KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5
Artikel 6 Waarde - Archeologie 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend(e) Bestemmingsplan(nen)
1.4 Ontwikkeling
1.5 Leeswijzer Toelichting
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied
2.2 Toekomstige Situatie Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Milieu
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Flora En Fauna
4.5 Verkeer En Parkeren
4.6 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Plansystematiek
6.2 Toelichting Op De Regels En De Kaart
6.3 Bestemmingsregeling
Bijlage 1 Situatietekening En Beplantingsplan
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Gemeentelijke Parkeernormen
Bijlage 4 Artikel Wonen
Bijlage 1 Beeldkwaliteit
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Onderzoek Archeologie
Bijlage 5 Oplegnotitie Onderzoek Archeologie
Bijlage 6 Flora En Fauna
Bijlage 7 Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 8 Aerius-berekening
Bijlage 9 Nota Ambtelijke Wijzigingen

Buitengebied herziening 2019, Drielseweg 46a

Bestemmingsplan - Gemeente Maasdriel

Vastgesteld op 27-05-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2019, Drielseweg 46a van de gemeente Maasdriel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0297.BP1128-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan het buitengebied gerelateerde bedrijven:

  • bedrijven gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van goederen aan agrarische bedrijven, zoals het bewerken, vervoeren of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties;
  • bedrijven gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven, die door hun aard of activiteiten functioneel zijn verbonden aan het buitengebied, bijvoorbeeld vanwege het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, zoals paardenhouderijen, kennels en dierenasiels;

1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid welke zijn opgenomen in categorie 1 en 2 van Staat van bedrijfsactiviteiten, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend. Detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, behoort niet tot een aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit;

1.5 aan huis verbonden beroepen:

het in een (bedrijfs)woning met bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie als hoofdfunctie van de betreffende woning;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aardkundige waarden:

waarden die samenhangen met de geologische, geomorfologische en/of bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen;

1.9 achtergevel:

een van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde gevel van een hoofdmassa;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met dien verstande dat maneges, paardenhouderijen, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een primair toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, met dien verstande dat:

  1. a. ondergeschikt zakelijk verblijf ook is toegestaan mits:
    1. 1. maximaal één persoon per kamer is toegestaan;
    2. 2. zakelijk verblijf alleen kan plaatsvinden op doordeweekse dagen;

1.13 bedrijf:

onderneming die zich bezighoudt met het maken en/of verhandelen van bepaalde goederen en/of het leveren van bepaalde diensten waarbij sprake moet zijn van van voldoende technische, functionele en organisatorische samenhang tussen de verschillende bedrijfsonderdelen;

1.14 bedrijfsmatige exploitatie:

het door middel van een bedrijf, stichting, of rechtspersoon voeren van een zodanige(e) bedrijf/exploitatie, waarbij voor recreatieverblijven geldt dat daar recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.16 begane grondvloer:

de op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloer van een doorlopend gedeelte van een gebouw, voor zover die vloer gelegen is op niet meer dan 1 meter boven en niet minder dan 1 meter beneden de bestaande gemiddelde hoogte van de grond op het punt waar deze grond direct grenst aan de voorgevel van het gebouw;

1.17 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.18 bestaand:

  • ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • ten aanzien van gebruik:
    het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of bouwwerk, geen gebouw zijnde dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Daarbij geldt dat een overkapping geen bijbehorend bouwwerk betreft;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 demonstratieterrein:

gronden die incidenteel en ondergeschikt mede mogen worden gebruikt, voor ten hoogte 30%, voor het demonstreren van aan het bedrijf gelieerde machines en rijdend materieel, niet inhoudende stalling en/of opslag;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede webshops, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.31 dienstverlening:

dienstverlening met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige activiteiten;

1.32 duurzame energievoorziening:

voorziening ten behoeve van het opwekken van energie uit duurzame energiebronnen zoals windkracht, waterkracht en zonlichten en mest en biomassa. Onder duurzame energievoorziening wordt onder meer verstaan windmolens, -turbines en -wokkels, zonnecollectoren en –panelen;

1.33 eenmalig:

binnen de looptijd van het plan zoals bedoeld in artikel 3.1, tweede lid Wro, in één of meerdere fasen;

1.34 evenement:

elk voor het publiek toegankelijke verdichting van vermaak die in tijd is begrensd en herhaaldelijk terugkeert;

1.35 extensieve dagrecreatie:

recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen, onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.36 extensieve recreatiepunten:

voorzieningen of bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van extensieve dagrecreatie, zoals het gebruik van bedrijfsruimten voor natuureducatie, visvijver, fietsen- en kanoverhuur, boerengolf en het proeven van streekproducten op de boerderij;

1.37 extensieve verblijfsrecreatie:

die vormen van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaats vindt in een recreatief nachtverblijf en waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn kampeerboerderijen, pensions en bed & breakfast;

1.38 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geluidsgevoelig gebouw:

geluidsgevoelige gebouwen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.40 geluidzoneringsplichtige inrichtingen:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.41 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond waarover het bedrijf beschikt bij de bedrijfsvoering, waaronder een grondgebonden veehouderij in ieder geval wordt verstaan en waaronder boomkwekerijen en houtteeltbedrijven niet worden verstaan;

1.42 hobbymatig agrarisch gebruik:

het houden van vee en/of telen van gewassen, niet gericht op een reële inkomensvorming;

1.43 hoofdgebouw:

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.44 hoofdverblijf:

het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal verblijven;

1.45 houtopstand:

begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Wet natuurbescherming en behoudens laagstamfruitbomen met de bijbehorende windsingels en erfbeplantingen;

1.46 huishouden:

een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.47 insteek:

de snijlijn van het schuine oevertalud met het horizontaal gemeten maaiveld;

1.48 kampeermiddel:

  1. 1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. 2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voorzover de onder 1 en 2 bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.49 kantine:

een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienst van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige comsumpties door de gebruikers van de bestemming;

1.50 kunstwerken:

bouwwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden, zoals viaducten, alsmede bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals dammen, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, niet zijnde steigers;

1.51 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.52 landbouwmachines:

machine of instrument om handwerk in de landbouw of cultuurtechniek te vervangen door mechanische systemen, met als doel de productiviteit en efficiëntie van de verschillende handelingen te verhogen.

1.53 nevenactiviteit:

een bedrijfsmatige activiteit die voorziet in een aanvulling van het inkomen van de uitvoerder van de hoofdactiviteit, waarbij die nevenactiviteit in ruimtelijk, functioneel en economisch opzicht ondergeschikt blijft aan de hoofdactiviteit die is toegestaan op het perceel;

1.54 ondersteunende horeca:

het exploiteren van een gelegenheid voor het consumeren van betaalde (kleine) eetwaren en/of dranken in een inrichting die geen hoofdbestemming horeca heeft, waarbij:

  1. a. de horeca-activiteit uitsluitend in samenhang met en ondersteunend aan de hoofdactiviteit plaatsvindt;
  2. b. de openingstijden van de horeca-activiteiten gelijk zijn aan de openingstijden zoals genoemd in de Algemene Plaatselijke Verordening voor horecabedrijven als (ondersteunende) ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf;
  3. c. de toegang tot de horeca-activiteit dezelfde toegang betreft als die van de hoofdactiviteit;
  4. d. er in het pand (vrij toegankelijke) sanitaire ruimte aanwezig is;
  5. e. er voor de horeca-activiteit geen reclame mag worden gemaakt, bijvoorbeeld door middel van uithangborden, menukaarten voor het raam, 'sandwichborden' op straat, in de media;
  6. f. de ondersteunende horeca-activiteiten tijdens openingsuren enkel toegankelijk zijn voor derden die gebruik maken van de hoofdactiviteit;
  7. g. verhuur aan derden tijdens en buiten openingstijden voor al dan niet besloten feesten en partijen niet is toegestaan;

1.55 overkapping:

een voor mensen toegankelijke, overdekte en met maximaal 1 wand - die al dan niet deel uitmaken van de constructie - omsloten ruimte;

1.56 peil:

  • voor gebouwen grenzend aan een weg, de kruin van de weg ter plaatse van het gebouw;
  • voor dijkwoningen: de bestaande gemiddelde hoogte van het maaiveld op het punt waar deze grenst aan de gevel die is gericht naar de weg;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse;

1.57 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.58 recreatief medegebruik:

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;

1.59 relatie:

ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen. De bebouwing verbonden door middel van de aanduiding 'relatie' wordt aangemerkt als behorend tot één functie;

1.60 risicovolle inrichting:

een inrichting waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden tot kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.61 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.62 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om (in zijn geheel) regelmatig en op een normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en dat is aan te merken als een bouwwerk;

1.63 stalling:

het voor langere tijd bewaren (stallen) van goederen zonder dat die opslag gepaard gaat met enige vorm van bedrijvigheid ter plaatse;

1.64 standplaats:

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor een kampeermiddel;

1.65 stroomvoerend rivierbed:

het gedeelte van het rivierbed begrensd door de stroombaanbegrenzing en de rivier de Maas en de Waal dat naast een waterbergende functie blijvend een stroomvoerende functie moet kunnen vervullen;

1.66 teeltondersteunende voorzieningen:

gebouwde of aangelegde voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen en door gebruik te maken van teelttafels;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

welke als volgt kunnen worden onderscheiden:

  • lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 m hoogte ter voldoening aan een tijdelijke teeltbehoefte met een maximum van 7 maanden. Waaronder in ieder geval folies, lage tunnels en insectengaas zijn begrepen;
  • lage permanente teeltondersteunende voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 m hoogte ter voldoening aan een jaarrond behoefte (een behoefte van meer dan 7 maanden per jaar). Waaronder in ieder geval containerteelt en boompalen zijn begrepen;
  • hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 m ter voldoening aan een tijdelijke teeltbehoefte met een maximum van 7 maanden al dan niet bestaande uit een permanente constructie waar tijdelijke netten overheengeplaatst kunnen worden. Hieronder zijn in ieder geval begrepen: wandel- en regenkappen, menstoegankelijke tunnels en hagelnetten, vraatnetten en boomteelthekken;
  • hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 m ter voldoening aan een jaarrond behoefte (een behoefte van meer dan 7 maanden per jaar). Hieronder zijn in ieder geval begrepen: stellingenteelt/stellages met kappen, tafels/bakken in stellingen (bakken in stellingen) en teeltondersteunende kassen.

Ten aanzien van hagelnetten, containerteelt, stellingen, tunnelkassen en wandelkappen geldt dat in de onderstaande afbeeldingen is weergegeven wat onder die begrippen moet worden verstaan:

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0020.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0021.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0022.jpg"
Hagelnetten Containerteelt Stellingen
afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0023.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0024.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0025.png"
Tunnelkas Wandelkap Regenkap

1.67 verdiepingen:

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;

1.68 verkooppunt motorbrandstoffen:

detailhandel in motorbrandstoffen en de daarbij behorende dienstverlening;

1.69 vloeroppervlak:

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen;

1.70 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad en/of groenvoorziening toegekeerde gevel of gevels van een hoofdmassa;

1.71 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

1.72 voorzieningen van openbaar nut:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals tranformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en waterhuishoudkundige voorzieningen;

1.73 waterbergend rivierbed:

het uitsluitend waterbergend gedeelte van het rivierbed, begrensd door de rivierbedlijn en de stroombaanbegrenzing;

1.74 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.;

1.75 wonen:

het huisvesten van een huishouding in een woning/wooneenheid;

1.76 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend mag worden gebruikt voor voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwde oppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren boven de begane grondvloer;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 goothoogte van een gebouw:

van de bovenkant van de goot, het boeiboord of de druiplijn van een gebouw tot aan het peil. Een en ander met dien verstande dat bij gebouwen met verschillende goten, bij het bepalen van de goothoogte van gebouwen maximaal een derde van de gezamenlijke goot- en/of boeiboordlengte buiten beschouwing wordt gelaten;

2.5 inhoud van een gebouw:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 het bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage van de gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aan het buitengebied gerelateerde bedrijven;
  2. b. bedrijven zoals opgenomen in de navolgende tabel;
Adres Huisnummer Aanduiding Functie Toegestane bebouwde oppervlakte (m2)*
Drielseweg 46, 46a specifieke vorm van bedrijf - landbouwmachines landbouwmachines 3902
Drielseweg 44 trimsalon trimsalon 200

*oppervlakte is inclusief de bebouwde oppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning.

  1. c. geluidwerende voorzieningen;
  2. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning is toegestaan;
  3. e. ontsluiting van percelen;

met bijbehorende:

  1. f. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  2. g. parkeervoorzieningen;
  3. h. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
  4. i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.

Eén en ander onder de navolgende voorwaarden en regels.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toelaten van een bedrijf tot en met categorie 2 zoals opgenomen in Staat van bedrijfsactiviteiten dan wel voor bedrijven die daarmee naar aard, uitstraling en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn, mits het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot aan het buitengebied gerelateerde bedrijven.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beplantingen, waaronder landschappelijke inpassing;
  2. b. het instandhouden, herstellen dan wel ontwikkelen van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden gericht op het territorium van beschermde diersoorten;
  3. c. paden;
  4. d. sport- en spelvoorzieningen;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - demoterrein': gebruik als demonstratieterrein voor het op Drielseweg 46-46a gevestigde bedrijf;
  6. f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - verharding': verharding voor incidenteel en ondergeschikt gebruik als manoeuvreerruimte voor levering en afhalen van aan het bedrijf gelieerde machines en materieel, niet inhoudende stalling en/of opslag;
  7. g. beeldende kunstwerken;
  8. h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  9. i. overige voorzieningen van openbaar nut;
  10. j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal' een grondwal,

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

Eén en ander onder de navolgende voorwaarden en regels.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie 5

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

Eén en ander onder de navolgende voorwaarden en regels.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 6

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

Eén en ander onder de navolgende voorwaarden en regels.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene bouwregels

(Bedrijfs)woningen dienen te worden gebouwd in de voorgevelrooilijn.

8.2 Bouwen langs water

  1. a. Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag of mogen op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in de bestemming 'Water' geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die zijn toegestaan binnen de bestemmingen 'Bedrijf' alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m.
    Met betrekking tot de toegestane bebouwing dient minimaal de volgende afstand te worden aangehouden:
    1. 1. hoofdwatergangen 10 m uit de as van de waterloop, mits minimaal 4 m uit de insteek.
  2. b. Het bevoegd gezag kan, na schriftelijk advies te hebben ingewonnen van het waterschap, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van bebouwing welke is toegestaan overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming tot maximaal de helft minder dan de voorgeschreven afstand.
  3. c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, verwijsborden en seinpalen ten behoeve van het waterschap met een maximale bouwhoogte van 10 m.

8.3 Overschrijden bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen, liftopbouwen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, erkers mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 1,5 m overschrijden;
  2. b. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  3. c. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen.

8.4 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil;
  3. c. onder buitendijks gelegen gebouwen mag niet onder peil worden gebouwd, met dien verstande dat het funderen van een gebouw onder peil wel is toegestaan;
  4. d. onder plaatsgebonden kampeermiddelen (inclusief de daarbij behorende bergingen) mag niet onder peil worden gebouwd;
  5. e. de toegang tot de ondergrondse gebouwen van buitenaf is toegestaan, mits deze toegang niet zichtbaar is vanaf de openbare weg.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  1. a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren of voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  4. d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie;
  5. e. ten behoeve van het plaatsen van reclame-uitingen indien het gronden betreffen welke zijn gelegen ter plaatse van de bestemming 'Groen'

9.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  1. a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    1. 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de functie die is toegelaten op het perceel;
    2. 2. agrarische producten, afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  2. b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  3. c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting.

9.3 Parkeren

In aanvulling op het bepaalde in de andere voorkomende bestemming gelden de volgende regels;

  1. a. Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet het gebouw en moet de andere bebouwing op het betreffende bouwperceel zodanig worden geplaatst of ingericht, dat ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde gedeelte van het bouwperceel voldoende ruimte aanwezig is, zoals is opgenomen in de Parkeernormen van de gemeente Maasdriel welke op 11 april 2009 door de gemeenteraad van de gemeente Maasdriel zijn vastgesteld dan wel zijn rechtsopvolger;
  2. b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eisen wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
    2. 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 bij 5,00 m bedragen.
  3. c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate worden voorzien aan, in of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde gedeelte van het betreffende bouwperceel;
  4. d. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en c:
    1. 1. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
    2. 2. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      • een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      • een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingsregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere regels van dit plan een omgevingsvergunning om af te wijken kan worden verleend, met een omgevingsvergunning afwijken voor:
    1. 1. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer zal bedragen dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 4 m;
    2. 2. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
    3. 3. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte van gebouwen, bebouwingspercentages en afstanden tot een bouwperceelgrens, met niet meer dan 10%;
    4. 4. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
    5. 5. overschrijdingen van de maximale oppervlakte of de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, lifthuizen en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m;
    6. 6. het criterium 'noodzakelijk' zoals opgenomen in 1.15 voor zover het betreft de verbouw of herbouw van een reeds eerder vergunde en gebouwde bedrijfswoning, mits daarbij dan wel is aangetoond dat de eigenaar en/of bewoners van deze bedrijfswonig een werkrelatie hebben en houden met het bijbehorende bedrijf;
  2. b. Een omgevingsvergunning zoals bedoeld onder a kan niet worden verleend voor:
    1. 1. gasdrukregel- en gasdrukmeetkastjes met een grotere inhoud dan 8 m3 en voor verkooppunten voor motorbrandstoffen.

10.2 Toestaan van evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van het toestaan van evenementen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. a. de omvang van het evenement mag niet meer dan 6 ha bedragen;
  2. b. de duur van het evenement mag niet meer dan 1 week bedragen;
  3. c. er mogen geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap optreden;
  4. d. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast;
  5. e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden en evenmin verzetten de belangen van de in de nabijheid gelegen functies zich tegen dit gebruik.

10.3 Mini-windturbines

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van het toestaan van mini-windturbines, met dien verstande dat:

  1. a. het hoogste punt van een wiek van een mini-winturbine welke is geplaatst op het maaiveld niet meer mag bedragen dan 20 m;
  2. b. het hoogste punt van een wiek van een mini-windturbine welke is geplaatst op een gebouw niet meer mag bedragen dan 5 m;
  3. c. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredige aangetast;
  4. d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  5. e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden en evenmin verzetten de belangen van de in de nabijheid gelegen functies zich tegen dit gebruik.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven van de in het plan opgenomen grenzen van bouwvlakken, bestemmingsvlakken en aanduidingsvlakken met maximaal 10 meter, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische-, cultuurhistorische- of natuurwaarden;
  3. c. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredig aangetast.

11.2 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming Wonen, onder de voorwaarden dat:

  1. a. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
  2. b. de bedrijfsactiviteiten blijvend worden gestaakt;
  3. c. het aantal woningen niet toeneemt.
  4. d. voor de bouw- en gebruiksregels de regels voor Wonen in Bijlage 4 van toepassing zijn;

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen het voorgenomen besluit bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Verwijzing wet- en regelgeving

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de inwerkingtreding van dit plan.

13.2 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

  1. a. Waar een enkelbestemming uit dit plan samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2019, Drielseweg 46a.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Schans B.V. verkoopt en verhuurt op het adres Drielseweg 46 a kleinmechanische graaf-, grondverzetmachines en dergelijke aan landbouwbedrijven, alsmede bijvoorbeeld stratenmakers, aannemers en hoveniers. De vestiging is ook de thuisbasis voor de buitendienst, die op locatie reparatiewerkzaamheden kan verrichten bij mechanische problemen. Medio 2005 werd de vestiging in Hedel betrokken, bestaande uit een werkplaats, een wasplaats, parkeergelegenheid en een kantoor.

Er is behoefte aan uitbreiding van de bedrijfsruimte in aansluiting op de bestaande bedrijfsbebouwing. Op dit moment wordt elders een loods gehuurd, hetgeen de bedrijfsvoering belemmert.

Het perceel Drielseweg 44 is enige tijd geleden definitief volledig eigendom geworden van De Schans. Het initiatief is om een gedeelte van dat perceel (welke direct aansluit op Drielseweg 46) een bedrijfshal te bouwen in aansluiting op bestaande bedrijfsbebouwing op Drielseweg 46. Het perceelsgedeelte achter de bestaande en te behouden bedrijfswoning van nummer 44 zal worden gebruikt voor waterretentie, groenontwikkeling en parkeren, tevens gedeeltelijk en ondergeschikt als demoterrein (demonstreren van machines, geen stalling).

Tot slot is er een wens om de bestaande bedrijfswoning nummer 46 te verplaatsen zodat voor het bedrijf en het wonen tot een gunstigere perceelsinrichting kan worden gekomen.

Het plan is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan. Het past evenmin binnen het nieuwe, op 26 juni 2019 vastgestelde bestemmingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016".

De voorliggende herziening voorziet er in dat de uitbreiding alsook de verplaatsing van de bedrijfswoning juridisch-planologisch geregeld wordt.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van Hedel (gemeente Maasdriel) in de directe nabijheid van de op- en afrit naar en van de A2. Het plangebied bestaat uit twee bedrijfspercelen aan de Drielseweg, plaatselijk bekend Drielseweg 44 en Drielseweg 46/ 46a. Op beide bedrijfspercelen is behalve bedrijfsbebouwing een bedrijfswoning aanwezig. In 2008 is vrijstelling (artikel 19.2 WRO) verleend die bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak van Drielseweg 46/46a deels mogelijk maakt. De vijstelling wordt meegenomen in voorliggende herziening. Op onderstaande afbeelding is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

Het voornemen is te komen tot twee nieuwe bedrijfspercelen binnen het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0001.png"

Binnen de plancontour van voorliggende bestemmingsplan liggen het bestaande bedrijfsperceel en het recent, voor de uitbreiding verworven, perceel (kadastraal bekend gemeente Hedel, sectie L nummer 1008, 1009 en 811).

1.3 Vigerend(e) Bestemmingsplan(nen)

Voor het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied, binnendijks deel' en 'Buitengebied herziening 2009, reparatieplan'. Het bestemmingsplan Buitengebied, binnendijks deel' is door de gemeenteraad op 22 februari 2006 vastgesteld en is op 17 oktober 2006 door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedgekeurd.

De in dit bestemmingsplan voorgestelde aanpassing is niet meegenomen in het op 26 juni 2019 door de gemeenteraad vastgestelde nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied. Gelet op de gevorderde planvorming van voorliggend plan is bij geanticipeerd op het nieuwe vastgestelde bestemmingsplan voor het buitengebied.

Een deel van de bedrijfsbebouwing binnen het plangebied is aangewezen voor niet-agrarische bedrijven en bestemd voor 'landbouwmachines'. De bebouwde oppervlakte voor bedrijfsgebouwen mag max. 1825 m2 (exclusief de bedrijfswoning) bedragen.

De gronden binnen het plangebied (het uitbreidingsgebied) zijn aangewezen voor niet-agrarische bedrijven en bestemd voor hondentrimsalon / transport. Hier zijn 200 m2 bedrijfsgebouwen toegestaan (exclusief de bedrijfswoning).

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0002.png"

Onderstaande afbeelding geeft de bestaande bebouwing weer, ten opzichte van de bestemmingsgrenzen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0003.png"

1.4 Ontwikkeling

De totale oppervlakte bedrijfsgebouwen zal na realisatie 3902 m2 (Drielseweg 46/46a) + 200 m2 (Drielseweg 44) bedragen. Op grond van het bestemmingsplan is het oppervlak voor Drielseweg 46/46 a niet toegestaan. Het vigerend bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016 laat maximaal 1825 m2 toe. De uitbreiding voor Drielseweg 46/46a zal met name plaatsvinden op het naastgelegen aangekochte perceel met nummer 44. In het vigerende bestemmingsplan is voor nummer 44 een bedrijfsbestemming met de aanduiding 'hondentrimsalon / transport' van toepassing. De mogelijkheid van een transportbedrijf komt te vervallen, en de bestaande bedrijfsbestemming blijft behouden en deels aangevuld. Voor een groot deel van dit perceel wordt de achterop liggende agrarische gebiedsbestemming omgezet in een groenbestemming.


In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016 is ten aanzien van nummer 46 per abuis de bebouwingsmogelijkheid die mogelijk is gemaakt middels een artikel 19, lid 2 WRO niet correct verwerkt. In het bestemmingsplan is 1.825 m2 bedrijfsbebouwing mogelijk gemaakt. In de onderbouwing behorend bij de verleende artikel 19.2 WRO is opgenomen dat er 900 m2 bedrijfsbebouwing aanwezig is (loods en overkapping), en er is een uitbreiding van circa 1.200 m2 mogelijk gemaakt. Gezamenlijk betreft dit 2.100 m2 (exclusief de bedrijfswoning). Ten opzichte van de verleende artikel 19.2 WRO is per abuis 275 m2 te weinig opgenomen, en ook is de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken niet meegenomen. Dit wordt in dit bestemmingsplan hersteld. Voor de oppervlakte van de woning wordt het oppervlak van het bouwvlak aangehouden.


Met onderhavige bestemmingsplan wordt ten behoeve van het bedrijfsgedeelte Drielseweg 46-46a voorzien in een actueel planologische regeling voor 3902 m2 bestaande uit:

  • 2.100 m2 (1.825 m2 op grond van het vigerende bestemmingsplan, aangevuld met 275 m2 gelet op de verleende artikel 19.2 WRO);
  • 140 m2 ten behoeve van de bedrijfswoning (die nog niet was meegenomen in het vigerende bestemmingsplan);
  • realisatie van een nieuwe hal van 1.309 m2;
  • uitbreiding van het bestaande kantoor met 107 m2;
  • realisatie van een nieuw kantoor met showroom van 246 m2;
  • de herbouw van de bedrijfswoning nummer 46;
  • de omzetting van een deels van de bedrijfsbestemming 'hondentrimsalon / transport' en deels de bestemming 'Agrarisch' van de percelen kadastraal bekend gemeente Hedel, sectie L nummer 811 en 1009 ten behoeve van een bedrijfsbestemming voor 'landbouwmachines' en een groenbestemming.


Onderhavige bestemmingsplan voorziet tevens in een herbegrenzing van het bedrijfsgedeelte Drielseweg 44. Met onderhavige bestemmingsplan wordt ten behoeve van het bedrijfsgedeelte Drielseweg 44 voorzien in een actueel planologische regeling, voor:

  • 200 m2 op grond van het bestemmingsplan (inclusief de bedrijfswoning);
  • de omzetting van de bestemming 'hondentrimsalon / transport' voor een deel van het perceel kadastraal bekend gemeente Hedel, sectie L nummer 811 voor enkel gebruik ten behoeve van 'hondentrimsalon'.

Voor een nadere toelichting op het plan zie paragraaf 2.2.

1.5 Leeswijzer Toelichting

In hoofdstuk 2 wordt het plan nader beschreven. In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders van Rijk, provincie en de gemeente beschreven. De sectorale aspecten en juridische aspecten met betrekking tot de afzonderlijke bestemmingen worden toegelicht in hoofdstuk 4 en 5.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied

Het plangebied wordt gevormd door de gronden van De Schans B.V. aan de Drielseweg 46a, de bijbehorende bedrijfswoning aan de Drielseweg 46, en de ten zuiden daarvan gelegen gronden en bebouwing aan de Drielseweg 44, behorende bij de hondentrimsalon. De gronden en bebouwing aan de Drielseweg 44 zijn door De Schans B.V. verworven en behalve voor voortzetting van de bestaande bedrijfsvoering bedoeld voor de uitbreiding van de bedrijfsvoering van De Schans B.V.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0004.jpg"

Foto: entree meest noordelijke bedrijfsgebouw

De percelen Drielseweg 44 en 46-46a liggen in de oksel van de Drielseweg en de rijksweg A2. De percelen zijn gelegen in een lintbebouwing, ter plaatse gelegen aan de (voormalige provinciale weg) Drielseweg. Aan de achterzijde van de percelen is het gebruik agrarisch.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0005.png"

2.2 Toekomstige Situatie Plangebied

Het bestaande bedrijf op Drielseweg 46a dat bestaat uit bedrijfshallen en kantoor wordt uitgebreid met een nieuwe hal aan de zuidwestzijde in dezelfde afmetingen als de bestaande. Behalve een extra hal zal er aan de voorzijde van de nieuwe en de bestaande hal een kantoor en showroom worden gerealiseerd. De bestaande kantine in het huidige kleinste bedrijfsgebouw zal worden verdubbeld in omvang, door een uitbreiding naar de voorzijde.

Achter huisnummer 44 zal een parkachtige inrichting worden gerealiseerd met de (voor de verhardingstoename) benodigde watercompensatie. Het terrein vervult behalve een functie als landschappelijke inpassing voor de bedrijfsgebouwen, ook ondergeschikt en beperkt gebruik als demoterrein.

De bestaande bedrijfswoning nummer 46 wordt verplaatst.

Juridisch planologisch betekent een en ander een vergroting van het bestemmingsvlak Bedrijf, alsmede een vergroting van het maximum toelaatbare oppervlak bebouwing. Bij onderstaande, indicatieve, inrichtingsschets wordt een toelichting gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0006.png"

Bebouwing

De nieuwe bedrijfshal zal gesitueerd op het perceelsgedeelte met de huidige bestemming hondentrimsalon / transport. Voor de bestaande en nieuwe bedrijfshallen en het kantoorgedeelte wordt voorzien in bedrijfsbebouwing (kantoor/ showroom), mede om te komen tot een ruimtelijk kwalitatieve inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0008.png"

Ten behoeve van een gunstigere perceelsindeling voor de woning en het bedrijf en de onderlinge ruimtelijke verhoudingen zal de bestaande bedrijfswoning op nummer 46 worden verplaatst richting de bedrijfswoning op nummer 44.

Voor het plan is een beeldkwaliteitparagraaf opgesteld welke is bijgevoegd in Bijlage 1.

Parkeren

Aan de voorzijde van de nieuwe bedrijfsbebouwing worden nieuwe parkeerplaatsen aangelegd en de bestaande parkeervoorzieningen aan de voorzijde van de noordelijke hal blijven gehandhaafd. Ook de ruimte achterop het perceel blijft gehandhaafd voor manouvreren en parkeren van de werktuigen en vrachtverkeer (zie verder paragraaf 3.2.1 en 4.5)

Inpassing

In de structuurvisie zijn ontwikkelingsmogelijken benoemd (afweegbaar gebied voor bedrijvigheid), maar in een schaal en omvang die aansluit bij de Drielseweg.

De Drielseweg heeft een redelijk dorps karakter mede gelet op de aanpalende bebouwing en bedrijvigheid. Het past bij het beeld van deze voormalige provinciale weg. De ontwikkeling dient in aard en omvang te passen bij het karakter van de Drielseweg. Grootschalige(re) ontwikkelingen zijn niet voorzien in het gebied aan de Drielseweg.

De uitbreiding wordt zorgvuldig ingepast waarbij zorgvuldig ruimtegebruik leidraad vormt. De nieuwe bedrijfshal wordt tegen de bestaande hal aan geplaatst.

De bestaande bebouwing aan de Drielseweg 46 is dieper het kavel in gebouwd ten opzichte van veruit de meeste andere percelen aan de Drielseweg. De zichtbaarheid vanuit het achterliggende landschap (vanaf de dijk) op de bebouwing is beperkt.
Er wordt extra aandacht besteed aan de visuele uitstraling van de nieuwe hal aan de voorzijde door de materialisering af te stemmen en aan te sluiten op de bestaande loods, en qua afmetingen (breedte en hoogte) te repeteren. De bestaande groenstroken aan de voor- en achterzijde blijven gehandhaafd. Ter afronding van de uitbreiding van het bedrijf zal ook nieuwe struik- en boombeplanting worden geplant (zie op hoofdlijn navolgende afbeelding). Bij de uitwerking van het bouwplan wordt rekening gehouden met de eisen uit de welstandsnota.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0009.png"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk komen alle relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten aan de orde. Per beleidsdocument worden de relevante aspecten behandeld.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Op 30 december 2011 (wijziging 1 oktober 2012) is het Barro in werking getreden. In de Structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  1. 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. het verbeteren, in standhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.
Structuurvisies hebben op zichzelf geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen worden daarom geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn verschillende bepalingen opgenomen, o.a. ten aanzien van Rijksvaarwegen, hoofdwegen en - spoorwegen. Er zijn geen bepalingen die direct betrekking hebben op het plangebied.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), geactualiseerd in juni 2017. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de (bestaande) ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting.


Er is geen sprake van een dusdanige functiewijziging dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen “is daarbij van belang dat met een verruiming van de gebruiksmogelijkheden geen nieuw beslag op de ruimte plaatsvindt”: handhaving van het bedrijf op de huidige locatie sluit aan op het beleid als het gaat om het zorgvuldig omgaan met (her)gebruik van de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde (bebouwde) functie volgens het principe van de Ladder duurzame verstedelijking. Het perceel dat in de uitbreiding aan de orde is, is gesitueerd aansluitend aan het bestaande bedrijf.

Ten eerste is dit plan geen ontwikkeling van een bedrijventerrein of van één van de andere nader genoemde terreinen zoals gesteld in het Bro. Een bedrijventerrein is een terrein of gebied (binnen of buiten de bebouwde kom) waar commerciële bedrijven (meervoud) zich mogen vestigen. Het plan betreft slechts de functiewijziging van één bestaand bedrijf in bestaand bebouwd gebied. Onder een stedelijke ontwikkeling valt verder 'andere stedelijke voorzieningen'. Ook hier valt dit plan niet onder. In de uitleg bij de ladder wordt onder een 'andere stedelijke voorziening' accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure verstaan.

Door Gedeputeerde Staten zijn regionale afspraken ten aanzien van de programmering van nieuwe bedrijventerreinen (Regionaal Programma Bedrijventerreinen) vastgesteld. De locatie is niet aangeduid in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen. Er is evenwel geen sprake van een nieuw bedrijventerrein.
De uitbreiding is qua oppervlakte zeer beperkt, voorziet in een lokale behoefte en is derhalve niet aan de orde in het Regionaal Programma Bedrijventerreinen. Het plan betreft het een bestaand bedrijf in het buitengebied. Het voorgenomen bouwplan bestaat uit een initiatief (vraag) vanuit de markt. Verplaatsing van het bedrijf leidt tot kapitaalvernietiging en tevens onevenredig negatieve bedrijfseconomische gevolgen. Het plan is daarom niet in strijd met de regionale beleidsambities. Voor de ontwikkeling dient daarom de lokale behoefte te worden afgewogen. De locatie is in de Visie Maasdriel 2020+ aangeduid als vestigingslocatie voor bedrijvigheid. Uitbreiding is hier aanvaardbaar, mits zorgvuldig ingepast.

Ook in het Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is aangegeven dat ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken niet worden gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie 'Gelderland anders' zijn doelen benoemd met betrekking tot de versterking van de economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Naast de Omgevingsvisie is een Omgevingsverordening opgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald in concrete regels.

In de Omgevingsvisie wordt niet langer strikt vastgelegd wat wel en wat niet mag, maar is ruimte voor initiatieven in een veranderende omgeving. De hoofdthema's zijn:

  • Dynamisch: economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie, bereikbaarheid;
  • Mooi: natuur, landschap, cultuurhistorie, ruimtelijke kwaliteit;
  • Divers: regionale diversiteit, andere werkwijze.

De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt een sterker accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Zowel in de stedelijke gebieden als op het vitaal platteland ligt de focus voornamelijk op de kwaliteit van het bestaande. De regionale afspraken over wonen en werken blijven het uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. Bij nieuwbouw in het landelijk en stedelijk gebied is daarbij per geval een goede afweging van belang.


De provincie wil en durft hierin te variëren: grote ontwikkelingen dienen in principe in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden, maar kleinschaligere ontwikkelingen zijn ook in het landelijk gebied mogelijk, mits de ontwikkeling iets toevoegt ('een plus is'). De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is een belangrijk hulpmiddel om tot een goede locatiekeuze te komen. Deze ladder is gebaseerd op de rijksladder voor duurzame verstedelijking en is een richtinggevend instrument om te komen tot goed gemotiveerde ruimtelijke keuzes. In de Omgevingsverordening, vastgesteld op 24 september 2014, is vastgelegd dat in de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, wordt aangegeven dat er sprake is van een actuele behoefte waarin wordt voorzien. Vervolgens geldt de volgende voorkeursvolgorde:

  1. 1. opvang van de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de regio door hergebruik van bestaande gebouwen, herstructurering of transformatie;
  2. 2. opvang van de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de regio door nieuwbouw op beschikbare gronden;
  3. 3. opvang van de behoefte in het landelijk gebied van de regio door hergebruik van bestaande gebouwen, herstructurering of transformatie;
  4. 4. opvang van de behoefte in het landelijk gebied van de regio op een locatie aansluitend aan het stedelijk gebied, die passend is of wordt ontsloten;
  5. 5. opvang van de behoefte in het landelijk gebied van de regio op een locatie die niet aansluit aan het stedelijk gebied, maar die passend is of wordt ontsloten.


Voor woningbouwlocaties geldt aanvullend dat de woningen dienen te passen in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de regio respectievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen. Dit is voor onderhavig plan niet aan de orde.


De locatie wordt op een passende manier ontsloten, en is eenvoudig bereikbaar is via de Drielseweg.
De (planologische) uitbreidingsmogelijkheid van bedrijfsbebouwing die in onderhavig plan wordt geboden, bedraagt ca. 2131 m2. Uitgaande van de richtlijnen voor verkeersgeneratie, zoals aangegeven in de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW publicatie 317) bedraagt de verkeersgeneratie vanwege de uitbreidingsmogelijkheden 3,9 - 5,7 motorvoertuigen/etmaal (uitgaande van arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijvigheid) per 100 m2 bvo. Dat komt neer op 83-1121 motorvoertuigen/etmaal. Deze toename is gering te noemen.
Hiermee past het plan in trede 5 van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland van 16 oktober 2014, vastgesteld naar aanleiding van de omgevingsvisie, staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. Een omgevingsverordening is een juridische vastlegging van de provinciale omgevingsvisie.

De regels in een omgevingsverordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied of delen daarvan. In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels over onderwerpen die van provinciaal belang zijn:

  • verstedelijking
  • wonen
  • detailhandel
  • recreatiewoningen en -parken
  • glastuinbouw
  • waterwingebied
  • grondwaterbeschermingsgebied
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening
  • ecologische hoofdstructuur
  • waardevol open gebied
  • nationaal landschap.

Al deze kwaliteiten wil de provincie behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken, zonder de leefbaarheid van het gebied aan te tasten. Alleen door een goed samenspel tussen grondgebruikers en overheden kan een duurzaam landgebruik en een aantrekkelijk landschap worden gerealiseerd. Voor het plangebied zijn geen specifieke waarden aangewezen.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Visie Maasdriel 2020+

Op 3 juli 2008 heeft de gemeente Maasdriel de visie Maasdriel 2020+ vastgesteld. Deze visie beoogt een voor de toekomst heldere profilering van de gemeente naar de eigen burgers en ondernemers. De visie maakt helder waar de gemeente voor staat, welke ontwikkeling zij ambieert en waarvoor de gemeente zich de komende jaren hard wil maken richting de eigen bevolking, ondernemers en andere voor de ontwikkeling van Maasdriel belangrijke partijen. Doel van de visie is richting te geven aan de lange termijn (2020 en verder) ontwikkeling van de gemeente.


Bedrijvigheid blijft een belangrijke functie binnen Maasdriel. Het ondernemerschap en de ontwikkeling en groei van het bedrijfsleven wordt ook richting 2020 sterk gestimuleerd. Dit gebeurt door ruimte te bieden aan ondernemers op goed ingerichte bedrijventerreinen en door de gunstige ligging van de gemeente ten opzichte van de A2. De wat grotere bedrijven en bedrijven die vanwege hun activiteiten (milieuoverlast en verkeerbewegingen) minder passend zijn in de woonomgeving worden naar deze bedrijventerreinen verplaatst. Hierdoor raken de woonkernen vrijwel vrij van handel en industrie.


De nieuw te ontwikkelen werklandschappen in de gemeente omvatten:

  • aparte bedrijventerreinen voor bedrijven die moeilijk kunnen worden gecombineerd met woonfuncties;
  • kleinere bedrijventerreinen in en aan de woonkernen waarin wonen en werken kanworden gecombineerd;
  • nieuwe werklandschappen in het buitengebied, waarbij mede gebruik wordt gemaakt van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en waarin zich dienstverlening, kleinschalige bedrijvigheid en bedrijven in de recreatief toeristische sfeer en in het zorgen welzijnssegment kunnen vestigen.

De gemeente zet in op:

  • het faciliteren van de groei van reeds in Maasdriel gevestigde bedrijven;
  • het aanmoedigen van starters om nieuwe bedrijven te vestigen;
  • het in beperkte schaal van buiten aantrekken van kleinschalige bedrijvigheid op het terrein van hoogwaardige dienstverlening.

(Relatief) grote bedrijven en/of bedrijven met een negatieve invloed op de omgeving worden verplaatst naar (nieuwe) bedrijventerreinen nabij de A2. Aanvullend wil de gemeente Maasdriel op kleine schaal kleinschalige bedrijvigheid op het terrein van hoogwaardige dienstverlening van buiten aantrekken, ondermeer in de vorm van zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers); veelal jonge ondernemers met een gezin en een klein bedrijfje aan huis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0010.png"


Ter plaatse geldt de aanduiding 'afweegbaar gebied bedrijvigheid'
Ten westen van de A2 is een gebied aangeduid als 'afweegbaar gebied voor bedrijvigheid'. Het gaat om een reservering van een toekomstige vraag naar bedrijfsruimte. In de structuurvisie wordt met name ingegaan op het gebied ten noorden van de Provincialeweg, het gebied De Winkels. Dit gebied kan worden getransformeerd van onbebouwd gebied naar bebouwd gebied, in de vorm van bedrijven met bijbehorende voorzieningen. Zorgvuldig ruimtegebruik is uitgangspunt. Hinderlijke bedrijven uit de kernen en de linten worden zoveel mogelijk uitgeplaatst naar dit nieuwe bedrijventerrein. Grootschalige(re) ontwikkelingen zijn niet voorzien in het gebied aan de Drielseweg, waar sprake is van solitaire bedrijvigheid.


Conclusie

De locatie is in de Visie Maasdriel 2020+ aangeduid als vestigingslocatie voor bedrijvigheid en de ontwikkeling past bij de aard en schaal van bebouwing aan de Drielseweg. Uitbreiding is hier aanvaardbaar, mits zorgvuldig ingepast. Dit beleidskader geeft het bestaande bedrijf de gelegenheid de bedrijfsvoering te verstevigen.

3.3.2 Structuurvisie en plan-mer Maasdriel 2011

In de Structuurvies staat te lezen dat de gemeente Maasdriel zich wil profileren als woon- en werkgemeente met unieke werklandschappen voor de kleinere en startende ondernemer.
De handel, nijverheid en dienstverlening in Maasdriel is kleinschalig, maar kwalitatief goed. De strategie voor de bestaande bedrijventerreinen is gericht op beheer en waar mogelijk intensivering. In het kader van het streven naar zuinig ruimtegebruik moeten kansen op efficiënt ruimtegebruik benut worden. Vanuit dat principe gaat inbreiding boven uitbreiding.


Voor de bestaande bedrijventerrein zijn herstructurerings- en intensiveringsprocessen in beginsel mogelijk, voor zover hiervoor kansen aanwezig zijn. Zuinig ruimtegebruik betekent in de eerste plaats dat de ruimte op bestaande bedrijventerreinen beter wordt benut, waarbij sterk wordt ingezet op herstructurering van (verouderde) bedrijventerreinen of delen daarvan. Daarnaast is het van groot belang dat door intensivering en meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit en de ruimtelijke kwaliteit wordt verhoogd. Aandacht is daarbij nodig voor de representativiteit van de bebouwing, met name aan de ontsluitingswegen.
Het streven is gericht op een ruimtelijke verbetering/ opwaardering van kwalitatief laagwaardige bedrijfskavels. Verder moet rekening worden gehouden met de specifieke kwaliteiten van het landschap.


Conclusie

De beoogde uitbreiding van een bestaand bedrijf is niet strijdig met de uitgangspunten van nagestreefde zuinig ruimtegebruik.

3.3.3 'Buitengebied, binnendijks deel' en 'Buitengebied herziening 2016'

Op het moment van voorbereiding van dit ontwerpbestemmingsplan vigeert het bestemmingsplan 'Buitengebied, binnendijks deel' en 'Buitengebied herziening 2009, reparatieplan'. Het bestemmingsplan Buitengebied, binnendijks deel' is door de gemeenteraad op 22 februari 2006 vastgesteld en is op 17 oktober 2006 door Gedeputeerde Staten van Gelderland goedgekeurd. De in dit bestemmingsplan voorgestelde aanpassing is niet meegenomen in het op 26 juni 2019 door de gemeenteraad vastgestelde nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied. Gelet op de gevorderde planvorming van voorliggend plan zal bij vaststelling van dit bestemmingsplan worden geanticipeerd op het nieuwe vastgestelde bestemmingsplan voor het buitengebied.

Niet primair aan het buitengebied gebonden functies hebben in het geldende bestemmingsplan Buitengebied, binnendijks deel, indien ze positief bestemd zijn, slechts beperkte uitbreidings- en omzettingsmogelijkheden gekregen. Abusievelijk werd de uitbreiding van het bedrijf die mogelijk werd gemaakt met een artikel 19 procedure niet verwerkt in dat bestemmingsplan. Met bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016 is dat hersteld.
Specifiek voor de locatie is van toepassing de bestemming Bedrijf en bestemd voor landbouwmachines en hondentrimsalon / transport.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0011.png"

Bedrijf

De als "Bedrijf" bestemde gronden zijn bestemd voor aan het buitengebied gerelateerde bedrijven alsmede de andere, reeds aanwezige, bedrijvigheid met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

Ter plaatse van de betreffende aanduiding op de verbeelding is uitsluitend het in de hierna volgende tabel opgenomen bedrijf in de aangegeven omvang op het genoemde adres toegestaan:

  • Drielseweg Hedel 44 hondentrimsalon / transport 200 m2.
  • Drielseweg Hedel 46 landbouwmachines 1825 m2

De uitbreiding past niet binnen de (flexibiliteits)kaders van het bestemmingsplan, waardoor een zelfstandige planologische procedure moet worden doorlopen om de ontwikkeling te faciliteren. Voorliggende bestemmingsplan vormt hiervoor de onderbouwing.

3.3.4 Nota 'Aantrekkelijk verleden tussen de rivieren. Archeologiebeleid

De gemeenteraad heeft op 18 april 2013 de nota 'Aantrekkelijk verleden tussen de rivieren. Archeologiebeleid gemeente Maasdriel 2013 - 2016' ('Archeologienota'), de Archeologische Vindplaatsen- en Verwachtingenkaart ('Verwachtingenkaart'), de Archeologische Beleidskaart ('Beleidskaart') gemeente Maasdriel en de bijbehorende toelichting(en) vastgesteld.

Op de Archeologische Vindplaatsen- en Verwachtingenkaart zijn alle bekende vindplaatsen en de verwachtingsgebieden weergegeven.Samen met de gebieden die al onderzocht of verstoord zijn, levert dit een kaart op die het gehele gemeentelijke grondgebied omvat (vlakdekkend).

In het nieuwe model wordt richtinggevend rekening gehouden met archeologie in de verschillende fases van de planvorming (als medeordenend in structuurvisies, medeafwegend in bestemmingsplannen en als toetsingskader in het vergunningtraject).
De gemeenteraad wilde hierbij geen onnodig strikte vrijstellingsgrenzen aan houden, waardoor ontwikkelingen nodeloos op kosten gejaagd zouden worden.

Dit resulteerde in een evenwichtig vrijstellingsbeleid waarin 8 verschillende categorieën ´waarde archeologie´ zijn onderscheiden, ieder met een bepaalde vrijstelling (diepte onder maaiveld in combinatie met oppervlakte in meters), aflopend in rang van 1 tot en met 8. Het plangebied is grotendeels gelegen in een gebied met de ‘Waarde-archeologie 5:
(Zeer) hoge verwachting (stroomgordels/ oeverwallen)’. Bij een verstoring groter dan 1.000 m2 en dieper dan 0,3 m zal een archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd.

Conclusie

Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Zie verder 4.2.

3.3.5 Waterschapsbeleid

De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, de Beleidslijn grote rivieren, Anders omgaan met water, Waterbeleid 21e eeuw en Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benut. van het waterschap Rivierenland.
De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van alle wateren door middel van het stellen van haalbare doelen die in 2015 worden bereikt. De kaderrichtlijn gaat daarbij uit van een benadering vanuit de stroomgebieden. De uitvoering van de kaderrichtlijn vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau.

In het kader van Waterbeheer 21e eeuw wordt extra aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Het waterschap zoekt naar duurzame oplossingen. Het waterschap wenst dat water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Een toename van het verharde oppervlak wordt gecompenseerd met extra waterberging.
Regenwater dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is, wordt zoveel mogelijk vastgehouden of geborgen. De laatste mogelijkheid is afvoeren via bestaande watergangen.
De gemeente Maasdriel heeft in samenwerking met de gemeente Zaltbommel (en Waterschap Rivierenland) het Waterplan Bommelerwaard opgesteld. De gemeenten streven naar een gezond, veerkrachtig, veilig en duurzaam watersysteem, dat gewaarborgd blijft voor de toekomst.

In het watersysteem dient een zodanig kwalitatief en kwantitatief beheer te worden gevoerd, dat alle relevante gebruiksfuncties kunnen worden vervuld, het beschikbare water optimaal beleefd en gebruikt kan worden en het een bijdrage levert aan een aantrekkelijke leefomgeving voor de inwoners van de gemeenten.
Belangrijke uitgangspunten ten aanzien van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in dit kader zijn vastgesteld voor de toekomst zijn:

  1. 1. Drietrapsstrategie WB21 (niet afwentelen van waterproblemen)
    1. a. vasthouden, bergen, afvoeren (waterkwantiteit);
    2. b. schoonhouden, scheiden, schoonmaken (waterkwaliteit);
  2. 2. Uitgaan van stroomgebiedbenadering en waterketenbenadering; onderling in balans
  3. 3. Gezonde en veerkrachtige watersystemen
    1. a. juiste hoeveelheid water, van de juiste kwaliteit, op het juiste moment en op de juiste plek voor mens, dier en plant;
    2. b. watersysteem moet op orde zijn (voldoen aan normering regionale wateroverlast);
    3. c. ecologisch gezond water en (natte) landnatuur, ook in stedelijk gebied;
  4. 4. Ruimte voor water
    1. a. in het kader van veiligheid;
    2. b. water als medeordenend dan wel sturend principe bij ruimtelijke plannen;
    3. c. met water de identiteit van de plek zichtbaar maken;
  5. 5. Uitvoeren tegen laagst mogelijke maatschappelijke kosten.


Verder heeft de gemeente Maasdriel de volgende ambities in nieuw in te richten of her in te richten gebieden: 10 % wateroppervlak, grondwaterneutraal bouwen en water als een mede ordenend principe hanteren.

Het waterschap heeft in haar beleid (Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benut) ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen drie thema's centraal staan: waterneutraal, schoon en veilig inrichten.

Daarnaast worden waar mogelijk natuurvriendelijke oevers nagestreefd. Het waterschap heeft eisen ten aanzien van het compenseren van de toename van het verharde oppervlak vastgesteld.

Conclusie

De waterparagraaf is opgenomen in paragraaf 4.3.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Geluid

4.1.2 Bodem

4.1.3 Externe veiligheid

4.1.4 Bedrijven en milieuzonering

4.1.5 Luchtkwaliteit

4.1.6 Geur

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

4.2.2 Cultuurhistorie

4.3 Water

4.3.1 Wettelijk kader

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het Rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is gedetailleerder dan de SVIR en blijft als uitwerking van de SVIR bestaan. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor geldt het Barro.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.

De waterschappen hebben een bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten hebben verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.

Water- en rioleringsplan Bommelerwaard

In 2012 heeft de raad het Water en Rioleringsplan Bommelerwaard 2012-2016 (WRP) vastgesteld. In het plan, samen opgesteld met de gemeente Zaltbommel en het Waterschap Rivierenland, zijn Waterplan uit 2006 en het Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 geactualiseerd en samengevoegd. Hiermee geeft de gemeente invulling aan de wijze waarop de gemeentelijke watertaken worden ingevuld met een onderbouwing van de daarbij benodigde middelen. In het plan staat het beleid voor de inzameling, het transport en de (lokale) verwerking van afval-, hemel- en grondwater binnen de Bommelerwaard voor de periode 2012-2016.
De gemeenteraad heeft op 20 april 2017 het Water- en Rioleringsplan Bommelerwaard 2017-2021 (WRP) vastgesteld. Nieuw in dit Water- en Rioleringsplan is een gezamenlijk uitvoeringsplan.


Waterbeheerprogramma 2016-2021

Het Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benut is bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

4.3.2 Onderzoek

4.4 Flora En Fauna

4.4.1 Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet.

De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden onderzocht te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. Hierover wordt ten aanzien van het plangebied ´Buitengebied herziening 2019, Drielseweg 46a' het volgende gemeld.

4.4.2 Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft mogelijk een negatief effect op beschermde flora en fauna en natuurwaarden. In het kader van de Flora en faunawet dient een oriënterend onderzoek uitgevoerd te worden naar de mogelijke negatieve effecten voor beschermde flora en fauna.

Tevens dient onderzocht te worden of de beoogde ontwikkeling een negatief effect heeft op omliggende Natura2000 gebieden. Voor de dichtstbij gelegen Natura2000 gebieden is bepaald of effecten optreden.

Door Blom Ecologie is een quickscan en voortoets uitgevoerd waarvan de resultaten zijn opgenomen in Bijlage 6 Flora enfauna.

4.4.3 Conclusie

De realisatie van een bedrijfshal aan de Drielseweg 46a te Hedel leidt niet tot de aantasting van omliggende Natura2000-gebieden en de instandhoudingsdoelen.

Mits gewerkt wordt zoals aanbevolen leiden de werkzaamheden aannemelijk niet tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Er behoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.

4.5 Verkeer En Parkeren

In deze paragraaf wordt nog ingegaan op de aspecten parkeren, bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

4.5.1 Onderzoek

Dit bestemmingsplan maakt de uitbreiding van 2131 m2 bedrijfsgebouwen ten opzichte van de bestaande planologische situatie mogelijk. Dit levert een andere parkeer- en verkeerssituatie op.

De verkeersafwikkeling tussen het bestaande bedrijf Van der Schans aan de Drielseweg 46a is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1128-VG01_0017.png"

4.5.2 Conclusie

Vanuit het aspect verkeer en parkeren zijn er geen belemmeringen voor het uitvoeren van het voorgenomen initiatief.

4.6 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)

In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling uitgevoerd moet worden als een project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Het gaat dan om een project dat genoemd is in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r.

Onderzoek en conclusie

De mogelijk mer-plichtige activiteiten in dit bestemmingsplan betreft de functie bedrijventerrein. Het bedrijventerrein valt onder de beschrijving “D 11.3 Aanleg, wijziging of uitbreiding van industrieterrein, indien oppervlakte >=75 hectare” uit bijlage D van het Besluit MER.

Ondanks dat het project onder de richtwaarden van 75 ha zit, moet worden nagegaan of er toch aanleiding bestaat voor een m.e.r.-beoordeling. Dit vloeit voort uit het gewijzigde Besluit m.e.r. die per 1 april 2011 in werking is getreden. Deze herziening was onder meer nodig om uitvoering te geven aan een uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Volgens deze uitspraak dient een activiteit niet enkel te worden getoetst aan de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., maar moet ook acht worden geslagen op andere factoren als bedoeld in Bijlage III van richtlijn 85/337/EEG die aanleiding kunnen geven tot het doorlopen van een milieueffectrapportage.

Omdat het project onder de richtwaarden van de D-lijst valt kan worden volstaan met een procedureel eenvoudige m.e.r. –beoordeling die volledig opgaat in de bestemmingsplanprocedure. De beoordeling vindt plaats op bovengenoemde richtlijn.

De beoordeling is vastgelegd in Bijlage 7.

Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiele effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw daarvan planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betreft onder meer plannen voor de bouw van één of meer woningen en de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.


Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.

5.1.1 beoordeling

Voor de realisatie van het plan hoeft door de gemeente geen investering gedaan te worden. De ontwikkelingskosten worden geheel door de initiatiefnemer gedragen.
Op grond van artikel 6.2.1 Bro is er sprake van een ‘aangewezen bouwplan’. Derhalve dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen of het verhaal van kosten van de grondexploitatie ‘anderszins te verzekeren’. Initiatiefnemer voert voor eigen rekening en risico de bouwwerkzaamheden geheel op eigen terrein uit. Hiermee is sprake is van een financieel uitvoerbaar plan. Voor dit bestemmingsplan is afgezien van een exploitatieplan aangezien het kostenverhaal anderzins is verzekerd. De gemeente Maasdriel heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten. De verantwoordelijkheid voor eventuele planschadekosten is vastgelegd in een planschade overeenkomst.

5.1.2 Conclusie

De economische uitvoerbaarheid van het onderhavige plan is verzekerd.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.1 van het Bro bepaalt dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan het College van Burgemeester en Wethouders overleg voert met betrokken instanties en overheden. In het kader van het vooroverleg wordt kennisgeving gedaan verschillende belanghebbende organisaties en overheden inzake de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan.


Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

Bij de totstandkoming van voorliggend bestemmingsplan heeft meermaals afstemming plaatsgevonden met het waterschap ten aanzien van de waterparagraaf en de provincie ten aanzien van de verkeersafwikkeling. Het plan is hierop afgestemd.

Van de provincie is de reactie ontvangen dat er geen (andere) bezwaren zijn tegen de ontwikkeling.

Ook de Veiligheidsregio heeft ingestemd met gebruik van de standaardtekst zoals die in dit plan is opgenomen.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 19 september 2019 6 weken ter inzage gelegen. Er is geen zienswijze ontvangen. Op een aantal punten was er aanleiding tot ambtelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Deze ambtelijke aanpassingen zijn terug te lezen in bijgevoegde nota (Bijlage 9).

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Plansystematiek

Bij het opstellen van de planregels is enerzijds zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van bestemmen als bedoeld in het handboek. Actuele inzichten ten aanzien van het handboek zijn mede betrokken bij het opstellen van de planregels
Het geheel is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen (artikel 1) en de Wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de planregels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen (artikel 3 tot en met 6). Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn (artikel 6 tot en met 13). Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4 (artikel 14 en 15).

De planregels zijn opgedeeld in:

  1. 1. de bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
  2. 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
  3. 3. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden en
  4. 4. het afwijken van de gebruiksregels.

6.2 Toelichting Op De Regels En De Kaart

De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De opbouw is als volgt:

Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en bepalingen over de wijze van meten; deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels;

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen;

Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de antidubbeltelregel, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels;

Hoofdstuk 4 tenslotte bevat het overgangsrecht en de slotregel met daarin de titel van het bestemmingsplan.

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden opgebouwd (voor zover relevant voor het betreffende artikel):

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

6.3 Bestemmingsregeling

In het tweede hoofdstuk komen bestemmingen aan de orde. Het onderhavige bestemmingsplan bevat vier bestemmingen:

  • Bedrijf,
  • Groen,
  • Waarde - Archeologie 5 en Waarde - Archeologie 6.

Voor de juridische invulling van deze bestemming is aangesloten bij de bestemmingen zoals opgenomen in ontwerpbestemmingsplan ‘Buitengebied herziening 2016'. Zodra de regels van het op 26 juni 2019 vastgestelde bestemmingsplan ‘Buitengebied herziening 2016' beschikbaar komen zal voorliggende plan hierop, waar nodig, worden afgestemd.


De opbouw van de bestemming ziet er als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving:

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.

  • Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Bedrijf

In de bestemming Bedrijf is ervoor gekozen het bestaande bedrijf en de gewenste ontwikkeling te voorzien van een maatbestemming.

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden ter plaatse van adres Drielseweg 46a mogen enkel worden gebruikt voor een bedrijf welke bedrijfsactiviteiten op het gebied van verhuur, handel, reparatie van (landbouw)machines uitoefent.

Op het adres Drielseweg 44 is een trimsalon toegelaten.

Groen

Het perceelsgedeelte achter de bestaande en te behouden bedrijfswoning van nummer 44 zal worden gebruikt voor waterretentie, groenontwikkeling en parkeren, tevens gedeeltelijk ondergeschikt gebuikt als demoterrein (demonstreren van machines, geen stalling). De hoofdfunctie is groen en de gronden zijn als zodanig bestemd als Groen.


Archeologie

Conform het gemeentelijk archeologiebeleid is de voor dit plangebied van toepassing zijnde gemeentelijke modelregel toegepast.

Voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft een omvang, dat voor realisatie ervan nader onderzoek is vereist. Om de mogelijk aanwezige archeologische waarden ook te beschermen tegen eventuele toekomstige grootschaligere ingrepen is de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5' en 'Waarde - Archeologie 6' gehandhaafd.


.

Bijlage 1 Situatietekening En Beplantingsplan

Bijlage 1 Situatietekening en beplantingsplan

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Gemeentelijke Parkeernormen

Bijlage 3 Gemeentelijke parkeernormen

Bijlage 4 Artikel Wonen

Bijlage 4 Artikel Wonen

Bijlage 1 Beeldkwaliteit

Bijlage 1 Beeldkwaliteit

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Onderzoek Archeologie

Bijlage 4 Onderzoek archeologie

Bijlage 5 Oplegnotitie Onderzoek Archeologie

Bijlage 5 Oplegnotitie onderzoek archeologie

Bijlage 6 Flora En Fauna

Bijlage 6 Flora en fauna

Bijlage 7 Vormvrije Mer-beoordeling

Bijlage 7 Vormvrije mer-beoordeling

Bijlage 8 Aerius-berekening

Bijlage 8 Aerius-berekening

Bijlage 9 Nota Ambtelijke Wijzigingen

Bijlage 9 Nota ambtelijke wijzigingen