Buitengebied wijziging 2022, H.C. de Jonghweg 26
Wijzigingsplan - Gemeente Maasdriel
Vastgesteld op 02-07-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het wijzigingsplan Buitengebied wijziging 2022, H.C. de Jonghweg 26 met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1241-VG01 van de gemeente Maasdriel.
1.2 Bestemmingsplan
het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2022 met identificatienummer NL.IMRO.0263.BP1257-VG01.
1.3 hobbymatig agrarisch gebruik:
het houden van kleinvee of maximaal 2 volwassen paarden per woning, niet gericht op een reële inkomensvorming;
1.4 overige bepalingen:
voor het overige zijn de begripsbepalingen van het bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan.
1.5 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0263.BP1241-VG01 met de bijbehorende regels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels deel uitmakende van het bestemmingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan
Artikel 2 Agrarisch
De regels van de bestemming Agrarisch van het Bestemmingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan met dien verstande dat artikel 3.1 sub a wordt geschrapt.
Artikel 3 Wonen
De regels van de bestemming Wonen van het Bestemmingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan met dien verstande dat
- aan lid 18.2.2 wordt toegevoegd:
"g. de breedte van het hoofdgebouw (de beukmaat) bedraagt maximaal 6 meter;
h. de bovenkant van de begane grondvloer (vloerpeil) dient op NAP +4,18m te liggen."
- aan 18.2.3 wordt toegevoegd sub 2: "2. bij de woning op het adres H.C. de Jonghweg 26 de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 200 m² mag bedragen."
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
De regels van de bestemming Waarde - Archeologie 3 van het Bestemmingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 6
De regels van de bestemming Waarde - Archeologie 6 van het Bestemmingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Overige Regels
6.1 Voorwaardelijke verplichting
Artikel 7 Van Toepassing Verklaring
De algemene regels deel uitmakende van het Bestemmingsplan zijn naast de in dit plan opgenomen regels van toepassing op dit plan en dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
De regels van het Bestemmingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op dit plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
'Regels van het wijzigingsplan Buitengebied wijziging 2022, H.C. de Jonghweg 26'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op de locatie H.C. de Jonghweg 26 te Rossum, kadastraal bekend als gemeente Rossum, sectie D, nummers 2062 en 2063, was een champignonkwekerij gevestigd met een bedrijfswoning. Op de locatie wil de huidige eigenaar de voormalige bedrijfswoning betrekken als burger. De bedrijfsactiviteiten zijn reeds beeindigd en de bedrijfsgebouwen zijn nog aanwezig. Door de sanering van de bedrijfsgebouwen en bijbehorende voorzieningen wordt een landschappelijke kwaliteitsverbetering gerealiseerd. In ruil daarvoor kan op grond van het zogenaamde VAB-beleid een vrijstaande woning worden gerealiseerd.
Voor de locatie aan de H.C. de Jonghweg 26 wordt met een wijzigingsplan het gebruik van de voormalige bedrijfswoning voor reguliere (burger)bewoning toegelaten alsmede het bouwen van een VAB-woning. Hiertoe komt met het wijzigingsplan het agrarisch bouwvlak te vervallen.
1.2 Ligging Plangebied
Rossum is gelegen in de provincie Gelderland binnen de gemeente Maasdriel. De planlocatie ligt buiten de dorpskern van Rossum, aan de westzijde.
Ligging plangebied (bron: www.pdok.nl)
Het planvoornemen heeft betrekking op de percelen kadastraal bekend als gemeente Rossum, sectie D, nummers 2062 en 2063. In navolgende figuur is de topografische kaart met de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Kadastrale situatie in en om het plangebied
1.3 Vigerend(e) Bestemmingsplan(nen)
Voor de planlocatie is op 26 juni 2019 het bestemmingsplan Buitengebied herziening 2016 vastgesteld.
Voor de planlocatie geldt de bestemming Agrarisch en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 (voorste gedeelte van het perceel) en 6 (achterste gedeelte van het perceel). De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan de vrijstellingsnorm in m2 en dieper dan 30 centimeter, een archeologisch onderzoek plaats te vinden.
De bestemming Agrarisch (zonder bouwvlak) is bedoeld voor grondgebonden agrarisch gebruik zonder bebouwing. De bestemming Agrarisch met bouwvlak en functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddestoelenteelt' is bedoeld voor het oprichten van gebouwen voor een grondgebonden agrarisch bedrijf en paddestoelenteeltbedrijf (champignonkwekerij).
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone-intrekgebied' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en verbetering van de kwaliteit en winning van het grondwater.
Op grond van de wijzigingsbevoegdheid van artikel 42.2. van het bestemmingsplan kan de bestemming Agrarisch gewijzigd worden naar de bestemming Wonen. In deze wijzigingsbevoegdheid wordt verwezen naar het beleidskader 'Handreiking hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied'. Indien de bestemming wordt gewijzigd dient de bedrijfsactiviteit beeindigd te zijn.
Met voorliggend wijzigingsplan wordt ter plaatse van H.C. de Jonghweg 26 de bestemming gewijzigd van Agrarisch (met bouwvlak) naar Wonen met toevoeging van een bouwvlak, waardoor een woning gebouwd kan gaan worden. Deze aanpassing wordt mogelijk gemaakt door de VAB-regeling, waarbij bedrijfsgebouwen (aan de H.C. de Jonghweg 26 te Rossum) worden gesloopt.
De overige gronden die niet naar Wonen worden omgezet behouden de betreffende agrarische bestemming. Deze gronden blijven dus bestemd voor agrarisch (bedrijfsmatig) grondgebruik. Deze zijn binnen het plangebied betrokken omdat hier het bouwvlak en functieaanduiding met het wijzigingsplan is weggenomen.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2022, Reparatieplan' voert een aantal wijzigingen door in het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2016' (moederplan d.d. 26 juni 2019).
De reparaties betreffen twee verschillende onderdelen:
- Reparaties vanwege gegronde beroepsschriften,
- Reparaties van geconstateerde foutjes.
Er zijn in dat bestemmingsplan geen - voor voorliggend plan- relevante wijzigingen doorgevoerd.
1.4 Leeswijzer Toelichting
In deze toelichting wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande en toekomstige situatie van het plangebied. Daarbij komen zowel de ruimtelijke als functionele opbouw aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het aanwezige beleidskader behandeld. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de sectorale aspecten en volgen de randvoorwaarden die voortkomen uit planologische- en milieuaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ten slotte de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan behandeld.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied
Het gebied, getypeerd als oeverwal, is kleinschalig en open. Aan de H.C. de Jonghweg zijn diverse tuinbouwbedrijven met bedrijfswoningen gelegen. De H.C. de Jonghweg heeft ter hoogte van het plangebied een klinkerverharding met aan beide zijden een vrijliggend fietspad, een smalle watergang en bomenrijen.
De aanwezige woningen in de straat hebben een landelijke uitstraling en zijn vrij divers van bouwstijl. De oudere bebouwing betreft veelal langgerekte, smallere woningen me een hellend dak (zadel- of mansardedak) en staan haaks op de straat-as. Verder staan er nog enkele kleinere woningen uit de jaren 50/60 van de vorige eeuw. De meer recent gebouwde woningen (jonger dan 50 jaar) zijn groter van opzet en staan veelal evenwijdig aan de straat (niet haaks).
Het huidige erf bestaat uit een champignonkwekerij met daarvoor een bedrijfswoning. De huidige woning bestaat uit één bouwlaag met een kap, haaks op de weg.
Op het erf is erfverharding aanwezig in de vorm van twee inritten.
2.2 Toekomstige Situatie Plangebied
Het plan omvat de realisatie van een extra woning na sloop van de agrarische bedrijfsbebouwing. Van de bestaande woning wordt de agrarische bestemming omgezet naar wonen. Met het initiatief wordt gebruik gemaakt van de regeling vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) van de gemeente Maasdriel.
In totaal blijft er ca 179m2 behouden van de bestaande (bedrijfs)gebouwen ter realisatie van een mantelzorgwoning: de garage inclusief carport, welke verbonden is aan de champignoncellen, betreft ongeveer 64m2. Het 1e deel van de champignoncellen meet ongeveer 115m2.
De nieuwe woning wordt gebouwd op het perceel tussen de woningen H.C. de Jonghweg 24 en 26. Het perceel heeft een breedte van circa 18 tot 20 meter gemeten tussen de bestaande inrit van het perceel en de kadastrale grens van nr 24.
In de opzet wordt aansluiting gezocht met de overige erven langs de H.C. de Jonghweg. De nieuw te realiseren woning zal haaks op de straat-as geplaats worden. Vanwege de relatief smalle kavel is de afstand van het bouwvlak tot de kadastrale perceelsgrens van nr 24 en tot de bestaande inrit op 6 meter gehouden.
De vrijstaande woning wordt samen met het vrijstaande en/of aangebouwde bijgebouw(en) als één samenhangend geheel ontworpen.
De woning krijgt een bescheiden beukmaat van circa 6 meter (zoals nr. 24 en 26).
