bedrijfsterrein Overhorst 3
Bestemmingsplan - gemeente Nijkerk
Onherroepelijk op 20-04-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
het bestemmingsplan bedrijfsterrein Overhorst 3van de gemeente Nijkerk.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0267.0018-ON05 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.6 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.8 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.9 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, instelling of voorziening;
1.10 bestaand:
- a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder en met uitsluiting van souterrain, indien de vloer waarmee het souterrain wordt afgedekt minder dan 1,20 meter boven (straat)peil is gelegen;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten.
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.21 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.22 dakopbouw:
een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.27 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.28 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20m boven het peil is gelegen;
1.29 ondergronds, geheel of gedeeltelijk:
geheel of gedeeltelijk onder het (straat)peil gelegen.
1.30 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan de zijn bestemming ontrokken, vaar- vlieg- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat o9f die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.
1.31 overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie waanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.32 parkeervoorziening, gebouwd:
een bouwwerk ten behoeve van het parkeren van motorvoertuigen
1.33 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.34 pergola:
open wandelgang of terras in een tuin, bestaande uit pijlers en een dak, veelal van latwerk.
1.35 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.36 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.37 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.38 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Meetwijze
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de verticale diepte van een ondergronds gebouw:
verticaal gemeten vanaf peil tot de bovenkant van de laagst gelegen vloer;
gemeten vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van de woning, tot bovenkant afgewerkte keldervloer, het bedrijfsgebouw of bijgebouw waaronder wordt gebouwd.
2.7 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijde van de afdekking, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
2.8 Ondergeschikte delen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren, congres en dienstencentrum en bedrijven, die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, 2 en 3.1;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- f. groenvoorzieningen;
- g. straatmeubilair;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. bij een en ander behorende in- en uitritten, laad- en losvoorzieningen.
een en ander met uitzondering van:
- 1. detailhandelsbedrijven, behoudens detailhandelsbedrijven in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, auto's, boten, caravans en grove bouwmaterialen;
- 2. bedrijven die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingenwet geluidhinder.
3.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. de gebouwen uitsluitend binnen bouwvlakken mogen worden gebouwd; waarbij geldt dat ondergrondse gebouwen uitsluitend zijn toegestaan voor parkeervoorzieningen;
- b. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende bedrijfsvestiging waar de gebouwen worden gebouwd, op eigen terrein en binnen het bestemmingsvlak als bedoeld in lid 3.1 in parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de norm van 1 parkeerplaats per 45 m² brutovloeroppervlakte;
- c. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- d. het bebouwingspercentage binnen een bouwvlak niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- e. de diepte van een ondergronds gebouw niet meer mag bedragen dan 10 m;
- f. de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 m;
- g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvoor geldt dat de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 10 m;
- h. in afwijking van het bepaalde onder a mogen binnen het bestemmingsvlak bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone' geen nieuwe van de weg zichtbare voorzieningen ten behoeve van parkeren en aan- en afvoer, zoals laadperrons en loods- en garagedeuren mogen worden gebouwd, met uitzondering van in- en uitritten ten behoeve van gebouwde parkeervoorzieningen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 3.1 onder a, ten behoeve van andere bedrijven, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 3.1, onder a;
- b. het bepaalde in lid 3.2 onder g ten behoeve van het bouwen van reclameuitingen tot een bouwhoogte van 15 m.
3.4 specifieke gebruiksregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone' verboden om gronden te gebruikenof te laten gebruiken voor:
- a. opslag buiten bouwwerken;
- b. het parkeren van vrachtauto's.
Artikel 4 Groen
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" bestemde gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en speelweiden,
- b. watergangen,
- c. waterpartijen,
- d. infiltratie en retentie van water,
met bijbehorende andere bouwwerken en voorzieningen waaronder begrepen:
- e. wandel- en fietspaden,
- f. oeververbindingen,
- g. taluds,
- h. speelvoorzieningen,
- i. al of niet ondergrondse nutsvoorzieningen en bergbezinkbassins.
4.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwdandere bouwwerkenten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna in de tabel is aangegeven:
Bouwwerken: | max. bouwhoogte |
licht- en vlaggenmasten: | 10 m |
overige andere bouwwerken | 2,50 m |
Artikel 5 Verkeer
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het verkeer;
- b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende andere bouwwerken, waaronder bruggen en duikers.
5.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwdandere bouwwerkenten dienste van de bestemming, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna in de tabel is aangegeven:
Bouwwerken: | max. bouwhoogte |
licht- en vlaggenmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties: | 10 m |
overige andere bouwwerken | 2,50 m |
Artikel 6 Water
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen en waterpartijen,
- b. oeverstroken en taluds,
- c. infiltratie en retentie van water,
- d. de waterhuishouding met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen waaronder mede begrepen:
- 1. oeververbindingen,
- 2. bruggen,
- 3. dammen en/of duikers.
6.2 bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwdandere bouwwerken ten dienste van de bestemming waaronder mede begrepen oeververbindingen, waarbij de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
- a. In die gevallen dat de bestaandegoothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften in het hoofdstuk BESTEMMINGSREGELS van deze voorschriften is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
- b. in die gevallen dat een bestaandbebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwvoorschriften in het hoofdstuk "BESTEMMINGSREGELS" van deze voorschriften is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te laten gebruiken in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde.
9.2 Strijdig gebruik
Een strijdig gebruik als bedoeld in lid 9.1, is in ieder geval het gebruik van:
- a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
- b. onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in het plan gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, uitgezonderd bebouwingspercentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van communicatievoorzieningen, zoals zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
11.2 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat vanBedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.
Artikel 12 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 13 Strafbepaling
Overtreding van het verbod, gesteld in artikel 3.4 en in artikel 9, lid 9.1 en lid 9.2, worden hierbij aangemerkt als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan bedrijfsterrein Overhorst 3."
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ..........................................................
