KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Plangebied
Hoofdstuk 2 Plankader
2.1 Geldend Planologisch Beleid
2.2 Ruimtelijke Inpasbaarheid
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Water
4.2 Cultuurhistorie En Archeologie
4.3 Ecologie
4.4 Milieutoets
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Situering Plangebied

Bestemmingsplan Heerde-Dorp, herziening Vosbergerweg 28a

Bestemmingsplan - gemeente Heerde

Vastgesteld op 12-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplanHeerde-Dorp, herziening Vosbergerweg 28a van de gemeente Heerde;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0246.00000407-va02 met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet

vereist;

1.4 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.18 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.20 paardenbak

een niet-overdekte piste, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar

naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties

van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

1.21 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

1.22 plankaart

  1. a. de digitale verbeelding van het plan;
  2. b. de analoge verbeelding van het plan met tekeningnummer NL.IMRO.0246.00000407-va02 en legenda;

1.23 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een

hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het

hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het

hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.24 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.25 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning

omvat;

1.26 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen met daarbijbehorende carports, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming dan wel de aangrenzende bestemming Wonen worden gebouwd.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep, met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

4.3 Afwijken bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijd bestemmingsplan

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheid

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

8.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 8.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Heerde-Dorp, herziening Vosbergerweg 28a.

12 maart 2012.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 5 januari 2004 is een reguliere bouwvergunning verleend voor het bouwen van een tweetal woningen met berging op het perceel Vosbergerweg 28 te Heerde. De beide woningen zijn met toepassing van een vrijstelling van het bestemmingsplan vergund ter vervanging van de destijds aanwezige bebouwing (een woning met bijbehorend café).

De gemeente is er per brief van 17 januari 2007 op gewezen dat de vergunning niet op de juiste wijze is uitgevoerd. Naar aanleiding van dit handhavingsverzoek is een onderzoek ingesteld naar de opgerichte bebouwing. Uit het proces-verbaal van aanwijs, met als volgnummer 000101, blijkt dat een afstand tussen beide woningen van 13,65 meter is aangehouden in plaats van de vergunde 10 meter. Daar komt bij dat de aanvragers ook een afwijking ten opzichte van de verleende bouwvergunning hebben veroorzaakt door beide woningen in zijn geheel 1 meter verder naar het oosten te realiseren. Op 9 februari 2010 heeft het college kennis genomen van het feit dat de afwijking veroorzaakt is door zowel de gemeente als de aanvragers. Op afbeelding 1.1.1 en afbeelding 1.1.2 is een weergave van de afwijking van de bouwvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0001.png"Afbeelding 1.1.1 Afwijking van de bouwvergunning

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0002.png"

Afbeelding 1.1.2 Grens Bestemmingsplan Heerde-Dorp

Om de woning aan de Vosbergerweg 28 te legaliseren is het voldoende een wijziging van de bouwvergunning aan te vragen. Dit geldt niet voor de woning aan de Vosbergerweg 28a, omdat deze woning buiten het bouwblok en zelfs buiten het bestemmingsplan "Heerde-dorp" is komen te liggen is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Heerde-Dorp, herziening Vosbergerweg 28a" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, 1:1.000 tekeningnummer (NL.IMRO.0246.00000407-va02);
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen weergegeven. De regels geven de ingevolge het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening vereiste regelen en bepalingen weer. In deze toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en een beschrijving van de planopzet vermeld.

1.3 Situering Plangebied

Het plangebied is gelegen ten noordoosten van de kern Heerde nabij het landgoed Vosbergen. Het perceel vormt de grens tussen buitengebied en het bebouwde gebied. Het belendende perceel bestaat uit grasland met daarop een voormalige kippenschuur van ongeveer 60 m2. In Bijlage 1 Situering plangebied is de ligging van het plangebied weergegeven. De bijgevoegde foto's geven een indruk van de locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0005.png"

Hoofdstuk 2 Plankader

2.1 Geldend Planologisch Beleid

Voor de woning aan de Vosbergerweg zijn 2 bestemmingsplannen van toepassing.

De erker overschrijdt de bestemmingsplangrens van "Heerde-Dorp" (Afbeelding 2.1.1) en valt daardoor geheel binnen de grenzen van het geldende bestemmingsplan "Bos en natuurgebied, 6e partiële herziening" en heeft hierin de bestemming "agrarisch doeleinden, klasse A (grote landschappelijke waarden)". Deze gronden mogen op basis van de voorschriften uitsluitend gebruikt worden voor veehouderij, akkerbouw en tuinbouw met behoud van de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden. Het perceel mag op grond van het vigerende bestemmingsplan niet bebouwd worden. De legalisatie van de erker kan niet mogelijk gemaakt worden op basis van het vigerende bestemmingsplan.

De rest van de woning is gelegen binnen het bestemmingsplan "Heerde-Dorp". Het grootste deel is gelegen binnen de bestemming "wonen". Een klein gedeelte is gelegen binnen de bestemming "tuin". Het is niet mogelijk om de verschuiving in het geheel binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan "Heerde-Dorp" te realiseren.

Legalisatie kan alleen plaats vinden middels een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0006.png"

Afbeelding 2.1.1 Bestemmingsplan Heerde-Dorp

2.2 Ruimtelijke Inpasbaarheid

Om de verschuiving van de woning te legaliseren is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Uit het volgende hoofdstuk blijkt dat de legalisatie in overeenstemming is met het geldend beleid. Het ligt in dat kader voor de hand om de systematiek van het bestemmingsplan "Heerde-Dorp" van toepassing te verklaren. Feitelijk zal het bouwblok en de bestemming "wonen" en "tuin" naar het oosten worden verschoven.

Zodra het voorliggende bestemmingsplan is vastgesteld en in werking is getreden, kan met een (wijziging op de) omgevingsvergunning de afwijking van de verleende bouwvergunning definitief worden gelegaliseerd. Bij de beoordeling van de nieuwe aanvraag wordt ook getoetst aan o.a. het bouwbesluit. Er wordt daarbij in overweging genomen dat de woning op een korte afstand van de erfgrens is gerealiseerd. In het kader van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is gekeken of het mogelijk is om te voldoen aan de bepalingen van het bouwbesluit. Gebleken is dat er voldoende mogelijkheden zijn om aan deze bepalingen te voldoen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Bij de ruimtelijke beoordeling van een verzoek dient rekening te worden gehouden met het door het rijk, de provincie en de gemeente uitgestippelde beleid. Aangetoond moet worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

3.2 Rijksbeleid

Het rijk mengt zich niet in kwesties op lokaal niveau, maar stuurt op hoofdlijnen. Het rijk stelt alleen nog maar beperkingen als een nationaal belang in het geding is. De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het ruimtelijk gebied wordt neergelegd bij de decentrale overheden. Er gelden geen rode-contouren meer en provincies en gemeenten mogen zelf – met inachtneming van bepaalde hoofdregels – de inrichting bepalen.

Het betreffende plan heeft geen consequenties voor rijksbelangen.

3.3 Provinciaal Beleid

Stuctuurvisie Streekplan

Op 29 juni 2005 is het Streekplan Gelderland 2005 door Provinciale Staten vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. In het vastgestelde streekplan ligt de voornoemde erker in multifunctioneel platteland en buiten het aangewezen bebouwd gebied. De grens tussen bebouwd gebied en het buitengebied krijgt overigens in de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) een juridische status.

Voor de percelen, gelegen in het multifunctioneel platteland, is sinds het inwerkingtreden van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 geen expliciete provinciale sturing gericht. Er is dan ook geen beleid gericht op het realiseren van bijgebouwen/ uitbreidingen van bestaande woningen in het buitengebied. Gemeenten kunnen voor deze gebieden hun eigen ruimtelijk beleid voeren, mits dit deugdelijk is gemotiveerd en rekening houdt met sectorale beleidsaspecten en wetgeving.

Ecologische Hoofdstructuur

Het beoogde plangebied is gelegen in de directe nabijheid (ongeveer 100m) van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (Afbeelding 3.3.1). Door de erker 4 meter dichterbij de EHS te realiseren worden geen onevenredige effecten op de aanwezige ecologische waarden verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0007.png"

Afbeelding 3.3.1 Ecologische Hoofdstructuur

Conclusie

Op grond van het provinciaal beleid kan worden geconcludeerd dat de provincie een gedeelte van het perceel aan de Vosbergerweg 28A beschouwd als buitengebied (multifunctioneel platteland). De provinciale sturing voor het multifunctioneel platteland is beperkt. Er is geen provinciaal beleid voor de realisatie van bijgebouwen of uitbreidingen van bestaande woningen in deze zone. Met de legalisatie van het genoemde bijgebouw worden geen provinciale belangen geschaad.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Door de verschuiving is een gedeelte van de woning (de erker aan de oostzijde) gelegen in het buitengebied. De verschuiving wordt daarom getoetst aan zowel het beleid voor het stedelijk gebied als het landelijk gebied.

Beleid voor verschuiven van woningen in het stedelijk gebied

De gemeente kent geen concreet beleid voor het verschuiven van woningen. De uitgangspunten voor de situering van woningen zijn neergelegd in de recent vastgestelde bestemmingsplannen. In dit geval is dat het bestemmingsplan "Heerde-Dorp". Omdat de woning Vosbergerweg 28a buiten het bouwblok is gerealiseerd, is er strijd met het bestemmingsplan. Het plan kent geen vrijstellingsbepalingen om hier van af te wijken. Uitgangspunt is echter dat woningbouw in het stedelijk gebied aanvaardbaar is als er sprake is van een planologisch goede locatie. Dat er sprake is van een planologisch goede locatie is beoordeeld bij de oorspronkelijke bouwvergunning van de woning. Met een verschuiving binnen het stedelijk gebied wordt niet afgeweken van deze beoordeling.

Beleidsnotitie wonen in het landelijk gebied

Met de verschuiving is een gedeelte van de woning in het buitengebied komen te liggen. In de opgestelde beleidsnotitie "Wonen in het landelijk gebied" wordt nader ingegaan op de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande woningen en de realisatie van nieuwe woningen in het landelijk gebied. Algemeen uitgangspunt is dat de verbouw van woningen geschiedt met in acht name van de geldende eisen voor de verschijningsvorm vanuit het landschapsbeleid, monumentenbeleid en welstandsbeleid. De realisatie van de erker in het buitengebied is zo gezegd niet in strijd met het beleid als er rekening wordt gehouden met de aanwezige waarden.

Landschapsontwikkelingsplan

In het landschapsontwikkelingsplan zijn de gronden aangeduid als dekzandruggen en oude bouwlanden. Kenmerken voor de hogere zandgronden is de aanwezigheid van bebouwingslinten en een groot complex of collectief van bouwlanden bij het dorp.

Op enkele plaatsen (bijvoorbeeld ten noorden van Heerde) komt langs de randen van de dekzandruggen en oude bouwlanden ook nog een jongere overgangszone voor. Door een gebrek aan ruimte op de oude bouwlanden is hier vanaf de 18e eeuw een kleinschalige mix van individuele boerderijen, erfbeplantingen, bosjes, houtwallen, sprengen en akkertjes ontstaan. Deze gebieden zijn redelijke aantrekkelijk maar zijn plaatselijk ook sterk verrommeld.

Het landschappelijk beleid voor de dekzandruggen en oude bouwlanden richt zich op het behoud van de overgang tussen de dorpen en oude bouwlanden langs een netwerk van paden en wegen. Het is van belang om bij dorpsuitbreidingen ruime groene kavels afwisselend met weitjes, overhoekjes, doorzichten en veel verbindingen met het buitengebied te behouden en waar mogelijk te versterken. Bij kleinschalige uitbreidingen kan de samenhang tussen dorp en landschap behouden blijven door het netwerk van paden en wegen uit te breiden en in dat netwerk dorps te bouwen.

In de omgeving van de Vosbergerweg is het bovengenoemde kleinschalige karakter goed zichtbaar. Het beoogde plangebied en het daar tegenoverliggende perceel vormen een natuurlijke overgang van het bebouwde gebied naar de buitenplaats Vosbergen. Het is van landschappelijk belang deze overgang te behouden om de beleefbaarheid en het groene karakter van de buitenplaats te kunnen behouden. Als het beoogde plangebied bebouwd zou worden, worden daarmee de uitgangspunten uit het landschapsontwikkelingsplan genegeerd. De karakteristieke afwisseling van lintbebouwing door weitjes, doorzichten en overhoekjes wordt door bebouwing aangetast.

Gezien de ligging nabij de buitenplaats Vosbergen en de hoge (cultuurhistorisch) landschappelijke waarden is de afweging van het aspect landschap van belang. De erker is gesitueerd op een perceel dat onderdeel uitmaakte van het naastgelegen perceel. Dit is de enige én laatste groene open ruimte voor de buitenplaats Vosbergen en vormt daarmee een buffer tussen de kern en het buitengebied met hoge landschappelijke waarden. Het landschapsontwikkelingsplan verzet zich tegen bebouwing op deze percelen om zo de overgang naar het buitengebied in stand te houden.

Inmiddels is het gedeelte waarop de erker is gerealiseerd kadastraal afgesplitst van het grotere geheel. De ondergeschikte toevoeging van bebouwing in de vorm van een erker aan de rand van het perceel doet geen afbreuk aan de wens van openheid op het perceel. Met deze bebouwing kan nog steeds een groene en open overgang naar de buitenplaats Vosbergen behouden blijven. Er is dan ook geen strijd met de bepalingen uit het landschapsontwikkelingsplan.

Welstandsnota

Het oorspronkelijke plan voldeed bij de vergunningverlening aan de redelijke eisen van welstand.

Conclusie

De legalisatie van de verschuiving van de woning is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid voor bestaande woningen in zowel het buitengebied als het bebouwde gebied.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Water

4.1.1 Watertoets

Het betreffende plangebied ligt buiten bestaand stedelijk gebied en is 30m2 groot. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen de zoekgebieden voor waterberging, zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

4.1.2 Grondwater

Het grondwaterpeil ligt tussen 40 en 80 cm onder maaiveld. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone, zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Hemelwater zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten waardoor het grondwatersysteem verandert.

4.1.3 Oppervlaktewater

Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater, omdat dit niet aanwezig is in en rondom het plangebied. Er kan dan ook worden gesteld dat het plan geen nadelige gevolgen veroorzaakt voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

4.1.4 Natuur

Het plan heeft naar verwachting geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur.

4.1.5 Hemelwater

Het hemelwater binnen het plangebied wordt niet afgevoerd naar de riolering. Het zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Door het gebruik van niet uitlogende bouwmaterialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grondwater verontreinigd.

4.1.6 Procedures

Doordat dit plan minder dan 1500 m2 aan verhard oppervlak toevoegt, buiten Keurzones valt, het geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd.

4.2 Cultuurhistorie En Archeologie

Cultuurhistorische waarden

De Monumentenwet beschermt cultuurhistorisch belangrijke gebouwen. Er zijn op het perceel geen gebouwen met een monumentenstatus aanwezig. Op de provinciale cultuurhistorische atlas heeft het perceel geen waarde toegekend gekregen. Wel heeft een groot deel van de omgeving een hoge cultuurhistorische waarde toegekend gekregen vanwege de buitenplaats Vosbergen. Vanuit de provinciale doelstelling om historische landschappen te behouden en te versterken, worden historische buitenplaatsen betrokken bij de ruimtelijke planbegeleiding. Bouwen op het beoogde perceel heeft invloed op de omgeving. Met het landschapsontwikkelingsplan worden ook cultuurhistorische landschappelijke waarden op gemeentelijk niveau beschermd. Zoals hiervoor al is aangegeven is het realiseren van bebouwing niet in strijd met het bepaalde uit het gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan dat recentelijk is vastgesteld.

Archeologie

In het geval van legalisatie van bebouwing is het uitvoeren van archeologisch onderzoek doelloos. Ten tijde van de vergunningverlening kende het perceel een lage archeologische verwachtingswaarde. Dit is nu niet meer het geval. Volgens de provinciale archeologische verwachtingskaart geldt er een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten.

Uit de historische kaart uit 1947 (Afbeelding 4.2.1) is op te maken dat op de betreffende locatie bebouwing heeft gestaan. Zeer waarschijnlijk is de grond op deze locatie geroerd geweest. Gezien de huidige situatie, de vermoedelijke geroerde grond en het feit dat er met de legalisatie minimale uitbreidingsmogelijkheden worden mogelijk gemaakt heeft de regionaal archeoloog geen archeologisch onderzoek geadviseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0008.png"

Afbeelding 4.2.1 Historische kaart 1947

4.3 Ecologie

De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet (Natura2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten) en het Streekplan (onder andere Ecologische Hoofdstructuur (EHS), weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden). De soortbescherming is geregeld door middel van de Flora- en faunawet. De verschillende natuurwetgevingen in Nederland kennen als belangrijke component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0009.png"

Afbeelding 4.3.1 Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied is niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied is ook niet gelegen binnen het gebied in het kader van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn dan wel de Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebied).

Gelet op het gebruik van het perceel tot nu toe en ligging nabij de EHS (beschermd natuurmonument buitenplaats Vosbergen Afbeelding 4.3.1) valt het niet te verwachten dat er zeldzame planten en/of dieren voorkomen, die door de Flora- en Fauna wet beschermd worden dan wel dat het voorgenomen initiatief significante effecten zal hebben op een Vogel- of Habitatrichtlijngebied.

4.4 Milieutoets

4.4.1 Bodem

In de buurt van het plangebied zijn geen gegevens bekend over verontreinigde locaties. Binnen een straal van 2500 meter van het plangebied bevinden zich geen ontgrondingen.

In het kader van de oorspronkelijke bouwvergunning is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek geeft geen aanleiding om aan te nemen dat de bodemkwaliteit 4 meter naar het oosten toe belemmerend is voor de legalisatie van de verschuiving.

4.4.2 Milieuzonering

In de omgeving van het perceel zijn een sporthal en een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) gelegen. De beide functies zijn op meer dan 200 m van het voornoemde perceel gelegen. De woning aan de Vosbergerweg 28a zal de bedrijfsvoering van de sporthal en de RWZI niet onevenredig belemmeren.

4.4.3 Geluid

Geluidsbelasting

Binnen een straal van 1 km van het plangebied zijn geen woningen waarvoor bijzondere regels gelden.

Actieplan geluid

In een straal van 1 km van het plangebied zijn geen woningen met een hogere geluidsbelasting door een provinciale weg. Binnen een straal van 1 km van het plangebied bevindt zich ook geen provinciale weg.

Zones en stiltegebieden

Binnen een straal van 1 km van het plangebied bevindt zich geen stiltegebied. Het dichtstbijzijnde stiltegebied is de Noord-Oost Veluwe. Het plangebied ligt ook niet binnen de geluidszone van een industrieterrein, een spoorweg of provinciale weg, een vliegveld of een motorcrossterrein. Het plangebied ligt ook niet in een laagvlieggebied.

Mogelijke hinder vanwege het wegverkeer (geluid)

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het wijzigen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in deze wet de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van nieuw geprojecteerde woningen en andere geluidsgevoelige objecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0010.png"

Afbeelding 4.4.3.1 Geluidscontouren

De Vosbergerweg is bij nummer 28a aangemerkt als 30-km weg. Zie afbeelding 4.4.3.1. In het kader van de Wet geluidhinder zijn er vooralsnog geen bezwaren tegen het betreffende verzoek. Op basis van het gemeentelijk Verkeersmodel is geconcludeerd dat er geen nader akoestisch onderzoek hoeft plaats te vinden. De woning is niet in of nabij de 48 dB(A) contour gerealiseerd.

Conclusie

Op dit momenten zijn er geen geluidsaspecten aanwezig waarmee rekening dient te worden gehouden in het plan

4.4.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  2. b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  4. d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

De ontwikkeling van het bestemmingsplan valt onder geen van de aangegeven ontwikkelingen en wordt ook niet vermeld in het NSL.

NIBM-Tool

Middels de NIBM-tool op www.infomil.nl kan voor kleine plannen worden berekend of het plan al dan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. De berekening is uitgevoerd, waarbij uitgegaan is van een toename van 50 voertuigbewegingen per dag, met daarbij een aandeel van 20% aan vrachtverkeer. In werkelijkheid zal er zelfs géén toename van verkeersbewegingen plaatsvinden als gevolg van de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

Toch geeft de NIBM-tool aan dat - ook bij een worst case benadering - de bijdrage van het extra verkeer niet in betekenende mate is. Extra onderzoek is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0246.00000407-va02_0011.png"

4.4.5 Externe veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het besluit heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in een inrichting tot een aanvaardbaar minimum te beperken. In het kader van dit verzoek moet derhalve het Bevi in acht worden genomen. Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Binnen het plangebied liggen geen gevaarlijke risicovolle inrichtingen en worden ook niet met het initiatief gerealiseerd. In de gemeente loopt een (gas)buisleiding via Heerde, Hoorn richting Wapenveld ter plekke van het voormalig spoorbaantracé. Het plangebied ligt op een afstand van circa 1 km van de buisleiding, wat geen problemen met zich mee zal brengen. Wat betreft de route voor gevaarlijke stoffen kan worden opgemerkt dat het plangebied niet nabij of binnen het invloedsgebied van deze route ligt. Aan het aspect externe veiligheid hoeft dan ook geen verdere aandacht worden besteed.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

De kosten die samenhangen met de procedure komen gedeeltelijk voor rekening van de initiatiefnemer. De risico's voor planschade wordt bij de aanvrager neergelegd middels een planschadeovereenkomst. Voor het bestemmingsplan wordt geen exploitatieplan opgesteld. Conform artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan op te stellen indien het verhalen van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. In deze situatie is hiervan sprake.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Er is afgezien van het houden van inspraak. Ook is er afgezien van de voorontwerpfase, omdat het om een eenvoudig ruimtelijk plan gaat.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 12 oktober 2011 tot en met 22 november 2011 voor iedereen ter visie gelegen. Tijdens deze termijn van 6 weken kon iedereen een zienswijze kenbaar maken. Hiervan is gebruik gemaakt door één reclamant. De zienswijze is samengevat en beantwoord in het zienswijzenverslag (een bijlage bij het raadsbesluit). De ingediende zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van de toelichting maar niet tot een gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan.

maart 2012.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Situering Plangebied