De twee woningen krijgen ieder een eigen erf met een eigen inrit.
De nieuwe woning bestaat uit één laag met een kap. Voor de woning is een inpassingsplan opgenomen in Bijlage 1. Exacte vormgeving van het vergroten van de woning zal in samenwerking met een bouwkundige/architect uitgewerkt worden.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk komen alle relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten aan de orde. Per beleidsdocument worden de relevante aspecten behandeld.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. De Structuurvisie
Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is daarmee vervallen. Deze Omgevingsvisie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI schrijft een toekomstperspectief met de ambities van het rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
- ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- duurzaam economisch groeipotentieel;
- sterke en gezonde steden en regio's;
- toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Conclusie
Het initiatief heeft geen betrekking op één van de rijksbelangen die zijn opgenomen in de NOVI. Het initiatief past dan ook binnen de beleidskader van de NOVI.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op 1 oktober 2012 is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ toegevoegd aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), geactualiseerd in juni 2017. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de (bestaande) ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting.
De ladder duurzame verstedelijking is van toepassing bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een stedelijke ontwikkeling wordt op basis van artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i van het Bro verstaan: "Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".
Ten aanzien van het vorenstaande wordt opgemerkt dat de Raad van State in diverse uitspraken richting heeft gegeven aan wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden verstaan. In een uitspraak van 24 december 2014 (201405237/1/R2) heeft de Raad van State geoordeeld dat een woningbouwontwikkeling van 8 woningen buiten de bebouwde kom niet voorziet in een woningbouwlocatie of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Om die reden werd de ontwikkeling van 8 woningen buiten de bebouwde kom niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.
Ook in het Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is aangegeven dat ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken, maar bebouwing reduceren of verplaatsen niet worden gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.
Conclusie
Het plangebied is niet gelegen binnen de in de door het rijk aangeduide gebieden met een nationaal belang.
Gezien het planvoornemen voor de realisatie van één woning waarvoor in ruil bestaande bebouwing wordt gesaneerd, wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is derhalve niet van toepassing op dit plan. Daarnaast is er geen sprake van een lokale ontwikkeling waar nationale belangen mee zijn gemoeid.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de bijbehorende Omgevingsverordening Gelderland. De Omgevingsvisie en -verordening, vastgesteld in 2014, worden tweemaal per jaar geactualiseerd.
3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
Op 19 december 2018 is de huidige Omgevingsvisie Gaaf Gelderland door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsvisie zijn doelen benoemd met betrekking tot de versterking van de economische structuur en het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.
Naast de Omgevingsvisie is een Omgevingsverordening opgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten uit de Omgevingsvisie zijn vertaald in concrete regels.
Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen; dat is waarnaar wordt gestreefd.
De ambitie ten aanzien van de woon- en leefomgeving wordt als volgt omschreven:
- Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.
- Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas.
- Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Een omgevingsverordening is een juridische vastlegging van de provinciale omgevingsvisie. In de Omgevingsverordening Gelderland van 16 oktober 2014, vastgesteld naar aanleiding van de omgevingsvisie, en meermaals geactualiseerd, staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. In december 2022 is een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening (inclusief de actualisaties) gepubliceerd.
De regels in een omgevingsverordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied of delen daarvan. In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels over onderwerpen die van provinciaal belang zijn:
- verstedelijking
- wonen
- detailhandel
- recreatiewoningen en -parken
- glastuinbouw
- waterwingebied
- grondwaterbeschermingsgebied
- oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening
- ecologische hoofdstructuur
- waardevol open gebied
- nationaal landschap.
Al deze kwaliteiten wil de provincie behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken, zonder de leefbaarheid van het gebied aan te tasten. Alleen door een goed samenspel tussen grondgebruikers en overheden kan een duurzaam landgebruik en een aantrekkelijk landschap worden gerealiseerd. Voor het plangebied zijn specifieke waarden aangewezen op kaart 6, water en milieu. Het is verboden in het aangeduide intrekgebied werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten ten behoeve van de winning van fossiele energie.
Het Gelderse woonbeleid werkt nu via Regionale Woonagenda's. Hierbij worden netwerken van verschillende publieke en private partijen gecreëerd die capaciteit, kennis en middelen bundelen om gezamenlijk de opgaven op de regionale woningmarkt aan te pakken. De status van de kwantitatieve opgave is opgenomen in artikel 2.2.1.1 'wonen'. Binnen de kwantitatieve opgave 'wonen' kunnen gemeenten en andere relevante partijen in de regio gezamenlijk nagaan wat nodig is voor een goed functionerende regionale woningmarkt. De bestaande gebouwde voorraad staat daarbij centraal. Afspraken worden gemaakt over aanpassing van bestaande woningen, sloop met vervangende nieuwbouw, verdunning, het benutten van kansen van functieverandering en tenslotte de nieuwbouw. Bij de provinciale programmering is aangegeven dat flexibiliteit is gewenst.