De voorzitter, De griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Nijkerk is gestart met de voorbereidingen om Station Hoevelaken te realiseren. Dit station is geprojecteerd aan de Stoutenburgerlaan ter hoogte van het viaduct van deze weg met de Rijksweg A1 en de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn. De P&R voorziening van Station Hoevelaken is voorzien direct ten noorden van de Rijksweg A1 en direct ten westen van de Stoutenburgerlaan.
De P&R voorziening is voorzien op gronden van Intres b.v. Het bedrijf heeft aangegeven mee te willen werken aan het mogelijk maken van de realisatie van het P&R terrein. Omdat met de realisatie van het P&R terrein een nieuwe inrichting wordt voorzien, waarbij ook de Hoevelakense Beek een aangepast tracé krijgt, is het nodig de bestaande planologie in het hele gebied te herschikken. Het P&R terrein wordt planologisch mogelijk gemaakt in een bestemmingsplan voor Station Hoevelaken. Voor het terrein van Intres b.v. vindt een herschikking plaats van de bestaande planologische rechten in dit bestemmingsplan, Overhorst 3.
Ligging plangebied
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt begrensd door de snelweg A1 aan de zuidzijde en de Koninginneweg aan de noordzijde. De westgrens bestaat uit de sloot welke tussen Intres en het naastliggend bedrijf ligt en de oostgrens ligt bij het P+R terrein en de Stoutenburgerlaan.
Op onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven.
Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het terrein zijn op dit moment drie verschillende bestemmingsplannen van toepassing. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in één vervangende bestemmingsregeling van deze plannen.
Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Overhorst' uit 1992 (vastgesteld op 9 december 1992 en goedgekeurd op 29 maart 1993) betreft een integrale herziening van de diverse bestemmingsplannen en uitwerkingen die opgesteld zijn ten behoeve van de vestiging van verschillende bedrijven op het gehele bedrijventerrein. De huidige bebouwing van het bedrijf Intres b.v. ligt in het plangebied van dit bestemmingsplan en kent een gedetailleerde bestemmingsregeling.
Voor het deel van Intres b.v. ten zuiden van de huidge bebouwing geldt het bestemmingsplan 'Overhorst 2-2000' (vastgesteld op 22 februari 2001 en goedgekeurd op 7 mei 2001). Dit plan staat bebouwing en gebruik van gronden ten behoeve van de functie bedrijf toe tot op een afstand van 50 meter van de as van de dichtstbij liggende rijbaan van de Rijksweg A1. De huidige loop van de Hoevelakense beek is in deze planologische regeling opgenomen. De bestaande bouw en gebruiksmogelijkheden zijn nog niet volledig benut. Het terrein ten noorden van de Hoevelakense beek is wel conform de bepalingen van dit bestemmingsplan ingericht en in gebruik als parkeerruimte.
Voor een circa 35 meter brede strook ten noorden van de Rijksweg A1 geldt nog het bestemmingsplan 'Buitengebied 1985' (vastgesteld op 20 maart 1986 en goedgekeurd op 28 april 1987). De gronden hebben hier een bestemming 'Agrarisch gebied met landschapswaarden' en de bermsloot langs de Rijksweg A1 is bestemd als "Water". Het bestemmingsplan staat ter plaatse geen bebouwing toe.
1.4 Opzet Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Overhorst 3 is opgesteld als integrale en adequate vervanging van de drie nu geldende plannen en heeft betrekking op het terrein van Intres b.v. Door de voorgenomen realisatie van het P&R terrein en de omlegging van de Hoevelakense Beek is het nodig op de toegestane bouw- en gebruiksmogelijkheden op het terrein van Intres b.v. opnieuw te bestemmen. Het bestemmingsplan is een gedetailleerd plan. In het bestemmingsplan heeft het bedrijf de bestemming ´Bedrijf' gekregen en is per deelgebied aangegeven of er gebouwd mag worden, met welk percentage van de oppervlakte en met welke hoogte.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Geschiedenis
Ten zuidwesten van de kern Hoevelaken is tussen de Koninginneweg en de Hoevelakense Beek vanaf de zeventiger jaren het bedrijfsterrein Overhorst tot ontwikkeling gekomen. Het bedrijfsterrein ligt vanaf de A1 gezien gedeeltelijk verscholen achter een stevige groen- en bosstrook. Het bedrijf Intres b.v. is gesitueerd aan de oostzijde van dit bedrijfsterrein, en is vormt de enige bedrijfslocatie op dit terrein dat direct zichtbaar is vanaf de Rijksweg A1.
In de negentiger jaren werd in aansluiting op Overhorst beginnen met de aanleg van een nieuw bedrijfsterrein Horstbeek, aan de oostzijde van de Stoutenburgerlaan. Het betreft een bedrijventerrein waarbij de representativiteit ten opzichte van de snelweg van groot belang is geweest. Deze representativiteit uit zich nu in de verschijningsvorm van de bestaande bedrijfspanden en de aanwezigheid van een groene zone tussen bedrijventerrein en snelweg.
Het onderhavige bestemmingsplan biedt net zoals dat is vastgelegd in het nu geldende bestemmingsplan de mogelijkheid een vergelijkbare representatieve situatie voor het bedrijf Intres b.v. te realiseren.
2.2 Ruimtelijke En Functionele Situatie
Het plangebied van het bestemmingsplan omvat het totale terrein van Intres b.v. Dit terrein heeft een totale oppervlakte van circa 7 hectare en maakt functioneel deel uit van het bedrijventerrein Overhorst in Hoevelaken. Op dit bedrijventerrein zijn zowel bedrijven (uit de lichtere milieucategorie) als kantoorgebouwen gerealiseerd. Tevens bevinden zich hier elders op het bedrijventerrein een school, een zwembad en een sporthal. Het terrein van Intres b.v. wordt ontsloten door de Koninginneweg en de Stoutenburgerlaan en grenst aan de zuidzijde aan de rijksweg A1. Het terrein en wordt in de bestaande situatie doorsneden door de Hoevelakense beek. Het tracé van de Hoevelakense beek is in eigendom van het Waterschap Vallei en Eem.
