Kappellenweg 8 Lochem Herziening
Bestemmingsplan - Gemeente Lochem
Vastgesteld op 05-12-2016 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan:
het bestemmingsplan 'Kappellenweg 8 Lochem Herziening' van de Gemeente Lochem.
1.2 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0262.buKappellwe8herzLo-BP41 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie met nummer NL.IMRO.0262.buKappellwe8herzLo-BP41.
1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of aangebouwd ondergeschikt gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de betreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
1.5 Aan- en uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.
1.6 Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 Achtererf:
het achter de woning gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan en tussen de zijdelingse perceelgrenzen.
1.9 Achtergevel:
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
1.10 Afwijking van de bouwregels en/of gebruiksregels:
een afwijking zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.11 Agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.12 Agrarisch medegebruik:
een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit agrarische gebruik is toegestaan.
1.13 Ander-bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.14 Ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.15 Archeologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
1.16 Archeologisch onderzoek
het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.17 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18 Bebouwingspercentage:
het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.
1.19 Bed & breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, in een kamer die ten hoogste mag beschikken over twee van de volgende woonvoorzieningen: douche/bad, wc, of keukenblok.
1.20 Begane grond
de bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld is gelegen, waarop in de meeste gevallen de hoofdtoegang van het gebouw is gesitueerd, en waaronder zich een kruipruimte, kelder of souterrain kunnen bevinden.
1.21 Beroep aan huis
een dienstverlenend beroep, dat in een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.22 Bestaand:
- bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaat of wordt gebouwd.
1.23 Bestaand gebruik:
het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik.
1.24 Bestaande bouwwerken:
bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.25 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.26 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 Bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.28 Bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.29 Bijgebouw:
een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning.
1.30 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.31 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.32 Bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.33 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende, bebouwing is toegelaten.
1.34 Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.35 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.36 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.37 Coffeeshop:
een horecabedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinogene stoffen als bedoeld in bijlage II van de Opiumwet.
1.38 Cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.39 Dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk.
1.40 Eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.41 Eerste verdieping:
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
1.42 Erf:
al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.43 Erfgrens:
de grens van een erf.
1.44 Erftoegangsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen.
1.45 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.46 Grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond welke tot dat bedrijf behoort zoals een akkerbouwbedrijf, een grondgebonden veehouderij en een weidebouwbedrijf, met uitzondering van een intensieve kwekerij en glastuinbouwbedrijven.
1.47 Hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
1.48 Kap:
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak.
1.49 Landschappelijke inpassing:
inpassing in het omringende landschap door bij de situering in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen.
1.50 Landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik.
1.51 Maaiveld:
het oppervlak (of de gemiddelde hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.
1.52 Maatvoeringsvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
1.53 Mantelzorg:
een tijdelijke maar langer dan 3 maanden durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.54 Nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
1.55 Nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een perceel.
1.56 Normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden.
1.57 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving van de bestemming.
1.58 Nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.59 Omgevingsvergunning:
een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.60 Onderbouw:
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil.
1.61 Overkapping:
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan.
1.62 Paardenbak:
al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar training en africhting van paarden alsmede het recreatief berijden van paarden plaatsvindt.
1.63 Peil:
voor bouwwerken is de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.
1.64 Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.65 Risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.66 Seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
1.67 Slopen:
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken.
1.68 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.
1.69 Verdieping:
een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag welke is gelegen op de begane grond.
1.70 Voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.
1.71 Voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt naar de zijdelingse perceelsgrenzen, zoveel mogelijk evenwijdig aan de openbare weg.
1.72 Vrijstaand ondergeschikt gebouw:
een ondergeschikt gebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts is verbonden door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.
1.73 Vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.
1.74 Wijzigingsbevoegdheid:
de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.75 Woning:
een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.76 Wooneenheid:
een eenheid bestemd voor de huisvesting van één huishouden in een gebouw of deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Meetregels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- de afstand van een bijgebouw tot een ander gebouw, tot de bebouwingscontour of tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand van het bijgebouw tot het andere gebouw, de bebouwingscontour of de zijdelingse perceelsgrens;
- de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
- de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.2 Aanvullende meetregels
Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:
- het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: mag niet meer dan 20 centimeter boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang worden gesitueerd;
- het peil in andere gevallen: mag niet meer dan 20 centimeter boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, worden gesitueerd;
- ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, ondergeschikte dakkapellen en gevelopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- de instandhouding en ontwikkeling van de in artikel 11.2 genoemde landschapstypen en hun kernkwaliteiten.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen - Fab
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Fab' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen na functiewijziging agrarische bebouwing;
- al dan niet in combinatie met een beroep of kleinschalige bedrijvigheid aan huis volgens artikel 4.3.1;
- al dan niet in combinatie met inwoning/mantelzorg volgens een algemene afwijking in artikel 12 Algemene afwijkingsregels;
- met de bijbehorende tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van de gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de splitsing van een woning wordt toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
- alleen het hoofdgebouw inclusief de (voormalige) deel mag worden gesplitst;
- de te splitsen woning moet een inhoud hebben van ten minste 900 m³ en mag nog niet eerder zijn gesplitst;
- de woningen moeten na splitsing elk een inhoud hebben van minimaal 450 m³;
- de woning kan slechts één keer worden gesplitst;
- de bestaande oppervlakte van de woning mag niet worden uitgebreid en de bestaande goot- en nokhoogte mag niet worden vergroot om geen afbreuk te doen aan de bestaande (karakteristieke) bebouwing;
- het oprichten van nieuwe bijgebouwen is niet toegestaan;
- de woning niet is gesitueerd in een 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
- de landschappelijke kernkwaliteiten daardoor niet worden aangetast;
- de bebouwing landschappelijk wordt ingepast met beplanting die eigen is aan het landschapstype ter plaatse.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een hoge archeologische verwachting, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 6
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een middelmatige archeologische verwachting, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 7
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een lage archeologische verwachting, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Bestaande en afwijkende maatvoering en situering
- Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in artikel 9.2 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
- Het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Onderkeldering van gebouwen
Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:
- de bouwdiepte mag maximaal 4 meter bedragen;
- de ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht;
- de bouwhoogte van keermuren ten behoeve van ingangspartijen mag niet meer dan 1,20 meter bedraagt;
- de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel worden gebouwd.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:
- Het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
- het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
- het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming.