Klimaatadaptatie
Sinds februari 2022 is artikel 2.65 lid b in de Omgevingsverordening opgenomen aangaande Klimaatadaptatie. Eerder stond dit als ambitie in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vraagt de provincie om een toelichting op de maatregelen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
Het gaat hierbij om risico’s als waterveiligheid, wateroverlast, droogte en hitte. Met betrekking tot waterveiligheid en wateroverlast zijn normen vastgesteld in de waterverordeningen.
Ruimtelijke ontwikkelingen en weersextremen zijn hierop van grote invloed. Het is daarom van belangrijk dat het waterschap betrokken wordt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Beleidskader hergebruik vrijgekomen bedrijfsbebouwing in het buitengebied (VAB) Bommelerwaard
Op 6 juni 2008 is het Beleidskader hergebruik vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied voor de regio Rivierenland vastgesteld. Op 5 maart 2015 heeft de gemeenteraad van Maasdriel een besluitdocument vastgesteld, waar op een aantal onderdelen het regionale VAB beleid is aangevuld. In maart 2017 is het beleid geheel geactualiseerd door gemeenten Zaltbommel en Maasdriel.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Omgevingsvisie Bommelerwaard
In de omgevingsvisie Bommelerwaard hebben de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel beschreven hoe de Bommelerwaard er in de toekomst uitziet en hoe ervoor gezorgd wordt dat de Bommelerwaard nu en in de toekomst een aantrekkelijke omgeving blijft om in te wonen, werken, winkelen en recreëren.De Omgevingsvisie Bommelerwaard is op donderdag 13 oktober 2022 vastgesteld door de raad van Maasdriel en op donderdag 20 oktober in Zaltbommel.
De omgevingsvisie gaat over een groot aantal onderwerpen, onder te verdelen in de volgende kernthema's:
- Klimaat, duurzaamheid en landschap
- Landbouw, economie, toerisme en cultuurhistorie
- Milieu, gezondheid en leefbaarheid
- Wonen, welzijn en voorzieningen
Het plangebied is zowel op de waardenkaart als de visiekaart aangeduid als 'het droge land'.
De gebiedsgerichte opgaven hiervoor zijn:
- Ruimte voor recreatieve voorzieningen aan de zuidoostzijde van de gemeente Maasdriel (Masterplan Maas).
- Nieuwe recreatieve routes en verbinding met andere routes en voorzieningen.
- Veilige fietsroutes over de dijk.
- Geen nieuwe, maar ook verplaatsing van bestaande (glastuinbouw) bedrijven naar de daarvoor aangewezen gebieden.
- Mogelijkheid van groei, modernisering en innovatie in de agrarische sector, met behoud/versterking van gewaardeerd groen landschap.
- Ruimhartig toestaan van nevenactiviteiten op agrarische bedrijven indien deze een beperkte verkeersaantrekkende werking hebben en met behoud/ versterking van landschappelijke/natuurlijke waarden.
- Ruimere mogelijkheden voor functieverandering.
- Inzet op behoud en versterking van cultuurhistorische elementen en structuren, zoals monumentale boerderijen. Samenwerking en promotie van alle (cultuurhistorisch) waardevolle elementen en structuren.
- Investeren in de kleinschalige landschappelijke en ecologische blauwgroene dooradering (bermen, sloten, boomstructuren).
- Behouden van buffers tussen de kernen (eventuele ontwikkelingen in deze gebieden hebben een groen karakter en mogen er niet toe leiden dat kernen aan elkaar groeien).
- Voorkeursrichting bij eventuele uitbreiding van stedelijke functies.
3.4.2 Woningbouwprogramma 2015-2025
Tot 2015 gold in Gelderland (en Regio Rivierenland) het Kwp3: Kwalitatief Woningbouwprogramma 2010-2019. Vanaf 2015 werkt de provincie niet meer met een Kwp maar met een 'woonagenda'. Deze woonagenda bevat onderwerpen waarover de gemeenten in de regio afspraken met elkaar en met de provincie willen maken.