Het terreindeel ten noorden van de Hoevelakense beek, circa 4,7 hectare, is op dit moment bebouwd en ingericht ten behoeve van het gebruik door Intres b.v. De bebouwing bestaat uit meerdere met elkaar verbonden gebouwen. Deze bebouwing staat centraal op het perceel en daaromheen zijn op het maaiveld circa 750 parkeerplaatsen aanwezig. Het deel van het terrein van Intres b.v. ten zuiden van de Hoevelakense beek, circa 2,4 hectare is op dit moment onbebouwd en in gebruik als grasland. In het zuidwestelijke zijde van dit deel van het terrein ligt een kleinschalige bosschage. Dit ligt als gevolg van de doorsnijding van de Hoevelakense beek als een solitair element los van de ten westen daarvan gelegen bosschage.
Aan de westzijde van het talud in de Stoutenburgerlaan en ten zuiden van de Hoevelakense beek is de P&R voorziening van Station Hoevelaken voorzien. Omdat de Hoevelakense beek van belang is als doorgaande waterstructuur is instandhouding van de beek noodzakelijk, maar wordt voor de toekomst voorzien in een aangepast tracé.
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt rijksweg A1 en de spoorlijn Amersfoort - Apeldoorn. Op het viaduct van de Stoutenburgerlaan is ter hoogte van de kruising met deze spoorlijn voorzien in de realisatie van Station Hoevelaken. Het gebied ten zuiden van de spoorlijn is aangemerkt als waardevol landschap. Dit geeft aanleiding om met de feitelijke invulling van de bebouwingsmogelijkheden op het terrein van Intres b.v. rekening wordt gehouden met het zicht vanuit dit gebied.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
De Nota Ruimte (op termijn ter vervangen door de AmvB Ruimte) benoemt ten aanzien van bedrijventerrein het volgende. Nederland heeft bedrijventerreinen nodig voor een duurzame economische groei. Ruimte scheppen om te ondernemen betekent niet alleen herstructurering van verouderde terreinen maar ook aanleg van nieuwe terreinen. Een zeer groot deel van de nationale behoefte voor nieuwe ruimte kan alleen worden ingevuld met de aanleg van nieuwe terreinen. Tot en met het jaar 2020 is daarom naar verwachting nog ruim 23.000 hectare nieuwe bedrijventerreinen nodig.
Met het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' wordt veel beleidsruimte gecreëerd voor decentrale afwegingen en tegelijkertijd geborgd dat decentrale overheden rekening houden met structuren, systemen en belangen op een hoger schaalniveau. De Nota Ruimte bevat een aantal generieke regels die zorgen voor borging van de basiskwaliteit als ondergrens voor alle ruimtelijke plannen. Daarbij kan het gaan om inhoudelijke of procesmatige eisen, maar ook om basiskwaliteit in meer stimulerende zin.
Geconcludeerd kan worden dat de herschikking van bestaande planologische rechten op het terrein van Intres b.v. past binnen de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte.
3.2 Provinciaal Beleid
nieuwe Wro wordt het provinciale beleid omgezet in structuurvisies. Op 8 september 2009 heeft Gedeputeerde Staten de Ontwerp - Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. Deze visie stelt ten aanzien van bestaande bedrijven het volgende.
Voor de werkgelegenheid zijn bedrijventerreinen van groot belang. Een gezond vestigingsklimaat betekent dat bedrijven over zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende ruimte moeten kunnen beschikken. De provinciale opgave is het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling van de juiste kwaliteit op de juiste plek en het voorkomen van overschotten en leegstand. Dit betekent dat er maatwerk moet worden geleverd om terreinen met verschillende kwaliteiten te (her)ontwikkelen. Gevestigde bedrijven zijn gebaat bij een locatie met een goede bereikbaarheid en een goed perspectief voor bedrijfsontwikkeling.
Samen met lokale overheden en bedrijven ligt hierin een uitdaging om de kwaliteit van de bestaande terreinen op peil te houden en waar nodig te verbeteren. De opgave voor Gelderland is het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling van goede kwaliteit en het voorkomen van overschotten en leegstand. Dit betekent dat er maatwerk moet worden geleverd om terreinen met verschillende kwaliteiten te ontwikkelen en herontwikkelen.
Zorgvuldig ruimtegebruik is van groot belang om de bestaande kwaliteiten veilig te stellen. Deels wil de provincie realiseren door een intensiever ruimtegebruik op nieuwe en bestaande bedrijventerreinen. De kwaliteit van bedrijventerreinen is in dit verband van groot belang. Bij kwaliteit staan locatieaspecten, inrichtingseisen en vormgeving centraal. Voor het verhogen van al deze drie onderdelen van kwaliteit zijn verbeteringen nodig van de vormgeving van individuele bedrijven, de stedenbouwkundige opzet van het hele bedrijventerrein en de leefbaarheid op het bedrijventerrein zelf en voor de omgeving.
De herschikking van bestaande planologische rechten op het terrein van Intres b.v. is passend binnen de beleidsuitgangspunten van de provincie.
3.3 Regionaal Beleid
Gebiedsagenda Vallei
De regio heeft voor bewoners en bedrijven een aantrekkelijk vestigingsklimaat door de centrale ligging in Nederland, de goede ontsluiting, het gevarieerde landschap en de attractieve woonmilieus. Daarom voelt de Vallei steeds meer druk op de bereikbaarheid en de ruimtelijke ontwikkeling. De uitdaging is om groei van woningen en bedrijven niet ten koste te laten gaan van het gevarieerde landschap (incl. EHS Veluwe en Utrechtse Heuvelrug), maar juist aan te grijpen voor een noodzakelijke transitie van het gebied.