- het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en wateren als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken vaar- of voertuigen, arken of andere objecten;
- de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, die niet tot de reguliere bedrijfsvoering behoren.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Reconstructiewetzones
Voor de reconstructiewetzones gelden de volgende regels:
- ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone-verwevingsgebied' geldt voor intensieve veehouderijen het bepaalde daaromtrent in de bestemming Agrarisch in artikel 3.
11.2 Landschapstypen
Voor de aangeduide landschapstypen gelden de volgende regels:
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding, voor:
- de vestiging van een bedrijf die niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten of Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis, maar die naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige bedrijven;
- de vestiging van een horecabedrijf die niet is genoemd in de bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten, maar die naar zijn aard en invloed op de omgeving kan worden geacht te behoren tot een groep van rechtstreeks toegelaten gelijkwaardige horeca-activiteiten;
- voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven maatvoering, afmetingen en percentages, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de kaart aangegeven afmetingen;
- ten aanzien van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bestemmings- en/of bouwgrenzen worden overschreden met ten hoogste 2 meter, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bebouwingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bebouwingsvlak en/of de bestemmingsgrens naar de buitenzijde worden overschreden door bouwwerken zoals, (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden;
- voor de herbouw van een woning of bedrijfswoning op een andere locatie binnen het bouwvlak, mits:
- de andere locatie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke en/of milieuhygiënische kwaliteit binnen het bouwvlak;
- de bedrijfswoning zoveel mogelijk aan de voorzijde van het bouwperceel wordt gesitueerd, tenzij vanwege de cultuurhistorische erfinrichting een andere situering gewenst is;
- voor het inrichten en gebruik van de woning of bedrijfswoning voor inwoning/mantelzorg, mits:
- de woning daarvoor niet wordt vergroot boven de maximaal toelaatbare omvang van deze woning volgens de geldende bestemming;
- de woning niet wordt opgesplitst in twee zelfstandige woningen of zodanig wordt ingericht dat opsplitsing mogelijk is met een simpele ingreep;
- de woning niet meer dan één hoofdingang heeft;
- de bovenverdieping met hooguit 1 vaste trapopgang bereikbaar is en in zijn geheel bestemd is voor één gezin;
- voor het bouwen van werken van beeldende kunst tot een hoogte van 15 meter.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Kappellenweg 8 Lochem Herziening'.
Behoort bij het besluit van de raad van de Gemeente Lochem van ..............
1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
In 2009 hebben de initiatiefnemers het perceel aan de Kappellenweg 8 in Lochem aangekocht. In 2009 is een bestemmingsplanwijziging ingediend om door middel van de toenmalige gemeentelijke regeling ‘functieverandering agrarische bebouwing’ (FAB) twee nieuwe woningen te realiseren met het behoud van de erfstructuur, waarvan één ter vervanging van de bestaande, oorspronkelijke T-boerderij. De raad van de gemeente Lochem heeft hiertoe in 2010 de partiele herziening Kappellenweg 8 Lochem vastgesteld. Dit bestemmingsplan is daarna opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Lochem 2010.
Momenteel werken de initiatiefnemers aan de renovatie en modernisering van de T-boerderij, zodat deze behouden kan worden en geheel geschikt is voor bewoning. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd conform de in 2014 verleende omgevingsvergunning. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning is tussen de gemeente Lochem en de initiatiefnemers afgesproken dat het vigerende bestemmingsplan aangepast zou worden op de nieuwe situatie. Het behoud van de oorspronkelijke T-boerderij betekent dat de erfinrichting, die is vastgelegd in de partiele herziening van 2010, niet gerealiseerd kan worden, omdat de woningen te dicht op elkaar komen te staan.
Om tot een goede erfinrichting te komen, waarbij de oorspronkelijke boerderij en de erfstructuur behouden blijft, en de afspraak uit 2014 na te komen, dient het geldende bestemmingsplan Buitengebied Lochem 2010 gewijzigd te worden. De wijziging bestaat uit een aanpassing van de ligging van beide bouwvlakken.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Lochem aan de Kappellenweg 8. Het plangebied ligt op circa 2,5 km afstand ten oosten van de kern van Lochem. Op circa 250 meter afstand ten zuiden van het plangebied stroomt de Nettelhorster Laak. Circa 300 meter ten noorden van het plangebied ligt de provinciale weg N346 van Lochem naar Goor.