De gemeenten van Regio Rivierenland hebben zich ingespannen om gezamenlijk een regionaal woningbouwprogramma op te stellen. Hierbij is tegelijkertijd gewerkt aan het inventariseren van alle projecten, een methodiek voor de kwalitatieve toetsing van projecten en afspraken voor het actueel houden van het regionale woningbouwprogramma. Op basis van het regionale programma stelde de gemeenteraad van Maasdriel op 14 april 2016 het woningbouwprogramma gemeente Maasdriel 2015-2025 vast.
Naast de projecten in het programma is er nog beperkte ruimte om mee te werken aan verzoeken voor woningbouw. Er is een maximum verbonden aan het aantal woningen waaraan medewerking verleend kan worden. Het gaat om 'diverse particulier' en dit zijn er maximaal 110 tot het jaar 2025.
Betreffende initiatief leidt tot het toevoegen van één woning.
Het college stelt het belangrijk te vinden dat er permanent kan worden teruggevallen op een soort van buffer (contingent) ten behoeve van kleine planinitiatieven, omdat deze in een duidelijke behoefte voorzien. Te denken valt hierbij aan de VAB-regeling (vrijkomende agrarische bebouwing). De realisatie van een woning in ruil voor de sloop van bedrijfsgebouwen op grond van het VAB-beleid past derhalve in het meest actuele woningbouwprogramma van gemeente Maasdriel en de regionale afspraken over regio totalen.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Milieu
4.1.1 Geurhinder
4.1.2 Geluid
4.1.3 Bodem
4.1.4 Externe veiligheid
4.1.5 Bedrijven en milieuzonering
4.1.6 Luchtkwaliteit
4.1.7 Spuitzones
4.1.8 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
In het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is bepaald of bij de voorbereiding van een plan of een besluit een m.e.r.-(beoordelings)procedure moet worden doorlopen.
Dat is het geval wanneer het een plan of besluit kaderstellend is voor m.e.r.(beoordelings)plichtige activiteiten als genoemd in onderdeel C of D.
Onderdeel D van het Besluit m.e.r. bevat grotendeels dezelfde activiteiten als onderdeel C. Voor activiteiten, die boven de drempelwaarden van onderdeel D, maar beneden die van onderdeel C vallen, geldt niet een directe m.e.r.-plicht, maar een m.e.r.-beoordelingsplicht. In deze m.e.r.-beoordelingsplicht moet het bevoegd gezag beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.
Voor activiteiten die beneden de indicatieve drempelwaarden van onderdeel D vallen dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden.
Op 7 juli 2017 is een wetswijziging van het Besluit milieueffectrapportage inwerking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat vanaf 16 mei 2017 een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is een extra stap in de procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het nut van deze notitie is dat al in een vroeg stadium beoordeeld wordt of de activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. De beslissing van het bevoegd gezag of een milieueffectrapportage moet worden opgesteld, vindt plaats op basis van deze notitie. Dit geldt voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarden blijven (en daarmee niet planMER-plichtig zijn).
De notitie moet ingediend worden bij het bevoegd gezag. Deze aanmeldnotitie is vormvrij, maar en aantal aspecten moet in de notitie aan bod komen: [1] kenmerken van het project, [2] plaats van het project, [3] kenmerken van de potentiële effecten.
Onderstaande paragraaf wordt beschouwd als aanmeldnotitie.
Kenmerken van het project
De ontwikkeling is een activiteit van de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen) omdat op de locatie H.C. de Jonghweg 26 op een bedrijfsperceel een perceelsgedeelte wordt omgevormd naar een bebouwd perceel met de bestemming Wonen. Een uitgebreide beschrijving van het project en de stedenbouwkundig opzet is opgenomen in hoofdstuk 2. Met de ontwikkeling neemt de bebouwde oppervlakte ter plaatse af.
Plaats van het project
Het plangebied ligt aan een bebouwingscluster in het buitengebied. Vrijstaande woningen worden afgewisseld door verschillende agrarisch bedrijven.
Binnen het plangebied en in de omgeving hiervan, is geen sprake van Natura2000 gebieden of van gronden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk en hebben derhalve slechts een lokaal effect.
Kenmerken van mogelijke effecten
Relevante effecten voor de omgeving heeft het voorgenomen project niet. Ten aanzien van bodem, grondstoffen, geur, lucht, veiligheid en water heeft de voorgenomen activiteit geen effecten van betekenis voor de locatie en de omgeving.
Ruimtelijke visuele effecten
De voorgenomen activiteit heeft nauwelijks invloed op de ruimtelijk-visuele effecten voor het landschap binnen het plangebied en de nabije omgeving, omdat de activiteit de bouw van een woning betreft in bebouwde omgeving. Ten aanzien van het landschapsbeeld in groter verband geeft de voorgenomen activiteit geen spanning met landschapswaarden.
Mobiliteit
Het plangebied ligt aan de H.C. de Jonghweg. De bouw van één nieuwe woning na sanering van het agrarisch bedrijf zal de huidige verkeersproductie af laten nemen. Daarnaast worden er voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein toegevoegd.
(Grond)water
Er is gelet op de keur van het waterschap geen compenserende waterberging benodigd omdat er sprake is van een afname van het verhard oppervlak door de ontwikkeling van de woning. De gemeente verlangt dat al het hemelwater wordt geinfiltreerd op eigen terrein. Op eigen terrein is voldoende ruimte om extra wateroppervlak te realiseren (bijvoorbeeld door het verbreden van een watergang).
Effecten op beschermde flora en fauna
Flora- en faunasoorten kunnen gevoelig zijn voor bepaalde milieu-invloeden zoals verzuring, vermesting, trilling, optische verstoring enzovoorts. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal en heeft geen effect op planten en dieren buiten het plangebied. De activiteit heeft geen effect op kwaliteit en kwantiteit van grond- en oppervlaktewater, geen emissie van milieuverontreinigende stoffen, geen licht- en geluidsverontreiniging, verdrogend effect of anderszins een negatieve invloed.
Conclusie
Op basis hiervan, en op basis van de overige in dit hoofdstuk behandelde milieu- en omgevingsaspecten, kan geconcludeerd worden dat het milieubelang van de ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen. Gelet op de kenmerken van het project (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2.1 Archeologie
4.2.2 Cultuurhistorie
4.3 Water
4.3.1 Wettelijk kader
Nationaal Waterplan
Het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.
Het beleid met betrekking tot waterveiligheid en zoetwater is met de vastgestelde deltabeslissingen in 2014 fundamenteel veranderd. Het rijksbeleid dat voortvloeit uit de voorstellen voor deze deltabeslissingen, is in 2014 met een tussentijdse wijziging verankerd in het Nationaal Waterplan 2009-2015 en opgenomen in het nieuwe Nationaal Waterplan voor de periode 2016–2021.
Het kabinet heeft de afgelopen jaren over verschillende beleidsterreinen afspraken gemaakt die raakvlakken hebben met water, zoals afspraken over energie (Energieakkoord), natuur (Natuurvisie), internationale inzet en vernieuwde bestuurlijke verhoudingen (onder meer Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Bestuursakkoord Water en Deltaprogramma). Deze afspraken zijn verwerkt in het Nationaal Waterplan. De betreffende beleidsdocumenten blijven van kracht.
Met de vaststelling van het NWP voldoet Nederland tevens aan de Europese eisen om actuele plannen en maatregelenprogramma’s op te stellen volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM).
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.
De waterschappen hebben een bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten hebben verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.
Nationaal Bestuursakkoord Water
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.
In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.
In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort.
Kaderrichtlijn water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een ‘goede ecologische toestand’ (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een ‘goed ecologisch potentieel’ (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.
Waterschapsbeleid
Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 ‘Versterken, verbinden, vergroenen’ beschrijft wat Waterschap Rivierenland in de planperiode 2022-2027 wil bereiken, met wie, hoe men dat wil gaan doen en waarom. In het waterbeheerprogramma zijn voor het waterbeheer de kaders gegeven en de opgaven gedefinieerd. De visie van Waterschap Rivierenland is vertaald in 8 hoofdthema’s: beschermen tegen overstromingen; water eerlijk verdelen; voorbereiden op extreem weer; streven naar schoon water van een goede biologische kwaliteit; bijdragen aan een fijne leefomgeving voor mens en natuur; kwaliteitsverbetering zwemwater; toewerken naar klimaat- en energieneutraliteit; toewerken naar circulariteit.
Water- en rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026
Vanuit de Wet Milieubeheer is het verplicht om een gemeentelijk rioleringsplan te hebben. Sinds 2012 stellen gemeente Maasdriel en gemeente Zaltbommel een water- en rioleringsplan op. Het Water- en Rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026 met bijbehorend uitvoeringsprogramma en kostendekkingsplan is op 19 mei 2022 vastgesteld.
Bij (her)ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op de waterhuishoudkundige situatie moeten zowel de gemeente Maasdriel als het waterschap Rivierenland hun goedkeuring geven op de plannen.
De initiatiefnemer is verantwoordelijk dat het watertoetsproces met de gemeente alsmede het waterschap doorlopen wordt. Indien wenselijk dan kan op wens en op initiatief van de initiatiefnemer een gezamenlijk proces doorlopen worden.
In afwijking met het waterschapsbeleid, komt het gemeentelijk beleid erop neer dat voor een T=10+10% situatie water
geborgen dient te worden over 100% van het verhard oppervlak, voordat het geloosd wordt op het oppervlaktewater.
Om voldoende droge voeten te houden zijn er normen gesteld aan de minimale ontwatering en drooglegging.
De volgende ontwateringseisen worden gesteld bij nieuwbouw:
- woningen met kruipruimte 1 m;
- woningen zonder kruipruimte 0,30 m;
- tuinen en groenvoorzieningen 0,5m
Keur en beleidsregels
Het Waterschap Rivierenland heeft als regelgeving haar verordening “de Keur”. Deze verordening is bedoeld om watergangen, wateren, onderhoudspaden, kaden en dijken te beschermen tegen beschadiging. In de verordening “de Keur” is geregeld dat langs A- en B-waterlopen een beschermingszone in acht dient te worden genomen. Dit houdt in dat binnen de beschermingszone van een A- of B-waterloop niet zonder toestemming van het Waterschap Rivierenland werkzaamheden mogen plaatsvinden die schade kunnen aanbrengen aan de watergang. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de waterlopen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
4.3.2 Onderzoek
4.4 Flora En Fauna
4.4.1 Wettelijk kader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten. In deze wet zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet.
De doelstelling is de bescherming en behoud van in het wild levende planten en dieren. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen vooraf de effecten op Natura 2000-gebieden onderzocht te worden. Ook dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. Hierover wordt ten aanzien van het plangebied ´Buitengebied wijziging 2022, H.C. de Jonghweg 26' het volgende gemeld.
4.4.2 Onderzoek
De beoogde ontwikkeling heeft mogelijk een negatief effect op beschermde flora en fauna en natuurwaarden. In het kader van de Wet natuurbescherming dient een oriënterend onderzoek uitgevoerd te worden naar de mogelijke negatieve effecten voor beschermde flora en fauna.
Tevens dient onderzocht te worden of de beoogde ontwikkeling een negatief effect heeft op omliggende Natura2000 gebieden. Voor de dichtstbij gelegen Natura2000 gebieden is bepaald of effecten optreden.
4.4.3 Conclusie
De beoogde ontwikkeling leidt, mits enkele algemene maatregelen worden getroffen ten aanzien van de Algemene zorgplicht en algemene broedvogels, niet tot overtreding van de Wet natuurbescherming.
4.5 Verkeer En Parkeren
In deze paragraaf wordt nog ingegaan op de aspecten parkeren, bereikbaarheid en verkeersveiligheid.
4.5.1 Onderzoek
Dit wijzigingsplan maakt de functiewijziging van een agrarische bestemming (met bouwvlak) naar wonen mogelijk. Dit levert een andere parkeer- en verkeerssituatie op.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw daarvan planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betreft onder meer plannen voor de bouw van één of meer woningen en de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.
5.1.1 Beoordeling
Voor de realisatie van het plan hoeft door de gemeente geen investering gedaan te worden. De ontwikkelingskosten worden geheel door de initiatiefnemer gedragen.
Op grond van artikel 6.2.1 Bro is er sprake van een ‘aangewezen bouwplan’. Initiatiefnemer voert voor eigen rekening en risico de bouwwerkzaamheden uit. Hiermee is sprake is van een financieel uitvoerbaar plan. Voor dit wijzigingsplan is afgezien van een exploitatieplan aangezien het kostenverhaal anderzins is verzekerd. De gemeente Maasdriel sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst af, waarin ook de verantwoordelijkheid voor eventuele planschadekosten wordt vastgelegd.
5.1.2 Conclusie
De economische uitvoerbaarheid van het onderhavige plan is verzekerd.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.1 van het Bro bepaalt dat bij de voorbereiding van een wijzigingsplan het College van Burgemeester en Wethouders overleg voert met betrokken instanties en overheden. In het kader van het vooroverleg wordt kennisgeving gedaan verschillende belanghebbende organisaties en overheden inzake de terinzagelegging van het ontwerp-wijzigingsplan.
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Voor het plan is de digitale watertoets uitgevoerd op 20 december 2021 via de website www.dewatertoets.nl. De waterparagraaf is in het kader van de watertoets toegestuurd aan Waterschap Rivierenland.
Initiatiefnemer heeft belanghebbende buren in een vroeg stadium gesproken en geinformeerd over de plannen. Hieruit zijn geen bezwaren naar voren gekomen tegen de plannen. Eén van de buren heeft aangegeven plannen te hebben voor het realiseren van een boomgaard. Met deze plannen is rekening gehouden in de toelichting (zie 4.1.7).
Zienswijzen
Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 27 december 2023 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Wijzigingsplan
Een bestemmingsplan en een daarop gebaseerd wijzigingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien.
De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid. Bovendien draagt de toelichting bij aan de planinterpretatie.
Om inzicht te geven in de juridische opzet zijn hierna de systematiek en de opbouw van het wijzigingsplan toegelicht. Eerst wordt ingegaan op de verbeelding. Vervolgens wordt aangegeven op welke wijze de regels in algemene zin zijn opgebouwd en de bestemmingsartikelen in het bijzonder. Daarna wordt ingegaan op een aantal toetsingsaspecten.
Het onderhavige wijzigingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het plangebied. Dit wijzigingsplan sluit aan bij moederplan 'Buitengebied herziening 2016' van de gemeente Maasdriel.
Middels dit wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid conform artikel 42.2. van het bestemmingsplan waarmee de bestemming gewijzigd kan worden naar de bestemming Wonen. In deze wijzigingsbevoegdheid wordt verwezen naar het beleidskader 'Handreiking hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied'.
6.2 Toelichting Op De Regels En De Kaart
De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De opbouw is als volgt:
Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en bepalingen over de wijze van meten; deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels;
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen;
Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de antidubbeltelregel, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels;
Hoofdstuk 4 tenslotte bevat het overgangsrecht en de slotregel met daarin de titel van het bestemmingsplan.
6.3 Bestemmingsregeling
In het plan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:
- Wonen;
- Waarde - Archeologie 3 en 6
Wonen
De gronden binnen “wonen” zijn bestemd voor woondoeleinden. Voor de situering en maatvoering van de woningen zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:
- Situering gebouwen
Teneinde de toekomstige situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor de woningen is op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt in een bouwvlak en een onbenoemd deel, de voor- en gedeeltelijk zijtuinen.
De woning is enkel toegelaten binnen het aangeduide bouwvlak. Bijgebouwen en aan- en uitbouwen zijn zowel binnen het bouwvlak als binnen de aanduiding bijgebouwen toegestaan.
- Goot- en bouwhoogte
De maximale goot- en bouwhoogte voor woningen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn in de regels vastgelegd. De maximale inhoud van de woning mag 750 m3 bedragen met een maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van 6,5 meter respectievelijk 11 meter. Voor de nieuwe woning is een goot- en bouwhoogte van 4,5m en 10m als maatvoeringsaanduiding opgenomen op de verbeelding. Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen geldt dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 100 m2 mag bedragen met een maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van 3,5 meter respectievelijk 6,6 meter.
Tevens is het toegestaan om ondergeschikt aan de functie wonen een deel van de woning en/of bijgebouwen, met een maximum van 40 % van de op een perceel toegestane bebouwde oppervlakte, te gebruiken voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep. Indien voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden kunnen burgemeester en wethouders ook een omgevingsvergunning verlenen teneinde een aan huis verbonden bedrijf toe te staan.
Bouwverbod
De bouw van de woning wordt mogelijk gemaakt op basis van het beleid over vrijgekomen agrarische bebouwing door sloop aan de H.C. de Jonghweg 26. Om dat beleid te waarborgen, waaronder sloop van de bedrijfsbebouwing, is in de regels (6.1.1) een voorwaardelijke verplichting opgenomen, dat bouw van de woning uitsluitend is toegestaan, wanneer alle bedrijfsbebouwing is gesloopt.
Archeologie
Om de mogelijk aanwezige archeologische waarden ook te beschermen tegen eventuele toekomstige grootschaligere ingrepen zijn de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie’ vigerend overgenomen.
Bijlage 1 Tekening Te Slopen Bebouwing En Voorzieningen
Bijlage 1 Tekening te slopen bebouwing en voorzieningen
Bijlage 1 Ruimtelijke Inpassing
Bijlage 1 Ruimtelijke inpassing
Bijlage 2 Voorgrond Geurberekening
Bijlage 2 Voorgrond geurberekening
Bijlage 3 Achtergrond Geurberekening
Bijlage 3 Achtergrond geurberekening
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 5 Bodem- en asbestonderzoek
Bijlage 6 Externe Veiligheid
Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 7 Quickscan flora en fauna
Bijlage 8 Quickscan Brabant Eco
Bijlage 8 Quickscan Brabant Eco