KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied En Planvoornemen
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
2.3 Planvoornemen
2.4 Afwijking Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Bodem
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Geluid
4.5 Geur
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Natuur
4.8 Verkeer En Parkeren
4.9 Archeologie
4.10 Cultuurhistorie
4.11 Leidingen
4.12 Waterhuishouding
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Inleiding
5.2 Bestemmingsregels
5.3 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid
Bijlage 1 Watertoets

Bestemmingsplan Buitengebied, Hatertseweg 39

Bestemmingsplan - gemeente Heumen

Vastgesteld op 18-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied, Hatertseweg 39' met identificatienummer NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01 van de gemeente Heumen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 aan huis verbonden beroepsmatige activiteiten:

het uitoefenen van een beroep of bedrijf door de bewo(o)n(st)er van de woning op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, alsmede het beroepsmatig verlenen van diensten op deze gebieden dan wel het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingsplichtig is;

1.7 archeologische verwachting:

een gebied waar naar verwachting relatief veel terreinen voorkomen met archeologische waarden;

1.8 archeologische waarde:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden, die behouden dienen te worden;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.11 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is en een gebruikseenheid vormt en dienstbaar is aan een woning, een stacaravan of een recreatiewoning;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.14 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.15 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.18 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.19 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.20 kelder:

een bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengenoemde bouwlaag onder het gemiddeld aangrenzend peil is gelegen, en tussen de buitenzijde van de gevels;

landschappelijke waarden

1.21 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

natuurwaarden

1.22 normaal onderhoud, gebruik en beheer :

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.23 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.24 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.25 overkapping:

een bouwwerk bestaande uit maximaal twee al dan niet tot de constructie behorende wanden;

1.26 paardenbak:

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het rijden op paarden;

1.27 peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;

1.28 permanente bewoning:

bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere, voor wisselende bewoning bedoelde, ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.29 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.30 stacaravan:

een caravan die als een bouwwerk in de zin van de Woningwet valt aan te merken;

1.31 uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.32 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.33 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.34 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.35 woongebouw:

een gebouw bestemd voor meerdere woningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bestaande aantal woningen;
  2. b. aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten en/of bed&breakfast in hoofd- en bijgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 100 m2 mag worden gebruikt;
    2. 2. er geen detailhandel wordt uitgeoefend behoudens een beperkte verkoop in het klein van ter plaatse vervaardigde producten en direct in verband met de aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten;
    3. 3. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu en de agrarische bedrijfsvoering in de omgeving mag opleveren en geen afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving;
    4. 4. er geen activiteiten mogen plaatsvinden die in de regel worden uitgeoefend op een industrieterrein of bedrijventerrein;
    5. 5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    6. 6. er geen etalages en vitrines mogen zijn;
    7. 7. er gelijktijdig niet meer dan twee medewerkers werkzaam mogen zijn;
    8. 8. er geen bedrijfsmateriaal buiten op het perceel opgeslagen mag worden;
    9. 9. er geen activiteiten mogen plaatsvinden die vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden..

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. stort- en/of opslagplaats van grond, vuilnis, afvalstoffen en/of al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als opslag ten behoeve van het normale gebruik behorende bij de betreffende bestemming;
  2. b. staan- of ligplaats voor kampeermiddelen;
  3. c. het beproeven van voertuigen, voor het beoefenen van de modelvliegsport en voor het houden van wedstrijden, racen of crossen met motorvoertuigen en bromfietsen;
  4. d. het gebruik van recreatiewoningen en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
  5. e. het gebruik van bijgebouwen voor permanente bewoning;
  6. f. het gebruik van de gronden en opstallen voor een seksinrichting.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 EHS

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Bouwgrenzen, bouwhoogten en festiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  2. b. het houden van kortdurende festiviteiten van sociaal-culturele aard voor een aaneengesloten periode van maximaal 7 dagen per activiteit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied, Hatertseweg 39.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is het voornemen van initiatiefnemer om op locatie Hatertseweg 39 de bedrijfsactiviteiten definitief te beëindigen en de locatie een woonbestemming te geven. Daarbij worden de bestaande bedrijfsgebouwen hergebruikt als bijgebouwen bij de woonfunctie.

De locatie bestaat uit een voormalig autoreparatiebedrijf met bedrijfsbebouwing (werkplaats) en buitenruimte. De bestaande bedrijfswoning zal daarbij als burgerwoning benut gaan worden. Het bedrijf heeft haar bedrijfsactiviteiten reeds gestaakt. Dit bestemmingsplan is opgesteld om hergebruik van de locatie mogelijk te maken, c.q. het feitelijke gebruik in overeenstemming te brengen met een passende woonbestemming. Voor de herbestemming naar wonen wordt gebruik gemaakt van het gemeentelijk beleid voor omschakeling van bedrijf naar wonen.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Heumen, ten zuiden van de Nijmeegse wijk Hatert en ten oosten van het Maas-Waalkanaal. De planlocatie is kadastraal bekend als gemeente Heumen, sectie A, nummers 1249 en 1250.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0001.jpg"

Globale ligging planlocatie

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

De planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Heumen 2009' (vastgesteld, 16 december 2010).