Ten westen en zuiden van het plangebied liggen twee grote pluimveehouderijen. De zuidelijk gelegen pluimveehouderij is middels het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan in 2012 uitgebreid. Deze uitbreiding heeft plaatsgevonden nadat de tweede woning in het plangebied mogelijk is gemaakt.

Ligging van het plangebied aangegeven op de topografische kaart (Bron: opentopo.nl).
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied gelden verschillende bestemmingsplannen. Ten eerste geldt het bestemmingsplan 'Lochem Buitengebied'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 7 december 2010. Voor het plangebied gelden in dit bestemmingsplan de enkelbestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen - Fab' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Daarnaast zijn er twee gebiedsaanduidingen opgenomen, te weten de aanduidingen 'Reconstructiewetgebied - verwevingsgebied' en de 'landschapstype kleinschalig kampenlandschap'.
Tevens geldt voor het plangebied het bestemmingsplan 'Parapluherziening Archeologie'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 20 januari 2014. Voor het plangebied gelden in dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' en 'Waarde - Archeologie 7'.
1.4 Opzet Van De Toelichting
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De toelichting is opgebouwd uit 5 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de inhoud en het ontwerp van het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de haalbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond voor wat betreft het overheidsbeleid, milieuaspecten, water, archeologie, flora en fauna en economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 4 volgt de wijze van bestemmen, waarin uiteen wordt gezet hoe het in hoofdstuk 2 beschreven plan juridisch is vertaald naar de verbeelding en de regels. Ten slotte komen in het vijfde en laatste hoofdstuk de resultaten uit de procedure aan de orde.
2 Het Plan
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de historische ontwikkeling, het landschap, de stedenbouwkundige structuur en de omliggende bebouwing de huidige situatie beschreven.
2.2 Functieverandering
In 2009 is voor het plangebied een partiele herziening van het bestemmingsplan vastgesteld die de functieverandering van een voormalig agrarisch bedrijf naar wonen mogelijk heeft gemaakt. Met dit partiele herziening werd het mogelijk gemaakt om, op basis van het toenmalige beleidskader functieverandering van vrijkomende agrarische gebouwen, in het plangebied één nieuwe vrijstaande woning te bouwen. De voormalige bedrijfswoning zou worden gesloopt en herbouwd, zodat na de functiewijziging twee woningen in het plangebied aanwezig zouden zijn, met behoud van de erfstructuur.
Voor de realisering van dit plan worden alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op het perceel gesloopt. Het te slopen oppervlak bedraagt 726,3 m². Het slopen van bebouwing is een nadrukkelijke voorwaarde voor de functiewijziging naar een woonbestemming.
De nieuwe bebouwing bestaat uit twee vrijstaande woningen, waarvan één ter vervanging van de voormalige bedrijfswoning, en één gezamenlijk bijgebouw. De bestaande bedrijfswoning wordt met dezelfde omvang teruggebouwd. De woning krijgt een oppervlak van 273 m² en een inhoud van 1.300 m³. De woning krijgt een goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 8,4 meter. De nieuwe vrijstaande woning heeft een oppervlakte van 131 m² en een inhoud van 600 m³. De woning krijgt een goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 7 meter.
Naast de twee woningen wordt er één bijgebouw geplaatst ten behoeve van beide woningen. Dit bijgebouw krijgt een oppervlak van 167 m², een goothoogte van 2,8 meter en een bouwhoogte van 6,3 meter. De woningen worden ontsloten door middel van de bestaande oprit naar de Kappellenweg.
Naast het slopen van ‘overtollige’ agrarische bebouwing ter verevening, geldt als nadrukkelijke voorwaarde bij toepassing van functieverandering dat een beplantingsplan wordt uitgevoerd om een goede landschappelijke inpassing te verkrijgen en aanwezige landschapskwaliteiten verder te versterken.
Ten behoeve van deze ontwikkeling is een landschapsplan opgesteld, dat uitgaat van de één-erfgedachte. Het perceel wordt landschappelijk ingepast door middel van de aanleg van een hoogstam fruitboomgaard en enkele solitaire bomen. Tevens worden een houtwal en een beukenhaag gerealiseerd.

Plan voor landschappelijke inpassing (bron: Buro Hoogstraat)
2.3 Wijziging Ligging Bouwvlak
De ontwikkeling zoals die in 2009 is vastgelegd in een nieuw bestemmingsplan is aangepast. De initiatiefnemer heeft besloten de oorspronkelijke T-boerderij te handhaven en te renoveren. De gemeente Lochem heeft hiertoe in 2014 een omgevingsvergunning afgegeven.
Als gevolg hiervan komen de twee woningen te dicht op elkaar te staan. Om te komen tot een goede en bruikbare inrichting van het erf, waarbij de één-erf-gedachte als uitgangspunt is genomen, wordt de nieuwe vrijstaande woning verplaatst in noordwestelijke richting en wordt de vorm van het bestemmingsvlak voor 'Wonen' als gevolg hiervan aangepast. Op onderstaande afbeeldingen zijn de verbeeldingen van de partiele herziening uit 2009 en het onderhavige bestemmingsplan naast elkaar gezet. Hierbij valt op dat de vorm van het bestemmingsvlak 'Wonen' is gewijzigd om de verplaatsing van het bouwvlak mogelijk te maken.

Verbeeldingen van de partiele herziening uit 2009 en het onderhavige bestemmingsplan.
Op deze manier ontstaat er in de nieuwe situatie een vergelijkbare hoeveelheid ruimte tussen de woningen, zodat aan de bruikbaarheid van het erf geen afbreuk wordt gedaan. De landschappelijke inpassing van het erf, zoals weergegeven in paragraaf 2.2 kan als gevolg van deze wijziging nog steeds worden gerealiseerd.
2.4 Uitgangspunten Bestemmingsplan
Voor de herziening van het bestemmingsplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige functies mogelijk;
- de bestaande bestemming van het plangebied wordt gehandhaafd;
- slechts de vorm en de locatie van het bouwvlak voor de tweede woning op het erf wordt aangepast.
3 Haalbaarheid Van Het Plan
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van het de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Hierin komen het relevante ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente aanbod en worden de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling voor verschillende milieuaspecten en omgevingswaarden beschreven. Tot slot komen de financiele consequenties van het plan aan bod.
3.2 Overheidsbeleid
3.2.1 Europees beleid
3.2.2 Rijksbeleid
3.2.3 Provinciaal beleid
Met de herziening van het bestemmingsplan in 2009, waardoor de bouw van twee nieuwe woningen mogelijk is gemaakt, is de ontwikkeling getoetst aan het ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland. Met dit bestemmingsplan wordt slechts de verplaatsing van één van de nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze verplaatsing s niet in strijd met het provinciale beleid.
3.2.4 Gemeentelijk beleid
Met de herziening van het bestemmingsplan in 2009, waardoor de bouw van twee nieuwe woningen mogelijk is gemaakt, is de ontwikkeling getoetst aan het ruimtelijke beleid van de gemeente Lochem. Met dit bestemmingsplan wordt slechts de verplaatsing binnen de oorspronkelijke grenzen van het bouwperceel van één van de nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze verplaatsing is niet in strijd met het gemeentelijke beleid.
3.3 Milieuaspecten
3.3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de relevante milieuaspecten in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling beschreven. In algemene zin heeft de afweging van de relevante milieuaspecten al plaatsgevonden bij de vaststelling van de partiele herziening Kappellenweg 8 Lochem in 2010. Gezien het feit dat hierna voor de zuidelijk gelegen pluimveehouderij een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld, wordt in dit hoofdstuk nog specifiek ingegaan op de gevolgen voor het plangebied.
3.3.2 Verkeer en parkeren
3.3.3 Wegverkeerslawaai
3.3.4 Luchtkwaliteit
3.3.5 Bodem
Voordat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld, dient te worden aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Door Econsultancy is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Voor het bodemonderzoek wordt verwezen naar de bijlagen.
Het plangebied is onderzocht per deellocatie. In de grond zijn veelal geen verontreinigingen aangetoond. In het grondwater zijn veelal lichte verontreinigingen met barium, molybdeen en zink aangetoond. De aangetoonde lichte metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk te realiseren aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties van metalen in het grondwater. Plaatselijk zijn tevens lichte verontreinigingen met xylenen en/of enkele vluchtige chloorkoolwaterstoffen aangetoond, welke mogelijk te relateren zijn aan het locatiegebruik of (voormalig) verrichte activiteiten.
Gelet op de aard en mate van verontreiniging bestaat er geen reden voor een nader onderzoek en bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor eventuele bouwactiviteiten op de onderzoekslocaties. Afgezien van de aanwezigheid van de minerale olieverontreiniging ter plaatse van deellocatie G bestaan er eveneens geen milieuhygiënische belemmeringen voor aankoop van het perceel. Geadviseerd wordt ten aanzien van de minerale olieverontreiniging ter plaatse van deellocatie G rekening te houden met de ontgraving en afvoer van circa 2-3 m³ verontreinigde grond naar een gerechtigd verwerker. Er bestaat bij ongewijzigd gebruik geen saneringsplicht. Indien er werkzaamheden plaatsvinden waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.
Omdat in vergelijking met het eerdere onderzoek met dit bestemmingsplan het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt aangepast, is ter plaatse van deze aanpassing een nieuw onderzoek uitgevoerd. Uit de analyseresultaten blijkt, dat zowel de boven- en ondergrond niet verontreinigd is. De twee mengmonsters, bovengrond en ondergrond voldoen aan de achtergrondwaarde.
Tijdens de eerste monstername van het grondwater zijn er licht verhoogde concentraties aan nikkel en barium
geconstateerd. Ook is er een matig verhoogde concentratie koper in het grondwater gemeten. Na herbemonstering is er de concentratie koper nog steeds matig verhoogd. Naar aanleiding van deze verhoging
zijn er een 5 tal peilbuizen (7 t/m 11) bijgeplaatst en bemonsterd. De peilbuizen 8 en 10 bevatten licht
verhoogde concentraties koper en de peilbuizen 7 en 11 zijn matig verhoogd met koper. In peilbuis 9 is een
sterk verhoogde concentratie koper in het grondwater aangetroffen.
De aangetoonde lichte metaalverontreiniging (nikkel en barium) is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het regionaal voorkomen van verhoogde concentraties metalen in het grondwater. De matig en sterk verhoogde
concentraties koper in het grondwater zijn niet te relateren aan het locatiegebruik en of (voormalige) huidige
activiteiten. De sterke koperverontreiniging beperkt zich alleen tot peilbuis 9. In dit geval betreft het een
grondwaterverontreiniging die kleiner is dan 100 m³.
Geconcludeerd kan worden dat de koperverontreiniging in het grondwater geen ernstig geval is. Het is niet
waarschijnlijk dat de koperverontreiniging in het grondwater milieuhygiënische risico’s met zich meebrengt. Er is niet direct noodzaak tot sanering. Wel zal bij het toepassen van bemaling tijdens bouwwerkzaamheden rekening moeten worden gehouden met de aanwezige koperverontreiniging in het grondwater.
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek behoeven vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het voorgenomen toekomstig gebruik van de locatie.
De aangetroffen concentraties in de boven en ondergrond leveren geen milieuhygiënische risico’s op voor gebruikers of voor het milieu. Het terrein is daarmee vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor het voorgenomen gebruik (nieuwbouw).
Gelet op de aard en mate van de grondwaterverontreiniging met koper bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor eventuele bouwactiviteiten van de onderzoekslocatie. Alleen wanneer er tijdens de bouwwerkzaamheden onder de grondwaterspiegel -2,23 m-mv werkzaamheden worden verricht, zullen er aanvullende maatregelen genomen moeten worden. Wij adviseren om voor aanvang van de bouwwerkzaamheden de aangetroffen koper verontreiniging te verifiëren.
Wanneer de koper verhoging in het grondwater is veroorzaakt door bemesting zal na verloop van tijd de gehaltes weer afnemen. Dit kan met herbemonstering gecontroleerd worden.
3.3.6 Bedrijven en veehouderijen
In de omgeving van het plangebied komen geen bedrijven voor die in het functioneren beperkt zouden kunnen worden als gevolg van de woonfunctie in het plangebied.
Ten westen en zuiden van het plangebied zijn twee pluimveehouderijen gevestigd. Conform artikel 3 lid van de Wet geurhinder veehouderij dient een minimale afstand aangehouden te worden van 50 meter tot een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij. De afstand van het bestemmingsvlak van het pluimveenbedrijf tot het bouwvlak van de bestaande woning in het plangebied bedraagt ruim 110 meter en de afstand tot het bouwvlak van de nieuw te bouwen bedraagt circa 140 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan het afstandscriterium uit de Wet geurhinder veehouderij.
Verder geldt er volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' voor pluimveehouderijen een richtafstand van 50 meter als gevolg van het geluid tussen de grens van de bestemming die de pluimveehouderij toelaat en de grens van het bouwvlak. Gezien de hierboven genoemde afstanden wordt ruimschoots voldaan aan de genoemde richtafstand.
3.3.7 Externe veiligheid
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige functies in het plangebied mogelijk gemaakt als gevolg waarvan onderzoek naar de externe veiligheid noodzakelijk zou zijn.
3.4 Water
3.4.1 Watertoets
Met het doel om wateroverlast te voorkomen dienen gemeenten, ontwikkelaars en waterschap vroegtijdig met elkaar de wettelijk verplichte watertoetsdialoog aan te gaan. Het doel van de watertoets is de negatieve effecten van besluiten op de waterhuishouding te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem benutten. De watertoets is een procesinstrument om in een vroeg stadium van de planvorming het aspect water te betrekken. Dit houdt in dat het waterschap in een vroeg stadium wordt betrokken om een wateradvies te geven over de omgang met water binnen het plangebied.
Beschrijving huidige situatie
Het plangebied ligt in het Pleistocene Bekken, dat aan de oostzijde wordt begrensd door het Oost-Nederlands Plateau en aan de westzijde door het stroomdal van de IJssel. Het watervoerende pakket heeft een dikte van circa 25 meter en wordt gevormd door de matig grove en grindrijke Formaties van Kreftenheye en Drenthe. Op deze afzettingen liggen dekzandafzettingen, behorende tot de Formatie van Boxtel met een dikte van circa 2 meter. De gemiddelde grondwaterstand van het freatisch grondwater bedraagt circa 11 meter +NAP, waardoor het grondwater zich op circa 1 meter -mv zou bevinden.
Watertoetstabel
Voor de watertoets is gebruik gemaakt van de Standaard Waterparagraaf zoals geleverd door het Waterschap Rijn en IJssel. Deze waterparagraaf is onderdeel van, en hangt samen met een set van standaarden zoals die door het waterschap gehanteerd wordt. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen.
