KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Van Toepassing Verklaring
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Overgangsrecht
Artikel 4 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend(e) Bestemmingsplan(nen)
1.4 Leeswijzer Toelichting
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied
2.2 Beschrijving Nieuwe Situatie Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Milieu
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Flora En Fauna
4.5 Verkeer En Parkeren
4.6 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Plansystematiek
6.2 Toetsing Plan Aan Wijzigingsregels
Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 2 Watertoets

Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard wijziging 2018, H.C. de Jonghweg 21

Wijzigingsplan - gemeente Maasdriel

Vastgesteld op 09-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het wijzigingsplan Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard wijziging 2018, H.C. de Jonghweg met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1179-VG01 van de gemeente Maasdriel.

1.2 wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Van Toepassing Verklaring

De regels deel uitmakende van het inpassingsplan 'Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard' (NL.IMRO.9925.RepIPBommelerwaard-VST1bestemmingsplan), vastgesteld op 27 september 2017, zijn naast de in dit plan opgenomen regels van toepassing op dit plan en dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd, met dien verstande dat:

  • aan artikel 5.1 sub b wordt toegevoegd:
Adres Bedrijfsactiviteit Bestaande oppervlakte inclusief bedrijfswoning in m2
H.C. de Jonghweg 21, Rossum Hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf 430
  • aan artikel 3.1 wordt sub x toegevoegd:

- boom- en plantenteelt ten behoeve van het aangrenzend hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 3 Overgangsrecht

De regels van het Inpassingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op dit plan.

Artikel 4 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

'Regels van het wijzigingsplan Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard wijziging 2018, H.C. de Jonghweg'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is een verzoek ingediend, betreffende de vestiging van een hoveniersbedrijf op het perceel aan de H.C. de Jonghweg 21 te Rossum.
Het plangebied bestaat uit het kadastrale perceel bekend gemeente Rossum, sectie E nummer 266, waarvan de heer Nendels sinds kort eigenaar is. De heer Nendels is de exploitant van een hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf.

De aanvraag betreft géén bouw of verbouw maar slechts een ander gebruik van het voormalige agrarische perceel voor hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf met buitenteelt (planten en/ of bomen).

Het geldende planologische regime voor het plangebied wordt gevormd door inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard' (vastgesteld 28 september 2016) en inpassingsplan 'Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard' (vastgesteld 27 september 2017). Ter plaatse geldt de een enkelbestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' en een dubbelbestemming 'Waarde – beschermd dorpsgezicht' op grond waarvan geen bewoning door derden, en recreatie is toegestaan.

Deze hervestiging is niet mogelijk binnen het vigerende inpassingsplan.
De initiatiefnemer wil gebruik maken van de in het vigerende inpassingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

Voorliggende wijzigingsplan onderbouwt en motiveert de beoogde wijziging en biedt een juridisch kader voor de vestiging van Hoveniers & boomverzorgingsbedrijf Johan Nendels op het perceel aan de H.C. de Jonghweg 21 te Rossum.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft een kadastraal perceel aan de H.C. de Jonghweg, in het buitengebied van Rossum, gemeente Maasdriel. Het plangebied valt samen met het kadastraal perceel bekend gemeente Rossum, sectie E nummer 266 met de bestemming 'Agrarisch' en een bouwvlak voor het voorste gedeelte van het perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1179-VG01_0001.png"

Het plangebied wordt aan de nooordoostzijde begrensd door de woning op het nevengelegen perceel (met agrarische bestemming) aan de H.C. de Jonghweg 19a en aan de westzijde door agrarisch bedrijf aan de H.C. de Jonghweg 23. Voor deze laatste locatie is de bestemming gewijzigd naar Wonen. Het wijzigingsplan hiervoor is in september 2018 vastgesteld. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de H.C. de Jonghweg. De zuidzijde van het plangebied wordt bepaald door de kadastrale begrenzing. Het plangebied heeft een omvang van 9630 m².

Op onderstaande afbeelding is de globale ligging van het plangebied in groter verband weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1179-VG01_0002.png"

Daarnaast is onderstaand een gedetailleerder luchtfoto afgebeeld waarop de ligging van het plangebied in zijn nabije omgeving te zien is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1179-VG01_0003.png"

1.3 Vigerend(e) Bestemmingsplan(nen)

Het bestemmingsplan voor het plangebied betreft inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard' (vastgesteld 28 september 2016) en inpassingsplan 'Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard' (vastgesteld 27 september 2017).

Op grond van het bovengenoemde inpassingsplan geldt ter plaatse de bestemming 'Agrarisch'. Binnen de bestemming is maximaal één bedrijfswoning en bedrijfsbebouwing voor een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan. Het plangebied kent een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 7'. Dit betekent dat de gronden mede zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1179-VG01_0004.png"

Het plan tot transformatie naar hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf met buitenteelt kan mogelijk worden gemaakt met de algemene wijzigingsbevoegdheid in artikel 29.4.1 van het inpassingsplan 'Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard', waarbij de bestemming 'Agrarisch' wordt omgezet naar de bestemming 'Bedrijf' voor een aan het buitengebied gerelateerd bedrijf.

1.4 Leeswijzer Toelichting

In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied. Daarbij komen zowel de ruimtelijke als functionele opbouw aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het aanwezige beleidskader behandeld. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de sectorale aspecten en volgen de randvoorwaarden die voortkomen uit planologische en milieuaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ten slotte de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied

Aan de H.C. de Jonghweg zijn gelegen diverse tuinbouwbedrijven met bedrijfswoningen. Vooral in de oostzijde zijn veel fruitboomgaarden aanwezig. De H.C. de Jonghweg heeft ter hoogte van het plangebied een klinkerverharding met aan beide zijden een vrijliggend fietspad, een smalle watergangen en bomenrijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0263.BP1179-VG01_0005.png"

De bestaande bebouwing ter hoogte van het plangebied kenmerkt zich door vrijstaande woningen met een ruime stedenbouwkundige opzet.


Het plangebied bestaat uit een perceel van 9630 m² met één bedrijfsgebouw, bedrijfswoning en erf. De bedrijfsruimte van 330 m2 is tot 2000 in gebruik door een planten- en bloemenkwekerij.

2.2 Beschrijving Nieuwe Situatie Plangebied

In de nieuwe situatie wordt het bestaande bedrijfsgebouw gebruikt voor een hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf. De bestaande bedrijfswoning zal in gebruik worden genomen door de exploitant van het betreffende bedrijf. (Een gedeelte van) de gronden binnen het oorspronkelijk agrarisch bouwvlak zullen worden gebruikt als erf bij het hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf en als erf en tuin bij de bedrijfswoning. Op eigen terrein zal worden geparkeerd. De onverharde agrarische gronden achter het bouwvlak zullen worden gebruikt om planten, struiken en bomen te kweken voor het hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt uitsluitend ingegaan op het voor voorliggend wijzigingsplan relevante beleid, te weten:

  • Omgevingsverordening Gelderland (provincie Gelderland);
  • Handreiking Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied (gemeente Maasdriel).

3.1 Provinciaal Beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland is verwoord in de Omgevingsvisie Gelderland. De onderwerpen waar de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid juridisch wordt verankerd zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Gelderland. De Omgevingsvisie is op 9 juli 2014 vastgesteld en vervangt het Streekplan Gelderland 2005. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld, deze verordening vervangt de Ruimtelijke Verordening Gelderland. De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Gelderland zijn op 18 oktober 2014 in werking getreden en op 8 juli 2015 voor de onderdelen water en natuur geactualiseerd. In deze paragraaf vindt een toetsing van het initiatief plaats aan de Omgevingsverordening Gelderland.

3.1.1 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland van 16 oktober 2014, vastgesteld naar aanleiding van de omgevingsvisie, en geactualiseerd in juni 2017 en december 2017, staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. Een omgevingsverordening is een juridische vastlegging van de provinciale omgevingsvisie.

De regels in een omgevingsverordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied of delen daarvan. In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels over onderwerpen die van provinciaal belang zijn:

  • verstedelijking
  • wonen
  • detailhandel
  • recreatiewoningen en -parken
  • glastuinbouw
  • waterwingebied
  • grondwaterbeschermingsgebied
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening
  • ecologische hoofdstructuur
  • waardevol open gebied
  • nationaal landschap.

Al deze kwaliteiten wil de provincie behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken, zonder de leefbaarheid van het gebied aan te tasten. Alleen door een goed samenspel tussen grondgebruikers en overheden kan een duurzaam landgebruik en een aantrekkelijk landschap worden gerealiseerd. Voor het plangebied zijn geen specifieke waarden aangewezen.

In de Omgevingsverordening zijn evenmin specifieke regels opgenomen voor uitbreiding van een bedrijf.

3.2 Gemeentelijk Beleid

3.2.1 Beleidskader hergebruik vrijgekomen agrarische bebouwing, Bommelerwaard

Het oorspronkelijke VAB-beleid dateert van 2007. In het kader van de provinciale Omgevingsvisie heeft de regio Rivierenland het VAB-beleid geëvalueerd. Dat heeft geleid tot de "Handreiking Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied (VAB)" (VAB-beleid), waarmee het dagelijks bestuur van de regio Rivierenland op 9 maart 2016 heeft ingestemd. De handreiking geeft mogelijkheden voor functieverandering van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen in het buitengebied in niet-agrarische bedrijvigheid of wonen, al of niet in combinatie met sloop van de gebouwen.

Bij brief van 31 maart 2016 is de regionale handreiking "Hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied (VAB)" toegestuurd aan de gemeenten van de Regio Rivierenland. De gemeenten Maasdriel en Zaltbommel hebben de ambitie uitgesproken om op basis van deze handreiking te komen tot één gelijkluidend beleidskader voor de Bommelerwaard. De handreiking is daartoe op onderdelen aangepast naar de Bommelerwaardse situatie.


Het beleidskader biedt de mogelijkheid tot het hergebruik van vrijgekomen agrarische bebouwing voor aan het buitengebied gebonden bedrijven, onder voorwaarde dat:

  • de voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden herbestemd tot bedrijfswoning, er mag geen separate burgerwoning ontstaan;
  • buitenopslag van goederen en stalling is buiten niet toegestaan;
  • de nieuwe functie mag geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
  • de nieuwe functie mag geen onevenredige milieuhinder voor de omgeving of omliggende natuur veroorzaken;
  • per locatie mag één vorm van niet-agrarische bedrijfsactiviteit plaatsvinden.


Voorliggend wijzigingsplan voorziet in het hergebruik van alle bestaande bedrijfsbebouwing. Het overige deel van het kadastraal perceel, buiten het bouwvlak, wordt gebruikt voor buitenteel (planten en/ of bomen) en omdat deze teelt plaatsvindt ten behoeve van het hoveniers- en boomteelbedrijf past het niet binnen de huidige agrarische bestemming. Om die reden is voor het gehele perceel een bestemming Bedrijf toegekend, zonder bouwvlak. Voldaan wordt aan alle voorwaarden. In pararaaf 6.2 wordt dit gemotiveerd.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Geurhinder

4.1.2 Geluid

4.1.3 Bodem

4.1.4 Externe veiligheid

4.1.5 Bedrijven en milieuzonering

4.1.6 Luchtkwaliteit

4.1.7 Spuitzone boomgaarden

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

4.2.2 Cultuurhistorie

4.3 Water

4.3.1 Wettelijk kader

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het Rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is gedetailleerder dan de SVIR en blijft als uitwerking van de SVIR bestaan. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor geldt het Barro.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.

De waterschappen hebben een bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten hebben verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.

In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort.

Kaderrichtlijn water

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een ‘goede ecologische toestand’ (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een ‘goed ecologisch potentieel’ (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.

Gemeente Maasdriel: Waterplan Bommelerwaard

Het Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benut is bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

4.3.2 Watertoets

Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de taken en belangen van het waterschap. De watertoets voor dit plan heeft plaatsgevonden via de Digitale Watertoets van waterschap Rivierenland.

Het toetsresultaat is bijgevoegd in Bijlage 2. Er vindt geen aanpassing van bebouwing of ruimte plaats. Waterschap Rivierenland heeft geen bezwaar tegen dit plan. Het plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer voorgelegd te worden aan Waterschap Rivierenland.

4.4 Flora En Fauna

4.4.1 Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet.

De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden onderzocht te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.

4.4.2 Onderzoek

4.4.3 Conclusie

De realisatie van de functiewijziging naar hoveniers- en bomverzorgingsbedrijf leidt niet tot de aantasting van omliggende Natura2000-gebieden en de instandhoudingsdoelen. Het uitvoeren van een uitgebreid flora en fauna onderzoek is derhalve niet zinvol. Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.5 Verkeer En Parkeren

In deze paragraaf wordt nog ingegaan op de aspecten parkeren, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Dit wijzigingsplan maakt de functiewijziging van een agrarische bestemming naar een aan het buitengebied gerelateerd bedrijf mogelijk. Dit levert een andere parkeer- en verkeerssituatie op.

4.5.1 Onderzoek

Voor de bedrijfsactiviteiten kan uit worden gegaan van een bedrijfsvloeroppervlakte van 320 m2, bestaande uit één bedrijfsgebouw.

4.6 Besluit Milieueffectrapportage (M.e.r.)

In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling uitgevoerd moet worden als een project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Het gaat dan om een project dat genoemd is in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r.

Onderzoek en conclusie

Op dit moment worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die mer-plichtig zijn. Het bedrijventerrein valt onder de beschrijving “D 11.3 Aanleg, wijziging of uitbreiding van industrieterrein, indien oppervlakte >=75 hectare” uit bijlage D van het Besluit MER.

Omdat de oppervlakte van de uitbreiding ruim minder dan de drempelwaarde van 75 ha bedraagt en er geen bijzondere omstandigheden zijn (zoals de gevoeligheid van het gebied), kan worden volstaan met een zogenaamde vormvrije mer-beoordeling.

Ondanks dat het project onder de richtwaarden zit, moet worden nagegaan of er toch aanleiding bestaat voor een m.e.r.-beoordeling. Dit vloeit voort uit het gewijzigde Besluit m.e.r. die per 1 april 2011 in werking is getreden. Deze herziening was onder meer nodig om uitvoering te geven aan een uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Volgens deze uitspraak dient een activiteit niet enkel te worden getoetst aan de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., maar moet ook acht worden geslagen op andere factoren als bedoeld in Bijlage III van richtlijn 85/337/EEG die aanleiding kunnen geven tot het doorlopen van een milieueffectrapportage.

Omdat het project onder de richtwaarden van de D-lijst valt kan worden volstaan met een procedureel eenvoudige m.e.r. –beoordeling die volledig opgaat in de bestemmingswijzigingsprocedure. De beoordeling vindt plaats op bovengenoemde richtlijn. De criteria uit deze richtlijn zijn:

  1. 1. de kenmerken van de projecten;
  2. 2. de plaats van de projecten;
  3. 3. de kenmerken van de potentiële effecten.

Kenmerken van het project

De voorgenomen activiteiten betreffen de hervestiging van een hoveniersbedrijf zonder uitbreiding van gebouwen.

Plaats van het project

Het plangebied betreft een perceel aan de H.C. de Jonghweg 21 te Rossum. Het plangebied ligt aan de westzijde van de kern.

Kenmerken van mogelijke effecten

Ten aanzien van bodem, grondstoffen, lucht, veiligheid en archeologie heeft de voorgenomen activiteit geen effecten van betekenis voor de locatie en de omgeving. Er is een afname van verkeersbewegingen.

Ruimtelijke visuele effecten

De voorgenomen activiteit heeft geen ruimtelijk-visuele effecten voor het landschap binnen het plangebied en de nabije omgeving van de nieuw op te richten bebouwing. Immers het betreft een herontwikkelingslocatie.Ten aanzien van het landschapsbeeld in groter verband geeft de voorgenomen activiteit geen spanning met landschapswaarden.

(Grond)water

Er is geen sprake van een toename van het verharde oppervlak echter de vrijstellingsgrens wordt niet overschreden.

Effecten op beschermde flora en fauna

Het bouwplan heeft geen effect op planten en dieren binnen of buiten het plangebied. De activiteit heeft geen effect op kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater, geen emissie van milieuverontreinigende stoffen, geen licht- en geluidsverontreiniging, verdrogend effect of anderszins een negatieve invloed. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden.

Conclusie

Op basis hiervan, en op basis van de overige in dit hoofdstuk behandelde milieu- en omgevingsaspecten, kan geconcludeerd worden dat het milieubelang van de ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen. Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

5.1.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend wijzigingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

5.1.2 Gemeentelijke grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. Met initiatiefnemer is een planschadeovereenkomst gesloten. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.1 van het Bro bepaalt dat bij de voorbereiding van een wijzigingsplan het College van Burgemeester en Wethouders overleg voert met betrokken instanties en overheden. In het kader van het vooroverleg wordt kennisgeving gedaan verschillende belanghebbende organisaties en overheden inzake de terinzagelegging van het ontwerp-wijzigingsplan.


Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

Zienswijzen

Het ontwerp-wijzigingsplan zal 6 weken ter visie worden gelegd, zodat eenieder in de gelegenheid is om een zienswijze in te dienen. Eventuele zienswijzen zullen worden betrokken in het planproces.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Plansystematiek

Bij het opstellen van de planregels is enerzijds zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van bestemmen als bedoeld met het handboek. Actuele inzichten ten aanzien van het handboek zijn mede betrokken bij het opstellen van de planregels.
Het geheel is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen (artikel 1) en de Wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de planregels, behorende bij de verschillende bestemmingen, opgenomen (artikel 3 tot en met 7. Hoofdstuk 3 Algemene regels, bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn (artikel 8 tot en met 13). Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4 (artikel 14 en 15).

De planregels zijn opgedeeld in:

  1. 1. de bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
  2. 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
  3. 3. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden en
  4. 4. het afwijken van de gebruiksregels.

6.2 Toetsing Plan Aan Wijzigingsregels

Voorliggend wijzigingsplan bevat de onderbouwing voor het wijzigen van de bestemming Agrarisch naar Bedrijf. De voorwaarden voor het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid zijn beschreven in artikel 29.4.1 van het inpassingsplan 'Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard'. Dit artikel is hierna overgenomen.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de navolgende functies:

b. aan het buitengebied gerelateerde bedrijven;

Hieronder wordt het plan aan de voorwaarden getoetst:

  1. 1. het bestaande bedrijf dient geheel te worden beëindigd;

het bestaande agrarische bedrijf is reeds lange tijd (sinds 2000) beeindigd.

  1. 2. voorafgaand aan de wijziging dient de op het perceel aanwezige voormalige bedrijfsbebouwing, inclusief bijbehorende installaties, verhardingen en wat dies meer zij, te worden gesloopt, respectievelijk verwijderd dan wel dient zekerheid voor de sloop en/of verwijdering te worden gesteld in de vorm van een bankgarantie. Uitgezonderd hiervan is de hoeveelheid bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken en de monumentale gebouwen of gebouwen die door de gemeente zijn aangemerkt als karakteristiek en/of beeldbepalend;

zie onder 10

  1. 3. het bestaande bedrijf dient aantoonbaar vijf jaar operationeel in bedrijf te zijn geweest;

Tot 2000 was er een agrarische bedrijf op deze locatie gevestigd.

  1. 4. nieuwbouw vindt plaats op het perceel waar ook de sloop plaatsvindt, tenzij initiatiefnemer aantoont dat dit vanuit landschappelijke en/of ruimtelijke overwegingen ongewenst is, in welk geval tevens dient te worden aangetoond dat de alternatieve locatie op basis van de genoemde overwegingen wel aanvaardbaar is;

Er is geen sprake van nieuwbouw maar van hergebruik van de bestaande bedrijfsloods en bedrijfswoning.

  1. 5. de wijziging vindt niet plaats binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied' en 'overige zone - reserveconcentratiegebied';

Van de twee genoemde aanduidingen is ter plaatse geen sprake

  1. 6. alle vrijgekomen bebouwing zonder karakteristieke of monumentale waarde, voor zover het betreft boventallige bebouwing, welke buiten het bereik van de na wijziging maximaal toegestane oppervlakte valt, wordt afgebroken;

Er is geen sprake van boventallige bebouwing. Het gehele kadastraal perceel wordt gewijzigd om buitenteelt ten behoeve van het bedrijf mogelijk te maken. Het nieuwe bouwvlak is beoogt concentratie van bebouwing en erf(verharding) en is verkleind ten opzichte van het huidige bouwvlak.

  1. 7. bij de maatvoering wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;

Er is geen sprake van nieuwbouw maar van hergebruik van de bestaande bedrijfsloods en bedrijfswoning.

  1. 8. voor de activiteit genoemd onder a: mag, naast de voormalige bedrijfswoning, na sloop, vervangende nieuwbouw ten behoeve van een woning plaatsvinden overeenkomstig de opgenomen maatvoering in de volgende tabel:

Niet van toepassing

  1. 9. de maximale omvang van de activiteiten genoemd onder b, c, d, e, f, g, h, i en j mag niet meer bedragen dan per bedrijf en per bestemming is aangegeven in de onderstaande tabel:
type bedrijf Omvang hergebruik bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen
aan het buitengebied gerelateerde bedrijven 100%

Er is sprake van een aan het buitengebied gerelateerd bedrijf. Alle bedrijfsbebouwing mag worden gebruikt voor het bedrijf

  1. 10. de genoemde maximale bedrijfsoppervlakte per hergebruikfunctie mag niet leiden tot een toename van de bebouwing. Het dient in alle gevallen te gaan om hergebruik van bestaande gebouwen. Nieuwbouw is toegestaan als hiermee een grotere kwaliteitsverbetering wordt bereikt en/of als de bestaande bebouwing ongeschikt is voor hergebruik. De maximale bouwmogelijkheden in m2 bij nieuwbouw zijn gelijk aan die van hergebruik van bestaande bebouwing (zoals aangegeven in bovenstaande tabel), met dien verstande dat er altijd een reductie van minimaal 25% van de oorspronkelijke bebouwing plaatsvindt. Tevens mag door nieuwbouw het bouwvolume (inhoud van de gebouwen) ten opzichte van de bestaande situatie niet toenemen en dient het nieuwe gebouw landschappelijk en stedenbouwkundig verantwoord ingepast te worden;

Er is geen sprake van nieuwbouw

  1. 11. in afwijking van het vorige lid, mag in geval van sloop van kassen de volgende bedrijfsbebouwing worden opgericht:

Niet van toepassing

  1. 12. indien meerdere percelen bij het initiatief betrokken zijn dienen op alle percelen de bedrijfsbebouwing te worden gesloopt met een minimum van 250 m² aan bedrijfsbebouwing dan wel 1.000 m² aan kassen per perceel;

Niet van toepassing

  1. 13. detailhandel is slechts toegestaan voor kleinschalige verkoop van ter plaatse geproduceerde of streekeigen producten waarbij de detailhandelsfuncties ondergeschikt is;

Er is sprake van kleinschalige verkoop aan klanten van ter plaatse gekweekte planten, als onderdeel van de hoveniersactiviteit (elders). De detailhandelsfunctie is zodoende ondergeschikt aan het hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf. Slechts een klein ondergeschikt deel van de eigen teelt is voor verkoop op locatie.

  1. 14. functies met een onevenredige verkeersaantrekkende werking zijn niet toegestaan;

Hiervan is geen sprake, zie 4.5.1.1

  1. 15. Er is maximaal 1 bedrijf per (nieuwe) bedrijfsbestemming toegestaan;

Ter plaatse wordt enkel één bedrijf, Hoveniers & boomverzorgingsbedrijf Johan Nendels, gevestigd

  1. 16. Buitenopslag en -stalling is niet toegestaan;

Er is geen buitenopslag benodigd, voor opslag van materialen zal de bestaande bedrijfsloods worden gebruikt.

  1. 17. Laden, lossen, parkeren en manoeuvreren dient op het eigen erf plaats te vinden;

Dit kan en zal op eigen terrein plaatsvinden. Vanwege de beperkte erfverharding komt het wel voor dat vrachtwagens achteruit de H.C. de Jonghweg op zullen manouvreren.

  1. 18. De maximale omvang van de activiteit genoemd onder k (veldopstelling van zonnepanelen) bedraagt maximaal 100% van de oppervlakte van de te slopen (agrarische) bedrijfsgebouwen;

Niet van toepassing

  1. 19. Het is niet mogelijk om gebouwen op te richten waarop de zonnepanelen worden aangebracht. Slechts een grondgebonden veldopstelling van zonnepanelen is toegestaan.

Niet van toepassing

6.2.1 Conclusie

Samenvattend kan worden gesteld dat aan de alle voorwaarden wordt voldaan.

Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem

Bijlage 1 Vooronderzoek bodem

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets