De Kampen-Noord 2012
Bestemmingsplan - gemeente Maasdriel
Vastgesteld op 07-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 antenne-installatie:
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.3 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.4 bedrijf:
een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten).
1.5 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
1.6 bestaand:
- bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan;
- bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.7 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0263.BP1071-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bijgebouw:
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.11 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.12 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.13 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen of ander materiaal die, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.14 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.15 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
1.16 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.17 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld, genoem in artikel 2.1 juncto bijlage I, onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht (geluidzoneringsplichtige inrichtingen);
1.18 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.19 huishouden
het samenlevingsverband van personen die relationeel en sociaal-economisch aan elkaar gebonden zijn.
1.20 kantoor:
het bedrijfsmatig verstrekken van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden.
1.21 kunstwerk:
bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw.
1.22 ondergeschikt bouwdeel:
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, zoals een balustrade of dakkapel, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak.
1.23 bedrijfsgebonden kantoor
een deel van een bedrijf (al dan niet in het hetzelfde gebouw als waar de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden), waarbinnen administratieve en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten ten behoeve van dat bedrijf worden uitgeoefend.
1.24 (openbare) nutsvoorziening:
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.
1.25 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand.
1.26 perifere detailhandel:
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).
1.27 plan:
het bestemmingsplan 'De Kampen-Noord 2012' van de gemeente Maasdriel.
1.28 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.29 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.30 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de meest gezichtsbepalende gevel.
1.31 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.32 waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.33 woning:
een complex van ruimte, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Indien krachtens dit plan een meting moet worden verricht dan moet de volgende wijze van meten worden toegepast:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 het bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd.
2.7 het peil:
- in geaccidenteerd terrein (in de nabijheid van dijken): ten hoogste 15 cm boven het gemiddelde oorspronkelijke omliggende terrein;
- in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
- in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 in bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' is het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 in bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten);
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met 3.2' is het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.2 in bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten);
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – groothandel in truckonderdelen' is tevens een bedrijf toegestaan met de volgende activiteiten: groothandel in truckonderdelen en vrachtauto's (inclusief import en reparatie), vervaardiging van transportmiddelen (niet zijnde auto's), inclusief proefdraaien met motoren;
een en ander met dien verstande dat:
- e. de maximale omvang van een bouwperceel 5.000 m² bedraagt, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in truckonderdelen' waar een maximale omvang van 10.000 m² is toegelaten;
- f. de toegelaten bedrijven verder aan de volgende nadere voorwaarden dienen te voldoen:
- 1. het dient te gaan om bedrijven die afkomstig zijn uit één van de kernen van de gemeente dan wel om starters;
- 2. het mag niet gaan om bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 juncto bijlage I, onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht (geluidzoneringsplichtige inrichtingen);
- g. bedrijfsgebonden kantoren;
- h. ondergeschikte productiegebonden detailhandel;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', voor een bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
- j. tuinen, erven en terreinen, waarvoor geldt dat de minimale diepte van een bouwperceel 40 m¹ bedraagt en waarbij voor uitwegen (in- en uitritten) geldt dat:
- 1. de maximale breedte van een uitweg 12 m¹ bedraagt;
- 2. maximaal één uitweg per bouwperceel is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een tweede uitweg is toegestaan voor de ontsluiting van de op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning. Deze ontsluitingsmogelijkheid mag niet gebruikt worden voor de ontsluiting van het op het bouwperceel gelegen bedrijf;
- 3. de minimale afstand tussen uitwegen bedraagt 30 m¹;
- k. parkeervoorzieningen op eigen terrein waarbij de normen gelden zoals opgenomen in het gemeentelijke Mobiliteitsplan (bijlage III). Deze maakt onderdeel uit van deze regels en is als separate bijlage 12 bij de toelichting gevoegd;
- l. kunstwerken;
- m. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
- n. groenvoorzieningen;
- o. voorzieningen van algemeen nut;
- p. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen:
- a. de afstand van de bebouwing tot de naar de weg gekeerde bouwgrens;
- b. de situering van de voorgevels;
- c. de afscherming van zij- en/of achterterrein;
- d. de situering van de perceelsontsluiting, indien zulks noodzakelijk is:
- 1. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de omgeving en een waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
- 2. voor de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
3.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7 sub e van dit artikel, ten behoeve van het bouwen van technische installaties, zendmasten en andere daarmee vergelijkbare bouwwerken, met uitzondering van lichtmasten, tot een hoogte van maximaal 35 m¹, mits:
- a. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen voor:
- a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 3.1 sub h;
- c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
- d. seksinrichtingen;
- e. opslag van goederen en materialen die zichtbaar is vanaf de openbare weg en opslag van goederen en materialen in de 'representatieve zone';
- f. parkeervoorzieningen anders dan op eigen terrein (in openbaar gebied);
- g. laden en lossen in de 'representatieve randzone'.
3.6 Afwijking van de gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden en inritten;
- d. kunstwerken;
- e. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. waterlopen en waterpartijen met een oppervlakte van minimaal 16.000 m².
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de binnen de bestemming 'Groen' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, voet- en fietspaden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. verblijfsvoorzieningen in de vorm van pleinen e.d.;
- e. nutsvoorzieningen, waaronder begrepen leidingen en bijbehorende voorzieningen;
- f. kunstwerken;
- g. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
- h. voorzieningen voor openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse) afvalcontainers en informatiezuilen, een en ander met de bijbehorende voorzieningen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de binnen de bestemming 'Verkeer' gelegen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming. Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en opstallen voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden met de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' onder de volgende voorwaarden:
- a. de wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast nadat de geurcontour van een nabijgelegen agrarische bedrijf is aangepast;
- b. de wijzigingsbevoegdheid geldt alleen voor die gronden binnen de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid', die niet meer gelegen zijn binnen de nieuwe geurcontour;
- c. voor het overige zijn de regels uit artikel 3 van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Verboden gebruik gronden en opstallen
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen:
- a. voor een seksinrichting;
- b. voor zelfstandige bewoning, waar het betreft vrijstaande bijgebouwen;
- c. voor het huisvesten van tijdelijke werknemers;
- d. als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
8.2 Gebruik gronden voor standplaatsen
De gronden binnen het plan die zijn aangewezen voor "Verkeer" en "Groen" mogen worden gebruikt als standplaats ten behoeve van het plaatsen van kramen en stallen.
Artikel 9 Algemene Afwijking Van Het Bestemmingsplan
9.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan, indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, voor:
- a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 5 m1 bedragen;
- b. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%.
9.2 Voorwaarden
De in 9.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
- b. bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten) te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
11.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
11.3 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 12 Overige Regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'De Kampen-Noord 2012'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 07 maart 2013.
De voorzitter, De griffier,
........ .........
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In de afgelopen jaren heeft de gemeente Maasdriel zich georiënteerd op de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijventerreinareaal binnen de gemeente. Er is behoefte aan uitbreiding voor de opvang van lokale bedrijvigheid en eventueel voor een aantal te verplaatsen milieuhinderlijke bedrijven uit de woonomgeving van de gemeente Maasdriel.
In de Structuurvisie Plus is een aantal locaties in beeld gebracht, waaronder een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein De Kampen-Noord te Hedel in noordelijke richting ('De Kampen-Noord'). De ontwikkeling van dit gebied past binnen de gemaakte afspraken over de rode contour van Hedel en de realisering wordt door de provincie Gelderland geaccepteerd onder voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing. Bij de planontwikkeling van deze locatie dient rekening te worden gehouden met specifieke inrichtingsmaatregelen om wateroverlast te voorkomen. De Kampen-Noord ligt immers in een gebied met hoge grondwaterstanden.
De huidige bestemmingsregeling van het bestemmingsplan Buitengebied laat het ontwikkelen van een bedrijventerrein op deze locatie niet toe. Met het onderhavige bestemmingsplan wordt daarom het juridisch-planologisch kader geschapen om de realisatie van het bedrijventerrein De Kampen-Noord mogelijk te maken.
1.2 Plangebied
De Kampen-Noord ligt ten noorden van het bestaande bedrijventerrein De Kampen en beslaat de gronden van een (nauwelijks meer functionerende) melkrundveehouderij, een bedrijf in reparatie, sloop en onderdelen van vrachtwagens (Handelsonderneming M. Vos v.o.f.) en daarvan westelijk gelegen agrarische grond. Het plangebied wordt thans aan de oostzijde ontsloten via de Parallelweg langs de Oude Rijksweg. Deze voert in zuidelijke richting langs het bedrijventerrein De Kampen. Via de bedrijftoegangsweg De Steegen en de ontsluitingsweg Baronieweg bestaat een mogelijkheid om de Oude Rijksweg op te draaien. De noordzijde wordt begrensd door de Broekheuvelsestraat, welke in de noordoosthoek uitkomt op de Parallelweg. Deze straat kan getypeerd worden als een lokale weg in het buitengebied.
De Kampen-Noord heeft een bruto omvang van ca 6 hectare. Het gedeelte van het terrein dat momenteel als bedrijf in gebruik is, ongeveer 2 hectare, is hiervan geen onderdeel.
![]() |
Figuur 1.1 Ligging plangebied |
1.3 Vigerende Bestemmingsplan
Het plangebied valt momenteel binnen het bestemmingsplan Buitengebied binnendijkse deel, vastgesteld door de gemeenteraad op 22 februari 2006. In het bestemmingsplan Buitengebied zijn de gronden thans bestemd tot agrarisch gebied. Het bedrijf in sloop, reparatie en onderdelen van vrachtwagens is bestemd als niet agrarisch bedrijf.
1.4 Leeswijzer
Richtinggevend voor het beleid dat de gemeente Maasdriel met haar bestemmingsplannen kan voeren zijn de beleidskaders, zoals die door hogere overheden en de gemeente zelf in een eerder stadium reeds zijn vastgelegd. De relevante beleidskaders zullen in deze toelichting dan ook als eerste beschreven worden.
Daarna wordt in hoofdstuk 3 de toekomstige inrichting van het terrein beschreven. De in het plan op te nemen ontwikkelingsmogelijkheden worden vervolgens getoetst op hun consequenties voor de actuele waarden in hoofdstuk 4 (flora en fauna, cultuurhistorie), de waterhuishouding in hoofdstuk 5 (watertoets) en het milieu in hoofdstuk 6 (geluid, bodem, lucht e.d.). In hoofdstuk 7 is de juridische planopzet opgenomen en in hoofdstuk 8 en 9 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Nationaal Beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (vastgesteld op 13 maart 2012) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en valleys;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
- een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Uit bovenstaande drie doelen zijn de dertien nationale belangen naar voren gekomen. Hieronder zijn deze weergegeven.
- een excellent ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
- ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- efficiënt gebruik van de ondergrond;
- een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
- betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
- het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- ruimte voor waterveiligheid en duurzame zoetwatervoorzieningen en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
- ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
- zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Doordat de ontwikkeling van Kampen-Noord zich afspeelt op lokaal niveau heeft het verder geen duidelijk herkenbare relatie met het overige ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd kan worden dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro: op 30 december 2011 inwerking getreden) wordt aan de provincies opdracht gegeven bij verordening nadere regels te stellen over het tegengaan van onnodige verstedelijking in het landelijk gebied en daarbij de toepassing van de SER-ladder te betrekken. Met de SER-ladder wordt een prioriteitsstelling bedoeld om eerst binnen het bestaande bebouwd gebied te zoeken naar mogelijkheden van herstructurering of intensivering (eventueel transformatie) en pas als dat niet leidt tot resultaten buiten bestaand bebouwd gebied te zoeken.