Als op één of meer vragen per waterthema Ja wordt geantwoord dan is het waterthema relevant. Die waterthema’s worden toegelicht.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA’S | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | Ja Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Nee Ja Nee |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? | Nee Nee Nee |
Grondwater-kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico’s met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee Nee |
AANDACHTSTHEMA’S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Riolering en afvalwaterketen
De hoeveelheid (huishoudelijk) afvalwater zal toenemen door de voorgenomen ontwikkelingen. Er wordt 1 nieuwe wooneenheden gerealiseerd. Uitgaande van huishoudens van 3 personen zal er gemiddeld per jaar 138 m³ water per huishouden worden verbruikt (gegevens van NIBUD). Aannemende dat al het gebruikte water zal worden geloosd op de riolering (DWA) zal er in totaal circa 138 m³ op de riolering worden geloosd. door de ontwikkelingen in dit plan. Het afvalwater zal worden afgevoerd via de aanwezige riolering. Dit levert naar verwachting geen problemen op voor het rioolstelsel.
3.4.2 Conclusie
Hoewel dit bestemmingsplan slechts voorziet in de verplaatsing van het bouwvlak voor de tweede vrijstaande woning blijkt uit de watertoets dat de realisatie daarvan geen beperkingen oplevert ten aanzien van de benoemde waterthema's. Het aspect water vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van de voorgenomen ontwikkelingen.
3.5 Archeologie
3.5.1 Onderzoek
Om te voorkomen dat eventuele archeologische waarden door voorliggend plan worden aangetast, is door Econsultancy een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Vervolgens is door ARC een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Voor beide onderzoeken wordt verwezen naar de bijlagen.
Uit het archeologische bureauonderzoek is gebleken dat er mogelijk sprake is van een hoge enkeerdgrond waaronder nog een intact bodemprofiel aanwezig is. Het plangebied heeft daarom een hoge archeologische verwachting voor resten uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum gekregen.
Het karterend inventariserend booronderzoek heeft aangetoond dat binnen het deel van het plangebied gelegen ten oosten van de noord-zuidgerichte ontsluitingsweg (afgezien van de noord- en zuidoosthoek), sprake is van een eerddek met daaronder een geheel of gedeeltelijk intact (veld)podzolprofiel (lage humuspodzol). Binnen de
overige terreindelen is de bodem verstoord tot in de C-horizont.
Op basis van de hoge archeologische trefkans, de intactheid van de bodem en de aangetroffen houtskoolfragmenten en het fragment van mogelijk roodbakkend vaatwerk of bouwkeramiek, kan niet uitgesloten worden dat binnen het deel van het plangebied gelegen ten oosten van de noord-zuidgerichte ontsluitingsweg (afgezien van de noord- en zuidoosthoek) mogelijk sprake is van een archeologische vindplaats. Daarnaast zijn in ieder geval in het uiterste noorden van het plangebied nog bakstenen funderingsresten aanwezig, die mogelijk van voor het begin van de 19e eeuw dateren.
De gemeente Lochem heeft bepaald dat het vervolgonderzoek voor deze locatie door middel van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden kan worden uitgevoerd. Voor een archeologische begeleiding dient een Programma van Eisen te worden opgesteld, dat door het bevoegd gezag, de gemeente Lochem, moet worden goed gekeurd.
3.5.2 Conclusie
Het bureau- en het karterend veldonderzoek zijn uitgevoerd in het kader van de bestemmingsplanherziening in 2009. Deze bestemmingsplanherziening voorziet in de verplaatsing van het bouwvlak voor de nieuwe vrijstaande woning in noordwestelijke richting. De conclusies die naar aanleiding van het karterend veldonderzoek zijn getrokken zijn bruikbaar voor de nieuwe bouwlocatie van deze woning.
Voor het plangebied geldt tevens het paraplubestemmingsplan 'Archeologie'. In dit bestemmingsplan is dekkend voor de hele gemeente door middel van het toekennen van dubbelbestemmingen de archeologische verwachtingswaarde planologisch vastgelegd. Voor het plangebied gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' en 'Waarde - Archeologie 7'. In deze bestemmingen is een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren bouwen van gebouwen en andere-bouwwerken en het uitvoeren van werkzaamheden. Deze bestemmingen zijn overgenomen in de regels van het voorliggende bestemmingsplan.
3.6 Cultuurhistorie
3.6.1 Aanwezige waarden
De bebouwing in het plangebied is niet aangewezen als een monument en het plangebied is geen onderdeel van een cultuurhistorisch waardevol gebied.
De voorgenomen ontwikkeling beoogt de renovatie van de oorspronkelijke T-boerderij. Deze boerderij zou in de eerdere plannen worden gesloopt en worden vervangen door een nieuwe vrijstaande woning. Het behoud van de boerderij draagt op een positieve wijze bij aan de cultuurhistorische waarde van het plangebied.
3.6.2 Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van de voorgenomen ontwikkelingen.
3.7 Flora En Fauna
Met de herziening van het bestemmingsplan in 2009, waardoor de bouw van twee nieuwe woningen mogelijk is gemaakt, is de ontwikkeling getoetst aan wet- en regelgeving met betrekking tot flora en fauna. Met dit bestemmingsplan wordt slechts de verplaatsing van één van de nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze verplaatsing is niet in strijd met deze wet- en regelgeving.
3.8 Economische Uitvoerbaarheid
Voorliggend plan is een particulier initiatief. De kosten voor de realisatie van het plan alsmede de kosten voor de bestemmingsplanprocedure komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan dit plan geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.
4 Toelichting Op De Regels
4.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom
bepaalde bebouwing acceptabel is.
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. De toelichting vormt de verantwoording voor de gemaakte keuzen voor de inrichting van het plangebied en de toekenning van de bestemmingen.
Met het bestemmingsplan Kappellenweg 8 Lochem Herziening worden de huidige bestemmingen gewijzigd zodat de oorspronkelijke boerderij behouden wordt en als gevolg daarvan het bouwvlak voor de nieuw te bouwen woning wordt verplaatst in westelijke richting. Dit bestemmingsplan is mede gebaseerd op de bestemmingsplannen Lochem Buitengebied en het Paraplubestemmingsplan Archeologie en opgesteld aan de hand van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De regels zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
4.2 Opzet Regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
4.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat regels die gelden voor het gehele plangebied en bestaat uit:
- artikel 1: In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
- artikel 2: Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden. Op de verbeelding kunnen bebouwingspercentages worden aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.
4.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven.
Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in onder meer:
- Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
- Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
- Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels;
- Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.
In paragraaf 4.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.
4.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- artikel 8 Anti-dubbeltelregel: deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich met name voordoen, indien een deel van een bouwperceel, dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken, wederom - nu ten behoeve van de berekening van het maximale bebouwingspercentage van een ander bouwperceel - wordt betrokken;
- artikel 9 Algemene bouwregels: in de algemene bouwregels zijn bepaalde, kleine overschrijdingen van bestemmingsvlakken en bouwregels beschreven die zonder afwijkingsprocedure toegestaan zijn. In het verleden waren voor zulke geringe overschrijdingen wel afwijkingsprocedures nodig. Maar in de praktijk bleken de in dit artikel opgesomde overschrijdingen altijd een omgevingsvergunning te krijgen. Daarom zijn ze in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt 'bij wijze van recht'. Dat komt de helderheid vooraf ten goede en kan de proceduredruk verminderen;
- artikel 10 Algemene gebruiksregels: in de algemene gebruiksregels is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan;
- artikel 11 Algemene aanduidingsregels: in het plangebied zijn gebiedsaanduidingen opgenomen. In de algemene aanduidingsregels zijn regels verbonden aan deze gebiedsaanduidingen;
- artikel 12 Algemene afwijkingsregels: op basis van de algemene afwijkingsregels kunnen Burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van onderdelen van bestemmingsbepalingen, mocht dat in die bepalingen zelf niet geregeld zijn. Bedoeld worden onder meer geringe afwijkingen van bouw- of bestemmingsgrenzen.
4.2.4 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In artikel 13 is het overgangsrecht beschreven. Hierin wordt aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. De inhoud van deze regels is overgenomen uit de standaardregels uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Artikel 14 geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer en de datum van vaststelling door de gemeenteraad.
4.3 Nadere Toelichting Op De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
In dit bestemmingsplan zijn de verschillende enkel- en dubbelbestemmingen opgenomen. In de volgende paragraven worden deze afzonderlijk beschreven.
4.3.1 Agrarisch
Deze bestemming is gelegen buiten de woonbestemming en sluit aan bij het omringende agrarische gebied. In deze bestemming zijn geen bouwvlakken opgenomen, als gevolg hiervan is het bouwen van gebouwen niet toegestaan. Wel is het toegestaan bepaalde andere-bouwwerken te realiseren. De in het plangebied en omgeving aanwezige waarden zijn beschermd door middel van de gebiedsaanduiding 'kleinschalig kampenlandschap'. Verder zijn de aanwezige waarden beschermd met een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken.
4.3.2 Wonen - Fab
De twee woningen in het plangebied hebben de bestemming 'Wonen' met een eigen bouwvlak gekregen. Omdat het bouwen van de woningen mogelijk is gemaakt door de toepassing van het functieveranderingsbeleid van de gemeente Lochem, is de bestemming 'Wonen' nader aangeduid met '- FAB' (Functieverandering Agrarische Bedrijfsgebouwen'. Ten behoeve van de omliggende pluimveehouderijen betekent dit dat de woningen minder bescherming genieten in het kader van een goed woon- en leefklimaat. Bouwen is alleen mogelijk binnen het bouwvlak. Omdat de woningen verschillende afmetingen mogen hebben, is onderscheid gemaakt door middel van het opnemen van een aanduiding voor elke woning. Op de verbeelding zijn de verschillende situaties aangeduid als:
- ‘specifieke bouwaanduiding – bestaand’;
- ‘vrijstaand’.
Voor elk van deze aanduidingen zijn in de regels aparte bouwregels opgenomen waarbij wordt naar verwezen naar een tabel met bebouwingsmogelijkheden. Zo geldt voor de aanduiding bestaand dat de woning uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding mag worden voortgezet en is in de tabel voor de bestaande bebouwing precies aangegeven hoeveel bijgebouwen daarbij zijn toegestaan. Ook voor nieuwe situaties geldt dat de bestaande situatie is wegbestemd en dat voor de nieuwe woning precies is aangegeven waar die mag komen en hoeveel bijgebouwen daarbij zijn toegestaan.
