bestemmingsplan Buitengebied' met identificatienummer NL.IMRO.0244.bpChwBuitengebied-0003 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:
- verbeelding
- planregels
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels verbonden om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het Chw bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het Chw bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het Chw bestemmingsplan.
1.6 Wat Kunt U Lezen In Deze Toelichting (Leeswijzer)
De toelichting is als volgt opgezet:
- In Hoofdstuk 2 wordt omschreven wat het experiment Chw bestemmingsplan inhoudt.
- In Hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie van het buitengebied omschreven waarbij ook wordt ingegaan op de landschappelijke kenmerken.
- Hoofdstuk 4 bevat het relevante beleidskader van Rijk, provincie Gelderland en de gemeente Hattem.
- In Hoofdstuk 5 komen de opgaven voor het buitengebied aan de orde.
- In Hoofdstuk 6 de doorwerking in het plan en de beschrijving van de initiatieven die met dit plan mogelijk worden gemaakt.
- In Hoofdstuk 7 worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken en wordt ingegaan op de resultaten van de uitgevoerde m.e.r.
- In Hoofdstuk 8 staat de beschrijving van het juridische systeem en de uitleg van de regels van het Chw bestemmingsplan.
- In Hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en hoe met dit plan wordt omgegaan met het wettelijk verplichte kostenverhaal.
- Hoofdstuk 10 gaat in op het traject dat aan dit plan vooraf is gegaan en de te doorlopen procedure en de wijze waarop de gemeente omgaat met handhaving van het plan.
Hoofdstuk 2 Experiment Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte
2.1 Wat Houdt Het Experiment Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte In?
Voor het buitengebied van Hattem mag een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte worden vastgesteld. Maar wat houdt dat eigenlijk in?
Het buitengebied van Hattem is op grond van artikel 2.4 lid 1 van de Crisis- en herstelwet en artikel 7c van het Besluit Uitvoering Crisis- en herstelwet in de 15etranche aangewezen als innovatief experiment met een bredere reikwijdte van bestemmingsplannen. Met deze pilotstatus mag door bestemmingsplannen worden afgeweken van diverse (ruimtelijk relevante) bepalingen uit wet- en regelgeving. Daarmee krijgen deze bestemmingsplannen voor een deel alvast het karakter van een omgevingsplan.
Zo kan worden geëxperimenteerd op de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan. Met artikel 7c wordt aan deze plannen een wettelijke grondslag gegeven. Het besluit van de minister om het plangebied aan te wijzen als gebied waarvoor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte mag worden vastgesteld is opgenomen als 1 in deze toelichting.
Een overzicht van de bepalingen waarvan mag worden afgeweken en de wijze waarop van deze mogelijkheden gebruik wordt gemaakt met het Chw bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen in de tabel in bijlage 2 van deze toelichting.
De Omgevingswet wil sturen op kwaliteit, goede initiatieven mogelijk maken en kwetsbare belangen beschermen. Voor de gemeente Hattem betekent dat voor het Chw bestemmingsplan Buitengebied:
- minder en op elkaar afgestemde regels;
- integrale benadering van aspecten van de fysieke leefomgeving in één plan;
- meer ruimte voor afwegingen op gemeentelijk niveau;
- meer ruimte en flexibiliteit voor wenselijke ontwikkelingen, evenwel met inachtneming van bepaalde voorwaarden en waarborgen kwaliteiten en hoofdstructuur;
- het waarborgen van omgevingskwaliteit.
Het begrip 'omgevingskwaliteit' bestaat uit alle aspecten die bepalend zijn voor de leefbaarheid van onze fysieke leefomgeving. Wat in ieder geval wordt verstaan onder de fysieke leefomgeving wordt omschreven in artikel 1.2 van de Omgevingswet. Door de verbrede reikwijdte van het voorliggende bestemmingsplan kunnen meer aspecten van de omgevingskwaliteit worden gewaarborgd. Hier wordt in de volgende paragraaf nader op ingegaan.
2.1.1 Verbrede reikwijdte
De verbrede reikwijdte betekent dat het Chw bestemmingsplan Buitengebied niet alleen gaat over de 'goede ruimtelijke ordening', maar dat de fysieke leefomgeving centraal staat, net als onder de toekomstige Omgevingswet. In een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen, naast regels met een ruimtelijke relevantie, extra regels opgenomen worden ten behoeve van:
- het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en
- het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.
Dit betekent dat planregels kunnen worden opgenomen over onder andere:
- duurzaamheid,
- het waarborgen van de veiligheid,
- het beschermen van de gezondheid,
- het milieu en
- landschappelijke of stedenbouwkundige waarden,
- het uiterlijk van bouwwerken (welstand) en
- natuurbescherming.
De verbreding van de reikwijdte betekent onder meer dat milieuaspecten in het plan kunnen worden gereguleerd en dat maatregelen voor natuur, verkeer, cultuurhistorie en evenementen rechtstreeks in het plan kunnen worden opgenomen.
2.1.2 Beleidsregels
Een mogelijkheid die de Crisis- en Herstelwet biedt is het werken met open normen die nader worden ingevuld door beleidsregels. Een voorbeeld van een open norm is dat bij het bouwen van bouwwerken moet worden voorzien in 'voldoende parkeergelegenheid'.
De gemeentelijke beleidsregel hierbij geeft vervolgens aan hoe wordt bepaald wat 'voldoende' is, bijvoorbeeld aan de hand van parkeernormen. Deze beleidsregels kunnen door de raad of het college worden vastgesteld.
Als het gaat om een beleidsregel voor welstand kan alleen de raad deze vaststellen. Aan de vaststelling van een beleidsregel gaat geen verplichte voorbereidingsprocedure vooraf.
Het werken met open normen en beleidsregels biedt flexibiliteit in het buitengebied van Hattem. Een open norm in het Chw bestemmingsplan is langer houdbaar omdat de invulling van de beleidsregel eenvoudiger kan worden aangepast. Hiermee kan sneller worden ingespeeld op maatschappelijke behoeftes en ontwikkelingen. Op voorhand is immers niet altijd goed in te schatten welke ontwikkelingen waar komen.
Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem (Afwegingskader)
In het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem wordt bij recht ruimte geboden aan een aantal nieuwe initiatieven (zie 6.2). Voor nieuwe initiatieven die zich later aandienen bevat het Chw bestemmingsplan een flexibele regeling, waarbij deze op grond van een omgevingsvergunning kunnen worden toegelaten. Voor de beoordeling van de vergunningsaanvraag van deze nieuwe initiatieven is het Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem aan het Chw bestemmingsplan gehecht.
Dit Afwegingskader bevat ruime kaders op het gebied van verschillende aspecten van de fysieke leefomgeving (zoals duurzaamheid, gezondheid, ruimtelijke kwaliteit en veiligheid). Binnen de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen die de gemeente Hattem in verschillende beleidskaders heeft vastgesteld, biedt het Afwegingskader ruimte aan de ontwikkeling van nieuwe initiatieven (zie paragraaf 5.4).
2.1.3 Digitalisering
Bij het digitaal vormgeven van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan onder voorwaarden worden afgeweken van de digitale aspecten zoals vastgelegd in de RO Standaarden 2012. De voorwaarde is dat het bestemmingsplan wel elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar wordt gesteld en blijft, op een door de raad te bepalen internetadres. De landelijke voorziening Ruimtelijkeplannen.nl bevat een verwijzing naar dit internetadres.
Geonovum heeft naar aanleiding hiervan een werkafspraak gepubliceerd die betrekking heeft op de ontsluiting van de informatie van het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte via Ruimtelijkeplannen.nl.
Hierbij wordt uitgegaan van twee opties.
- 1. Uitvoering met behulp van een contour op Ruimtelijkeplannen.nl. De gemeente stelt een contour met daaraan gekoppeld pdf-bestanden van verbeelding, toelichting en regels beschikbaar die via de website www.ruimtelijkeplannen.nl raadpleegbaar is. Op een andere weblocatie stelt de gemeente het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar.
- 2. Uitvoering met behulp van een interactief raadpleegbaar plan op Ruimtelijkeplannen.nl. De gemeente Hattem stelt het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte beschikbaar als authentiek plan waarvan de volledige inhoud via de website www.ruimtelijkeplannen.nl interactief raadpleegbaar is.
Voor het Chw bestemmingsplan Buitengebied is het uitgangspunt om het plan in ieder geval interactief raadpleegbaar te hebben via de website www.ruimtelijkeplannen.nl (optie 2). Hiermee wordt de continuïteit van ontsluiting van het plan na inwerkingtreding van de Omgevingswet gewaarborgd. Er is zoveel mogelijk aangesloten op de SVBP 2012.
2.2 Uitstel Planschade Tot Vergunningverlening
Onder het huidige recht is een bepaling van een bestemmingsplan een oorzaak voor planschade. Dit betekent dat om planschade kan worden verzocht, nadat het bestemmingsplan in werking is getreden. Bij de bepaling van de hoogte van de planschade wordt uitgegaan van de maximale invulling van de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. In het geval van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, dat bovendien ruimte en flexibiliteit biedt aan nu nog onbekende initiatieven voor het buitengebied van Hattem, is het gat tussen wat maximaal mogelijk is en wat daadwerkelijk wordt gerealiseerd nog groter dan bij een regulier bestemmingsplan. Hierdoor zal het begroten en het vooraf verzekeren van de planschade bij nog onbekende initiatiefnemers erg complex zijn. Bovendien valt de schade op basis van de maximale invulling van het bestemmingsplan hoger uit dan de schade die daadwerkelijk ontstaat door gerealiseerde initiatieven. Het is immers op voorhand, na vaststelling van het bestemmingsplan, niet duidelijk welke initiatieven uitgevoerd gaan worden.
Met dit Chw bestemmingsplan wordt daarom gebruik gemaakt van de mogelijkheden uit artikel 7w Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, het experiment met planschade. Dit experiment sluit aan bij de systematiek voor planschade (nadeelcompensatie) uit de Omgevingswet. Deze systematiek houdt in dat een verzoek om tegemoetkoming van schade kan worden ingediend nadat een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of - bij dit experiment - wanneer een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit (onder de Omgevingswet de omgevingsplanactiviteit) wordt verleend. Het huidige recht benoemt de omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit niet als schadeveroorzakend besluit, waardoor het moment van aanvragen en bepalen van planschade niet naar de omgevingsvergunning verschoven kan worden.
Met deze toevoeging wordt de omgevingsvergunning het schadeveroorzakend besluit in plaats van het Chw bestemmingsplan. Dit betekent dat de gemeente niet op voorhand met alle mogelijke initiatiefnemers een planschadeverhaalsovereenkomst hoeft te sluiten, maar dat dit kan op het moment dat een initiatiefnemer zich aandient met een concreet plan. Bovendien wordt de hoogte van de uit te keren tegemoetkoming in de planschade gebaseerd op het specifieke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend.
Bovendien zorgt de regeling uit artikel 7w BuChw ervoor dat een aanvrager om tegemoetkoming in planschade niet tegengeworpen kan krijgen dat een initiatief voorzienbaar is geworpen in de periode tussen vaststelling bestemmingsplan met verbrede reikwijdte en de verlening van een omgevingsvergunning voor een concreet initiatief. Het recht op planschade blijft voor die benadeelde burgers behouden, waardoor een mogelijk waardedrukkend effect op woningen of andere onroerend goed van burgers nabij een initiatief ten gevolge van nog niet benutte mogelijkheden uit een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte met deze regeling in ieder geval enigszins beperkt wordt.
2.3 Nieuwe Rol Gemeenteraad En College
Met de invoering van de Omgevingswet worden procedures vereenvoudigd en de proceduretijden ingrijpend verkort. Om dit mogelijk te kunnen maken is het noodzakelijk om het besluitvormingsproces te optimaliseren.
De Omgevingswet maakt dit mogelijk door het college, in veel meer gevallen dan nu, aan te wijzen als bevoegd gezag. Daar waar dit niet zo is biedt de wet de gemeenteraad de mogelijkheid om middels een delegatieregeling de bevoegdheid alsnog te delegeren aan het college.
In het Chw bestemmingsplan Buitengebied wordt met toepassing van de Crisis- en herstelwet alvast geëxperimenteerd met een aantal mogelijkheden die de Omgevingswet zal bieden. Eén van de instrumenten die voor het buitengebied van Hattem kan worden gebruik is de delegatiebevoegdheid waarmee de gemeenteraad haar bevoegdheid, om het Chw bestemmingsplan op onderdelen (voor bepaalde deelgebieden en/of thema's) te wijzigen, kan delegeren aan het college. Het delegatiebesluit hoeft niet geïntegreerd te worden in het Chw bestemmingsplan zelf.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Landschappen
Het landschap binnen Hattem is onder te verdelen in verschillende landschapstypen:
- het open polderlandschap;
- het oeverwallenlandschap;
- het kampenlandschap en enken;
- het natte heide- en broekontginningenlandschap;
- het uiterwaardenlandschap;
- het bos- en landgoederen landschap;
- het uiterwaardenlandschap.
figuur 3.1 - landschapstypen binnen de gemeente (bron: Landschapsontwikkelingsplan LOP)
Met betrekking tot het plangebied zijn van noord naar zuid de volgende deelgebieden relevant:
- het open polderlandschap
ligt ten westen van de oeverwal. In dit gebied bezonken de lichtere kleideeltjes, welke de basis vormen van de polder. In de 12e eeuw werd de IJssel bedijkt. Hierdoor werd de polder een bruikbaar weidegebied. Voor akkerbouw was het in eerste instantie nog te nat. Later werden sloten en drainage in het gebied aangelegd, waardoor akkerbouw wel mogelijk werd.
Kenmerkend voor dit gebied is de grootschalige verkaveling. Deze is echter gedeeltelijk verdwenen door de aanleg van een snelweg, die het gebied doorkruist. Met het aanleggen van de dijken langs de IJssel ontstonden in het buitendijkse gebied de uiterwaarden. - het oeverwallenlandschap
is de strook tussen het poldergebied en de uiterwaarden van de IJssel. Het is ontstaan doordat vlak langs de IJssel door het water zwaardere en grovere sedimentdeeltjes zijn afgezet, welke hebben gezorgd voor het ontstaan van een verhoging in het landschap, de oeverwal.
Door zijn hogere ligging was de oeverwal een geschikte plek om te wonen. - het kampenlandschap en enken
liggen op het overgangsgebied tussen het Veluwe massief en de uiterwaarden van de IJssel. Het gebied kenmerkt zich door enken en landbouwgronden op de overgang naar de lager gelegen gebieden. Op de scheiding van hoog en laag ontwikkelden zich linten en wegen evenwijdig aan de hoogte van het gebied met boerderijen en woningen. De wegen volgen ook veelal de natuurlijke vormen van de enken en de aangrenzende ontginningen en hebben daardoor een slingerend karakter. Deze opbouw is heel karakteristiek voor de rand van Veluwe. - het natte heide- en broekontginningenlandschap
oorspronkelijk de laagste gebieden gelegen op de overgang van het kampenlandschap naar de IJsseldal. Deze gronden waren van oorsprong kletsnat een vormden een smalle band rondom het kampenlandschap. Het was een open landschap, dat rationeel werd verkaveld en in gebruik was als hooi- en weiland. De linten en boerderijen vormden oorspronkelijk de rand van dit open landschap.
Het grootste deel van dit landschap is in de huidige situatie opgeslokt door de ontwikkeling van de stad Hattem. Ten zuiden van de stad is nog een smalle strook blijven bestaan op de overgang naar de Hoenwaard en ten noorden van de stad wordt een deel van het uitloopgebied Assenrade nog gekenmerkt door de lage ligging van de oorspronkelijke broekontginningen. - het bos- en landgoederen landschap
Dit landschapstype is te vinden op het Veluwemassief: een stuwwal, die tijdens de Saliënijstijd is opgestuwd door een ijslob in het IJsseldal. Dit gebied was vroeger een open gebied met voornamelijk woeste gronden. Door het planten van bossen en de in gebruik name door de mens, ontstond een bosrijker gebied waar voornamelijk landhuizen en kastelen werden gebouwd.
Verder was hier weinig bebouwing te vinden. Tegenwoordig is het voornamelijk bosgebied met sporadisch een stukje heide.
3.2 Natuurgebied
De natuurwaarden binnen de gemeente betreft voornamelijk de natuurwaarden op het Veluwemassief, de natuurwaarden in het overgangsgebied naar de uiterwaarden van de IJssel en in het poldergebied. Het Veluwemassief en de uiterwaarden van de IJssel vallen onder Natura 2000. Het gehele Veluwe Massief valt binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) / Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het uiterwaardengebied (buiten het plangebied) is aangewezen als een verwevingsgebied. Het Apeldoorns kanaal (buiten het plangebied) en de Molecatense Beek (binnen het plangebied) zijn ecologische verbindingszones. In het noorden van de gemeente komt een ecologische verbindingszone uit in de Gelderse Kolk.
De Hattemer poort zorgt voor een ecologische verbinding tussen het hoge en droge Veluwe Massief en de lage en natte IJsselvallei. De Hattemer poort is tevens onderdeel van de robuuste verbindingszone.
3.3 Landbouw
De totale oppervlakte van de gemeente Hattem bedraagt 2.428 hectare. Daarvan is in 2022 ruim 920 hectare in gebruik als cultuurgrond (inclusief het uiterwaardengebied). Dit is bijna 38% van de totale oppervlakte van de gemeente. Binnen de gemeente zijn in 2022 nog 27 landbouwbedrijven actief. Het merendeel zijn gemengde bedrijven.
Uit onderstaand overzicht blijkt dat vanaf 2000 het aantal landbouwbedrijven binnen de gemeente Hattem is afgenomen van 62 bedrijven naar 27 actieve bedrijven in 2022; een afname van 56%. Het agrarisch grondgebruik (cultuurgrond) is in dezelfde periode afgenomen van bijna 1.096 hectare naar bijna 920 hectare; een afname van 16%.
Tabel 3.1 - Agrarisch grondgebruik
periode | aantal landbouwbedrijven (index 2000 = 100) | oppervlakte grondgebruik cultuurgrond (are) (index 2000 = 100) | |||
2000 | 62 (100) | 109.567 (100) | |||
2005 | 56 (90) | 123.917 (113) | |||
2010 | 46 (74) | 111.251 (102) | |||
2015 | 42 (68) | 109.332 (100) | |||
2020 | 28 (45) | 94.037 (86) | |||
2021 | 27 (44) | 91.932 (84) | |||
2022 | 27 (44) | 92.019 (84) |
Bron: www.cbs.nl/statlin
In het kader van het voorliggend bestemmingsplan is ten behoeve van de planMER een gebiedsdekkende inventarisatie uitgevoerd, waarbij per bedrijf de vergunde situatie, de feitelijke aanwezige veestapel en de daarmee samenhangende emissies in beeld zijn gebracht.
In bijlage 3 van de planMER (zie bijlage 9 in deze toelichting) is een overzicht opgenomen van de resultaten van deze inventarisatie. In totaal gaat het om 31 agrarische bestemmingen, waarvan 20 veehouderijen. Het betreft met name melkrundveebedrijven. Er is één niet grondgebonden (intensieve) veehouderij aanwezig.
figuur 3.2 - plangebied (noord en zuid) met ligging huidige 31 agrarische bestemmingen, actieve veehouderijen bij nummers 2-5, 7-15, 17, 18, 20, 23-25, 27 (bron: planMER)
Een aantal van deze agrarische bestemming is in dit plan nog aangepast naar een andere functies, omdat het inmiddels geen actieve agrarische bedrijven meer betreft. Er heeft dus ten opzichte van het MER nog een actualisatieslag plaatsgevonden na gesprekken met de eigenaren.
Intensieve veehouderij
Binnen de gemeente wordt, op grond van het reconstructieplan Veluwe, ten aanzien van intensieve veehouderij een onderscheid gemaakt tussen extensiveringsgebieden en verwevingsgebieden.
- In de extensiveringsgebieden ligt het primaat bij natuur of wonen. In deze gebieden is uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij niet toegestaan.
- In de verwevingsgebieden is het beleid gericht op verweven van landbouw, natuur en wonen. Nieuwvestiging is niet toegestaan. Hervestiging op bestaande locaties en uitbreiding tot 1,5 hectare is wel mogelijk als de ruimtelijke kwaliteit of functies in het gebied zich daar niet tegen verzetten.
Binnen de gemeente is aan de Ierstweg 2 (binnen het verwevingsgebied) nog één intensieve veebedrijf aanwezig.
Paardenfokkerij
In de Hoenwaard (buiten het plangebied) ligt één paardenfokkerij.
3.4 Niet-agrarische Bedrijvigheid
In het plangebied van Hattem zijn diverse niet-agrarische bedrijven gevestigd. Het gaat om bedrijven van zeer uiteenlopende aard. Aanwezig zijn onder andere een marktkramenverhuurbedrijf, aannemersbedrijven, tuincentra en een camping. Een deel van deze bedrijven is ontstaan als vervolgfunctie of nevenactiviteit op een agrarisch bedrijf. De verwachting is dat als gevolg van functieverandering nog meer bedrijfjes zich in oude stallen en schuren zullen gaan vestigen.
3.5 Wonen
De niet-agrarische bebouwing in het plangebied bestaat voor het grootste deel uit woningen. Het voorkomen van burgerwoningen concentreert zich voornamelijk op de Hattemer Enk. Een aantal woningen zijn voormalige agrarische bedrijven.
In de afgelopen jaren zijn op diverse plaatsen in het buitengebied nieuwe burgerwoningen bijgekomen. De verwachting is dat het aantal woningen verder zal toenemen door functieveranderingen in de agrarische sector.
3.6 Recreatie
3.6.1 Dagrecreatie
Dagrecreatie in het buitengebied van Hattem is vooral extensief van aard. De agrarische gebieden en de landgoederen lenen zich goed voor recreatief medegebruik. Het gaat hierbij vooral om routegebonden vormen van land- en waterrecreatie.
Het netwerk van wandelpaden en -routes ligt vooral in de bosrijke gedeelten van het plangebied op de Veluwe en op de overgang van de Veluwe naar het agrarisch gebied. Binnen de gemeente Hattem zijn er bijna geen bewegwijzerde (wandel)routes en duidelijke opstappunten aanwezig. Recent is de Beken- en Sprengenroute uitgebracht, die onder meer door landgoed Molecaten loopt. Met de gemeenten Heerde en Oldebroek wordt een klompenpadennetwerk ontwikkeld.
Voor de Veluwe is het fietsknooppuntensysteem ontwikkeld. Aansluitend hierop is een fietsverbinding met Heerde via de Hoenwaard gewenst. In combinatie met de Hanzelijn is een fietsverbinding over de IJssel gerealiseerd.
Ook voor de ruitersport biedt het plangebied mogelijkheden. Op het Veluwemassief is een gemarkeerd ruiterpad aanwezig. In het buitengebied van Hattem is op Landgoed Molecaten een pensionstal aanwezig en een manege aan het Vijzelpad.
Vooral landgoed Molecaten biedt verscheidene recreatieve voorzieningen. De meeste paden in de bossen van Molecaten zijn voor wandelaars opengesteld. Op het landgoed ligt ook het Hotel Restaurant Herberg Molecaten. Net buiten het plangebied ligt op het landgoed een camping. Landgoed Flip Hul is gedeeltelijk toegankelijk voor recreanten.
3.6.2 Verblijfsrecreatie
De Veluwe neemt voor wat betreft verblijfsrecreatieaanbod in het buitengebied een bijzondere plek in. In de bossen van de Veluwe ligt het recreatieterrein De Leemkule. Op De Leemkule zijn een camping, een groepsaccommodatie, trekkershutten en een bungalowpark aanwezig.
Naast de verblijfsrecreatieve mogelijkheden zijn er ruime voorzieningen aanwezig, zoals een restaurant, een openlucht- en overdekt zwembad, een winkel en diverse sport- en spelmogelijkheden. Aan de Koeweg is een kamphuis gevestigd. Op diverse plekken in het buitengebied zijn bed&breakfast voorzieningen aanwezig.
3.7 Verkeer
Door het plangebied lopen twee snelwegen, de A50 en de A28. De externe ontsluiting van het gebied voor het autoverkeer vindt via de A50. De A28 heeft geen afslag naar Hattem.
Binnen het plangebied ligt een aantal wegen voor met een regionale functie. Het gaat daarbij om de Zuiderzeestraatweg (Wezel/Hattem/Zwolle), de Geldersedijk/Nieuwe Weg/Apeldoornseweg (Hattem/Wapenveld/Heerde), de Geldersedijk (richting Zalk, De Zande en Kampen) en vanaf de A50 de Hessenweg.
Parallel aan de A28 ligt de spoorlijn Amersfoort-Zwolle, met een aftakking parallel aan de A50 richting Lelystad, de zogenaamde Hanzelijn.
3.8 Onderscheiden Deelgebieden In Buitengebied Hattem
Voorafgaan aan het voorliggende Chw bestemmingsplan is een gebiedsanalyse uitgevoerd. De analyse is als bijlage 4 in de toelichting opgenomen.
figuur 3.3 - drie deelgebieden in het buitengebied van Hattem
3.8.1 Poldergebied
figuur 3.4 - ligging Poldergebied
Het Poldergebied in het noorden van de gemeente bestaat ruimtelijk gezien uit twee delen:
- de dynamische verkaveling langs de Gelderse IJsseldijk en
- de lange, orthogonale (NW-ZO) verkaveling van Polder Hattem aan de westzijde.
Deze delen worden door de Oude Middelwetering van elkaar gescheiden. Het agrarische productielandschap bevindt zich in de grootschalige polder aan de westzijde.
Kleinschaliger woningen en agrarische bedrijven zijn aan de dijk te vinden. Opvallend element is de zandafgraving die is gevuld met water aan de Oostersedijk. De polder is vlak en de open ruimte wordt gezoomd met bomenlaantjes, die de verkavelingsstructuur volgen en vanaf ooghoogte zichtbaar maken. De zuidelijke punt heeft een bijzondere positie, ingeklemd tussen A28, Hanzelijn en de IJssel. De Zuiderzeestraatweg is hier van oudsher het verbindende element, waaraan een kleine kern ontwikkeld is.
Mogelijke doelen:
- Het productielandschap met een open karakter behouden en een polderlandschap waar voor grote schaal geen plaats meer is.
- In het productielandschap is ruimte voor beperkte schaalvergroting.
- In het dijklandschap is ruimte voor recreatie.
- Overgang in landschap laten zien met wandelroute.
- Ruimte maken voor duurzame energie in de randzones en nabij hoofdinfrastructuur.
3.8.2 Kernrand
Uit enkele zienswijzen op het ontwerp is naar voren gekomen dat het Afwegingskader in het bestemmingsplan voor de kernrand nog wat scherper moet worden afgestemd op de koers uit de Omgevingsvisie (zie paragraaf 4.3.1). Hiertoe is de notitie Aanbevelingen voorkwaliteitsverbetering in de kernrand van Hattem opgesteld (zie bijlage 5). Deze notitie vormt een verdere uitwerking van de visie op de toekomstige ontwikkeling van de kernrand.
De notitie vormt daarmee input voor het aanscherpen van het afwegingskader voor het deelgebied kernrand in het bestemmingsplan, zodat de ruimtelijk-functionele uitgangspunten voor huidige en toekomstige initiatieven/ontwikkelingen goed aansluiten op de ambities en uitgangspunten zoals die in de omgevingsvisie staan verwoord.
figuur 3.5 - ligging verschillende sferen binnen kernrandzone (zie Bijlage 5)
Binnen de kernrand kunnen drie verschillende sferen worden onderscheiden:
- open weidegebied aan de noordwestzijde van de kern;
- halfopen kampenlandschap ten westen van de kern;
- open enken op de overgang naar de hooggelegen beboste stuwwal van de Veluwe.
Op sommige plaatsen, zoals in het kampenlandschap, zijn oude structuren soms verdwenen. Het streven is de landschappelijke structuren te behouden of terug te brengen en de belevingswaarde en ecologische waarde ervan te vergroten, voor Hattemers en voor bezoekers van buiten. Nieuwe ontwikkelingen in de kernrand (en andere delen van het buitengebied) moeten dan ook passen bij het lokale karakter en dit versterken.
Het doel is om de kernrand aantrekkelijker te laten worden voor bewoners en ook om ommetjes te maken vanuit de kern Hattem. Dit draagt bij aan de gezondheid van de Hattemers en is ook aantrekkelijk voor toeristen. Veilige en attractieve recreatieve verbindingen tussen de stad en het buitengebied zijn dan ook belangrijk. Een van de maatregelen is het completeren van de langzaamverkeersverbinding over het tracé van de oude spoorlijn (Roseboomspoor). In de kernrand is ook ruimte voor kleinschalige overnachtingsmogelijkheden op bestaande erven, zoals bed&breakfasts.
figuur 3.6 - ligging Kernrand
In de notitie Aanbevelingen voor kwaliteitsverbetering in de kernrand van Hattem wordt voor de verschillende deelgebieden binnen de kernrandzone de koers nader vastgelegd:
- Open weides
Het doel is erop gericht dat het weidegebied aan de noordzijde van de stad open blijft. Hier is ruimte voor waterberging en natuurontwikkeling, in combinatie met recreatieve routes (ommetjes). - Halfopen kampenlandschap
Het doel is gericht op het versterken/herstellen van het kampenlandschap. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, mits ze bijdragen aan een duidelijke ruimtelijke / landschappelijke kwaliteitsverbetering en dat er natuurinclusief gebouwd wordt. Daarbij wordt gedacht aan het ontwikkelen van landschappelijke structuren als hagen, houtwallen en/of bomenrijen/-lanen langs de wegen. Dit is ook goed voor de biodiversiteit. - Open enken
Het doel is om de enken open te houden. De doorzichten vanuit het noorden over de enken naar de hoger gelegen randen van de Veluwe zijn landschappelijk gezien heel waardevol.
In de notitie Aanbevelingen voor kwaliteitsverbetering in de kernrand van Hattem wordt voor de deelgebieden bijbehorende aanbevelingen geformuleerd (zie verder Bijlage 5), die gebruikt kunnen worden voor ontwikkelingen in de Beleidsregel Afwegingskaderbuitengebied Hattem (Afwegingskader) (het Afwegingskader).
3.8.3 Bosgebied
figuur 3.7 - ligging Bosgebied
De noordelijke uitloper van de Veluwe ligt in de gemeente Hattem. In deze bossen ligt onder andere het landgoed Molecaten. De thema's die hier spelen hebben betrekking op de ontwikkeling van ruimte voor beweging, recreatie en natuurontwikkeling en -bescherming. Hierbij is de balans tussen flexibiliteit in bebouwing, recreatievoorzieningen en natuurontwikkeling van belang.
Mogelijke doelen:
- Routes en oversteekplaatsen toevoegen.
- Ruimte voor verblijf, toerisme en recreatie.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Ruimtelijk Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking treedt. De NOVI is op 11 september 2020 vastgesteld. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden, en er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.
In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, voorkomen we versnippering over het landschap en benutten we de ruimte zo efficiënt mogelijk. Voorwaarde is steeds dat bewoners echt goed betrokken zijn en invloed hebben op het gebruik, en waar dat kan meeprofiteren in de opbrengsten.
De aanleg van zonneparken in het landschap moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Het Rijk plaatst bij voorkeur eerst zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en gevels. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal. - 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein. Ingezet wordt op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen.
Belangrijk is wel dat de economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam, en circulair. Daarbij wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen. - 3. Sterke en gezonde steden en regio's
Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap.
Er wordt naar gestreefd dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd. - 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit.
Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen wordt ingezet op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, is ongewenst en wordt tegengegaan.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
Belangrijkste keuzes in de NOVI:
- een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat Nederland zo wordt ingericht dat ons land de klimaatveranderingen aan kan. Daarvoor is nodig dat functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) worden ingepast;
- de verandering van de energievoorziening. Bij de inpassing van duurzame energie hebben we oog voor omgevingskwaliteit. Een voorbeeld hiervan is dat er eerst wordt gekeken naar ongebruikte daken om zonnepanelen op te plaatsten;
- de overgang naar een circulaire economie, waarbij we tegelijk goed kunnen blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden;
- de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. Hiermee wordt gestuurd op een goed bereikbaar netwerk van steden. Daarbij wordt de ambities en mogelijkheden in steden en regio’s in heel Nederland gebruikt;
- het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een voorkeursvolgorde logistieke functies;
- het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap. Daarbij wordt gewerkt aan een omslag naar kringlooplandbouw waarbij het gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.
Om verschillende urgente opgaven voor gebieden integraal op te pakken zijn acht NOVI-gebieden aangewezen. Dit zijn gebieden waar verschillende grote, ingewikkelde opgaven spelen. Het gaat daarbij onder andere om de regio Zwolle waar vooral de aanpak van energie- en klimaattransitie in relatie tot de verstedelijking.
Ten aanzien van de Regio Zwolle wordt opgemerkt dat het een regio betreft die snel sterk groeit, waardoor de woningmarkt oververhit is geraakt en het mobiliteitssysteem onder druk komt te staan. Als gevolg van klimaatverandering en de ligging in een Delta loopt het watersysteem van de regio tegen grenzen aan. In de regio Zwolle is klimaatbestendige groei een hoofdopgave. De ambitie van het Rijk is om groeiregio Zwolle verder te ontwikkelen tot een blijvend aantrekkelijke, klimaatbestendige en economisch vitale regio.
De plannen voor het buitengebied van Hattem zijn in overeenstemming met de prioriteiten en uitgangspunten uit de NOVI evenals de afwegingsprincipes.
4.1.2 Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)
Het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) valt onder de Nationale Omgevingsvisie en is een programma van:
- het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV);
- het ministerie van Infrastructuur en Water (IenW);
- het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijk relaties (BZK).
Gestreefd wordt naar een rijke en veerkrachtige natuur, robuust watersysteem, vitaal platteland, toekomstbestendig klimaat, en ruimte voor een duurzame en sterke landbouw. In het NPLG worden de belangen van de boeren, natuur en klimaat samen gebracht met het ook op een vitaal platteland.