Uit paragraaf 2.2 blijkt, dat de provincie Gelderland kiest voor zuinig ruimtegebruik. Het uitgangspunt is, dat in regionaal verband een aanzienlijk deel van het bouwprogramma voor wonen en werken in bestaand bebouwd gebied moet worden geaccommodeerd.
Rondom alle kernen in de provincie zijn contouren getrokken, waarbinnen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden. Zo wordt onnodige verstedelijking van het landelijk gebied voorkomen. Het plangebied ligt binnen deze contour en is aangewezen voor ontwikkeling van een bedrijventerrein.
Uit paragraaf 3.2 blijkt dat sinds 2010 er geen gebruiksklare bedrijfsgronden meer binnen de gemeente in de aanbieding zijn. Herstructurering of intensivering van bestaande terreinen is niet aan de orde. Kortom binnen bestaand bebouwd gebied is geen ruimte om te voldoen aan de behoefte aan bedrijfsvestiging binnen de gemeente Maasdriel.
Wat betreft de regionale aspecten van één en ander wordt verwezen naar paragraaf 2.2.4.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Structuurvisie Gelderland 2005, Kansen voor de regio's
Als gevolg van de invoering van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 zijn provincies verplicht een ruimtelijke structuurvisie op te stellen met een uitvoeringsagenda. Het beleid zoals verwoord in de structuurvisie werd voorheen in het streekplan geformuleerd. De basis voor de structuurvisie wordt gevormd door het Streekplan uit 2005 (Vastgesteld door Provinciale Staten op 29 juni 2005) met dezelfde naam, waaruit het bestaande beleid is overgenomen.
In dit streekplan heeft de provincie Gelderland haar grondgebied opgedeeld in verschillende regio's. Hedel valt in de regio Rivierenland. Rivierenland wordt omschreven als een grotendeels groene en weidse uitstraling. De west-oost en noord-zuid georiënteerde stromen lopen evenwel ook midden door dit gebied. De druk op dit gebied is groot: Betuwelijn, A15, A2 maar ook Ruimte voor Rivier. Naast het regionaal centrum Tiel spelen Geldermalsen, Zaltbommel, Culemborg en Druten een belangrijke rol in de sociaal-economische structuur. De regio werkt aan de uitbouw van de fijnmazige sociaal-economische structuur met behoud van ruimtelijke kwaliteit. De landbouwkundige betekenis van dit gebied is groot. Maas, Linge, Nederrijn vormen belangrijke basislijnen voor recreatief-toeristische ontwikkelingen.
Met het provinciaal ruimtelijk beleid wil de provincie bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het heeft betrekking op de betekenissen die aan de kenmerken van de ruimte kunnen worden ontleend. Het geheel aan kenmerken heeft betekenis voor de samenleving en kan worden uitgedrukt in de begrippen 'gebruikswaarde', 'belevingswaarde', 'toekomstwaarde'.
Om zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en stedelijke vernieuwing te stimuleren geldt als uitgangspunt dat de regio's een aanzienlijk deel van het bouwprogramma voor wonen en werken accommoderen in bestaand bebouwd gebied. De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
Het provinciaal ruimtelijk beleid is selectief en spitst zich toe op de tweeledige provinciale ruimtelijke hoofdstructuur, bestaande uit het groenblauwe raamwerk en het rode raamwerk. In het groenblauwe raamwerk ligt het beleidsaccent op het beschermen en versterken van aanwezige kwetsbare waarden en belangen. In het rode raamwerk ligt het accent op ontwikkelingsbeleid in de sfeer van stedelijke functies en intensieve land- en tuinbouwteelten.
Naast deze twee raamwerken zijn multifunctionele gebieden onderscheiden. Deze gebieden maken geen onderdeel uit van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur. Vooral voor deze gebieden is het provinciale beleid globaal en beperkt.
De provincie wil bijdragen aan het voldoen aan de ruimtelijke voorwaarden voor een succesvolle economische ontwikkeling. Dit betekent o.a. het voorzien in een aanbod aan bedrijventerreinen dat past bij de geraamde regionale behoefte. Duurzame kwaliteit, concentratie en bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik zijn hierbij kernbegrippen. Ook in het bedrijfsleven is sprake van voortgaande schaalvergroting. Clustering van diverse soorten bedrijvigheid in stedelijke gebieden vermindert de kwetsbaarheid voor economische conjunctuurbewegingen. Bij bundeling van werkfuncties valt onderscheid te maken naar de omvang van publieks-/werknemers-stromen (= meer centrale, goed bereikbare locaties) en van goederen-stromen (= ligging aan ontsluitende infrastructuur weg/water of op specifieke terreinen bijvoorbeeld in verband met milieuzonering).
2.2.2 Bedrijventerreinenvisie
De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties (Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties, vastgesteld op 30 juni 2010) is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van het in 2005 vastgestelde streekplan Gelderland. De opgave voor Gelderland is het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling van de juiste kwaliteit op het juiste moment en het voorkomen van overschotten en leegstand. Dit betekent dat er maatwerk moet worden geleverd om terreinen met verschillende kwaliteiten te ontwikkelen en herontwikkelen. Afstemming van de planning bij de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen tussen de gemeentelijke overheden in een regio is daarom van groot belang.
Gelderland is een provincie met een grote variëteit aan landschappen en haar identiteit wordt mede bepaald door regionale verscheidenheid. Deze kwaliteiten staan op verschillende plaatsen in de provincie onder druk. . Regionale planning en afstemming van bedrijventerrein is een provinciaal belang. Daarvoor zullen de zes Gelderse regio's een Regionaal Programma Bedrijventerreinen moeten gaan opstellen. Dit document is het kader voor de regionale afstemming en planning van bedrijventerreinen.
Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder dienen de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.
2.2.3 Ruimtelijke verordening Gelderland
De provincie Gelderland heeft de Ruimtelijke Verordening Gelderland (Ruimtelijke verordening Gelderland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 15 december 2010) vastgesteld. In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat.
Per 27 juni 2012 is in de Ruimtelijke Verordening Gelderland de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties opgenomen. Hierin is vastgelegd, dat een nieuw bedrijventerrein alleen mogelijk is als daar voldoende vraag naar is en de SER-ladder voldoende is toegepast. Wat betreft de behoefte aan bedrijventerrein binnen de gemeente Maasdriel wordt verwezen naar paragraaf 3.2. van deze toelichting. In paragraaf 2.1. onder het kopje 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' wordt ingegaan op de SER-ladder.
2.2.4 Regionaal beleid
De regio Rivierenland bestaat uit de gemeenten Buren, Culemborg, Druten, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel, West Maas & Waal en Zaltbommel. De regio grenst aan de westzijde aan de provincie Zuid-Holland (Diefdijk en Linge) en Noord-Brabant (Afgedamde Maas), aan de noordzijde aan de provincie Utrecht (Lek en Nederrijn), aan de zuidzijde aan de provincie Noord-Brabant (Maas) en aan de oostzijde aan het Knooppunt Arnhem-Nijmegen.
In Rivierenland geldt, overeenkomstig het "Convenant Bedrijventerreinen Rivierenland" (vastgesteld december 2001), het vestigingscriterium 'meerwaarde voor Rivierenland'. Dat wil zeggen dat een bedrijf dat zich in Rivierenland wil vestigen een toegevoegde waarde voor de regio moet hebben. Aandachtspunten hierbij zijn arbeidsmarktperspectief, aanvulling op huidige productiestructuur, relaties met andere reeds aanwezige sectoren/ketenfunctie, hoofdvestigingen en 'groene bedrijven'. Het Convenant vormt voor de regio Rivierenland onderdeel van het streekplanbeleid voor bedrijventerreinen, voor zover niet strijdig met de generieke beleidslijnen van dit streekplan.
Het "Convenant Bedrijventerreinen Rivierenland" is ondertekend door de gemeente Maasdriel. De gemeente Maasdriel mag op grond van dit convenant enkel bedrijventerreinen ontwikkelen voor lokale bedrijven. Een lokaal bedrijventerrein wordt in het convenant gedefinieerd als: kernen met een lokale functie hebben een opvangtaak voor lokale initiatieven en voor verplaatsing en uitbreiding van in de gemeente aanwezige bedrijvigheid voor zover dit naar aard en schaal en functie passend is.
Voor het onderhavige plangebied betekent dit dat uitgegaan wordt van kavels tot maximaal 5.000 m2. Op het moment dat een bedrijf deze maatvoering wenst te overstijgen dan is verplaatsing naar een subregionaal bedrijventerrein aan de orde. Uitzondering op deze regel is het bestaande bedrijf dat reeds in het plangebied aanwezig is. Dit bedrijf krijgt op basis van het plan de mogelijkheid om uit te breiden tot maximaal 10.000 m2. Verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein in de gemeente Tiel betekent dat de belangen van het bedrijf onevenredig worden geschaad ten opzichte van de belangen vertegenwoordigt door het vestigingsbeleid.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie Plus Maasdriel
De StructuurvisiePlus Maasdriel (2004) geeft de gemeentelijke kaders voor het beheer en de ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied in de periode 2004-2012. Bij de ontwikkeling ervan is uitgegaan van de eigen identiteit van Maasdriel en de mogelijkheden om deze te versterken.
In de StructuurvisiePlus is een ruimtelijk structuurbeeld van Hedel opgenomen. In het structuurbeeld is een aantal ontwikkelingen opgenomen, waaronder een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein. De Kampen-Noord in noordelijke richting.
Visie en bouwlocaties werken
In de StructuurvisiePlus wordt geconstateerd dat binnen Hedel een beperkt aantal bedrijven aanwezig zijn. De positie van deze bedrijven staat als gevolg van de stedelijke vernieuwing en verkeerskundige maatregelen onder druk. Dit betekent, dat de werkgelegenheid zich meer en meer concentreert op het bedrijventerrein "De Kampen-Noord" en op het nog te ontwikkelen bedrijventerrein tussen de spoorlijn en de A2. Dit bedrijventerrein, de Winkels, is aangewezen als het centrale bedrijventerrein voor Maasdriel. De ontwikkeling heeft de hoogste prioriteit. Bij de Winkels is bewust afgeweken van de rode contour in verband met de visie van de structuurvisie die tot 2020/2025 loopt. De rode contour gaat tot 2015. Er wordt een samenhangende ontwikkeling van het gehele gebied nagestreefd, maar deze zal gefaseerd worden in overeenstemming met de provinciale doelen.
De ontwikkeling van De Winkels is complex vanwege onder meer de verwerving van de nodige gronden. Teneinde toch voldoende uitgeefbaar bedrijventerrein te hebben, heeft de gemeenteraad besloten om het bedrijventerrein "De Kampen-Noord" in productie te nemen. Het betreft de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein De Kampen-Noord met het gebied tot aan de Broekheuvelsestraat. De ontwikkeling van dit gebied past binnen de gemaakte afspraken over de rode contour van Hedel en de realisering wordt door de provincie Gelderland geaccepteerd.
Het is goed om hier te vermelden, dat de gemeente Maasdriel in 2011 besloten heeft om het bedrijventerrein De Winkels niet te laten opnemen in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen.
2.3.2 Visie Maasdriel 2020+
Met de Visie Maasdriel 2020+ (d.d. 16 juni 2008) wil de gemeente richting geven aan de lange termijn ontwikkeling, oftewel het jaar 2020 en verder. In Maasdriel zijn de inwoners verdeeld over elf kernen en liggen de woon- en werkgebieden dicht bij elkaar. Dit legt de nodige druk op de leefbaarheid en het woongenot.
Teneinde achteruitgang en economische stagnatie tegen te gaan en de aanwezige kwaliteiten en waarden te benutten is een heldere koers nodig voor de gemeente, met de volgende ambities:
- Woongemeente met unieke en gedifferentieerde woonmilieus gekoppeld aan kleine kernen met elk hun eigen identiteit en kwaliteit en goede mogelijkheden voor actieve ontspanning op het terrein van dagrecreatie en sport;
- Werkgemeente met unieke werklandschappen voor de kleinere en startende ondernemer;
- Agrarische gemeente met ontwikkelingsruimte voor land- en tuinbouw;
- Groene en blauwe gemeente met unieke landschappen, waterfronten en ecologische en cultuurhistorische waarden.
Ten aanzien van de relatie wonen-werken wordt gestreefd naar het beter scheiden van beiden binnen de gemeente. Wat betreft het bieden aan ruimte aan bedrijvigheid wordt mede daarom gestreefd naar het concentreren van bedrijventerreinen nabij de A2. Uiteraard speelt ook de bereikbaarheid daarbij een grote rol.
De gemeente zet in op het faciliteren van groeimogelijkheden voor bestaande bedrijven, het aanmoedigen van startende ondernemers en het op beperkte schaal aantrekken van kleinschalige bedrijvigheid op het terrein van hoogwaardige dienstverlening.
2.3.3 Structuurvisie en plan-MER Maasdriel
Op 20 oktober 2011 heeft de gemeenteraad de 'Structuurvisie en plan-MER Maasdriel' vastgesteld. Op 25 januari 2012 is deze structuurvisie bekend gemaakt. Het betreft een actualisatie van de StructuurvisiePlus Maasdriel uit 2004. Deze laatste blijft ook gewoon van kracht. In hoofdstuk 7 van de nieuwe structuurvisie wordt een projectenoverzicht gegeven. Eén van de projecten is de uitbreiding van 'Kampen-Noord'. Hierover is het volgende opgenomen: 'Op de locatie De Kampen-Noord in Hedel, ten noorden van het bestaande bedrijventerrein De Kampen, wordt een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld, met een netto uitgeefbaar oppervlak van circa 6 ha. Het totale terrein is circa 15 ha groot. Een deel van dit terrein wordt ingericht ten behoeve van groenvoorziening en waterretentie. Gezien de (zicht)locatie van de uitbreiding gelden strenge eisen voor de beeldkwaliteit van de bebouwing en de inrichting van de overige terreindelen'. De verwachting is dat het plan in de periode 2012-2019 ontwikkeld wordt.
Hoofdstuk 3 De Inrichting Van Het Bedrijventerrein
3.1 Bestaande Situatie
Natuur en landschap
Het gebied ligt op de overgang van hoge, droge komgronden (zavel en lichte klei met een grondwaterstand meer dan 40 centimeter beneden maaiveld) naar laag, nat polderland (zware klei met een grondwaterstand minder dan 40 centimeter beneden maaiveld). De gebieden ten noorden en ten westen van het plangebied kenmerken zich door een nattere structuur met een hoge ecologische en landschappelijke waarde. Bij de inrichting van het bedrijventerrein zal derhalve veel aandacht besteed moeten worden aan de landschappelijke inpassing.
Ten noorden van de Broekheuvelsestraat ligt conform het bestemmingsplan Buitengebied een weidevogelgebied. De begrenzing van dit gebied is conform het provinciaal beleid van de provincie, zoals vastgelegd in de streekplankaart behorende bij het streekplan van 2005. In de structuurvisie Gelderland 2005 is het bestaande beleid in zijn geheel overgenomen: dus ook de streekplankaart.
Op deze gebieden rust een planologische bescherming. Aangewezen beschermingsgebieden dienen te worden beschermd tegen doorsnijding, aantasting van rust en openheid, verlaging van het waterpeil en verstoring.
Doorsnijding en aantasting van openheid zijn niet aan de orde, aangezien geen maatregelen in het weidevogelgebied zelf zijn gepland. De geplande ontwikkelingen kunnen ook door externe werking een verstorend effect hebben. Met name verstoring door licht, geluid en mogelijke verandering in grondwaterstand kunnen, bij de aanleg van een bedrijventerrein aan de orde zijn. Hier wordt in paragraaf 4.1 onder het kopje 'Ecologische structuur" nader op ingegaan.
![]() |
Figuur 3.1 Ligging van het beschermde weidevogelgebied (geel) ten noorden van het bedrijventerrein. Bron: Bestemmingsplan Buitengebied Binnendijks |
3.2 Marktbehoefte
Vraag naar bedrijventerreinen
De Kamer van Koophandel Rivierenland heeft in 2007 het onderzoek 'Bedrijven onder Dak' verricht naar de ontwikkelingen en verschuivingen in bedrijfshuisvesting in de regio rivierengebied. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. Deze behoefte is gebaseerd op enkel marktinformatie en staat derhalve los van de planologische mogelijkheden. De totale behoefte in de gemeente Maasdriel is 12,3 - 17,1 hectare bouwgrond. Met de ontwikkeling van De Kampen-Noord kan in een deel van deze behoefte worden voorzien. De Kampen-Noord heeft een bruto omvang van ca 6 hectare.
Ook de mondelinge aanvragen bij de gemeente Maasdriel voor een kavel op een bedrijventerrein geven een indicatie van de manifeste behoefte. De behoefte blijkt grotendeels te bestaan uit kavels van 1.000 tot 4.000 m². Het bestemmingsplan staat kavels toe van maximaal 5.000 m2 groot.
Aanbod van bedrijventerreinen
Anno 2010 zijn er geen gebruiksklare bedrijfsgronden in aanbieding.
Kwalitatieve aspecten van vraag en aanbod
De vestigingswensen van bedrijven zijn de laatste decennia sterk veranderd. Mede onder invloed van de groei van de dienstensector, hetgeen tot uiting komt in een groter wordend aandeel van de kantoorruimte ten opzichte van de productieruimte, stellen bedrijven steeds hogere eisen aan de kwaliteit van hun omgeving. Eisen ten aanzien van bereikbaarheid staan voorop, maar de behoefte aan een representatieve omgeving, met bedrijven met een soortgelijke uitstraling, wordt groter. Bij het aanbieden van bedrijventerreinen aan bedrijven dienen gemeenten hiermee rekening te houden.
Uit ervaring blijkt dat drie aspecten een wezenlijke rol spelen bij de clustering van bedrijven, te weten:
- 1. schaalgrootte: bijvoorbeeld geen kleine bedrijfshal van 500 m² naast een kavel van 2 ha;
- 2. transportintensiteit/milieuhinder: bijvoorbeeld geen woningen nabij grotere transportbedrijven;
- 3. presentatiekwaliteit: bijvoorbeeld geen kantoor naast een terrein met open opslag.
Op de Kampen-Noord is in beginsel ruimte voor bedrijvigheid met een functionele uitstraling, inclusief de mogelijkheid van beperkte open opslag.
3.3 Toekomstige Situatie
Visie op de landschappelijke inpassing
Om te voorzien in een goede landschappelijke inpassing van het nieuwe bedrijventerrein is in het jaar 2000 het rapport 'Landschapsvisie bedrijventerrein De Kampen-Noord' door BRO opgesteld. In dit rapport wordt een beschrijving gegeven van de specifieke landschappelijke kwaliteiten van het gebied. Dit rapport is in 2006 geactualiseerd. Het rapport is als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
De rechthoekige structuur van het verkavelingsplan draagt bij aan de inpassing van het terrein in de landschappelijke omgeving. Daarbij is aan de noordzijde van het plangebied, aan de Broekheuvelsestraat, een groene landschapszone geprojecteerd met een gemiddelde breedte van 20 meter. Een inrichting met een los patroon van boomgroepen op een ondergrond van gazon laat wel de nieuwe bedrijfsgebouwen zien maar vormt toch een ruimtelijke overgang van het bedrijvenpark naar het landschap ten noorden van het plangebied.
De bestaande sloot aan de oostzijde van het plangebied (de Parallelweg) wordt gedempt. Er wordt over de volle lengte van het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein een duiker gelegd, die dienst gaat doen als hemelwaterriool. Het wateroppervlak van de te dempen sloot dient te worden gecompenseerd. Dit kan gebeuren in de brede landschapszone aan de noordzijde (Broekheuvelsestraat).
Het gebied ten westen van het terrein van Handelsonderneming M. Vos v.o.f. gaat dienst doen als retentiegebied. In deze groene zone vindt de waterberging plaats van het hemelwater dat nu nog in het gehele gebied kan inzijgen.
![]() |
Figuur 3.2. Beeldkwaliteitsplan Zonering Bedrijventerrein Kampen Noord |
Verkaveling
De bestaande verkavelingstructuur van het landschap ten noorden van de bebouwde kom van Hedel bepaalt in hoofdzaak ook de verkavelingsopzet van het toekomstige bedrijventerrein. De in hoofdlijnen rechthoekige structuur met de Oude rijksweg als belangrijkste noord-zuid as is aanknopingspunt voor de aanhaking van de interne ontsluitingsstructuur. Aan de zijde van de Parallelweg langs de Oude Rijksweg worden de toekomstige bedrijfskavels direct ontsloten.
De bedrijfskavels hebben een minimale diepte van 40 meter. Deze maatvoering maakt het mogelijk om door een gevarieerde breedtemaat te voldoen aan de diverse vraag naar bedrijfsoppervlakten. Omdat in de gemeente Maasdriel een grote vraag is naar bedrijfskavels van ongeveer 1.000 tot 4.000 m2 biedt de gekozen stedenbouwkundige verkaveling goede mogelijkheden voor de gronduitgifte.
Voor meer informatie wordt verwezen naar het beeldkwaliteitplan dat voor het gebied is opgesteld. Dit rapport is als bijlage 3 bij dit plan gevoegd. Het beeldkwaliteitsplan zal via een wijziging van de gemeentelijke Welstandsnota het toetsingskader worden voor ingediende aanvragen om een omgevingsvergunning. Het besluit tot wijziging van de gemeentelijke Welstandsnota zal plaatsvinden gelijktijdig met de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
De kern van het beeldkwaliteitrapport bestaat uit een indeling van het plangebied in drie zones voor de bedrijven, te weten:
- 1. Repersentatieve randzone;
- 2. Functionele zone;
- 3. Binnenzone.
Voor iedere zone gelden met name andere beeldkwaliteitseisen. De vereiste beeldkwaliteit wordt bewaakt vanuit de welstandstoets. In het bestemmingsplan komen deze zones terug omdat er verschillende bebouwingsmogelijkheden en situeringseisen gelden.
Samenvatting randvoorwaarden
De randvoorwaarden voor de inrichting worden samengevat in onderstaand overzicht:
Algemeen
- de gebouwen dienen te zijn georiënteerd op de wegen waaraan ze zijn gelegen;
- indien het bedrijf ondergeschikte kantoorruimte heeft dient deze ruimte als afzonderlijke eenheid herkenbaar te zijn.
- de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens bedraagt 5 meter;
- de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 meter, daarnaast is bebouwing op de perceelsgrens mogelijk als de afstand tot de perceelsgrens aan de andere zijde minimaal 5 meter is;
- de overige randvoorwaarden zijn afhankelijk van de ligging van de gebouwen op het perceel: in de representatieve randzone, dan wel in de functionele randzone dan wel in de functionele binnenzone of op een zichtlocatie. De functionele randzone bestaat uit de gronden op een afstand van meer dan 10 meter vanaf de interne ontsluitingsweg parallel aan de Broekheuvelsestraat en de gronden op een afstand van meer dan 10 meter vanaf de interne ontsluitingsweg die parallel loopt aan de Oude Rijksweg. De functionele binnenzone bestaat uit de overige gronden;
Representatieve randzone
- in de representatieve randzone mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van een kantoorfunctie dan wel showrooms worden gebouwd;
- de gebouwen mogen uitsluitend aangebouwd worden aan bebouwing in de functionele randzone;
- de diepte is minimaal 2 meter en maximaal 5 meter;
- de breedte van de bebouwing is maximaal 50% van de breedte van de bebouwing in de functionele zone;
- de hoogte van de bebouwing is minimaal 50% van de hoogte in de functionele zone;
- de maximale bouwhoogte is 13 meter;
- de gebouwen hebben een plat dak.
Functionele randzone
- gebouwen zijn pas toegestaan in de functionele randzone, indien tevens bebouwing is/wordt gerealiseerd in de representatieve randzone op hetzelfde bouwperceel;
- de afstand tot de noordelijke perceelsgrens voor de percelen die zijn gelegen aan de ontsluitingweg die parallel loopt aan de Broekheuvelsestraat dan wel tot de oostelijke perceelsgrens voor de percelen die zijn gelegen aan de ontsluitingweg die parallel loopt aan de Oude Rijksweg gekeerde perceelsgrens bedraagt 10 meter;
- het maximale bebouwingspercentage bedraagt 80%;
- de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt 10 meter, behalve op zichtlocaties waar de maximale bouwhoogte 13 meter is;
- daar waar de bebouwing van de representatieve randzone doorsteekt in de functionele randzone geldt een maximale bouwhoogte van 13 meter, waarbij deze maximale hoogte uitsluitend geldt voor het deel dat maximaal 10 meter in/over de functionele randzone doorsteekt en voldoet aan de voorwaarden van de representatieve randzone;
- de gebouwen hebben een plat dak.
Functionele binnenzone
- het maximale bebouwingspercentage is 80%;
- de maximale goothoogte van gebouwen is 10 meter;
- de maximale bouwhoogte van gebouwen is 12 meter, behalve op zichtlocaties waar de maximale bouwhoogte 13 meter is;
- de maximale dakhelling bedraagt 15º, behalve op zichtlocaties waar de gebouwen een plat dak hebben.
Kwaliteit openbare ruimte
- gebruik hoogwaardig straatmeubilair;
- laanbeplanting langs de interne ontsluitingswegen;
- geen nutsgebouwen in de representatieve zone;
- geen losse reclamezuilen en reclame op daken. Reclame alleen aan de gevel;
Kwaliteit private buitenruimte
- scheiding tussen private en openbare ruimte door middel van haagbeplanting;
- geen hekwerken in de representatieve zone;
- Parkeren / laden / lossen.
De interne ontsluiting
In de diepte van het terrein leidt een U-vormige ontsluitingsweg in de richting van het bestaande terrein van Handelsonderneming M. Vos v.o.f. Deze interne ontsluiting, met aan weerszijden nieuwe bedrijfskavels, komt via een randweg aan de noordzijde weer uit op de Parallelweg. Door de grote diepte van het terrein is er sprake van een kleine binnenstraat die loopt van de nieuwe entree van Handelsonderneming M. Vos v.o.f. naar de noordrand van het gebied. De bestaande ontsluiting van dit bedrijf op de Broekheuvelsestraat komt te vervallen voor vrachtauto's en andere bedrijfswagens. Het bedrijf zal uitsluitend toegankelijk zijn vanuit het plangebied. Alleen de bestaande bedrijfswoning wordt nog op de Broekheuvelsestraat ontsloten.
Parkeren
In het gemeentelijke Mobiliteitsplan zijn parkeernormen opgenomen voor de gehele gemeente (Bijlage III). Deze parkeernormen gaan ook gelden voor het nieuwe bedrijventerrein. Het gemeentelijke Mobiliteitsplan met bijlage III is als bijlage 12 bij deze toelichting gevoegd.
Hoofdstuk 4 Waarden
4.1 Flora En Fauna
Ecologische structuur
Het gebied ten noorden van de Broekheuvelsestraat is aangewezen als weidevogelgebied (zie ook paragraaf 3.1). Weidevogels zoals de grutto zijn sterk afhankelijk van het waterpeil in een grasland. Met name verdroging heeft een negatief effect omdat de voedselbeschikbaarheid daardoor drastisch afneemt.
De geplande ontwikkeling van De Kampen-Noord zal gebeuren volgens de beleidsregels van hydrologisch neutraal bouwen. Verhoging of verlaging van het waterpeil op aangrenzende percelen is hierbij niet te verwachten.
Met de aanleg van het bedrijventerrein is toename van verlichting onvermijdelijk. Weidevogels zijn niet bijzonder gevoelig voor lichtverstoring. Desondanks kan met relatief eenvoudige middelen de lichtverstoring in het gebied beperkt worden. Aan de noordzijde van het plangebied wordt een ruimte groene overgangszone ingepast.
Door uitvoering van deze maatregel kan worden gesteld dat lichtverstoring op weidevogels ten noorden van de Broekheuvelsestraat niet aan de orde is.
Weidevogels zoals grutto en tureluur zijn redelijk gevoelig voor geluidsverstoring. Van enige geluidsproductie kan op een bedrijventerrein, waar categorie 3 bedrijven gepland zijn, sprake zijn. Bij bedrijven tot categorie 3 wordt een milieuzonering gehanteerd van 100 m. De bedrijfsgebouwen kunnen worden gerealiseerd op een afstand van ca. 60 m gemeten tot de Broekheuvelsestraat. Mogelijke hinder zal dus kunnen optreden in een relatief beperkte strook van ca. 40 m. In maart 2007 is door de afdeling Bouwen en milieu van de gemeente Maasdriel een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de mate waarin sprake is c.q. zal zijn op het weidevogelgebied. Het betreffende akoestisch onderzoek is als separate bijlage bij het plan opgenomen. De conclusie van het rapport luidt dat het referentieniveau van het omgevingsgeluid sterk varieert. Afhankelijk van de windrichting en meetpunt variëren de waarden tussen de 37 dB(A) en 60 dB(A). De voornaamste bron voor het omgevingsgeluid is de A2. Indien uitgegaan wordt van een extreem hoog bronniveau van 70 dB(A) per kavel zal de geluidsbelasting op de grens van het weidevogelgebied ongeveer 25 tot 30 dB(A) bedragen. Hiermee is de geluidsbelasting als gevolg van de nieuwe bedrijven 10 dB(A) lager dat het omgevingsgeluid. Hiermee is het bedrijventerrein akoestisch niet relevant. Gesteld kan worden dat het bedrijventerrein geen nadelige invloed heeft op het weidevogelgebeid. Alleen tijdens de aanlegfase zal rekening gehouden moeten worden met een tijdelijk geluidsverstoring.
Effecten tijdens de aanlegfase dienen beperkt te worden door te werken buiten het broedseizoen, dat loopt van maart tot juni. De ontsluiting van het bestaande transportbedrijf aan de Broekheuvelsestraat dient verlegd te worden naar het nieuwe industrieterrein. Bovendien zal de aanleg van de eerder genoemde ruime groene geledingszone de geluidsverstoring beperken. Door uitvoering van al deze maatregelen wordt geluidsverstoring op weidevogels beperkt tot een aanvaardbaar minimum.
Quickscan
Voor het plangebied is een Quick scan uitgevoerd. Voor een nadere toelichting van de uitgevoerde quick-scan wordt verwezen naar de rapportage 'Quick scan flora en fauna De Kampen-Noord, Hedel (gemeente Maasdriel)'. Deze is opgenomen als bijlage 4 bij dit bestemmingsplan. Hieronder worden enkel de belangrijkste conclusies weergegeven:
- Het plangebied is leefgebied voor algemeen voorkomende soorten waarvoor een vrijstelling ex art. 75 van de Flora- en faunawet geldt.
- De boerderij en de bijgebouwen aan de Parallelweg biedt mogelijk rust- en verblijfplaatsen aan streng beschermde vleermuissoorten. Aanvullend onderzoek naar vleermuizen is nodig om vast te stellen of zich inderdaad vleermuizen in het plangebied bevinden.
- Het plangebied is leefgebied voor algemeen in Nederland voorkomende vogelsoorten. In één boom is een nest aangetroffen waarvan de status niet duidelijk is. Aanbevolen wordt om deze boom met omringende houtopstand te sparen. Onderzoek naar het gebruik van dit nest is nodig indien kap van de boom is gepland. Daarnaast dienen overige maatregelen die broedvogels kunnen verstoren altijd buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd.
Om te bepalen of er in de boerderij en bijgebouwen aan de Parallelweg sprake is van een rust-en verblijfplaats voor vleermuizen en of er een nest aanwezig is is een nader onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek 'Vleermuizen en roofvogels op planlocatie De Kampen-Noord te Maasdriel', Faunaconsult, 8 augustus 2010 is als bijlage 5 bij dit plan gevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied geen dagverblijfplaatsen of vaste vliegroutes van vleermuizen liggen. De loods achter het woonhuis fungeert als foerageerlocatie voor een enkele gewone dwergvleermuis. De directe omgeving van het plangebied omvat echter voldoende alternatieve foerageerlocaties van vergelijkbare kwaliteit.
Het nest was ten tijde van het onderzoek niet in gebruik. Verder zijn in het plangebied geen aanwijzingen gevonden die duiden op de aanwezigheid van roofvogels. Het is niet waarschijnlijk dat het nest door roofvogels wordt gebruikt.
4.2 Archeologie
Om te kijken of de voorgenomen ontwikkeling van het bedrijventerrein geen archeologische waarden in onevenredige zin aantast, is in november 2006 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek was om eventueel aanwezige archeologische resten op te sporen en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang, en diepteligging van de eventuele vondsten.
Hieronder volgt de samenvatting van het uitgevoerde onderzoek door RAAP Archeologisch Adviesbureau. Dit onderzoek is als bijlage 6 bij het plan gevoegd.
De in het veld vastgestelde paleo-geografische opbouw komt goed overeen met de bevindingen van het bureauonderzoek. Verspreid over het plangebied komen oever- en komafzettingen op beddingafzettingen voor. De oeverafzettingen zijn afkomstig van de stroomgordel van Hedel-Wordragen en (mogelijk) de Winkelse stroomgordel. In vrijwel het gehele plangebied zijn in dit oeverpakket dikke kleiige lagen (komklei) te onderscheiden. De oever- en komafzettingen worden naar beneden toe geleidelijk zandiger en gaan tussen 1,50 en 2,80 m–Mv over in de zandige beddingafzettingen van de stroomgordel van Hedel-Wordragen. Opvallend is het voorkomen van zand binnen 1,0 m–Mv in het zuidoosten van het plangebied. Vermoedelijk betreft het de jongste fase van de stroomgordel van Hedel-Wordragen. In het noordoosten en westen van het plangebied is het pakket oever- en komafzettingen veel dikker en reikt hier tot ten minste 3,0 m-Mv.
Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied geen archeologische resten aangetroffen die kunnen wijzen op het voorkomen van archeologische vindplaatsen in het plangebied. Naar verwachting zal er als gevolg van de geplande werkzaamheden dan ook geen verstoring van archeologische waarden optreden. Derhalve worden geen aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan. De geplande ingrepen kunnen, voor zover het archeologische waarden betreft, zonder beperkingen worden uitgevoerd.
Het volgende is van toepassing m.b.t. het van archeologisch onderzoek vrijgestelde plangebied. Het is niet uit te sluiten dat binnen het van archeologisch onderzoek vrijgestelde plangebied, ondanks de wettelijke vrijstelling, toch relevante archeologische sporen en vondsten in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ingevolge de Monumentenwet 1988 (artikelen 53 en 54).
Om er voor te zorgen dat aan deze wettelijke plicht wordt voldaan bij het eventueel aantreffen van sporen en/of vondsten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, is het verzoek om navolgende tekst in de vergunning op te nemen: "Ondanks de vrijstelling voor archeologisch onderzoek is niettemin de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de sloop-, bouw-, sanerings- of graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 (voor monumenten) en artikel 54 (voor waarnemingen) van de Monumentenwet 1988. Opdrachtgever verplicht de aannemer(s) dan ook om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de graafwerkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij het bevoegd gezag, de gemeente Maasdriel".
4.3 Cultuurhistorie
Inleiding
De wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden met cultuurhistorie. Sinds 1 januari 2012 is een cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Het gaat daarbij om het in kaart brengen van archeologische, historisch stedenbouwkundige en historisch-geografische waarden en het beschrijven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige waarden en de aanwezige of te verwachten monumenten, in het op te stellen bestemmingsplan wordt omgegaan.
Historische ontwikkeling plangebied
Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd. Het plangebied ligt op het overgangsgebied van de oeverwallen (afb. 1 groen) en komgronden (afb. 1 blauw). Op de Gelderse cultuurhistorische kaart van de provincie Gelderland is zichtbaar dat er geen cultuurhistorische waarden benoemd zijn (afb. 2).
Op de historische kaarten is zichtbaar waar droge en natte delen liggen en de mate waarin de verkavelingsstructuur op basis van ontwatering is gewijzigd. In de 19e eeuw werd de polder rondom Broekheuvel (De Hoolkampen) middels een grote hoeveelheid sloten ontwaterd. Rondom het plangebied waren enkele bosschages aanwezig (afb. 3). De verkavelingsrichting in het plangebied is noord-zuid. Begin 20e eeuw is zichtbaar dat de bosschages verdwenen zijn en het gebied geheel open is (afb. 4). De situatie halverwege de 20e eeuw laat de effecten van verbeterde ontwatering en ruilverkaveling zien (afb. 5). Met name in het plangebied zijn kavels samengevoegd en daarmee breder geworden. In de huidige situatie is de sterke groei van Hedel en het bedrijventerrein ten opzichte van halverwege de 20e eeuw opvallend. De hoge en droge gronden zijn optimaal benut voor de stedelijke uitbreiding. De ontwikkeling van De Kampen-Noord borduurt daarop voort. De Broekheuvel vormt door de lagere ligging de 'natuurlijke' begrenzing van het bedrijventerrein.
Conclusie
De cultuurhistorische waarden van het plangebied blijven beperkt tot de kenmerkende inrichting van de landbouwgronden. De bestaande verkavelingsstructuur (noord-zuid) is leidend voor de verkavelingsopzet van het toekomstige bedrijventerrein. De (rechthoekige) blokverkaveling van de oeverwallen, door de hogere en drogere ligging in het landschap, is vertaald in de opzet van het terrein. De bestaande sloten blijven gehandhaafd en worden omgevormd tot retentiegebied. Daarmee respecteert het plan de landschappelijke cultuurhistorische waarden van het gebied.
4.4 Bodem
Voor het bestemmingsplan is een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied (Verkennend (water) bodemonderzoek De Kampen-Noord te Hedel, Agel adviseurs, 18 augustus 2010). Hieronder worden de conclusies van het onderzoek weergegeven. Het volledige rapport is als bijlage 7 bij dit plan gevoegd. Het verkennend (water)bodemonderzoek heeft als doel inzicht te krijgen of de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem een beletsel vormt voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling op de locatie.
Op basis van de resultaten van het vooronderzoek wordt de onderzoekslocatie voor een gedeelte aangemerkt als een, voor bodemverontreiniging, onverdachte locatie. Het gedeelte van het terrein dat in gebruik was als voormalige boomgaard in de jaren '70 van de vorige eeuw wordt aangemerkt als verdacht voor OCB's (organochloorbestrijdingsmiddelen).
Uit het veldonderzoek blijkt dat ten hoogste enkele lichte verontreinigingen in de bodem aangetoond zijn. De hypothese 'onverdacht' dient hierdoor formeel te worden verworpen. De resultaten geven echter geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Op basis van de resultaten van het verrichte bodemonderzoek zijn er vanuit de milieuhygienische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling van de locatie.
Hoofdstuk 5 Waterhuishouding
5.1 Beleidskader
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterhuishoudingsplan van Gelderland, het Waterbeheerplan van Waterschap Rivierenland, de Vierde Nota Waterhuishouding, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende driestapsstrategieën zijn leidend:
- Vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit)
- Voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit)
Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering nog relevant. Hierin staat hoe het best omgegaan kan worden met het hemelwater en het afkoppelen daarvan.
Het waterschap Rivierenland heeft, naast het Waterbeheerplan 2010-2015, de nota Rioleringsbeleid 2005 vastgesteld. Hierin staan normen en ambities opgenomen voor de waterkwantiteit- en kwaliteit. Een aantal belangrijke uitgangspunten zijn de volgende:
Voor riolering algemeen:
- Streven naar afkoppelen van 100% van het verhard schoon oppervlak in woongebied en minimaal 60% van het verhard oppervlak in industriegebied;
- Streven naar gebruik van hemelwater en oppervlaktewater in de vorm van een 2e waterleidingnet (huishoudwater);
- Streven naar gebruik van 'grijs-'en/of 'zwart-water'(gesloten systeem);
- Streven naar een verantwoorde esthetische inrichting van het terrein (belevingswaarden belangrijk, voor de bewustwording en betrokkenheid van de bewoners).
Voor het watersysteem:
- Het watersysteem dient aan te sluiten op de gebiedskenmerken. Sommige gebieden zijn door bijvoorbeeld sterk wisselende of erg diepe waterstanden minder geschikt om (permanent) oppervlaktewater te maken. In deze gebieden kan beter voor andere vormen van waterberging gekozen worden;
- Het oppervlaktewater en de waterbodem in het gebied moeten voldoen aan de MTR-waarden uit de 4e nota waterhuishouding;
- Streven naar oppervlaktewater van voldoende omvang. Liever enkele grote waterpartijen dan veel kleine slootjes. Hiermee wordt de kans op een goede waterkwaliteit vergroot;
- Zorgen voor circulatie. Doodlopende watergangen veroorzaken stagnant water waardoor de waterkwaliteit in met name de zomerperiode slecht zal zijn;
- Oever minimaal eenzijdig natuurvriendelijk inrichten;
- Voldoende diepte van watergangen (minimaal 1 meter bij laagste zomerpeil) of juist echt droogvallend (dus bijna altijd droogstaand, modderpoelen voorkomend);
- een onderhoudszone van 4 meter uit de insteek van de watergangen;
- Natuurlijk peilbeheer;
- Voorkomen van aanleg van lange duikers; beduikeringen zijn alleen aanwezig ten behoeve van de infrastructuur (wegkruisingen en dammen) en niet uit ruimteoverwegingen;
- Een toename van verharding leidt tot compensatieplicht (het terugbrengen van water in of in de directe nabijheid van het plangebied);
Waterschap Rivierenland heeft een waterkansenkaart opgesteld voor stedelijke ontwikkelingen. Volgens de waterkansenkaart is het grootste deel van het plangebied neutraal voor stedelijke ontwikkelingen bezien vanuit het watersysteem. Langs de oostelijke kant is er kans op problemen en ook in het westen van het plangebied, maar daar vinden geen stedelijke ontwikkelingen plaats.
Gemeenten Maasdriel en Zaltbommel hebben samen met Waterschap Rivierenland een waterplan opgesteld. Het waterplan formuleert de doelstellingen die deze partijen hebben voor het toekomstige waterbeheer. Het streven is gericht op het realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem en een duurzame waterketen. Daarnaast worden oplossingen geformuleerd voor de vastgestelde knelpunten.
Waterplan Bommelerwaard streeft naar een gezond, veerkrachtig, veilig en duurzaam watersysteem, dat gewaarborgd blijft voor de toekomst en waarin een zodanig kwalitatief en kwantitatief beheer wordt gevoerd, dat alle relevante gebruiksfuncties kunnen worden vervuld, het beschikbare water optimaal beleefd en gebruikt kan worden en het een bijdrage levert aan een aantrekkelijke leefomgeving voor de inwoners van de gemeenten.
Uit de analyses volgt dat er een aantal knelpunten zijn:
- Onvoldoende ruimte voor waterberging in stedelijk watersysteem.
- Knelpunten in de afvoercapaciteit van watergangen.
- Slechte waterkwaliteit door onvoldoende doorspoeling van
- watergangen.
- Ecologische waterkwaliteit van stedelijke watergangen slecht.
- Watergangen niet zichtbaar of te weinig uitstraling/belevingswaarde.
- Het waterbewustzijn van de burgers krijgt te weinig aandacht.
- Stedelijke waterberging wordt nu te veel versnipperd.
- Het beleid is nog onvoldoende afgestemd op de Kader Richtlijn Water.
In de uitvoeringsprogramma's van de beide gemeenten zijn projecten opgenomen om de geconstateerde knelpunten op te kunnen lossen.
5.2 Kenmerken Watersysteem En Gewenste Ontwikkeling
Bodem en grondwater
De bodem in het plangebied bestaat uit rivierklei. Het noordwestelijke deel van het plangebied heeft zware klei en het overige deel van het gebied bestaat de bodem uit zavel en lichte klei. Het maaiveld ligt op ca. 2,5 m +NAP.
Het grootste deel van het plangebied heeft grondwatertrap V. Het noordwesten heeft grondwatertrap III* en het zuidwesten heeft grondwatertrap VI. In figuur 5.1 (Watertrap) zijn de grondwatertrappen weergegeven (www.bodemdata.nl).
![]() |
Figuur 5.1 Watertrap |
Grondwatertrap III* en V* hebben een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van 25-40 cm beneden maaiveld. Grondwatertrap III heeft gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) van 80-120 cm beneden maaiveld en grondwatertrap V heeft een GLG van meer dan 120 cm beneden maaiveld. Grondwatertrap VI heeft een GHG van 40-80 cm beneden maaiveld en een GLG van meer dan 120 cm beneden maaiveld.
Oppervlaktewater
Het plangebied ligt in de Bommelerwaard. In en om het plangebied zijn diverse waterlopen aanwezig. De waterlopen langs de Parallelweg en aan de zuidkant van het plangebied (de scheiding met het bestaande bedrijventerrein De Kampen-Noord) zijn A-watergangen. Op de watergang aan de zuidrand van het plangebied vindt een overstort afkomstig van het industrieterrein De Kampen-Noord plaats. In noord-zuid richting door het plangebied lopen een viertal B-watergangen met steile oevers. Daarnaast loopt langs de Broekheuvelsestraat vanaf het bestaande bedrijf in sloop, reparatie en onderdelen van vrachtwagens in westelijke richting een B-watergang. Aan de westkant van het bedrijf ligt een waterpartij van circa 1850 m2.
In dit peilgebied bedraagt het winterpeil 1,40 m +NAP en het zomerpeil 1,60 m +NAP.
Riolering
Het noordelijk deel van het bestaande bedrijventerrein De Kampen-Noord heeft een verbeterd gescheiden rioolstelsel, het zuidelijke deel heeft een gescheiden stelsel. In het plangebied bevinden zich geen rioolpersleidingen.
5.3 Water In Relatie Tot Ruimtelijke Ontwikkeling
In figuur 5.2 Verkavelingsopzet is de verkavelingsopzet voor De Kampen-Noord weergegeven. Opgemerkt moet worden dat het terrein ten zuiden van het bestaande bedrijf in sloop, reparatie en onderdelen van vrachtwagens (aan de Broekheuvelseweg) ook bestemd wordt als bedrijfsterrein. De percelen aan de westzijde van het nieuwe bedrijfsterrein worden bestemd als groen/water.
![]() |
Figuur 5.2. Verkavelingsopzet |
Waterkwantiteit
In de huidige situatie bedraagt de verharding van het terrein van het bedrijf in sloop, reparatie en onderdelen van vrachtwagens ca. 1,37 ha. Het overige deel van het plangebied bestaat overwegend uit agrarische gronden. Door de nieuwe ontwikkelingen kan in totaal ca. 10,21 ha verhard gaan worden. Dit is een toename van ca 8,84 ha.
De extra verharding moet gecompenseerd worden. Voor de berekening van de berging hanteert het waterschap de zomerbuien van Buisland en Velds. Voor het plangebied mag de norm van T = 10 +10% gebruikt worden, de extra 10% is vanwege de klimaatsveranderingen. Als voorwaarde geldt dat de drooglegging minimaal 70 cm bedraagt. Voor de afvoer van de neerslag uit het plangebied wordt 1,5 l/sec/ha gebruikt.
Bij doorrekening van de buireeksen blijkt dat bij een toename van de verharding met ca. 88400 m2 en een afvoer van 1,5 l/sec/ha ( = 0,09 m3/min/ha) een bui van 1080 minuten maatgevend is. De neerslag bedraagt in dat geval 53,4 mm. In het gebied valt dan 0,0534 m * 88400 m2 = 4721 m3 neerslag wat gecompenseerd moet worden. De afvoer van het verharde oppervlak bedraagt 0,09 m3/min/ha * 1080 min = 97,2 m3/ha. Voor het plangebied betekent dit een afvoer van 97,2 * 88400 /10.000 = 859 m3. De benodigde compenserende berging bedraagt 4721 – 859 = 3861 m3.
Vanwege de ondergrond en grondwaterstanden zal infiltratie niet mogelijk zijn, berging zal dus gezocht moeten worden in de vorm van oppervlaktewater. Waterschap Rivierenland hanteert de eis dat het peil in nieuw aan te leggen waterpartijen maximaal 30 cm mag stijgen (Pascal van den Ring, 29 maart 2006). Dit betekent dat de waterpartij een oppervlakte van minimaal 15.065 m2 moet hebben.
Daarnaast zal een watergang over een lengte van ca. 400 m gedempt worden. Het oppervlak van de waterlijn met een breedte van 2 m * 400 m komt neer op 800 m² retentie. Deze watergang zal gecompenseerd moeten worden.
De bergingsvijver moet dus een totaal oppervlak krijgen van minimaal 16.000 m2. Aan de noordkant van De Kampen-Noord is een strook van ca. 8000 m2 gereserveerd voor groen en water. Daarnaast is aan de westzijde van het bedrijventerrein ruimte voor groen ten behoeve van de landschappelijk inpassing van het bedrijventerrein en water gereserveerd. Dit terrein heeft een oppervlakte van circa 54.400 m2. Beide terreinen samen bieden ruimschoots voldoende oppervlakte om de benodigde bergingsruimte te creëren. De bergingsvijver dient in verbinding te komen met het regionale watersysteem. De gemeente draagt zorg voor de uitvoering van de waterbergende voorzieningen.
Voor de werkzaamheden zal ontheffing van de Keur van Waterschap Rivierenland aangevraagd moeten worden.
Waterkwaliteit
Op het bedrijventerrein De Kampen-Noord worden bedrijven toegestaan van maximaal milieucategorie 3.2. De activiteiten van de bedrijven kunnen invloed hebben op de waterkwaliteit. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen hemelwater en afvalwater.
Het noordelijk deel van het bestaande bedrijventerrein De Kampen-Noord heeft een verbeterd gescheiden rioolstelsel. De Kampen-Noord krijgt ook een verbeterd gescheiden stelsel. Dit stelsel wordt gebruikt voor het huishoudelijk afvalwater. De lozing van bedrijfsafvalwater op het verbeterd gescheiden stelsel moet geschieden volgens de regels van de Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo).
Het hemelwater is afkomstig van daken, wegen en overig terrein. Het hemelwater afkomstig van daken is schoon en kan rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd worden, mits er geen uitlogende materialen gebruikt worden. Het water wat afkomstig is van wegen kan via bermpassage of filtering geloosd worden op het oppervlaktewater.
De omgang met het hemelwater afkomstig van de bedrijfspercelen is afhankelijk van de bedrijvigheid. Voor bedrijven vallend onder milieucategorie 1 en 2 mag het hemelwater afkomstig van de terreinverharding via filtering of bermpassage geloosd worden op het oppervlaktewater. Voor bedrijven vanaf milieucategorie 3 geldt dat het water afkomstig van de terreinverharding via een verbeterd gescheiden rioolstelsel geloosd moet worden. Hiervoor gelden de regels zoals die in de Wvo-vergunning worden opgenomen.
5.4 Overleg Waterschap Rivierenland
Waterschap Rivierenland is waterkwantiteit- en waterkwaliteitbeheerder in het plangebied. Op 29 maart 2007 is telefonisch contact opgenomen met het Waterschap Rivierenland. Het waterschap is geïnformeerd over de plannen voor De Kampen-Noord en het waterschap heeft gegevens omtrent het watersysteem en de omgang met hemelwater en afvalwater verstrekt.
Per mail is op 31 mei 2010 door het Waterschap Rivierenland aangegeven dat het waterschapadvies uit 2007 nog steeds van kracht is.
5.5 Vertaling Plankaart En Regels
Het terrein aan de westkant van het plangebied krijgt de bestemming groen, hier wordt de bergingsvijver gerealiseerd.
Hoofdstuk 6 Milieuhygiënische Aspecten
6.1 Luchtkwaliteit
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging (NIBM);
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een bedrijventerrein waar bedrijven t/m milieucategorie 3.2 zich kunnen vestigen mogelijk. Aangezien het een nieuw bedrijventerrein betreft waar geen procesindustrieën zich kunnen vestigen en de bedrijven ingericht worden volgen de nieuwste technieken is de uitstoot van de bedrijven zelf te verwaarlozen. In het plangebied wordt een nieuwe ontsluitingsweg en de aansluiting op bestaande wegen gerealiseerd. Er dient daarom een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden om te bepalen wat het effect van de ontwikkeling is op de luchtkwaliteit in de omgeving.
Luchtkwaliteitsonderzoek
Er is een luchtkwalteitsonderzoek uitgevoerd (Onderzoek luchtkwaliteit bestemmingsplan De Kampen-Noord te Hedel, Agel adviseurs, 1 februari 2011) en dit is als separate bijlage 8 opgenomen bij dit bestemmingsplan. Hieronder worden enkel de belangrijkste conclusies weergegeven.
In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Indien gemotiveerd kan worden dat een project tot een van de categorieën hoort of niet meer dan 3% ( 1,2 µg/m3) toeneemt voor de stoffen NO2 en PM10 is geen verdere toetsing nodig aan de luchtkwaliteitsnormen. Uit artikel 4, eerste lid van het Besluit NIBM volgt dat het project dan in ieder geval NIBM is.
De ontwikkeling behoort niet tot één van de getalsmatige categorieën. Er is daarom een berekening uitgevoerd. Hieruit volgt dat de grootste toename voor NO2 als gevolg van de ontwikkeling 0,9 µg/m3. De grootste toename PM10 is berekend op 0,1 µg/m3. De 3% grens wordt hierbij niet overschreden zodat het effect van de ontwikkeling op de omgeving als NIBM kan worden beschouwd. In geen van de berekende jaren worden de grenswaarden overschreden. Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
6.2 Geluid
Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie indien er geluidsgevoelige functies of infrastructurele maatregelen mogelijk worden gemaakt.
In het bestemmingsplan worden geen geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Wel worden nieuwe wegen binnen het plangebied aangelegd en zijn er twee aansluitpunten op de bestaande wegen Oude Rijksweg en Parallelweg aan de oostzijde van het plangebied. Er dient getoetst te worden of de nieuw aan te leggen wegen voldoen aan de normstelling van de Wet geluidhinder. Daarnaast dient beoordeeld te worden of de fysieke wijziging aan de aansluitpunten op de bestaande wegen aangemerkt moet worden als een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Er is sprake van een reconstructie wanneer de geluidsbelasting in de nasituatie (10 jaar na realisatie) met 2 of meer dB(A) toeneemt ten opzichte van de voorsituatie (1 jaar voor reconstructie) voor de bestaande woningen.
Akoestisch onderzoek
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, bestemmingsplan De Kampen-Noord te Hedel, Agel adviseurs, december 2010), dit onderzoek is als separate bijlage 9 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hieronder zijn enkel de belangrijkste conclusies opgenomen.
Nieuwe ontsluitingsweg
Binnen de geluidzone van de nieuwe ontsluitingsweg liggen 7 woningen. Uit de berekeningen blijkt dat op de gevel van al deze woningen voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Reconstructie aansluiting nieuwe ontsluitingsweg op Parallelweg
De woningen Parallelweg 15 en 17 hebben een geluidbelasting van meer dan 48 dB. De geluidbelasting bedraagt respectievelijk 52 en 53 dB. Voor deze twee woningen is bepaald wat de geluidstoename is als gevolg van de reconstructie. De toename is bij beide woningen 1,1 dB. Deze toename is minder dan 2 dB, waardoor er geen sprake is van reconstructie.
Reconstructie aansluiting nieuwe ontsluitingsweg op Oude Rijksweg
Voor de Oude Rijksweg is voor alle woningen in de zone, behalve de Broekheuvelsestraat 2, sprake van een geluidbelasting van meer dan 48 dB. De maximale toename van de geluidbelasting is 1,5 dB bij de Winkelseweg 16, bij de andere woningen is de toename minder. Dit betekent dat er geen sprake is van de toename van de geluidbelasting van 2 dB of meer en dat er geen sprake is van reconstructie.
Omdat er geen sprake is van een reconstructie van een weg hoeft geen hogere waarde te worden vastgesteld en hoeft geen onderzoek uitgevoerd te worden naar geluidbeperkende maatregelen.
Conclusie
De geluidbelastingen op de gevel van de woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde en bij de aansluitingen van de nieuwe ontsluitingweg op de Parallelweg en de Oude Rijksweg is geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Vanuit geluid zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plangebied.
6.3 Geur
6.3.1 Inleiding
De Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. Volgens de Wgv zijn veehouderijen, zogenaamde inrichtingen, die vallen onder de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen zijn bestemd voor het fokken, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren.
Met de Wgv geldt nu één toetsingskader voor heel Nederland. Door de nieuwe regelgeving wettelijk vast te leggen, is de rechtszekerheid vergroot. Er is sprake van een helder, eenvoudig en eenduidig beoordelingskader zodat vooraf bekend is of een milieuvergunning kan worden verleend.
Dieren met een geuremissiefactor
De normstelling in de Wgv is zo gekozen dat de uitbreidingsmogelijkheden voor de veehouderijsector niet wijzigen. In de Wgv is de maximale geurbelasting op een geurgevoelig object vastgelegd in odour-units (ouE/m³). Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De gemeente Maasdriel is gelegen in een zogenaamd niet-concentratiegebied.
In beginsel mag in een niet-concentratiegebied binnen de bebouwde kom op nieuwe geurgevoelige objecten de geurbelasting maximaal 2 odour units per kubieke meter lucht (ouE/m³) bedragen. Buiten de bebouwde kom is deze waarde maximaal 8 ouE/m³.
Anders dan op basis van de voorheen geldende regelgeving/beleidskaders kan de gemeenteraad gelet op lokale omstandigheden een afwijkende waarde of afstand vaststellen. Dit moet gebeuren in een gemeentelijke verordening. De motivering moet te herleiden zijn tot de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied in relatie tot de huidige en de verwachten geurhinder. Dit kan blijken uit bijvoorbeeld een bestemmingsplan. Bij gemeentelijke verordening kan tevens worden bepaald hoe wordt omgegaan met geurgevoelige objecten die onderdeel hebben uitgemaakt van een veehouderij (zoals voormalige agrarische bedrijfswoningen, die nu als burgerwoning worden gebruikt).
In onderstaande tabel 2 zijn de wettelijke waarde en de bandbreedte voor een gemeentelijke verordening weergegeven voor niet-concentratiegebieden.
Ligging geurgevoelig object | Geurnorm Wgv [ouE/m³] | Bandbreedte geurverordening | |
Minimale waarde [ouE/m³] | Maximale waarde [ouE/m³] | ||
Binnen bebouwde kom | 2,0 | 0,1 | 8,0 |
Buiten bebouwde kom | 8,0 | 2,0 | 20,0 |
Tabel 2: geurnorm en bandbreedte geurverordening (niet-concentratiegebied)
Dieren zonder een geuremissiefactor
Naast dieren waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, en op basis van berekening de geuremissie op een geurgevoelig object wordt berekend, zijn er ook dieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld (zoals melkkoeien en paarden). Voor deze dieren gelden zogenaamde vaste afstanden. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt:
- a. ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- b. ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
In een geurverordening kunnen deze afstanden, mits gemotiveerd, gehalveerd worden.
6.3.2 Situatie geurhinder nabij plangebied
De gemeenteraad van Maasdriel heeft op 16 december 2010 een geurverordening vastgesteld. De geurverordening is op 3 maart 2011 in werking getreden. Deze geurverordening is opgenomen als bijlage 10 bij dit bestemmingsplan. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven.
Na realisering van het bestemmingsplan De Kampen-Noord is binnen het plangebied sprake van een "bebouwde kom" waarvoor op basis van de geurverordening de geurnorm 8,0 ouE/m³ is. De Kampen-Noord kan ontwikkeld worden mits het niet binnen de geurnormcontour van 8,0 ouE/m³ ligt. Hierbinnen mogen namelijk geen geurgevoelige objecten, zoals bedrijven en woningen, gerealiseerd worden.
In de omgeving van het plangebied zijn twee veehouderijen aanwezig:
- Winkelseweg 18
- Broekheuvelsestraat 49a
Om te bepalen of er belemmeringen zijn vanuit geur voor het ontwikkelen van het plangebied dient bepaald te worden of ter plaatse van het bedrijventerrein sprake is van een goed woon- en leefklimaat en of de bestaande bedrijven belemmerd worden in hun bedrijfsvoering.
6.3.3 Conclusie
De veehouderijen aan de Broekheuvelsestraat 49a en Winkelseweg 18 kunnen niet meer uitbreiden richting het plangebied. Binnen de 8- OuE/m3 contouren van deze bedrijven worden geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. De veehouderijen worden niet (verder) in hun uitbreidingsmogelijkheden beperkt. Daarnaast is ter plaatse van de nieuwe bedrijven sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Het woon- en leefklimaat is acceptabel omdat er sprake is van de realisatie van bedrijven waar personen minder vaak en minder lang verblijven dan in woningen, het plangebied een overgangsgebied vormt naar het landelijk gebied en de bedrijven (zelf) of de bedrijven in de omgeving ook geuremissie veroorzaken.
Hiermee is de haalbaarheid van het bedrijventerrein als gekeken wordt naar het aspect geur in voldoende mate aangetoond.
6.4 Externe Veiligheid
Voor het plangebied is een extern veiligheidsonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek 'Risico-inventarisatie Bestemmingsplan De Kampen-Noord te Hedel', opgesteld door AGEL adviseurs (18 augustus 2010). Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 11. Hieronder worden enkel de belangrijkste conclusies weergegeven.
Op het terrein is vestiging van Bevi-inrichtingen niet uitgesloten. Aan de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen kan op basis van milieuwetgeving in beginsel alleen medewerking verleend worden, indien de PR-contour van de te vestigen Bevi-inrichting is gelegen binnen de grens van de inrichting. In het kader van een aanvraag milieuvergunning kan hiervan op basis van gewichtige redenen worden afgeweken. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen. Voor de vestiging van een Bevi-inrichting zal een aanvraag milieuvergunning ingediend moeten worden. Op basis van deze vergunningaanvraag zal een beoordeling plaatsvinden of voldaan wordt aan de normen van het Bevi.
De realisatie van het bedrijventerrein kan invloed hebben op één nabijgelegen Bevi-inrichting. Het betreft de opslag van gevaarlijke stoffen aan De Hootkamp 8. De afstand tot het plangebied is 135 meter. De PR 10-6 contour bedraagt 20 meter en loopt niet over het plangebied. De afstand van het invloedsgebied is 320 meter. Een deel van het invloedsgebied loopt over de zuidzijde van het plangebied. Uit de berekening van de personendichtheid blijkt dat de maximale toegestane personendichtheid niet gehaald wordt. Het gebruik van de inrichting wordt dan ook niet beperkt door de ontwikkeling van het terrein.
In het kader van de verantwoordingsplicht wordt door de gemeente Maasdriel advies gevraagd aan de regionale brandweer (tijdens de periode van vooroverleg over het bestemmingsplan).
Het transport van gevaarlijke stoffen over de A2 en de spoorlijn heeft een zodanige omvang dat ter plaatse van het plangebied voldaan wordt aan de normstelling.
In de omgeving van het plangebied liggen geen buisleidingen.
6.5 Bedrijven En Milieuzonering
Kader
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.''
Scheiding van functies versus functiemenging
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-publicatie. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Twee omgevingstypen
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-publicatie zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-publicatie gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | ||
1 | 10 | m | 0 | m |
2 | 30 | m | 10 | m |
3.1 | 50 | m | 30 | m |
3.2 | 100 | m | 50 | m |
4.1 | 200 | m | 100 | m |
4.2 | 300 | m | 200 | m |
5.1 | 500 | m | 300 | m |
5.2 | 700 | m | 500 | m |
5.3 | 1.000 | m | 700 | m |
6 | 1.500 | m | 1.000 | m |
De richtafstanden ten opzichte van de omgevingstypen rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied gaan uit van het principe van functiescheiding.
Plangebied
Het plangebied is door de ligging aan de Rijksweg en in het buitengebied aan te merken als een gemengd gebied. In het plangebied is een woning ten behoeve van het agrarische bedrijf. De combinatie van wonen en werken op De Kampen-Noord is gegeven de wens ook transportintensievere bedrijven te kunnen plaatsen, ongewenst.
De maximale milieucategorie die op het terrein gerealiseerd mag worden is milieucategorie 3.2. Op basis van milieucategorie 3.2 dient een afstand van 50 meter in acht te worden genomen. In de omgeving van het terrein ligt één woning aan de Parallelweg 17. Grenzend aan de woning Parallelweg 17 zijn bedrijven tot milieucategorie 2 toegestaan. Bedrijven uit de milieucategorie 1 en 2 worden geacht inpasbaar te zijn in een woonwijk. Plaatsing op een bedrijventerrein met incidentele woonbebouwing in de omgeving is daarmee aanvaardbaar.
Hoofdstuk 7 Juridische Planopzet
7.1 Inleiding
Het voorliggende bestemmingsplan bevat de planologische regeling voor de realisering van een uitbreiding van het bedrijventerrein De Kampen-Noord aan de noordzijde met zo'n 10 hectare bedrijfsgrond. De Kampen-Noord heeft een bruto omvang van ca 6 hectare. Het gedeelte van het terrein dat momenteel als bedrijf in gebruik is, ongeveer 2 hectare, is hiervan geen onderdeel.
In het bestemmingsplan is gewerkt met directe bestemmingen dat wil zeggen bestemmingen op basis waarvan het gemeentebestuur omgevingsvergunningen ten behoeve van het bouwen kan verlenen; het bestemmingsplan is direct uitvoerbaar. Er zijn geen nadere besluiten nodig, zoals dit bijvoorbeeld bij uit te werken bestemmingen wel het geval is.
Er is wel gebruik gemaakt van een globale bestemming, namelijk 'Bedrijventerrein'. Het kaartbeeld dat bij een dergelijke bestemming hoort, geeft alleen noodzakelijk geachte aanwijzingen omtrent de gewenste invulling van de gronden. Een deel van de globaliteit wordt ingeleverd in de regels die een meer gedetailleerd beeld geven van de gewenste invulling van de gronden. Echter, een zekere mate van vrijheid blijft bestaan.
Hieronder wordt de juridische regeling nader uiteengezet.
7.2 Systeem Van Regels
In de regels is de volgende opbouw gebruikt:
Leeswijzer bij de regels
Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels' omvat twee artikelen:
- een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen;
- een artikel met regels omtrent de wijze van meten;
Hoofdstuk 2 : 'Bestemmingsregels' geeft per bestemming aan voor welke doeleinden de in het plan gelegen gronden mogen worden bebouwd. Het artikel bestaat uit de volgende elementen volgens de navolgende indeling:
- bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden van de bestemming;
- de bouwregels: regels omtrent hoogte, bebouwingsdichtheid enz;
- afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels: deze regeling maakt het mogelijk om onder bepaalde aangegeven voorwaarden af te wijken van de bouwregels;
- een aanvullende regeling omtrent het ander gebruik van gronden dan bouwen en omtrent het gebruik van opstallen;
- een afwijkingsregeling voor ander gebruik.
Hoofdstuk 3 : 'Algemene regels', bevat o.a. bepalingen betrekking hebbend op:
- antidubbeltelregel;
- algemene bouwregels: deze bepaling heeft betrekking op ondergronds bouwen
- algemene gebruiksregels; deze bepaling geeft specifiek aan welke vormen van gebruik ten minste niet niet toegestaan binnen de bestemmingen;
- algemene afwijkingsregels; het gaat hierbij om een afwijkingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten en normen met betrekking tot het bouwen;
- algemene wijzigingsregels; het gaat hierbij om een wijzigingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten en normen met betrekking tot het bouwen;
- algemene procedureregels: in deze bepaling is de procedure opgenomen die moet worden gevolgd bij het toepassen van de in de regels opgenomen afwijkingsmogelijkheden;
- overige regels.
Hoofdstuk 4 : 'Overgangs- en slotregels', bevat o.a. bepalingen betrekking hebbend op:
- het overgangsrecht: aangesloten is bij de overgangsrecht zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening;
- Slotregel: geeft de naam van het plan weer.
Hieronder zal op de bestemmingsregeling in hoofdlijnen worden ingegaan.
7.3 Bestemmingsregeling
Bedrijventerrein
Het deel van het plangebied dat bestemd is voor de uitbreiding van het bedrijventerrein De Kampen-Noord, is bestemd tot 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn lokale bedrijven, vermeld in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Lijst van bedrijven met een maximale omvang van 5.000 m² toegestaan.
Daarnaast is het bestaande bedrijf van Vos positief bestemd door de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – groothandel in truckonderdelen'. Hier zijn de volgende activiteiten toegestaan: groothandel in truckonderdelen en vrachtauto's (inclusief import en reparatie), vervaardiging van transportmiddelen (niet zijnde auto's), inclusief proefdraaien met motoren. De maximale omvang van dit bedrag bedraagt 10.000 m². Voor dit bestaande bedrijf is ook een regeling voor de bestaande bedrijfswoning opgenomen.
Om te voorkomen dat de bedrijvenlijst al te star gaat werken, is in de regels een afwijking van het bestemmingsplan opgenomen voor bedrijven uit naast hogere categorieën dan die direct zijn toegelaten. Voorwaarde is dat de bedrijven wat milieu-uitstraling betreft zijn gelijk te stellen met de direct toegelaten bedrijven.
Er is tevens een afwijkingsregeling opgenomen teneinde perifere detailhandel, onder voorwaarden, toe te staan. Een belangrijke voorwaarde om de afwijking toe te laten, is dat de behoefte aannemelijk moet zijn gemaakt en verder aannemelijk is gemaakt dat er geen andere, meer geschikte plaats voorhanden is. Tevens mag er geen sprake zijn onevenredige verkeersaantrekkende werking. Groothandels activiteiten zijn in het algemeen toegestaan conform de opgenomen bedrijvenlijst. Voor het bedrijf Vos is daarnaast ook nog in de specifieke bestemmingsomschrijving aangegeven dat groothandel in truckonderdelen en vrachtauto's is toegestaan.
In de bouwregels zijn regels opgenomen omtrent de afstanden tot perceelsgrenzen, het bebouwingspercentage, hoogten e.d.
Van diverse bouwbepalingen is afwijking door middel van een omgevingsvergunning mogelijk: het maximale bebouwingspercentage en de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het gemeentebestuur mag de omgevingsvergunning alleen verlenen als aan de opgenomen voorwaarden is voldaan.
Bij de bouwregels is een indeling gemaakt in drie deelgebieden: de representatieve randzone, de functionele randzone en de functionele binnenzone. Deze indeling sluit aan op de indeling zoals die is in het beeldkwaliteitplan is opgenomen.
Deze zones zijn als gebiedsaanduiding op de verbeelding opgenomen. In principe dient gebruik gemaakt te worden van in de SVBP 2008 genoemde gebiedsaanduidingen. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen te waarborgen. Indien een specifieke gebiedsaanduiding niet onder te brengen is onder de genoemde gebiedsaanduidingen is het mogelijk een nieuwe gebiedsaanduiding te maken. Van deze laatste mogelijkheid is in onderhavig bestemmingsplan gebruik gemaakt door op de verbeelding de gebiedsaanduidingen 'functionele binnenzone', 'functionele randzone' en 'representatieve randzone' op te nemen, omdat de wens is om qua terminologie zoveel mogelijk aan te sluiten op het beeldkwaliteitsplan. Verder passen deze nieuwe gebiedsaanduidingen niet onder de groepen van gebiedsaanduidingen opgenomen in de SVBP 2008.
Per bouwperceel is maximaal één uitweg toegestaan. Voor het bouwperceel van Handelsonderneming M. Vos v.o.f. geldt een uitzondering. De huidige ontsluiting op de Broekheuvelsweg komt te vervallen voor bedrijfswagens. Deze uitweg zal alleen nog gebruikt worden voor de ontsluiting van de bedrijfswoning. De bedrijfswagens zullen ontsloten worden via een nieuwe uitweg via het nieuwe bedrijventerrein. In de regels is opgenomen op dit bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een tweede uitweg is toegestaan alleen ter ontsluiting van de bedrijfswoning. Bedrijfswagens mogen geen gebruik (meer) maken van deze ontsluitingsmogelijkheid.
Voor de herkenbaarheid aan de noord- en de oostrand van het terrein, kunnen nog aanvullende eisen worden gesteld in het beeldkwaliteitplan. Dit beeldkwaliteitplan zal als mutatie op de reeds eerdere welstandnota worden vastgesteld door de gemeenteraad gelijktijdig met het bestemmingsplan.
Groen
Met name aan de west- en noordkant van het plangebied is een groengebied geprojecteerd. De bedoeling van deze bestemming is dat de desbetreffende gronden zodanig worden ingericht dat ze dienen voor de afscherming van het plangebied, waardoor het terrein landschappelijk ingepast wordt, alsmede voor de benodigde waterberging.
Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De maximale hoogtes zijn in de regels weergegeven.
Verkeer
Deze bestemming is opgenomen voor de (interne) ontsluitingswegen die op het bedrijventerrein worden gerealiseerd.
Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De maximale hoogtes zijn in de regels weergegeven.
Een kdeel van een geurcontour ligt over het bedrijventerrein heen. Deze gronden hebben ook de bestemming Verkeer gekregen. Burgemeester en Wethouders hebben de bevoegdheid om deze bestemming te wijzigen in Bedrijventerrein, nadat de geurcontour is verkleind.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
8.1 Financiële Haalbaarheid
Voor de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan is het van belang dat inzichtelijk wordt gemaakt in welke ontwikkelingsgebieden de gemeente een grondpositie heeft. Voor gebieden die in handen zijn van de gemeente, zal gestreefd worden naar een ontwikkelingsstrategie die een voor de gemeente Maasdriel kostendekkende realisatie mogelijk maakt.
Voor gebieden die volledig in private handen zijn, geldt dat opbrengsten uit actieve grondverkopen niet mogelijk zijn. Voor deze locaties geldt dat het een particulier initiatief betreft. Niet is gebleken dat deze particulieren over onvoldoende middelen beschikken om de bedoelde ontwikkelingen te kunnen realiseren.
Hieronder is een globaal overzicht opgenomen omtrent kosten en baten t.a.v. het bestemmingsplan. Bij vaststelling van het bestemmingsplan zal een definitief (bijgestelde) exploitatieopzet gevoegd worden afgestemd op de op dat moment van toepassing zijnde cijfers.
Kosten | |
Plankosten | 128.412 |
Grondverwerving | 3.987.555 |
Bouwrijp maken | 2.375.631 |
Overige kosten | 311.594 |
Rentekosten | 258.318 |
Negatieve cashflow | 545.564 |
Totale kosten | 7.607.074 |
Baten | |
Grondverkopen | 7.837.305 |
Totale baten | 7.837.305 |
Saldo eindwaarde | 230.231 |
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er een positief saldo is van 230.231 euro. Het bestemmingsplan en de ontwikkeling van het bedrijventerrein is daarmee financieel uitvoerbaar.
8.2 Verhaal Van Kosten
Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een exploitatieplan vast te stellen voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
Op de in private handen zijnde gronden binnen het plangebied kunnen bouwplannen worden ontwikkeld als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Echter, het is niet mogelijk om kosten te verhalen bij deze particulieren. De inbrengwaarde van de bedoelde gronden is gezien de huidige gebruiksmogelijkheden van deze gronden dermate hoog dat - indien deze wordt afgetrokken van de bruto exploitatiebijdrage - er geen netto exploitatiebijdrage resteert. Nu het verhaal van kosten niet mogelijk is, heeft de gemeenteraad besloten geen exploitatieplan op te stellen; ook omdat er geen fasering aan de orde is en het stellen van eisen en regels (of een uitwerking daarvan) ten aanzien van de uitvoerbaarheid niet noodzakelijk wordt geacht (zie ook artikel 6.12, lid 2 Wro).
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
9.1 Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak en inspraak is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Aangezien het bestemmingsplan slechts minimaal is gewijzigd ten opzichte van het bestemmingsplan dat in 2006 ter inzage heeft gelegen, heeft de gemeente besloten voor dit bestemmingsplan geen inspraakprocedure te doorlopen.
9.2 Vooroverleg
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. De reacties van deze instanties zijn samengevat en behandeld in de 'Zienswijzen- en overlegnotitie', die als bijlage 13 bij deze toelichting is gevoegd. Waar nodig is het bestemmingsplan naar aanleiding van het vooroverleg aangepast.
9.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan en de bijbehorende stukken hebben vanaf 8 november 2012 t/m 19 december 2012 in het gemeentehuis ter visie gelegen. Het ontwerpbestemmingsplan was ook in te zien op www.ruimtelijkeplannen.nl en via de gemeentelijke website.
Van de terinzagelegging is openbaar kennis gegeven door bekendmaking in het Carillon en de Staatscourant van 7 november 2012. In die kennisgeving is melding gemaakt van de mogelijkheid voor iedereen tot het naar voren brengen van zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan binnen de termijn van terinzagelegging.
Er is 1 zienswijze binnengekomen. Deze zienswijze is samengevat en behandeld in de 'Zienswijzen- en overlegnotitie', die als bijlage 13 bij deze toelichting is gevoegd. Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Bedrijven Onder Dak
Bijlage 2 Landschapsvisie
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 4 Quick Scan Flora En Fauna De Kampen Noord
Bijlage 4 Quick scan flora en fauna De Kampen Noord
Bijlage 5 Vleermuizen En Roofvogels Op Planlocatie De Kampen-noord Te Maasdriel
Bijlage 5 Vleermuizen en roofvogels op planlocatie De Kampen-Noord te Maasdriel
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Archeologisch onderzoek
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Luchtkwaliteit
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Akoestisch onderzoek