Het plangebied is bestemd als 'Bedrijf' en voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overige bedrijvigheid'. Met deze aanduiding wordt verwezen naar de planregels, waarin specifiek voor Hatertseweg 39 in een tabel is opgenmomen dat ter plaatse caravanstalling (buiten), alsmede herstelinrichting voor auto's zijn toegestaan, met een bijbehorend bebouwd oppervlak van 265 m2 en een gebouwde inhoud van 1.430 m3, alles bedoeld als bedrijfsgebouwen. Daarnaast is de bedrijfswoning toegestaan.


Ook geldt voor de locatie een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', die toeziet op de beschermiong van mogelijk aanwezige archeologische waarden.


Tot slot geldt de gebiedsaanduiding 'ehs natuur' die borgt dat er in beginsel geen significante aantasting van kernkwaliteiten of omgevingscondities van het gebied ontstaan als gevolg van een ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0002.jpg"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Heumen 2009' met ligging planlocatie

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in Hoofdstuk 2 het plangebied en het planvoornemen beschreven. In Hoofdstuk 3 is het relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen behandeld. Het plan is getoetst op de relevante milieu- en omgevingsaspecten in Hoofdstuk 4. De gekozen juridsiche regeling is beschreven in Hoofdstuk 5. Tot slot is in Hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Plangebied En Planvoornemen

2.1 Ruimtelijke Structuur

De planlocatie maakt deel uit van het buitengebied van Heumen, gelegen tussen de kernranden van Malden (zuidelijk), de wijk Hatert (Nijmegen, noordelijk) en het Maas-Waalkanaal (westelijk). De Hatersteweg kent en slingerend verloop tussen Malden en Nijmegen. Op enige afstand oostelijk van de planlocatie ligt de provinciale weg N844 (Rijksweg genaamd).

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0003.jpg"

Hatertseweg 41 (rechts) en Hatertseweg 39 (midden en links)

De planlocatie is onderdeel van een klein bebouwingscluster, waar tevens een woning bij gelegen is (Hatertseweg 41). De omgeving is open agrarisch (landbouwgrond). De zuidelijk gelegen bospercelen en noordelijk gelegen wijkrand van Hatert vormen scherpe ruimtelijke begrenzingen.

2.2 Functionele Structuur

In de huidige situatie bestaat de planlocatie uit een niet agrarische bedrijfslocatie met een bedrijfswoning en bijbehorende erven en tuinen.

Concreet bestaat de locatie uit:

  • Twee kadastrale percelen, samen circa 2.600 m² waarbinnen is gelegen:
    1. 1. bedrijfsbebouwing van 265 m²
    2. 2. bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen;

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0004.png"

Ligging van het plangebied

In voorgaand beeld zijn de percelen rood omkaderd. De feitelijke bestemmingswijziging waar voorliggend plan zich op richt, is gericht op de omzetting van de bestaande bedrijfsbestemming naar burgerwonen. Daarbij wordt de bestemmingsgrens ter plaatse van het bestaande (geel omcirkelde gebouw) dat deels buiten de bestemming staat, beperkt aangepast, zodat ook dit gebouw geheel binnen de woonbestemming zal liggen. De groene ruimte in de zuidelijke punt van het perceel kan blijvend als tuin gebruikt worden bij de te bestemmen burgerwoning. Dergelijke situaties doen zich elders binnen de gemeente ook voor binnen de daar geldende agrarische gebiedsbestemming.

2.3 Planvoornemen

2.3.1 Voornemen

Het voornemen bestaat uit de beëindiging van een bedrijfslocatie met behoud van de bebouwing, welke als bijgebouwen bij de woning gebruikt kunnen worden. Met de beëindiging van het bedrijf worden het bestemmingsvlak en de specifieke aanduiding wegbestemd in ruil voor een toe te kennen woonbestemming. De bedrijfsbeëindiging draagt bij aan de omgevingskwaliteit.

2.3.2 Landschappelijke inrichting

Op het erf is veel erfbeplanting aanwezig die in het kader van de functiewijziging in beginsel niet anders zal worden. Het geheel vormt hierdoor een overwegend gesloten erf, samen met het erf van naastgelegen woning Hatertseweg 41.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0005.jpg"

Overwegend door beplanting omsloten erf in open landschap (achtergrond stadsrand Hatert/Nijmegen)

2.3.3 Stedenbouwkundige uitgangspunten

Omdat onderhavig plan primair is gericht op de functieverandering van bedrijf naar wonen en niet is gericht op veranderde bouwmogelijkheden, worden geen nadere stedenbouwkunidge eisen gesteld. Voor de locatie is de welstandsnota van de gemeente Heumen (2016) van kracht, die ook toepassing zal vinden bij eventuele aanpassingen aan de bebouwing in de verdere toekomst.

2.4 Afwijking Vigerend Bestemmingsplan

In het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Heumen 2009' is de planlocatie bestemd als 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming is het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning niet mogelijk. Bovendien is binnen de vigerende bestemming het uitoefenen van een niet-agrarisch bedrijf nog steeds mogelijk. Om het bedrijf definitief te beëindigen en het bewonen van de woning voor burgerwoondoeleinden mogelijk te maken, dient het bestemmingsplan te worden herzien.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal Beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen, derhalve heeft de SVIR geen consequenties voor voorliggend plan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen. Derhalve heeft het Barro geen consequenties voor voorliggend plan.

