KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Nationaal Beleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Bestaande Toestand
3.1 Wijdere Omgeving
3.2 Directe Omgeving En Plangebied
3.3 Conclusie Bestaande Toestand
Hoofdstuk 4 Plan
4.1 Inrichtingsschets
Hoofdstuk 5 Gevolgen Voor
5.1 Actuele Waarden
5.2 Waterhuishouding
5.3 Milieu
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Juridische Regels
6.1 Algemeen
6.2 Planregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Kostenverhaal
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Inspraak
8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.3 Ambtshalve Aanpassing
8.4 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
8.5 Inspraakreactie Waterschap Rivierenland
Bijlage 1 Inrichtingsschets
Bijlage 2 Quickscan Natuurwaarden
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Bodemonderzoek (Briefrapport)
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek - Industrielawaai
Bijlage 7 Beantwoording Van Inspraakreacties
Bijlage 8 Beantwoording Van Overlegreacties
Bijlage 9 Beantwoording Van Zienswijzen

Buitengebied herziening 2010, Laarstraat

Bestemmingsplan - gemeente Maasdriel

Onherroepelijk op 23-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2010, Laarstraat" van de gemeente Maasdriel;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0263.BP1068-OH01 met de bijbehorende regels;

1.3 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.4 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.5 bestaand

  • bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.6 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.7 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.8 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.9 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.10 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.11 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.12 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.13 huishouden

het samenlevingsverband van personen die relationeel en sociaal-economisch aan elkaar gebonden zijn;

1.14 (openbare) nutsvoorziening

een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;

1.15 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;

1.16 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.17 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel;

1.18 woning

een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd.

2.7 de diepte van een woning:

de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de
woning.

2.8 het peil:

  • in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
  • in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een goederenwegtransportbedrijf;
  2. b. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
  3. c. openbare nutsvoorzieningen alsmede bij de bestemming horende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, paden en verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  1. a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  2. b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  3. c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  4. d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden te voorkomen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  3. c. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vrachtwagenparkeerterrein', een vrachtwagenparkeerterrein ;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
  5. e. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.

6.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in 6.1 mag uitsluitend dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld gebouwd worden, nadat door middel van archeologisch vooronderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden veilig zijn gesteld.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Landschappelijke inpassing

Voor wat betreft de in de artikelen 3 en 5 van deze regels genoemde functies wordt geen omgevingsvergunning verleend dan nadat de landschappelijke inpassingsmaatregelen overeenkomstig bijlage 1 van de toelichting zijn uitgevoerd en in stand worden gehouden.

8.2 Waterhuishouding

Voor wat betreft de in de artikelen 3 en 5 van deze regels genoemde functies wordt geen omgevingsvergunning verleend dan nadat de voorzieningen voor waterretentie en waterafvoer overeenkomstig paragraaf 5.2 van de toelichting zijn uitgevoerd en in stand worden gehouden.

8.3 Verboden gebruik gronden en bouwwerken

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken:

  1. a. voor een seksinrichting;
  2. b. voor bewoning;
  3. c. voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
  4. d. voor houden van evenementen;
  5. e. als standplaats;
  6. f. als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemene afwijking van de regels tot 10%

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning met afwijking kan worden verleend, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

9.2 Afwijken ten behoeve van openbare nutsvoorziening, openbaar vervoer of wegverkeer

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het wegverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Overschrijden bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het plan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee beoogd wordt een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2010, Laarstraat"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2010, Laarstraat" van de gemeente Maasdriel.

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0001.jpg"

topografische situatie

Op het adres Leijensteinstraat 24 te Kerkdriel is thans Transportbedrijf Vos & Zonen gevestigd. Deze locatie ligt in de dorpskom van Kerkdriel. Alle vrachtwagenbewegingen van het bedrijf vinden derhalve plaats door een buurt met een overwegende woonfunctie. Voorts heeft het transportbedrijf ter plaatse geen ruimte voor uitbreiding van de activiteiten.

Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) mogen tijdens de nachtelijke uren en in het weekend geen grote voertuigen zoals vrachtwagens binnen de bebouwde kom worden gestald. Hierdoor ondervindt het transportbedrijf regelmatig parkeerproblemen.

Transportbedrijf Vos & Zonen heeft een locatie gevonden aan de Laarstraat te Kerkdriel. Deze locatie kan tevens gebruikt worden als parkeerplaats voor vrachtwagens van derden.
De nieuwvestiging van het transportbedrijf en de vrachtwagenparkeerplaats is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Reden waarom een herziening van het bestemmingsplan is opgesteld.

1.2 Plangebied

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0002.jpg"

kadastrale situatie

De gronden zijn kadastraal bekend als gemeente Maasdriel, sectie G, nummer 346.

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 7175 m². De gronden zijn eigendom van Transportbedrijf Vos.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied, binnendijks deel":

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 22 februari 2006;
  • goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 17 oktober 2006.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0003.jpg"

uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan

De geplande vestiging van transportbedrijf Vos ligt binnen de bestemming Agrarisch gebied. Binnen deze bestemming is onder meer toegestaan:

  • agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik;
  • een niet-agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;

Bebouwing is alleen toegestaan binnen een agrarisch bouwperceel. De goot- en bouwhoogte van agrarische bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan
6,5 m respectievelijk 11 m.

Mate van afwijking
Binnen de agrarische bestemming is het uitoefenen van een niet-agrarisch bedrijf niet toegestaan. Voorts staat het vigerende bestemmingsplan ter plaatse geen bebouwing toe.

1.4 Leeswijzer

Dit rapport is voorts als volgt opgebouwd.

  • Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van het beleid waaraan het plan moet voldoen.
  • In hoofdstuk 3 is een gebiedsanalyse van het plangebied en omgeving opgenomen.
  • Daarop volgend wordt in hoofdstuk 4 het feitelijke stedenbouwkundig plan beschreven.
  • Hoofdstuk 5 vervolgt met de met het plan samenhangende uitvoeringsaspecten milieu, waarden en water.
  • Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de planregels en plankaart.
  • De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 7 aan bod.
  • Hoofdstuk 8 tenslotte bevat een rapportage van de resultaten van de procedure.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt kort het relevante vigerende beleid met betrekking tot onderhavig plan toegelicht.

2.1 Nationaal Beleid

2.1.1 Nota Ruimte

De belangrijkste uitgangspunten voor het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020 staan in de Nota Ruimte, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Het beleid in de Nota Ruimte is op vier algemene doelen gericht:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Het rijksbeleid is gericht op het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door de basiskwaliteit te waarborgen en waar mogelijk te vergroten, en door extra aandacht te geven aan de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. De concrete uitwerking van de ruimtelijke kwaliteit is een taak voor de provincies en de gemeenten.

Conclusie
Voor onderhavig plan zijn geen bijzondere doelstellingen van toepassing.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (ook wel AMvB Ruimte genoemd) in werking getreden. Het Barro stelt regels aan lokale overheden ter bescherming van de onderstaande nationale belangen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundament
  • Grote rivieren - betreft ontwikkelingen in het rivierbed.
  • Waddenzee en waddengebied
  • Defensie - onder meer beperking bouwhoogten rondom vliegbases. Huidige werkwijze volstaat.
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Het plan is niet van invloed op de genoemde nationale belangen.

Conclusie
Het Barro is derhalve niet rechtstreeks van toepassing op het plan.

2.1.3 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 15 december 2010 heeft Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen (waaronder bestemmingsplannen) voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Onderhavig plan omvat de ontwikkeling van nieuwe bebouwing voor werken op een locatie die niet onder 2.2 van de Verordening is genoemd. Tevens voldoet het plan niet aan de voorwaarden voor afwijking van het bepaalde onder 2.2. Onder 2.5 van de Verordening is voorts een ontheffingsbevoegdheid opgenomen, luidend:

"Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 2.2, indien sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de in 2.2 genoemde gebieden [I] en indien deze ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit [II]. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden met betrekking tot de begrenzing van de in artikel 2.2 onder b, c, d en e genoemde gebieden. In dat geval wordt bij de ontheffing de begrenzing van het gebied opnieuw bepaald."

Met Romeinse cijfers zijn de randvoorwaarden genoemd die basis vormen voor het verlenen van de ontheffing. Hieronder is aangegeven op welke wijze het plan aan de randvoorwaarden voldoet.

ad I In het kader van het in de APV opgenomen verbod op het stallen van varchtwagens in de bebouwde kom van Kerkdriel is naar een alternatieve locatie gezocht buiten de bestaande en geplande woongebieden van de kern Kerkdriel en tevens op een locatie van waar ook de vrachtwagenbewegingen niet van invloed zijn op de woongebieden.
Onderhavige locatie ligt aan de rand van de kern Kerkdriel in een gebied met meerdere bedrijven. Het plangebied was voorheen in gebruik als opslagterrein voor containers en bouwmaterialen. Het plangebied ligt thans braak.
De vorm van het perceel is langgerekt en de oppervlakte van het plangebied is dusdanig beperkt dat hergebruik van het perceel voor agrarische doeleinden niet voor de hand ligt.
ad II Het plan bevat een beperkte oppervlakte voor bebouwing. De nieuwe bebouwing sluit voorts aan op de bestaande bebouwing van Kerkdriel.
De randen van het plangebied worden groen ingericht met opgaande beplanting en infiltratievijvers. Hiermee is sprake van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Conclusie
Het plan voldoet aan de voorwaarden voor ontheffing van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. De ontheffing moet zijn verleend voordat voorliggend bestemmingsplan wordt vastgesteld.

2.2.2 Streekplan Gelderland 2005

Op 29 juni 2005 is het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. Het beleid is van kracht gebleven.

Ten aanzien van 'werken' wil de provincie "bijdragen aan het voldoen aan de ruimtelijke voorwaarden voor een succesvolle economische ontwikkeling".

Onderhavig plan betreft de nieuwvestiging van een niet-agrarisch bedrijf in het buitengebied. In dit kader gaat de voorkeur uit naar hergebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied. Nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven op nieuwe bouwlocaties is alleen mogelijk als uit onderzoek blijkt dat de vestiging niet kan worden geaccommodeerd in vrijgekomen agrarische bebouwing of op het lokale bedrijventerrein.

Hieronder is een uitsnede weergegeven van de Beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling. De ligging van het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0004.jpg"

uitsnede Beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling

Het plangebied ligt binnen het 'multifunctioneel platteland' en grenst aan twee 'zoekzones stedelijke functies'.

Analyse
Zoals vermeld betreft het plan formeel een nieuwvestiging van een niet-agrarisch bedrijf op een nieuwe bouwlocatie in het buitengebied. Hieraan liggen onderstaande beweegredenen ten grondslag.

Huidig gebruik plangebied
Hoewel sprake is van een agrarische bestemming is het perceel lang in gebruik geweest voor opslag van bouwmaterialen en containers. Dit gaf een rommelig beeld, mede gezien er geen groene omkadering van het perceel aanwezig is. De bouwmaterialen en containers zijn inmiddels verwijderd. Thans is sprake van een braakliggend terrein.
Het plan omvat een transportbedrijf met relatief weinig bebouwing (bebouwingspercentage 12%), die middels opgaand groen ruimtelijk wordt ingepast.

Ligging van het perceel
Het plangebied ligt nabij het bestaande komgebied van Kerkdriel en nabij reeds bestaande (niet-)agrarische bedrijvigheid (zie ook paragraaf 3.2). Voorts grenst het plangebied aan twee zoekzones voor stedelijke functies. Het bedrijf ligt hiermee gunstig ten opzichte van bestaande en nieuwe bedrijfsterreinen en derhalve (potentiële) klanten.
De vestiging van het transportbedrijf op een vrijkomende agrarische bedrijfslocatie elders in het buitengebied is planologisch niet gewenst, omdat een transportbedrijf niet in het buitengebied thuishoort, er een belemmering zou kunnen zijn voor omliggende agrarische bedrijvigheid en landbouwwegen in het algemeen niet geschikt zijn voor vrachtwagens.

Het plangebied is thans bereikbaar via de route Provincialeweg N831 - Wordenseweg - Duitse Weistraat - Laarstraat en de route Provincialeweg N831 - Sellikstraat - Laarstraat. De eerstgenoemde route loopt deels via de bebouwde kom van Kerkdriel, maar mijdt het centrum van de kern. De tweede route is de kortste route naar de autosnelweg A2, maar loopt via smalle landbouwwegen.
Thans is de aanleg van een nieuwe ontsluitingsroute tussen de autosnelweg A2 en Kerkdriel-zuid in studie (Zuidelijke ontsluitingsroute Kerkdriel). Er wordt een keuze gemaakt tussen een aantal varianten, zie paragraaf 2.4.3. Alle varianten zijn geschikt voor de ontsluiting van het transportbedrijf.

N.B.
De vrijkomende locatie aan de Leijensteinstraat zal worden verworven door Woningstichting Maasdriel, ten behoeve van de bouw van een extra woning. Tussen de gemeente Maasdriel, Transportbedrijf Vos en Woningstichting Maasdriel zal hieromtrent een samenwerkingsovereenkomst worden gesloten. Hiermee is voortzetting van een transportbedrijf op de huidige locatie uitgesloten.

Conclusie
Het plan past niet één op één in het streekplanbeleid. Gezien de voorgaande planologische afweging mag worden geconcludeerd dat er daarentegen geen strijdigheid is met het streekplan.

2.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Structuurvisie Rivierenland 2004-2015

In het kader van de voorbereiding van het Streekplan Gelderland 2005 is de Structuurvisie Rivierenland 2004-2015 opgesteld. In de structuurvisie is onder meer algemeen beleid opgesteld ten aanzien van uitbreiding van kernen met woongebieden en bedrijventerreinen. Inzake onderhavig plan met de verplaatsing van één bedrijf is geen nader beleid opgenomen waaraan kan worden getoetst.

2.3.2 Regionaal Plan Bommelerwaard

Het Regionaal Plan Bommelerwaard betreft een ruimtelijke visie voor het buitengebied van de gemeenten Zaltbommel en Maasdriel. In het Regionaal Plan zijn doelstellingen opgenomen ten aanzien van de ontwikkeling van natuur, landschap, cultuurhistorie, glastuinbouw, champignonteelt, overige landbouw en recreatie.

In het Regionaal Plan zijn zoekgebieden voor verstedelijking aangeduid. Deze komen overeen met de zoekzones genoemd in het Streekplan. Het Regionaal Plan sluit de nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijven in het buitengebied niet uit.

Analyse
Het plangebied grenst aan een zoekgebied voor verstedelijking, maar ligt daar niet binnen. In paragraaf 2.2.2 is aangetoond dat de nieuwvestiging van het transportbedrijf op de gewenste locatie planologische aanvaardbaar is.

Conclusie
Het plan past niet één op één in het Regionaal Plan Bommelerwaard, maar er is ook geen sprake van strijdigheid.

2.3.3 Overig regionaal beleid

Het beleid van Waterschap Rivierenland (met onder meer het Waterplan Bommelerwaard) is opgenomen in de de waterparagraaf (paragraaf 5.2). Het overige regionale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie en plan-MER Maasdriel

Op 20 oktober 2011 is het document Structuurvisie en plan-Mer Maasdriel vastgesteld. Deze structuurvisie betreft een actualisering van de StructuurvisiePlus Maasdriel 2004-2015.

Het plangebied grenst aan het bebouwde gebied van Kerkdriel. Het plangebied ligt in een komgrond met als nadere aanduiding 'zoekgebied ontsluitingsweg Kerkdriel'.

Voorts is de realisatie van het vrachtwagenparkeerterrein opgenomen in de structuurvisie.

Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het plan past in de structuurvisie.

2.4.2 Visie Maasdriel 2020+

De gemeente Maasdriel heeft de visie Maasdriel 2020+ opgesteld, waarin de ontwikkeling van de gemeente op lange termijn (tot 2020 en daarna) is opgenomen.

Ten aanzien van verbetering van de leefbaarheid in de gemeente vereist onder meer: "ruimte vrij maken voor woningbouwlocaties binnen de rode contouren door het uitplaatsen van binnen deze contouren gelegen bedrijven inclusief agrarische bedrijven".

Analyse
Onderhavig plan omvat de verplaatsing van een transportbedrijf vanuit het woongebied van Kerkdriel naar de rand van het dorp. De vrijkomende locatie zal een inbreidingslocatie voor woningbouw gaan vormen.

Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de visie Maasdriel 2020+.

2.4.3 Mobiliteitsplan Maasdriel 2020

In het Mobiliteitsplan Maasdriel 2020 zijn de maatregelen opgenomen die de gemeente moet uitvoeren om het verkeer in goede banen te leiden.

Eén van de problemen die spelen betreft het doorgaand (vracht)verkeer op plaatsen waar dat niet gewenst is, zoals het vrachtverkeer in de Laarstraat van een naar het 'paddenstoelencluster' (Kerkdriel-zuid), waarin ook onderhavig plangebied ligt.
Een oplossing voor dit probleem is de aanleg van een nieuwe ontsluitingsroute tussen de autosnelweg A2 en het paddenstoelencluster. Deze nieuwe route, ook wel Zuidelijke ontsluitingsroute kerkdriel genoemd, heeft onder meer de volgende voordelen:

  • een directe en snelle verbinding tussen A2 en Kerkdriel-zuid, waardoor andere wegen worden ontlast;
  • een route buiten de bebouwde gebieden om, waardoor verkeersoverlast en -onveiligheid worden voorkomen.

In februari 2010 is een aantal varianten voor de ligging van de van de Zuidelijke ontsluitingsroute Kerkdriel gepresenteerd. Thans worden deze varianten nader onderzocht, waarna een keuze zal worden gemaakt.
Eén variant loopt over de Laarstraat. Beide andere varianten liggen zuidelijker. Vanaf het plangebied zijn die varianten via de Oostenbroekweg bereikbaar.

Het verkeer van en naar het transportbedrijf zal gebruik gaan maken van de nieuwe Zuidelijke ontsluitingsroute Kerkdriel.

2.4.4 Overig gemeentelijk beleid

Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

Hoofdstuk 3 Bestaande Toestand

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de ruimtelijk-functionele situatie in de wijdere en de directe omgeving alsmede de bestaande toestand van het plangebied.

3.1 Wijdere Omgeving

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0005.jpg"

wijdere omgeving

Ontsluiting
De Wordenseweg vormt de belangrijkste verbinding tussen Kerkdriel en de Provincialeweg N813. De Wordensweg splitst in de Kerkstraat richting het centrum van Kerkdriel en de Duitse Weistraat, die de rand van het dorpsgebied vormt. De Laarstraat sluit aan op de Duitse Weistraat. Hiermee is sprake van een goede ontsluiting. Zoals vermeld is thans de aanleg van de Zuidelijke ontsluitingsroute Kerkdriel in studie. Op bovenstaande afbeelding zijn de varianten weergegeven. De Zuidelijke ontsluitingsroute Kerkdriel zal de toekomstige ontsluiting van Kerkdriel-zuid verzorgen.

Ruimtelijk-functioneel
De dorpskern Kerkdriel heeft een overwegende woonfunctie. Aan de westzijde liggen een bedrijventerrein en voorts enkele linten met bedrijvigheid.

Het plangebied ligt in de overgangszone tussen de bebouwde kom en het open agrarische landschap. In de directe nabijheid van het plangebied liggen enkele niet-agrarische bedrijven.

Langs de ontsluitingsroute via onder meer de Duitse Weistraat liggen woonbuurten en individuele woningen. De west- en zuidzijde van Kerkdriel (respectievelijk De Akker en Kerkdriel-zuid) zijn aangewezen als toekomstige woonbuurten.

3.2 Directe Omgeving En Plangebied

De directe omgeving is af te lezen op onderstaande afbeeldingen met de situatieschets directe omgeving en de luchtfoto, en de fotobladen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0006.jpg"

directe omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0007.jpg"

luchtfoto

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0008.jpg"

plangebied gezien vanaf de Laarstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0009.jpg"

bebouwing Prochamp aan overzijde Laarstraat

Ontsluiting
Het plangebied is rechtstreeks op de Laarstraat ontsloten. De Laarstraat is een landbouwweg met een 60 km/uur-regime.

Bebouwing en functies
De directe omgeving bestaat uit twee zones. Ten oosten van het plangebied ligt de dorpskom van Kerkdriel, met overwegend grondgebonden woningen. Het plangebied zelf is onderdeel van een meer open agrarisch gebied, waarin een aantal (niet-)agrarische bedrijven ligt. In de directe omgeving betreffen het:

  • champignonverwerkend bedrijf Prochamp, Laarstraat 2
  • dierensportcentrum, Laarstraat 6
  • glastuinbouwbedrijf, Wertsteeg 8
  • champingnonkwekerij Peffer, Oostenbroekweg 7 (niet afgebeeld)
  • compostbedrijf Hooijmans, Oostenbroekweg 10 (niet afgebeeld)

De omliggende bedrijven zijn milieutechnisch gezien niet van invloed op onderhavig plan (zie paragraaf 5.3.3).

Beplanting
Langs de landbouwwegen staan enkele rijen bomen. Voorts is sprake van een open agrarisch landschap bestaande uit akkers en weiden. Het plangebied is braakliggend, zonder opgaand groen.

3.3 Conclusie Bestaande Toestand

De gebiedsanalyse leidt tot de volgende relevante punten voor de planontwikkeling:

  1. 1. Het plangebied ligt aan de rand van de kern Kerkdriel in een omgeving met meerdere niet-agrarische bedrijfsactiviteiten.
  2. 2. In de huidige situatie is de ontsluiting van het plangebied niet optimaal, omdat de ene route door de bebouwde kom loopt en de andere route via smalle landbouwwegen. Met de aanleg van de Zuidelijke ontsluitingsroute Kerkdriel wordt het plangebied goed bereikbaar.

Hoofdstuk 4 Plan

4.1 Inrichtingsschets

De inrichtingsschets is weergegeven op kaartbijlage 1.

4.1.1 Bebouwing en functies

Op de oostzijde van het perceel wordt een nieuw gebouw opgericht bestaande uit een bedrijfshal en een aanbouw ten behoeve van kantoorruimten. De bedrijfshal heeft een bebouwd oppervlak van 800 m². De bouwhoogte bedraagt 6 m. De uitbouw ten behoeve van de kantoorruimten heeft een bebouwd oppervlak van 80 m² en een bouwhoogte van 3,7 m. Beide bouwdelen worden voorzien van een plat dak.
De bedrijfshal wordt gebruikt als werkplaats voor het onderhoud van de vrachtwagens en voorts ten behoeve van tijdelijke opslag van de te vervoeren producten. Binnen de bedrijfshal is ruimte voor vier vrachtwagens.
Het bebouwingspercentage van het perceel bedraagt 12 %.

Het onbebouwde perceel biedt ruimte aan het parkeren van 26 vrachtwagens/ vrachtwagencombinaties. Hiervan zal de helft gebruikt worden door Transportbedrijf Vos. De overige parkeerplaatsen kunnen worden gebruikt door derden op basis van een marktconforme vergoeding.
Het plangebied biedt in totaal ruimte voor het stallen van 30 vrachtwagens.

4.1.2 Ontsluiting en parkeren

Aantal verkeersbewegingen
De belasting op het omliggende gebied wordt mede uitgedrukt in het aantal verkeersbewegingen. In deze paragraaf is een berekening gemaakt van het aantal verkeersbewegingen, onderverdeeld in vrachtwagenbewegingen en personenautobewegingen.

Het terrein biedt in totaal ruimte voor de stalling van 30 vrachtwagens. Er van uitgaande dat 's morgens de vrachtwagens wegrijden en 's avonds weer terugkomen is er sprake van 60 vrachtwagenbewegingen per dag.

De personenautobewegingen bestaan uit het komen en gaan van de chauffeurs en van de medewerkers en bezoekers van het kantoorgedeelte van het transportbedrijf. De chauffeurs van de 30 vrachtwagens zullen bijdragen aan maximaal 60 personenautobewegingen per etmaal.
Er zullen maximaal twee werknemers op het terrein werkzaam zijn. Uitgegaan is van ca vier verkeersbewegingen per werknemer per etmaal. Dit is inclusief het bezoekersaandeel.

Het aantal verkeersbewegingen per etmaal voor het gehele plan omvat 60 vrachtwagenbewegingen en 68 personenautobewegingen.

Ontsluitingsroute
Zoals eerder gemeld zijn er thans twee mogelijke routes aanwezig voor de ontsluiting van het plangebied met de autosnelweg A2. Beide routes zijn niet optimaal. De ene route loopt via de bebouwde kom van Kerkdriel, de andere via smalle landbouwwegen.

De uiteindelijke ontsluitingsweg zal gevormd worden door de nieuwe Zuidelijke ontsluitingsroute Kerkdriel. Hiermee zal sprake zijn van een goede ontsluiting. Tot de opening van deze ontsluitingsroute zal de route Laarstraat - Sellikstraat - Provincialeweg N831 als adviesroute worden aangemerkt.

Parkeren
Ook bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen moet onderscheid gemaakt worden tussen de chauffeurs van de vrachtwagens en het personeel dat op het terrein c.q. in de gebouwen werkzaam is.

In de publicatie “Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering” (CROW, Ede, september 2009) zijn parkeerkencijfers opgenomen voor verschillende functies. Het gebied is te kenmerken als niet stedelijk en de ligging is 'rest bebouwde kom'. De parkeerkencijfers en de benodigde parkeerplaatsen zijn in onderstaand schema weergegeven.

functie kencijfer (p.p./100 m² bvo) oppervlakte in m² aantal benodigde parkeerplaatsen
kantoor zonder balie
werkplaats
vrachtwagenparkeren *)
2,50
0,85
0,85
80
800
1.200
2,0
6,8
10,2
totaal 19,0

*) Voor het vrachtwagenparkeerterrein is uitgegaan van 30 parkeerplaatsen met een 'bedrijfsvloeroppervlakte' van 40 m²

Voor het bedrijf zijn in totaal conform de geldende normen 19 personenautoparkeerplaatsen nodig. Op de inrichtingsschets zijn 21 parkeerplaatsen opgenomen. Hiermee wordt aan de gestelde norm voldaan.

4.1.3 Groen en water

Het gehele perceel zal worden omgeven door een haag. Aan de straatzijde is sprake van een haag met een hoogte van ca 1 m, aan de zijde naar het buitengebied is de haag 2 m hoog.
Aan de oostzijde van het gebouw wordt een ruime groensingel met bomen en water aangelegd. Hierdoor is een overgang van het bedrijfsterrein naar de woning Laarstraat 1 gemaakt.

Aan de west- en oostzijden van het plangebied worden retentievijvers aangelegd (zie paragraaf 5.2). Deze retentievijvers zijn permanent watervoerend. De retentievijvers worden aangekleed met oeverbeplanting passend bij een vijver.

Hoofdstuk 5 Gevolgen Voor

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven.

5.1 Actuele Waarden

5.1.1 Flora en fauna

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. Middels de Natuurbeschermingswet 1998 worden waardevolle gebieden beschermd. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.

Beschermde gebieden
Het plangebied is geen onderdeel van beschermde gebieden zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

De afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bedraagt ruim 4 km. Gezien deze grote afstand is het onwaarschijnlijk dat externe effecten optreden op dit natuurgebied als gevolg van de aanleg en het gebruik van het transportbedrijf.

Beschermde soorten
Met het doel te bepalen of binnen het plangebied beschermde soorten voorkomen heeft Staro Natuur en Buitengebied uit Gemert een onderzoek uitgevoerd: rapport "Quickscan natuurwaarden, Laarstraat Kerkdriel" (november 2011, nr. P11-0201). Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 opgenomen.

Staro concludeert dat:

  • de voorgenomen plannen geen effect zullen hebben op beschermde gebieden;
  • de aanbevelingen voor vogels, zoals beschreven in paragraaf 4.2.6, in acht genomen dienen te worden;
  • vervolgonderzoek uitgevoerd dient te worden om de aanwezigheid van beschermde vis- en amfibieënsoorten vast te stellen dan wel uit te sluiten;
  • de toekomstige werkzaamheden voor de overige soortgroepen in het plangebied geen overtreding van de natuurwetgeving tot gevolg hebben, mits de bomenrij onaangetast blijft;
  • altijd rekening moet worden gehouden met de zorgplicht.

Met het uitgevoerde onderzoek is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond. In het kader van de benodigde omgevingsvergunning zullen de diverse aanbevelingen worden getoetst.

Conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.2 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Er worden derhalve geen cultuurhistorische waarden aangetast.

Archeologie
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede uit de themakaart archeologie van het streekplan weer. Onderhavig plangebied is hierop aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0010.jpg"

uitsnede themakaart archeologie streekplan

In de Wet op de archeologische monumentenzorg is onder meer opgenomen dat voor bouwwerkzaamheden gelegen binnen een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde én met een oppervlakte van meer dan 100 m² een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

Analyse
Het plangebied ligt binnen een zone die op de kaart is aangeduid met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. De grondwerkzaamheden hebben een oppervlakte van meer dan 100 m².

Hoewel de bodem ter plaatse deel geroerd is in het kader van saneringswerkzaamheden, wordt door de regionaal archeoloog een archeologisch onderzoek aanbevolen.

Met het doel de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied te bepalen heeft Vestigia uit Amersfoort een onderzoek uitgevoerd: rapport "Nieuwbouw bedrijfshal aan de Laarstraat te Kerkdriel, gemeente Maasdriel. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek" (7 december 2011, nr. V949). Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 toegevoegd.

Vestigia concludeert dat er binnen het plangebied geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Vestigia concludeert verder dat de archeologische verwachtingswaarde ter plaatse van de aangetroffen verstoringen kan worden bijgesteld naar laag, maar dat onder de verstoringen een hoge verwachtingswaarde blijft gelden. Onderstaande tabel geeft de diepte van de verstoring per boorpunt weer.

boorpunt verstoring
1 70 cm -mv
2 40 cm -mv
3 60 cm -mv
4 50 cm -mv
5 60 cm -mv
6 80 cm -mv
7 60 cm -mv

Uit de boorstaten kan worden opgemaakt dat de verstoringen tot ten minste 40 cm onder het maaiveld reiken. In de planregels is opgenomen (dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie') dat voor bodemverstoringen dieper dan 40 cm onder maaiveld een nader onderzoek moet worden uitgevoerd.

Het plan omvat het aanleggen van retentievoorzieningen aan de west- en oostzijde van het plangebied (ter plaatse van de boorpunten 1 en 7). Deze retentievoorzieningen hebben een diepte van circa 60 cm onder maaiveld. Op basis van de planregels is hiervoor een omgevingsvergunning nodig. Uit het genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de voorgestane retentievoorzieningen geen archeologische waarden te verwachten zijn. Het archeologisch onderzoek biedt voldoende informatie om de omgevingsvergunning te kunnen verlenen.

Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2 Waterhuishouding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Rivierenland. In het kader van het huidige overheidsbeleid (4e nota Waterhuishouding) moet het waterschap invulling geven aan 'duurzaam stedelijk beheer'. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder verbouw- en nieuwbouwplannen hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water.

5.2.1 Beleid Waterschap Rivierenland

5.2.2 Beleid gemeente Maasdriel

5.2.3 Oppervlaktewater

Het plangebied grenst aan de westzijde aan en B-watergang (nr. 035044B).

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

5.2.4 Waterberging

5.2.5 Afvoer schoon- en vuilwater

De afvoer van het schone hemelwater is in voorgaande paragrafen beschreven.

De bedrijfsruimte wordt door middel van een drukriolering aangesloten op de bestaande riolering in de Laarstraat.

5.2.6 Duurzaam waterbeheer

Uit het voorgaande blijkt dat het schone hemelwater en het vuile afvalwater strikt worden gescheiden. Er wordt geen hemelwater op het riool geloosd. Hiermee is sprake van een vorm van duurzaam waterbeheer.

5.3 Milieu

5.3.1 Bodem

In het kader van de aankoop van de gronden door Transportbedrijf Vos heeft Verhoeven Milieutechniek BV uit Zaltbommel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek (NEN5740) Laarstraat (ong.) te Velddriel" (24 februari 2006, nr. B06.2714). Het bodemonderzoek is tevens bruikbaar voor voorliggend bestemmingsplan. Het rapport is als bijlage 4 opgenomen. De conclusies van het onderzoeksrapport zijn hieronder integraal weergegeven.

"Voor de onderzoekslocatie werd de hypothese gesteld van een verdachte locatie met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de gestelde hypothese aangenomen, aangezien in de bodem licht verhoogde gehalten voor enkele van de geanalyseerde parameters zijn aangetoond.

Daarnaast zijn in de gronddepots licht tot matig verhoogde gehalten voor enkele parameters aangetoond. Op basis van indicatieve toetsing aan het Bouwstoffenbesluit betreffende matig verhoogde gehalten indicatief categorie 1 grond. Zodoende bestaan geen bezwaren tegen het verwerken van de grond op het perceel.

Met het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek is, ons inziens, de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de onderzoekslocatie aan de Laarstraat (ong.) te Velddriel in voldoende mate vastgesteld. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaan geen bezwaren tegen de voorgenomen onroerend goed transactie."

Hoewel het bodemonderzoek van 24 februari 2006 concludeert dat er geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen onroerend goedtransactie, was de aangetroffen lichte tot matige vervuiling aanleiding een vervolgonderzoek in te stellen en een deel van de bodem te saneren. Een en ander is beschreven in het briefrapport "Uitgevoerde werkzaamheden, Laarstraat (ong.) te Velddriel" (Verhoeven Milieutechniek BV, Zaltbommel, 25 januari 2008, nr. S08.508/BRFRPP-01/GG). Dit briefrapport is opgenomen als bijlage 5. De conclusies van dit onderzoek zijn hieronder geciteerd.

"Op basis van de zintuiglijke waarnemingen van de milieukundig begeleider kan worden geconcludeerd dat het asfaltsplit in voldoende mate is ontgraven."

Algemene conclusie
De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

Geadviseerd wordt ter plaatse van de terreingedeelten waar sanering heeft plaatsgevonden en ter plaatse van de nieuwe bebouwing een herbemonstering van de bodem te laten plaatsen, in verband met een vervuiling met nikkel boven de interventiewaarde. Een en ander in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning.

5.3.2 Lucht

De Wet luchtkwaliteitseis voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde plannen met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als gestelde grenswaarden voor PM10 en NO2 niet worden overschreden.

Door de rijksoverheid is een rekenhulp opgesteld waarmee aan de hand van een eenvoudige berekening kan worden bepaald of een ontwikkeling al dan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit (NIBM-tool).

Toetsing
In paragraaf 4.1.2 is het verwachte aantal verkeersbewegingen opgenomen. Het betreffen 60 vrachtwagenbewegingen en 68 personenautobewegingen per etmaal.

Onderstaande tabel bevat de resultaten van de berekening met de NIBM-tool (uitgevoerd op 7 december 2011).

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1068-OH01_0011.jpg"

Uit de berekening volgt dat het plan niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

Het transportbedrijf betreft geen luchtgevoelige functie. Een verantwoording met betrekking tot een gezond woon- en leefklimaat is derhalve niet noodzakelijk.

Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet vereist.

5.3.3 Geluid

Het aspect geluid is te verdelen in verkeerslawaai en industrielawaai. In deze paragraaf komen beide aan de orde.

Verkeerslawaai
Het transportbedrijf is geen geluidgevoelige locatie zoals beschreven in de Wet geluidhinder. Derhalve is geen akoestisch onderzoek nodig.

Het transportbedrijf leidt tot ca 60 vrachtwagenbewegingen en 68 personenautobewegingen per etmaal. Het verkeer wordt afgewikkeld via de bestaande Duitse Weistraat en Wordenseweg. Dit zijn bestaande wegen waaraan een beperkt aantal burgerwoningen ligt. Een akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Industrielawaai
Het plan omvat het toevoegen van milieubelastende inrichtingen. In het kader van de Wet milieubeheer moet worden getoetst of de voorgenomen ontwikkelingen van invloed zijn op omliggende milieugevoelige objecten (woningen).

Basis voor de bovengenoemde toetsing vormt de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen. De richtafstanden zijn bepaald aan de hand van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. In de meeste gevallen is het aspect geluid de afstandbepalende factor. Vandaar dat deze toetsing onder 'geluid' is opgenomen.

Transportbedrijf Vos is een vorm van goederenwegvervoerbedrijven die in de handreiking afhankelijk van de bedrijfsoppervlakte als categorie 3.1 of 3.2 is opgenomen. De bedrijfsoppervlakte van transportbedrijf Vos bedraagt meer dan 1000 m² waardoor het bedrijf onder de categorie 3.2 thuishoort met een richtafstand van 100 m. De richtafstand wordt bepaald door het aspect geluid. Binnen de richtafstand liggen enkele gevoelige functies (woningen).

Door Ulehake Bouwfysica uit Oss is een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek - Industrielawaai, Bedrijfshal met parkeerterrein Vos, Kerkdriel" (9 maart 2011, nr. 12066-1 Rap-01). Dit onderzoeksrapport is als bijlage 6 aan voorliggend bestemmingsplan gevoegd. De conclusies van het onderzoek luiden:

"In opdracht van AKC Bouwadviesbureau is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de bedrijfshal met parkeerterrein aan de Laarstraat ongenummerd te Kerkdriel voor transportbedrijf Vos. Er is gecontroleerd of het bedrijf voldoet aan de geluideisen die worden gesteld in de Wet milieubeheer (het Activiteitenbesluit).
Daartoe zijn geluidmetingen verricht in een vergelijkbare inrichting en zijn berekeningen gemaakt met behulp van het computerprogramma ‘DGMR Geomilieu’.

Voor de uitgangspunten met betrekking tot de representatieve bedrijfssituatie en de toegepaste materialen wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

Er zijn twee verschillende berekeningssituaties te onderscheiden:

  • langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus ten gevolge van de activiteiten in de inrichting en op het terrein van de inrichting;
  • maximale geluidniveaus ten gevolge van de activiteiten in de inrichting en op het terrein van de inrichting.

Het hoogste berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten gevolge van de inrichting bedraagt 50 dB(A) etmaalwaarde. Dit is gelijk aan de normstelling van 50 dB(A), zodat op dit punt wordt voldaan aan de Wet milieubeheer.

Het hoogste berekende maximale geluidniveau ten gevolge van de inrichting bedraagt 70 dB(A) etmaalwaarde en wordt veroorzaakt door een optrekkende vrachtwagen. Dit is gelijk aan de normstelling van 70 dB(A), zodat op dit punt wordt voldaan aan de Wet milieubeheer.

Uitgangspunt voor bovenstaande berekeningsresultaten is dat de vrachtwagens in de nachtperiode geen gebruik maken van de in- / uitrit aan de oostzijde van het terrein, maar alleen van de in- / uitrit aan de westzijde. In de dag- en avondperiode kunnen beide in- / uitritten worden gebruikt."

Het transportbedrijf zal in het kader van de Wet milieubeheer een melding van het Activiteitenbesluit indienen. Aan deze melding worden door de gemeente maatwerkvoorschriften verbonden betreffende het gebruik van de poorten en het aantal verkeersbewegingen gedurende de nachtperiode, en het bronniveau van de afzuiging van de werkplaats.

Algemene conclusie
Uitgaande van het beperkte gebruik (maatwerkvoorschriften) vormt het aspect geluid geen planologische belemmeringen voor het plan.

5.3.4 Reuk/geur

In de directe omgeving ligt een groot aantal agrarische bedrijven. Het merendeel bestaat uit glastuinbouwbedrijven en champignonkwekerijen. Deze bedrijven hebben geen geurcontour zoals genoemd in de Wet geurhinder en veehouderij.

Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf met dieren ligt op een afstand van ca 450 m (Wertsteeg 14).

Conclusie

Het plan vormt geen belemmering voor agrarische bedrijven in de omgeving.

5.3.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie. De Besluiten externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en externe veiligheid buisleidingen (Bevb) moeten individuele en groepen personen een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voorts wordt getoetst aan het concept-Besluit transportroutes externe veiligheid (cBtev).

Personen moeten voldoende beschermd zijn tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het basisbeschermingsniveau is een basisnorm die de kans uitdrukt dat een persoon, die een jaar lang permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats aanwezig is, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen. Het is uitgedrukt in een getal: het plaatsgebonden risico (PR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6geen kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.

Daarnaast leggen het Bevi, het Bevb en het cBtev een verantwoordingsplicht op voor het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft de kans aan dat een groep personen door een ongeval bij een inrichting of buisleiding overlijdt. De gemeente moet een verantwoording afleggen bij veranderingen van het groepsrisico in het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen kunnen voordoen: het invloedsgebied.

Analyse
In de directe omgeving bevinden zich geen inrichtingen, buisleidingen of transportroutes voor vervoer van gevaarlijke stoffen op basis waarvan een gevarencontour geldt (bron: Risicokaart Gelderland).

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Juridische Regels

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008.

6.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De standaard opbouw van de bestemmingsregels conform de SVBP2008 betreft:

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Nadere eisen
  • Afwijken van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • Wijzigingsbevoegdheid

Per bestemming kunnen onderdelen, voor zover niet relevant, ontbreken.

In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

Bedrijf (artikel 3)
Het bedrijfsgebouw van het transportbedrijf en de aansluitende gronden zijn binnen de bestemming Bedrijf vervat.

Groen (artikel 4)
De zones met de retentievijvers aan de oost- en westzijde van het plangebied zijn binnen de bestemming Groen vervat.

Verkeer (artikel 5)
Voor het vrachtwagenparkeerterrein is een specifieke functieaanduiding opgenomen.

Waarde - Archeologie (artikel 6)
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie bevat beperking voor grondroeringen als gevolg van bouwen en werkzaamheden op een diepte van meer dan 40 cm onder maaiveld. Het artikel bevat voorts enkele afwijkingsbevoegdheden voor grondroeringen dieper dan 40 cm onder maaiveld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In dit artikel is het strijdige gebruik opgenomen.

Algemene afwijkingsregels (artikel 9)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages, en een afwijking voor het oprichten van nutsvoorzieningen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 10)
De algemene wijziging omvat een bevoegdheid tot verschijving van de bestemmingsgrenzen.

Overige regels (artikel 11)
In dit artikel is een verwijzing naar de geldende wetgeving opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 12)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.

Slotregel (artikel 13)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Dat geldt ook voor mogelijke planschadevergoedingen waaromtrent een verhaalsovereenkomst met de gemeente is gesloten.

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid kan het volgende worden vermeld:

  1. 1. De gronden binnen het plangebied zijn al geruime tijd eigendom van de initiatiefnemer.
  2. 2. De middelen die vrijkomen uit de verkoop van het bestaande bedrijfsperceel met bedrijfswoning aan de Leijensteinstraat 24 aan Woningstichting Maasdriel worden aangewend voor de realisatie van het nieuwe bedrijfsgebouw en de inrichting van het terrein. Daarbij is tevens een relatief kleine lening noodzakelijk.

Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

7.2 Kostenverhaal

Conform het bepaalde in artikel 6.12 Wro is het vaststellen van een exploitatieplan aan de orde. Het exploitatieplan kan drie facetten bevatten:

  1. 1. het verhalen van (bovenplanse) kosten op de grondeigenaren;
  2. 2. eisen ten aanzien van de fasering van het plan;
  3. 3. eisen en regels of een uitwerking van de regels ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het plan.

Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig als de genoemde facetten anderszins zijn vastgelegd.

Tussen de gemeente Maasdriel en de grondeigenaar is een anterieure overeenkomst gesloten, waarin bepalingen zijn opgenomen ten aanzien het verhalen van de bovenplanse kosten. Er is geen aanleiding bepalingen op te nemen met betrekking tot fasering of uitvoerbaarheid.

Er wordt geen exploitatieplan vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  1. 1. Inspraak overeenkomstig Awb
  2. 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  3. 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  4. 4. Vaststelling door gemeenteraad
  5. 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Inspraak

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan "Buitengebied herziening 2010, Laarstraat" vanaf 1 september 2011 tot en met 12 oktober 2011 ter inzage gelegen.

De beantwoording van de inspraakreacties is als bijlage 7 opgenomen.

8.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. De beantwoording van de overlegreacties is als bijlage 8 opgenomen.

8.3 Ambtshalve Aanpassing

In het ontwerpbestemmingsplan zijn twee ambtshalve aanpassingen opgenomen. Het betreffen:

  1. 1. het toevoegen voorwaarden ten aanzien van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden (regels, artikelen 4.3 en 5.3);
  2. 2. het toevoegen van de onderzoeksrapporten betreffende de aspecten flora en fauna en archeologie (toelichting, paragrafen 5.1.1 en 5.1.2);
  3. 3. vervangen van de NIBM-berekening door recente berekening (toelichting, paragraaf 5.3.2);
  4. 4. toevoegen recent gemeentelijk beleid (toelichting, paragraaf 2.4.1);
  5. 5. diverse ondergeschikte aanpassingen (toelichting en regels).

8.4 Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan

Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied herziening 2010, Laarstraat" vanaf 8 maart 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen.

Het verslag van de terinzagelegging en de beantwoording van de ingekomen zienswijzen is opgenomen als bijlage 9.

8.5 Inspraakreactie Waterschap Rivierenland

Op 7 maart 2012 is een inspraakreactie van Waterschap Rivierenland op het bestemmingsplan ingekomen. Deze reactie is als zienswijze behandeld. Verwezen wordt naar bijlage 9.

Bijlage 1 Inrichtingsschets

Bijlage 1 Inrichtingsschets

Bijlage 2 Quickscan Natuurwaarden

Bijlage 2 Quickscan natuurwaarden

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 5 Bodemonderzoek (Briefrapport)

Bijlage 5 Bodemonderzoek (briefrapport)

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek - Industrielawaai

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek - Industrielawaai

Bijlage 7 Beantwoording Van Inspraakreacties

Bijlage 7 Beantwoording van inspraakreacties

Bijlage 8 Beantwoording Van Overlegreacties

Bijlage 8 Beantwoording van overlegreacties

Bijlage 9 Beantwoording Van Zienswijzen

Bijlage 9 Beantwoording van zienswijzen