Met een gebiedsgerichte aanpak wil het kabinet stikstofmaatregelen slim combineren met andere maatregelen om de natuur, de bodem en de waterkwaliteit te verbeteren en de klimaatopgave te halen.
Het ontwikkeldocument Nationaal Programma Landelijk Gebied biedt kaders die de provincies gebruiken om de gebiedsprogramma’s op te stellen. Binnen het NLPG zijn de provincies als gebiedsregiseur verantwoordelijk voor het opstellen van de gebiedsprogramma's, zo ook Gelderland. Het gebiedsprogramma geeft op hoofdlijnen een passende, gebiedsgerichte uitwerking per provincie van de indicatieve regionale doelen van het NPLG.
In de gebiedsprogramma’s leggen provincies vast hoe ze de doelen voor natuur, stikstof, water en klimaat gaan halen. Voor 1 juli 2023 moeten de verschillende provincies een provinciaal Programma Landelijk Gebied (PPLG) bij het Rijk inleveren, zie verder in paragraaf 4.2.5.
4.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel de AMvB Ruimte genoemd, is op 22 augustus 2011 vastgesteld en in oktober 2012 aangevuld. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
4.1.4 Conclusies rijksbeleid
Het voorliggende Chw bestemmingsplan Buitengebied houdt rekening met de rijksbelangen.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland is vastgesteld door Provinciale Staten op 19 december 2018. Het trad in werking op 1 maart 2019. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat hierin centraal. Dit doet de provincie door de focus te leggen op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland.
Het streven is dat Gelderland in 2050 compleet klimaatneutraal is. Voor het opwekken, opslaan en transporteren van duurzame energie is veel ruimte nodig. Windturbines, zonneparken, warmtecentrales, (mest)vergisters, waterkrachtcentrales moeten een plek krijgen in het Gelderse landschap. Met oog voor de kwaliteiten die Gelderland uniek maken kunnen initiatieven zich ontwikkelen.
In de Omgevingsvisie worden de provinciale ambities geformuleerd:
- Het streven is dat Gelderland in 2050 klimaatbestendig is door goed voorbereid en toegerust te zijn op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar. Er wordt gezorgd voor een veerkrachtig en duurzaam water-, natuur en bodemsysteem, bestaande uit een klimaatbestendige en schone bodem en ondergrond en uit schoon en gezond grond- en oppervlaktewater en drinkwater.
- Er wordt gestreefd naar een circulaire economie, waarbij afval niet meer bestaat. Er zijn alleen nog grondstoffen die blijvend hun waarde behouden in schone industrie.
- Om de variatie in planten en dierensoorten weer op peilt te krijgen streeft de provincie een versterking van de biodiversiteit. De provincie ziet daarbij grote kansen door veehouderij, land- en tuinbouw en natuur slimmer te verbinden. Er wordt daarbij met betrokken partijen gewerkt aan een betere balans tussen de intensieve veehouderij, natuurwaarden, lucht- en bodemkwaliteit en het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw en fruitteelt.
Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden. - Ten aanzien van mobiliteit wordt gestreefd naar een efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag. Dat wordt onder andere bewerkstelligd door het verbeteren van knelpunten en het aanvullen van ontbrekende schakels. Voor het landelijk gebied wordt gezocht naar slimme alternatieve vormen van vervoer.
- Gestreefd wordt naar een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat. Daarbij wordt maximaal profijt gehaald uit de unieke combinatie van stedelijke en groene kwaliteiten. De werklocaties worden duurzaam ingericht qua energie, klimaatbestendigheid en logistieke en productiestromen.
- Gelderland streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Zo wordt de economische kracht en de kwaliteit van het leven in Gelderland versterkt, nu en in de toekomst.
Om invulling te geven volgt de provincie de DOE-principes
- Doen: de provincie kijkt breed met focus en zoekt actief ruimte
- Laten: de provincie stimuleert niets buiten haar visie
- Zelf: de provincie neemt zelf verantwoordelijkheid en geeft het goede voorbeeld
- Samen: de provincie doet het samen en met oog voor innovatie
4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland (geconsolideerd januari 2023)
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van de taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Ze geven hier richting aan door gezamenlijk zeven samenhangende ambities na te streven op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid; economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat.
In de verordening zijn alleen regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving.
4.2.3 Plussenbeleid
In 2017 hebben Provinciale Staten het plussenbeleid vastgesteld. Daarmee geeft de provincie niet grondgebonden veehouders de ruimte om hun bedrijf te ontwikkelen, onder bepaalde voorwaarden. De gemeente dient deze voorwaarden verder uit te werken in beleidsregels.
Binnen de gemeente Hattem is op dit moment nog maar één niet-grondgebonden veehouderijbedrijf aan de Ierstweg aanwezig. De gemeente heeft op dit moment deze beleidsregel niet verder uitgewerkt, wat betekent dat er geen sprake is van uitbreidingsruimte.
4.2.4 Regionaal Verstedelijkingsstrategie Regio Zwolle
Zoals eerder is aangegeven zijn voor de zeven regio's met de hoogste verstedelijkingsdruk door de rijk en de regio verstedelijkingsstrategieën opgesteld waarbij niet alleen naar de woningbouw is gekeken, maar ook baar mobiliteit, economie en natuur, energie en water.
In de Regio Zwolle is er behoefte aan circa 40.000 woningen. Klimaatadaptatie vormt naast wonen, werken en de mobiliteitstransitie een belangrijke bouwsteen in de verstedelijkingsstrategie. Diverse perspectieven zijn onderzocht en de kansrijke bouwstenen en bevindingen zijn verwerkt in het verstedelijkingsconcept ‘de warme harten strategie’. Hierbij wordt op drie schaalniveaus een hart gerealiseerd. Ieder schaalniveau kent zijn eigen opgave:
- concentreer het grootste deel van toekomstige verstedelijking in bestaand stedelijk Zwolle,
- draag bij aan een warm hart rond OV-knooppunten voor ‘dagelijkse dingen’ in middelgrote kernen en
- houd de overige kernen vitaal.
Versnellingsafspraken woningbouw
Voor de Regio Zwolle wordt de gezamenlijk verstedelijkingsstrategie uitgewerkt. De plannen voor 't Veen zullen daar deel van uitmaken. In het kader van de versnellingsafspraken woningbouw zijn voor een aantal grotere ontwikkelingen rijksbijdragen ontvangen ten behoeven van aanpassingen aan de infrastructuur.
4.2.5 Vitaal Landelijk Gebied Gelderland (VVLG)
In het kader van het Nationaal Programma Landelijk gebied (zie paragraaf 4.1.2) vraagt de minister alle provincies om een gebiedsprogramma te maken. Hierin staan maatregelen die bijdragen aan de doelen uit het NPLG op het gebied van water, natuur, klimaat, stikstof en landbouw. Op 1 juli 2023 moet elke provincie een gebiedsprogramma inleveren waarin deze maatregelen staan beschreven.
In december 2022 heeft de provincie de eerste contouren voor het Gelders Programma Landelijk Gebied (GPLG) met vijf uitgangspunten gepresenteerd :
- Natuurinclusieve en/of kringlooplandbouw als passend toekomstperspectief
- Water en bodem sturend in de opgaven.
- Natuurherstel door robuust systeemherstel van de N2000 gebieden, groenblauwe dooradering en extra maatregelen in de overgangsgebieden.
- Vasthouden aan het Gelderse klimaatplan 2021-2030 en het nationale klimaatakkoord.
- Bij de maatschappelijke opgaven sturen op samenhang.
Onder de naam 'Vitaal Landelijk Gebied Gelderland' wordt daar verder invulling aangegeven. De provincie werkt daarbij samen met gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties van onder andere landbouw en natuur aan de Gelderse invulling. Voor drie gebieden Veluwe, Achterhoek-Lienmers en het Rivierengebied worden concrete en goed onderbouwde maatregelen uitgewerkt.
Verwacht wordt dat het eerste concept van het gebiedsprogramma VLGG in november 2023 gereed is. Daarvoor het wel nodig dat er duidelijkheid van het Rijk is over onder andere het Landbouwakkoord. Vooruitlopend op het gebiedsprogramma komt de provincie medio juli met een maatregelenpakket met betrekking stikstofreductie en natuurverbeteringen die snel uitgevoerd kunnen worden.
4.2.6 Regionaal Energie Strategie Noord-Veluwe
De doelen uit het nationale Klimaatakkoord (2019) maken een energietransitie van fossiele brandstoffen naar duurzamere energiebronnen noodzakelijk. Nederland is verdeeld in verschillende energieregio's met ieder hun eigen Regionale Energiestrategie (RES). Hierin staat beschreven hoe het beste duurzame energie opgewekt kan worden en op welke plaatsen dit ruimtelijk inpasbaar, maatschappelijk acceptabel en financieel haalbaar is. In de RES Noord-Veluwe (april 2021) heeft de regio zich als doel gesteld om in 2030 ongeveer 59,4% van alle elektriciteit die wordt gebruikt, in de regio duurzaam op te wekken via zonne- en windenergie. Hiermee verlaagt de regio de uitstoot van broeikasgassen (CO2) met 53%, dat is ruim binnen het landelijke klimaatdoel van 49%.
Voor wat betreft zonne-energie wordt uitgegaan van de Gelderse constructieve zonneladder, waarbinnen het plaatsen van zonnepanelen op daken prioriteit heeft boven het ontwikkelen van zonneparken op de grond of op water. Het realiseren van zonneparken in zogenoemde restruimtes heeft weer de voorkeur boven zonneparken op landbouwgrond. In Hattem is een zonnepark op landbouwgrond pas mogelijk nadat overige treden (zon op dak, benutten van restruimtes) eveneens voorzien zijn van (plannen voor) initiatieven. Grond- en watergebonden zonneparken zijn mogelijk zijn binnen in de polders ten noorden van de Hanzespoorlijn.
Er staan sinds kort vier windmolens langs de N50 nabij het knooppunt Hattemerbroek. Er zijn twijfels en zorgen over de inpassing en impact van extra windmolens in het gebied. Er is aanvullend onderzoek nodig om vast te stellen of er eventueel ruimte is voor additionele windturbines. Er ligt dus geen concreet aanbod voor extra molens.
4.2.7 Conclusie provinciaal beleid
De uitgangspunten van het voorliggende Chw bestemmingsplan Buitengebied sluiten aan op het geldend beleid van de provincie. Veel van het provinciaal beleid is geconcretiseerd in het gemeentelijk beleid, zoals opgenomen in de gemeentelijke Omgevingsvisie. Het omgevingsprogramma Vitaal Landelijk Gebied Gelderland is nog in voorbereiding.
In hoofdstukken 5 en 6 van de toelichting van het voorliggend Chw bestemmingsplan wordt het provinciaal, bijvoorbeeld met betrekking tot het GNN, en gemeentelijk beleid verder geconcretiseerd in de verbeelding en in de planregels alsmede het bijbehorend Afwegingskader (zie paragraaf 5.4).
In de planMER, die als bijlage 9 is opgenomen bij het Chw bestemmingsplan, wordt aandacht besteed aan de milieueffecten van de voorliggende plannen (zie ook paragraaf 7.2 van deze toelichting). Daarnaast zijn ten behoeve van de verschillende initiatieven die als recht in het Chw bestemmingsplan zijn meegenomen aanvullende onderzoeken uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn opgenomen in paragrafen 7.4 en 7.5 van deze toelichting.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Omgevingsvisie Hattem 2040
De gemeente heeft vooruitlopend op de komst van de Omgevingswet samen met de bewoners van de gemeente een Omgevingsvisie opgesteld. Naast dat er minder regels komen om aan te toetsen, krijgt iedere gemeente ook meer afwegingsruimte om te bepalen wat belangrijk wordt gevonden en maatwerk te leveren. Daarnaast verandert de rol van de gemeente. De samenleving krijgt een veel grotere rol in de planvorming. De gemeente zal meer gaan faciliteren, inspireren en integraal belangen gaan afwegen.
Het doel van de Omgevingsvisie is om met een heldere visie aan te geven waar de gemeente naar toe wil voor 2040. Zo kan de gemeente haar positie bepalen en waar dat nodig is - stelling nemen. De Omgevingsvisie is daarbij de kapstok voor het toekomstig beleid en initiatieven. In de Omgevingsvisie worden de ambities allereerst voor de hele gemeente vastgesteld en daarna voor de verschillende deelgebieden. Van elk deelgebied worden de karakteristieken geduid die samen de huidige identiteit vormen. Daarna wordt de koers richting 2040 beschreven waarbij wordt aangegeven welke ontwikkelingen daar op welke wijze aan bij kunnen dragen.
4.3.2 Landschapsontwikkelingsplan (LOP)
4.3.3 Beleids- en actieplan recreatie en toerisme
De sector recreatie en toerisme is voor de gemeente Hattem een belangrijk voor behoud van werkgelegenheid, het voorzieningenniveau en de leefbaarheid in de gemeente. Hattem ken niet alleen een geschiedenis als Hanzestad, ook wat betreft het buitengebied is Hattem aantrekkelijk door de variatie in landschap. De Veluwe is een van de belangrijkste toeristische bestemmingen van Nederland. De Veluwe is voor de gemeente Hattem dan ook sterk toeristisch merk.
In het beleids- en actieplan recreatie en toerisme wordt een duidelijke en goed onderbouwde visie op de ontwikkeling van recreatie en toerisme in de gemeente gegeven. Voor wat betreft het voorliggende plangebied is het volgende relevant. Aangegeven wordt dat natuur en landschap, naast cultuurhistorie, weer meer gewaardeerd wordt. Kleinschalige gemeentes met rust, ruimte en een beleefbaar cultuurhistorisch verleden, zoals Hattem, zijn hierdoor in trek.
De gemeente kiest voor een gemiddeld tot hoog ambitieniveau ten aanzien van de ontwikkeling van recreatie en toerisme, passend bij de profilering en de maat en schaal van de gemeente. Voor wat betreft het voorliggende plangebied maakt Hattem deel uit van recreatieve dagtochten op de Veluwe. Het is belangrijk dat Hattem wordt verbonden met de regionale routenetwerken die op de Veluwe aanwezig of in ontwikkeling zijn.
Verder wil de gemeente zich aanvullend onderscheiden door de ligging aan het water beter te benutten, als 'waterpoort' naar de Veluwe.
Met nieuwe ontwikkelingen dient er rekening mee gehouden te worden dat Hattem tussen twee Natura 2000-gebieden ligt. Deze gebieden zijn vanuit de natuurwetgeving streng beschermd. Nieuwe recreatievoorzieningen binnen deze gebieden zijn niet toegestaan. In de directe omgeving mogen nieuwe ontwikkelingen de natuurwaarden niet schaden.
4.3.4 Groenstructuurvisie
Het groen in Hattem is een belangrijk component voor de uitstraling, beleving en leefbaarheid van de gemeente. Ook is een groene leefomgeving van belang voor klimaatbestendigheid, hittestress en een gezond leefklimaat binnen en buiten de bebouwde omgeving van Hattem. De positie van Hattem is bijzonder; ingeklemd tussen de oude stuwwallen en het rivierenlandschap.
De groenstructuurvisie zet in op duurzame groene structuren in de bebouwde kom en het buitengebied van Hattem.
figuur 4.19 - groenstructuurkaart hele gemeente
De groenstructuurvisie richt zich voor wat betreft het buitengebied vooral op de intrinsieke kwaliteiten van verschillende landschappen (vlakken), van (cultuurhistorische) lanen, wegen (lijnen) en kenmerkende of kansrijke plekken (punten). Deze vlakken, lijnen en punten worden niet alleen kwalitatief beschreven, maar er worden ook kansen met betrekking tot biodiversiteit, klimaatadaptatie en duurzaamheid aangegeven. De waarde van groen in Hattem zet zich in op ruimtelijke kwaliteiten, gebruikskwaliteiten en ecologische kwaliteiten.
De ruimtelijke kwaliteiten uiten zich in (cultuur-)historische lijnen en plekken, de verscheidenheid aan landschapstypen, en de huidige groenstructuur. De visie richt zich op de landschappelijke en cultuurhistorische lijnen, vlakken, en punten. De lijnen lopen langs oude verbindingswegen en kenmerkende lanen. De vlakken zijn opgebouwd uit stedenbouwkundige en landschappelijke eenheden (waaronder o.a. de binnenstad, bebouwde schil, en landschappelijke puzzelstukken). De punten zijn o.a. opgebouwd uit kenmerkende groene plekken, waardevolle bomen, speelplekken, en stadsentrees.
In de groenstructuurvisie wordt uitgegaan van vijf pijlers die de concrete ambities en richtinggevende beleidsuitgangspunten ondersteunen:
- Diversiteit: Deze pijler gaat in op het versterken van de biodiversiteit, toevoegen van kleur en vergroten van klimaatbestendigheid.
- Identiteit: Over tien jaar is de ruimtelijke identiteit van Hattem duidelijk herkenbaar door het samenspel van de stedenbouwkundige elementen, cultuurhistorische structuren en de groene structuren van de gemeente. Kenmerkende landschapselementen zijn hierdoor prominenter aanwezig.
- Beleving: Per wijk zullen planten en kleuren sterk bijdragen aan een positieve uitstraling van de openbare ruimte, en geeft het aanwezige groen accenten aan bijzondere plekken. Ook worden bewoners gestimuleerd meer groen in hun tuin te realiseren.
- Klimaat: Hattem zet zich in verder aan te passen aan een toekomst met meer extreme weersomstandigheden, door middel van opvang van regenwater, koesteren van bomen (schaduw) en groene daken. Samenwerking met bewoners en organisaties is hierbij essentieel.
- Gebruikswaarde: Door aan grote groengebieden een functie, zoals sport en beweging, beleving en recreatie, toe te kennen is er voor iedere bewoner een reden om naar buiten te gaan. Ook kan zo de gebruiksdruk worden verspreid.
De groenstructuurvisie en de bijbehorende groenvisie is vertaald in gebiedspaspoorten met gebiedsgerichte kwaliteiten en een streefbeeld. Voor het voorliggende Chw bestemmingsplan Buitengebied zijn met name de volgende gebiedspaspoorten relevant:
- Poldergebied (binnendijks en oeverwallen)
Gestreefd wordt naar een kleinschalig landschap met onregelmatige kavels op de oeverwal. Het groen kan deze kleinschaligheid accentueren. Door bijvoorbeeld meidoornhagen als perceelafscheidingen, het gebruik van houtsingels, weg-en erfbeplantingen, knotwilgen en bosjes. Ook fruitbomen passen in het landschap.
Kenmerkend strakkere kavels in de polders met rechtlijnig patroon met hier en daar een elzenbosje (broekbosje), elzensingels, knotbomen, erfhagen. - Kampenlandschap en enken
Gestreefd wordt naar een landschap met duidelijke kenmerken van de kampenstructuur, bestaande uit houtwallen en bomenlanen. - Veluwelandschap
Gestreefd wordt naar een biodivers landschap met typische Veluwse kenmerken, zoals de combinatie van gevarieerde bossen en heidevelden.
Voor elk van de gebiedspaspoorten zijn deze vertaald in inrichtings- en beheeruitgangspunten. Deze dienen als basis voor het Afwegingskader bij het voorliggende Chw bestemmingsplan.
4.3.5 Welstandsnota
In de welstandsnota staan criteria die burgemeester en wethouders gebruiken bij de beoordeling of een bouwplan redelijkerwijs voldoet aan de eis van welstand, met als doel een bijdrage te leveren aan het behoud en de verbetering van het woonmilieu en de aantrekkelijkheid van onder andere het buitengebied. Deze criteria zijn algemeen en gaan niet in op specifieke kenmerken van locaties waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden.
Het welstandsbeleid is gericht op het handhaven, herstellen en versterken van gewaardeerde of gewenste ruimtelijke karakteristieken en de samenhang binnen het gebied of object. In beheersituaties gebeurt dit vooral via regels en toetsing, terwijl in ontwikkelingssituaties het accent ligt op het faciliteren en stimuleren van kwaliteit.
Binnen de gemeente wordt onderscheid gemaakt in twee welstandsniveaus die de mate van aandacht weergeven voor de verschillende gebieden:
- welstandsniveau 1: zware toetsing;
- welstandsniveau 2: soepele toetsing.
Bij de beoordeling door de welstandscommissie worden de bouwplannen, afhankelijk van het welstandsniveau, globaal of gedetailleerd bekeken.
figuur 4.20 - welstandsniveaus in het buitengebied van Hattem
Uit voorgaande figuur blijkt dat voor het plangebied voornamelijk sprake is van een soepel welstandsniveau (N2). Voor de aanwezige landgoederen en monumenten in het buitengebied geldt het zwaardere welstandniveau 1 (N1).
In het kader van het Chw bestemmingsplan wordt voor nieuwe initiatieven een Afwegingskader opgesteld (zie paragraaf 5.4). In het ruimtelijk deel van het Afwegingskader (deel 2 van het Afwegingskader Buitengebied Hattem) worden de nieuwe eisen ten aanzien van welstand opgenomen. Dit betekent dat voor het plangebied van dit Chw bestemmingsplan de welstandsnota is vervangen.
4.3.6 Nota ruimtelijke kwaliteit buitengebied (concept)
De nota Ruimtelijke Kwaliteit Buitengebied Hattem is een inspiratiekader voor de inrichting van de erven en de uitstraling van de bebouwing. Met behulp van de ontwerpregels kunnen initiatiefnemers plannen ontwikkelen die de culturele waarde, belevingswaarde en daarmee de identiteit van dit fraaie buitengebied versterken.
De nota bevat naast inspiratieregels een beperkt aantal welstandscriteria zodat het tevens gebruikt kan worden bij het welstandstoezicht.
Binnen het buitengebied wordt onderscheid gemaakt tussen het poldergebied, de kernrand en het bosgebied (zie ook paragraaf 3.8). Binnen deze deelgebieden is een nadere onderverdeling gemaakt.
In het kader van het Chw bestemmingsplan is voor nieuwe initiatieven een Afwegingskader opgesteld (zie paragraaf 5.4). In het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit van het Afwegingskader (deel 2 van het Afwegingskader Buitengebied Hattem) is het inspiratiekader uit de nota ruimtelijke kwaliteit buitengebied verwerkt. De Nota Ruimtelijke kwaliteit zal dus niet worden vastgesteld, maar de inhoud is gebruikt voor het Afwegingskader.
4.3.7 Klimaatnotitie Hattem 2018 - 2021
In de Klimaatnotitie Hattem 2018-2021 heeft de gemeente haar doelstelling vastgelegd om in 2050 een klimaat neutrale energievoorziening te hebben. Dit loopt voor op het RESNoord-Veluwe waarin de regio zich als doel heeft gesteld om in 2030 ongeveer 60% van de gebruikte energie duurzaam op te wekken via zonne- en windenergie.
4.3.8 Beleidskader hernieuwbare energie
In juni 2020 heeft de gemeente Hattem een beleidskader hernieuwbare energie vastgesteld. Dit beleidskader is opgesteld om richting te geven aan de initiatieven voor hernieuwbare energie zoals; aanvragen voor omgevingsvergunningen voor windmolens, zonnepanelen en eventueel waterkrachtturbines:
- Windenergie
Miniturbines (op daken) en kleinschalige windturbines (maximaal 40 meter) kunnen worden mogelijk gemaakt, mits deze ontwikkelingen gedragen worden door de omgeving en niet worden geplaatst in een beschermd (natuur)gebied.
Voor grootschalige windturbines is er op basis van onderzoek weinig ruimte beschikbaar. Toch geldt hiervoor een 'ja mits principe'. Een vereiste is dat er geen verrommeling van het landschap optreed. Solitaire windturbines worden daarom negatief beoordeeld. Langs de IJssel zijn dergelijke windturbines uitgesloten. - Zonne-energie
Voor zonne-energie worden panelen op daken van (agrarische) bedrijven gestimuleerd. Eveneens wordt er ruimte geboden om zonneparken toe te passen ter plaatse van voormalige agrarische bedrijven. Het gaat hierbij om kleinschalige projecten waarbij deze goed in te passen zijn in het landschap. - Energie uit waterkracht
De IJssel wordt genoemd als potentiële locatie voor waterturbines en de opslag van thermische energie. Concrete initiatieven zullen beoordeeld worden op welke ruimtelijke impact ontstaat.
4.3.9 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Hattem 2018 (GVVP)
In het GVVP is verkeersveiligheid is het belangrijkste speerpunt, maar waar voorheen de nadruk lag op snelle en veilige verplaatsingen, zonder de leefbaarheid aan te tasten, is het voor de komende periode ook van belang dat de verplaatsingen duurzaam zijn. Daarnaast mag de claim van het verkeer op de openbare ruimte niet ten koste gaan van de kwaliteit van de ruimte en het landschap. Tot slot vragen specifieke doelgroepen zoals fietsers en ouderen om extra aandacht daar waar het gaat om de verkeersveiligheid.
In het GVVP zijn de gemeentelijke visie ambities uitgewerkt in een aantal doelstellingen:
- Doel verkeersveiligheid: Het beperken van het aantal (ernstige) verkeersslachtoffers (objectieve verkeersonveiligheid).
- Doel stimuleren van gewenst verkeersgedrag: Infrastructurele maatregelen, projecten, gedragsbeïnvloeding en educatie moeten tot gevolg hebben dat de noodzaak tot handhaving beperkt wordt.
- Doel bereikbaarheid fietsverkeer: Het optimaliseren en stimuleren van de bereikbaarheid per fiets, zodat deze een volwaardig alternatief vormt voor de auto; comfortabele, snelle, directe, duidelijke en herkenbare (hoofd)fietsroutes, afgestemd op het gebruik van elektrische fietsen.
- Doel bereikbaarheid gemotoriseerd verkeer: Het behouden van een goede bereikbaarheid voor het gemotoriseerde verkeer.
- Doel bereikbaarheid en toegankelijkheid voetgangers: Het optimaliseren van de toegankelijkheid en bereikbaarheid van voorzieningen voor voetgangers, specifiek ouderen en mensen met een beperking.
- Doel bereikbaarheid OV: Het behouden van goede OV-verbindingen en het optimaliseren van de koppelingen met andere vervoerwijzen.
- Doel duurzaamheid: Het bewustzijn bevorderen door gebruik van duurzame, schone en gezonde vervoerwijzen zoals lopen, fiets, (elektrisch) openbaar vervoer en de elektrische auto te stimuleren.
- Doel leefbaarheid: Het beperken van de (verkeers)hinder op en aan de drukke hoofdwegen in Hattem.
- Doel ruimtelijke kwaliteit: Het streven naar een mooie, sociale, functionele, leefbare en leesbare (logisch ingerichte) openbare ruimte waarin het gewenste gedrag zo veel mogelijk op een natuurlijke manier wordt afgedwongen.
4.3.10 Beleids- en beheerplan water en riolering
Het beleidsplan is een gezamenlijk product van de vier gemeenten (Hattem, Oldebroek, Nunspeet, Elburg) en het Waterschap Vallei en Veluwe. Het doel is om de zorg voor de afvalwaterketen zodanig uit te voeren dat de volksgezondheid wordt beschermd, een goede leefomgeving wordt bevorderd en schade aan het milieu wordt voorkomen. Daarbij wordt aandacht besteed aan klimaatverandering, wateroverlast en circulariteit.
Er wordt rekening gehouden met hevigere buien en langere periodes van droogte. Daarom moet de openbare ruimte klimaatbestendig worden ingericht en op een slimme manier worden omgegaan met regenwater, niet alleen bovengronds maar ook ondergronds. Ook op particulier terrein zal men water vast moeten houden en hittestress tegengaan. Om te anticiperen op de klimaatverandering zal het rioolsysteem moeten worden aangepast om heftige buien aan te kunnen.
Vanuit de ambitie om een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van een circulaire economie wordt het afvalwater als grondstof en energiebron gezien in plaats van als afval. Daar waar kansen zich voordoen wordt gekeken naar toepassingen als riothermie of aquathermie of het inzet van gezuiverd afvalwater (effluent) voor het watersysteem.
Ook in het buitengebied liggen kansen om op een nieuwe manier te kijken naar de behandeling van het afvalwater. Het huidige drukriool is kostbaar in aanleg en in onderhoud. Gekeken wordt naar decentrale vormen van zuivering als goed alternatief voor aansluiten op het riool. Dit kan ook leiden tot vermindering van de belasting op de zuivering.
De gemeente wil klimaatbestendig omgaan met hemelwater. Klimaatverandering vraagt om een klimaatrobuuste inrichting met meer aandacht voor strategische inzet van afvoer, opvang en berging van hemelwater op particulier terrein en in de openbare ruimte. Het water in het buitengebied wordt zoveel mogelijk vastgehouden. Dat kan door infiltratie in de bodem of door vasthouden in oppervlaktewater. Voor het buitengebied gaat het om het vasthouden en schoonhouden van water in en om plassen en kanalen en in ‘de haarvaten’ zoals beken en boerenslootjes. Samen met het waterschap wordt de waterkwaliteit en het ecologisch gehalte op orde gebracht.
4.3.11 Nota Lokaal gezondheidsbeleid
De publieke gezondheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en het Rijk. Op grond van de Omgevingswet is de gemeente verantwoordelijk voor een visie op de fysieke leefomgeving, waar ook gezondheidsaspecten deel van uitmaken. In de gemeentelijke nota lokaal gezondheidsbeleid wordt ingezet op een drietal speerpunten:
- gezonde leefstijl;
- mentale gezondheid;
- gezonde leefomgeving.
De gemeente hanteert daarbij de volgende uitgangspunten:
- Inwoners hebben het vermogen om zich met veerkracht aan te passen aan de lichamelijke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven.
- Inwoners voeren regie over hun eigen leven en zijn primair zelf verantwoordelijk voor het maken van gezonde keuzes. De meeste inwoners kunnen dat ook. De gemeente heeft een rol om (kwetsbare) inwoners te ondersteunen bij het maken van gezonde keuzes.
- Gezondheidsbeleid is dan ook een kwestie van lange adem. Resultaten van preventief gezondheidsbeleid zijn vaak niet direct meetbaar of herleidbaar omdat er veel verschillende factoren invloed hebben op de gezondheid van mensen. Er is niet altijd een direct effect van gedrag zichtbaar. Preventie-activiteiten laten pas op lange termijn effect zien.
- Een integrale aanpak biedt de beste mogelijkheden voor succes.
De gemeente kan daarbij een stimulerende, ondersteunende en verbindende rol aannemen.
Ten aanzien van het voorliggende Chw bestemmingsplan is met name een gezonde leefomgeving relevant. De leefomgeving heeft invloed op de fysieke gezondheid van inwoners én op de beleving van gezondheid. Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die als prettig wordt ervaren en die uitnodigt tot gezond gedrag. Een gezonde leefomgeving heeft een goede milieukwaliteit (geluid, lucht, bodem) en voldoende groen, natuur en water.
Daarnaast heeft een gezonde fysieke leefomgeving veilige fietspaden, waardoor meer inwoners per fiets hun kinderen veilig naar school kunnen brengen. Het biedt chronisch zieken en ouderen betere mogelijkheden om lopend boodschappen te doen omdat er op de route voldoende bankjes zijn om even uit te rusten. Ook zijn er voldoende uitdagende speelplekken voor kinderen zodat deze worden gestimuleerd om buiten te spelen, in plaats van binnen op hun spelcomputer. En met watertappunten is het navullen van je flesje een toegankelijke manier om een gezond drankje te drinken en hergebruik van plastic te stimuleren.
In de Omgevingsvisie zijn gezondheidsaspecten integraal meegenomen. Bij de (her)inrichting en het beheer van de openbare ruimte wordt rekening gehouden met gezondheidsaspecten (groene omgeving, veiligheid, schoon, beweegvriendelijke buitenruimte voor doelgroepen die weinig bewegen). Hetzelfde geldt ook voor de bouw van nieuwe woonwijken.
4.3.12 Conclusie gemeentelijk beleid
De uitgangspunten van het voorliggende Chw bestemmingsplan Buitengebied sluiten aan op het gemeentelijk beleid. De uitgangspunten en randvoorwaarden die in de Omgevingsvisie en de andere beleidsdocumenten zijn benoemd zijn voor zover relevant in het Beleidsregel Afwegingskader buitengebied Hattem (Afwegingskader) nader geconcretiseerd, zie paragraaf 5.4. Het Afwegingskader is gebruikt om de initiatieven die in het kader van de totstandkoming van dit Chw bestemmingsplan zijn aangemeld te beoordelen. Een deel van deze initiatieven zijn bij recht, of onder voorwaarden, toegestaan (zie paragraaf 6.2).
Het Afwegingskader zal, in aanvulling op de planregels van het Chw bestemmingsplan, worden gebruikt om nieuwe initiatieven die zich in de loop van de tijd aandienen af te wegen. In de planregels is aangegeven welke functies binnen de verschillende deelgebieden zijn toegestaan. Het Afwegingskader geeft vervolgens kaders aan de wijze waarop de door de initiatiefnemer beoogde functie op de gewenste locatie kan worden gerealiseerd. Hiervoor is wel een omgevingsvergunning nodig. Of de vergunning wordt verleend hangt af van de uitkomst na toetsing aan het Afwegingskader (zie verder paragraaf 5.4).
Hoofdstuk 5 Opgaven Voor Het Buitengebied Hattem
5.1 Gemeentelijke Visie Op Buitengebied
Op basis van het geldende gemeentelijk beleid, zoals weergegeven in paragraaf 4.3, wordt ten behoeve van het buitengebied de volgende visie geformuleerd. Het diverse landschap en de uitstraling van Hanzestad Hattem zijn bepalend voor de identiteit van de gemeente. De overgang van de Veluwe naar de IJsselvallei zorgt voor een groot aantal bijzondere landschapstypen op een relatief klein oppervlak. De landschappelijke en cultuurhistorische context speelt een belangrijke rol bij ontwikkelingen in het landschap.
- Wonen en werken
Behoud van de hoge woon- en leef kwaliteit staat voorop. De aandacht gaat uit naar kwaliteitsverbetering en de realisatie van levensloop bestendige woningen. Er wordt niet uitgebreid maar bestaande plannen worden afgemaakt en Bedrijvenpark H2O moet vollopen.
De mogelijkheden voor functieveranderingen van vrijkomende agrarische bebouwing en nevenactiviteiten in het buitengebied Hattem zijn destijds al vastgelegd in de Streekplanuitwerking regio Noord Veluwe (2015).
Voor het met name het Poldergebied geldt dat deze in hoofdzaak een agrarisch gebied blijven met alleen op de bestaande bouwpercelen ruimte voor functieverandering van (agrarische) bedrijven na bedrijfsbeëindiging naar nieuwe functies (rood voor rood), zoals maatschappelijk, zorg, wonen en recreatie. Bij functiewijziging van (agrarische) bedrijfsactiviteiten naar wonen dient het bestaande gebruik blijvend te worden gestopt en dient te worden voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot functieverandering.
- Landschappelijke kwaliteit
Het karakter van de landschappen binnen Hattem wordt gekenmerkt door diversiteit, het schaalniveau, de dynamiek en de transformatie door de bedijking van de IJssel vanaf de 12e eeuw. In het landschap zijn bossen, open polders, uiterwaarden, kleinschalig kampen- en oeverwallenlandschap, randen en linten, plassen, landgoederen en kleine kernen te onderscheiden.
Het beleid voor de landschappelijke kwaliteit is erop gericht de diversiteit te bewaren en het karakteristieke van dit landschap, onder meer de randen en linten, zichtbaar te houden. Ontwikkelingen in het landschap, van welke aard ook, moeten bijdragen aan de kwaliteit. Zowel in de provinciale Omgevingsvisie (zie paragraaf 4.2.1.3) als in de gemeentelijke Omgevingsvisie (zie paragraaf 4.3.1) en groenstructuurvisie (zie paragraaf 4.3.4) is de hoofdgroenstructuur vastgelegd. Deze structuren zijn van bijzondere waarde voor de gemeente en worden daarom beschermd en ontwikkeld. Voor het buitengebied zijn een aantal structuren en de verbindingen met de buurtgroenstructuur van belang. - Natuur
Bestaande natuur wordt beschermd. Daarbij wordt aangesloten op het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) zoals weergegeven in de provinciale Omgevingsvisie (zie paragraaf 4.2.1.3) en Omgevingsverordening (zie paragraaf 4.2.2). De biodiversiteit en ecologische waarden worden behouden en waar mogelijk versterkt. Natuurontwikkeling draagt daar aan bij maar mag geen exclusief karakter krijgen. Particulier natuur- en landschapsbeheer wordt gestimuleerd.
Economische ontwikkelingen in of in de directe nabijheid van natuur zijn onder voorwaarden mogelijk. Dit geldt ook voor recreatie in natuurgebieden. Vanwege de aanwezigheid van de steenmarter is er voor deze beschermde diersoort een speciaal Beleidsplan steenmarters (2015). - Landbouw
Landbouw is een belangrijke drager van het landschap. Het gebruik door boerenbedrijven staat centraal en bepaalt mede het landschap. Veel agrarische bedrijven hebben nevenfuncties in de recreatieve sector of het natuur- en landschapsbeheer.
In het poldergebied krijgt de landbouwsector binnen bepaalde grenzen zoveel mogelijk ruimte voor agrarische bedrijfsontwikkeling. In de uiterwaarden wordt ingezet op verbreding van de landbouw. De gemeente juicht innovatie en verduurzaming van (multifunctionele) landbouwbedrijven toe. Op plaatsen waar het landschap beperkingen oplegt aan de sector, bestaan kansen voor verbreding. Ook buiten de agrarische bedrijfsvoering. - Cultuurhistorie
De aanwezige cultuurhistorische waarden in het buitengebied worden behouden en waar mogelijk versterkt. De gemeente zet in op een grotere beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden als kader van de landschappelijke kwaliteit. Historisch erfgoed en linten of lijnen met cultuurhistorische waarde moeten toegankelijker en meer beleefbaar worden. Bovendien is ook economische duurzaamheid belangrijk voor het uiteindelijke behoud van cultuurhistorische waarden.
Voor aanwezige landgoederen en monumenten in het buitengebied zijn in de Welstandsnota (2005) eisen gesteld ter bescherming van de gewenste ruimtelijke kwaliteiten. Zoals aangegeven wordt in het kader van het Chw bestemmingsplan voor nieuwe initiatieven een Afwegingskader opgesteld (zie paragraaf 5.4). In het ruimtelijk deel van het Afwegingskader (deel 2 van het Afwegingskader Buitengebied Hattem) worden de nieuwe eisen ten aanzien van welstand opgenomen. Dit betekent dat voor de in het plangebied aanwezige landgoederen en monumenten de Welstandnota wordt vervangen. - Recreatie
Het recreatieve potentieel van wandel- en fietsroutes, water, verblijfsaccommodaties, het zuidelijke bosgebied van de Veluwe, de weidse polders en de dynamische uiterwaarden van de IJssel wordt gewaarborgd en waar mogelijk versterkt.
Bij recreatieve ontwikkelingen in de stadsrandzone is landschappelijke inpassing van belang. Het recreatieve beleid zal hierop gericht zijn. - Klimaat en energie
De doelen uit het nationale Klimaatakkoord maken een energietransitie van fossiele brandstoffen naar duurzamere energiebronnen noodzakelijk. In de Klimaatnotitie Hattem 2018-2021 heeft de gemeente haar doelstelling vastgelegd om in 2050 een klimaat neutrale energievoorziening te hebben. Dit loopt voor op het RESNoord-Veluwe waarin de regio zich als doel heeft gesteld om in 2030 ongeveer 60% van de gebruikte energie duurzaam op te wekken via zonne- en windenergie.
Voor de ruimtelijke inpassing van duurzame elektriciteit zijn potentiële zoekgebieden voor windmolens en zonneparken vastgelegd.
Bovenstaande geeft een goed beeld van de waarden die de gemeente toekent aan het buitengebied. Deze waarden vormen de basis voor het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem dat streeft naar passende ontwikkelingsmogelijkheden voor de gebruikers van het buitengebied. Naast dat deze ontwikkelmogelijkheden door deze waarden worden ingekaderd, moeten deze ook passen binnen de bestaande wet- en regelgeving en specifiek de milieuwetgeving. Uit het planMER blijkt hoeveel ruimte er daadwerkelijk is voor de gewenste ontwikkelingen.
5.2 Participatie
Participatie is een belangrijke pijler binnen de Omgevingswet. Vroegtijdig samenwerken vergroot de kwaliteit van oplossingen en zorgt ervoor dat verschillende perspectieven, kennis en creativiteit direct op tafel komen. Deze nieuwe rol past perfect binnen de Participatiecode die de raad van de gemeente Hattem in mei 2017 heeft vastgesteld. Uitgangspunt daarin is de inwoners uitgebreid en op een andere wijze te betrekken bij de gemeentelijke plan- en besluitvorming en meer ruimte te geven aan eigen initiatieven. Doel van de participatie is in eerste instantie (voordat met het opstellen van het Chw bestemmingsplan wordt gestart) het inventariseren en zoveel mogelijk verwerken van de wensen van inwoners, ondernemers en organisaties voor het buitengebied van Hattem. Het Chw bestemmingsplan biedt ook ruimte voor nieuwe thema's, zoals duurzaamheid en gezondheid. Met diverse stakeholders en ketenpartners zijn gesprekken gevoerd over het Chw bestemmingsplan. Per besproken thema zijn hieronder de belangrijkste aanbevelingen beschreven, die mede van invloed zijn geweest op het bepalen van de te onderzoeken initiatieven in het MER.
Wonen
- Nieuwe woningen in het buitengebied zijn mogelijk, mits streekeigen en passend in het landschap.
- Bij voormalige agrarische bedrijven kan 'rood voor rood' worden toegepast.
- In het buitengebied geen nieuwe woningbouwlocaties toestaan, maar wel beperkte uitbreiding op bestaande locaties.
- Kleinschalige ontwikkelingen (1 á 2 woningen) per locatie.
- Wonen koppelen aan mantelzorg.
Energie
- Alleen kleine windmolens tot 15 meter hoog zijn mogelijk, gekoppeld aan lijn-infrastructuur.
- Zonnepanelen toestaan op daken en kleinschalig bij bebouwing of gekoppeld aan lijn-infrastructuur; Wanneer wordt gekozen voor kleinschalig is er meer kans op verrommeling van het buitengebied. Dit kan worden voorkomen door te kiezen voor grootschalige locaties voor zonne-energie(zonneparken). Hierin zit een dilemma.
- Biomassacentrales/mestvergisting alleen toestaan op Bedrijvenpark H2O.
- Mogelijk kan de stroming van de IJssel worden ingezet om energie op te wekken.
Natuur
- Ontwikkelingen in het buitengebied gepaard laten gaan met landschappelijke inpassing (houtwallen/ erfbeplanting).
- Natuurinclusief bouwen als voorwaarde.
- Stilte en duisternis in het buitengebied handhaven. Is belangrijk voor mens en dier.
- Aandacht voor weidevogelgebieden.
- Voldoende natuur handhaven. Hier ligt ook een relatie met de gezondheid van inwoners van het buitengebied.
- Natuurbeheer door boeren handhaven.
Landbouw
- Bestaande landbouwbedrijven handhaven.
- Verplaatsing bedrijf mag wel als het andere bedrijf gesloopt wordt.
- Schaalvergroting van bestaande bedrijven toestaan maar geen megastallen.
- Geen nieuwe intensieve veehouderijen toestaan.
- Meer flexibiliteit in gebruik van agrarische gronden (voor bijvoorbeeld gebruik als boomgaard).
Recreatie
- Hattem is gunstig gelegen voor recreatie. Het is gelegen tussen de stad Zwolle en het rustige natuurgebied De Veluwe.
- Uitgangspunt is dat rust en kleinschaligheid het kenmerk van het buitengebied blijft. Daarom bij voorkeur seizoensgebonden en kleinschalige recreatie toestaan.
- Recreatie kan, mits niet versnipperd, gekoppeld aan bestaande bebouwing en wanneer overlast (ook van verkeer) wordt voorkomen.
- Verkoop van streekeigen producten bij de boerderij moet overal kunnen, vrij breed qua assortiment.
- Ruimte voor kleinschalige recreatie (B&B). Continueren van beleid.
- Boerencampings blijven toestaan.
5.3 Trends
Naast bestaand beleid, de primaire doelstelling van het Chw bestemmingsplan, de particuliere initiatieven en de wensen opgehaald in het participatieproces zijn er ook trends en ontwikkelingen in omgeving en beleid, herkenbaar die invloed hebben op de planontwikkeling. Deze trends voor (het buitengebied van) Hattem worden in deze paragraaf beschreven.
5.3.1 Wonen
In het rapport “Inzicht in de Hattemse woningbehoefte” d.d. 11 september 2019 wordt de toekomstige woonbehoefte beschreven. Hattem is een aantrekkelijk woongemeente voor de komende twintig jaar een aanhoudende huishoudensgroei wordt voorspeld. Om in deze vraag te kunnen voorzien moeten er in Hattem nieuwe woningen worden gebouwd. De komende tien jaar zijn er ten minste 330 extra woningen nodig.
Er zijn momenteel slechts concrete plannen voor 140 woningen, waarvan 40 woningen ter vervanging dienen voor recent gesloopte woningen. Tot 2029 is er dus nog behoefte voor 230 woningen bovenop de bestaande “harde” plancapaciteit. Als extra instroom uit Zwolle aangetrokken wordt (zie paragraaf 3.8 uit het genoemde rapport) is deze behoefte nog groter. Volgens de Verstedelijkingsstrategie regio Zwolle (zie paragraaf 4.2.4) is in de regio Zwolle behoefte aan circa 40.000 woningen. In de Omgevingsvisie Hattem 2040 is dit vertaald in een woningbouwopgave van ongeveer 1.100 woningen. Deze opgave kan volledig binnen of aansluitend op het bestaand stedelijk gebied van Hattem worden gerealiseerd. De woondeal van de regio Noord-Veluwe met de Minister van Wonen van maart 2023 voorziet in een versnelde realisatie van die 1.100 woningen in de periode tot 2030.
De woningvraag wordt anders door de groeiende vergrijzing, gezinsverdunning, scheidingen en zorg aan huis. Gezien de tekorten aan appartementen en woningen voor senioren dient de komende 10 jaar de nadruk te worden gelegd op appartementen en woningen geschikt voor senioren.
Daarnaast kan 35 tot 40% van het woningprogramma als grondgebonden woning gerealiseerd worden. Dit type woning is aantrekkelijk voor gezinnen, stellen en grondgebonden woonvormen voor senioren. Er zijn geen grote tekorten in de sociale huursector. Ook moeten er nieuwe woningen beschikbaar komen om de toekomstige behoefte tot 2029 op te vangen. Hierbij dient het huidige percentage corporatiewoningen (ca. 25%) gehandhaafd te blijven. Het transformatiegebied 't Veen en de zoeklocaties in de Omgevingsvisie bieden ruimte voor woningbouw.
5.3.2 Energie
In Nederland ligt een enorme uitdaging in de energietransitie. Zo moeten in 2050 alle woningen in Nederland 'van het gas af' zijn. Om dit voor elkaar te krijgen, moeten gemeenten warmteplannen maken.
In de vastgestelde RES (zie paragraaf 4.2.6) en de Omgevingsvisie voor Hattem (zie paragraaf 4.3.1) is aangegeven dat voor betreft zonne-energie wordt uitgegaan van de Gelderse constructieve zonneladder. Binnen deze ladder heeft het plaatsen van zonnepanelen op daken prioriteit boven het ontwikkelen van zonneparken op de grond of op water. Het realiseren van zonneparken in zogenoemde restruimtes heeft weer de voorkeur boven zonneparken op landbouwgrond. In Hattem is een zonnepark op landbouwgrond pas mogelijk nadat overige treden (zon op dak, benutten van restruimtes) eveneens voorzien zijn van (plannen voor) initiatieven.
Zowel in de omgevingsvisie als in de wordt aangegeven dat grond- en watergebonden zonneparken mogelijk zijn binnen in de polders ten noorden van de Hanzespoorlijn. De betreffende gronden zijn in de RES als zodanig aangewezen.
In de planregels van het voorliggend Chw bestemmingsplan is in de beschrijving van de ambitie en toedeling van het plangebied voor het Poldergebied (artikel 3) aangegeven dat ingezet wordt op opwekking van elektriciteit door zon en wind. Het poldergebied biedt ruimte voor zonnepanelen op daken en kleine windturbines bij (agrarische) bedrijven.
5.3.3 Natuur en landschap
De kracht van het landschap van Hattem is de unieke ligging tussen het Veluwemassief en de IJssel en daarmee het afwisselende karakter van het gebied. Hoewel met het veranderen van het gebruik ook het uiterlijk is veranderd, zijn de afzonderlijke landschappen als zodanig nog heel herkenbaar gebleven. Hattem is goed bedeeld met bijzondere natuurgebieden. De Veluwe en de IJssel met haar uiterwaarden zijn de belangrijkste. Het gebied daartussen kenmerkt zich door een rijke gradiënt, door het afwisselende landschap, maar ook door het aanzienlijke hoogteverschil.
Het afwisselende karakter van het gevarieerde kampenlandschap vormt een kleinschalig groen raamwerk waar functies onder druk staan. De landbouw kan hier op termijn niet meer echt uit de voeten, waardoor verrommeling op de loer ligt. Gestreefd wordt naar behoud en versterken van het karakter van het kampenlandschap en enken: het waardevolle landschapsgebied tussen de scheiding van de Veluwe en het strak verkavelde polderlandschap. Hier is actief ingrijpen in inrichting en beheer nodig, wellicht in samenhang met beperkte rode ontwikkeling in de dorpsrand. Door het rood het groen te laten betalen, kan hier gewerkt worden aan een duurzame afronding en overgang van de kern Hattem naar het buitengebied.
De biodiversiteit staat net als in de rest van Nederland ook in Hattem onder druk. De stikstofcrisis heeft invloed op de ontwikkeling van het landelijk gebied. De binnen de gemeente Hattem aanwezige stikstofgevoelige habitats zijn reeds (zwaar) overbelast. Het eindadvies van de commissie Remkes (“Niet alles kan overal”) laat zien dat ingrijpende maatregelen nodig zijn, onder andere in de landbouw. Omvorming van agrarische naar andere functies (wonen, recreatie, zonneparken) kan een aantrekkelijke financiële prikkel genereren om de vereiste transitie op gang te brengen. Hiervoor moet dan wel de benodigde planologische ruimte worden gecreëerd. Uiteraard is ook een zorgvuldige groene inpassing van dergelijke nieuwe functies vereist.
5.3.4 Recreatie
Recreanten hebben steeds meer behoefte aan authenticiteit. De combinatie van groen, rust en cultuurhistorie is hierdoor meer in trek. Ook is er steeds meer behoefte aan vrijetijdsbesteding dicht bij huis, zoals wandelen en fietsen in de eigen gemeente of regio. Voor de toeristisch-recreatieve aantrekkelijkheid is het van belang om het groene landschap en de verschillen tussen landschapstypen te behouden en te versterken en zo goed mogelijk beleefbaar te maken.
Een historische kern met een Hanzeverleden en de nabijheid van de Veluwe en de IJssel zorgen voor een flinke recreatieve druk. Deze druk is tweeledig. Enerzijds is Hattem een aantrekkelijke omgeving voor de recreant, die daarmee graag vertoeft in Hattem. De lokale economie is hier sterk bij gebaat. Anderzijds bestaat het gevaar dat de druk zodanig hoog wordt dat de 'draagkracht' wordt overschreden. Dit heeft mogelijk tot gevolg dat het gebied aan kwaliteit inboet, maar ook dat de beleving door de recreant en de aantrekkingskracht van de omgeving afneemt.
Aandacht voor de kwaliteit van recreatievoorzieningen en zonering van recreatie is daarom wenselijk. In het buitengebied is een toename van verbrede landbouw te zien met daarin een plaats voor kleinschalige recreatieve functies zoals B&B's, boerencampings en dergelijke. Naar verwachting zet deze trend zich de komende jaren door.
5.3.5 Agrarisch
Ten aanzien van de bestaande agrarische bedrijven zijn er drie trends zichtbaar.:
- Allereerst zijn er de agrarische bedrijven die willen door ontwikkelen. Deze groei gaat gepaard met schaalvergroting van zowel stallen en erven als percelen. Door de huidige ontwikkelingen in het stikstofdossier is dit slechts onder voorwaarden mogelijk.
- Daarnaast zijn er agrarische bedrijven die zich gaan verbreden met nevenactiviteiten. Het gaat daarbij om nevenactiviteiten als zorg, verkoop van producten aan huis en recreatieve activiteiten, zoals kamperen bij de boer of excursies op de boerderij. Dergelijke verbrede landbouwactiviteiten zijn vooral te vinden in de zone rondom de stad. Een andere vorm van verbrede landbouw is agrarisch natuur- en landschapsbeheer. In Hattem vindt dit vooral in de uiterwaarden plaats.
- Naast de bedrijven, die door ontwikkelen of verbreden, zijn er ook bedrijven die stoppen. Hier komen gebouwen vrij. Deze kunnen leeg komen te staan of omgevormd worden naar woningen, paardenhouderijen of niet-agrarische bedrijven. De laatste jaren is een afname van het aantal veehouderij bedrijven en het aantal dieren waarneembaar binnen de gemeente Hattem. 31 agrarische bedrijven hebben een agrarische bestemming in het geldende bestemmingsplan, waarbij de intensiteit van de bedrijfsactiviteiten per locatie anders is.
Het aantal agrarische bedrijven is in de afgelopen jaren behoorlijk afgenomen. Veel agrarische bedrijven zijn inmiddels niet meer actie. In het kader van dit Chw bestemmingsplan een inventarisatie uitgevoerd naar het aantal actieve agrarische bedrijven. Hierover heeft de gemeente afgestemd met de eigenaren van de percelen die in het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied een agrarische bestemming hadden. Daar waar geen sprake meer is van een agrarisch bedrijf is een andere bestemming (meestal Wonen) opgenomen. In sommige gevallen is het agrarisch bedrijf niet meer actief maar zijn er redenen om alsnog de agrarische bestemming te behouden. Bij het bepalen van de bestemmingen is daarmee is rekening gehouden. Mocht later blijken dat de agrarische bestemming alsnog kan worden omgezet, dan zal daarvoor een aparte procedure worden doorlopen.
In het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG; zie paragraaf 4.1.2) werken Rijk en provincies samen met maatschappelijke partners aan een duurzaam toekomstperspectief voor de agrarische sector en doelen op het gebied van natuur, water en klimaatadaptatie. Voor Gelderland worden deze vastgelegd in het provinciaal gebiedsprogramma Vitaal Landelijk Gebied Gelderland (VVLG; zie paragraag 4.2.5). Het eerste concept van het gebiedsprogramma VLGG is naar verwachting in november 2023 gereed.
5.4 Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem (Afwegingskader)
In het Chw bestemmingsplan Buitengebied wordt ruimte geboden aan nieuwe initiatieven. Tijdens het proces waarlangs het Chw bestemmingsplan tot stand is gekomen, zijn meer dan 50 ontwikkelingen aangedragen waarvan de initiatiefnemers hebben verzocht deze op te nemen in het plan. Aan een groot aantal van deze verzoeken heeft de gemeente gehoor gegeven na toetsing hiervan aan de kaders uit het plan en het Afwegingskader. Daarnaast biedt het Chw bestemmingsplan ruimte aan aanvullende ontwikkelingen. Dit vraagt om een zekere mate van flexibiliteit in het juridische systeem van het Chw bestemmingsplan. Omdat deze ontwikkelingen bij het vaststellen van het Chw bestemmingsplannen nog niet bekend zijn, kunnen deze immers niet in de juridische regels worden beschreven. Om hier niettemin ruimte aan te bieden, zijn in het Chw bestemmingsplan de doelstellingen beschreven waaraan deze ontwikkelingen moeten voldoen. Deze doelstellingen zijn ontleend aan de hiervoor beschreven gemeentelijke visie op het buitengebied. In de planregels is bepaald dat nieuwe initiatieven op voorwaarde van een daartoe verleende omgevingsvergunning zijn toegestaan. In de beoordelingsregels voor deze vergunningplicht is aangegeven dat de aanvraag aan de hiervoor beschreven doelstellingen wordt getoetst.
De doelstellingen die op grond van de gemeentelijke visie op het buitengebied zijn geformuleerd, zijn van groot belang voor de ontwikkeling van de waarden die dit buitengebied kent. Hoewel deze zo zorgvuldig mogelijk in het Chw bestemmingsplan zijn uitgewerkt in de juridische regeling, moet snel en daadkrachtig kunnen worden ingegrepen als er desondanks ongewenste ontwikkelingen optreden. Daarom is er voor gekozen om het kader waarbinnen nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, uit te werken in een beleidsregel. In de planregels is bepaald dat ontwikkelingen die binnen de kaders van deze beleidsregel passen, welkom zijn in het buitengebied. Deze beleidsregel is in dit Chw bestemmingsplan aangeduid als het Afwegingskader Buitengebied Hattem.
De nieuwe initiatieven die tijdens het tot stand komen van dit Chw bestemmingsplan zijn aangedragen, zijn getoetst aan dit Afwegingskader. De initiatieven die aan de kaders van het Afwegingskader voldeden, zijn met het Chw bestemmingsplan bij recht toegestaan. Daar waar onvoldoende gegevens voor een volledige beoordeling voorhanden waren, maar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid sprake was van een passend initiatief, is het initiatief onder voorbehoud van een verleende omgevingsvergunning toegestaan, dat betreft een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit.
Het Afwegingskader bevat kaders op het gebied van verschillende aspecten van de fysieke leefomgeving (zoals duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en milieu). Daardoor biedt het Afwegingskader ruimte aan de ontwikkeling van nieuwe initiatieven, binnen de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen die de gemeente Hattem in verschillende beleidskaders heeft vastgesteld. Het Afwegingskader is dus een concretisering van het beleid dat de gemeente Hattem in de in Hoofdstuk 4 van deze toelichting beschreven beleidsstukken heeft vastgelegd. Deze beleidsdoelen zijn bovendien afgestemd op het karakter van de verschillende deelgebieden (Poldergebied, Kernrand en Bosgebied), die met het Chw bestemmingsplan worden onderscheiden.
Het Afwegingskader werkt aanvullend op de regels uit het Chw bestemmingsplan. In de planregels is aangegeven welke functies binnen de verschillende deelgebieden zijn toegestaan. Het Afwegingskader geeft vervolgens kaders aan de wijze waarop de door de initiatiefnemer beoogde functie op de gewenste locatie kan worden gerealiseerd. Hiervoor is nog wel een omgevingsvergunning nodig. Of de vergunning wordt verleend hangt af van de uitkomst na toetsing aan het Afwegingskader.
Deel 1: Ruimtelijk afwegingskader
Het Afwegingskader bestaat uit twee delen: het Ruimtelijk afwegingskader met het mengpaneel en het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit. In het eerste deel, het mengpaneel, is een score-systematiek beschreven. Een initiatief dat binnen de functietoedeling zoals opgenomen in de planregels past, wordt aan de hand van een mengpaneel beoordeeld op de volgende thema's:
- Ruimtelijke inpassing
- Wonen nabij bedrijven
- Geluidbelasting infra
- Duurzame energie
- Natuurwaarden
- Recreatie en sport
figuur 5.1 - Mengpaneel
Binnen de kaders die in het geldende gemeentelijke beleid voor deze thema's zijn vastgesteld, wordt aan het initiatief per thema een score toegekend. Als een initiatief buiten de hiervoor genoemde kaders valt, kan de omgevingsvergunning niet worden verleend. Binnen deze kaders kan een initiatief basis, standaard of uitstekend scoren. Hieraan worden respectievelijk de scores '-1', '0' en '1' toegekend. Nadat de scores van een initiatief voor alle relevante thema's zijn vastgesteld, worden deze gesommeerd. Voor initiatieven die minimaal een '0' scoren, kan de aangevraagde omgevingsvergunning in beginsel worden verleend. Dit op voorwaarde dat de beoogde uitwerking van het initiatief ook binnen het tweede deel van het Afwegingskader past; het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit.
Deel 2: Ruimtelijke kwaliteit
In het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit zijn randvoorwaarden opgenomen om de stedenbouwkundige inpassingen van de initiatieven af te stemmen op het karakter van het deelgebied waarin de initiatieven worden geprojecteerd. Daarmee wordt geborgd dat deze initiatieven aansluiten bij de kernkwaliteiten van de verschillende deelgebieden binnen het plangebied.
Zo borgt het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit dat door het toelaten van initiatieven in het Poldergebied de openheid die dit gebied kenmerkt niet verloren gaat. De Kernrand laat, gelet op haar karakter daarentegen wat meer omvangrijke invullingen toe. Het afwegingskader voor het Bosgebied is vrij kritisch te noemen. Om de status van het gebied als Natura 2000-gebied en het overwegende recreatieve karakter te behouden, laat het Afwegingskader hier maar zeer beperkt nieuwe functies toe.
figuur 5.2 - Fragment uit het Afwegingskader, onderdeel Ruimtelijke kwaliteit
Met de in de beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem opgenomen beoordelingsmethode worden dus enerzijds de kernkwaliteiten van de diverse deelgebieden geborgd en anderzijds onder voorwaarden ruimte geboden aan nieuwe initiatieven binnen het buitengebied.
Hoofdstuk 6 Doorwerking In Het Chw Bestemmingsplan
6.1 Planvoornemen
Op basis van de aspecten die voorgaand zijn beschreven is de gewenste inhoud van het Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem vastgesteld, het planvoornemen. Het planvoornemen bestaat vooral uit het behouden van de huidige waarden en ontwikkelmogelijkheden uit het geldende bestemmingplan Buitengebied, uit het inspelen op de gesignaleerde trends (zie paragraaf 5.3) plus het mogelijk maken van de initiatieven en wensen indien dit mogelijk is binnen de wettelijke beleidskaders (zie paragraaf 6.2). Concreet houdt dit voor het planvoornemen het volgende in.
6.1.1 Behoud van huidige (groei)mogelijkheden voor bestaande (agrarische) bedrijven
In het Chw bestemmingsplan wordt rekening gehouden met een reële ontwikkeling van de bestaande agrarische bedrijven in het buitengebied van Hattem.
- Gezien de trends in de agrarische sector en daarmee samenhangend de afname van het aantal agrarische bedrijven, is het niet reëel dat alle veehouderijen binnen het plangebied zullen uitbreiden volgens de mogelijkheden die het huidige bestemmingsplan biedt.
De trend van schaalvergroting zal de komende jaren naar verwachting nog verder doorzetten, met andere woorden een aantal bedrijven zal bedrijfsactiviteiten beëindigen, terwijl andere bedrijven verder doorgroeien.
Dit beeld strookt met de initiatieven die in het kader van het Chw bestemmingsplan zijn beoordeeld (zie paragraaf 6.2). Een van de initiatieven betreft de verplaatsing van een agrarisch bouwvlak, gecombineerd met de oprichting van een agrarisch grondgebonden bedrijf en een ander initiatief betreft een veehouderij met de wens tot uitbreiding. Tegelijkertijd zijn er verschillende initiatieven om de bestaande agrarische bouwblokken om te zetten naar wonen of recreatieve doeleinden.
Ten behoeve van het planMER is zowel voor de bestaande grondgebonden veehouderijen als voor de bestaande intensieve veehouderij op basis van de CBS-gegevens een realistische invulling uitgewerkt. - De omvang van de bouwvlakken van de bestaande grondgebonden agrarische bedrijven is gebaseerd op de rechten uit het geldende bestemmingsplan. De maximum oppervlaktemaat voor een bouwvlak is in principe 1 hectare, tenzij de huidige omvang groter is dan 1 hectare. In dat geval geldt de bestaande omvang als maximum.
Grondgebonden bedrijven kunnen onder voorwaarden (met een wijzigingsbevoegdheid) doorgroeien tot maximaal 1,5 hectare. - Bestaande niet-grondgebonden veehouderijen behouden eveneens hun geldende rechten. De maximummaat voor een bouwvlak voor niet-grondgebonden veehouderijen is in principe 1 hectare.
- Het is met vrijstelling mogelijk om, in directe ruimtelijke relatie met het agrarisch bouwvlak, tot 1.000 m2 teeltondersteunende voorzieningen op te richten, mits noodzakelijk voor de bedrijfsvoering; de bouwhoogte is maximaal 2 meter. Dergelijke voorzieningen zijn niet toegestaan op percelen die geheel of gedeeltelijk grenzen aan gronden die zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden (aanlegactiviteit)'.
6.1.2 Nieuwvestiging en verplaatsing agrarische bedrijven
- Het Chw bestemmingsplan biedt geen algemene mogelijkheden voor nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven. Nieuwe bouwvlakken voor nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven zijn niet mogelijk. Wel wordt een bestaand bouwvlak verplaatst naar een naastgelegen kavel. De bedrijfsvoering is alleen mogelijk als dat gelet op de stikstofdepositie past binnen het kader van de Wet natuurbescherming.
- Er zijn geen nieuwe niet-grondgebonden (intensieve) veehouderijen toestaan.
- Er zijn geen nieuwe boom- en of sierkwekerij, glastuinbouw, pot- en containerteelt toestaan.
6.1.3 Nevenactiviteiten op agrarisch bedrijf
In het Chw bestemmingsplan wordt ruimte gegeven aan nevenactiviteiten op agrarisch bedrijf binnen de bestaande agrarische bouwpercelen:
- Bij recht is het mogelijk om maximaal 100 m2 van de bedrijfsbebouwing te gebruiken ten behoeve van de verkoop van streekproducten en op het eigen bedrijf geproduceerde producten (boerderijwinkel).
- Eveneens mag in of bij de bedrijfswoning een bed and breakfast gelegenheid worden gerealiseerd. Hiervoor is wel een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit nodig.
- Voor een nevenfunctie mag maximaal 50% van de bebouwde oppervlakte worden gebruikt, zo wordt de kleinschaligheid van de nevenfunctie behouden.
6.1.4 Nieuwe initiatieven in het buitengebied
- Zoals aangegeven in paragraaf 6.2 wordt, voor zover passend binnen het huidige wettelijk- en beleidskader en de uitgangspunten van het Chw bestemmingsplan, een aantal concrete initiatieven en wensen in het buitengebied mogelijk gemaakt. Hierbij gaat de gemeente uit van het 'ja, mits…'-principe. In beginsel staat de gemeente positief tegenover de plannen die een aantal inwoners en ondernemers van Hattem hebben ingediend, ook gezien de resultaten van het participatietraject. Bij de totstandkoming van het plan worden de randvoorwaarden en kaders voor ontwikkelingen in het buitengebied gesteld.
- Bij omzetting van agrarische bestemmingen in een woonbestemming wordt het beleid voor functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing toegepast. Daarbij wordt uitgegaan van sloop van overtollige bebouwing.
- Functiewijzigingen en rood voor rood passen binnen dit gebied, mits deze binnen de bestaande bouwpercelen worden gerealiseerd. Uitzondering hierop vormen percelen die in de directe nabijheid van de dijk liggen. Vanwege de bescherming van de waterkering en de daarnaast gelegen beschermingszone kan het wenselijk zijn om nieuwe functies op een grotere afstand daarvan te realiseren. In dat geval zijn er ook mogelijkheden voor functiewijzigingen buiten de bestaande bouwpercelen. Nieuwbouw is beperkt toelaatbaar in de vorm van een nieuw of uit te breiden erf, mits het erf zich daarbij haaks op het lint ontwikkelt en de bestaande landschappelijke lijnen niet worden doorbroken.
- Ook eigen initiatieven van de gemeente, zoals het mogelijk maken van een zonnepark op de voormalige stortplaats, wordt in het planvoornemen onderzocht. Dit initiatief is weliswaar onderzocht, maar hiervoor zijn nog onderzoeken gaande. Daarom is dit initiatief niet opgenomen in het Chw bestemmingsplan Buitengebied.
6.1.5 Energietransitie
In het Chw bestemmingsplan wordt, vooruitlopend op regionale opgave, een bijdrage geleverd aan energietransitie op kleine schaal:
- Grootschalige energietransitie wordt niet in het Chw bestemmingsplan opgenomen.
- Kleinschalige zonneparken, gelegen op één of enkele kavels, en kleine windmolens (tiphoogte maximaal 15 meter) worden, voor zover passend in het landschap, mogelijk gemaakt. Bij de nadere afweging hiervan wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke Beleidsregel Hernieuwbare energie (zie paragraaf 4.3.8).
6.1.6 Wonen
Kleinschalige (woningbouw) ontwikkelingen, met name rood voor rood en passend bij het karakter en de schaal van het buitengebied.
Een initiatief voor een zelfstandige zorgwoning wordt als een reguliere woning beoordeeld. Een (tijdelijke) mantelzorgwoning kan in overeenstemming met rijksbeleid vergunningvrij bij een bestaande woning worden gerealiseerd.
Er is ruimte voor andere (tijdelijke) woonvormen, zoals tiny houses.
6.1.7 Recreatie
Kleinschalige recreatieve voorzieningen worden mogelijk gemaakt indien dit binnen de kaders mogelijk is, waarbij ook nadrukkelijk aandacht is voor het toevoegen van extra wandelpaden en het verbinden van verschillende recreatieve routes.
6.1.8 Cultuurhistorische waarden, natuur en landschap
Behouden en waar mogelijk versterken van de cultuurhistorische waarden, het karakteristieke landschap en de natuur(waarden) binnen het plangebied. Dit is een belangrijk onderdeel van het Afwegingskader Buitengebied Hattem en dus een randvoorwaarde bij het toetsen van nieuwe initiatieven.
6.2 Initiatieven In Het Buitengebied
Bij de totstandkoming van het Chw bestemmingsplan en tijdens het uitgebreide participatietraject (zie paragraaf 5.2) zijn 56 min of meer concrete initiatieven en wensen bij de gemeente ingediend of bekend. Een overzichtskaart met daarop de verschillende initiatieven is als bijlage 6 bij de toelichting van dit Chw bestemmingsplan opgenomen. Niet alle initiatieven zijn meegenomen, een aantal initiatieven is komen te vervallen en aan een enkele is geen medewerking verleend. De initiatiefnemers zijn hiervan op de hoogte gesteld en daarbij is aangegeven waarom de betreffende ontwikkeling niet in het plan is opgenomen.
Na de eerste terinzagelegging van het Ontwerp Chw bestemmingsplan Buitengebied zijn alle initiatieven opnieuw beoordeeld. De belangrijkste aanleidingen daarvoor zijn:
- de ingediende zienswijzen (zie bijlage 20 Reactienota Zienswijzen 2022);
- de vaststelling van de Omgevingsvisie voor Hattem op 7 maart 2022;
- het advies kwaliteitsverbetering (accent op landschap, doorwerking Omgevingsvisie, Kuiper Compagnons zie bijlage 5);
- besprekingen met de commissie ARZ 13 april, 9 mei en 20 juni en de fiets excursie op 26 augustus 2022 (behoefte aan aanscherping van het Afwegingskader en Chw bestemmingsplan Buitengebied) en aanvullende besprekingen in de commissie ARZ van 10 oktober en 24 oktober 2022;
- besprekingen met het college van B&W in april, augustus en september 2022 (zienswijzen, advies, doorwerking Omgevingsvisie, vertaling van signalen vanuit de gemeenteraad. In de kern: zoeken naar de balans tussen meebewegen 'In de geest van de Omgevingswet' en aansluiten op de werkwijze die in Hattem gebruikelijk is bij de beoordeling van ruimtelijke ontwikkelingen.
In een nieuwe notitie is de actuele beoordeling uitgewerkt op basis van een aangescherpte Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem (Afwegingskader) voor de initiatieven die zijn meegenomen in het proces van Chw bestemmingsplan Buitengebied. Dit heeft voor een aantal initiatieven alsnog geleid tot een negatief oordeel. Vaak is het oordeel negatief op grond van de eerste stap in het mengpaneel de ruimtelijke inpassing. Belangrijke elementen daarbij zijn:
- de functies die op basis van het Afwegingskader mogelijk zijn in een bepaald deelgebied;
- de te beschermen kwaliteiten, veelal landschap.
De 'Notitie Beoordeling initiatieven Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem' is als bijlage 7 opgenomen in de toelichting van dit Chw bestemmingsplan.
De concrete initiatieven bestaan onder andere uit het realiseren van kleinschalige woningbouw (rood voor rood regeling / tweede bedrijfswoning), het realiseren van (mantelzorg)woningen en B&B's, uitbreiding en/of verplaatsing van agrarische en andere bedrijfsmatige activiteiten en het realiseren van kleine windmolens of zonnepanelen.
De initiatiefnemers zijn betrokken in het participatieproces dat in het kader van het Chw bestemmingsplan is doorlopen (zie hierover ook paragraaf 10.1). Inmiddels zijn ook enige andere initiatieven ingebracht, bijvoorbeeld via inspraak op de NRD en in een later stadium van het proces. Tot slot zijn zoals eerder aangegeven de initiatieven heroverwogen.
In deze paragraaf worden de diverse initiatieven kort beschreven. Daar waar nummers van initiatieven ontbreken is dit omdat het betreffende initiatief inmiddels is komen te vervallen. Vanwege de nummering in kaarten en onderzoeken zijn de oorspronkelijke nummers aangehouden. Waar nodig wordt verwezen naar een nadere beoordeling van het betreffende initiatief in de 'Notitie Beoordeling initiatieven Chw bestemmingsplanBuitengebied Hattem' in bijlage 7. De overzichtskaart van alle initiatieven is opgenomen als bijlage bij de regels, Bijlage 2.
6.2.1 Initiatief 2: Hilsdijk 96
Dit initiatief heeft betrekking op de het perceel aan de Hilsdijk 96, gelegen in het deelgebied Kernrand noord, het open weide landschap. Het voornemen is om op de bestaande agrarische gronden natuurontwikkeling mogelijk te maken. Daartoe wordt een gebiedsplan opgesteld.
figuur 6.1 - ligging initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggend Chw bestemmingsplan Buitengebied blijft de agrarische bestemming grotendeels intact, maar kan worden ingericht met natuur. Dat is op deze locatie passend. De bestemming Agrarisch - Landschapstuin wordt op basis van landschappelijke argumenten (openheid) aan de achterzijde begrensd op de huidige achterrooilijn van naastgelegen Hilsdijk nr. 100 om de openheid van het gebied te behouden
6.2.2 Initiatief 3: Gapersweg 3
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op een deel van het perceel aan de Gapersweg 3, gelegen in het deelgebied Kernrand noord, het open weidelandschap.
figuur 6.2 - ligging initiatief
Het voornemen is om een deel van de gronden als tuin bij de bestaande woning te betrekken met een zwemvijver, fruitbomen en wellicht wat kleinvee. Initiatiefnemer wil graag een bijgebouw realiseren die gebruikt kan worden als Bed & Breakfast of cursusruimte. Op termijn zou dit gebouw als mantelzorgwoning gebruikt kunnen worden.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7 . De beoordeling van de ruimtelijke inpassing is standaard en daarmee voldoende.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
De betreffende gronden zijn in het voorliggende Chw bestemmingsplan voorzien van de bestemming Wonen. Binnen de bouwactiviteit Wonen wordt het realiseren van een bijgebouw toegestaan.
In het Chw bestemmingsplan wordt B&B ook in vrijstaande bijgebouwen mogelijk gemaakt. Het gebruik als cursusruimte wordt in het kader van het Chw bestemmingsplan aangemerkt als 'aan-huis-verbonden bedrijvigheid', deze zijn onder voorwaarde toegestaan binnen wonen.
Het op termijn mogelijk gebruik als mantelzorgwoning is vergunningvrij, daarbij is (als het zover is) een noodzakelijkheidsverklaring nodig.
6.2.3 Initiatief 5: Oude Kerkweg (ongenummerd)
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel Oude Kerkweg tegenover nummers 44 - 54, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.3 - ligging initiatief
Initiatiefnemers hebben het voornemen om op de betreffende gronden twee vrijstaande woningen te realiseren. Op de beide percelen dient ruimte aanwezig te zijn voor een soort aanleunwoning of mantelzorgwoning. Met de situering van de beide woningen en de bijgebouwen wordt rekening gehouden met de bestaande zichtlijnen van de bestaande woningen aan de overzijde van de Oude Kerkweg.
figuur 6.4 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort standaard voor de ruimtelijke inpassing en opgeteld voldoende punten om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan wordt op de betreffende gronden twee nieuwe (vrijstaande) woningen mogelijk gemaakt. Op de verbeelding krijgen de betreffende gronden de gebruiksfunctie wonen. Op basis van de bouwactiviteit wonen zijn ter plaatse per bestemmingsvlak één nieuwe (vrijstaande) woning mogelijk. Tussen de beide bestemmingsvlakken behouden de gronden de agrarische functie. Daarmee een landschappelijke inpassing met behoud van de beoogde doorkijkjes. Eventuele zorgfunctie kan inpandig of (vergunningvrij) als mantelzorgwoning worden gerealiseerd.
6.2.4 Initiatief 6: De Wrange naast nr. 5
Het initiatief ligt op het onbebouwde perceel naar Wrange 5, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
Deze initiatiefnemer heeft het voornemen om op het perceel een nieuwe vrijstaande woning te realiseren, afgestemd op zorgbehoefte van de zoon, zodat hij in de buurt en zelfstandig kan wonen.
figuur 6.5 - ligging initiatief
Het voornemen ziet toe op de realisatie van een woning met zorgunit. Aan de westzijde van het perceel wordt de woning gerealiseerd en aan de oostzijde van het perceel de zorgunit. De bestaande schuur wordt opgeknapt, vergroot en in gebruik genomen als bijgebouw. Ten behoeve van de voorliggende ontwikkeling is een principe-verzoek opgesteld.
figuur 6.6 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort ruimschoots voldoende punten voor de ruimtelijke inpassing en opgeteld om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van de gebruiksfunctie wonen. Op basis van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse één nieuwe (vrijstaande) woning mogelijk. De zorgfunctie is mogelijk binnen de woonbestemming. Het bijgebouw voor (mantel)zorg kan worden gerealiseerd (vergunningvrij) via de bestaande regeling. Mantelzorgwoning kan ook als zelfstandige woning worden beoordeeld.
6.2.5 Initiatief 7: Hilsdijk 91
Dit initiatief heeft betrekking op een tweetal percelen aan de Hilsdijk 91, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.7 - ligging initiatief
De betreffende gronden zijn deels overgenomen van ProRail. Het voornemen is om een deel van de gronden toe te voegen aan het bestaande woonperceel. Op het bosperceel staan te hoge bomen te dicht bij de spoorbaan. Deze dienen te worden gekapt. Het voornemen is de gronden ten noorden en ten zuiden van de woning een agrarische bestemming te geven.
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. De bestaande woonbestemming wordt verruimd, maar er wordt geen woning toegevoegd. Aandachtspunt is de begrenzing van de oppervlakte bijgebouwen tot de voorgeschreven 150 meter.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ter plaatse van de bestaande woning voorzien van de gebruiksfunctie wonen. De bestaande woonperceel wordt verruimd, maar enkel de bestaande woning is toegestaan. Op de verbeelding wordt het bebouwd oppervlakte van de betreffende woning gemaximeerd.
De betreffende gronden ten noorden van de woning worden agrarisch gebruikt. Het ligt voor de hand om de gronden te voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Vanwege het aspect 'stikstofdepositie' is het niet haalbaar om het betreffende bosperceel een agrarische bestemming te geven, bovendien is dit een stukje bos met bomen die al tientallen jaren oud zijn. Voor de betreffende gronden blijft de bestemming Bos gehandhaafd.
6.2.6 Initiatief 8: Geldersedijk 37
Dit initiatief heeft betrekking op de gronden naast het perceel aan de Geldersedijk 37 en is gelegen in het deelgebied Kernrand noord, het open weidelandschap.
figuur 6.8 - ligging initiatief
Naast de bestaande woning van initiatiefnemers ligt een boomgaard met veel oude fruitbomen. Deze bijzondere boomgaard kan veel toeristen trekken. Nu al is er jaarlijks een plukdag. Initiatiefnemers hebben het voornemen om een foodtruck op het terrein te plaatsen, zodat passerende fietsers een plekje in de boomgaard krijgen aangeboden om uit te rusten en op een terras wat te drinken en te eten, met andere woorden recreëren in de boomgaard.
figuur 6.9 - voorstel nieuw initiatief
Daarnaast is er een braakliggend deel van het perceel wat eerder in gebruik was als paardenbak. Aan de zuidkant wil de initiatiefnemer een recreatiewoning en twee ouderenwoningen realiseren.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is nog niet volledig getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Ruimtelijke inpassing is mogelijk. Omdat sprake is van een meervoudige ontwikkeling is een bij nadere uitwerking een aanvullende afweging noodzakelijk om te zien of alle wensen inpasbaar zijn.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van een Gemengde bestemming waarbinnen de gewenste activiteiten in principe mogelijk zijn. Binnen de bestemmingsplanactiviteit Gemengd - 2 is voorzien in een eis voor een omgevingsvergunning, zodat een nadere afweging kan plaatsvinden aan het Afwegingskader.
6.2.7 Initiatief 10: Oostersedijk 10
Het initiatief heeft betrekking op de wormenkwekerij op het perceel aan de Oostersedijk 10, gelegen in het deelgebied Poldergebied, het open polderlandschap.
figuur 6.10 - ligging initiatief
Het initiatief ziet er op toe dat het bedrijf kan uitbreiden. Op grond van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 is er 1.210 m2 aan bedrijfsbebouwing toegestaan. Op dit moment is er al 2.200 m2 aan bebouwing aanwezig.
Het voornemen is om het bedrijf met ongeveer 1.400 m2 uit te breiden. De bedrijfsbebouwing wordt binnen het geldende bestemmingsvlak gerealiseerd.
figuur 6.11 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort ruimschoots voldoende punten zowel qua ruimtelijke inpassing als opgeteld om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden.
Toetsing aan provinciale Omgevingsverordening
Met betrekking tot het voorliggend initiatief is sprake van een wormenkwekerij die sinds 1985 op de huidige locatie gevestigd is. Het betreft een vorm van bedrijvigheid die wat betreft de ruimtelijke aanvaardbaarheid beter past in het buitengebied dan op het bedrijventerrein H2O.
De beoogde uitbreiding is ruimer dan op grond van de provinciale Omgevingsverordening is toegestaan (zie paragraaf 4.2.2.2). Verplaatsing van het bestaande solitaire bedrijf naar een regulier bedrijventerrein ligt gezien de lange geschiedenis op de locatie en de bedrijfsactiviteiten in redelijkheid niet voor de hand. Op het bedrijventerrein H2O wordt voorzien voornamelijk logistieke bedrijven met relatief veel verkeers- en vervoersbewegingen en bedrijven in hogere milieu categorieën. Een compleet ander segment van bedrijvigheid.
Zoals uit de toetsing van het Afwegingskader blijkt, scoort de locatie wat betreft ruimtelijke inpassing voldoende punten om meegenomen te kunnen worden.
Op de verbeelding zijn de gronden voorzien van de gebruiksactiviteit bedrijf. Op grond hiervan mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt voor bestaande bedrijven en lichte vormen van bedrijvigheid (milieucategorie 1 en 2). Op basis van de bouwactiviteit wordt de uitbreiding binnen het bouwvlak gemaximeerd. Daarmee is de locatie voorzien van een maatbestemming.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden op de verbeelding voorzien van de gebruiksactiviteit bedrijf. Op basis van de bouwactiviteit bedrijf wordt de uitbreiding van het bedrijf gemaximeerd. Gelet op de huidige omvang van de bedrijfsbestemming kan de uitbreiding binnen dit vlak worden gerealiseerd. De afstand van de bestemming tot de nabij gelegen woonbestemming voldoet aan de richtafstanden en blijft gelijk ten opzichte van de bestemde situatie in het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007.
6.2.8 Initiatief 11: Hessenweg 114
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Hessenweg 114, gelegen in het deelgebied Kerngebied de Enk.
Figuur 6.12 - ligging initiatief
Het initiatief ziet tot op het op het faciliteren van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen op het naastgelegen woonperceel. Daartoe wenst de initiatiefnemer te bouwen op het naastgelegen agrarische perceel en de bestemming te wijzigen naar wonen.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is niet getoetst aan het afwegingskader; dat is richting de initiatiefnemer gecommuniceerd.
Aanvankelijk is geconcludeerd dat meerwaarde van de uitbreiding beperkt is omdat maximale oppervlakte aan bijgebouwen reeds is bereikt. Daarbij begeeft de mogelijk toekomstige bebouwing zich in de belemmeringenzone van de hoogspanningsleidingen. In het gesprek en de daaruit voorvloeiende correspondentie blijkt dat initiatiefnemer ook op het bestaande bouwperceel mogelijkheden heeft om de bijgebouwen in aangepaste vorm en locatie te realiseren. In het tweede ontwerp van het bestemmingsplan is dus geen medewerking aan het initiatief verleend.
Amendement
Bij de vaststelling van het Chw bestemmingsplan Buitengebied heeft de raad een amendement aangenomen waarmee de raad heeft besloten om:
- medewerking te verlenen aan initiatief 11; de verplaatsing van een schuur aan de Hessenweg en daartoe de woonbestemming van initiatiefnemer te vergroten;
- de regels (+ bijlagen), de verbeelding, de toelichting en de bijlagen bij de toelichting van het Chw bestemmingsplan Buitengebied hierop aan te passen;
- aanvullend een positief advies van TenneT als voorwaarde op te nemen voor verlening van een Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
6.2.9 Initiatief 12: Hilsdijk 100
Het initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Hilsdijk 100, gelegen binnen het deelgebied Kernrand noord, het open weidelandschap.
figuur 6.13 - ligging initiatief
In de bestaande boerderijwinkel op het terrein worden momenteel op het bedrijf zelf geproduceerde producten te koop aangeboden. Het voornemen is om het assortiment te verruimen naar streekgebonden producten. Daarbij bestaat ook het voornemen het winkelvloeroppervlak van de boerderijwinkel te vergroten.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat sprake is van een beperkte aanpassing van de huidige bestemming is het initiatief niet getoetst aan het Afwegingskader. De verbreding in producten is een minimale aanpassing ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan wordt binnen de gebruiksactiviteit Agrarisch - Bedrijf de bestaande kaas- en/of ijsboerderij mogelijk gemaakt. Tevens wordt ondergeschikte detailhandel mogelijk gemaakt in streekproducten (dus breder dan voorheen) en op het eigen bedrijf geproduceerde agrarische producten en streekproducten, met een winkelvloeroppervlakte van maximaal 100 m².
6.2.10 Initiatief 15: Groeneweg 2A
Het initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Groeneweg 2A en is gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.14 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de bouw van één extra levensloopbestendige woning op het oostelijk gelegen perceel. De nieuwe woning is geprojecteerd in de bestaande rooilijn van de bestaande woningen langs de Groeneweg en het Vijzelpad. Met de inrichting wordt aangesloten op het traditionele boerenerf.
Ten behoeve van de plannen is daartoe een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld. Daarmee wordt invulling gegeven aan de ambitie om door een goede landschappelijke inpassing het omringende landschap te versterken. De tuinen/boomgaarden kunnen worden gebruikt als pluktuin.
figuur 6.15 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, bijlage 7. Het initiatief scoort ruimschoots voldoende punten zowel qua ruimtelijke inpassing als opgeteld om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden. Vanwege de openheid van het landschap niet kan worden meegewerkt aan de bestemming agrarisch (landschapstuin) voor het westelijke perceel. Voor oostelijk perceel kan de woning worden toegestaan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan hebben de gronden waar de woning komt de gebruiksactiviteit wonen gekregen. Op grond van de bouwactiviteit wonen wordt ter plaatse de bouw van een extra woning mogelijk gemaakt.De bestemming agrarisch (landschapstuin) is beperkt tot halverwege het perceel in aansluiting op de bestaande achterrooilijn van de buren met het oog op behoud van het open weidelandschap. Diepere deel van de kavel agrarisch bestemming. De bestaande schuur op nr. 2A wordt gehandhaafd.
6.2.11 Initiatief 16: perceel G35 hoek Schipsweg/Hilsdijk
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel G35 op de Schipsweg en Hilsdijk, gelegen binnen het deelgebied Kernrand noord, open weidelandschap.
figuur 6.16 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op toe de realisatie van één woning op het betreffende perceel.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is nog niet voldoende concreet om te kunnen worden getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het aan het Afwegingskader te kunnen toetsen. Deze informatie moet alsnog worden aangeleverd.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
Voor de planontwikkeling is nog geen concrete informatie aangediend op basis waarvan de toets aan het Afwegingskader al heeft kunnen plaatsvinden.
Voor dit initiatief zal na de vaststelling van het Chw bestemmingsplan een vergunningaanvraag moeten worden ingediend op basis waarvan de precieze invulling wordt getoetst. Op voorhand is wel akkoord dat de agrarische bestemming wordt vervangen door een woonbestemming. De woonbestemming wordt beperkt tot de noordwesthoek van het perceel, de kavelgrootte is afgestemd op het naastgelegen perceel.
6.2.12 Initiatief 17: Wrange 1
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel Wrange 1, gelegen binnen het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.17 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van een extra vrijstaande woning ter plaatse van bestaande bijgebouwen. Ten behoeve van de plannen is een schetsontwerp met begeleidende onderbouwing (brief) opgesteld.
figuur 6.18 - voorstel nieuw initiatief
De bestaande woning en de meest westelijke bijgebouw blijven gehandhaafd. Ten behoeve van de nieuwe vrijstaande woning wordt een aantal van de bestaande bijgebouwen gesloopt. Het westelijk gelegen weiland blijft behouden. De nieuwe woning wordt landschappelijk ingepast met behoud van bestaande bomen en landschappelijke elementen.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort voldoende punten zowel qua ruimtelijke inpassing als opgeteld om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden. De nieuwe woning past in een bestaand cluster en via sloop / nieuwbouw wordt bijgedragen aan ruimtelijke kwaliteit. Het is bovendien gelegen tussen bestaande bebouwing. Op het perceel aan de westzijde wordt wel de agrarische bestemming vastgehouden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de percelen ten behoeve van de bestaande en nieuwe woning op de verbeelding voorzien van de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de realisatie van een extra woning mogelijk. Het weiland ten westen van de nieuwe woning behoudt een agrarisch functie. Hiermee blijft de zichtlijn naar het agrarisch gebied aan de zuidkant behouden.
6.2.13 Initiatief 18: Scherenenkweg 2
Het initiatief heeft betrekking op het perceel gelegen aan de Scherenenkweg 2, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.19 - ligging initiatief
Initiatief ziet toe op de realisatie van twee extra woningen op het terrein aan de Scherenenkweg. Daartoe dient de agrarische bestemming te worden omgezet naar een woonbestemming. Ten behoeve van het Chw bestemmingsplan is door initiatiefnemer een bebouwingsstudie opgesteld.
figuur 6.20 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort voldoende punten zowel qua ruimtelijke inpassing als opgeteld om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden. Er wordt echter een nieuwe structuur gecreëerd. Belangrijkst aandachtspunt daarbij is de borging van de doorkijkjes via agrarische bestemming. De beoordeling van de ruimtelijke inpassing van dit initiatief valt daarmee voor de tweede woning negatief uit. Op grond daarvan is het aantal woningen beperkt tot één. De eis voor een omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit blijft staan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de woning op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
6.2.14 Initiatief 19: Scherenenkweg 4
Het initiatief heeft betrekking op het perceel gelegen aan de Scherenenkweg 4, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.21 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de bouw van één extra woning. Daartoe dient de agrarische bestemming te worden omgezet naar een woonbestemming. Ten behoeve van het Chw bestemmingsplan is een schetsontwerp opgesteld.
figuur 6.22 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. In de beschrijving van het initiatief zijn nu nog onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen. Ruimtelijk inpassing wordt mogelijk geacht, vandaar dat het initiatief is meegenomen in het Chw bestemmingsplan Buitengebied. De eis voor een omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit blijft staan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de woning op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. In de planregels is voor de gebruiksactiviteit een voorbehoud opgenomen in de vorm van een omgevingsvergunning. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
6.2.15 Initiatief 20: Scherenenkweg 6
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Scherenenkweg 6, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.23 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van een duurzame dubbele woning, waarvan één zorgwoning genaamd zwaluwhof. De dubbele woning wordt zo energie neutraal mogelijk gebouwd, met respect voor de natuur. De zorgwoning is bedoeld voor de initiatiefnemer, de andere woning is bedoeld voor een ander huishouden. Op de locatie wordt één woning toegestaan, hiermee wordt aangesloten op het bestaande lint van de Scherenenkweg. Als een deel van de woning als mantelzorgwoning wordt gebruikt, dan is dat mogelijk en vergunningvrij op grond van het Besluit omgevingsrecht.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort voldoende punten qua ruimtelijke inpassing en opgeteld ruimschoots voldoende punten om met het Chw bestemmingsplan meegenomen te kunnen worden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de woning op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
6.2.16 Initiatief 21: Gapersweg 4
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Gapersweg 4, gelegen in het deelgebied Kernrand noord, open weidelandschap.
figuur 6.24 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisering van de bouw van een extra vrijstaande woning op het eigen perceel. Bij het verzoek is een schets bijgevoegd met betrekking tot de inpassing van de nieuw te bouwen (schuur)woning.
figuur 6.25 - voorstel nieuw initiatief
In de bovenstaande schets blijft de bestaande schuur gehandhaafd. De nieuwe woning wordt haaks op de Gapersweg gesitueerd. De woning wordt ontsloten via een eigen oprit.
In het ontwerp is onderscheid gemaakt in voor- en achtererf met bijbehorende 'groene' bouwstenen als een bongerd, een solitaire boom en een moes-/sier-/groentetuin bij de voorgevel van de boerderij.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen. Omdat ruimtelijk inpassing mogelijk wordt geacht is het initiatief meegenomen in het bestemmingsplan.
Voor het initiatief zal de verplichting voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit in het Chw bestemmingsplan opgenomen. Er dient aandacht besteed te worden aan het maken van een samenhangend ontwerp voor de inrichting van het erf en compensatie voor te kappen bomen.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. De nieuwe woning valt binnen de huidige woonbestemming. In de planregels is voor de gebruiksactiviteit een voorbehoud opgenomen in de vorm van een omgevingsvergunning. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
6.2.17 Initiatief 22: Zuiderzeeweg 34
Het initiatief heeft betrekking op het perceel van de bestaande Kwekerij aan de Zuiderzeestraatweg 34, gelegen in het deelgebied Kernrand noord, open weidelandschap.
figuur 6.26 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de uitbreiding van de toegestane bedrijfsactiviteiten. De plannen bestaan uit de volgende onderdelen:
- de plaatsing van een nieuwe kas achter het bestaande bedrijf;
- de verruiming van het bestaande bouwvlak aan de achterzijde van het perceel, daartoe zou de bestaande uitstulping bouwvlak aan de voorzijde kunnen worden verwijderd;
- loslaten van maximum goothoogte, alleen vastleggen van een maximum bouwhoogte van 10 meter;
- een uitbreiding van de maximum toegestane milieucategorieën waarbij wordt aangesloten op de regeling uit het aansluitende bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O.
Met de gewenste aanpassingen van het plan zou de initiatiefnemer op het eigen perceel kunnen doorgroeien en een deel van zijn perceel kunnen verkopen/verhuren aan een bedrijf dat onderdeel kan worden van Bedrijvenpark H2O, dat wordt ontwikkeld naast het perceel. De ontsluiting aan de achterzijde van het perceel is inmiddels geregeld met H2O. De omvang van de bestemming Bedrijventerrein uit het geldende bestemmingsplan wordt niet vergroot, de activiteiten vinden plaats binnen dat gebied.
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Nadere analyse leert dat de nieuwe kas kan worden vergund met toepassing van de kruimelgevallenregeling uit de Wabo en het Besluit omgevingsrecht. Voor de overige ontwikkeling wordt een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit opgenomen.
In het voorliggende Chw bestemmingsplan behouden de gronden op de verbeelding de gebruiksactiviteit bedrijventerrein. Voor de beoogde ontwikkeling wordt een omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit opgenomen. Op grond van de bouwactiviteit bedrijventerrein worden de bebouwing geborgd.
6.2.18 Initiatief 23: Schipsweg (ongenummerd)
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Schipsweg, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.27 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de bouw van één nieuwe woning met praktijkruimte aan de Schipsweg op een deel van het perceel van een bestaande woning aan de Zuiderzeestraatweg. Ten behoeve van het initiatief is een principe verzoek ingediend. Deze is als bijlage 7 opgenomen in de toelichting van dit Chw bestemmingsplan.
figuur 6.28 - voorstel nieuw initiatief
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 heeft het betreffende perceel de bestemming Woondoeleinden. In het gebied dat is voorzien van deze bestemming (het gele gebied aan de Schipsweg en Zuiderzeestraatweg zoals op de verbeelding is weergegeven) zijn acht woningen toegestaan. Het toevoegen van een nieuwe woning is op dit moment niet mogelijk binnen de bestemming Woondoeleinden. De woonbestemming ligt dus al wel op het perceel.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort voldoende punten qua ruimtelijke inpassing en opgeteld ruimschoots voldoende punten om te kunnen worden meegenomen in het Chw bestemmingsplan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de woning op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
6.2.19 Initiatief 24: Zuiderzeestraatweg 15
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Zuiderzeestraatweg 15, gelegen in het deelgebied Kernrand noord, open weidelandschap.
figuur 6.29 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op het wijzigen van de agrarische naar een woonbestemming voor de twee bestaande (voormalige bedrijfs)woningen. Op het perceel is niet langer een agrarisch bedrijf aanwezig. Daarnaast bestaat het voornemen om producten die in de tuin worden verbouwd aan huis te verkopen. Op het perceel staan bijgebouwen, vanwege de slechte staat wil de initiatiefnemer deze slopen en nieuwe bijgebouwen plaatsen.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat sprake is van een beperkte wijziging is het initiatief niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de woning op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen zijn twee (bestaande) woningen mogelijk en het toegestane oppervlakte gebouwen gemaximeerd.
6.2.20 Initiatief 25: Ierstweg 1
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Ierstweg 1, gelegen in het deelgebied Poldergebied. Het betreft een bestaande agrarische bestemming, behoorlijk dicht bij de A28. De voornemen is om dit bouwperceel te verplaatsen naar het westen. De bebouwing is inmiddels gesloopt.
figuur 6.30 - uitsnede geldend bestemmingsplan
Op de verbeelding wordt op de nieuwe locatie langs de Ierstweg een nieuw agrarisch bouwvlak ingetekend van een vergelijkbare omvang. Het oorspronkelijke bouwperceel om daarmee te vervallen.
figuur 6.31 - Uitsnede nieuwe verbeelding
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het agrarische bouwperceel is verplaatst, maar vanwege stikstof is het nog onzeker of een agrarisch bedrijf op deze locatie mogelijk is. Het nieuwe agrarisch bouwblok kan niet in gebruik genomen kan worden zonder saldering van stikstof. Verplaatsing van het bouwperceel heeft geen invloed op de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de oorspronkelijke gronden ten behoeve van het te verplaatsen agrarisch bedrijf aangegeven met de gebruiksactiviteit Agrarisch.
Op de nieuwe locatie hebben de gronden de gebruiksactiviteit Agrarisch - Bedrijf gekregen. In de planregels is vastgelegd dat het gebruik van gronden en bebouwing binnen het agrarisch bouwperceel voor het houden van vee, niet mag leiden tot een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende agrarisch bouwperceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Op grond van de bouwactiviteit Agrarisch - Bedrijf is de toegestane bedrijfsbebouwing gemaximeerd.
6.2.21 Initiatief 26: Geldersedijk 99
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Geldersedijk 99, gelegen in het deelgebied Poldergebied.
figuur 6.32 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op:
- het verbouwen van de schapenschuur en geschikt maken als sociale plek met mogelijkheid voor vergaderfaciliteiten met terras en ondergeschikte horeca. In het nieuwe centrum zal een kleinschalige landschapswinkel ingericht worden met streekproducten waar bezoekers en campinggasten van kunnen genieten. Het zal een onderdeel zijn van de kleinschalige horeca, de koffie- en theetuin.
- de realisatie van 3 wooneenheden/appartementen in 1 gebouw voor begeleid wonen en voor crisisopvang. Door een slimme bouw is het mogelijk om terug te schakelen zijn naar 2 wooneenheden, een kleinere en een grotere. De verblijfsduur voor bewoning zal maximaal twee jaar zijn en incidenteel korter dan een maand. De zorgverlening vindt niet plaats door de initiatiefnemer maar door externe partijen.
De appartementen zijn niet bedoeld voor permanente bewoning. Het initiatief heeft betrekking op een tijdelijke crisisopvang, er is dus ook geen sprake van recreatieve bewoning. Op het perceel is nu al een kampeerterrein aanwezig. De campinggasten kamperen in een plukweide.
figuur 6.33 - voorstel nieuw initiatief
In de nieuwe aanvraag is ook het verzoek binnengekomen om de bestaande huizen een dubbele woonbestemming te geven, dat sluit aan op de bestaande situatie.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Dit initiatief scoort basis qua ruimtelijke inpassing maar opgeteld ruimschoots voldoende punten om te kunnen worden meegenomen in het Chw bestemmingsplan. Crisisopvang op die locatie is ook vanuit sociaal maatschappelijk perspectief denkbaar.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als Gemengd - 1. Hierin zijn alle activiteiten opgenomen.
6.2.22 Initiatief 27: Geldersedijk 107
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Geldersedijk 107, gelegen in het deelgebied Poldergebied.
figuur 6.34 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van 2 tiny houses op het perceel en de verplaatsing van de bestaande bed & breakfast naar de bestaande woonboerderij. Een van de tiny house wordt gevestigd in de bestaande schuur die daar geschikt voor wordt gemaakt.
figuur 6.35 - voorstel nieuw initiatief
De tweede tiny house wordt elders op het perceel gerealiseerd. Beide tiny house hebben een zo klein mogelijke ecologische footprint en zijn bestemd voor (tijdelijk) wonen, woon/werk of woon/zorg. Bij de aanvraag is een vogelperspectieftekening opgenomen van de beoogde situatie.
figuur 6.36 - voorstel nieuw initiatief, 3D weergave
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Ruimtelijk inpassing wordt mogelijk geacht, vandaar dat het initiatief is meegenomen in het Chw bestemmingsplan Buitengebied.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden, overeenkomstig de geldende woonbestemming, ten op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen zijn ter plaatse de bouw van het perceel in niet meer dan drie woningen toegestaan (inclusief de bestaande).
6.2.23 Initiatief 28: Ierstweg 5
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Ierstweg 5, gelegen in het deelgebied Poldergebied.
figuur 6.37 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op het verfraaien en verjongen van het historische erf en de realisatie van twee vrijstaande (schuur-)woningen op het perceel. Tevens wordt de bestaande hooibergen geschikt gemaakt voor bed & breakfast. De grootste van de verbouwde hooibergen zou desgewenst ook ingezet kunnen worden als zorgwoning. Een van de bestaande schuren op het erf zal worden gesloopt. De initiatiefnemer wil graag de agrarische bestemming wijzigen naar een woonbestemming. Bij de aanvraag is een uitgebreide omschrijving opgenomen
figuur 6.38 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Ruimtelijk inpassing wordt mogelijk geacht maar nadere informatie is noodzakelijk. Aandachtspunt is eventuele aanpassing van erfinrichting (plaatsing woningen).
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de woningen op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van twee extra woningen mogelijk.
In verband met het ontbreken van gegevens is voor het initiatief een omgevingsvergunningplicht voor de bestemmingsplanactiviteit opgenomen.
6.2.24 Initiatief 29: Weerdweg 2
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Weerdweg 2, gelegen in het deelgebied Poldergebied.
figuur 6.39 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van twee extra vrijstaande woningen op het betreffende perceel. In het initiatief blijven de bestaande boerderij met de loodsen gehandhaafd. Vóór de meest zuidelijke loods wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Ten zuiden van deze woning wordt nog een tweede woning gerealiseerd. Beide nieuwe woningen zijn op de Weerdweg gericht.
De woningen worden landschappelijk ingepast met landschapselementen die van oudsher op erven in de omgeving voorkomen. Door de compacte opzet van het erf is de landschappelijke impact van de nieuwbouw gering. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het aantal uitritten op de Weerdweg niet toe.
Ten behoeve van de plannen is een schetsontwerp met begeleidende onderbouwing (brief) opgesteld.
figuur 6.40 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de woningen op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van twee extra woningen mogelijk. Omdat nadere formatie nog ontbreekt is een omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit in de regels opgenomen. De resterende gronden krijgen worden op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit agrarisch.
6.2.25 Initiatief 32: Perceel 85 naast Zuiderzeestraatweg 24
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel naast de Zuiderzeestraatweg 24, gelegen in het deelgebied Poldergebied, buurtschap Zuiderzeestraatweg. Het perceel heeft een omvang van 2.180 m2.
figuur 6.41 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van een extra woning op het betreffende perceel. Het voornemen is om op het perceel 85 een nieuwe levensbestendige en duurzame woning te realiseren. Hiermee blijven landschappelijke lijnen gehandhaafd. De bestaande woning 'de Peppelhof' gaat gebruikt worden als kleinschalige bedrijfsruimte (B&B), gecombineerd met woning voor de kinderen.
Hiertoe dient de agrarische bestemming te worden gewijzigd naar een woonbestemming.
Ten behoeve van het plan is een participatie-initiatief opgesteld.
figuur 6.42 - voorstel nieuw initiatief
Tot slot is dit perceel ook aangemeld in het kader van landschapsontwikkeling en herinrichting Zuiderzeestraatweg.
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst in het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het initiatief scoort juist genoeg punten zowel qua ruimtelijke inpassing als opgeteld om te kunnen worden meegenomen in het Chw bestemmingsplan. Bij uitwerking is het wenselijk dat de initiatiefnemer zoekt naar een combinatie met het opwaarderen van de naastgelegen bosstrook.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de woning op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
6.2.26 Initiatief 33: Zuiderzeestraatweg 23
Het initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Zuiderzeestraatweg 23, gelegen in het deelgebied Kernrand midden, het Kampenlandschap.
figuur 6.43 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de woning aan de Zuiderzeestraatweg 23. Het betreft de voormalige bedrijfswoning van het naastgelegen tuincentrum. De bestaande bedrijfswoning is niet meer als zodanig in gebruik. Het voornemen is om de bestemming van de bedrijfswoning om te zetten naar de reguliere woonbestemming.
Daarnaast is het voornemen om op het perceel in het bestaande bouwlint langs de Zuiderzeestraatweg een extra woning te realiseren. Ten behoeve van de extra woning is door initiatiefnemers een ruimtelijk inpassingsplan opgesteld.
figuur 6.44 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het initiatief volledig aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Informatie over natuurwaarden ontbreekt nog. Daarom is het initiatief alsnog verbonden aan een omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit. Het woonklimaat van de toegevoegde woning is voldoende geborgd met de afstandsnorm tot de parkeervoorzieningen van het tuincentrum.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van de beide woningen op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Omdat nadere informatie nog ontbreekt is in de planregels een omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit opgenomen.
Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één extra woning mogelijk.
6.2.27 Initiatief 34: hoek Schipsweg - Zuiderzeestraatweg
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel G32 op de hok van de Schipsweg met de Zuiderzeestraatweg, gelegen in het deelgebied Kernrand.
Figuur 6.45 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op de realisatie van een extra woning op het betreffende perceel G32. Het voornemen is om een vrijstaande (schuur)woning te realiseren die ontsloten wordt vanaf de Schipsweg. Het initiatief behelst ook de landschappelijke herinrichting van de omliggende gronden.
Ten behoeve van het voorliggende initiatief is een principeverzoek opgesteld.
Figuur 6.46 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Aanvankelijk is in de beoordelingsnotitie geconcludeerd dat het initiatief juist genoeg punten scoort om te kunnen worden meegenomen in het Chw bestemmingsplan. De openheid ter plaatse wordt echter als landschappelijk waardevol beschouwd zodat in het Afwegingskader ‘agrarisch tot aan de rijweg’ was opgenomen. De beoordeling van de ruimtelijke inpassing van dit initiatief viel, ondanks aanvullende informatie, negatief uit. In het tweede ontwerp van het bestemmingsplan is dus geen medewerking aan het initiatief verleend.
Amendement
Bij de vaststelling van het Chw bestemmingsplan Buitengebied heeft de raad een amendement aangenomen waarmee de raad heeft besloten om:
- de voorgestelde aanduiding “agrarisch tot aan de rijweg” ter plaatse van het initiatief op de hoek Schipsweg/Zuiderzeestraatweg te schrappen;
- het initiatief 34 doorgang te laten vinden en ter plaatse van de beoogde woning de bestemming 'wonen' toe te kennen (de beoogde landschapstuin behoudt de bestemming 'agrarisch');
- de regels(+ bijlagen), de verbeelding, de toelichting en de bijlagen bij de toelichting van het Chw bestemmingsplan Buitengebied en het ISM-besluit hierop aan te passen
6.2.28 Initiatief 35: Leemculeweg 1
Het voorliggende initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Leemculeweg 1, gelegen in het deelgebied Bosgebied.
figuur 6.47 - ligging initiatief
Het initiatief ziet toe op het in gebruik nemen van een van de bijgebouwen als een (zelfstandig) kantoor. Het betreffende bijgebouw was eerder als woning in gebruik, maar is na de voltooiing van het huidige landhuis deze woonfunctie verloren. Het voornemen is om het gebouw als kantoor geschikt te maken.
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 heeft het betreffende perceel de bestemming Landhuis.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat het een beperkte wijziging betreft is het initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Eerder is voor dit initiatief een principeverzoek ingediend. Hierop is een positieve reactie van de gemeente gekomen, de kantoorfunctie in het bijgebouw wordt passend geacht.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van de bestemming Kantoor, dit is een extra functie die mogelijk is naast het wonen.
6.2.29 Initiatief 37: Molecaten
Het initiatief heeft betrekking op het recreatiepark Molecaten, gelegen in het Bosgebied.
figuur 6.48 - ligging initiatief
Het bedrijf wil het kantoor van het bedrijf, dat op meerdere locaties is gevestigd in dit gebouw centreren en het deels wat uitbreiden. Daarnaast is er de wens om wat meer bouwmogelijkheden op het terrein en het vergroten van de oppervlakte van stacaravans en recreatiewoningen, het maximum aantal is ongewijzigd.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat het een beperkte wijziging betreft is het initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. De beoogde uitbreiding dient in de planregels te worden vertaald in duidelijke randvoorwaarden.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan zijn extra mogelijkheden gemaximeerd. De eis die er wel in blijft is dat er geen vrijstaande bijgebouwen bij de stacaravans en recreatiewoningen zijn toegestaan. De oppervlakte sluit nu wel beter aan op de gangbare maten op recreatieparken.
6.2.30 Initiatief 38: De Weerdweg 1
Dit initiatief ziet op het perceel De Weerdweg 1 en is gelegen in het Poldergebied, buurtschap Zuiderzeestraatweg.
figuur 6.49 - ligging initiatief
Het perceel heeft in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 de bestemming Woondoeleinden en daarachter een agrarische bestemming. Deze gronden mogen niet worden gebruikt als tuin. De initiatiefnemer wil de woonbestemming iets vergroten aan de achterzijde, zodat hij meer ruimte heeft voor bijgebouwen. Ook zou hij het perceel willen gebruiken als boomgaard.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat het een beperkte wijziging betreft is het initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Het perceel is gelegen in het buurtschap Zuiderzeestraatweg en is omringd door woonpercelen. Er is geen bezwaar om de woonbestemming wat uit te breiden en het tussenliggende stuk, nu nog agrarische grond, in te richten als boomgaard.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is de Woonbestemming verruimd en het resterende deel van het perceel als Agrarisch - Landschapstuin. Hier mogen geen bijgebouwen worden gerealiseerd, maar de gewenste invulling is hier toegestaan.
6.2.31 Initiatief 39: Zuiderzeestraatweg 6
Het perceel is gelegen in het deelgebied Poldergebied.
figuur 6.50 - ligging initiatief
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 heeft het perceel een agrarische bedrijfsbestemming. De wens van initiatiefnemer is om de toegestane bouwhoogte van bedrijfsgebouwen te vergroten naar 15 meter. Dit is een hoogte die beter aansluit op de huidige maatstaven voor agrarische gebouwen en is voor alle agrarische bestemmingen verwerkt in het Chw bestemmingsplan.
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is niet getoetst aan het Afwegingskader (zie beoordelingsnotitie in bijlage 7), omdat het een algemene aanpassing betreft van alle agrarische bedrijfsbestemmingen.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende CHW bestemmingsplan krijgt het betreffende perceel de gebruiksactiviteit 'Agrarisch - Bedrijf'. Op grond van de bijbehorende bouwactiviteit 'Agrarisch - Bedrijf' zijn ter plaatse bedrijfsgebouwen en overkappingen toegestaan met een maximum bouwhoogte van 15 m. Dit geldt voor alle agrarische bedrijven.
6.2.32 Initiatief 40: Geldersedijk 79
Het perceel is gelegen in het Poldergebied en ziet op het wijzigen van de agrarische bestemming naar een bedrijfsbestemming.
figuur 6.51 - ligging initiatief
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 heeft het perceel een agrarische bedrijfsbestemming. Het ter plaatse aanwezige agrarische bedrijf is al enige tijd gestopt en er heeft zich inmiddels een hoveniersbedrijf gevestigd.
Ten behoeve van het hoveniersbedrijf worden oude stallen en schuren, waarin veel asbest is verwerkt, gesloopt. Een deel van de grond van de buren wordt aangekocht en er wordt een nieuwe schuur gebouwd. De twee voormalige bedrijfswoningen (79 en 79a) zijn in gebruik als reguliere woningen.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat de nieuwe bestemmingen aansluiten op de inmiddels bestaande situatie is dit initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. In de notitie wordt verwezen naar het gemeentelijk beleid ten aanzien van functieverandering. Nieuwbouw voor sloop draagt per saldo bij aan ruimtelijke kwaliteit. Wel wordt op onderdelen een aanscherping voorgestaan.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is een deel van de agrarische bestemming gewijzigd naar een bedrijfsbestemming. Binnen de planregels wordt de realisatie van een bedrijfswoning niet mogelijk gemaakt. Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen inzake landschappelijke inpassing. Ook worden randvoorwaarden aangeven voor grootschalige buitenopslag en is verkoop ter plaatse niet toestaan.
De voormalige bedrijfswoningen zijn voorzien van een woonbestemming, hierbinnen zijn de bestaande woningen toegestaan. Een deel van de gronden wordt teruggegeven aan het agrarisch gebied.
6.2.33 Initiatief 41: Geldersedijk 103
Het perceel is gelegen in het Poldergebied. Het initiatief ziet toe op de verruiming van de woonbestemming. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om meer afstand tot het nabijgelegen agrarisch bedrijf te creëren.
figuur 6.52 - ligging initiatief
Het perceel heeft in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007 een woonbestemming, het naastgelegen perceel is bestemd met een agrarische bedrijfsbestemming. Het voornemen is om de woning op een grotere afstand van het betreffende agrarische bedrijf te kunnen situeren.
Toetsing aan Afwegingskader
Omdat het een beperkte aanpassing betreft is dit initiatief niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Hiermee ontstaat de mogelijkheid om bij sloop van de bestaande woning een nieuwe woning verder van het agrarische bedrijf (dat is gelegen aan de noordkant) te positioneren, dat is positief voor de milieusituatie.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan is op de verbeelding de woonbestemming verruimd in zuidelijke richting. Ter plaatse blijft maximaal één woning toegestaan.
6.2.34 Initiatief 42: Groeneweg 5
Het initiatief heeft betrekking op een woonperceel aan de Groeneweg 5 met west- en zuidzijde een stukje agrarische grond. Het perceel is gelegen in de Kernrand midden. Initiatiefnemer zou de agrarische gronden graag in gebruik willen nemen als tuin en dierenweide bij de woning. Er worden geen bijgebouwen gerealiseerd.
figuur 6.53 - ligging initiatief
De beoogde als tuin bij de bestaande woning wordt passend geacht in de omgeving. De gemeente Hattem streeft ernaar met de ontwikkelingen die het Chw bestemmingsplan mogelijk maakt, de natuurwaarden in de verschillende deelgebieden te versterken.
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is vanwege de beperkte wijziging niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. De beoogde inrichting als tuin bij de bestaande woning wordt passend geacht in de omgeving.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggend Chw bestemmingsplan Buitengebied zijn de gronden op de verbeelding voorzien van de bestemming Agrarisch - Landschapstuin. Het gewenste gebruik wordt hiermee mogelijk gemaakt.
6.2.35 Initiatief 44: Oude Kerkweg 30
Het initiatie heeft betrekking op het woonperceel gelegen aan de Oude Kerkweg 30, gelegen in de Kernrand.
figuur 6.54 - ligging initiatief
Initiatiefnemer heeft het voornemen om ter vergroting van de eigen woonklimaat het vlak met de woonbestemming te vergroten. Ten behoeve van het CHW bestemmingsplan is door initiatiefnemer een verzoek opgesteld.
figuur 6.55 - voorstel nieuw initiatief
Het voornemen is om in de toekomst de huidige technisch verouderde woning te slopen en te vervangen door een nieuwe grotere woning. De overige gronden worden voor een deel gebruikt als (landschaps-)tuin met solitaire bomen en beplanting en ander deel wordt gebruikt voor de paarden.
Aan beide zijden van het beoogde woonperceel wordt ruimte open gelaten voor vrije doorzichten.
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is vanwege de beperkte wijziging niet getoetst aan het afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is de bestaande woonbestemming verruimd overeenkomstig voorliggende verzoek. Ter plaatse is de bestaande woning toegestaan. Op de verbeelding wordt het bebouwd oppervlakte van de betreffende woning gemaximeerd.
Door het handhaven van de agrarische bestemming aan beide zijden van het perceel blijft de openheid richting de achterliggende agrarische gronden behouden.
6.2.36 Initiatief 46: Vijzelpad 81
Het initiatief heeft betrekking op het perceel aan het Vijzelpad 81 op de hoek met de Oude Kerkweg, gelegen in de Kernrand.
figuur 6.56 - ligging initiatief
Initiatiefnemer wil graag de bestemming "bedrijven" ter plaatse van het gehele perceel handhaven. Uit het bedrijf c.q. bedrijfspanden worden inkomsten gegenereerd. Het voornemen is om dit voor de toekomst te blijven waarborgen. Initiatiefnemer heeft het voornemen om de loodsen afzonderlijk te kunnen verhuren. Dit zou betekenen dat er zich meerdere kleine bedrijven op het perceel zouden kunnen vestigen.
Toetsing aan Afwegingskader
Vanwege de beperkte afwijking is het initiatief niet getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. In de notitie wordt aangegeven dat het kernrandgebied gekenmerkt wordt door de nadrukkelijke aanwezigheid van verschillende vormen van infrastructuur, kleinschalige verkaveling en substantieel bedrijfsmatig gebruik. Om deze ruimtelijke kwaliteit te kunnen behouden, is er binnen dit deelgebied ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, zolang deze passen bij de korrelgrootte van de bestaande bebouwing.
Om dit te borgen staat de gemeente positief tegenover het toestaan van meerdere kleinschalige bedrijven op het perceel. Het is daarbij wel van belang dat de nieuwe bedrijven wat betreft uitstraling en milieuhinder, geen afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan zijn de gronden ten behoeve van het bedrijf op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit bedrijf. Op grond van deze gebruiksactiviteit zijn ter plaatse bestaande bedrijven toegestaan en andere bedrijven met milieucategorie 1 en 2 (met een richtafstand tot woningen van maximaal 30 meter). Opslaggebouwen (verhuur van opslag) worden aangemerkt als milieucategorie 2. De toegestane bebouwing wordt in de bijbehorende bouwactiviteit gemaximeerd.
6.2.37 Initiatief 47: perceel naast Weerdweg 3
Het initiatief betreft een agrarisch stuk grond naast Weerdweg 3 en is gelegen in het Poldergebied. De initiatiefnemer wil op het agrarische perceel een woning realiseren.
Figuur 6.57 - ligging initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is nog niet voldoende concreet om getoetst te kunnen worden aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Vanwege de waardering van de landschappelijke kwaliteiten en een zienswijze was in het Afwegingskader ter plaatse van het initiatief de voorwaarde ‘agrarisch tot aan de rijweg’ opgenomen. Daarmee viel aanvankelijk de beoordeling van de ruimtelijke inpassing negatief uit. Op grond daarvan is in het tweede ontwerp van het bestemmingsplan dus geen medewerking aan het initiatief verleend.
Amendement
Bij de vaststelling van het Chw bestemmingsplan Buitengebied heeft de raad een amendement aangenomen waarmee de raad heeft besloten om:
- de voorgestelde ruimtelijke voorwaarde ‘agrarisch tot aan de rijweg’ ter plaatse van de initiatief 47 (evenals initiatief 49) op de kaart van het Afwegingskader te wijzigen in minimaal 22 m agrarisch (aangeduid met pijlen), conform de arcering 'verkenning wonen in de polder' op het kaartje 'Ambities Polder Hattem' op pagina 7 in Gebiedsanalyse (bijlage 4);
- initiatief 47 als zodanig op te nemen in het Chw bestemmingsplan Buitengebied en doorgang te laten vinden;
- de regels (+ bijlagen), de verbeelding, de toelichting en de bijlagen bij de toelichting van het Chw bestemmingsplan Buitengebied en het ISM-besluit hierop aan te passen.
6.2.38 Initiatief 48: Zuiderzeestraatweg 13
Het perceel is gelegen in het Poldergebied.
figuur 6.58 - ligging initiatief
De initiatiefnemer wil de bestaande verouderde bebouwing slopen (inclusief de twee bestaande woningen) en in totaal vijf nieuwe woningen terug bouwen.
figuur 6.59 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Op voorhand wordt een ruimtelijke inpassing van het initiatief mogelijk geacht. Deze locatie vraagt om een goede ruimtelijke inpassing. Het maximum aantal woningen zal definitief worden bepaald op basis van de aanvraag voor de omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is het perceel grotendeels bestemd als Wonen en het onbebouwde achtergelegen deel als Agrarisch - Landschapstuin. In totaal zijn maximaal vijf woningen mogelijk, waarvan drie nieuwe.
In het Chw bestemmingsplan is voor dit initiatief een verplichting opgenomen om een omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit aan te vragen opgenomen op basis waarvan de precieze invulling wordt getoetst aan het Afwegingskader.
6.2.39 Initiatief 49: Perceel aan de Weerdweg
Het voorliggend initiatief ziet toe op een ongenummerd perceel aan de Weerdweg, gelegen in het Poldergebied.
Figuur 6.60 -ligging initiatief
Het initiatief betreft de bouw van een nieuwe vrijstaande woning op bijbehorend erf. Ten behoeve van het voorliggende initiatief is een onderbouwing opgesteld .
Figuur 6.61 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst aan het Afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Aanvankelijk is geconcludeerd dat het initiatief juist genoeg punten scoort om te kunnen worden meegenomen in het Chw bestemmingsplan. Echter, vanwege landschappelijke kwaliteiten was in het Afwegingskader ter plaatse van het initiatief de voorwaarde ‘agrarisch tot aan de rijweg’ opgenomen. Daarmee viel aanvankelijk de beoordeling van de ruimtelijke inpassing negatief uit. Op grond daarvan is in het tweede ontwerp van het Chw bestemmingsplan dus geen medewerking aan het initiatief verleend.
Amendement
Bij de vaststelling van het Chw bestemmingsplan Buitengebied heeft de raad een amendement aangenomen waarmee de raad heeft besloten om:
- de voorgestelde ruimtelijke voorwaarde ‘agrarisch tot aan de rijweg’ ter plaatse van de initiatief 49 (evenals initiatief 47) op de kaart van het Afwegingskader te wijzigen in minimaal 22 m agrarisch (aangeduid met pijlen), conform de arcering 'verkenning wonen in de polder' op het kaartje 'Ambities Polder Hattem' op pagina 7 in Gebiedsanalyse (bijlage 4);
- initiatief 49 als zodanig op te nemen in het Chw bestemmingsplan Buitengebied en doorgang te laten vinden;
- de regels (+ bijlagen), de verbeelding, de toelichting en de bijlagen bij de toelichting van het Chw bestemmingsplan Buitengebied en het ISM-besluit hierop aan te passen.
6.2.40 Initiatief 50: Geldersedijk 59
Het voorliggend initiatief ziet toe op het perceel aan de Geldersedijk 59, gelegen in het Poldergebied. De initiatiefnemer heeft het voornemen om de verouderde agrarische bebouwing te slopen en twee nieuwe woningen terug te bouwen.
figuur 6.62 - ligging initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de beschrijving van het initiatief zijn onvoldoende gegevens opgenomen om het aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7. Ruimtelijke inpassing van dit initiatief wordt op voorhand mogelijk geacht maar de aanvullende informatie moet alsnog worden aangeleverd en getoetst aan het Afwegingskader.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de woningen op de verbeelding aangegeven met een woonbestemming en het resterende deel behoud de bestemmingsplanactiviteit als agrarisch gebied (zonder bouwperceel). In totaal zijn drie woningen mogelijk, waarvan twee nieuwe.
In het Chw bestemmingsplan is voor dit initiatief in de planregels de verplichting opgenomen om een omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit aan te vragen op basis waarvan de precieze invulling wordt getoetst aan het Afwegingskader. Ook zijn dan nog onderzoeken nodig naar omgevingsaspecten, waaronder een ecologisch onderzoek.
6.2.41 Initiatief 51: Zuiderzeestraatweg 22
Het initiatief ziet toe op het perceel aan de Zuiderzeestraatweg 22, gelegen in het Poldergebied.
figuur 6.63 - ligging initiatief
Het initiatief omvat het herzien van de agrarische bestemming naar wonen, het slopen van verouderde en overtollige agrarische bedrijfsgebouwen en de bouw van drie woningen op het erf. Ten behoeve van het voorliggende initiatief is een principe verzoek opgesteld.
figuur 6.64 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
Het initiatief is getoetst in het Afwegingskader (zie beoordelingsnotitie in bijlage 7).Het initiatief scoort uitstekend qua ruimtelijke inpassing en heeft opgeteld juist voldoende punten om te kunnen worden meegenomen in het Chw bestemmingsplan. Deze locatie vraagt om een goede ruimtelijke inpassing bij deel 2 van het Afwegingskader.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de woningen op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van 4 woningen mogelijk (waarvan 3 nieuwe).
6.2.42 Initiatief 52: Oostersedijk 7
Het initiatief betreft het perceel aan de Oostersedijk 7, gelegen in het Poldergebied.
figuur 6.65 - ligging initiatief
Het verzoek betreft een functieverandering van een voormalige veehouderij (agrarisch) naar wonen. De voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn aan verval onderhevig en worden niet meer gebruikt. Voorgesteld wordt om een deel van de bedrijfsbebouwing te slopen en ter compensatie hiervan een extra twee-onder-een-kapwoning op het perceel te realiseren, welke landschappelijk wordt ingepast in de omgeving. De paardenstal wordt behouden voor het hobbymatig houden van paarden.
Ten behoeve van het initiatief is een principeverzoek ingediend.
figuur 6.66 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
De beoordeling op basis van het Afwegingskader kan niet worden afgerond, omdat informatie ontbreekt over duurzame energie en natuurinclusief bouwen (zie beoordelingsnotitie in bijlage 7). Daarom is in het Chw bestemmingsplan de verplichting voor het aanvragen van een omgevingsvergunning bestemmingsplan activiteit opgenomen. Het initiatief sluit aan op het beleid voor functieverandering en sloop van bedrijfsgebouwen wordt als voorwaarde gehanteerd voor nieuwbouw.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het voorliggende Chw bestemmingsplan worden de gronden ten behoeve van de woningen op de verbeelding aangegeven met de gebruiksactiviteit wonen. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van drie woningen mogelijk (waarvan twee nieuwe).
In het Chw bestemmingsplan is voor dit initiatief in de planregels de verplichting opgenomen om een omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit aan te vragen op basis waarvan de precieze invulling wordt getoetst aan het Afwegingskader. De sloop van een deel van de agrarische bedrijfsgebouwen is als voorwaarde in de planregels opgenomen
6.2.43 Initiatief 53: Zuiderzeestraatweg 14
Dit initiatief heeft betrekking op het woonperceel aan de Zuiderzeestraatweg 14, gelegen in het Poldergebied, buurtschap Zuiderzeestraatweg.
figuur 6.67 - ligging initiatief
Het voornemen is om op het perceel tussen de bestaande woning op nummer 14 en d'Olde Skoele een extra vrijstaande woning mogelijk te maken. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande schuur op het perceel.
Het voornemen is dat de huidige bewoners gebruik gaan maken van de nieuwe woning en dat een van de kinderen het ouderlijk huis gaan betrekken. Daarmee is voor de toekomst de (mantel)zorgfunctie veilig gesteld.
Ten behoeve van het voorliggende initiatief is een onderbouwing opgesteld.
figuur 6.68 - voorstel nieuw initiatief
Toetsing aan Afwegingskader
In de notitie wordt aangegeven dat in de aanvullende onderbouwing van het initiatief voldoende informatie is opgenomen om het aan het Afwegingskader te kunnen toetsen, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7 . Het initiatief scoort uitstekend qua de ruimtelijke inpassing en opgeteld voldoende om meegenomen te worden in het Chw bestemmingsplan Buitengebied. Er is aandacht nodig voor beoordeling ten aanzien van de maatvoering nieuwe woning in relatie tot korrelgrootte van bebouwing in de omgeving (deel 2 Afwegingskader).
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is het perceel bestemd als Wonen. In totaal is één nieuwe woning op het perceel mogelijk. Op voorhand is wel akkoord dat er een nieuwe woning wordt gebouwd.
Voor dit initiatief zal na de vaststelling van het Chw bestemmingsplan een vergunningaanvraag voor de activiteit bouwen moeten worden ingediend op basis waarvan de precieze invulling wordt getoetst aan deel 2 van het Afwegingskader.
6.2.44 Initiatief 56: Geldersedijk 81
Dit initiatief heeft betrekking op het perceel aan de Geldersedijk 81 in Hattem.
figuur 6.67 - ligging initiatief
De huidige eigenaar heeft de boerderij aangekocht in 2016 met het idee om er te wonen en kleinschalige hobbymatige activiteiten te organiseren. Het is niet de bedoeling er een bedrijf van te maken. De woning is aangekocht inclusief het achterliggende weiland om hier op termijn te kunnen bouwen. De woning is in slechte staat.
Sloop en nieuwbouw lijkt de meest realistische optie, maar opknappen van de bestaande boerderij is ook een optie. De wens is dat bij sloop van de bestaande woning achter op het perceel een nieuwe woning kan worden gebouwd. Het waterschap heeft hierbij ook een belang, omdat de huidige woning praktisch in de dijk is gebouwd. Het waterschap heeft bij een eventuele sloop aangegeven de voorkeur te hebben voor een nieuwe woning op het achterste deel van het perceel, buiten de kernzone van de waterkering.
Voor het Chw bestemmingsplan Buitengebied is geluid een belangrijk aandachtspunt. Bij sloop en nieuwbouw is een afwijking van de Wet geluidhinder nodig. Om voorgaande ontwikkeling mogelijk te maken is de agrarische bestemming omgezet in een woonbestemming, die tegelijkertijd is versmald en verdiept richting het achterste perceel. Ook is de Interimwet Stad- en milieubenadering toegepast, zodat waar nodig kan worden afgeweken van de Wet geluidhinder.
Toetsing aan Afwegingskader
Dit initiatief is vanwege de beperkte wijziging niet getoetst aan het afwegingskader, zie beoordelingsnotitie in bijlage 7.
Verwerking in het Chw bestemmingsplan
In het Chw bestemmingsplan is de bestaande agrarische bestemming aangepast naar een woonbestemming. Op grond van de bouwactiviteit wonen is ter plaatse de bouw van één woning mogelijk.
Hoofdstuk 7 Gezonde En Veilige Fysieke Leefomgeving En Goede Omgevingskwaliteit
7.1 Milieueffectrapportage
Het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van het Chw bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat het planMER inzicht geeft in de bestaande milieusituatie en de maximaal optredende milieugevolgen van het bestemmingsplan. Op basis daarvan en alternatievenonderzoek wordt beschreven op welke wijze (maatregelen, randvoorwaarden) negatieve effecten kunnen worden voorkomen of beperkt, danwel kansen kunnen worden benut.
De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de procedure die moet worden doorlopen voor het betreffende plan of besluit, de zogenoemde 'moederprocedure'. De planm.e.r.-procedure bestaat uit de volgende stappen:
- openbare kennisgeving opstellen planMER en bestemmingsplan (in dit geval Notitie reikwijdte en detailniveau, NRD);
- raadpleging bestuursorganen en inspraak over reikwijdte en detailniveau van het planMER;
- opstellen planMER;
- terinzagelegging planMER, uiterlijk gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan;
- toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.
7.1.1 Inspraak notitie reikwijdte en detailniveau (NRD)
Vooruitlopend op de planMER is een Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) opgesteld. In de NRD wordt de afbakening en aanpak (reikwijdte en detailniveau) beschreven van het planMER. De NRD wordt gebruikt voor het verkrijgen van adviezen over de beschreven aanpak en iedereen kan naar aanleiding van de NRD zienswijzen indienen. De overlegpartners en bestuursorganen zijn geraadpleegd over de reikwijdte en het detailniveau van het planMER. Ook heeft de Notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) ter inzage gelegen van 13 februari 2020 tot en met 25 maart 2020. De Notitie reikwijdte en detailniveau is als bijlage 8 opgenomen in de toelichting van dit Chw bestemmingsplan.
Er zijn geen adviezen van de geraadpleegde overlegpartners en bestuursorganen ontvangen. Er zijn wel twee inspraakreacties ontvangen. Een deel van de ingebrachte punten heeft geen betrekking op de reikwijdte en het detailniveau van het planMER, maar uitsluitend op de uitgangspunten voor het bestemmingsplan. Een ander deel van de reacties heeft wel een directe relatie met het planMER en de onderliggende onderzoeken. De reactienota voor de NRD is als bijlage 1 opgenomen in de planMER (zie 9 bij deze toelichting).
De reacties hebben niet geleid tot een aanpassing van de aanpak van het planMER, aangezien de gevraagde onderzoeken en aandachtspunten reeds onderdeel van het planMER uitmaken. In de reacties op de NRD wordt onder andere aandacht gevraagd voor het beschermen van het open en groene karakter van het buitengebied, de bescherming van de natuurgebieden, de verkeerssituatie, waterkwaliteit en bodemdaling.
Deze aspecten zijn meegenomen in het planMER.
7.1.2 PlanMER
In het planMER wordt het planvoornemen (zie paragraaf 6.1) vergeleken met de referentiesituatie, die ontstaat als er geen nieuw bestemmingsplan wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de bestaande, feitelijke en legale situatie volgens het geldende bestemmingsplan aangevuld met eventuele vergunde concrete initiatieven.
figuur 7.1 - referentiesituatie en voornemen
(bron: Factsheet referentiesituatie in MER voor bestemmingsplannen, Commissie voor de m.e.r.)
In het MER worden drie alternatieven onderzocht:
- 1. Alternatief maximale planmogelijkheden
Deze maximale invulling omvat alle mogelijkheden voor ontwikkelingsruimte die in het bestemmingsplan worden geboden, zowel bij recht als via afwijking met een omgevingsvergunning of delegatiebevoegdheden.
Per milieuthema kan de maximale invulling verschillen; voor de passende beoordeling is bijvoorbeeld 2de maximale invulling van veehouderijen bepalend in verband met de stikstofdepositie. Ten aanzien van landschap en cultuurhistorie zijn ook andere bouw- en gebruiksmogelijkheden (zoals kleine windmolens, teeltondersteunende voorzieningen, kassen etc.) van belang.
Veehouderijen
In de het voorliggende planMER is uitgegaan van volledige maximale invulling van alle ontwikkelingsruimte die het op te stellen Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem biedt. De vigerende bouwvlakken in combinatie met huidige wijzigingsbevoegdheden voor vergroting tot 1,5 hectare vormt in eerste instantie het vertrekpunt voor de effectbeoordelingen.
Ook wordt rekening gehouden met de mogelijkheden voor omschakeling naar (grondgebonden) veehouderij binnen de agrarische bouwvlakken.
Overige agrarische bedrijfsactiviteiten en andere functies
Ook voor de andere vormen van agrarische bedrijfsactiviteiten (zoals glastuinbouw en teeltondersteunende voorzieningen), vormt in eerste instantie de maximale invulling het uitgangspunt voor de effectbeschrijving. In het plangebied is geen glastuinbouw aanwezig of toegestaan, ook is het oprichten van een boom-en sierkwekerijbedrijf niet mogelijk.
De maximale planmogelijkheden omvatten wel mogelijkheden voor kassen en teeltondersteunende voorzieningen binnen het agrarisch bouwperceel, diverse nevenfuncties en mogelijkheden voor duurzame energieopwekking. - 2. Uitvoerbaar alternatief
Naar verwachting zijn significante negatieve effecten op Natura 2000 niet uit te sluiten bij de maximale invulling van de bouwmogelijkheden die het nieuwe plan biedt. Daarom wordt een aantal maatregelen doorgerekend waarmee significante negatieve effecten kunnen worden voorkomen of zo veel mogelijk worden beperkt, om te komen tot een uitvoerbaar alternatief binnen de kaders van de Wet natuurbescherming.
Hierbij kan gedacht worden aan het beperken van wijzigingsbevoegdheden, het beperken van mogelijkheden tot omschakeling, maatregelen die zijn gericht op het toepassen van emissiearme stalsystemen, maar ook andere maatregelen. Vrijwillige innovaties en andere niet afdwingbare maatregelen op grond van het Chw bestemmingsplan kunnen hierin niet worden meegenomen. Dit uitvoerbaar alternatief vormt de basis voor de uitwerking van de variant wonen en gezondheid.
- 3. Variant maximaal inzetten op wonen en gezondheid
Uit het participatieonderzoek blijkt dat er onder andere behoefte bestaat aan het realiseren van extra individuele (mantel)zorgwoningen in het buitengebied. Daarnaast is er ook een algemene behoefte aan nieuwe woningen. In het planMER is onderzocht wat de effecten kunnen zijn als er maximaal wordt ingezet op het realiseren van individuele woningen en kleinere woningbouwprojecten binnen de beleidskaders voor het buitengebied. Het maximaliseren van een gezonde woonomgeving is ook onderdeel van deze variant. De basis hiervoor wordt gevormd door het uitvoerbaar alternatief, aangezien er anders geen uitvoerbaar Chw bestemmingsplan mogelijk is.
Omdat de ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen de directe aanleiding vormen voor het doorlopen van een planm.e.r.-procedure is van belang om de referentiesituatie voor de veehouderijen goed in beeld te hebben, met name ten behoeve van de passende beoordeling en de depositieberekeningen die in dat kader worden uitgevoerd. In het kader van het MER is een uitgebreide inventarisatie uitgevoerd (zie ook paragraaf 3.3 van deze toelichting).
7.1.3 Sectorale onderzoeken
Ten behoeve van het planMER zijn aan de hand van verschillende milieuonderzoeken diverse milieueffecten beeld gebracht. In onderstaand tabel 7.1 worden de verschillende milieuthema's in beeld gebracht en de daarbij behorende milieueffecten. Voor zover dat nuttig is, worden de effecten aan de hand van onderzoeken en berekeningen in het planMER kwantitatief beschreven. Vanwege het schaalniveau van het Chw bestemmingsplan Buitengebied, worden de meeste effecten echter kwalitatief (meer interpretatiever) beschreven.
Tabel 7.1 - Milieuthema's, criteria en werkwijze
Thema | Te beschrijven effecten | Werkwijze | |
Ecologie | |||
gebiedsbescherming en | - vernietiging, verstoring en verdroging | kwalitatief | |
soortenbescherming | - vermesting / verzuring | kwantitatief, onderzoek Aerius | |
- aantasting leefgebied | kwalitatief | ||
Landschap, cultuurhistorie en archeologie | |||
- landschapsstructuur | - aantasting karakteristieke patronen, elementen en structuren | kwalitatief | |
- cultuurhistorie | - aantasting historische landschapskenmerken | kwalitatief | |
- archeologie | - aantasting archeologische waarden | kwalitatief | |
Woon- en leefklimaat | |||
- geurhinder veehouderijen | - geurbelasting geurgevoelige objecten - aantal geurgehinderden | kwantitatief | |
- luchtkwaliteit | - luchtkwaliteit rond veehouderijen en wegen | kwantitatief | |
- gezondheid | - ontwikkeling aspecten geluid, lucht, groen, beleving, beweging | kwalitatief | |
- geluidhinder | - geluidbelasting vanwege verkeer | kwalitatief | |
- externe veiligheid | - toename risico's (PR en GR) | kwalitatief | |
Bodem en water | |||
- bodemkwaliteit | - invloed op bodemkwaliteit | kwalitatief | |
- grondwater | - effect grondwaterstand | kwalitatief | |
- oppervlaktewater | - effect oppervlaktewaterkwaliteit | kwalitatief | |
- waterketen | - waterberging en afkoppelen | kwalitatief | |
Verkeer en vervoer | - verkeersafwikkeling | kwalitatief | |
- verkeersveiligheid | kwalitatief | ||
Klimaat | - klimaatadaptatie | kwalitatief | |
- energie | kwalitatief | ||
- CO2 neutraal | kwalitatief |
De effectbeschrijvingen in het planMER maken inzichtelijk of de gemaakte planologische keuzes en ontwikkelingsruimte op gebiedsniveau leiden tot belangrijke gevolgen voor het milieu. Daarbij wordt enerzijds gekeken naar de wettelijke normen en grenswaarden die vanuit de verschillende sectorale wet- en regelgeving gelden. Anderzijds wordt in de effectbeschrijvingen waar relevant ook een relatie gelegd met de ambities en knelpunten die in het Chw bestemmingsplan zijn geformuleerd voor het buitengebied van de gemeente Hattem (voortkomend uit het beleid op de verschillende overheidsniveaus).
In het planMER is per toetsingscriterium het milieueffect uitgedrukt op basis van de onderstaande schaal:
schaal | milieueffect |
+ | positief effect |
0/+ | beperkt positief effect |
0 | geen positief en geen negatief effect |
-/0 | beperkt negatief effecten |
- | negatief effect |
7.2 Samenvatting Planmer
7.2.1 Ecologie
De zuidzijde van het plangebied is onderdeel van het Natura 2000-gebied De Veluwe. Op korte afstand van het plangebied is Natura 2000-gebied de Rijntakken gelegen. Beide gebieden zijn stikstofgevoelig. In figuur 7.2 zijn de voor stikstofgevoelige gebieden binnen de Natura 2000-gebieden aangegeven met paars. De relevante Natura 2000-gebieden en de mogelijke effecten van het Chw bestemmingsplan Buitengebied op deze gebieden worden beschreven in de passende beoordeling, zoals opgenomen in 13 van deze toelichting.
Uit het stikstofonderzoek dat bij de passende beoordeling is bijgevoegd, blijkt dat zonder maatregelen de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestaande bestemmingsplan Buitengebied Hattem uit 2007 biedt, tot een grote toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000 leiden. Het planvoornemen en het alternatief maximale planmogelijkheden zijn beide zonder maatregelen niet uitvoerbaar vanwege de toename in stikstofdepositie.
Uit de berekeningen die zijn uitgevoerd voor het uitvoerbaar alternatief blijkt dat ook als wordt uitgegaan van maatregelen op basis van de best beschikbare technieken (BBT), de maximale planologische mogelijkheden niet kunnen worden benut zonder dat er sprake is van een depositietoename.
Om te komen tot een uitvoerbaar alternatief plan binnen de kaders van de Wet natuurbescherming en de huidige regeling rondom stikstofdepositie dienen in het Chw-bestemmingsplan randvoorwaarden en beperkingen te worden opgenomen:
- géén wijzigingsbevoegdheden voor vergroting van de bouwvlakken, dat kan alleen na maatwerkafweging;
- géén algemene omschakelingsmogelijkheden naar veehouderij binnen agrarische bestemmingen;
- voorwaarden koppelen aan de uitbreiding/wijziging van bestaande veehouderijen binnen de bouwvlakken, zodat toekomstige initiatieven binnen de kaders van het plan niet leiden tot een toename van stikstofdepositie.
figuur 7.2 - ligging stikstofgevoelige gebieden (paars) binnen Natura 2000-gebieden
(bron: AERIUS)
Uit het planMER blijkt dat als er op grote schaal kleine windturbines worden gerealiseerd niet kan worden uitgesloten dat de vogels en vleermuizen vanuit de omliggende Natura 2000-gebieden worden verstoord of gedood.
Verder blijkt dat de realisering van zonneparken alleen in de aanlegfase mogelijk geringe verstoringseffecten en kleine extra stikstofdeposities tot gevolg heeft. In de gebruiksfase is er een neutraal effect of, in het geval van zonneparken op agrarische gronden, mogelijke een daling van de stikstofdepositie op Natura 2000. Afhankelijk van de inrichting en het beheer van deze zonneparken kan een aanvullende ecologische meerwaarde worden ontwikkeld.
De recreatieve uitbreidingsmogelijkheden die het Chw bestemmingsplan biedt zijn ten opzichte van het bestaande recreatieve gebruik van de Natura 2000-gebieden zeer gering van omvang. Uit het planMER blijkt dat significante verstoringseffecten als gevoel van deze planologische mogelijkheden daarom op voorhand kunnen worden uitgesloten.
Over het algemeen heeft het Chw bestemmingsplan geen negatieve gevolgen voor het Gelders Natuurnetwerk. Op de Veluwe overlappen deze effecten grotendeels met de beschreven effecten op Natura 2000. Eventuele effecten op beschermde soorten kunnen en moeten worden gemitigeerd en/of gecompenseerd op het moment dat er concrete bouwplannen zijn.
7.2.2 Landschap, cultuur en archeologie
7.2.3 Woon- en leefklimaat
7.2.4 Overige aspecten
7.2.5 Conclusies vanuit het planMER
In tabel 7.7 is de beoordeling van de relevante milieuaspecten van het planvoornemen en de onderzochten alternatieven en variant weergegeven. Uit het planMER blijkt dat met name uitbreiding of nieuwvestiging van agrarische bedrijven vanuit de huidige stikstofregelgeving niet zonder meer mogelijk is, dit is wellicht alleen mogelijk via maatwerk.
Tabel 7.7 - Beoordeling milieueffecten
Uit de onderzoeken blijkt verder dat het plangebied en de directe omgeving hoge natuurwaarden kent, die door het planvoornemen en de alternatieven niet worden belast, zolang de stikstofemissies niet toenemen.
Het plangebied betreft een hoog geluidbelast gebied, dit betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden over wat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is voor nieuwe woningen. Het planvoornemen en de alternatieven hebben géén invloed op de geluidbelasting in en om het gebied, maar door het mogelijk maken van nieuwe woningen kunnen wel extra geluidbelaste woningen worden toegevoegd.
In de zones langs wegen en spoorwegen kan worden overwogen om
- geen woningen mogelijk te maken,
- hogere grenswaarden vast te stellen of
- zelfs woningen toe te staan in het gebied boven de maximaal te verlenen voorkeursgrenswaarde met toepassing van dove gevels of door toepassing van de Interimwet Stad- en milieubenadering.
De belangrijkste effecten van het planvoornemen zijn stikstofdepositie, landschappelijke effecten en gezondheid. Het planvoornemen en de maximale planontwikkeling blijken vanuit de stikstofregelgeving niet mogelijk. Dit leidt automatisch tot de conclusie dat het uitvoerbaar alternatief het voorkeursalternatief is. Ten aanzien van de initiatieven betekent dit dat nieuwvestiging en uitbreiding van agrarische bedrijven niet rechtstreeks mogelijk is.
De variant maximaal inzetten op zorg en gezondheid kan hier prima mee worden gecombineerd, zolang per te beoordelen initiatief de effecten op gezondheid worden afgewogen. Hierbij is de afstand tussen (nieuwe) woningen en bestaande bedrijvigheid vanuit geur en geluid van belang, de afstand tot geluidzones van infrastructuur en tot buisleidingen en wegen met vervoer van gevaarlijke stoffen ingeval van (mantel)zorgwoningen. Ook de landschappelijke en groene inpassing zijn een aandachtspunt.
7.3 Oplegnotitie Planmer Buitengebied Hattem
7.3.1 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport
Op 3 december 2021 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie) haar 'Toetsingsadvies over het milieueffectrapport' uitgebracht. Hierin wordt aangegeven dat de Commissie van oordeel is dat het MER en de bijlagen bij de toelichting op het plan tezamen de essentiële informatie bevatten om een besluit te kunnen nemen over het Chw bestemmingsplan waarin het milieubelang volwaardig wordt meegewogen. Dit betekent dus dat de Commissie een positief toetsingsadvies heeft gegeven en dat het MER geschikt is bevonden om te worden gebruikt voor de besluitvorming. Aanpassing of een aanvulling zijn niet nodig. Het toetsingsadvies is als bijlage 10 in de toelichting van het Chw bestemmingsplan opgenomen.
In het vervolg van haar advies geeft de Commissie aanbevelingen, waarmee zij “een bijdrage (wil) leveren aan de kwaliteit van de verdere besluitvorming. De opmerkingen hebben geen betrekking op essentiële informatie voor de besluitvorming.” Deze aanbevelingen hebben betrekking op:
- Informatie over stikstofdepositie: op basis van (met name) de toelichting op het bestemmingsplan en de bijlagen is voldoende informatie aanwezig om een besluit te nemen over het ‘uitvoerbaar alternatief’ en de variant ‘wonen en gezondheid’ wat betreft het aspect stikstofdepositie. Het MER alleen biedt hiervoor echter onvoldoende informatie.
Doordat een deel van de informatie in het MER staat en een deel in de bijlagen van het bestemmingsplan is de informatie ook moeilijk toegankelijk. De Commissie beveelt daarom aan bovengenoemde informatie ook op te nemen in het MER. - De zone van de magnetische veldsterkte (0,4 microtesla) rondom de hoogspanningsleiding is niet in beeld gebracht in het MER. Hierdoor is niet duidelijk of nieuwe initiatieven binnen deze magneetveldzone komen te liggen, over welke lengte deze hoogspanningslijn onder de grond komt te liggen en op welke termijn dat gaat gebeuren. De rijksoverheid adviseert nieuwe woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen buiten deze zone te plaatsen. De Commissie beveelt aan deze informatie toe te voegen.
- De geurcontour van 2 ouE/m3 van de varkenshouderij aan de Ierstweg 2 is niet op de kaart weergegeven.
7.3.2 Oplegnotitie PlanMER
Naar aanleiding van de voorgaande aanbevelingen van de Commissie (zie paragraaf 7.3.1) uit het toetsingsadvies is een 'Oplegnotitie planMER Buitengebied Hattem' opgesteld als antwoord op de genoemde punten en daarmee de beschikbare informatie te verhelderen. De oplegnotitie is als bijlage 11 in de toelichting van het Chw bestemmingsplan opgenomen.
Onderzoek stikstofdepositie
Om tot een passende bestemming en regeling in het Chw bestemmingsplan te komen is in het kader van het bestemmingsplan een aanvullend onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan. Daarbij zijn de agrarische bedrijven nader in beeld gebracht. Op basis van deze geactualiseerde gegevens is een nieuw stikstofonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het Chw bestemmingsplan (zie ook paragraaf 7.4.2).
In de oplegnotitie wordt aangegeven dat uit het aanvullend stikstofonderzoek blijkt dat de depositie-toenames kleiner zijn dan bij de oorspronkelijke berekeningen zoals uitgevoerd voor het MER. De conclusies zoals die staan beschreven in de passende beoordeling en stikstofonderzoek behorende bij het planMER blijven in stand.
De nieuwe gegevens maken inzichtelijk dat intern salderen (in dit geval het vervangen van oude stalsystemen door nieuwe) voor een aantal individuele bedrijven ruimte biedt om het bedrijf uit te breiden, zonder dat de stikstofdepositie op stikstofgevoelige instandhoudingsdoelen binnen Natura 2000-gebieden toeneemt.
Geconcludeerd wordt dat de uitbreidingsmogelijkheden binnen bouwvlakken en mogelijkheden voor vergroting van bouwvlakken blijven, uitgaande van een maximale invulling, grote toenames van stikstofdepositie met zich meebrengen. De resultaten laten zien dat de stikstofdepositie binnen Natura 2000 een belangrijke beperkende factor is voor de mate waarin de ontwikkelingsmogelijkheden die het huidige bestemmingsplan biedt daadwerkelijk kunnen worden benut.
Ook uitgaande van BBT kunnen de maximale planologische mogelijkheden niet worden benut zonder dat er sprake is van een depositietoename. Om te komen tot een uitvoerbaar plan binnen de kaders van de Wet natuurbescherming zijn daarom randvoorwaarden en beperkingen nodig in het Chw bestemmingsplan. Dit betekent concreet:
- Geen wijzigingsbevoegdheden opnemen voor vergroting van de bouwvlakken: met maatwerk zullen bepaalde bedrijven kunnen uitbreiden zonder dat sprake is van een toename van stikstofdepositie, maar de uitvoerbaarheid van een generieke wijzigingsbevoegdheid kan niet op voorhand worden aangetoond, en;
- Geen omschakelingsmogelijkheden naar veehouderij opnemen binnen agrarische bestemming: omschakeling leidt in vrijwel alle gevallen tot een toename van emissies en daarmee tot een toename van stikstofdepositie. Met bijvoorbeeld
- externe saldering kan het mogelijk zijn om met maatwerk te komen tot een uitvoerbaar initiatief, maar de uitvoerbaarheid van generieke omschakelingsmogelijkheden kan niet op voorhand worden aangetoond, en;
- Voorwaarden koppelen aan de uitbreiding/wijziging van bestaande veehouderijen binnen de bouwvlakken, zodat toekomstige initiatieven binnen de kaders van het plan niet leiden tot een toename van stikstofdepositie
Bij concrete initiatieven zal daarbij altijd via locatiespecifiek onderzoek aangetoond moeten worden dat voldaan kan worden aan deze voorwaarden om zo tot een uitvoerbaar initiatief in het kader van de Wet natuurbescherming te komen.
Hoogspanningsleiding
Door het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding van TenneT met een spanning van 150 kV. De magneetveldzone van een hoogspanningslijn bestaat uit het gebied aan weerszijden van een bovengrondse hoogspanningsleiding, waar het magneetveld gemiddeld over een jaar sterker is dan 0,4 microtesla.
In de oplegnotitie wordt aangegeven dat de minimale afstand die geadviseerd wordt tussen de hoogspanningsleiding en een woning de helft van deze breedte is, in dit geval is dat 55 à 80 meter. Dat betekent dat een zone (belemmeringenstrook) van minimaal 27 meter moet worden vrijgehouden van woningen en andere gevoelige functies.
Inmiddels is gebleken dat op de website van de Atlas van de Leefomgeving is aangegeven dat in dit geval uitgegaan moet worden van een afstand van 100 meter. Dit is bevestigd door het Kennisplatform.
In het Chw bestemmingsplan is een strook van 100 meter breedte opgenomen, waarbinnen geen nieuwe gevoelige gebouwen kunnen worden gerealiseerd.
Ten behoeve van de planontwikkeling voor de transformatie van 't Veen is reeds onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de hoogspanningsleiding en de mogelijke gedeeltelijke verkabeling hiervan. Het nieuwe tracé ter hoogte van 't Veen heeft geen effect op het buitengebied; de hoogspanningsleiding wordt in het buitengebied niet aangepast.
In het Chw bestemmingsplan zijn verschillende initiatieven beoordeeld. Een aantal van deze initiatieven hebben een raakvlak met de hoogspanningslijn en de bijbehorende magneetveldzone. Een aantal van deze initiatieven worden in het kader van dit bestemmingsplan inmiddels niet meer gehonoreerd (namelijk initiatieven 9 en 14). De ligging van deze initiatieven binnen belemmeringenstrook is hier niet meer relevant.
De toetsing aan de magneetzone is in het afwegingskader opgenomen voor nieuwe initiatieven.
Geurcontour
In het MER (en ook in het geuronderzoek, zie paragraaf 7.4.5.2) is voor de intensieve veehouderij aan de Ierstweg 2 alleen de geurcontour voor 8 ouE/m3 opgenomen; de grenswaarde is die in het buitengebied van toepassing is. De grenswaarde van 2 ouE/m3 geldt voor toetsing in de bebouwde kom.
Ter volledigheid zijn in de oplegnotitie zowel de 2 als de 8 ouE/m3 contour weergegeven in een nieuwe afbeelding. Deze afbeelding is in paragraaf 7.4.5.2 van de toelichting toegevoegd (zie figuur 7.16).
7.4 Sectoraal Onderzoek
7.4.1 Geluidhinder
Ten behoeve van het Chw bestemmingsplan en het planMER is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het betreffende onderzoek is als Bijlage 12 opgenomen in de toelichting van dit Chw bestemmingsplan.
Dit akoestisch onderzoek is in paragraaf 7.2.3.4 uitputtend beschreven. Kortheidshalve wordt daarom voor een beschrijving van het akoestisch onderzoek naar deze paragraaf verwezen.
Voor een aantal initiatieven ligt de geluidbelasting door de zoneringsplichtige geluidbronnen hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar lager dan de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting. Voor deze initiatieven wordt met dit Chw bestemmingsplan de volgende grenswaarden vastgesteld:
Initia- tief | Adres | Lden, spoor | Lden, A28 | Lden, A50 | Lden, Hilsdijk | Lden, Oosterse dijk | Lden, Zuiderzee- straatweg | Lden, Geldersedijk | |||||||
3 | Gapersweg 3 | 54 dB | |||||||||||||
8 | Geldersedijk 37 | 57 dB | 48 dB | ||||||||||||
16 | Schipsweg/Hilsdijk | 65 dB | 49 dB | 52 dB | |||||||||||
18 | Scherenenkweg 2 | 54 dB | 50 dB | ||||||||||||
19 | Scherenenkweg 4 | 51 dB | |||||||||||||
20 | Scherenenkweg 4 | 50 dB | |||||||||||||
21 | Gapersweg 4 | 55 dB | |||||||||||||
23 | Schipsweg ong. | 52 dB | 52 dB | ||||||||||||
28 | Iertsweg 5 | 51 dB | |||||||||||||
29 | Weerdweg 2 | 60 dB | 53 dB | ||||||||||||
32 | Zuiderzeestraatweg ong. | 59 dB | |||||||||||||
33 | Zuiderzeestraatweg 23 | 55 dB | |||||||||||||
34 | Schipsweg 25 | 53 dB | 52 dB | 51 dB | |||||||||||
47 | Weerdweg 3 | 58 dB | 53 dB | ||||||||||||
48 | Zuiderzeestraatweg 13 | 55 dB | 53 dB | ||||||||||||
49 | Noordwal 23 | 57 dB | 52 dB | ||||||||||||
50 | Geldersedijk 59 | 56 dB | 52 dB | ||||||||||||
51 | Zuiderzeestraatweg 22 | 50 dB | |||||||||||||
52 | Oostersedijk 7 | 51 dB | |||||||||||||
56 | Geldersedijk 81 | 49 dB |
Cumulatie
In het hiervoor genoemde akoestisch onderzoek, is naast de geluidbelasting door de individuele bronnen, ook de gecumuleerde geluidbelasting door alle geluidbronnen ter hoogte van de geprojecteerde woningen waaraan medewerking wordt verleend (en waarbij een nieuwe bestemming wonen wordt vastgesteld of een bestaande woonbestemming wordt uitgebreid) berekend. Uit dit onderzoek volgt dat ter hoogte van al deze woningen sprake zal zijn van een relatief geluidluwe zijde op het niveau van de begane grond. Er zal dus in weerwil van de relatief hoge geluidbelasting sprake zijn van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.
Omdat in een aantal gevallen de maximaal toelaatbare waarden van de geluidsbelasting wordt overschreden is een procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering doorlopen. Deze wet biedt de mogelijkheid om een hogere geluidbelasting dan de maximaal toelaatbare waarde op grond van de Wet geluidhinder toe te staan, zie paragraaf 7.5.
7.4.2 Passende beoordeling (incl. stikstofdepositie)
In het kader van het planMER en het Chw bestemmingsplan is een passende beoordeling doorlopen. Binnen het plangebied zijn de Natura 2000-gebieden Rijntakken en Veluwe gelegen. Eventuele ecologische effecten zullen zich het sterkst binnen deze gebieden manifesteren en zijn daarmee maatgevend voor ecologische effecten op andere Natura 2000-gebieden, ook als deze qua kwalificerende habitats of soorten afwijken. Een passende beoordeling is met name noodzakelijk vanwege de effecten als gevolg van de ontwikkelingsmogelijkheden die worden geboden aan veehouderij. Ook significante negatieve effecten als verstoring en versnippering kunnen niet op voorhand worden uitgesloten.
De passende beoordeling is uitgevoerd in het kader van het planMER (zie paragraaf 7.2). Deze passende beoordeling is als Bijlage 13 bij de toelichting van dit Chw bestemmingsplan opgenomen.
In de passende beoordeling wordt het volgende geconcludeerd:
- Uit het stikstofonderzoek blijkt dat wanneer op grote schaal gebruik wordt gemaakt van de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestaande bestemmingsplan Hattem 2007 biedt aan veehouderijen, significante negatieve effecten niet zijn uit te sluiten. Gezien de aard en omvang van de bedrijven is het in veel gevallen onmogelijk om de geboden planologische mogelijkheden maximaal te benutten, zonder toename van de ammoniakemissie en daarmee samenhangende depositietoename binnen Natura 2000.
- Realisering van het zonnepark-noord leidt tot het verlies van 26 ha agrarisch grasland dat 's winters functioneert als foerageergebied voor ganzen, zwanen en eenden uit het Natura 2000-gebied Rijntakken. Dit areaalverlies is relatief echter zeer gering en heeft geen significante gevolgen voor het totale voedselaanbod voor deze vogels.
- Realisering van het zonnepark-noord betekent tevens het opheffen van de reguliere bemesting van 26 ha landbouwgrond. Daardoor zal in 25 Natura 2000-gebieden in noord- en oost-Nederland sprake zal zijn van een daling van de stikstofdepositie. Deze blijvende daling is groter dan de tijdelijke stijging van de depositie in de aanlegfase.
- Het beoogde zonnepark-zuid op de voormalige vuilnisbelt zal ten koste gaan van het leefgebied van de boomleeuwerik, een kwalificerende soort voor het Natura 2000-gebied Veluwe. Het verlies van maximaal 1 broedpaar van deze soort wordt als een gering en niet significant effect beoordeeld.
- In de aanlegfase van het zonnepark-zuid zullen de verkeersbewegingen leiden tot een tijdelijke extra depositie op de reeds overbelaste habitats en leefgebieden van het Natura 2000-gebied Veluwe. Vanwege het ontbreken van bestaand agrarisch gebruik ter plaatse is er geen saldering mogelijk met het opheffen van agrarische bemesting. Bij aanleg in de wintermaanden wanneer sprake is van een neerslagoverschot en weinig tot geen groei van de vegetatie kan dit effect grotendeels worden gemitigeerd, doordat de extra stikstofdepositie grotendeels uitspoelt. Dit effect kan geheel tot nul worden gereduceerd wanneer bij de aanleg volledig gebruik wordt gemaakt van elektrisch materieel en vervoer. Met het stellen van een dergelijke voorwaarde aan de uitvoering kunnen negatieve effecten van het zonnepark-zuid op Natura 2000 geheel worden uitgesloten.
- Een tijdelijke verstoring gedurende de aanlegfase van beide zonneparken door extra verkeersbewegingen is onvermijdelijk maar wordt daarom als een zeer gering, niet significant effect beoordeeld. In de exploitatiefase van deze zonneparken is er slechts sprake van regulier beheer en onderhoud en is de verstoring door beweging, licht en geluid verwaarloosbaar klein.
- Realisering van kleine windturbines heeft mogelijk negatieve effecten qua sterfte en verstoring voor vogels en vleermuizen uit de beide omliggende Natura 2000-gebieden. Vanwege het ontbreken van kennis over de omvang van de ecologische effecten van kleine turbines kunnen significante effecten niet op voorhand worden uitgesloten.
- De recreatieve uitbreidingsmogelijkheden die het Chw bestemmingsplan biedt zijn ten opzichte van het bestaande recreatieve gebruik van de Natura 2000-gebieden zeer gering van omvang. Significante verstoringseffecten als gevoel van deze planologische mogelijkheden kunnen daarom op voorhand worden uitgesloten.
Maatregelen
Om te komen tot een uitvoerbaar alternatief plan binnen de kaders van de Wet natuurbescherming dienen, op grond van de uitkomsten van de passende beoordeling, randvoorwaarden en beperkingen te worden opgenomen in het Chw-bestemmingsplan. Dit betekent concreet:
- Geen wijzigingsbevoegdheden voor vergroting bouwvlakken:
met maatwerk zullen bepaalde bedrijven kunnen uitbreiden zonder dat sprake is van een toename van stikstofdepositie, maar de uitvoerbaarheid van een generieke wijzigingsbevoegdheid kan niet op voorhand worden aangetoond, en; - Geen omschakelingsmogelijkheden naar veehouderij binnen agrarische bestemming:
omschakeling leidt in vrijwel alle gevallen tot een toename van emissies en daarmee tot een toename van stikstofdepositie. Met bijvoorbeeld externe saldering kan het mogelijk zijn om met maatwerk te komen tot een uitvoerbaar initiatief. De uitvoerbaarheid van generieke omschakelingsmogelijkheden kan echter niet op voorhand worden aangetoond, en; - Voorwaarden koppelen aan de uitbreiding/wijziging van bestaande veehouderijen binnen de bouwvlakken zodat toekomstige initiatieven binnen de kaders van het plan niet leiden tot een toename van stikstofdepositie.
De laatste jaren zijn er (mede als gevolg van de strikte jurisprudentie) in een groot aantal bestemmingsplannen voor buitengebieden dergelijke regelingen opgenomen. Op basis van recente jurisprudentie is een stikstofbepaling in de regels voor agrarische bedrijven opgenomen.
7.4.3 Stikstofdepositie wooninitiatieven
In het buitengebied van de gemeente Hattem zijn verschillende initiatieven ingediend voor nieuwe functies, waaronder meerdere nieuwe woningen (zie paragraaf 6.2). Een van de thema's waaraan deze initiatieven getoetst moeten worden betreft de gevolgen voor de stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden (Veluwe en Rijntakken).
In het kader van het voorliggende CHW bestemmingsplan zijn al deze initiatieven in samenhang onderzocht zodat het cumulatieve stikstofeffect van alle initiatieven die het CHW bestemmingsplan mogelijk maakt zichtbaar wordt gemaakt. Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd om de gevolgen van het bestemmingsplan voor de veranderingen in stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De betreffende rapportage is als bijlage 15 opgenomen in de toelichting van dit Chw bestemmingsplan.
Ten aanzien van de aanlegfase wordt aangegeven dat bij de vaststelling van het Chw bestemmingsplan nog onbekend is nog onbekend op welke wijze en met welk materieel de afzonderlijke initiatieven gerealiseerd zullen worden. Op basis van verschillende recente woningbouwprojecten elders is daarom een gemiddelde emissie per gebouwde woning bepaald. Daarbij wordt aangegeven dat hier naar alle waarschijnlijkheid sprake is van een overschatting omdat bij de realisatie van de Hattemse wooninitiatieven slopen en heien niet of beperkt aan de orde is.
Voor de gebruiksfase wordt ervan uitgegaan dat de woningen gasloos zijn er dus geen sprake is van emissie. Wat betreft de stikstofdepositie zijn daarom alleen de verkeersbewegingen relevant. Op dit moment is nog niet duidelijk is hoe de uiteindelijke woningen eruit zullen zien. Daarom wordt voor het bepalen van de verkeersgeneratie uitgegaan van een worst-case scenario, waarbij aangenomen wordt dat alle woningen vrijstaande zijn uit het dure segment.
In de rapportage wordt aangegeven dat uit de AERIUS-berekening blijkt dat in de gecombineerde aanleg- en gebruiksfase van alle initiatieven in 2023 (worst case) gezamenlijk (cumulatief). nergens sprake zal zijn van een depositietoename binnen Natura 2000-gebied. Een uitzondering wordt gevormd door een locatie langs de IJsseldijk. Hier is sprake van een maximale depositie van0,09 mol/ha/jr op 0,2 hectare van Lg11 Kamgrasweide & Bloemrijk weidevogelgrasland van het rivieren- en zeekleigebied. Dit wordt veroorzaakt door een tweetal initiatieven Geldersedijk 99 (initiatief 26) en Geldersedijk 107 (initiatief 27) terwijl deze locatie op te grote afstand ligt van de saldogevende (agrarische) bronnen in de referentiesituatie.
De ecologische effecten van deze depositietoename zijn nader ecologisch worden beoordeeld in de 'voortoets stikstofdepositie Geldersedijk'. Deze voortoets is als bijlage 3 opgenomen in de rapportage (zie bijlage 15). In deze voortoets wordt onderbouwd dat de berekende extra depositie van maximaal 0,09 mol/ha/jrmet zekerheid niet zal leiden tot effecten op Natura 2000.
Tot slot wordt opgemerkt dat de voorliggende stikstofberekening een momentopname is en slechts het cumulatieve effect beschrijft van alle onderzochte initiatieven. Daarbij zijn de berekeningen gedaan op basis van meerdere worst-case aannames.
In de praktijk kunnen/zullen de emissies en deposities naar verwachting lager uitvallen, op grond van de volgende factoren:
- berekening opheffen agrarische verkeersbewegingen (ploegen, mesten spuiten, maaien etc) die komen te vervallen;
- schonere auto's in de definitieve gebruiksfase dan waarmee is gerekend (2023);
- de veel geleidelijke realisering van alle projecten over meerdere jaren, in plaats van de worst-case aanname dat alle projecten in 2023 worden gerealiseerd en in gebruik genomen.
7.4.4 Quickscans flora en fauna m.b.t. initiatieven
7.4.5 Bedrijven en milieuzonering
7.5 Stad En Milieu
Het buitengebied van Hattem wordt zoals al is beschreven, doorsneden door de snelwegen A50, de provinciale weg N50, de snelweg A28, de spoorlijnen van de Veluwelijn en de Hanzelijn en verschillende lokale ontsluitingswegen.
In het akoestisch onderzoek is vastgesteld wat de geluidbelasting door deze zoneringsplichtige bronnen is ter hoogte van de wooninitiatieven waaraan medewerking wordt verleend (zie paragraaf 7.4.1). Uit onderzoek blijkt dat deze geluidbelasting ter hoogte van 14 wooninitiatieven van de ingediende initiatieven hoger is dan de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting die hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder toelaat. Op grond van de Wet geluidhinder geldt voor de geluidbelasting door de snelweg en het onderliggende provinciale en gemeentelijke wegennetwerk een maximaal toelaatbare waarde van 53 dB voor het Lden. Voor het railverkeerslawaai geldt een maximaal toelaatbare waarde van 68 dB voor het Lden.
Ter hoogte van de eerder genoemde 14 wooninitiatieven worden deze maximaal toelaatbare waarden van de geluidbelasting met 1 tot 10 dB overschreden. Desalniettemin is de gemeente Hattem van mening dat de kwaliteit van de fysieke leefomgeving binnen het plangebied ruimschoots voldoende is om woonfuncties toe te staan. De gemeente Hattem wil daarom aan de hand van een procedure zoals bedoeld in de Interimwet Stad en Milieubenadering onderzoeken of voor dit deel van het plangebied kan worden afgeweken van de artikelen 76, lid 1 en 83 lid 1 van de Wet geluidhinder.
Op grond van artikel 11, lid 1 van de Interimwet Stad en Milieubenadering, moet de gemeente Gedeputeerde Staten op de hoogte stellen van het voornemen tot toepassen van de Interimwet Stad en Milieubenadering. De provincie heeft hierop geen aanleiding gevonden om de gemeente in de te volgen procedure van advies te voorzien. In het navolgende zal zij ingaan op de inhoudelijke vereisten die aan deze melding worden gesteld in de Interimwet Stad en Milieubenadering.
Bij de uitwerking van de procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering heeft de gemeente Hattem drie fasen doorlopen.
- 1. In eerste aanleg is onderzocht in hoeverre door het treffen van maatregelen kan worden voorkomen dat invulling gegeven moet worden aan de procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering. Dit nadere onderzoek heeft voor geen van de initiatieven de noodzaak tot het toepassen van deze procedure doen laten vervallen.
- 2. Vervolgens is de gemeente nagegaan of er juridische mogelijkheden zijn die de noodzaak tot toepassen van de procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering doen laten vervallen. Daarbij is onderzocht of bijvoorbeeld de aftrek op grond van artikel 100f van de Wet geluidhinder dit effect zou hebben of bijvoorbeeld de mogelijkheid om op grond van de Crisis- en Herstelwet ontheffing te krijgen van wettelijke grenswaarden. Ook deze fase heeft voor geen van de initiatieven de noodzaak voor het toepassen van de procedure laten vervallen.
- 3. In de laatste fase is aan de hand van de systematiek van de GezondheidsEffectScreening, die door de GGD is ontwikkeld, het effect van de procedure op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering inzichtelijk gemaakt. Daarbij zijn naast de geluidbelasting, ook de geurbelasting door veehouderijen, de luchtkwaliteit in algemene zin, het risico door vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en door ondergrondse leidingen en de bodemkwaliteit in kaart gebracht. Het resultaat van dit onderzoek was dat de geluidbelasting binnen het plangebied het grootste effect op de gezondheid van de bewoners zal hebben.
Bij het zoeken naar compenserende maatregelen heeft de gemeente zich met name op dit thema gericht. In de planregels en het Afwegingskader worden daarom de volgende compenserende maatregelen geborgd:- a. De woningen waarvoor met toepassing van de Interimwet Stad en Milieubenadering ontheffing van de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting op grond van de Wet geluidhinder wordt verleend, worden op zo groot mogelijke afstand van de maatgevende geluidbron binnen het betreffende kavel geplaatst (deze maatregel wordt geborgd met het Afwegingskader).
- b. De woningen waarvoor met toepassing van de Interimwet Stad en Milieubenadering ontheffing van de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting op grond van de Wet geluidhinder wordt verleend, hebben ten minste één relatief stille buitenruimte waar het gecumuleerde geluidniveau uitgedrukt als Lcum in dB ten hoogste 53 dB bedraagt.
- c. Het binnenniveau van de bedgebieden van de woningen waarvoor met toepassing van de Interimwet Stad en Milieubenadering ontheffing van de maximaal toelaatbare waarde van de geluidbelasting op grond van de Wet geluidhinder wordt verleend, wordt vastgesteld op basis van de gecumuleerde geluidbelasting door alle zoneringsplichtige geluidbronnen, waarbij bovendien de geluidbelasting in de 63 Hz octaafband wordt inbegrepen, voordat deze wordt getoetst aan de wettelijke grenswaarde op grond van het Bouwbesluit 2012.
Met deze compenserende maatregelen wordt naar de mening van de gemeente Hattem voldoende waarborg voor de akoestische kwaliteit binnen en rond de woningen geborgd, zodat op grond van de Interimwet Stad en Milieubenadering ontheffing kan worden verleend van de op grond van deze wet geldende maximaal toelaatbare waarden van de geluidbelasting. Met het Chw bestemmingsplan worden daarom de volgende hogere grenswaarden vastgesteld.
Tabel 7.9 - Hogere grenswaarden
Naam | Adres | Lden, spoor | Lden, A28 | Lden, A50 | Lden, Zuiderzee straatweg | Lden, Geldersedijk | |||||||||||
Initiatief 5 | Oude Kerkweg ong. | 54 dB | |||||||||||||||
Initiatief 6 | De Wrange ong. | 60 dB | |||||||||||||||
Initiatief 15 | Groeneweg 2a | 55 dB | |||||||||||||||
Initiatief 16 | Schipsweg/Hilsdijk | 74 dB | |||||||||||||||
Initiatief 17 | De Wrange 1 | 55 dB | |||||||||||||||
Initiatief 23 | Schipsweg ong. | 56 dB | |||||||||||||||
Initiatief 32 | Zuiderzeestraatweg ong. | 55 dB | 59 dB | ||||||||||||||
Initiatief 33 | Zuiderzeestraatweg 23 | 56 dB | 62 dB | 54 dB | |||||||||||||
initiatief 34 | Schipsweg 25 | 55 dB | |||||||||||||||
Initiatief 48 | Zuiderzeestraatweg 13 | 55 dB | |||||||||||||||
Initiatief 50 | Geldersedijk 59 | 58 dB | 55 dB | ||||||||||||||
Initiatief 51 | Zuiderzeestraatweg 22 | 58 dB | |||||||||||||||
Initiatief 53 | Zuiderzeestraatweg 14 | 64 dB | 56 dB | ||||||||||||||
Initiatief 56 | Geldersedijk 81 | 64 dB |
De onderbouwing voor toepassing van de Interim Stad en Milieubenadering is opgenomen als Bijlage 17.
Het raadsbesluit voor het 'toepassen van de Interim Stad en Milieubenadering (ISM)' en 'tot het vaststellen van hogere grenswaarden' is als bijlage 18 opgenomen in deze toelichting.
Voor de volledigheid wordt verwezen naar de amendementen die tijdens de raadsvergadering ten behoeve van de initiatieven 11, 34, 47 en 49 zijn aangenomen. Op basis van de betreffende amendementen zijn deze initiatieven opnieuw mogelijk gemaakt. Als gevolg van deze amendementen wordt het ISM-besluit voor de betreffende initiatieven aangepast. De relevante amendementen zijn als bijlagen aan het raadsbesluit (bijlage 18) toegevoegd.
Hoofdstuk 8 Juridisch Systeem
8.1 Inleiding
In de voorafgaande hoofdstukken zijn de planuitgangspunten voor het Chw bestemmingsplan weergegeven. Deze uitgangspunten zijn (juridisch) vertaald naar het Chw bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de doorvertaling van de toelichting naar de regels met de verbeelding verwoord.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) bindende afspraken waarmee, bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Dit Chw bestemmingsplan wordt nog onder het regime van de Wro vastgesteld, maar met de pilotstatus op grond van de Crisis- en Herstelwet wordt alvast vooruit gelopen op de Omgevingswet, in het bijzonder het instrument omgevingsplan. Het is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in het kader van artikel 7c van het Besluit Uitvoering Crisis- en Herstelwet, de formele naam hiervoor is Chw bestemmingsplan. Door de pilotstatus kan worden afgeweken van de standaarden, waaronder de SVBP 2012. In Hoofdstuk 2 Experiment bestemmingsplan met verbrede reikwijdte van deze toelichting is nader ingegaan op de mogelijkheden om af te wijken.
Er is in dit plan zoveel mogelijk aangesloten op de RO-standaarden 2012, het plan is daarmee goed raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.nl. Wel wijkt het op onderdelen daarvan af, omdat alvast vooruitgelopen is op de systematiek van het omgevingsplan. De systematiek van de regels sluit namelijk aan op het Casco omgevingsplan van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De Omgevingswet gaat uit van activiteiten. De indeling in de regels van dit Chw bestemmingsplan gaat daar ook van uit. In dit hoofdstuk wordt de systematiek van het plan nader uitgelegd en onderbouwd.
8.2 Systematiek Regels
De juridische regeling bestaat uit 7 hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1 bevat de begrippen en wijze van meten.
- In Hoofdstuk 2 staan de ambities en functietoedeling per deelgebied: Poldergebied, Kernrand en Bosgebied.
- Hoofdstuk 3 bevat de regels voor gebruiksactiviteiten die zijn toegestaan binnen het buitengebied. Gebruiksactiviteiten die in ieder geval niet zijn toegestaan staan expliciet benoemd. In dit hoofdstuk zit ook een vergunningplicht voor nieuwe ontwikkelingen in de drie deelgebieden van het Buitengebied.
- In Hoofdstuk 4 staan de regels voor bouwactiviteiten in het buitengebied. In dit hoofdstuk zit ook een vergunningplicht voor nieuwe bouwactiviteiten in de drie deelgebieden van het Buitengebied.
- In Hoofdstuk 5 zijn regels opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen verschillende gebieden in het buitengebied. Deze zijn in beginsel mogelijk, maar hiervoor geldt wel een vergunningplicht en de aanvraag wordt getoetst aan de waarden die worden beschermd.
- In Hoofdstuk 6 zijn de hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder en de Interimwet stad-en milieubenadering opgenomen die worden vastgesteld voor bestaande en nieuwe woningen. Het gaat hier om (spoor)wegverkeerslawaai.
- De overgangs- en slotregels zijn opgenomen in Hoofdstuk 7.
In paragraaf 8.4 wordt per hoofdstuk beschreven wat er in is opgenomen. Deze hoofdstukindeling wijkt af van de SVBP2012 en lijkt op de indeling die de VNG heeft gemaakt voor het toekomstige instrument omgevingsplan, het Casco omgevingsplan. Ook daarin wordt onderscheid gemaakt in verschillende activiteiten. Met het Chw bestemmingsplan wordt dus al voorgesorteerd op het toekomstige omgevingsplan Hattem.
8.3 Verbeelding
Voor de vormgeving van de verbeelding geldt een aantal uitgangspunten. Zo worden de kaarten in kleur opgezet, waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding. De kleuren en letters zijn afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
In de regels wordt slechts voor een deel gebruik gemaakt van de traditionele bestemmingen. De regels voor activiteiten zijn opgenomen met de bestemming uit de hoofdgroep Overig. Dat resulteert in een stapeling van bestemmingen en op de digitale verbeelding een grijze kleur. Uitgangspunt blijft wel dat bij een klik op de digitale verbeelding alle regels voor die locatie raadpleegbaar zijn. Ook hiermee wordt voorgesorteerd op het Digitaal Stelsel Omgevingswet dat uitgaat van eenzelfde benadering. Met het Chw bestemmingsplan is er al een goede basis voor het toekomstige omgevingsplan Hattem. Voor wat betreft de analoge verbeelding is wel zoveel als mogelijk aangesloten op de SVBP 2012.
8.4 Planregels
8.4.1 Inhoud en opzet
Het Chw bestemmingsplan Buitengebied bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting (met bijbehorende bijlagen). De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide plandelen worden in onderlinge samenhang bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt een belangrijk onderdeel en de onderbouwing van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het Chw bestemmingsplan.
8.4.2 Hoofdstuk 1 Begrippen en wijze van meten
In het eerste hoofdstuk zijn de begrippen en wijze van meten opgenomen die nodig zijn voor een goede uitleg van de regels. Een aantal begrippen is overgenomen uit de SVBP 2012, dit zijn de verplichte begrippen die in alle bestemmingsplannen worden opgenomen. Het overgrote deel uit de bestemmingsplannen van de gemeente Hattem en een aantal nieuwe die voortvloeien uit de regels voor het Chw bestemmingsplan of specifieke beleidsuitgangspunten voor het buitengebied.
8.4.3 Hoofdstuk 2 Ambities en functietoedeling
In dit hoofdstuk zijn de ambities per deelgebied van het Buitengebied (Poldergebied, Kernrand en Bosgebied) verwoord. Ook worden de functies die passend zijn en onder voorwaarden worden toegestaan in de deelgebieden beschreven. Eventuele nieuwe ontwikkelingen worden ook aan de beschreven ambities en functietoedeling getoetst.
8.4.4 Hoofdstuk 3 Gebruiksactiviteiten
Voor alle functies in het buitengebied zijn bestemmingen opgenomen waarin de toegestane en niet toegestane gebruiksactiviteiten staan benoemd. De basis hiervoor zijn de bestemmingen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied uit 2007.
Algemene gebruiksregels
In Artikel 41 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen die voor (nagenoeg) het hele plangebied van toepassing zijn. De basis is het bestaande gebruik, zolang dat legaal is mag dat worden voortgezet.
- Bij bestaande en nog te bouwen woningen zijn functies zoals aan huis verbonden beroep of bedrijf en bed & breakfast toegestaan. Voor B&B is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit nodig, de functies mag wel, maar bij de vergunningaanvraag wordt getoetst of aan de voorwaarden kan worden voldaan, hiervoor is ook een stikstofregel opgenomen die inhoudt dat er geen sprake mag zijn van een toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de bestaande situatie vanaf het betreffende perceel op de maatgevende voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
- Ondergeschikte voorzieningen zijn toegestaan, tenzij die in de regels in de overige artikelen van Artikel 6 zijn uitgesloten.
- Bepaald gebruik is expliciet niet toegestaan, tenzij het past in de gebruiksregels in de overige artikelen van Artikel 6.
- Met een omgevingsvergunning kan een woning worden gesplitst of omgezet worden als wordt voldaan aan de voorwaarden.
Gebiedsoverstijgende gebruiksregels
In de artikelen 7, 8, 9 en 10 zijn gebiedsoverstijgende gebruiksactiviteiten opgenomen. Het gaat hier om de hogedrukgasleiding, de hoogspanningsverbinding en de rioolpersleiding die door het gebied lopen. De waterkering bij de IJssel valt deels in het plangebied.
Gebruiksactiviteiten per functie
- Artikel 12 Agrarisch (gebruiksactiviteit)
Dit betreft de onbebouwde gronden in het agrarisch gebied. Het gaat om het open polderlandschap, de Enk en een paar in het Bosgebied verspreid liggende agrarische percelen. Van belang is dat het agrarisch gebied in het Poldergebied het open karakter behoudt. Het gaat om gronden die bedrijfsmatig in gebruik zijn, maar het kunnen ook weilanden bij woningen zijn (voor hobbymatig gebruik) en bij een manege. - Artikel 13 Agrarisch - Bedrijf (gebruiksactiviteit) en Artikel 15 Agrarisch - Loonbedrijf(gebruiksactiviteit)
De agrarische bedrijven in het buitengebied zijn voorzien van deze bestemming. Het betreft één intensieve veehouderij aan de Ierstweg 2, de overige agrarische bedrijven zien op veeteelt en akkerbouw. Het aantal agrarische bedrijven is een stuk kleiner dan in het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007. Vanwege de stikstofproblematiek en de conclusies uit het MER mag een akkerbouwbedrijf niet worden aangepast naar veeteelt. Nieuwe intensieve veehouderijen zijn sowieso niet toegestaan. Bij agrarische bedrijven zijn nevenactiviteiten, zoals verkoop van streekproducten, kleinschalig kampeerterrein en paardrijbakken toegestaan. Op twee plekken in het Poldergebied is een loonbedrijf aanwezig, daar waar deze functie plaatsvindt naast het agrarisch bedrijf is deze aangeduid. Waar alleen sprake is van een loonbedrijf heeft deze een eigen bestemming. - Artikel 14 Agrarisch - Landschapstuin (gebruiksactiviteit)
Gronden die eerst agrarisch in gebruik waren, maar in het nieuwe plan meer een verlengstuk zijn van de tuin bij woningen heten Landschapstuin. Gebouwen (zoals de woning en bijgebouwen) zijn hier niet toegestaan maar het gebruik als boomgaard bijvoorbeeld wel. - Artikel 16 Bedrijf (gebruiksactiviteit), Artikel 17 Bedrijf - Nutsvoorziening(gebruiksactiviteit), Artikel 18 Bedrijventerrein (gebruiksactiviteit) en Artikel 20Detailhandel - Tuincentrum (gebruiksactiviteit)
De bedrijven in het buitengebied hebben een bedrijfsbestemming gekregen. Naast de bestaande bedrijven zijn bedrijven t/m categorie 2 toegestaan, deze zijn passend in een landelijk gebied en nabij woningen. Kwekerij Souman heeft de bestemming Bedrijventerrein, net zoals in het hiervoor geldende bestemmingsplan en aansluitend op Bedrijvenpark H2O. De regelingen van Kwekerij Souman en tuincentrum Welkoop aan de overzijde van de Zuiderzeestraatweg sluiten zoveel mogelijk op elkaar aan. De gebruiksmogelijkheden zijn hierop afgestemd.
Nutsvoorzieningen die groter zijn dan wat vergunningvrij overal mag zijn specifiek bestemd. - Artikel 19 Bos (gebruiksactiviteit) en Artikel 27 Natuur (gebruiksactiviteit)
De bossen in het buitengebied (voornamelijk de Veluwe) en een paar kleine natuurgebieden zijn bestemd als Bos en Natuur. Hier mag vooral wat er nu is, namelijk bos en natuur, er zijn geen wijzigingen in het gebruik voorzien. Als daar wel sprake van is, zijn de ontwikkelregels van toepassing waarbij wordt getoetst aan het Afwegingskader Buitengebied Hattem.
- Artikel 21 Gemengd - 1 (gebruiksactiviteit) en Artikel 22 Gemengd - 2(gebruiksactiviteit)
De initiatieven 8 en 26 zien op meerdere activiteiten, daarom is voor beide percelen een gemengde bestemming op maat opgenomen. De gebruiksactiviteiten, zoals beschreven in de paragrafen 6.2.6 en 6.2.21 zijn hierin opgenomen.
- Artikel 23 Horeca (gebruiksactiviteit)
Er is één horecagelegenheid in het buitengebied, namelijk Herberg Molecaten midden in het bos en gelegen op Landgoed Molecaten. - Artikel 24 Kantoor - 1 (gebruiksactiviteit) en Artikel 25 Kantoor - 2 (gebruiksactiviteit)
Op een aantal locaties zijn kantoren gevestigd op percelen waar ook landhuizen staan. Op het recreatiepark Molecaten Park De Leemkule is ook een kantoor toegestaan, specifiek ten behoeve van de verblijfsrecreatie. - Artikel 26 Maatschappelijk (gebruiksactiviteit), Artikel 28 Parkeerterrein(gebruiksactiviteit) en Artikel 29 Recreatie - Recreatiewoning (gebruiksactiviteit)
Deze gebruiksactiviteiten zijn binnen andere bestemmingen toegestaan. Het gaat hier om maatschappelijke functie en het parkeerterrein in het bosgebied en de recreatiewoning bij een woning aan het Vijzelpad. - Artikel 30 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 (gebruiksactiviteit) en Artikel 31 Recreatie -Verblijfsrecreatie 2 (gebruiksactiviteit)
De verblijfsrecreatie in het buitengebied is gecentreerd op Molecaten Park de Leemkule. Midden in het bos is een groepsaccommodatie, een camping met stacaravans en recreatiewoningen. Er zijn maximaal drie bedrijfswoningen toegestaan. Permanente bewoning van de gebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoningen, is niet toegestaan. - Artikel 32 Sport - Manege (gebruiksactiviteit)
De manege aan de Groeneweg is bestemd als Manege. - Artikel 33 Verkeer (gebruiksactiviteit), Artikel 34 Verkeer - Railverkeer(gebruiksactiviteit) en Artikel 35 Water (gebruiksactiviteit)
Het gaat hier om de openbare gebieden in het buitengebied, zoals de wegen (A28, A50 en N50, de Zuiderzeestraatweg en de overige lokale wegen), de spoorwegen (Hanzelijn en Veluwelijn) en de waterlopen. - Artikel 36 Wonen (gebruiksactiviteit)
De woningen in het buitengebied zijn voorzien van de bestemming Wonen. Dat geldt ook voor verschillende voormalige agrarische bedrijven. Daar waar sprake is van functieverandering zijn extra woningen toegestaan. Het bestaande aantal woningen is in ieder geval toegestaan (voor zover legaal). Nieuwe woningen zijn mogelijk, een deel daarvan is al bestemd met dit plan, een aantal kan later nog toegevoegd worden. Hiervoor zal dan een vergunningaanvraag moeten worden ingediend en worden getoetst aan de ontwikkelregels in dit plan en het Afwegingskader Buitengebied Hattem.
Ontwikkelregels
- In het buitengebied zijn, behalve de bestaande functies en de bestemde initiatieven, na de vaststelling ook nog ontwikkelingen mogelijk. Hiervoor kan een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit worden aangevraagd. Per deelgebied (Poldergebied Artikel 38, Kernrand Artikel 39 en Bosgebied Artikel 40) geldt een apart soort vergunningregime met bijbehorende beoordelingsregels. De nieuwe functies moeten passen binnen de regels die per deelgebied zijn opgenomen. Hierbij wordt ook getoetst aan de ambities per deelgebied die zijn opgenomen in Hoofdstuk 2.
- Participatie: In deze bepaling is het creëren van een zo breed mogelijk draagvlak voor de ontwikkeling onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de directe omgeving van een initiatief vastgelegd.
- Kostenverhaal: in het Chw bestemmingsplan mag kostenverhaal worden uitgesteld tot het moment van de omgevingsvergunning. Dit systeem wordt uitgelegd in paragraaf 9.2.
- De wijze waarop ontwikkelingen worden getoetst en de werking van de beleidsregels in verhouding tot de regels van het Chw bestemmingsplan is nader uitgelegd in paragraaf 5.4.
- Een aantal initiatieven die wel is meegenomen in het plan, maar waarvoor nog niet voldoende informatie is aangeleverd of waarvoor het initiatief nog niet concreet genoeg is ook een vergunningstelsel opgenomen. De vergunningplicht voor de bestemmingsplanactiviteit staat in Artikel 37. Hiervoor gelden ook beoordelingsregels, maar de afweging of de functie op de betreffende locatie mogelijk is in het kader van dit plan al gemaakt.
8.4.5 Hoofdstuk 4 Bouwactiviteiten
Voor alle functies in het buitengebied zijn bestemmingen opgenomen waarin de toegestane en niet toegestane bouwactiviteiten staan benoemd. De basis hiervoor zijn de bestemmingen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied uit 2007. In Artikel 41 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen die voor (nagenoeg) het hele plangebied van toepassing zijn. Hierin zijn regels opgenomen die bij meerdere functies terugkomen en op deze manier niet steeds dubbel worden opgenomen bij de betreffende bestemming.
- bestaande, legale bouwwerken mogen blijven staan en indien nodig ook worden vervangen door nieuwe bouwwerken met dezelfde afmeting.
- voor bedrijfswoningen en woningen geldt een uniforme erfbebouwingsregeling voor aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Qua regeling is aangesloten op het bestemmingsplan Kom Hattem. Omdat het hier gaat om het buitengebied mag meer worden gebouwd, want de percelen zijn groter dan in de kom. 150 m2 is toegestaan, met een afwijkingsmogelijkheid tot 200 m2.
- voor andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen of een vlaggenmast, is ook een uniforme regeling opgenomen.
- de anti-dubbeltelregel is opgenomen naar aanleiding van de verplichting uit het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel houdt in dat een perceel niet twee keer mag worden gebruikt bij het bepalen van bijvoorbeeld een toegestane oppervlakte aan bijgebouwen. Dit voorkomt dat een perceel na een eventuele verkoop bij een ander perceel wordt gevoegd en op basis daarvan ineens meer mag worden gebouwd dan voorheen.
- de welstandsnota komt voor het plangebied van het Chw bestemmingsplan te vervallen. In plaats daarvan wordt het Ruimtelijk Afwegingskader vastgesteld, met in deel 2 van het Afwegingskader Buitengebied Hattem het onderdeel Ruimtelijke kwaliteit . Per deelgebied zijn hierin welstandsregels opgenomen waaraan bouwplannen worden getoetst.
- bouwwerken voor kleinschalige energiewinning en -opslag zijn toegestaan onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Hieronder vallen zonnepanelen, warmtepompen en andere installaties, zoals windwokkels die ook op gebouwen mogen worden gebouwd. Veel hiervan zijn al vergunningvrij. Zonnepanelen kunnen ook op de grond worden gebouwd als dat op bouwwerken niet mogelijk is, maar niet op de onbebouwde bestemmingen, zoals Agrarisch en in natuurgebieden. Voorwaarde is dat deze goed landschappelijk worden ingepast.
- in het Chw bestemmingsplan mag kostenverhaal worden uitgesteld tot het moment van de omgevingsvergunning. Dit systeem wordt uitgelegd in paragraaf 9.2.
- voor meetverschillen en overschrijding van bouwgrenzen zijn ook algemene regels opgenomen.
- de parkeerregels zoals die hiervoor in het paraplubestemmingsplan parkeren waren opgenomen zijn overgenomen in dit plan.
- voor diverse bouwactiviteiten zijn afwijkingen opgenomen in het plan.
Gebiedsoverstijgende bouwregels
In de artikelen 42, 43, 44, 45, 46, 47 en 48 zijn gebiedsoverstijgende bouwactiviteiten opgenomen. Het gaat hier om de hogedrukgasleiding, de hoogspanningsverbinding en de rioolpersleiding die door het gebied lopen. De waterkering bij de IJssel valt deels in het plangebied. Daarnaast zijn er twee vrijwaringszones: voor de dijk en het straalpad. Voor de bescherming van archeologische waarden gelden er beperkingen aan het bouwen. Voor een deel van het gebied gelden beperkingen voor bouwactiviteiten vanaf 50 m2 (Waarde -Archeologie 1 (bouwactiviteit), voor een ander deel vanaf 100 m2 (Waarde - Archeologie 2(bouwactiviteit)).
Bouwactiviteiten per functie
- Artikel 49 Agrarisch (bouwactiviteit)
Slechts een paar bouwactiviteiten zijn in het agrarisch gebied toegestaan. Rondom agrarische bedrijven mogen kuilvoerplaten en sleufsilo's worden gebouwd, met uitzondering van de ecologische verbindingszone. - Artikel 50 Agrarisch - Bedrijf (bouwactiviteit) en Artikel 52 Agrarisch - Loonbedrijf(bouwactiviteit)
De omvang van de bouwpercelen sluit aan op het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen is vergroot naar 15 meter, dit sluiten beter aan op de wensen vanuit de agrarische sector. - Artikel 51 Agrarisch - Landschapstuin (bouwactiviteit)
Gebouwen (zoals de woning en bijgebouwen) zijn hier niet toegestaan. Alleen kleine bouwwerken. - Artikel 53 Bedrijf (bouwactiviteit), Artikel 54 Bedrijf - Nutsvoorziening (bouwactiviteit), Artikel 55 Bedrijventerrein (bouwactiviteit) en Artikel 57 Detailhandel - Tuincentrum(bouwactiviteit)
Voor de bedrijfsfuncties in het buitengebied gaat het grotendeels om bestaande bebouwing. Enige uitbreiding is nog wel mogelijk. - Artikel 56 Bos (bouwactiviteit) en Artikel 63 Natuur (bouwactiviteit)
In de Bos- en natuurgebieden in het buitengebied is qua bebouwing weinig toegestaan. Op sommige locaties is bestaande bebouwing aanwezig die voorzien is van een aanduiding. Het gaat om een werktuigenberging op Landgoed de Vuursteen, maatschappelijke voorzieningen in het Bosgebied en voorzieningen voor het nieuwe zonnepark in het Poldergebied. De bomen rondom de plas hebben de bestemming Bos.
- Artikel 58 Gemengd - 1 (bouwactiviteiten) en Artikel 59 Gemengd - 2(bouwactiviteiten)
Voor de gemengde bestemmingen zijn op maat gemaakte bouwregels die aansluiten bij de bestaande of de gewenste bebouwing op het perceel.
- Artikel 60 Horeca (bouwactiviteit)
De maximale oppervlakte van de bebouwing is 450 m2 en mag maximaal 10 meter hoog zijn. - Artikel 64 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 (bouwactiviteit) en Artikel 65 Recreatie -Verblijfsrecreatie 2 (bouwactiviteit)
Verspreid over het terrein is de bebouwing ten behoeve van het recreatiepark mogelijk. De locatie is niet vastgelegd. Wel de oppervlakte aan bebouwing en de maximale bouwhoogte. - Artikel 66 Sport - Manege (bouwactiviteit)
De de bebouwing is in totaal maximaal 3.050 m2 en maximaal 10 meter hoog. - Artikel 67 Verkeer (bouwactiviteit), Artikel 68 Verkeer - Railverkeer (bouwactiviteit) en Artikel 69 Water (bouwactiviteit)
Bouwwerken ten behoeve van deze bestemmingen zijn toegestaan. - Artikel 70 Wonen (bouwactiviteit)
Voor wonen is een flexibele regeling opgenomen. Woningen mogen maximaal 200 m2 worden met een maximale bouwhoogte van 11 meter. Voor de precieze vormgeving van de woningen zijn de beeldkwaliteitregels uit de algemene bouwregels van toepassing. De beeldkwaliteitregels zijn uitgewerkt in het Afwegingskader, deel 2 Ruimtelijk afwegingskader.
Ontwikkelregels
In het buitengebied zijn, behalve de bestaande functies en de bestemde initiatieven, na de vaststelling ook nog ontwikkelingen mogelijk, zie de ontwikkelregels voor gebruiksactiviteiten. Voordat voor deze ontwikkelingen gebouwd mag worden moet worden voldaan aan de ontwikkelregels voor bouwactiviteiten, deze regels zijn opgenomen in de artikelen 72 Omgevingsvergunning initiatieven (bouwactiviteit), 73Nieuwe bouwactiviteiten Poldergebied, 74 Nieuwe bouwactiviteiten Kernrand en 75Nieuwe bouwactiviteiten Bosgebied.
8.4.6 Hoofdstuk 5 Aanlegactiviteiten
Voor bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het buitengebied is een omgevingsvergunning nodig. Deze vergunningplichten zijn opgenomen in Hoofdstuk5. Door het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van deze activiteiten kunnen ingrepen eerst worden beoordeeld op hun gevolgen voor de omgeving, voordat al dan niet toestemming wordt gegeven. De aanlegactiviteiten waar het om gaat zullen over het algemeen als doel hebben de externe productieomstandigheden ten behoeve van de landbouw te verbeteren. Het kan bijvoorbeeld gaan om de verkaveling of de bodemgeschiktheid. De verbeteringen kunnen door een individuele agrariër of bijvoorbeeld het waterschap worden aangebracht.
Bij vergunningplichtige werken kan het ook gaan om ingrepen die natuur- en landschapsontwikkeling als doel hebben (bijvoorbeeld de aanleg van een poel) of om ingrepen ten behoeve van de (recreatieve) infrastructuur (bijvoorbeeld de aanleg van een weg). Bij de vergunningplichten voor aanlegactiviteiten is aangesloten op het vergunningstelsel uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007.
Normaal gebruik
Werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen zijn niet vergunningplichtig. Ook voor werkzaamheden op het agrarisch bouwperceel geldt geen vereiste van een omgevingsvergunning. Het is wel van belang dat andere regelingen zich niet verzetten tegen een ingreep, zoals bijvoorbeeld een beheerovereenkomst. Hieronder zijn voorbeelden opgenomen van werkzaamheden die in principe niet vergunningplichtig zijn.
Voorbeelden van normaal agrarisch gebruik
- maaien, beweiden en bemesten van grasland;
- verbeteren van het grasland door het scheuren van de grasmat en het direct opnieuw inzaaien;
- ploegen en cultiveren van bouwland;
- verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals maïs in wisselteelt;
- maaien en schonen van sloot en slootkant;
- het aanleggen van wegen ter directe ontsluiting van een agrarisch bouwperceel.
Voorbeelden van normaal landschapsonderhoud
- periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel;
- knotten van bomen;
- opvullen van open plekken in houtwal of singel.
Voorbeelden van normaal bosbeheer
- uitdunnen;
- verwijderen van dode bomen;
- begaanbaar maken van een bestaand pad;
- aanplanten van nieuwe bomen.
Vergunningplichtige werken
Werkzaamheden die wel vergunningplichtig zijn, zijn in vergelijking met normale onderhoudswerkzaamheden zwaarder van aard. Ze vinden doorgaans minder frequent plaats, soms zelfs eenmalig. Deze ingrepen kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de waarden van natuur en landschap. Ook kunnen dergelijke ingrepen de belangen van agrariërs of omwonenden schaden. Daarom is het noodzakelijk de gevolgen van de ingreep te beoordelen en dient de uitvoerder ervan een aanlegvergunning aan te vragen. De afwegingscriteria voor de toetsing van een aanvraag komen in de volgende paragraaf aan de orde.
Na beoordeling van een aanvraag zijn er drie mogelijkheden:
- 1. De ingreep is zonder meer toegestaan
Het is te verwachten dat door de geplande ingreep geen beïnvloeding van waarden en/of belangen plaatsvindt. De vergunning kan verleend worden. - 2. De ingreep is onder voorwaarden toegestaan
Het is te verwachten dat waarden en/of belangen in bepaalde mate worden beïnvloed, wanneer een ingreep wordt uitgevoerd. Om aantasting te voorkomen, kunnen voorwaarden gesteld worden. Het kan gaan om voorwaarden met betrekking de locatie, de omvang, de aard of de periode van de geplande ingreep, alsmede de mogelijkheden voor compensatie. - 3. De ingreep is niet toegestaan
De geplande ingreep tast waarden en/of belangen in belangrijke mate aan. Er kunnen geen nadere voorwaarden worden gesteld.
In de regels van dit plan is voor bepaalde gebieden het verrichten van met name genoemde aanlegactiviteiten aan een omgevingsvergunning gebonden.
8.4.7 Hoofdstuk 6 Hogere grenswaarden
Artikel 7c lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet biedt de mogelijkheid om een besluit tot het vaststellen van hogere grenswaarden voor industrie- en/of wegverkeerslawaai op te nemen in het Chw bestemmingsplan in plaats van het nemen van aparte hogere waardenbesluiten.
Waar ter hoogte van geprojecteerde woningen een geluidbelasting optreedt van meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar minder dan 53 dB, wordt met het Chw bestemmingsplan een hogere grenswaarde vastgesteld. Voor de gebieden waar mogelijkheden zijn voor nieuwe woningen, maar waar op voorhand nog niet bekend is of en waar die woningen worden gerealiseerd zijn deelgebieden op de verbeelding weergegeven, dit betreft de gebiedsaanduidingen 'overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 1' tot en met 'overige zone - deelgebied hogere grenswaarde 16'.
Daar waar voor nieuwe woningen het niet mogelijk is om een hogere waarde vast te stellen op grond van de Wet geluidhinder, wordt met toepassing van de Interimwet-stad-en-milieubenadering een hogere grenswaarde dan is toegestaan op grond van de Wet geluidhinder vastgesteld. Deze percelen zijn opgenomen in Artikel 87. De onderbouwing hiervan is opgenomen in paragraaf 7.5 van deze toelichting.
8.4.8 Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotregels
Het overgangsrecht en de naam van het Chw bestemmingsplan zijn opgenomen in dit hoofdstuk. Bij de inhoud van het overgangsrecht is aangesloten op de tekst die is opgenomen in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Op basis van deze artikelen moet het overgangsrecht overeenkomstig worden opgenomen in een bestemmingsplan.
Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid En Kostenverhaal
9.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het Chw bestemmingsplan Buitengebied heeft een looptijd van 20 jaar. Deels is het een conserverend bestemmingsplan waarbij de rechten van het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied uit 2007 zoveel mogelijk zijn overgenomen. Er zijn ook bepaalde perceelsgewijze verruimingen opgenomen, deels met vergunning. Hierdoor is niet voor elke kleine wijziging van gebruik een omgevingsvergunning nodig. De ontwikkelingen in het gebied zijn initiatieven van bewoners van (het buitengebied van) Hattem. De kosten die daarmee gepaard gaan zijn ook voor de initiatiefnemers zelf. Dat geldt ook voor eventuele toekomstige ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit nodig is en waarbij een aanvraag wordt getoetst aan de Beleidsregel Afwegingskader Buitengebied Hattem.
9.2 Kostenverhaal
Wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan
Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (hierna: 'Wro') bepaalt dat de gemeenteraad, als er sprake is van één of meerdere aangewezen bouwplannen, verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien:
- 1. het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd;
- 2. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c 4°, respectievelijk 5° Wro noodzakelijk is;
- 3. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, respectievelijk b, c of d Wro noodzakelijk is.
Binnen het plangebied zijn percelen in eigendom bij verschillende particuliere eigenaren waarmee de gemeente nog geen anterieure overeenkomst van grondexploitatie heeft gesloten. In het Chw bestemmingsplan worden voor die gronden bouwplannen mogelijk gemaakt die in het geldende bestemmingsplan niet mogelijk zijn en op dat moment dient kostenverhaal plaats te vinden bij de afgifte van een omgevingsvergunning. In feite ontstaat daardoor de plicht voor de gemeente om gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan tevens een exploitatieplan vast te stellen. Om het Chw bestemmingsplan direct na vaststelling rechtskracht te kunnen geven dient de procedure voor de vaststelling van het exploitatieplan gelijk op te lopen met de vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vanaf het moment dat het ontwerpbestemmingsplan ter visie wordt gelegd.
Doorschuiven van de wettelijke verplichting voor het opstellen van een exploitatieplan
Om te kunnen anticiperen (en te experimenteren) met de mogelijkheden van de Omgevingswet is op basis van artikel 7c, lid 10, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet de mogelijkheid voor de gemeente gecreëerd om het opstellen van een exploitatieplan uit te stellen tot het moment van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor het kostenverhaal niet anderszins verzekerd is. Dit betekent dat er bij de vaststelling van het Chw bestemmingsplan geen exploitatieplan behoeft te zijn. Dat moment mag worden uitgesteld/doorgeschoven naar het moment van de afgifte van de eerste omgevingsvergunning, indien er op het moment van aanvraag omgevingsvergunning geen anterieure overeenkomst is gesloten met de betreffende grondeigenaar. Voor dit Chw bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze 'doorschuif-faciliteit'. Het kostenverhaal vindt plaats op het moment dat de omgevingsvergunning voor het bouwen voor een bouwplan wordt aangevraagd. De insteek is om met initiatiefnemers op dat moment anterieure overeenkomsten te sluiten op basis waarvan het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
Hoofdstuk 10 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid En Handhaving
10.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
10.1.1 Participatietraject
Bij de totstandkoming van dit Chw bestemmingsplan heeft de gemeente vanaf de start in 2017 een uitgebreid participatietraject doorlopen. De gemeente Hattem heeft op een voor haar nieuwe wijze participatie ingevuld voor het plan. Op basis van de participatiecode, vastgesteld door de gemeenteraad in 2017, is er voor het eerst gewerkt met een werkgroep participatie. Deze werkgroep participatie bestond uit inwoners van Hattem en uit medewerkers van de gemeente Hattem. Samen keken zij naar een passende toepassing van participatie bij het opstellen van een Chw bestemmingsplan Buitengebied. Een dubbele uitdaging, want ook het opstellen van een dergelijk plan was nieuw voor de gemeente. De werkgroep participatie hield zich met name bezig met de vragen op welke trede van de participatieladder participatie moest plaats vinden en welke belangen en bijbehorende belanghebbenden uitgenodigd moesten worden in het traject.
De resultaten van de eerste fase zijn opgenomen in het Participatieverslag van 21 juni 2018, zoals opgenomen in Bijlage 19. Er zijn diverse bijeenkomsten georganiseerd (algemeen en in kleinere groepen met ketenpartners en organisaties) en gesprekken met initiatiefnemers in het buitengebied. Op 2 juli 2019 vond weer een participatiebijeenkomst plaats. Tijdens deze avond konden bezoekers kennis maken met verschillende initiatieven en gingen zij met elkaar in gesprek over thema's als wonen, zorg en welzijn, energie, recreatie en landbouw. De aanwezigen hebben het verslag van 2 juli ontvangen. Alle personen waarvan de gemeente de contactgegevens heeft ontvangen tijdens het traject zijn gedurende het proces geïnformeerd over de voortgang. Onder andere door middel van een nieuwsbrief.
Op 2 en 8 september 2020 is opnieuw met ketenpartners, organisaties en medewerkers van de gemeente gesproken over het plan en in het bijzonder het concept-Afwegingskader. De input is gebruikt om verder invulling te geven aan het Afwegingskader en de thema's in het mengpaneel.
Met LTO Noord is naar aanleiding van de gesprekken in september en november 2020 en april 2021 overleg gevoerd over de agrarische bestemmingen in het buitengebied en de gevolgen voor de stikstofberekeningen. Naar aanleiding van het gesprek in november is een inventarisatie uitgevoerd van de agrarische bedrijven in het plangebied. Op basis daarvan zijn gesprekken gevoerd met de eigenaren of de agrarische bestemming nog passend is (indien het nog een actief agrarisch bedrijf betreft) of dat een andere bestemming, zoals wonen, beter aansluit op de huidige situatie. Voor een aantal percelen is gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot functieverandering. Dat houdt bijvoorbeeld in dat de huidige schuren worden gesloopt en in plaats daarvan mogen 1 of meerdere nieuwe woningen worden gebouwd. Het aantal agrarische bestemmingen is ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 behoorlijk verkleind. Voor de overgebleven agrarische bestemmingen is een stikstofberekening uitgevoerd, deze is opgenomen als Bijlage 14 en beschreven in paragraaf 7.4.2.1.
Het Chw bestemmingsplan maakt de functieverandering naar wonen mogelijk. Deels betreft het concrete initiatieven waarvoor een onderbouwing is aangeleverd en waarvoor een woonbestemming is opgenomen, zie ook de beschrijving van de initiatieven in paragraaf 6.2. Voor de minder concrete initiatieven geldt dat voor de uitwerking nog een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. De agrarische bestemming is voor die gevallen wel alvast gewijzigd naar een woonbestemming.
10.1.2 Initiatieven
Vanaf 2017 zijn gesprekken gevoerd met initiatiefnemers in het buitengebied. De eerste resultaten daarvan zijn opgenomen in het Participatieverslag uit 2018, zie Bijlage 19. Daarmee was het proces nog niet afgerond. Doorlopend in het proces, tot aan de terinzagelegging van dit ontwerp Chw bestemmingsplan, is gesproken met initiatiefnemers. Dit heeft tot in de zomer van 2021 nog geleid tot nieuwe initiatieven. Al deze initiatieven zijn beoordeeld op grond van het plan en het Afwegingskader. Hoe de initiatieven in het plan zijn opgenomen is beschreven in paragraaf 6.2. Een aantal initiatieven is komen te vervallen en aan een enkele is geen medewerking verleend. De initiatiefnemers zijn hiervan op de hoogte gesteld en daarbij is aangegeven waarom de betreffende ontwikkeling niet in het plan is opgenomen. De terinzagelegging van het ontwerp Chw bestemmingsplan betekent niet dat nieuwe initiatieven niet meer mogelijk zijn en dat daarmee dit proces is afgerond. Het plan biedt de mogelijkheid om ook later nog aanvragen in te dienen. De ontwikkelingsregels (opgenomen in Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk4 van de regels) maken het mogelijk dat aanvragen worden ingediend. Deze moeten dan voldoen aan de regels van dit plan en ze worden daarnaast beoordeeld aan de hand van het Afwegingskader Buitengebied Hattem. Deze initiatieven doorlopen dan nog een apart vergunningtraject.
Onderdeel van het traject was dat initiatiefnemers ook zelf een participatietraject hebben doorlopen met de omgeving van hun initiatief. Dit sluit aan op het gedachtegoed van de Omgevingswet, niet alleen de gemeente probeert draagvlak te krijgen voor plannen en projecten, die rol is er ook voor initiatiefnemers. Tijdens het hele traject zijn initiatiefnemers hierop gewezen. Dit heeft ertoe geleid dat bewoners in de directe omgeving al in het voortraject op de hoogte zijn gesteld van ontwikkelingen in de buurt. Uiteraard staat het een ieder vrij alsnog een zienswijze in te dienen op de ontwerpstukken, maar in sommige gevallen heeft de input van omwonenden al geleid tot aanpassing van de plannen. Ook voor toekomstige initiatieven geldt een zogenaamde participatieplicht, dit is expliciet in de ontwikkelregels van het plan opgenomen.
10.1.3 Bijeenkomsten gemeenteraad
Tijdens verschillende bijeenkomsten is de gemeenteraad bijgepraat over de voortgang en de inhoud van het Chw bestemmingsplan en het Afwegingskader en de wijze waarop het participatietraject wordt doorlopen.
- 31 oktober 2018: de raadsleden zijn bijgepraat over het tot dan toe doorlopen participatietraject. Aan de hand van casussen is nagedacht over de diverse thema's in het buitengebied.
- 27 mei 2019: in een gezamenlijke sessie over het Chw bestemmingsplan Buitengebied en de Omgevingsvisie is gesproken over de thema's wonen en energietransitie en de toepassing van de participatieladder in beide trajecten.
- 1 juli 2020: tijdens deze sessie zijn de commissie- en raadsleden op de hoogte gebracht van de stand van zaken van het Chw bestemmingsplan, het MER en de eerste contouren van het Afwegingskader.
- 28 september 2020: door de commissie- en raadsleden is geoefend met het systeem van het Afwegingskader en het toetsen van initiatieven hieraan.
- 25 januari 2021: terugkoppeling van de acties na de sessie in september 2020 en inzoomen op het aspect geluid. De raad is bijgepraat over hoe het proces met de initiatieven in het buitengebied was doorlopen.
Na deze sessies is het Afwegingskader verder verfijnd, de input van de commissie- en raadsleden is hierin meegenomen. In het Afwegingskader zijn de onderwerpen van de verschillende schuifjes van het mengpaneel nader omschreven, zie voor de uitleg hiervan ook paragraaf 5.4.
10.1.4 Concept Chw bestemmingsplan
Begin juli 2021 is het concept van dit Chw bestemmingsplan en het concept-Afwegingskader besproken met initiatiefnemers, ketenpartners, organisaties, inwoners, college, raadsleden en medewerkers. Tijdens een aantal dagen kon men op afspraak overleggen met het projectteam van de gemeente. Al die input is gebruikt om het ontwerp Chw bestemmingsplan af te ronden en vanaf oktober 2021 in procedure te brengen.
10.1.5 Ontwerp Chw bestemmingsplan
Op 26 oktober 2021 heeft het college ingestemd met het ontwerp Chw bestemmingsplan en het planMER. Van 28 oktober tot en met 8 december 2021 heeft het plan, het Afwegingskader en het ontwerp ISM-besluit gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder kon een zienswijze indienen bij de gemeenteraad die uiteindelijk moet besluiten over de vaststelling van het Chw bestemmingsplan. De procedure van het Chw bestemmingsplan en het ISM-besluit worden gecoördineerd. De raad van Hattem heeft de coördinatieregeling op 26 april 2021 van toepassing verklaard op deze procedures. Dit houdt in dat de besluiten tegelijk als ontwerp ter inzage zijn gelegd, op hetzelfde moment hierover wordt besloten door de raad en er één beroepsprocedure is.
10.1.6 Proces na eerste ontwerp Chw bestemmingsplan
Op het ontwerp Chw bestemmingsplan zijn in totaal 38 zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. De reactienota zienswijzen (versie 13 oktober 2022) is opgenomen als bijlage 20. De wijzigingen die in de reactienota zijn opgenomen zijn verwerkt in het plan. Naar aanleiding van zienswijze 38 is initiatief 56 in het plan opgenomen. Daarnaast is er nog een aantal wijzigingen doorgevoerd naar aanleiding van opmerkingen vanuit de raad. Het traject met de raad wordt hierna beschreven.
De Omgevingsvisie is op 7 maart 2022 vastgesteld. De vastgestelde visie heeft, naast de ingediende zienswijzen op het Chw bestemmingsplan Buitengebied, en diverse besprekingen met de gemeenteraad, aanleiding gegeven om het Afwegingskader aan te scherpen. Ook heeft de gemeente in dat kader een stedenbouwkundig/landschappelijk advies laten uitbrengen om de Omgevingsvisie en het Chw bestemmingsplan Buitengebied en het Afwegingskader beter op elkaar af te stemmen. Dit met het accent op het Kernrandgebied. In dit advies is gekeken naar de mate waarin het Afwegingskader het behoud van de landschappelijke kwaliteiten en het karakter van het Kernrandgebied voldoende borgt.
Op plaatsen waar het Afwegingskader nieuwe ontwikkelingen met bebouwing toelaat, kan dit ten koste gaan van de landschappelijke kwaliteiten, met name de waardevolle doorkijkjes en kan bebouwing leiden tot aaneengesloten linten. Naar aanleiding van het advies en dat wat diverse indieners van zienswijzen hebben aangevoerd zijn in het Afwegingskader op meer plaatsen (dan zoals opgenomen in het eerste ontwerp dat ter inzage heeft gelegen) in het Kernrandgebied de bestaande open ruimten tussen bestaande gebouwen beschermd.
Tijdens dit traject zijn meerdere informatiebijeenkomsten met college en raad geweest. Ook was er eind augustus een fietsexcursie met de commissie ARZ/gemeenteraad. Vervolgens is het plan besproken tijdens een themasessie en andere vergaringen van de raadscommissie ARZ. Daarnaast zijn schriftelijke vragen en voorstellen van de raad beantwoord. Tijdens deze hele periode zijn de initiatiefnemers regelmatig op de hoogte gebracht van de stand van zaken van het plan. Ook zijn er persoonlijke gesprekken geweest met alle initiatiefnemers waarvan de initiatieven in het tweede ontwerp Chw bestemmingsplan zijn gewijzigd of zijn komen te vervallen. De initiatieven die in deze fase zijn vervallen zijn 1, 11, 34, 45, 47, 49, 54 en 55.
Het college heeft besloten om het Chw bestemmingsplan met bijbehorende stukken opnieuw ter inzage te leggen als ontwerp. De nieuwe terinzagelegging acht het college noodzakelijk vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid en duidelijkheid in de aanloop naar vaststelling van het Chw bestemmingsplan Buitengebied. Dit vanwege het grote aantal voorstellen voor correcties en aanpassingen die naar aanleiding van de zienswijzen, besprekingen met de gemeenteraad en gesprekken met initiatiefnemers is geformuleerd. Strikt juridisch gezien is een hernieuwde tervisielegging niet noodzakelijk, omdat het Chw bestemmingsplan Buitengebied in de kern niet is aangetast.
Een ieder is dus voor de tweede keer in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het plan, het planMER, het Afwegingskader en het ontwerp ISM-besluit. De eerdere zienswijzen zijn, zoals hiervoor aangegeven, voorzien van een gemeentelijke reactie en hebben al geleid tot diverse aanpassingen in het Chw bestemmingsplan en het Afwegingskader. Ook diegenen die eerder een zienswijze hebben ingediend konden dat bij de tweede terinzagelegging uiteraard weer doen.
10.1.7 Proces na tweede ontwerp Chw bestemmingsplan
Tervisielegging
De tweede versie van het ontwerp van het Chw bestemmingsplan Buitengebied heeft met ingang van donderdag 9 februari 2022 gedurende zes weken (t/m 22 maart 2023) voor eenieder digitaal ter visie gelegen op www.ruimtelijkeplannen.nl en de gemeentelijke website. Hiervan is vooraf openbare kennisgeving gedaan in het Gemeenteblad en in “De Hattemer”. De stukken lagen ook analoog ter inzage op het stadhuis in Hattem.
Van de mogelijkheid tot een mondelinge of schriftelijke zienswijze hebben 22 indieners gebruik gemaakt. Deze zienswijzen zijn binnen de termijn ingediend.
De binnengekomen zienswijzen op het ontwerp Chw bestemmingsplan Buitengebied, de ontwerpbeleidsregel Ruimtelijk Afwegingskader Buitengebied Hattem en het ontwerp ISM-besluit zijn in een tweede Reactienota Zienswijzen 2023 samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie (zie bijlage 21). In de Reactienota Zienswijzen 2023 is ook een overzicht opgenomen van wijzigingen die naar aanleiding van de zienswijzen en ambtshalve worden doorgevoerd.
Gewijzigde vaststelling
Op 5 juni heeft de gemeenteraad besloten om in te stemmen met de beide reactienota's zienswijzen (bijlagen 20 en 21). Toen is ook het Chw bestemmingsplan Buitengebied met PlanMER gewijzigd vastgesteld en is het ISM besluit genomen. De raad heeft ook het Afwegingskader Buitengebied Hattem vastgesteld.
Het Vaststellingsbesluit is bij het gewijzigde Chw bestemmingsplan Buitengebied gevoegd. Voor de volledigheid wordt verwezen naar het vaststellingsbesluit.
Tijdens de raadsvergaderingen is een viertal amendementen met meerderheid aangenomen. Deze amendementen zijn als bijlagen aan het vaststellingsbesluit toegevoegd. Als gevolg van de amendementen wordt aan initiatief 14 alsnog geen medewerking verleend en wordt aan de eerder afgevallen initiatieven 11, 34, 45, 47 en 49 alsnog medewerking verleend. De wijzigingen die hieruit voortvloeien zijn verwerkt in het plan (en onderzoeken), het Afwegingskader en het ISM besluit.
De wijzigingen op de verbeelding naar aanleiding van de amendementen zijn voor de volledigheid hierna opgenomen, want deze zijn niet opgenomen in de reactienota. Overigens zijn ook alle initiatieven besproken in paragraaf 6.2 van deze toelichting, met uitzondering van nummer 14, omdat deze is verwijderd.
Initiatief 11: woonbestemming vergroot conform eerste ontwerp Chw bestemmingsplan (oktober 2021).
Initiatief 14: woonbestemming is omgezet in agrarische bestemming conform het hiervoor geldende bestemmingsplan Buitengebied 2007.
Initiatief 34: woonbestemming voor 1 woning conform eerste ontwerp Chw bestemmingsplan Buitengebied (ontwerp 2021). De bestemming Landschapstuin wordt aangepast naar een agrarische bestemming conform bestemmingsplan Buitengebied 2007 (op verzoek van initiatiefnemers).
Initiatief 47: woonbestemming voor 1 woning conform het eerste ontwerp Chw bestemmingsplan (oktober 2021). Voor de ontwikkeling geldt wel een vergunningplicht. De aanvraag moet eerst nader worden uitgewerkt (en getoetst aan het Afwegingskader) voordat meewerking kan worden verleend.
Initiatief 49: woonbestemming voor 1 woning conform het eerste ontwerp Chw bestemmingsplan (oktober 2021).
Aanpassingen verbeelding
In de Reactienota Zienswijzen 2023 (Bijlage 21) staan de wijzigingen in het plan beschreven. Ter verduidelijking waren de wijzigingen ook weergegeven op fragmenten van de verbeelding. Per abuis waren drie fragmenten nog niet (juist) bijgevoegd, terwijl deze wel waren benoemd in de reactienota. Het betreft de volgende drie fragmenten.
10.2 Handhaving
10.2 Handhaving
De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor de handhaving van het bestemmingsplan. Het doel is om situaties die in strijd zijn met de voorschriften tegen te gaan. Handhaving omvat verschillende activiteiten. Zo zal controle en toezicht plaats moeten vinden om te constateren of er overtredingen bestaan. Vervolgens zal in veel gevallen getracht worden om met overleg een einde te maken aan de overtreding. Als dit niet lukt, zullen specifieke handhavingmiddelen worden toegepast zoals bestuursdwang. Het legaliseren van een overtreding of het gedogen van een overtreding valt niet onder handhaving.
10.2.1 Preventieve handhaving
Preventieve handhaving heeft als doel om op voorhand overtreding van het Chw bestemmingsplan te voorkomen. Voor een doelmatige handhaving van een actueel bestemmingsplan dient aan een aantal (algemene) voorwaarden voldaan te worden:
- 1. Voorlichting
Duidelijkheid verschaffen over de inhoud en de doelstellingen van het bestemmingsplan. Voorlichting heeft een groter effect wanneer per doelgroep de nadruk wordt gelegd op specifieke facetten uit het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld door middel van het opstellen van een folder voor de agrariërs kan het draagvlak voor het bestemmingsplan vergroot worden. In de folder kan in algemene zin worden aangegeven wat het bestemmingsplan voor de agrariërs betekent. Ook kan vermeld worden welke activiteiten aan een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten zijn gebonden. Voor vragen en inlichtingen kan de naam van een contactpersoon worden vermeld. - 2. Klachtenregistratie
Door toepassing van een (geautomatiseerd) klachtenregistratiesysteem kunnen de binnengekomen klachten worden geregistreerd. Bijvoorbeeld door het halfjaarlijks opstellen van een trendrapport kan inzicht verschaft worden hoe vaak een bepaald soort klacht worden. - 3. Toezicht
Structurele controle in het veld heeft consequenties voor de inzet van personeel. Er zal tijd beschikbaar moeten worden gesteld voor regelmatige controles in het buitengebied. In dit kader kan een afstemming tussen ruimtelijke ordenings- en milieucontroles mogelijk worden gemaakt door het geïntegreerd opstellen van een handhavingprogramma. De buitendienst ambtenaar dient herkenbaar te zijn, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van speciale kleding of een auto met opschrift van de gemeente. - 4. Financiële maatregelen
Zoals de verplichting extra legeskosten te betalen als pas achteraf een vergunning wordt aangevraagd of het verbinden van legeskosten aan de afgifte van een gedoogbeschikking. - 5. Heldere lijn
Door een eenduidige lijn te brengen in de gedragingen van de gemeente, kan het optreden tegen overtredingen gemakkelijker gemotiveerd worden. Er ontstaat meer draagvlak voor het bestemmingsplan, omdat op gelijke wijze tegen gelijke gevallen wordt opgetreden.
10.2.2 Repressieve handhaving
Handhaving kan plaatsvinden door publiekrechtelijk, privaatrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Deze vormen van handhaving zijn repressief van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente middelen heeft, waarmee zij naleving kan afdwingen of tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De repressieve handhavingsmiddelen worden hierna kort beschreven.
- 1. Publiekrechtelijke handhaving
Deze vorm van handhaving bestaat uit het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang omvat het doen wegnemen of herstellen van hetgeen in strijd is met de te handhaven regels of verplichtingen die uit de regels volgen. Dit houdt meestal in, dat illegaal gebouwde bouwwerken worden afgebroken en illegaal gebruik van gronden en opstallen wordt beëindigd. Het kan ook gaan om het beletten van een overtreding; in dat geval heeft een aanzegging tot bestuursdwang een preventieve werking. Voordat tot bestuursdwang wordt overgegaan moet sprake zijn van een volledige belangenafweging van het belang van de overtreder tegen het openbare belang. - 2. Privaatrechtelijke handhaving
Een overheidsorgaan kan slechts in bepaalde gevallen privaatrechtelijk optreden in geval van een overtreding van een bestemmingsplan. Bij deze vorm van handhaving moet sprake zijn van een privaatrechtelijke relatie tussen de overheid en de burger. Dit kan het geval zijn doordat het overheidsorgaan eigenaar is van grond of gebouwen, als een privaatrechtelijke overeenkomst bestaat bij verkoop of erfpacht of als sprake is van een jegens de overheid onrechtmatige daad. Hierbij moet het belang van een overheidsorgaan geschaad worden; het enkel overtreden van een voorschrift is niet voldoende.
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 2 Kaart Met Ligging Initiatieven
Bijlage 2 Kaart met ligging initiatieven
Bijlage 1 Besluit Minister 15e Tranche Besluit Uitvoering Crisis- En Herstelwet
Bijlage 1 Besluit Minister 15e tranche Besluit uitvoering Crisis- en Herstelwet
Bijlage 2 Toepassing Crisis- En Herstelwet (Chw)
In onderstaande tabel staat omschreven of en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die artikel 7c van het Besluit Uitvoering Crisis- en Herstelwet biedt.
Typering | Omschrijving | Toe- gepast? | Toelichting | |||||
Verbreide reikwijdte | Naast goede ruimtelijke ordening ook regels voor fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit | ja | Het Afwegingskader dat dient ter invulling van de open normen in de regels gaat ook in op de andere aspecten van de fysieke leefomgeving, daarmee is het breder dan alleen ruimtelijke ordening | |||||
Looptijd | Looptijd bestemmingsplan 20 jaar in plaats van 10 jaar | ja | Met het plan wordt 20 jaar vooruit gekeken en ontwikkelingen mogelijk gemaakt voor de langere termijn | |||||
Voorlopige bestemming | Voorlopige bestemming met looptijd van 10 jaar in plaats van 5 jaar (voorafgaand aan definitieve bestemming) | nee | ||||||
Veror- deningen | Toevoegen lokale verordeningen met betrekking tot de fysieke leefomgeving | nee | ||||||
Meldings- plicht | Verbod om zonder melding een activiteit te verrichten | nee | ||||||
Beleids- regels | Open normen opnemen in het bestemmingsplan, waarvan de uitleg afhankelijk is van een beleidsregel. Beleidsregel kan door B&W worden vastgesteld | ja | In de regels staan open normen die met de beleidsregels worden ingevuld | |||||
Beleids- regel welstand | Beleidsregel voor welstand moet door de raad worden vastgesteld | ja | Het Afwegingskader bevat ook welstandsaspecten en wordt door de raad vastgesteld | |||||
Plan- schade | Planschade is voorzienbaar vanaf 3 jaar na aankondiging van het planvoornemen | nee | op grond van jurisprudentie is een termijn van 1 jaar al de norm | |||||
RO-Stan- daarden | Afgeweken kan worden van de verplichting een bestemmingsplan op te stellen conform de landelijke standaarden (SVBP 2012) | ja | Met het Chw bp deels aangesloten op de SVBP. Grotendeels is de toekomstige structuur van het omgevingsplan gevolgd | |||||
Beschik- baarstelling op RO-online | Afgeweken kan worden van de verplichting om het bestemmingsplan digitaal beschikbaar te stellen op de website www.ruimtelijkeplannen.nl | nee | ||||||
Uitvoer- baarheid | Afgeweken kan worden van de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan | ja | Het plan maakt ontwikkelingen mogelijk voor de komende 20 jaar. Voor bepaalde ontwikkelingen betekent dat de uitvoerbaarheid pas hoeft te worden aangetoond op het moment dat een initiatief concreet is. Dat gebeurt bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de bestemmingsplanactiviteit | |||||
Milieu- kwaliteits- eisen | Afgeweken kan worden van de verplichting om te beschrijven op welke wijze de milieukwaliteitseisen bij het bestemmingsplan zijn betrokken | nee | ||||||
Akoestisch onderzoek | Een hogere waardenbesluit kan worden opgenomen in het bestemmingsplan. Het akoestisch onderzoek kan minder gedetailleerd worden gedaan | ja | Met het plan worden hogere waarden vastgesteld voor bekende initiatieven voor woningen en gebiedsgericht voor toekomstige initiatieven. Dan is niet alsnog een HOWA-besluit nodig | |||||
Exploitatie- plan | Mogelijkheid om een exploitatieplan vast te stellen of een exploitatieovereenkomst te sluiten bij de omgevingsvergunning | ja | Uitstel van het vaststellen van een exploitatieplan is opgenomen in de regels van het Chw bestemmingsplan | |||||
Maatwerk- regels | Mogelijkheid tot opname van gebiedsgerichte milieuvoorschriften of hogere grenswaarden voor geluid | ja | Hogere grenswaarden voor (spoor)wegverkeerslawaai en toepassing van de ISM procedure | |||||
Afwijkende geluid- normen | Artikel 8.42b van de Wet milieubeheer en artikel 2.19 van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn op het bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing | nee | ||||||
Delegatie | Delegatie aan B&W van de bevoegdheid tot wijzigen van onderdelen (gebieden of thema's) van het bestemmingsplan | misschien | Voor bepaalde aspecten kan het handig zijn om aanpassing van het plan te delegeren aan het college. Dat wordt nog met de raad afgestemd |
Bijlage 3 Kaart Met Begrenzing Chw Gebied
Bijlage 4 Gebiedsanalyse
Bijlage 5 Aanbevelingen Voor Kwaliteitsverbetering In De Kernrand Van Hattem
Bijlage 5 Aanbevelingen voor kwaliteitsverbetering in de kernrand van Hattem
Bijlage 6 Overzichtskaart Met Initiatieven
Bijlage 6 Overzichtskaart met initiatieven
Bijlage 7 Notitie Beoordeling Initiatieven Chw Bestemmingsplan Buitengebied Hattem
Bijlage 7 Notitie Beoordeling initiatieven Chw bestemmingsplan Buitengebied Hattem
Bijlage 8 Notitie Reikwijdte En Detailniveau
Bijlage 8 Notitie Reikwijdte en Detailniveau
Bijlage 9 Buitengebied Hattem, Planmer
Bijlage 9 Buitengebied Hattem, planMER
Bijlage 10 Toetsingsadvies Over Het Milieueffectrapport
Bijlage 10 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport
Bijlage 11 Oplegnotitie Planmer Buitengebied Hattem
Bijlage 11 Oplegnotitie planMER Buitengebied Hattem
Bijlage 12 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 12 Akoestisch onderzoek
Bijlage 13 Passende Beoordeling Wet Natuurbescherming
Bijlage 13 Passende beoordeling Wet natuurbescherming
Bijlage 14 Stikstofonderzoek Agrarische Bedrijven
Bijlage 14 Stikstofonderzoek agrarische bedrijven
Bijlage 15 Stikstofberekening Wooninitiatieven
Bijlage 15 Stikstofberekening wooninitiatieven
Bijlage 16 Quickscans Nbw Diverse Initiatieven Buitengebied Hattem
Bijlage 16 Quickscans Nbw diverse initiatieven Buitengebied Hattem
Bijlage 17 Ism-onderbouwing
Bijlage 18 Raadsbesluit Toepassen Ism (Hogere Grenswaarde)
Bijlage 18 Raadsbesluit toepassen ISM (hogere grenswaarde)
Bijlage 19 Participatieverslag Omgevingsplan Buitengebied Hattem 21 Juni 2018
Bijlage 19 Participatieverslag Omgevingsplan Buitengebied Hattem 21 juni 2018
Bijlage 20 Reactienota Zienswijzen 2022
Bijlage 20 Reactienota Zienswijzen 2022