3.1.3 Bro; motivering duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per juli 2017 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' (voormalige ladder) opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

In lijn met actuele jurisprudentie kan worden gesteld dat met de omzetten van een bedrijfswoning naar een burgerwoning geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Derhalve kan een nadere toets aan de motivering duurzame verstedelijking achterwege blijven.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld, die op 18 oktober 2014 in werking is getreden. De omgevingsvisie is voor het laatst geactualiseerd in januari 2018.

De Omgevingsvisie Gelderland is een structuurplan van de provincie Gelderland. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. a. een duurzame economische structuur;
  2. b. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Ruimte in kernen en vrijgekomen bebouwing kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het (landelijk) gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden.

Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

De provincie verwacht van gemeenten dat zij bij grotere initiatieven nagaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling die afgewogen moet worden. Als de nieuwe situatie qua omvang (aantallen woningen of oppervlaktes) of qua effecten (milieuhinder, verkeersaantrekkende werking e.d.) dusdanig is dat de aard van het betreffende buitengebied qua karakter verandert, is er sprake van een grootschalige ontwikkeling. In die gevallen is een afweging op grond van de Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik aan de orde en dient de behoefte voor de ontwikkeling aangetoond te worden.

Natuur en landschap

De planlocatie is gelegen binnen de 'Groene Ontwikkelingszone'. De Groene Ontwikkelingszone (GO) bestaat uit gebieden met andere functies dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met de natuur van de GNN en daar functioneel mee samenhangen, waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen aangrenzende natuurgebieden.

Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven.

4.2.4.1.1 Nationale Landschappen

De Nationale Landschappen zijn de symbolen bij uitstek van het Gelderse cultuurlandschap. Ze geven op (inter)nationale schaal een afspiegeling van de landschappelijke diversiteit en krijgen daarom speciale aandacht. De provincie wil samen met haar partners ook door ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten. De provincie beschermt de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen en geeft richting aan ontwikkelingen met kwaliteit.


afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0006.png"

Uitsnede kaartenatlas natuur en landschap

De planlocatie maakt deel uit van het gebied '51 Rijk van Nijmegen'. De Kernkwaliteiten in dit deelgebied voor natuur en landschap zijn:

Reliëfrijke stuwwal met zeer gevarieerde bossen en cultuurlandschap, grotendeels oude boskernen met overgangen naar de beboste heide hoog op de flank, de engen en kampen lager en uiteindelijk de broekgebieden, zoals op de westflank (Nijmegen - Malden.) De planlocatie ligt in een ruime zone die als ecologische verbindingszone Teerse Sluispolder is aangewezen.

Ontwikkelingsdoelen natuur en landschap Groene Ontwikkelingszone:

  • ontwikkeling ecologische verbindingszone Teerse Sluispolder (Rijk van Nijmegen - Land van Maas en Waal): model das, kamsalamander met opgaande landschapselementen (hagen, bosjes, singels);
  • ontwikkeling populatie dassen;
  • ontwikkeling biotopen voor vlinders, reptielen en amfibieën;
  • vermindering barrièrewerking N271, N844, N842 en N325;
  • ontwikkeling populaties van vogels van cultuurlandschappen;
  • ontwikkeling bosranden en overgangen naar cultuurgronden en schraallanden;
  • ontwikkeling cultuurhistorische waarden van Romeinse tijd, Middeleeuwen en overige cultuurgeschiedenis;
  • ontwikkeling buitenplaatsen en andere cultuurhistorische patronen en beheersvormen (hakhout).

Er is geen sprake van een grootschalige ontwikkeling. Het betreffende gebied verandert niet van karakter. Wel draagt de beeindiging van de bedrijvigheid bij aan een landelijke omgeving waarin rust en ruimte beter geborgd worden. Aldus worden de Kernkwaliteiten niet wezenlijk aangetast. Dit betekent mede dat er geen nadere toetsing aan de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik noodzakelijk is.

Verder is de planlocatie gesitueerd buitende beschermingszone voor de historische Romeinse verdedigingslinie de Limes, het Gelders Natuurnetwerk of een waardevol open gebied. De planlocatie maakt eveneens geen onderdeel uit van een aangeduid weidevogelgebied, ganzenfoerageergebied, beschermingsgebied natte landnatuur of grondwaterbeschermingsgebied.

Het voornemen past binnen de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale Staten op 24 september 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is voor het laatst geactualiseerd in januari 2018. Voorliggende ontwikkeling zal moeten voldoen aan de regels in de Omgevingsverordening Gelderland. Ter plekke van de beoogde ontwikkeling zijn met name de regels voor de GO en het waardevol lanschap van toepassing, zoals hiervoor toegelicht bij de structuurvisie. Concreet bevat de verordening de volgende relevante regels:

2.7.2 Beschermingsregime Groene Ontwikkelingszone (GO)

(artikel 2.7.2.1 Beschermingsregime GO)


In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO) worden geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die leiden tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, tenzij:

  • geen reële alternatieven aanwezig zijn;
  • sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  • de negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang zoveel mogelijk worden beperkt; en
  • de overblijvende negatieve effecten op de kernkwaliteiten, de oppervlakte en de samenhang gelijkwaardig worden gecompenseerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2.7.1.1, derde tot en met zesde lid, en 2.7.1.3.

Geconcludeerd kan worden dat onderhavige inpandige functiewijziging niet als grootschalige ontwikkeling wordt aangemerkt en daarmee in beginsel is toegestaan binnen de GO. Bovendien leidt de functiewijziging tot geringe verbetering van de omgevingskwaliteiten, zeker niet tot een significante aantasting van de kernkwaliteiten van het gebied.


In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kunnen nieuwe kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, mits in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt en deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan.


Hierna is daartoe ingegaan op de kernkwaliteiten en het effect van de functiewijziging op die kernkwaliteiten.

• Reliëfrijke stuwwal met zeer gevarieerde bossen en cultuurlandschap, grotendeels oude boskernen met overgangen naar de beboste heide hoog op de flank, de engen en kampen lager en uiteindelijk de broekgebieden, zowel op de westflank (Nijmegen - Malden) als in het Bekken van Groesbeek; aan de noordoostzijde steile stuwwal met beken en bronnen, recent hersteld

Door de beeindiging van de bedrijfslocatie en caravanopslag op het buitenterrein, wordt het beeld van het cultuurlandschap hersteld en versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0007.jpg"

Cultuurlandschap met open agrarische clusters en bospercelen


• onderdeel van Nationaal Landschap Gelderse Poort

Niet van toepassing


• ecologische verbindingszone Teerse Sluispolder

Door de bedrijfsbeëindiging zullen omgevingseffecten zoals verkeersaantrekkende werking, strooilicht, bedrijfsgeluid (industrielawaai) etc. worden weggenomen. Als gevolg hiervan verbeteren de omgevingsomstandigheden in relatie tot het functioneren van het gebied als ecologische verbinding.


• Parel/A-locatie bos De Refter Ubbergen, Duivelsberg, Heumensoord/Mulderskop

Niet van toepassing.


• kerngebied voor dassen, amfibieën, reptielen

• leefgebied steenuil

De positieve effecten van de bedrijfsbeëindiging op de ecologische verbinding hebben ook op deze doelsoorten een positieve uitwerking. De leefomgeving voor deze en andere diersoorten zal verbeteren.


• beken in het Bekken van Groesbeek met o.m. goed ontwikkelde bronvegetaties (de Drul)

• cultuurhistorische waarden van onder meer Romeinse sprengen, kleiputten, en bebouwing, buitenplaatsen in Beek,

Niet van toepassing.

• abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir

• rust, ruimte, donkerte

• ecosysteemdiensten: recreatie, rust, drinkwater

Door de bedrijfsbeëindiging zullen de bodemwaarden, natuurlijke waterstromen, waterkwaliteit, rust, ruimte en donkerte verbeteren.

• houtproductie

Niet van toepassing.

Het ruimtelijk voornemen leidt daarmee niet tot strijdigheid met de Omgevingsverordening en de kernkwaliteiten zullen per saldo verbeteren door de bedrijfsbeëindiging.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Heumen 2025

In januari 2014 heeft de gemeente Heumen de Structuurvisie Heumen 2025 vastgesteld. De structuurvisie geeft de gemeentelijke ambitie op verschillende thema's weer. Daarnaast zijn voor meerdere deelgebieden 'gebiedsontwikkelingen' beschreven.

Het plangebied Hatertseweg 39 maakt deel uit van de Landschapszone Malden-Noord, die zich ten noorden van Malden bevindt en grenst aan Heumensoord, de stad Nijmegen en het Maas-Waalkanaal. Het is een oud historisch gebied met historische erven en een gevarieerd landschap dat meer open is naar het kanaal toe en half besloten is richting Nijmegen en Heumensoord. In het gebied bevinden zich landgoed De Elshof en het kleinere landgoed Grootstal. Het gebied kent een overwegend agrarisch gebruik, alhoewel in de laatste jaren ook meer recreatieve, sport en woonfuncties in het gebied zijn terechtgekomen. Met name nabij Nijmegen ten oosten van de Rijksweg zijn activiteiten aanwezig, zoals horeca (MacDonalds), sportpark Union en de Intratuin, waarbij de relatie met het buitengebied niet aanwezig is. Westelijk van de Rijksweg (waaronder het plangebied) is het landschap meer agrarisch. Verder worden de waarden van natuur en landschap in dit gebied in hoge mate gewaardeerd.


De Landschapszone Malden-Noord is van groot belang als groen en open gebied tussen Malden en Nijmegen. Het gebied vormt een belangrijk recreatief uitloopgebied voor Nijmegen en Malden. Het landschap, bestaande uit landgoederen en weide- en akkergronden met (relatief) kleinschalige erven, is beeldbepalend. De Landschapszone Malden-Noord vormt een landschappelijke, ecologische en recreatieve schakel tussen het vennengebied en het stuwwallengebied.


De volgende ruimtelijke ontwikkeling wordt voor dit gebied voorgestaan:

  • natuur en landschap vormen de belangrijkste kwaliteiten van het gebied en worden verder versterkt op basis van de gebiedseigen waarden en karakteristieken;
  • de recreatieve ontwikkeling van het gebied wordt verder gestimuleerd. Dit geldt zowel de recreatieve padenstructuur, als recreatieve voorzieningen in bestaande bebouwing. Nieuwe recreatieve activiteiten zijn mogelijk, mits kleinschalig en bijgedragen wordt aan de natuur- en landschapswaarden;
  • voor de landbouw is er ruimte voor verbreding. Er is geen ruimte voor nieuwvestiging;
  • de Landschapszone Malden-Noord wordt aangemerkt als een gebied van kwaliteit. Een welstandstoets is hier noodzakelijk;
  • ter plaatse van de aanduidingen 'De dorpsranden', 'Zoekgebied nieuwe landgoederen', 'Ecologische verbindingszone' en 'Multifunctionele zone Rijksweg' geldt een aanvullende of afwijkende visie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0008.jpg"

Behoud en versterking recreatief aantrekkelijk agrarisch landschap

Zoals ook is aangegeven bij de toetsing van de kernkwaliteiten waardevol landschap en GO, kan worden geconcludeerd dat het wegnemen van de bedrijfsbestemming, in ruil voor een ruimtelijk en functioneel beter passende burgerwoonbestemming, bijdraagt aan de gebiedskwaliteiten zoals die worden voorgestaan door de gemeente. In het voornemen wordt gebruik gemaakt van een zogenoemde rood-voor-rood regeling, voortkomend uit het gemeentelijk beleid voor omschaking van (agrarisch) bedrijf naar wonen (zie paragraaf 3.3.2). Hiermee kan worden gesteld dat het onderhavig voornemen past binnen de voorwaarden en bijdraagt aan de ambities die worden gesteld in de Structuurvisie Heumen 2025.

3.3.2 Beleid voor omschakeling van (agrarisch) bedrijf naar wonen

De gemeente Heumen heeft op 5 september 2017 een functieveranderingsbeleid vastgesteld voor het gebied gelegen binnen de gronden van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heumen 2009'. Dit beleid maakt het mogelijk om van een agrarische of niet-agrarische bedrijfsbestemming in het buitengebied om te schakelen naar wonen. Voor deze omschakeling zijn in het beleid voorwaarden opgenomen. Hieronder wordt het planvoornemen getoetst op deze voorwaarden.

  1. a. Beëindiging bedrijf: Het bedrijf dient ter plaatse beëindigd te zijn of vast moet staan dat het bedrijf beëindigd wordt. Alle milieuvergunningen moeten worden ingetrokken.

Het bedrijf wordt ter plaatse beëindigd, de bedrijfsgebouwen mogen vervolgens uitsluitend nog als bijgebouwen bij de woning benut worden.

  1. b. Sloop van alle voormalige bedrijfsopstallen en kassen
    1. 1. Alle aanwezige bedrijfsgebouwen en kassen worden gesloopt. Monumentale of beeldbepalende bebouwing wordt meegerekend bij het aantal te slopen m², maar mag behouden blijven. Na ingewonnen advies van het Gelders Genootschap besluit de gemeenteraad of er sprake is van monumentale of beeldbepalende bebouwing.

Alle aanwezige bedrijfsgebouwen blijven als bijgebouwen bij de woning behouden, gezien de relatief geringe oppervlakte van deze bebouwing. De kwaliteitswinst wordt met name behaald door de bedrijfsbeëiniding van de autoreparatie-activiteiten en de beeindiging van buitenopslag van caravans.

    1. 1. Bij sloop van minimaal 750 m² aan bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde, mag één vrijstaande woning worden opgericht. Bij sloop van 1500 m² of meer aan bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen, mogen maximaal twee vrijstaande woningen worden opgericht.

Deze voorwaarde is niet van toepassing op het voornemen. Het totale oppervlak aan bedrijfsgebouwen niet zijnde kassen is kleiner dan 750 m².

    1. 1. Bij sloop van minimaal 2.500 m² aan kassen mag één vrijstaande woning worden opgericht; bij sloop van minimaal 8.000m² aan kassen mogen maximaal twee vrijstaande woningen worden opgericht.

Deze voorwaarde is niet van toepassing op het voornemen. Er zijn geen kassen.

    1. 1. Van de voorgeschreven maatvoering kan worden afgeweken als er sprake is van aanzienlijke kwaliteitswinst. Het moet bijvoorbeeld gaan om gebouwen die niet passen in de omgeving, zoals industrieachtige loodsen en vervallen gebouwen.

Deze voorwaarde is niet van toepassing op het voornemen. Er wordt geen nieuwbouw voorzien.

  1. c. Ruimtelijke zonering: Wanneer het om agrarische bedrijfsbeëindiging gaat wordt de ruimte voor ruimte regeling in beginsel alleen toegepast buiten het primair agrarisch gebied. Dus niet in de Teerse Sluispolder en het Neder- en Overasseltse Broek.

De locatie betreft een niet-agrarische bedrijfslocatie.

  1. d. Landschappelijke inpassing: Zowel de bestaande als de nieuwe woonbebouwing wordt landschappelijk ingepast. Als referentie voor streekeigen aanplant geldt het natuurbeheerplan Gelderland. Een strook grond ter breedte van minimaal 5 meter langs de erfgrenzen van de nieuwe burgerwoningen wordt bestemd tot “Groen-landschappelijke beplanting, zodat op deze strook geen schuttingen en hekwerken kunnen worden geplaatst.

Bij voorliggend plan is de bestemming bedrijf uitlsuitend gelegd op het noordelijke perceelsgedeelte, terwijl het perceel een aanzienlijk grotere omvang heeft en grotendeels is ingericht als tuin. Deze perceelsindeling zal in het kader van de herbestemming ongewijzigd blijven. De bebouwing op de locatie is reeds voor een groot deel aan het zicht onttrokken door de dichte tuinaanplant. Er worden geen woningen toegevoegd die om een aanvullend landschappelijke inpassing vragen.

  1. e. Verevening:
    1. 1. Naast landschappelijke inpassing vindt tevens verevening plaats middels de aanleg van landschapselementen. De mate van verevening is mede afhankelijk van de te realiseren landschappelijke inpassing.

Er worden geen woningen toegevoegd die om een aanvullende verevening vragen. .

    1. 1. In gebieden met een zeer hoge natuur waarde, zoals het Gelders Natuur Netwerk en de Groene Ontwikkelzone worden in overleg met een deskundige op het gebied van natuur en landschap extra eisen gesteld met betrekking tot het behoud van de landschappelijke en/of natuurwaarden van dit gebied.

Het plangebied is gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone. In voorgaande paragraaf is aan de hand van de kernkwaliteiten waardevol landschap en GO reeds aangegeven hoe tot een bijdrage wordt gekomen aan de kernkwaliteiten.

  1. f. Cultuurhistorische inpassing: In gebieden met een zeer hoge cultuurhistorische waarde en in waardevolle cultuurhistorische ensembles, zoals aangegeven in het cultuurhistorisch beleid van de gemeente worden in overleg met het Gelders genootschap extra eisen gesteld met betrekking tot het behoud van het cultuurhistorisch aanzien van het gebied.

Het voornemen is niet gelegen in een gebied met bijzondere hoge cultuurhistorische waarden.

  1. g. Beeldkwaliteitsplan: De nieuwbouw moet passend in de omgeving zijn. In het bestemmingsplan wordt een beeldkwaliteitsplan opgenomen.

Er zal geen nieuwbouw worden gerealiseerd in het kader van de functieverandering.

  1. h. Nabij gelegen waarden en functies:
    1. 1. Nabijgelegen waarden en functies mogen niet in onevenredige mate worden aangetast of in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad.

Natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische waarden en archeologische waarden ondervinden geen nadelen van de herbestemming. Nabijgelegen bedrijven en andere gebruiksfuncties worden niet in hun mogelijkheden geschaad. Zie hiervoor ook paragraaf 4.1 Bedrijven en milieuzonering.

    1. 1. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Met het voornemen worden de belangen van eigenaren of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig geschaad.

Het voornemen voldoet aan alle voorwaarden van het functieveranderingsbeleid voor omschakeling van agrarisch bedrijf naar wonen in het buitengebied. Daarmee past het voornemen binnen het gemeentelijk beleid.

3.3.3 Woonvisie 'Prettig wonen in een groene en landelijke gemeente'

De gemeente Heumen heeft in december 2017 een woonvisie vastgesteld, gericht op de veranderende ontwikkelingen in de lokale woningmarkt. In de woonvisie worden vier thema's aangehaald, waarvoor ambities zijn opgesteld. Het betreft de volgende thema's:

  • Prettig wonen voor alle levensfasen en inkomensklassen
  • Prettig wonen in een duurzame omgeving
  • Prettig zo lang als mogelijk zelfstandig wonen
  • Prettig wonen in leefbare kernen

Om deze ambities te bereiken heeft de gemeente algemene uitgangspunten opgesteld voor het woningbouwprogramma. Hierin geeft de gemeente onder andere aan dat voorkeur wordt gegeven voor transformatie van bestaande functies boven nieuwbouw. Daarnaast moet nieuwbouw zorvuldig worden ingepast in de bestaande omgeving, om zo de openheid en het groen in de gemeente te behouden.

In de visie is aangegeven dat woningbouw buiten de bestaande kernen onderbouwd moet worden. In dit bestemmingsplan gaat het om een locatie waar reeds een bedrijfswoning bestemd is, die zal worden herbestemd tot burgerwoning. Daarmee zal er per saldo geen wijziging zijn in het aantal woningen. Er vindt beëindiging en transformatie plaats van de bestaande bedrijfsfunctie. Met de uitvoering van dit plan wordt bijgedragen aan het 'prettig wonen in een groene landelijke gemeente'. Daarmee past het voornemen binnen de woonvisie van de gemeente Heumen.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.

Hinderveroorzakend

In de nieuwe situatie is sprake van een woonperceel. Dit betreft een functie waarbij geen sprake is van het veroorzaken van hinder. Door de functieverandering wordt de bedrijfsactiviteit autoherstel opgeheven, wat het woon- en leefklimaat voor de naastgelegen woning Hatertseweg 41 doet verbeteren.

Hindergevoelig

In het kader van milieuzoneringen wordt een bedrijfswoning van derden (de bestaande woning) als even milieugevoelig aangemerkt als een burgerwoning (toekomstige situatie). Bedrijven en andere activiteit in de omgeving zullen door de functieverandering dus niet belemmerd worden. Daarnaast is op de bestaande locatie een goed woon- en leefklimaat reeds gegarandeerd, doordat hinderveroorzakende functies op ruime afstand liggen van de planlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0009.jpg"

Boerderij aan de Hatertseweg 37

Boerderij Föllings aan de Hatertseweg 37 is het meest nabijgelegen bedrijf, waarvan het bouwvlak op ruim 200 meter van de planlocatie ligt. Dit is aanzienlijk ruimer dan de richtafstanden. Gelet op het vorenstaande vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het planvoornemen.

4.2 Bodem

Omdat onderhavig plan uitsluitend een gebruikswijziging beoogt, waardoor de bestaande bedrijfswoning voor burgerwoondoeleinden bewoond mag worden, is er in het kader van de milieuregelgeving geen bodemonderzoek vereist om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen. De mileugevoeligheid op dit aspect wijzigt niet.

4.3 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Het planvoornemen betreft het blijvend gebruiken van een woning in combinatie met bedrijfsbeëindiging, waarmee geen nieuw kwetsbaar object wordt opgericht. Door de bedrijfsbeëindiging neemt het aantal aanwezigen op de locatie iets af. Derhalve behoeft niet te worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Bovendien blijkt uit de risicokaart dat er geen bijzondere omstandigheden zijn, zoals BEVI-inrichtingen, buisleidingen, (vaar-)wegen etc. die alsnog een nader onderzoek zouden verlangen naar het aspect veiligheid. De meest nabijgelegen BEVI-inrichting betreft een tankstation dat gelegen is op 890 meter afstand van de planlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0010.jpg"

Uitsnede risicokaart

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planontwikkeling. Een nadere toets aan het aspect externe veiligheid kan achterwege blijven.

4.4 Geluid

In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting. Met het voornemen is sprake van de herbestemming van een bedrijfswoning naar burgerwoning, Deze beiden worden in de wet als gelijkwaardig beschouwd met eenzelfde normering voor wat betreft de aanvaardbare geluidsbelasting. Omdat er geen nieuw geluidgevoleig object wordt gerealiseerd, is nader onderzoek op dit aspect niet nodig.

4.5 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen in de hele gemeente. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader.

De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting. Ter plaatse van geurgevoelige objecten dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Er is geen sprake van de oprichting van een nieuw geurgevoelig object. Er zijn in de omgeving veehouderijen aanwezig die evenwel op ruim voldoende afstand liggen van de planlocatie. Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect geur niet leidt tot belemmering van het voornemen.

4.6 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wmb), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wmb is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wmb.

In het besluit NIBM (niet in betekenende mate) wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.

Onderhavige planontwikkeling is aan te merken als NIBM. Per saldo zal er zelfs een afname zijn van het aantal verkeersbewegingen van en naar de locatie vanwege de bedrijfsbeëindiging. Uitgaande van de achtergrondconcentraties die gelden binnen de gemeente kan gesteld worden dat de luchtkwaliteit voldoet aan de normen die gesteld zijn in de Wmb. De Wmb staat derhalve de realisering van het voornemen niet in de weg.

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor onderhavige ontwikkeling.

4.7 Natuur

Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving.

4.7.1 Beschermde gebieden

Het is gezien de kleinschalige en lokale aard van de plannen en de relatief grote afstand tot beschermde gebieden uit te sluiten dat de voorgenomen plannen negatieve effecten tot gevolg zullen hebben op Natura 2000-gebieden en het GNN. Hiervoor is bij de toetsing aan de Kernkwaliteiten van het waardevolle landschap en de GO reeds aangegeven dat de ontwikkeling per saldo een positieve bijdrage levert aan de gebiedsdoelen in de GO en de ecologische verbinding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0011.jpg"

Gebiedsbescherming GO

4.7.2 Beschermde soorten

In het plangebied komen mogelijk verschillende soorten voor die zijn beschermd onder paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming.

Soorten van paragraaf 3.1 van de Wet natuurbescherming

Het plangebied is geschikt als broed- en foerageergebied voor diverse vogelsoorten. De voorgenomen plannen hebben geen negatieve effecten ten aanzien van foerageer- en/of broedgebied van vogels, mits bomen en struiken - zo dat al wenselijk is - buiten het broedseizoen van vogels worden verwijderd/gesnoeid. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt echter geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.

Soorten van paragraaf 3.2 en 3.3. van de Wet natuurbescherming

Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Negatieve effecten op het foerageergebied zijn uit te sluiten omdat het bestemmingsplan uitsluitend een inpandige functiewijziging faciliteert, zonder verdere omgevingseffecten. De mogelijk in de tuin voorkomende beschermde soorten grondgebonden zoogdieren en landamfibieën ondervinden geen invloed van de gebruikswijzigingen.

Met inachtneming van de bovenstaande aanbevelingen m.b.t. eventuele snoei en kap buiten het vogelbroedseizoen, kan worden voldaan aan de geldende natuurwetgeving en kan worden gesteld dat het aspect natuur geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

4.8 Verkeer En Parkeren

Met het voornemen wordt een niet-agrarisch bedrijf beëindigd. Daarmee nemen zowel het aantal verkeersbewegingen als de parkeerbehoefte af. Voor de te behouden woning is voldoende ruimte om op eigen terrein te voorzien in de eigen parkeerbehoefte.

Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect verkeer en parkeren geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

4.9 Archeologie

In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

In de Erfgoedwet is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

Om de bescherming op gemeentelijk niveau te borgen heeft de gemeente een archelogische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Hierop is voor de planlocatie aangegeven dat sprake is van een hoge verwachting (AMK -terrein 3511).

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0012.png"

Uitsnede archeologische waardenkaart

Het gemeentelijk archeologisch beleid is overgenomen in het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Heumen 2009'. Ter plekke van de hoge verwachting is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Bij een verstoring van de bodem is voorafgaand archeologisch onderzoek vereist. De inpandige functiewijziging zal niet leiden tot bodemverstoring. Er is daarom in het kader van dit bestemmingsplan geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Wel is de dubbelbestemming archeologie overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Heumen 2009'.

Gelet op het bovenstaande vormt het aspect archeologie geen belemmering voor het planvoornemen.

4.10 Cultuurhistorie

Per 1 september 2017 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6 een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0252.BUbpHatertseweg39-VA01_0013.png"

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart

Met het planvoornemen blijven de oude kavelgrenzen (zie bruine lijnen in bovenstaand kaartrfragment), oude wegen (doorlopende paarse en rode lijnen), cultuurhistorische woningen en het opgaand groen dat is weergegeven op de waardenkaart behouden.

Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect cultuurhistorie niet leidt tot een belemmering voor het planvoornemen.

4.11 Leidingen

Er liggen geen leidingen met een planologische bescherming in of nabij het plangebied. Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.12 Waterhuishouding

Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de taken en belangen van het waterschap. De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van waterschap Rivierenland.

Uit de gegevens die door Pouderoyen Compagnons zijn ingevoerd volgt dat het plan uitsluitend een functieverandering van bestaande bebouwing betreft. Er vindt geen aanpassing van bebouwing of ruimte plaats. Waterschap Rivierenland heeft geen bezwaar tegen dit plan. Het plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer voorgelegd te worden aan Waterschap Rivierenland.

De resultaten van de uitgevoerde wtertoets zijn als Bijlage 1 Watertoets bij de toelichting gevoegd.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect waterhuishouding geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

5.1 Inleiding

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt een planologisch-juridische regeling gegeven voor de herontwikkeling van de voormalige bedrijfslocatie. Hiervoor is aansluiting gezocht bij het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Heumen 2009'. De planregels sluiten aan bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

5.2 Bestemmingsregels

Om het voornemen juridisch te regelen zijn de volgende enkel- en dubbelbestemmingen opgenomen:

Wonen

Ter plekke van de te behouden woning en bedrijfsruimte die als zodanig bestemd is, is de bestemming 'Wonen' opgenomen. De begrenzing van de woonbestemming is afgestemd op de te beëndigen bedrijfsbestemming. Het zuidelijke tuingedeelte blijft daarbij onveanderd binnen de huidige agrarische bestemming opgenomen.

De inhoud van de woonbestemming komt overeen met de regeling in het bestemmingsplan Buitengebied, namelijk: de bestaande woning wordt als bestaand geregeld zowel op de specifieke locatie als voor wat de maatvoeringseisen betreft.

Waarde - Archeologie

De regeling ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden is overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Heumen 2009'. De dubbelbestemming werkt primair ten opzichte van de onderliggende enkelbestemming. Om in beeld te brengen of archeologische waarden ter plaatse aanwezig zijn, geldt een onderzoeksplicht voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. Dit is evenwel pas van belang bij een mogelijke toekomstige aanvraag voor omgevingsvergunning.

Overige zone - EHS Natuur

Ter bescherming van de (potentiële) natuurwaarden in het gebied, is de "Overige zone - EHS Natuur' opgenomen, waarmee de locatie mede bestemd is voor het beschermen en ontwikkelen van landschappelijke en ecologische waarden. Ook dit is pas van belang bij een mogelijke toekomstige aanvraag voor omgevingsvergunning.

5.3 Algemene Afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Heumen 2009'.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening zijn er geen kosten gemoeid met deze functiewijziging die verhaald zouden moeten worden. Hierdoor is er ook geen exploitatieplan nodig. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan en het voeren van de bijbehorende planologische procedure komen voor rekening van de initiatiefnemer.

6.2 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Hiertoe wordt het ontwerp bestemmingsplan aan de betreffende instanties toegezonden en worden de gemaakte opmerkingen beoordeeld en zo nodig in het bestemmingsplan verwerkt.

6.2.2 Ontwerp

Het ontwerp bestemmingsplan zal op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage liggen, waarin eenieder een zienswijze naar voren kan brengen. De ingediende zienswijzen worden samengevat, beoordeeld en voorzien van een gemeentelijke reactie in de ‘nota van zienswijzen‘.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets