Kerkdriel herziening 2016, Paterstraat 5
Bestemmingsplan - gemeente Maasdriel
Vastgesteld op 26-05-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kerkdriel herziening 2016, Paterstraat 5 met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1083-VG01 van de gemeente Maasdriel;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan huis verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.4 aan huis verbonden beroep
het in een woning en/of bij die woning behorend (al dan niet vrijstaand) bijgebouw uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie.
1.5 aan- of uitbouw
een ruimte die aan het hoofdgebouw is gebouwd, die functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw, maar die ruimtelijk een ondergeschikte aanvulling vormt op het hoofdgebouw.
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bed & breakfast
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als ondergeschikte toeristisch-recreatieve activiteit. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.9 bedrijf
Een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 1 Staat van inrichtingen.
1.10 bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
1.11 bestaand
Bestaand en/of vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013"
het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013" met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1084-VG01 van de gemeente Maasdriel, vastgesteld op 30 januari 2014;
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijgebouw
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 hoofdgebouw:
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.26 horeca
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
1.27 maatschappelijk
Voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, gezondheidszorg en openbare dienstverlening.
1.28 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand
1.29 peil
- in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk hoger ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven het oorspronkelijke terrein;
- in vlak terrein, voor zover dat oorspronkelijk lager ligt dan de kruin van de weg: ten hoogste 15 cm boven de kruin van de weg.
1.30 portiek
overdekte ruimte voor de ingang van een gebouw of leidend naar de ingang van een gebouw.
1.31 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch / pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.32 serre
Een overwegend uit glas bestaande overdekte gesloten uitbouw, die tenminste aan twee zijden transparant van karakter is.
1.33 woning
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden, met de daarbij behorende niet voor bewoning bestemde bergingen, stallingsruimten alsmede kantoor- en/of praktijkruimten, welke in de woning worden opgericht dan wel daaraan worden aangebouwd.
1.34 zakelijke dienstverlening
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie, zoals een wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/ telegraaf-/ telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de diepte van een woning
De buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van de woning.
2.7 het bebouwingspercentage
Het percentage van een bouwperceel dat met bebouwing mag worden bebouwd.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - Voormalige (Agrarische) Bedrijfsbebouwing
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een doelmatig hergebruik van voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen, beperkt tot:
- 1. kleinschalige, lichte bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2 of daarmee naar aard en milieubelasting vergelijkbaar;
- 2. commerciële/zakelijke dienstverlening;
- 3. maatschappelijke dienstverlening op het gebied van zorg, educatie, kunst en cultuur;
- 4. recreatieve activiteiten, zonder overnachtingsmogelijkheden, met ondersteunende horeca in de vorm van het tegen betaling verstrekken van dranken en spijzen als ondersteunende activiteit bij de recreatieve activiteiten,
- b. watergangen, waterretentie, waterzuivering en -infiltratie;
- c. wonen;
met de daarbij behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming:
- a. gebouwen, uitsluitend binnen het bouwvlak;
- b. maximaal één woning/ bedrijfwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- c. bijgebouwen bij de woning/ bedrijfswoning, onverminderd het bepaalde in 3.2.3 onder b.;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. overkappingen, uitsluitend binnen het bouwvlak.
3.3 Nadere eisen
Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van bebouwing, indien en voor zover dit noodzakelijk is:
- a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
- b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
- c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
- d. om een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen te voorkomen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. detailhandel, behoudens detailhandel als nevenactiviteit van de toegelaten activiteiten;
- b. het geplaatst houden van kampeermiddelen;
- c. lawaaisporten;
- d. voor mensen bedoelde verblijfsruimten ter plaatse van de 'Bouwaanduiding specifieke bouwaanduiding uitgesloten - voor bewoning bedoelde bijbehorende bouwwerken';
- e. activiteiten die bestaande waarden en belangen aantasten of beperken dan wel een extra belemmering vormen voor de bestaande gebruiksvormen in de directe omgeving;
- f. activiteiten die een dusdanig verkeersaantrekkende werking hebben, dat verkeersoverlast ontstaat en daardoor het treffen van infrastructurele maatregelen (herinrichten/aanleg wegen en/of parkeervoorzieningen) noodzakelijk wordt;
- g. activiteiten die een aantasting van de leefbaarheid, in de zin van de woon- en verblijfskwaliteit in de directe omgeving, betekenen en/of milieuhygiënisch anderszins niet aanvaardbaar zijn.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Aanduidingsregels
5.1 Vrijwaringszone-radar
5.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Verboden gebruik gronden en opstallen
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. een seksinrichting;
- b. zelfstandige bewoning, waar het betreft vrijstaande bijgebouwen;
- c. het huisvesten van tijdelijke werknemers, uitgezonderd bestaande (op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan) vormen van huisvesting van tijdelijke werknemers, welke mogen worden voortgezet, met dien verstande dat na beëindiging van het gebruik voor huisvesting van tijdelijke werknemers, waaronder begrepen wordt dat gedurende 2 jaar deze functie daadwerkelijk niet meer is uitgeoefend, de bestemming onomkeerbaar uitgaat van alleen de overige in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
- d. het uitoefenen van een bed & breakfast;
- e. het houden van evenementen;
- f. het uitoefenen van een kinderdagverblijf;
- g. als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
6.2 Gebruik gronden voor standplaatsen
De voor het publiek toegankelijke gronden binnen het plan mogen worden gebruikt als standplaats.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Algemene afwijking tot 10%
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
7.2 Algemene afwijking openbare nutsvoorziening, openbaar vervoer of weg- en railverkeer
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het oprichten van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, het openbaar vervoer of het weg- en railverkeer, mits de bebouwde oppervlakte niet meer dan 25 m² en de hoogte niet meer dan 5 m bedraagt.
7.3 Afwijking mantelzorgvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.1 onder b. vervatte verbod ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een tijdelijke woonunit, zoals een portacabin of container, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
- b. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
- c. de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- d. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit weer verwijderd te worden. Bij de mantelzorgvoorziening mogen geen afzonderlijke bijgebouwen worden opgericht. De bepaling over het maximaal oppervlak aan bijgebouwen, waaronder de mantelzorg voorziening, bij de woning blijft van kracht
7.4 Afwijking huisvesting tijdelijke werknemers
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.1 onder c. vervatte verbod ten behoeve van het huisvesten van tijdelijke werknemers, mits:
- a. huisvesting noodzakelijk is van ter plaatse werkzame tijdelijke werknemers;
- b. de huisvesting uitsluitend op eigen terrein bij het bedrijf binnen de bedrijfswoning van de eigenaar/hoofdbewoner plaatsvindt;
- c. het aantal te huisvesten tijdelijke werknemers de capaciteit van de bedrijfswoning conform de geldende regelgeving niet te boven gaat;
- d. de huisvesting geen onevenredige toename van de omgevingseffecten tot gevolg heeft of kan hebben;
- e. bestaande waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
- f. geen dusdanige verkeersaantrekkende werking ontstaat of kan ontstaan, dat verkeersoverlast ontstaat en daardoor het treffen van infrastructurele maatregelen (herinrichten/aanleggen van wegen en/of parkeervoorzieningen buiten het terrein van het bedrijf) noodzakelijk wordt;
- g. de woon- en verblijfskwaliteit in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
7.5 Afwijking bed & breakfast
Het bevoegd gezag is door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het in artikel 6.1 onder d. vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een bed & breakfast, mits:
- a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. de woning als zodanig blijft functioneren;
- b. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd, op een voldoende groot perceel, waarbij op het perceel voldoende buitenruimte aanwezig blijft;
- c. in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
- d. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
- e. ten hoogste 8 slaapplaatsen per bed & breakfast worden gerealiseerd.
7.6 Afwijking evenementen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.1 onder e. vervatte verbod ten behoeve van het toestaan van evenementen, onder de volgende voorwaarden:
- a. het evenement duurt maximaal 7 dagen, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen;
- b. er mogen niet meer dan 5 evenementen per jaar plaatsvinden;
- c. er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
- d. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
- e. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
- f. de belangen van de betreffende bestemmingen worden niet onevenredig aangetast;
- g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- h. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
- i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
- j. de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemmingen voor het evenement.
7.7 Afwijking kinderdagverblijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.1 onder f vervatte verbod ten behoeve van het uitoefenen van een kinderdagverblijf bij een (bedrijfs)woning, mits:
- a. de hoofdfunctie gehandhaafd blijft, waarbij de oppervlakte die wordt gebruikt voor het kinderdagverblijf maximaal 40% van het vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en het aangebouwde bijgebouw bedraagt, met een maximum van 50 m²;
- b. het kinderdagverblijf binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden wordt gerealiseerd;
- c. de verkeersintensiteit en inrichting van de weg, waaraan het kinderdagverblijf is gelegen, van dien aard zijn, dat het gebruik voor het brengen en halen van de kinderen de verkeersveiligheid niet in de weg staat;
- d. ten behoeve van het kinderdagverblijf in voldoende parkeergelegenheid en bergingsmogelijkheden op het eigen perceel wordt voorzien;
- e. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
- f. uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als kinderdagverblijf.
Artikel 8 Algemene Procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
- c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
- d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Gebiedsaanduidingen - enkelvoudige bestemmingen
Voor zover voor gronden tevens een gebiedsaanduiding geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, aanleg-, afwijkings- en wijzigingsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de regels van de gebiedsaanduiding(en) in acht te worden genomen.
9.2 Andere wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 10.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%.
10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan, 'Kerkdriel herziening 2016, Paterstraat 5'.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan betreft een initiatief aan de Paterstraat in de kern Kerkdriel. Initiatiefnemer is voornemens de oude vervallen boerderij aan de Paterstraat 5 te slopen en het perceel opnieuw in te richten. Op het perceel zal één nieuwe woning mogelijk worden gemaakt. Om het voornemen mogelijk te maken zal het voor het plangebied vigerende bestemmingsplan moeten worden herzien.
1.2 Voorgeschiedenis
Voorafgaand aan voorliggende bestemmingsplanherziening zijn op de locatie reeds vele onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn uitgevoerd ten behoeve van het oorspronkelijke voornemen op de locatie vier woningen te realiseren. Uiteindelijk heeft initiatiefnemer besloten één woning te willen realiseren, waarbij de geldende bestemming en verbeelding slechts op enkele onderdelen wordt aangepast. Voor deze toelichting zijn de resultaten van de reeds uitgevoerde onderzoeken van het oorspronkelijke plan in de toelichting vertaald naar het nieuwe plan. De onderzoeken van het oorspronkelijke plan zijn verder ongewijzigd in de bijlage van deze toelichting opgenomen.
1.3 Plangebied
Het plangebied is gelegen in het zuiden van Kerkdriel aan de Paterstraat. Het perceel heeft een oppervlak van circa 1800 m2. Momenteel wordt het pand gebruikt voor woondoeleinden.
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied
Afbeelding 1.2: Plangebied
Afbeelding 1.3: Aanzicht plangebied
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
Op de locatie vigeert het bestemmingsplan "Kerkdriel en Hoenzadriel 2013" (30 januari 2014 vastgesteld), waar het perceel de bestemming 'Gemengd - voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing' heeft. Bebouwing binnen deze bestemming is enkel mogelijk binnen het bouwvak. Daarnaast is binnen de bestemming enkel de realisatie van een bedrijfswoning mogelijk. De nieuwe woning betreft een burgerwoning en zal op een andere plaats worden gesitueerd dan met het huidige bouwvlak is toegestaan. Om het initiatief mogelijk te maken dient een bestemmingsplan herziening te worden doorlopen.
1.5 Opzet Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan 'Kerkdriel herziening 2016, Paterstraat 5' bestaat uit de volgende stukken:
- toelichting met onderzoeken als bijlage
- verbeelding (plan idn. NL.IMRO.0263.BP1083-VG01);
- regels.
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten in samenhang 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij uitleg van verbeelding en planregels.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
Op het perceel is een oude boerderij met enkele vervallen bijgebouwen aanwezig. In totaal heeft het perceel een oppervlak van circa 1800 mE, wat niet meer in gebruik is voor agrarische doeleinden. Het gebouw wordt verhuurd aan derden ten behoeve van woondoeleinden.
In stedenbouwkundig opzicht past het perceel niet in de structuur van de omgeving. Het perceel heeft duidelijke kenmerken van de van oudsher solitaire ligging van het pand. De bebouwing op het perceel is verstopt achterin het perceel en de kavel wordt geheel in beslag genomen door een groot bouwvolume. Vanuit de oorspronkelijke situatie was het een logische indeling, omdat het hoofdgebouw onderdeel was van groot boerenerf, waarmee dit paste in de maat en schaal van de toenmalige kavelverdeling. De omgeving van het plangebied wordt in de huidige situatie gekenmerkt door bebouwing gericht op de ontsluitingswegen met efficiënte en bij de functie passende kavelverdeling. De huidige situering van de bebouwing binnen het plangebied, is afwijkend van de overige bebouwing en doet afbreuk aan de stedenbouwkundige structuur langs de Paterstraat.
Afbeelding 2.1: Plangebied en omgeving
Op circa 300 meter van het plangebied bevindt zich de stellingmolen ‘Sara Catharina”. De molen is gelegen aan de Kievitsham 22 en heeft een stellinghoogte van 4,70 m. Aan deze molen is een molenbiotoop verbonden. Het betreft een cirkelvormige zone rond de molen, die vanwege de windvang, windafvoer en het zicht op de molen, beperkingen oplegt aan het toevoegen van nieuwe bebouwing binnen deze zone.
Afbeelding 2.2: Molenbiotoop rond de 'Sara Catharina”
2.2 Functionele Structuur
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van Kerkdriel. Van oorsprong was het plangebied onderdeel van het buitengebied. De Paterstraat vormt van oudsher een scheiding tussen het stedelijk en buitengebied. In de loop der tijd is de zogenoemde zuidzone uitgebreid met woonbestemmingen.
Door het oorspronkelijke landelijke karakter zijn er in de omgeving van het plangebied naast woningbouw nog relatief veel bedrijfsfuncties aanwezig, waardoor de omgeving van het plangebied een gemengd karakter heeft. Om in te spelen op deze transformatie is op alle agrarisch gerelateerde bestemmingen een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming wonen opgenomen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Deze AMvB is het juridisch beleidskader van het Rijk en geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.
Het Barro bewerkstelligt dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.
3.1.3 Doorwerking planvoornemen
In dit geval is sprake van een lokale ontwikkeling waar geen nationale belangen zoals verwoord in de SVIR en verankerd in het Barro mee zijn gemoeid.
3.2 Provinciaal Beleid
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland. De Omgevingsvisie is op 9 juli 2014 vastgesteld en vervangt het Streekplan Gelderland 2005. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld wat de vervanging is van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. In de tussentijd zijn partiële wijzigingen in deze documenten doorgevoerd. In deze paragraaf vindt een toetsing van het initiatief plaats aan deze documenten. Hierbij is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van de omgevingsvisie en omgevingsverordening zoals die 25 februari 2015 is vastgesteld en is gepubliceerd op 21 augustus 2015.
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
De Omgevingsvisie bestaat uit een visie en verdiepingsdeel en bevat de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw.
In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:
- een duurzame economische structuurversterking,
- het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.
Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied.
Duurzame verstedelijking (paragraaf 3.1.2 Visie en 1.3 Verdieping)
Het accent verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. De provincie en partners gaan nieuwe ontwikkelingen bezien in samenhang met de bestaande voorraad. Als leidend principe hanteren de provincie en partners de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
Belangrijke criteria voor duurzame verstedelijking is dat stedelijke uitbreidingen plaatsvinden in stedelijke gebieden en er een goed evenwicht ontstaat tussen ontwikkelingsruimte en de kwaliteitsprestatie c.q. investering in kwaliteit van de leefomgeving.
Het planvoornemen betreft een stedelijke herontwikkeling in een bestaand stedelijk gebied. Het voornemen is hiermee niet in strijd met het provinciaal beleid over duurzame verstedelijking.
Wonen in Rivierenland (paragraaf 3.1.3.6 Visie en 3.2.4 Verdieping)
De kwantitatieve regionale opgave voor wonen wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Hiervoor is het op 12 januari 2010 vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma 3 (hierna KWP3) leidend. Het KWP3 zal op korte termijn worden vervangen door het Regionaal Programma Wonen (RPW). De opgaven uit het provinciale woonprogramma werken partijen in de regio in een Regionale Woonagenda verder uit. De bestaande gebouwde voorraad staat daarbij centraal. Afspraken worden gemaakt over aanpassing van bestaande woningen, sloop met vervangende nieuwbouw, verdunning, het benutten van kansen van functieverandering en tenslotte de nieuwbouw.
Binnen het plangebied is in het vigerend bestemmingsplan reeds de bouw van een woning mogelijk. De mogelijkheden beperken zich echter tot een bedrijfswoning. Met het planvoornemen is geen sprake van een toename in woningbouwaantallen, enkel een verruiming van het woongebruik. Het voornemen is niet in strijd met de volkhuisvestelijke belangen van de provincie.
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Met betrekking tot de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling zijn artikel 2.2.1 (Wonen) en artikel 2.8.2.1 (Molenbiotoop) van belang. Toetsing aan deze artikelen laat het volgende zien:
Artikel 2.2.1 Wonen
"In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio ."
Zoals beschreven in vorige paragraaf onder het kopje Wonen in Rivierenland , voldoet het planvoornemen aan dit artikel van de Omgevingsverordening Gelderland.
Artikel 2.8.2.1 Molenbiotoop
"In bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen de molenbiotoop wordt geen nieuwe bebouwing danwel beplanting toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt."
De ligging van het plangebied in de beschermingszone rond de stellingmolen "Sara Catharina", is in deze toelichting beschreven in hoofdstuk 2 (de huidige situatie).
De belangen voor de molen worden met het planvoornemen niet geschaad, omdat:
- in praktijk al veel bebouwing en beplanting tussen molen en het plangebied aanwezig is, zie afbeelding 3.1
- tussen molen en plangebied dichte bossages aanwezig zijn met een hoogte van 10 tot 12 meter, zie ook afbeelding 3.2
- door de reeds aanwezige bebouwing en bossages is uitzicht en windvang al beperkt. Het planvoornemen heeft hier geen effect op.
Afbeelding 3.1: situatieschets plangebied en molen
Afbeelding 3.2: Aanwezigheid Bossages tussen plangebied en molen
Voldaan is aan de motiveringsplicht over de wijze hoe is omgegaan met de stellingmolen "Sara Catharina". Gebleken is dat het functioneren van de molen door het planvoornemen niet wordt beperkt. Hiermee wordt voldaan aan artikel 2.8.2.1 van de verordening.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie en plan-MER Maasdriel
Op 20 oktober 2011 heeft de gemeenteraad van de gemeente Maasdriel de 'Structuurvisie en plan-MER gemeente Maasdriel vastgesteld. Deze structuurvisie is de actualisering van de StructuurvisiePlus Maasdriel 2004-2014 en is daarnaast de ruimtelijke vertaling van de 'Visie Maasdriel 2020+'.
De structuurvisie is een kaderstellend plan, dat duidelijkheid geeft over de plannen en beleidsstukken, die voor de gemeente Maasdriel van belang zijn. Het uiteindelijke ruimtelijke beleid van de gemeente Maasdriel wordt de komende jaren ingevuld door het uitvoeren en uitwerken van tientallen projecten. Hierbij gaat het om woningbouw (in alle segmenten en prijscategorieën), ontwikkeling van bedrijventerreinen en concentratiegebieden voor glastuinbouw en paddenstoelenteelt. Ook aan recreatieve initiatieven en landschap- en natuurontwikkeling wordt aandacht besteed.
Voorliggend project bestaat uit vervangende nieuwbouw van maximaal één woning. In de Structuurvisie en plan-MER Maasdriel is het volgende bepaald ten aanzien van het bouwen van nieuwe woningen:
“Nieuwe woningbouwlocaties kunnen worden gevonden zowel binnen als buiten de bebouwingscontour. Kwaliteit staat hierbij voorop, meer dan het strakke keurslijf van de bebouwingscontouren”
Uit de kaart bebouwingscontouren van de Structuurvisie (zie afbeelding 3.3) blijkt dat het plangebied binnen de bebouwingscontouren is gelegen. Tevens blijkt uit het visiebeeld (zie afbeelding 3.4) dat het plangebied valt binnen de bestaande kern. Vanuit milieuoptiek dienen tot 2020 bij voorkeur eerst de woningbouwprojecten binnen de bebouwingscontouren van de kernen Hedel, Ammerzoden, Kerkdriel en Velddriel te worden gerealiseerd. Het voornemen dat is typeren als een herontwikkeling van een inbreidingslocatie, is niet in strijd met het beleid uit de structuurvisie.
Afbeelding 3.3: Bebouwingscontour
Afbeelding 3.4: Ligging plangebied in visiebeeld ; ruimtelijk casco
3.3.2 Actualisering woningmarkt onderzoek 2014 en Actualisatie herijking woningbouwprogramma tot 2020
De woningbouwbehoefte en realisatie van woningen wordt door de gemeente gemonitoord in woningmarktonderzoeken en jaarlijks geëvalueerd in een herijking van het woningbouwprogramma. In het in juni 2014 opgestelde rapportage 'actualisering woningmarktonderzoek 2014' van Companen is de woningbehoefte van de gemeente Maasdriel weergegeven. Voor 2014 is op 30 januari 2014 de 'Actualisatie herijking woningbouwprogramma tot 2020' vastgesteld.
Binnen het plangebied is reeds een mogelijkheid tot de bouw van een bedrijfswoning aanwezig. Met het planvoornemen is geen sprake van een toename in woningbouwaantallen, enkel een verruiming van het woongebruik. Om deze reden is het planvoornemen niet in strijd met de volkshuisvestelijke uitgangspunten, zoals vastgelegd in het woningbouwbeleid van de gemeente Maasdriel.
3.3.3 Conclusie gemeentelijke beleid
Als conclusie omtrent het gemeentelijk beleid kan worden geconstateerd dat het initiatief niet in strijd is met het gemeentelijke beleid. Gezien de reeds aanwezige mogelijkheid tot het realiseren van een bedrijfswoning binnen het vigerend bestemmingsplan is er sprake van een kleine afwijking ten opzichte van het vigeren planologisch regime. Het realiseren van een burgerwoning is in lijn met het beleidskader dat de gemeente voor de locatie voorstaat.
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de in dit kader van belang zijnde milieu- en omgevingsaspecten.
Omdat oorspronkelijk op deze locatie de bouw van vier woningen voorzien was, zijn de onderzoeken die in dit hoofdstuk aan de orde komen, uitgevoerd voor het realiseren van deze vier woningen en niet voor de bouw van één woning. Aangezien de onderzoeken uit het oorspronkelijk plan zijn uitgevoerd voor dezelfde locatie en functie, zijn deze onderzoeken gebruikt als grondslag voor de onderbouwing van de milieuruimtelijke haalbaarheid van voorliggend plan. De onderzoeken van het oorspronkelijk plan zijn hierbij ongewijzigd opgenomen als bijlagen. In de hierna volgende milieuparagrafen zijn de resultaten van het oorspronkelijk plan doorvertaald naar het huidige plan.
Naast de bijstelling in het woningaantal wordt met dit plan de impact op het vigerende planologische regime minder ingrijpend veranderd dan in het oorspronkelijke plan en daarmee de uitgevoerde onderzoeken was beoogd. Immers de nu geldende bestemming 'Gemengd – Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing' en verbeelding worden met het nieuwe plan op slechts enkele onderdelen aangepast. Dit hoofdstuk is toegespitst op de milieuruimtelijke haalbaarheid van deze aangepaste delen.
4.1 Verkennend Bodemonderzoek
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening van het bestemmingsplan is het zaak door middel van een bodemonderzoek de bodemgesteldheid van het plan inzichtelijk te maken. Indien sprake is van bodemverontreiniging dient een afweging plaats te vinden over de te realiseren functies op dan wel nabij betreffende verontreiniging alsmede voor de mogelijke kosten omtrent bodemsanering. De kwaliteit van de bodem dient uiteindelijk zodanig te zijn, dat zij geen belemmering oplevert voor de ter plaatse te realiseren bebouwing, c.q. functies.
Door Lycens Milieu en Ruimte voor het gehele plangebied een verkennend bodemonderzoek opgesteld. Uit het onderzoek volgt de volgende conclusie.
"Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek en de vastgestelde eindsituatie kan worden geconcludeerd dat er, ons inziens, milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor de geplande bestemmingsplanwijziging en geplande herontwikkeling van het terrein.
De gestelde hypothese dat de locatie als "niet-verdacht" beschouwd kan worden is niet juist gebleken op basis van de aangetoonde licht verhoogde concentraties in de grond en het grondwater. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht gezien de geringe verhoging."
Het Verkennend bodemonderzoek is als bijlage 1 van onderhavige toelichting opgenomen. Uit dit onderzoek is gebleken dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
4.2 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering:
- a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
- d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 10.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 20.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Aangezien het gaat om vervangende nieuwbouw van maximaal één woning draagt het project in 'niet in betekende mate' bij aan de lucht verontreiniging. Ten aanzien van luchtkwaliteit zijn hierdoor geen belemmeringen voor het project.
4.3 Externe Veiligheid
In het kader van het Besluit externe veiligheid en inrichtingen is voor het oorspronkelijke initiatief tot het oprichten van 4 woningen een quickscan uitgevoerd. Deze quickscan is als bijlage 2 van deze toelichting bijgevoegd. Uit deze quickscan is gebleken dat voor wat betreft externe veiligheid geen belemmeringen aanwezig zijn. Omdat het hier gaat om de realisering van één van deze vier woningen blijven de conclusies van deze quickscan onveranderd van toepassing.
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. De woonfunctie blijft immers van toepassing en wordt alleen aangepast door een verruiming van het woongebruik. De nieuwe bestemming 'Gemengd – Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing' blijft voor het overige inhoudelijk onveranderd. In het kader van bedrijven en milieuzonering is hiermee enkel de verplaatsing van het bouwvlak voor de gemengde functie richting de bedrijfsfunctie Paterstraat 7 relevant. De verschuiving richting dit adres heeft verder geen effecten op andere functies in de omgeving van het plangebied.
Welke richtafstanden uit de VNG brochure voor het planvoornemen van toepassing zijn is afhankelijk van het gebiedstype waar het plangebied deel van uitmaakt. De VNG brochure maakt hierbij onderscheid tussen een 'rustige woonwijk' waar hogere hinderafstanden van toepassing zijn dan een 'gemengd gebied'.
Een gemengd gebied is in de VNG brochure als volgt omschreven:
“Een gemengd gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.”
Kijkend naar de definitie omschrijving uit de VNG brochure, kan worden geconstateerd dat het plangebied deel uitmaakt van een gemengd gebied. Zo zijn in een straal van 200 meter van het plangebied naast de woningen circa 10 bedrijfsbestemmingen aanwezig. De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich door verschillende functies direct naast elkaar. Zo heeft het plangebied zelf een gemengde bestemming ten behoeve van meerdere functies, betreft het buurperceel (de Paterstraat 7) een bedrijfsbestemming en bevindt zich tegenover het plangebied maatschappelijke bestemmingen in de vorm van een begraafplaats en een riool gemaal. Van een rustige woonwijk is derhalve geen sprake.
Op basis van het gebiedstype gemengd gebied is voor het categorie 2 bedrijf aan de Paterstraat 7 en het plangebied een richtafstand van 10 meter van toepassing. Omdat het nieuwe bouwvlak van de woning op 15 meter van dit bedrijf aanwezig is wordt met het planvoornemen voldaan aan een goede ruimtelijke ordening inzake bedrijven en milieuzonering. Om een goede ruimtelijke ordening in deze situatie te waarborgen, is in de verbeelding en regels van dit plan een zone opgenomen van 10 meter vanaf het bedrijf, waarin gebouwen met verblijfsruimten zijn uitgesloten.
4.5 Flora En Fauna
Ter bescherming van ecologische waarden dient er bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet.
Met de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden levert Nederland een bijdrage aan een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitatten die het leefmilieu voor deze soorten vormen. De Habitatrichtlijn is gericht op het instandhouden van natuurlijke en halfnatuurlijk habitatten en bescherming van wilde flora en fauna.
In de Flora- en faunawet wordt het volgende gesteld: “een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wilde levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving”. Dit betekent dat onderzocht dient te worden of middels het plan bedreigende situaties ontstaan in de leefomgeving van, in of direct rond het gebied voorkomende flora en fauna. Het gaat hierbij om het effect van de beoogde ingreep op het natuurlijke milieu. De aard van de ingreep speelt daarbij een belangrijke rol.
Door Natuurbank Overijssel een Quickscan Flora en Fauna uitgevoerd. De quickscan is als bijlage 3 van onderhavige toelichting opgenomen. Als conclusie van de uitgevoerde Quickscan komt het volgende naar voren.
“Op basis van het uitgevoerde onderzoek, kan niet uitgesloten worden, dat er in het gebouw een vaste rust - en verblijfplaats van één of enkele vleermuizen aanwezig is. Dit terwijl alle vleermuizen strikt beschermd zijn door de Ff-wet. In de quickscan wordt geadviseerd om vervolgonderzoek uit te voeren naar het voorkomen van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied.”
Als vervolg op de uitgevoerde quickscan is een aanvullend vleermuizen onderzoek uitgevoerd. Dit vervolg onderzoek is als bijlage 4 opgenomen. In het aanvullend vleermuizenonderzoek komt het volgende naar voren:
"Voorgenomen ontwikkeling heeft geen aantoonbaar negatief effect op het functionele leefgebied van vleermuizen en is hierdoor niet in strijd met de flora- en faunawet. Er hoeft geen ontheffing van de flora en faunawet aangevraagd te worden."
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat met het initiatief voldaan wordt aan de vereisten van de flora en faunawet.
4.6 Akoestisch Onderzoek
Ten aanzien van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) bepalend. Deze onderscheidt drie vormen van geluidhinder: wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. De wet geeft (voorkeurs) grenswaarden voor de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige functies zoals woningen. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dienen deze grenswaarden in acht te worden genomen.
Voor dit bestemmingsplan is het aspect wegverkeerslawaai relevant. Door Buijvoets Bouw en Geluidsadvisering is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd voor het oorspronkelijk plan waarin vier woningen mogelijk worden gemaakt. Uit het onderzoek naar wegverkeerslawaai blijkt dat middels het voeren van een hogere grenswaarde procedure voldaan kan worden aan de eisen ten aanzien van de Wet geluidshinder. Het onderzoek dient als onderbouwing bij het besluit tot hogere grenswaarde. Het onderzoek is als bijlage 5 van deze toelichting bijgevoegd.
Aangezien de uitgangspunten van voorliggend plan dezelfde zijn als het oorspronkelijk plan (het betreffen beide de functie wonen langs dezelfde weg), kan het akoestisch onderzoek gebruikt worden voor voorliggende woning. Uit het onderzoek is gebleken dat een hogere grenswaarde verleend kan worden en daarmee het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
4.7 Archeologie
In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
Op 18 april 2013 heeft de gemeenteraad van Maasdriel de Archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart gemeente Maasdriel vastgesteld. Het plangebied is op deze kaart aangewezen als Waarde – Archeologie 3, waar bij bodemingrepen kleiner dan 500 m² en 30 cm diepte zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Hierbij gaat het beleid ervan uit dat er sprake moet zijn van bodemingrepen die zowel dieper dan 30 cm en zich over een vlak van meer dan 500 m² plaatsvinden. Aangezien met het planvoornemen maximaal 350 m² aan bebouwing zal worden opgericht, is conform het gemeentelijk archeologie beleid vrijgesteld van archeologisch onderzoek.
Afbeelding 4.1: plangebied in verwachtingskaart Maasdriel
4.8 Water
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Voor deze watertoets is ingegaan op de volgende vragen
- 1. Waterkwantiteit (hoe groot is de toename aan verharding en is er wel of geen compensatie aan water hiervoor nodig; raakt het plangebied watergangen)
- 2. Waterkwaliteit (wat is de huidige en toekomstige aansluiting op de riolering, zo min mogelijk uitlogende materialen gebruiken etc., zie ook digitale watertoets)
- 3. Waterkeringen
Ad. 1 Waterkwantiteit
In de beleidsregels van het waterschap is beschreven dat indien de ontwikkeling in kwestie een toename in verhard oppervlak van 500 m² of meer tot gevolg heeft er ruimte voor compensatie van waterberging wordt geëist. In dit geval is geen compensatie vereist aangezien met de ontwikkeling het bebouwd oppervlak maximaal 350 m2 aan verhard oppervlak aanwezig zal zijn. In of nabij het plangebied zijn verder geen watergangen aanwezig.
Ad. 2 Waterkwaliteit
De initiatiefnemer heeft het waterschap Rivierenland geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De watertoets geeft inzicht in de uitgangspunten inzake de waterkwaliteit. De resultaten van deze watertoets zijn in de bijlage 6 van onderhavige toelichting opgenomen.
Ad. 3 Waterkeringen
Er zijn in en nabij het plangebied geen waterkeringen aanwezig.
Gezien de bestemming en omvang van het plan, heeft het bouwvoornemen geen negatieve invloed op de waterhuishouding. In het kader van een goede ruimtelijke ordening vormt het aspect water verder geen aandachtspunt.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
Met het planvoornemen zal vervangende nieuwbouw plaatsvinden. Het huidige oude vervallen gebouw, zal worden gesloopt, waarbij het perceel opnieuw ingericht wordt ten behoeve van één nieuwe vrijstaande woning met bijbehorende bouwwerken.
De huidige bestemming 'Gemengd - voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing', zal hierbij worden overgenomen met dien verstande dat de mogelijkheid tot bedrijfswoning wordt verruimd met de mogelijkheid van een burgerwoning en het bouwvlak anders op het perceel gesitueerd zal worden.
Voor wat betreft de bebouwingsmaten zijn dezelfde bepalingen opgenomen als in het vigerend bestemmingsplan. Conform het vigerend bestemmingsplan is ook in dit bestemmingsplan een bepaling over de goothoogte opgenomen. Voor de nokhoogte is de vrijwaringszone molenbiotoop bepalend. In het nieuwe bouwplan zal de woning een nokhoogte van 9 meter hebben. Deze hoogte zal mogelijk worden gemaakt met in acht name van de bepalingen uit de vrijwaringszone molenbiotoop in combinatie met eventuele toepassing van de hierin opgenomen afwijkingsbevoegdheid.
Om eventuele milieuhinder van de bedrijfsbestemming aan de Paterstraat 7 tegen te gaan is een zone van 10 meter vanaf dit bedrijf opgenomen, waarin geen verblijfsruimtes mogen worden opgericht.
Afbeelding 5.1: Nieuw bouwvlak
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
In dit hoofdstuk worden de Verbeelding en bestemmingsregels kort toegelicht. Met het bestemmingsplan wordt voorzien in een planologisch-juridische regeling voor de realisatie van één vrijstaande woning.
Verbeelding
De verbeelding bestaat uit een enkele kaart, waarop ondermeer de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
Inleidende regels
Artikelen 1 en 2
Voor de begripsomschrijvingen en wijze van meten is aangesloten bij de SVBP2012 en de Standaard van de gemeente.
Bestemmingsregels
Artikel 3: bestemming 'Gemengd - voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing'
Voor deze enkel bestemming is zo veel mogelijk aangesloten bij het vigerend bestemmingsplan 'Kerkdriel en Hoenzadriel 2013'. De bestemming is op enkele onderdelen gewijzigd, namelijk dat de mogelijkheid tot bedrijfswoning is verruimd naar een burgerwoning en langs de bedrijfsbestemming van de Paterstraat 7 een zone is opgenomen waar het oprichten van verblijfsruimtes niet toegestaan is. De bestaande wijzigingsbevoegdheid om deze bestemming te wijzigen naar de bestemming wonen is onveranderd gebleven.
Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel (conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening).
Artikel 5 Vrijwaringszone-radar en Molenbiotoop
Ter bescherming van het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel en de molen Sara Catharina is een gebiedsaanduiding opgenomen. Met deze gebiedsaanduiding zijn maximale hoogte bepalingen van toepassing, waarmee verstoring van het radargebied en belemmering van de molen voorkomen wordt.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is zijn algemene gebruiksregels opgenomen. De gebruiksvormen die in beginsel niet zijn toegestaan en wel zijn toegestaan zijn hierin genoemd.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, geringe bouwafwijkingen (10% regeling) en bepaalde vormen van gebruik, die conform de bestemmingsomschrijving niet zijn toegestaan, toch toestaan. De criteria, die bij toepassen van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Artikel 8 Algemene procedureregels
De procedure die voor het stellen van nadere eisen dient te worden gevolgd is in dit artikel beschreven.
Artikel 9 Overige regels
Dit artikel bevat overige regels over de omgang tussen enkel bestemmingen en gebiedsaanduidingen en andere wettelijke regelingen.
Artikel 10 en 11 Overgangs- en slotregels
Deze artikelen bevatten achtereenvolgens het overgangsrecht (conform artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) en een slotbepaling.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Op basis van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Op basis van artikel 6.12, tweede lid kan in afwijking van het eerste lid de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen. Als gevallen als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid wordt onder andere aangewezen de gevallen waarin er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4, onderdelen b tot en met f van het Besluit ruimtelijke ordening. Aan deze onderdelen wordt voldaan, waardoor geen exploitatieplan hoeft worden vastgesteld.
Voor de afwikkeling van planschade is een planschade overeenkomst afgesloten.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Zienswijzen En Vooroverleg
Het bestemmingsplan zal de procedure doorlopen zoals is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft van 11 februari tot en met 23 maart 2016 ter inzage gelegen. Een ieder kon gedurende deze periode een zienswijze indienen tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingekomen.