KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 8 Algemene Procedureregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Van Het Plangebied
Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Algemeen
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
4.2 Ecologie
4.3 Milieuaspecten
4.4 Archeologie
4.5 Waterparagraaf
Hoofdstuk 5 Het Plan
5.1 Algemeen
5.2 Planologische Afweging
5.3 Planopzet
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Inspraak- En Overlegnota

bestemmingsplan Schipsweg Hattem

Bestemmingsplan - Hattem

Onherroepelijk op 14-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanSchipsweg, Hattem van de gemeente Hattem;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0244.bpSchipsweg-0004 met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 ander-werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de planregels anders is bepaald;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 dak:

iedere bovenbeïndiging van een gebouw;

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.18 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

1.19 ontheffing:

een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.20 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.21 plankaart:

  1. a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Schipsweg, Hattem, bestaande uit de kaart met tekeningnummer NL.IMRO.0244.bpSchipsweg-0004;
  2. b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Schipsweg, Hattem;

1.22 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.23 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.24 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.25 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.26 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten hoogste 1 woning is toegestaan, tenzij de gronden zijn aangeduid met maximum aantal wooneenheden, in welk geval ten hoogste het op de plankaart aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gebouwen als praktijk- of studioruimte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep, mits hierdoor de woonfunctie als overwegende functie van het perceel niet wordt aangetast;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, andere-werken tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen met inachtneming van een afstand van 15 m uit de as van de weg uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. a. 3.2.2onder a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het bebouwingsbeeld;
  2. b. 3.2.2 onder b.1 voor de bouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 70 m2, mits dit uit stedenbouwkundig oogpunt voldoende inpasbaar wordt geacht;
  3. c. 3.2.2 onder b ten behoeve van de vervanging van meerdere aan- of uitbouwen of bijgebouwen waarvan de gezamenlijke oppervlakte op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan groter is dan 50 m2, door één aan- of uitbouw of bijgebouw met een overeenkomstige oppervlakte. Indien deze oppervlakte groter is dan 70 m2 geldt daarbij dat de oppervlakte van het vervangende bijgebouw ten hoogste 70 m2 bedraagt. De vervanging dient bij te dragen aan een verbetering van de landschappelijke situatie ter plaatse;
  4. d. 3.2.2 onder b voor vermeerdering van de toegestane oppervlakte ten behoeve van een agrarisch hobbybedrijf tot ten hoogste 200 m2, mits de noodzaak is aangetoond en het bouwperceel, eventueel in combinatie met de daaraan grenzende en daarmee één eigendomseenheid vormende gronden, een gezamenlijke oppervlakte heeft van tenminste 5.000 m2, en de belangen van de gebruikers dan wel eigenaren van aangrenzende gronden en/of (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden geschaad.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. a. 3.1 onder a ten behoeve van de vestiging van twee woningen in één hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    1. 1. de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd blijft dan wel wordt hersteld of verbeterd;
    2. 2. de gebruiksmogelijkheden van de aanliggende gronden en/of nabijgelegen agrarische bedrijven niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Bouwen binnen geluidszones

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze voorschriften geldt ten aanzien van de gronden gelegen binnen een geluidszone vanwege een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder de volgende bepaling: indien en voor zover door middel van toepassing van een in dit bestemmingsplan opgenomen ontheffingsbevoegdheid (de bouw van) geluidgevoelige functies mogelijk wordt gemaakt, mag de geluidgevoelige functie uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het (laten) gebruiken van gronden voor gemotoriseerde en/of gemechaniseerde sporten.

Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels

7.1 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan.

Artikel 8 Algemene Procedureregels

8.1 Ontheffing

Voor een besluit tot verlening van ontheffing geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

10.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

10.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 10.5 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Schipsweg, Hattem.

Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering van 14 maart 2011.

14 maart 2011.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De initiatiefnemer wil in het onderhavige plangebied één woning realiseren. De initiatiefnemer wordt deze mogelijkheid geboden op voorwaarde dat de aanwezige bedrijfsgebouwen (opslagruimte voor goederen en materialen) gesloopt worden.

Het bestemmingsplan "Schipsweg, Hattem" voorziet in deze ontwikkelingen.

Het gebruik van de onderhavige gronden wordt momenteel geregeld in het bestemmingsplan "Buitengebied 2007" van de gemeente Hattem, dat is vastgesteld op 2 april 2007. De bestemming van de onderhavige gronden luidt: "Bedrijfsdoeleinden" met de aanduiding "geen dienst-/bedrijfswoning".

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Schipsweg, Hattem" bestaat uit de volgende stukken:

  • plankaart, schaal 1:1.000 (tekening nummer NL.IMRO.0244.bpSchipsweg-0004 ;
  • planregels.

Op de plankaart zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de planregels zijn de bestemmingen en regels opgenomen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de planbeschrijving zijn opgenomen.

1.3 Situering Van Het Plangebied

Het plangebied betreft de locatie Schipsweg nummer 6. De Schipsweg is een weg die in het buitengebied van Hattem gelegen is. Het plangebied is gelegen ten noorden van de A50 en ten oosten van de Zuiderzeestraatweg. Op Bijlage 1 Situering plangebied is de ligging van het plangebied te zien.

Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie

2.1 Huidige Situatie

Het perceel aan de Schipsweg is gelegen in het buitengebied ten westen van de kern Hattem. In de nabijheid van het plangebied liggen de A28 en de A50. Het perceel wordt omgeven door een gebied met agrarische doeleinden. In het plangebied zelf zijn momenteel twee bedrijfsgebouwen gelegen. Langs het betreffende stuk van de Schipsweg is een concentratie aan bebouwing te vinden die voornamelijk uit een woonfunctie bestaat. De bestaande bedrijfsgebouwen bevinden zich tussen twee woningen.

2.2 Gewenste Situatie

De initiatiefnemer heeft het voornemen om de bedrijfsgebouwen op het perceel van de Schipsweg 6 te slopen en hier één woning voor in de plaats te realiseren. De woning op het aangrenzende perceel wordt behouden. In de nieuwe situatie zal tot maximaal 200 m² aan bebouwing gerealiseerd kunnen worden.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren ruimtelijk beleid is een gemeente in principe vrij. De wetgeving gaat er echter wel van uit dat er rekening gehouden wordt met het door hogere overheden uitgestippelde beleid, vooral daar waar het bovengemeentelijke belangen betreft. Weliswaar is de gemeente niet verplicht dit beleid verder te volgen, echter afwijking ervan zal duidelijk moeten worden gemotiveerd. In dit hoofdstuk wordt dan ook achtereenvolgens ingegaan op het provinciale beleid en het gemeentelijke beleid ten aanzien van het plangebied. Daar het een kleinschalige ontwikkeling betreft zal er niet worden ingegaan op landelijk en Europees beleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Het Streekplan Gelderland 2005, dat vastgesteld is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005, kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water ('groenblauw raamwerk'), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. De rest van de provincie, het 'multi-functioneel gebied', wordt meer dan in het verleden het domein van de gemeenten. Zij werken daartoe samen in regionaal verband.

Als het gaat om functieverandering van gebouwen in het buitengebied, wil de provincie bevorderen dat deze gebouwen op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt. Door functieverandering kan tegemoet worden gekomen aan de aanwezige behoefte aan wonen en werken in het buitengebied, zonder daarvoor extra bouwlocaties toe te voegen. De doelen van het provinciaal ruimtelijk beleid voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied zijn onder andere:

  • de behoefte aan landelijk wonen en in tweede instantie werken accommoderen in vrijgekomen gebouwen in het landelijk gebied. Hiermee kan een impuls worden gegeven aan de leefbaarheid en vitaliteit van het landelijk gebied;
  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door vrijgekomen gebouwen te hergebruiken en door per bouwperceel waar functieverandering plaatsvindt de resterende vrijgekomen gebouwen te slopen.

Voor functieveranderingen waarbij nieuwe wooneenheden worden gecreëerd of nieuwe bedrijfsactiviteiten worden opgezet, hanteert de provincie de volgende algemene voorwaarden (voor zover hier van toepassing):

  • functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen, die gelegen zijn in het buitengebied;
  • de functieverandering wordt geëffectueerd door bestemmingswijziging van het gehele voormalige perceel en verkleining van het bouwvlak;
  • met functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied wordt de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd;
  • functieverandering van vrijgekomen gebouwen mag niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling;
  • met beeldkwaliteitsplannen wordt door de gemeenten de verschijningsvorm van de functieveranderingen afgestemd op de omgeving;
  • overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen.

Wonen is een geschikte vorm van (her)gebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Bij functieverandering kan hergebruik van de aanwezige gebouwen met meerdere wooneenheden plaatsvinden. De wooneenheden komen zoveel mogelijk in één gebouw, en hoogstens in twee gebouwen die bij elkaar staan. Er wordt uitgegaan van een reductie van tenminste 50% van de bebouwing (alle opstallen, exclusief de bedrijfswoning) per bestemmingswijziging. Het resterend oppervlak aan gebouwen kan worden hergebruikt voor wonen. Als hergebruik van de aanwezige gebouwen voor wonen niet mogelijk is, kan na sloop van alle bedrijfsgebouwen vervangende nieuwbouw plaatsvinden in de vorm van meerdere wooneenheden in één gebouw, met een omvang van maximaal 50% van de gesloopte bebouwing.

Functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen door middel van bestemmingswijziging van het perceel naar een kleiner perceel 'wonen' zal door toepassing van verevening per saldo een positieve bijdrage aan de omgevingskwaliteit leveren. De wezenlijke kenmerken en waarden van de omgeving worden met functieverandering van vrijgekomen gebouwen naar wonen niet aangetast.

Regionale streekplanuitwerking Functieverandering

In april 2008 hebben Gedeputeerde Staten het beleidsdocument "Regio Noord-Veluwe, streekplanuitwerking Functieverandering" vastgesteld. De streekplanuitwerking voor functieverandering naar wonen, wordt in deze paragraaf nader besproken.

Waardevol landschap en Multifunctioneel Platteland

Bij functieverandering naar wonen geldt binnen deze gebiedstypen dat maximaal 50% van de bebouwing mag worden gebruikt voor wonen in één woongebouw waarbinnen meerdere wooneenheden gerealiseerd kunnen worden. Het aantal wooneenheden dat kan worden gerealiseerd is maatwerk. De invulling is afhankelijk van de omgevingskwaliteit, het bestaande ensemble en het woningbouwprogramma.

Bij een functieverandering naar wonen kan zowel hergebruik van bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvinden als sloop en vervangende nieuwbouw. Bij functieverandering naar wonen dient binnen deze gebiedstypen minimaal 500 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt. Bij de minimaal te slopen oppervlakte aan bedrijfsgebouwen kan saldering plaatsvinden. Overige bedrijfsbebouwing die niet wordt gebruikt voor wonen of bijgebouw dient eveneens te worden gesloopt.

Aantal gebouwen

Bij de algemene regeling is het alleen mogelijk om één woongebouw met daarin meerdere wooneenheden op te richten. Vanuit de ruimtelijke opbouw van het oorspronkelijke erf dan wel met het oog op de eigenheid van het gebied kan het wenselijk zijn het bouwvolume in twee woongebouwen onder te brengen. Allereerst zal worden bezien of bestaande schuren een zodanige eigenheid vertegenwoordigen dat er naar gestreefd zal worden om aan deze gebouwen een (meervoudige) woonfunctie te geven. Daarnaast is het op voorhand niet in elke situatie wenselijk om, ter stimulering van de sloop van overtollige bebouwing, de maximale bouwmogelijkheden (gebaseerd op de 50% regel) toe te staan. Vandaar dat dit via de aanvullende regeling mogelijk wordt gemaakt. Via de aanvullende regeling wordt ruimte gelaten om in plaats van een woongebouw een vrijstaande woning of ten hoogste twee woongebouwen toe te staan in een setting die doet vermoeden dat het om een min of meer oorspronkelijke clustering gaat. De ondergrens voor een minimale hoeveelheid te slopen oppervlakte is ook van toepassing op deze aanvullende regeling.

Bij initiatieven die voldoen aan de criteria uit de algemene regeling dient te worden voldaan aan een basispakket van kwaliteitsbijdragen. De bijdragen uit het basispakket gelden voor alle initiatieven en zijn niet afhankelijk van het gebiedstype. Het betreft de volgende kwaliteitsbijdragen:

  • Sloop.
  • Behoud van karakteristiek/monumentale bebouwing en ensemble.
  • Verkleining bestemmingsvlak.
  • Beeldkwaliteit.
  • Landschappelijke inpassing.

3.3 Gemeentelijk Beleid

De gemeente onderschrijft het verruimde provinciale beleidskader zoals verwoord in het Streekplan Gelderland 2005. De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in samenwerking met de gemeenten. De ruimtelijke mogelijkheden met het (regionale) functieveranderingsbeleid worden omarmd. Indien goed uitgevoerd is er bij functieverandering sprake van win-win-situaties. Verrommelde, leegstaande of vervallen terreinen en gebouwen worden gesaneerd en er wordt gewerkt aan landschappelijke versterking. De nieuwe functies worden landschappelijk ingepast. Nieuwe bij het gebied passende functies zorgen voor een vitaal landelijk gebied. Functieverandering naar wonen en werken draagt bij aan zorgvuldig ruimtegebruik. Door de nieuwe woningen via functiewijziging te realiseren is minder ruimte nodig voor nieuwe bouwlocaties.

Desondanks is het standpunt dat iedere functieverandering een niet te vergelijken situatie betreft. Wanneer voldaan wordt aan de generieke provinciale voorwaarden is er niet per definitie sprake van de beste ruimtelijke oplossing. Met andere woorden: elke functieverandering is maatwerk! De invulling moet gezien worden als een pure ontwerpopgave. Functieverandering van een bouwmaterialenhandel in een overwegend bosrijke omgeving vraagt een andere ruimtelijke benadering dan functieverandering van een agrarisch bedrijf dat gesitueerd is in een open polder. Het generieke provinciale uitgangspunt dat er bij hergebruik van de gebouwen sprake moet zijn van nieuwbouw in één gebouw is niet gebaseerd op een ontwerpvraagstuk. Een ontwerp dient immers altijd in samenhang met de omgeving bezien te worden. Een ontwerpgerichte aanpak is dan ook gewenst. Zeker gezien het feit dat er maatwerk geleverd moet worden, wil de ontwikkeling passen binnen het provinciaal beleid. Om die reden is ook intensief overleg geweest tijdens de planvormingsfase tussen de provincie, initiatiefnemer en de gemeente.

Geconcludeerd is dat een hergebruik van de bestaande bebouwing geen optie is. De bebouwing heeft geen enkele gebiedskarakteristiek en met het verdwijnen van de aanwezige bedrijfsbebouwing zal de landschappelijke kwaliteit enorm toenemen. Op dat moment moet geconcludeerd worden dat sloop en nieuwbouw aan de orde is. Uitgangspunt is immers een kwalitatieve verbetering.

Welstandsnota gemeente Hattem 2005

In de Welstandsnota is het gebied aangeduid als "polderlandschap". Dit valt onder deelgebied 2, "Open buitengebied".

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de uiterwaarden en het polderlandschap is gericht op het behouden van de openheid en het zicht op de stad Hattem en op de Veluwe.

Om de bestaande waarden zoals de openheid van de ruimte en het zicht op beeldbepalende elementen in het Hattemse landschap in redelijke mate te behouden, wordt in het welstandsbeleid aan het hele deelgebied toetsingsniveau 2 toegewezen.

Voor dit deelgebied gelden specifieke toetsingscriteria, welke terug te vinden zijn in de Welstandstandsnota. Op het moment dat er een bouwaanvraag ligt zal deze getoetst moeten worden aan de betreffende criteria.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Voorts zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.

4.2 Ecologie

Soortbescherming

Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden. Gezien de soort bebouwing die er nu staat wordt er geen indicatie gezien voor de aanwezigheid van beschermde faunasoorten. Bijna het gehele terrein is verhard en hier wordt de aanwezigheid van beschermde flora dan ook uitgesloten.

Gebiedsbescherming

Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:

  • De Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden).
  • Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten).
  • De Ecologische Hoofdstructuur.

Het plangebied is op meer dan 1 kilometer gelegen van het Natura 2000-gebied "Uiterwaarden IJssel". Vanwege de afstand van het plangebied en de beperkte ingreep kan gesteld worden dat het initiatief geen significant negatieve effecten heeft op het Natura 2000-gebied.

Er zijn geen beschermde natuurmonumenten in de directe nabijheid van het plangebied.

Het plangebied is niet gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur en is op aanzienlijke afstand gelegen van het Veluwe Massief.

Vanuit het aspect ecologie gezien zijn er geen beperkingen gevonden met betrekking tot de beoogde ontwikkelingen.

4.3 Milieuaspecten

Hinder

Uit gemeentelijk overleg is gebleken dat de locatie van de nieuw te bouwen woning zich niet bevindt binnen een geurcontour van omliggende bedrijven. Ook anderzijds worden agrarische bedrijven niet, of ten minste niet meer in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt, dan nu reeds het geval is. Andere woningen zullen in die situatie eerder beperkend zijn. Door de nieuwe ontwikkelingen worden de agrarische bedrijven in de omgeving niet onevenredig belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In beginsel heeft iedere weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen:

  • wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.

In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (Wgh) is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een weg. Voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken in een buitenstedelijk gebied bedraagt de breedte van de geluidszone aan weerszijden van de weg 250 meter.

De weg waaraan het nieuwe woongebouw komt te liggen betreft de Schipsweg waarvoor een maximumsnelheid van 60 km/u geldt.

In de directe omgeving van het plangebied is de spoorlijn Zwolle - Amersfoort gelegen. De nieuw te bouwen woning valt binnen de onderzoekzone van 300 meter van deze spoorlijn. Uit het akoestisch onderzoek uitgevoerd in juli 2010, door Expertsecentrum uit Zwolle, blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de spoorlijn Zwolle - Amersfoort voldoet op de nieuwe woning aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB.

Verder blijkt uit dit akoestische rapport dat:

  • Op de geplande woning voldoet de geluidsbelasting ten gevolge van de Rijksweg A50 niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar wel aan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB.
  • De geluidsbelasting ten gevolge van de overige wegen voldoet wel aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
  • Bronmaatregelen zijn op de Rijksweg A50 al getroffen. Een geluidscherm langs de Rijksweg is niet doelmatig, aangezien het hier maar om één woning gaat. Met een geluidscherm langs de erfgrens is het niet mogelijk om de geluidsbelasting te reduceren tot maximaal 48 dB. Aanbevolen wordt om een verzoek om hogere grenswaarden in te dienen vanwege de Rijksweg A50.
  • Bij de bouwaanvraag aangetoond moeten worden, dat de geluidwering van de gevels aan de wettelijke eisen voor het binnenniveau van 33 dB voldoet.
  • De noord- en oostgevel van de nieuwe woning zijn geluidsluw

De gemeente gaat over op de procedure tot het verlenen van een hogere grenswaarde. Bovendien zal bij de bouwaanvraag aangetoond moeten worden dat aan de binnenwaarde wordt voldaan.

Wat het aspect geluid betreft zijn er geen beperkingen met het oog op de gewenste ontwikkelingen.

De rapportage van het akoestisch onderzoek is in Bijlage 2 Akoestisch onderzoek aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Externe veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico's als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd.

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In of nabij het plangebied is geen sprake van inrichtingen als bedoeld in het Bevi dan wel andere risico's of gevaarbronnen. Ook zijn er geen routes gevaarlijke stoffen (over de weg, het spoor of het water) in de nabije omgeving van het plangebied aanwezig.

Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is daarom niet aan de orde.

Luchtkwaliteit

De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de Wet luchtkwaliteit. Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005.

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tussen het in werking treden van de Wet luchtkwaliteit en het verlenen van derogatie door de EU is het begrip "niet in betekenende mate" gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie wordt de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Vooralsnog geldt dat voor kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 33.333 m2 (in geval van 1 ontsluitingsweg) of een bruto vloeroppervlak van maximaal 66.667 m2 (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden. Hetzelfde geldt voor woningbouwlocaties voor maximaal 500 woningen (in geval van 1 ontsluitingsweg) of 1.000 woningen (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling).

Onderhavig initiatief behelst een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat duidelijk is dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.

Bodem

Voorheen bevond zich in het onderhavige plangebied een bedrijf dat diende ter opslagplaats van goederen en materialen. De opstallen die bij deze bedrijfsvoering horen worden gesloopt. Gezien het feit dat er op deze grond bedrijvigheid heeft plaatsgevonden en dat bij bouwaanvraag een schoongrondverklaring moet worden afgegeven dient er een aanvullend bodemonderzoek plaats te vinden.

Het betreffend verkennend bodemonderzoek is verricht door Boluwa Eco Systems BV ("Verkennend bodemonderzoek op een locatie aan de Schipsweg 6 te Hattem", kenmerk: 09068, opgesteld op 23 april 2009).

Er kan niet worden opgemaakt dat er mogelijk bodembedreigende activiteiten op de onderzoekslocatie zelf hebben plaatsgevonden.

Volgens het toetsingskader uit de circulaire bodemsanering 2009, gedateerd van april 2009, behoeft op de betreffende locatie geen nader onderzoek plaats te vinden. Hergebruik van eventueel bij graafwerkzaamheden vrijkomende grond op het eigen terrein is toegestaan. Eventueel vrijkomende grond mag echter tegenwoordig niet zondermeer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Bouwstoffenbesluit zijn hierop van toepassing.

Wat het aspect bodem betreft zijn er geen beperkingen met het oog op de gewenste ontwikkelingen.

De rapportage van het bodemonderzoek is in Bijlage 3 Bodemonderzoek aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

4.4 Archeologie

Om een meer gedetailleerd inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingen is in het verleden besloten om een archeologische verwachtingskaart te maken.

Het plangebied ligt volgens deze kaart op een hogere dekzandrug met een trefkans van 50%. De bewoningsgeschiedenis van de dekzandruggen kan terug gaan in de Prehistorie. Grote delen van deze dekzandruggen zijn tegenwoordig verdwenen onder een dik pakket enkgronden. Slechts hier aan de Schipsweg achter de Hilsdijk liggen nog enkele dekzandgronden die niet zijn verdwenen onder een plaggendek. Door de hogere ligging is op deze dekzandruggen altijd bewoning mogelijk geweest.

Bij deze locatie gaat het om een vervanging van een bedrijfshal voor een woning met bijgebouw. Ter plaatse van de nieuw te bouwen woning is de onderliggende grond door de aanleg van bestrating al dusdanig beroerd en verstoord waardoor er wordt afgezien van archeologisch onderzoek.

4.5 Waterparagraaf

Algemeen

Het plan ligt aan de Schipweg 6 te Hattem en valt buiten bestaand stedelijk gebied.

Het bevindt zich niet binnen enige keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan.

Het plan heeft positieve gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

Grondwater

Het grondwaterpeil ligt tussen de 0,8 en de 1,2 meter onder maaiveld. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. In het plan vind een reductie van verharding en dakvlak plaats door de sloop van stallen en verharding.

Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Oppervlaktewater

Langs de weg loopt een ontwateringsloot.

Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Doordat er agrarische activiteiten verdwijnen heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit.

Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

DWA en RWA

Het hemelwater binnen het plangebied zal niet afgevoerd worden naar de riolering. Hiervoor is de beslisboom hemelwaterafvoer -opgesteld door Tauw- gehanteerd. Het zal geloosd worden op de ontwateringssloot langs de Schipsweg. Alvorens het hemelwater te lozen, zal worden bekeken naar de mogelijkheden voor vasthouden (infiltreren in de bodem) en bergen .Hierdoor komt het hemelwater ten goede aan het grondwatersysteem waardoor een duurzamereinvulling ontstaat.

Procedures

Doordat dit plan kleiner dan 10 woningen/1500 m² is, buiten keurzones valt, het geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt. Afwijkingen hiervan en afwijkingen op de plankaart hebben wij beargumenteerd weergegeven in deze waterparagraaf.

Bij negatieve effecten voor het watersysteem is weergegeven hoe deze gemitigeerd en wel gecompenseerd zijn.

Aangezien het plan zich binnen stedelijk gebied bevindt, zal het zoals afgesproken wel in het art. 10 BRO overleg/watertoetsadviesoverleg aan Waterschap Veluwe worden voorgelegd.

Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld en zullen via daarvoor bedoelde procedures verkregen moeten worden.

Hoofdstuk 5 Het Plan

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt een planologische afweging gemaakt, op basis van het beschreven beleidskader en het uitgevoerde onderzoek. Ook wordt de planopzet beschreven en wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

5.2 Planologische Afweging

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Hattem aan de Schipsweg. Het plan omvat de bouw van één nieuwe woning.

In het onderhavige plangebied zijn momenteel een tweetal bedrijfsgebouwen gelegen. Met dit plan wordt een gewenste ontwikkeling in gang gezet, namelijk de verandering van een terrein dat een bedrijf huisvest in een gebied met een woonfunctie. Daar de directe omgeving al uit een aantal woningen bestaat en het bedrijf niet behouden wordt is de transformatie naar een woonfunctie logisch.

Ondanks dat er sprake is van een positief bestemde planologische woning en milieusituatie, zijn de mogelijkheden van gebruik en ontwikkeling erg beperkt. Daarbij levert ook iedere toegestane activiteit hinder op zowel op de omgeving als het woongenot van omliggende woningen. De potentiële groep huurders is klein vanwege de weinige flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden. Al deze beweegredenen liggen mede ten grondslag aan de gewenste ontwikkeling van een woning.

Alle op de locatie aanwezige bebouwing zal worden gesloopt. Eveneens wordt alle erfverharding verwijderd.

Toetsing aan functieverandering

Er wordt ruim 620 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt. Hiermee wordt voldaan aan de minimale te slopen 500 m² voormalige bedrijfsgebouwen. De hoeveelheid nieuwbouw zal ruim minder dan 50% van 620 m² zijn. Maximaal 200 m2 nieuwbouw wordt gerealiseerd. Op de bijgevoegde afbeelding 2 is te zien wat gesloopt wordt en op afbeelding 3 is te zien wat de nieuwe situatie is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpSchipsweg-0004_0001.png"

Afbeelding 1: te slopen bebouwing

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpSchipsweg-0004_0002.png"

Afbeelding 2: het plan

Er is geen bebouwing aanwezig die als karakteristiek voor dit gebied wordt gezien. Alle aanwezige bedrijfsbebouwing zal worden gesloopt.

Er wordt geen reden gezien om het bestemmingsvlak verder te verkleinen, de hele kavel behoort bij de te realiseren woning.

De nieuwe bebouwing moet aansluiten bij de karakteristieken van reeds aanwezige bebouwing. Dit is een landelijke uitstraling. De woning komt als een losse massa tussen de naastliggende bebouwing te liggen. Een vooroverleg met Welstand heeft plaatsgevonden.

Met verdwijnen van de bedrijfsgebouwen krijgt de directe omgeving een kwaliteitsimpuls. De directe omgeving bestaat grotendeels uit woonbebouwing en daar past de nieuwe invulling beter bij.

De omliggende bedrijven worden niet belemmerd in hun bedrijfsvoering. Direct naast het perceel is een loods gelegen waar bedrijfsactiviteiten plaatsvinden. Op dit moment zijn voor deze bestemming geen milieuvergunningen afgegeven. Dit houdt in dat er op dit moment geen activiteiten plaatsvinden die kunnen worden beperkt door de bouw van de woning in het onderhavige plan.

Wat het parkeren betreft wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein.

5.3 Planopzet

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Het bestemmingsplan kent de bestemming "Wonen". De (nieuwe) woning(en) mag/mogen gebouwd worden binnen de bestemming "Wonen". Daarnaast is geregeld dat de oppervlakte aan gebouwen (woning en bijgebouwen) niet meer dan 50% van de oorspronkelijke bebouwing mag bedragen, zoals vastgelegd is in het Streekplan Gelderland 2005 en de Streekplanuitwerking functieverandering Noord-Veluwe.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft hier een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer. Het plan wordt financieel haalbaar geacht, gezien de economische waarde na de realisatie van het bouwplan. De gemeente verleent alleen medewerking door middel van het herzien van het bestemmingsplan. De kosten die met de procedure samenhangen komen voor rekening van de initiatiefnemer.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen, bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. De gemeente Hattem heeft op basis van haar inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) het voorontwerp van het bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken vanaf 10 december 2009 tot en met 21 januari 2010 voor een ieder ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn zijn bij het college van burgemeesters en wethouders schriftelijke reacties ingediend door ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen. De ingekomen reacties zijn samengevat en van commentaar voorzien in de nota. Deze nota is als Bijlage 4Inspraak- en Overlegnota bij dit plan gevoegd. De ingekomen reacties hebben tot enkele kleine aanpassingen in de toelichting geleid.

6.2.2 Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties zijn in kennis gesteld van dit bestemmingsplan. Alleen de provincie gelderland, VROM- Inspectie regio Oost en het Waterschap Veluwe hebben een schriftelijke reactie gegeven. De ingekomen reacties zijn samengevat en van commentaar voorzien in een aparte nota die als Bijlage 4 Inspraak- en Overlegnota bij dit plan is gevoegd. De reactie van het waterschap heeft tot en kleine aanpassing van deze toelichting geleid.

14 maart 2011.

Bijlage 1 Situering Plangebied

Bijlage 1 Situering plangebied

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Inspraak- En Overlegnota

Bijlage 4 Inspraak- en Overlegnota