4.3.3 Waarde - Archeologie
Voor het plangebied gelden drie dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie, te weten 'Waarde - Archeologie 5','Waarde - Archeologie 6' en 'Waarde - Archeologie 7'. Deze bestemmingen zijn opgenomen ter bescherming van in de ondergrond mogelijk aanwezige archeologische waarden. Voor het bouwen en uitvoeren van werken, die zijn toegestaan in de hoofdbestemmingen, zijn in deze dubbelbestemming voorwaarden en vergunningstelsels opgenomen. De bestemmingen zijn overgenomen uit het Paraplubestemmingsplan Archeologie.
5 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard (zienswijzenprocedure).
5.2 Overleg
Conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is dit bestemmingsplan toegestuurd aan bevoegde instanties. Eventuele reacties worden in deze paragraaf opgenomen.
5.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Kappellenweg 8 Lochem Herziening' heeft van 16 juni 2016 tot en met 27 juli 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder schriftelijk danwel mondeling een zienswijze naar voren brengen. De bekendmaking van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gepubliceerd op de gemeentelijke website, in Staatscourant van 15 juni 2016 en de Berkelbode. Tijdens de inzagetermijn is één zienswijze ingebracht tegen het ontwerpbestemmingsplan door De Haan Advocaten namens de maatschap E.G. en L.A.J. van den Berg & M.T.H. van den Berg-Meijerink, gevestigd aan de Kappellendwarsweg 4 te Lochem.
Hieronder worden de verschillende punten uit de zienswijze samengevat en beantwoord. Tot slot worden de gevolgen voor de inhoud van het bestemmingsplan weergegeven.
Zienswijze
In de zienswijze komen de volgende onderwerpen aan bod:
- Uit de toelichting blijkt niet op welke wijze een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd, ook na de verplaatsing van het bouwvlak. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is onvoldoende rekening gehouden met de geur-, stof- en geluidsemissie van het agrarisch bedrijf.
- Voorts blijkt uit het bestemmingsplan niet in hoeverre woningen die zijn bestemd als ‘Wonen – FAB’ minder bescherming genieten tegen hinder van nabij gelegen agrarische bedrijven dan woningen die zijn bestemd als ‘Wonen’.
- Verder wordt aangevoerd dat het in ontwerpbestemmingsplan geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van het agrarisch bedrijf, er wordt gewezen op de mogelijke geluidsbelasting voor de woning op de nieuwe locatie. Tot slot zou het belang van het agrarisch bedrijf onvoldoende meegewogen zijn.
Hieronder worden de verschillende onderwerpen uit de zienswijze puntsgewijs beantwoord.
- Het ontwerpbestemmingsplan voorziet slechts in de verplaatsing van een bouwvlak voor een woning die al in een eerder vastgesteld bestemmingsplan (in 2010) mogelijk gemaakt is. Een woning mag dus zonder meer gebouwd worden in het betreffende bouwvlak. De maatschap heeft daarna het agrarisch bedrijf aan de Kappellendwarsweg 4 middels een bestemmingsplanprocedure in 2012 uitgebreid en hiervoor een nieuwe milieuvergunning aangevraagd. In het kader van deze procedures diende het goede woon- en leefklimaat aan getoond te worden voor de toenmalige planologische situatie. Uit de toelichting bij het bestemmingsplan en de toelichting bij de vergunningsaanvraag blijkt dat er wordt voldaan aan de eisen van het goede woon- en leefklimaat. Met het voorliggende ontwerpbestemmingsplan wordt het tweede bouwvlak circa 20 meter in noordelijke richting verschoven. De nieuw te bouwen woning komt daarmee verder van het agrarisch bedrijf af te liggen. Als in de ‘oude’ situatie werd voldaan aan de eisen van een goed woon- en leefklimaat dan is dat in de toekomstige situatie zeker het geval. In het licht van de gehanteerde uitgangspunten (zie paragraaf 2.4) voor het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan is een zeer beknopte afweging zoals opgenomen in de toelichting dus voldoende.
- Het klopt dat in de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan niets is op genomen over de verminderde bescherming van woningen op voormalige agrarische erven. De Kappellenweg 8 had tot 2010 een agrarische bestemming. Met de eerste herziening van het bestemmingsplan is deze gewijzigd in een woonbestemming. Conform artikel 3 lid 2 van de Wet geurhinder veehouderij dient een minimale afstand aangehouden te worden van 50 meter tot een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij. Dus is de bepaling uit artikel 3 lid 2 Wgv van toepassing op de woningen aan de Kappellenweg 8.
- Het klopt dat in de toelichting de nabijheid van het agrarisch bedrijf aan de Kappellendwarsweg 4 niet nadrukkelijk naar voren komt. Dat wil echter niet zeggen dat er geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. Deze heeft echter al plaatsgevonden bij de wijziging van de bestemming in 2010 op basis van de toenmalige bedrijfsvoering en regelgeving, waaronder de regelgeving ten aanzien van geluid. In het licht van de gehanteerde uitgangspunten is het belang van het agrarisch bedrijf niet in het geding.
De ingediende zienswijze geeft aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan ten aanzien van de volgende punten:
- In de toelichting zal het goede woon- en leefklimaat nader worden onderbouwd, waarbij zowel de Wet geurhinder veehouderij en de mogelijke geluidsbelasting als gevolg van de bedrijfsvoering worden betrokken en de belangen van het agrarisch bedrijf worden meegenomen.
- In de toelichting zal artikel 3 lid 2 van Wgv in de afweging worden betrokken.