In het economisch programmeringsdocument (EPO) van Regio de Vallei wordt de behoefte aan bedrijventerreinen uitgewerkt. Op basis van het TM-scenario is de uitbreidingsvraag tot 2020: 127 hectare. Daar komt een vervangingsvraag van 22 hectare voor bestaande bedrijfslocaties bij die getransformeerd worden naar andere stedelijke functies. Daarnaast is er ruimte nodig voor ambities die leven in de regio: Food Valley (54 hectare), overloop Randstad (10 hectare), opvang ruimtebehoefte Utrechtse WERV (35 hectare) en logistiek (10 hectare). De totale extra behoefte aan bedrijventerreinen wordt tot 2020 geraamd op 258 hectare. De regio heeft per 1 januari 2009 aan harde en zachte plannen 191 ha bedrijventerrein beschikbaar of in voorbereiding. Voor 67 hectare moeten nog locaties worden gevonden, waarbij de regio zich primair richt op de bestaande zoeklocaties. De opgave is de economische ambities op de juiste en duurzame manier te accommoderen binnen de regio. De regio wil economische ontwikkeling gepaard laten gaan met een versterking van de landschappelijke en ecologische kwaliteit van het gebied.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in het toevoegen van structureel nieuw areaal aan bedrijfsterrein, maar ziet slechts op een herschikking van bestaande planlogische rechten. Het plan is dan ook niet gericht op de realisatie van extra bedrijventerreinen of concurrerend met uitbreidingsambities die zijn verwoord in de Gebiedsagenda Vallei.
Waterbeheersplan 2010-2015 (Waterschap Vallei en Eem)
Ruimtelijke plannen en besluiten kunnen leiden tot wateroverlast, vermindering van de waterkwaliteit of verdroging van natuurgebieden. Sinds de inwerkingtreding van de watertoets in 2003 moet het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. De watertoets is een proces waarin waterbeheerders en planners met elkaar zoeken naar de beste wijze om met water rekening te houden in ruimtelijke plannen. Hierbij gaat het uiteindelijk om het voorkomen van problemen en het benutten van kansen voor water en andere functies. Als onderdeel van de watertoets geeft het waterschap formeel advies over bestemmingsplannen en is het veelvuldig betrokken bij het vooroverleg over ruimtelijke ontwikkelingen binnen zijn beheersgebied.
Het doel binnen stedelijke gebieden is het voorkomen van wateroverlast en watertekort en het behouden en versterken van de belevingswaarde, de recreatieve waarde en de ecologische waarde van het water. Daarnaast wordt het beleid gericht op het voorkomen wateroverlast in omliggende gebieden en het verminderen van lozingen van verontreinigende stoffen.
De doelen zijn:
- Het voorkomen van wateroverlast en watertekort.
- Het zo goed mogelijk vasthouden van water.
- Het verbeteren van de belevingswaarde en recreatieve waarde van het water.
- Het behouden en ontwikkelen van waardevolle water- en oevervegetaties en biotopen en het behouden en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische waarden.
Tussen de gemeente, Intres b.v. en het Waterschap Vallei & Eem hebben tijdens de planvormingsfase reeds diverse gesprekken plaatsgevonden over hoe om te gaan met de beoogde verlegging van de Hoevenlakense Beek en de retentieopgave op het terrein van Intres b.v. Dit is vastgelegd in de waterparagraaf. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.8 van deze toelichting.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Integrale ontwikkelingsvisie Nijkerk 2015-2030
Op 15 december 2005 heeft de gemeenteraad de Integrale ontwikkelingsvisie Nijkerk 2015-2030 vastgesteld. In deze visie wordt het belang van de bestaande bedrijven onderstreept. Voor de toekomst is nog grote behoefte aan extra ruimte voor de bedrijven. Aan deze vraag wil de gemeente tegemoet komen. Ruimte wil men creëren door uitbreiding, herstructurering en intensivering. Het extensief gebruiken van de ruimte op bedrijventerreinen wordt als een knelpunt gezien.
De herschikking van bestaande planologische ruimte op het terrein van Intres b.v. draagt er aan bij dat het terrein meer adequaat kan worden benut voor bedrijvigheid. Door ook ondergronds parkeren toe te staan wordt bovendien een bijdrage geleverd aan het beter benutten van de ruimte.
Verkeers- en vervoersplan
Het gemeentelijk Verkeers- en vervoersplan (9 mei 2005) benoemt onder andere de uitgangspunten ten aanzien van een goede bereikbaarheid voor bedrijventerreinen. Het bereikbaar houden van (economisch) belangrijke bestemmingen is een noodzaak voor het functioneren van de gemeente. Onder economisch belangrijke bestemmingen wordt verstaan de (grotere) bedrijventerreinen en de economische centra van Nijkerk en Hoevelaken. De gemeente streeft er naar om belangrijke bestemmingen zo goed mogelijk bereikbaar te houden of te maken, waarbij echter een zorgvuldige afweging moet worden gemaakt tussen tegenstrijdige doelstellingen (leefbaarheid en veiligheid). Het reguleren van het parkeren en het opzetten van een goed bewegwijzeringssysteem zijn in dit verband belangrijk.
Het bedrijventerrein Overhorst wordt voor autoverkeer lokaal ontsloten via de Koninginneweg. Op bovenlokaal niveau zijn de Rijkswegen A1 en A28 van belang. Vooralsnog is onzeker of de bestaande aansluiting van Hoevelaken op lange termijn de Rijksweg A1 behouden blijft. Als dit aan de orde is gebeurt dit echter onder voorwaarde dat er een adequate verbinding naar de A28 aansluiting Amersfoort en Vathorst/Corlaer de A1 aansluiting Amersfoort/Noord wordt geboden. Hierdoor is de bereikbaarheid van Hoevelaken en de bedrijvigheid in Hoevelaken gewaarborgd. Daar tegenover staat de komst van het treinstation Hoevelaken nabij het bedrijventerrein. Daarmee wordt de bereikbaarheid van de bedrijventerreinen Overhorst en Horstbeek met het openbaar vervoer sterk verbeterd en worden de bereikbaarheid van Hoevelaken in zijn algemeenheid uitgebreid.
Ten aanzien van parkeren geeft het beleidsplan aan dat voor bedrijvigheid geen specifiek kengetal te geven is. Het hanteren van de richtlijnen zoals deze door het CROW zijn vastgelegd is het vertrekpunt, waarbij rekening moet worden gehouden met specifieke lokale (gebied)kenmerken.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Nieuwe Ontwikkelingen
Direct ten zuidoosten van het plangebied wordt station Hoevelaken gerealiseerd. Het bij het station behorende P&R terrein is voorzien op het terrein van Intres b.v. Door Intres b.v. is aangeven de daarvoor benodigde grond te willen overdragen.
In relatie tot de aanleg van het P&R terrein en de omlegging van de Hoevelakense beek ontstaan voor het resterende terrein van Intres b.v. nieuwe omstandigheden die aanleiding geven om de bestaande planologische capaciteit, die nu is geregeld in drie verschillende bestemmingsplannen integraal, en adequaat te benoemen in één actueel bestemmingsplan.
Daarbij gaat het in hoofdzaak om een terrein dat ten behoeve van het bedrijf wordt bestemd, waarin een groen zone tussen het bedrijfbestemming en de rijksweg A1 wordt vastgelegd en de Hoevelakense beek een nieuw tracé parallel aan diezelfde rijksweg krijgt.
In dit bestemmingsplan worden binnen de bedrijfsbestemming de bouw- en gebruiksrechten opnieuw en in gewijzigde samenhang vastgelegd. Niet is voorzien in een structurele uitbreiding van planologische mogelijkheden, maar het bestemmingsplan biedt, omdat ook in de huidige situatie slechts een deel van de planlogische capaciteit is benut, wel ruimte voor ontwikkeling.
Er zijn op dit moment geen concrete (bouw)plannen, maar ten behoeve van toekomstige nieuwe ontwikkelingen op het perceel, als gevolg van vervangende nieuwbouw of verdere benutting van planlogische capaciteit, is in samenhang met dit bestemmingsplan het beeldkwaliteitplan "Locatie Intres b.v. Hoevelaken" opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan beschrijft de ruimtelijke uitgangspunten die aan nieuwe ontwikkeling op het terrein ten grondslag liggen met als doel de ruimtelijke en architectonische kwaliteit van het plangebied te waarborgen.
Het bestemmingsplan voorziet in één bestemmingsvlak "bedrijf". In dit vlak is een bouwvlak aangeven waarbinnen de bedrijfsbebouwing kan worden gerealiseerd. Binnen dit bouwvlak zijn nog verschillende delen gespecificeerd die zich van elkaar onderscheiden door bebouwingsdichtheid en bebouwingshoogte. Daarnaast is ten behoeve van parkeren en de beeldkwaliteit nog het volgende op te merken.
Parkeren
Voor het goed functioneren van bedrijven en in relatie met de invloed op de omgeving is het van groot belang dat bedrijven over voldoende parkeergelegenheid beschikken op eigen erf. Het bedrijf Intres b.v. krijgt veel autobezoek, met name bij beursdagen.
Uitgangspunt moet zijn dat er ook bij piekbelasting voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein aanwezig is. Voorkomen moet worden dat op drukkere dagen het parkeerterrein dat voor het NS-station wordt aangelegd ten onrechte gebruikt gaat worden voor het parkeren voor Intres. Ook de omliggende straten dienen niet te worden belast met parkeren voor het bedrijf. In de huidige situatie beschikt Intres over ca. 750 parkeerplaatsen bij een bedrijfsvloeroppervlakte van ca. 24.500 m². Dat is 1 parkeerplaats per 33 m² bvo. In het vigerende bestemmingsplan bedrijfsterrein Overhorst 2000 is in overleg met de provincie uitgegaan van een norm van 1 parkeerplaats per 45 m² bvo.
Deze norm is gebaseerd op ervaringscijfers voor bedrijven als deze en tevens op gemiddelden ontleend aan de ASVV 2004 en de daarbij behorende ASVV (CROW 2004) en de daarbij behorende publicatie 182 laatstelijk gewijzigd in september 2008. De norm van 1 parkeerplaats per 45 m² bvo is in het plan vastgelegd in de regels.
Deze norm ligt wat lager dan het werkelijke aantal in de huidige situatie (1 parkeerplaats per 33 m² bvo). Reden daarvoor geldt dat het werkelijke aantal vooral is afgestemd op de piekbelasting bij beursdagen. Indien ingevolge het onderhavige bestemmingsplan een uitbreiding van het bedrijf gaat plaatsvinden, dan gaat dat vooral om kantoren en slechts ten dele om beursruimte. Bovendien mag rekening worden gehouden met meer terreinbezoekers (c.q. werknemers) als in de toekomst het station Hoevelaken gereed zal zijn. Dat leidt ertoe dat het redelijk is de norm iets meer in de richting van algemene kantoornormen te verlagen en te bepalen op 1 parkeerplaats per 45 m2 bvo.
Die parkeerruimte zal niet geheel op maaiveld kunnen worden gerealiseerd. Daarvoor is onvoldoende ruimte als alle bebouwingsmogelijkheden worden gemaximaliseerd. Dat betekent in dat geval dat een deel van de parkeerbehoefte in gebouwde parkeervoorzieningen moet worden ondergebracht. Om dit mogelijk te maken is daarvoor het volgende bepaald:
- Voor zover de parkeergarage ondergronds wordt gebouwd, mag deze binnen het gehele terrein met bedrijfsbestemming worden gebouwd;
- De diepte daarvan bedraagt maximaal 10 meter;
- Voor zover de parkeergarage boven het maaiveld wordt gebouwd, dient deze binnen de grenzen van het "bouwvlak" te liggen, waarbij de "representatieve zone" buiten beschouwing blijft. In de representatieve zone komt dus geen bovengrondse parkeergarage. De in- en uitritten ten behoeve van dergelijke parkeervoorzieningen mogen wel in deze zone;
- De hoogte van de garage is maximaal de ter plaatse toegestane algemene bouwhoogte.
Beeldkwaliteit
De beeldkwaliteit wordt in hoofdzaak vastgelegd in het beeldkwaliteitplan, maar in de regelgeving in van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met aspecten die kunnen bijdragen aan de beoogde beeldkwaliteit.
Omwille van een zekere geleding van de bebouwing in hoogte en volumes is het bouwvlak verdeeld in enkele verschillende vlakken. Langs de Koninginneweg is voor een strook van 30 m breed een bouwhoogte van 9 toegestaan. Gelet op de verdiepingshoogte bij bedrijven betekent dit dat langs de Koninginneweg 2 bouwlagen het uitgangspunt is. Voor het overige deel van het bouwvlak is 11 meter hoogte toegestaan, te weten maximaal 3 bouwlagen. Ook is de bebouwde oppervlakte aan een maximum gebonden. In de eerste plaats dient deze te worden gerealiseerd in de bouwvlakken. Daarnaast is het bouwvlak opgedeeld in drie delen. Voor het overgrote middendeel is het bebouwingspercentage 75%. Langs de Koninginneweg en de A1 zijn stroken aangegeven van 30 m breed, waarbinnen het bebouwingspercentage 60% bedraagt. Dit percentage zorgt ervoor dat ook in het bouwvlak niet alles wordt volgebouwd zodat ruimte vrij blijft voor bijvoorbeeld parkeren, maar ook heeft dit tot gevolg dat enige geleding in bouwvolumes zal ontstaan. Met name langs de A1 is het van belang dat niet één groot bouwvolume met een continue hoogte het beeld bepaalt.
Voorts is aan de 3 "zichtbare" buitenzijden van het bouwblok een strook opgenomen met de aanduiding "representatieve zone". In deze zone zullen vooral de representatieve kantoorgedeelten en entrees worden gesitueerd, met eventueel bezoekersparkeren. De zone is niet bedoeld voor gesloten gevels van nieuwe bedrijfshallen, grote laad- en losdeuren en laadperrons. Ook het parkeren van vrachtauto's wordt in de zone vermeden. Zoals aangegeven kan het terrein niet volledig worden volgebouwd. De niet bebouwde ruimte zal voor een belangrijk deel nodig zijn voor parkeren. Dat betekent niet dat er geen groen zal komen. Zo zullen de parkeerterreinen worden voorzien van bomen die een verdeling in kleinere ruimten tot gevolg heeft. Ook rondom het terrein zal groen aanplant zorgen voor de nodige aankleding en inpassing in de omgeving.
Tussen het bedrijf en de A1 ligt een strook van ca 25 m breed die bestemd is voor groen en water. In deze strook ligt de omgelegde Hoevelakense beek en voor het overige zal hier, evenals langs het terrein Horstbeek ten oosten van het viaduct, een groene aankleding van het terrein, gezien vanaf de A1, worden gerealiseerd.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk behandelt verschillende haalbaarheidsthema's die relevant zijn voor het bestemmingsplan. Uitgangspunt is daarbij dat in dit nieuwe bestemmingsplan structureel niet meer planologische ruimte komt dan op dit moment ter plaatse is toegestaan. In die zin is programmatisch sprake van een conserverend bestemmingsplan. De belangrijkste fysieke wijziging betreft het omleggen van de Hoevelakense beek. Ten aanzien hiervan zal de haalbaarheid specifiek worden omschreven bij de thema's die hiervoor relevant zijn.
In het kader van het bestemmingsplan voor Station Hoevelaken (direct grenzend aan de oostzijde van onderhavig plangebied) heeft naar diverse aspecten onderzoek plaatsgevonden (zie bijlage). Voor zover mogelijk en relevant zijn de conclusies uit dit onderzoek overgenomen in dit hoofdstuk.
5.2 Geluidhinder
Het plangebied ligt in zijn geheel binnen de geluidszones van de snelweg A1 en de spoorlijn Amersfoort-Arnhem. Dit bestemmingsplan voorziet echter niet in het planologisch mogelijk maken van geluidgevoelige bestemmingen. In dat kader hoeft geen rekening te worden gehouden met de voorkeursgrenswaarden ten aanzien van geluid. Akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
5.3 Verkeer En Parkeren
Voor werknemers en bezoekers bestaat een aantal transportmogelijkheden. De bereikbaarheid per auto kan als goed worden aangemerkt. Via de Koninginneweg (dit is een gebiedsontsluitingsweg) kunnen andere delen van Hoevelaken, Amersfoort en Nijkerk gemakkelijk worden bereikt. Ook Leusden is goed bereikbaar via de Stoutenburgerlaan, hoewel op deze route een gedeeltelijke 'gesloten verklaring' van toepassing is.
Via de Koninginneweg en de Westerdorpstraat kan rechtstreeks de autosnelweg A1 worden bereikt. Ook de bereikbaarheid per fiets (vrijliggende fietspaden) en openbaar vervoer (bus) is goed. Op termijn wordt in de directe nabijheid het treinstation Hoevelaken gerealiseerd. De multimodale bereikbaarheid van het plangebied is daarmee gewaarborgd. De realisatie van de uitbreiding van het bedrijfsgebouw zal leiden tot extra verkeer over de Koninginneweg.
De bestaande planologische situatie staat reeds het realiseren van een bouwprogramma toe dat op dit moment nog niet volledig is benut. Het benutten van deze bestaande ruimte zal mogelijk leiden tot een extra verkeerstoename. De afwikkeling van extra autoverkeer zal plaatsvinden over de Koninginneweg. Deze weg is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg en op de weg is een intensiteit van circa 10.000 motorvoertuigen per etmaal maximaal wenselijk.Op basis van tellingen uit 2009 is gebleken dat op basis van de huidige intensiteit in relatie tot de maximaal gewenste intensiteit nog een capaciteit van circa 2.500 motorvoertuigen per etmaal beschikbaar is.
De verkeerstoename (die kan worden afgewikkeld met auto, langzaam verkeer en openbaarvervoer) als gevolg van dit bestemmingsplan zal niet zo groot zijn dat de maximale capaciteit van de Koninginneweg overschreden wordt. De bestaande verkeersstructuren hebben voldoende capaciteit.
Zoals in de nu geldende bestemmingsplannen is geregeld, dient het parkeren op eigen terrein plaats te vinden. In de regels is daarvoor voldoende kader geboden in de vorm van parkeren op maaiveld en/of parkeren in (ondergronds) gebouwde voorzieningen binnen het bestemmingsvlak "Bedrijven".
5.4 Bodem
In 1998 is voor de locatie Intres b.v. een indicatief bodemonderzoek verricht. Uit dit onderzoek is geconcludeerd dat zowel in de boven- en ondergrond, als in het grondwater geen verhoogde concentraties aangetroffen zijn die zouden kunnen leiden tot een milieuhygiënische belemmering voor een uitbreiding.
Gelet op de ouderdom van het onderzoek is in 2008 door Arcadis een nieuw historisch bodemonderzoek (NVN 5725) uitgevoerd voor de driehoek ten zuiden van de Hoeevlakensebeek, de rijksweg A1 en de Stoutenburgerlaan (zie bijlage 1) . Dit onderzoek is geïnitieerd in verband met de voorgenomen realisatie van een P&R-terrein voor Station Hoevelaken in een deel van dat gebied. In het historisch bodemonderzoek is nagegaan in hoeverre al relevante onderzoeken hebben plaatsgevonden en of binnen het plangebied (bedrijfs)activiteiten, opslag van (brand)stoffen in boven/ondergrondse tanks, dempingen, ophogingen en/of calamiteiten hebben plaatsgevonden en of er een aanleiding is asbest in de bodem te verwachten.
Op basis van de onderzoeksresultaten is het volgende geconcludeerd met betrekking tot het historische en huidige gebruik van de onderzoekslocatie:
- Het terreindeel omvat een tweetal verdachte locaties, welke gelegen zijn aan de noordgrens van het toekomstige P&R terrein van station Hoevelaken. Hier zijn in het verleden bij het kanaliseren van de beek een aantal bochten en sloten gedempt;
- Op basis van de resultaten van het vooronderzoek wordt de strategie voor het milieukundig bodemonderzoek vastgesteld als een grootschalig onverdachte locatie.
Ten behoeve van de verdachte locatie, die buiten het plangebied van onderhavig bestemmingsplan liggen, heeft vervolgonderzoek plaatsvonden in verband met het bestemmingsplan Station Hoevelaken. De in dit bestemmingsplan betrokken gronden zijn, als ook geconcludeerd in het onderzoek van 1998, onverdacht en afgezien is van nader onderzoek.
Specifiek voor de Hoevelakense beek zal voorafgaand aan de feitelijke demping de kwaliteit van het slib worden vastgesteld. Omdat het hier om een mobiele situatie gaat is het op voorhand onderzoeken van de kwaliteit van het slib niet zinvol. Op voorhand zijn er geen aanwijzingen voor vervuild slib. Bij het aantreffen van vervuild slib deze bij de vergraving en demping van de Hoevelakense Beek worden verwijderd op de wettelijke voorgeschreven wijzen en worden gedempt met daarvoor geschikt vervangende grond .
5.5 Luchtkwaliteit
Zoals aangeven ontstaat in programmatische zin geen sprake van een toename aan (bebouwings- of gebruiksmogelijkheden en is dit bestemmingsplan opgesteld om in de eerste plaatse bestaande planologische rechten in gewijzigde situering opnieuw vast te leggen. Voor de zorgvuldigheid wordt over luchtkwaliteit echter het volgende opgemerkt in relatie tot nog niet gerealiseerd programma.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- 1. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde, of
- 2. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- 3. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
- 4. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" als bedoeld onder 3 is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
De omvang van de nog niet gerealiseerde, maar bestaande planologische ruimte op het terrein van Intres b.v. bedraagt aanzienlijk minder dan 100.000 m² en draagt in die zin "Niet in Betekende Mate" bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
5.6 Externe Veiligheid
Algemeen
Voor het aspect externe veiligheid zijn twee begrippen van belang, te weten het plaatsgebonden risico (grenswaarde) en het groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten (bv kantoorgebouwen en hotels) is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een bepaalde plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Het groepsrisico heeft betrekking op de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken. Hiervoor geldt geen grenswaarde, maar een oriënterende waarde en een inspanningsverplichting (het gemeentebestuur heeft bij verandering van het groepsrisico een verantwoordingsplicht).
De volgende risicobronnen zijn in de omgeving van het uitbreidingsplan van Intres beschouwd:
- Rijksweg A1
- Spoor (Amersfoort - Apeldoorn, Amersfoort - Ede)
- Hogedruk aardgastransportleiding
In de nabijheid van het plangebied zijn geen Bevi-bedrijven gevestigd die belemmeringen kunnen veroorzaken. In onderstaande is zijn de conclusie van het onderzoek per risicobron vermeld.
Rijksweg A1
Uit het eindrapport Basisnet Weg (versie 1, oktober 2009) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat kan het volgende worden afgeleid over het relevante wegdeel van de A1. De Rijksweg A1 ter hoogte van Hoevelaken heeft geen veiligheidszone. Wel heeft dit deel van de Rijksweg A1 een plasbrand aandachtsgebied (PAG). Dit heeft gevolgen voor een strook van 30 meter gerekend vanaf de rechterrijstrook. Deze zone ligt buiten het plandeel waar gebouwd mag worden, dus het PAG levert geen beperkingen op voor het plan.
Wel moet voor bouwplannen binnen 200 meter langs alle Basisnetwegen onder bepaalde omstandigheden het groepsrisico (GR) verantwoord worden. Dit geldt alleen voor situaties waar het GR toeneemt en/of boven een bepaalde waarde uitkomt (dit wordt vastgelegd in het Besluit transportroutes externe veiligheid).
Uit het 'bijlagenrapport eindrapportage Basisnet Weg' is voor dit deel van de Rijksweg A1 opgenomen dat er in de huidige situatie geen PR 10-6 contour aanwezig is. Het groepsrisico ligt op < 0,1 (huidig) van de oriëntatiewaarde.
Als gevolg van het plan zal er een lichte toename mogelijk zijn van het groepsrisico omdat het een beperkte verdichting tot gevolg heeft. Een verantwoording van het GR kan achterwege blijven omdat het groepsrisico niet meer dan 10% toeneemt ten opzichte van de situatie die voor de vaststelling van dit ruimtelijk besluit gold. Zoals blijkt uit het genoemde bijlagenrapport blijft het GR ruim onder de oriënterende waarde (< 0.1).
Spoor
Door Arcadis is in oktober 2009 in de nabijheid van dit plangebied onderzoek verricht naar externe veiligheid (zie bijlage 2). In het onderzoek is onder gekeken naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor.
Geconcludeerd wordt dat op basis van het huidige vervoer over het spoor en een prognose voor de toekomst er geen risicocontour voor het plaatsgebonden risico wordt berekend. Het plaatsgebonden risico ligt op minder dan 10 meter uit de rand van het spoor.
Aardgastransportleiding
Op minimaal 70 meter afstand van het plangebied en in de gemeente Amersfoort is een buisleiding van de Gasunie (N-571-81-KR-001) gelegen. Deze leiding levert wat betreft plaatsgebonden risico en groepsrisico geen belemmeringen op.
5.7 Bedrijven En Milieuzonering
Voor de uitbreiding van Intres dient bepaald te worden in hoeverre deze uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten overlast kan veroorzaken op het gebied van geur, stof, geluid en gevaar. De VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) geeft hiervoor een indicatie. Intres is volgens deze uitgave te vergelijken met de afstanden die gelden voor 'overige groothandels (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d., SBI-code 466, 469)'. De grootste afstand bedraagt hier 30 meter voor geluid. De dichtstbijstaande woningen staan op meer dan 30 meter van het bedrijf. Bovendien vindt de uitbreiding van het bedrijf aan de zuidzijde plaats. Aan deze zijde zijn geen gevoelige functies aanwezig. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de uitbreiding van het bedrijf uitvoerbaar is.
Daarnaast geldt aanvullend dat het bedrijf een functie is met een 'potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking' voor goederenvervoer. De index voor verkeersaantrekkende werking is van belang in combinatie met de verkeersontsluiting. Op een doorsnee bedrijventerrein is de kwaliteit van de ontsluiting van dien aard dat de verkeersaantrekkende werking van bedrijven geen beletsel vormt voor de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten. Op dit onderwerp is reeds in paragraaf 5.3 ingegaan.
5.8 Water
Een belangrijke wettelijke verankering van de relatie tussen het bestemmingsplan en de waterhuishouding vond plaats in 2003, toen de zogenoemde watertoets in het Bro werd opgenomen. De watertoets beslaat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. In het kader van de totstandkoming van een bestemmingsplan houdt de verplichting tot het opstellen van een watertoets in dat in een vroegtijdig stadium van de planvorming overleg plaatsvindt met de waterbeheerder. In een dergelijk overleg wordt stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe ruimtelijke plan ten aanzien van de waterhuishouding en de te nemen waterhuishoudkundige maatregelen. De watertoets wordt in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een waterparagraaf.
Ten aanzien van dit bestemmingsplan zijn, naast de Keur, twee aspecten van belang voor de waterhuishouding: de verlegging van de Hoevenlakense Beek en de toename van het verhard oppervlak. Hierover zijn in de planvormingsfase al diverse overleggen geweest met het Waterschap Vallei en Eem en is een aantal uitgangspunten geformuleerd ten behoeve van de wateraspecten. .
Verlegging Hoevelakense Beek
In de huidige situatie stroomt de Hoevelakense beek dwars door het plangebied. Deze beek heeft voor de waterhuishouding in de Gelderse Vallei een belangrijke functie en handhaving van de beek is hierdoor essentieel. Onderdeel van de realisatie van Station Hoevelaken en onderhavig bestemmingsplan is de verlegging van de Hoevelakense beek naar de zuidrand van het plangebied, evenwijdig aan de rijksweg A1. In privaatrechtelijke zin is voor het omleggen van de beek een grondruil tussen Intres b.v. en het Waterschap Vallei & Eem voorbereid.
Voor het omleggen van de beek heeft het Waterschap Vallei & Eem voorwaarden gegeven en is na diverse overleggen in februari 2009 een lijst van (waterkundige) randvoorwaarden verwoord die in oktober 2009 door het Waterschap nogmaals onder de aandacht zijn gebracht. De voorwaarden zijn in bijlage 3opgenomen.
In onderhavig bestemmingsplan is, voor zover een bestemmingsplan mogelijkheden biedt om de gestelde voorwaarden te borgen, een planologische vertaling gemaakt. Zo is op de plankaart de bestemming "Water" opgenomen specifiek ter plaatse van het nieuwe tracé voor de beek, waarbij voldoende breedte is aangehouden om het waterkundige programma daarin onder te brengen. In de aanliggende bestemming "groen" zijn voorts geen bebouwingen toegestaan die onderhoud aan, of bereikbaarheid van, de beek onmogelijk maken.
De overige voorwaarden die het Waterschap Vallei & Eem in de lijst stelt hebben betrekking op de technische inrichting en vormgeving van het nieuwe beektracé. Dit valt buiten de reikwijdte van hetgeen in een bestemmingsplan juridisch kan worden geregeld. Het Waterschap Vallei & Eem is betrokken geweest bij het ontwerp van het nieuwe beektracé en heef ingestemd met de definitieve ontwerp daarvan.
Het deel van de omlegging van het tracégedeelte van de Stoutenburgerlaan richting de rijksweg A1 is planologisch voorzien in het bestemmingsplan Station Hoevelaken.
Toename verhard oppervlak
De nu nog niet gerealiseerde bebouwingsruimte op het terrein van Intres b.v. resulteert na realisatie in een toename van de verharding ten opzichte van de feitelijke situatie. Voor deze wateropgave in relatie tot de infiltratiecapaciteit stelt het waterschap Vallei & Eem als voorwaarde het hele plangebeid daarin te betrekken. In verband met het voorkomen van extra waterbezwaar als gevolg van en uitbreiding van verhard of bebouwd oppervlak is de voorwaarde dat niet direct op de beek mag worden geloosd, maar dat regenwater uit het plangebied eerst wordt geborgen en/of geïnfiltreerd in de bodem. Concreet komt het erop neer dat de vuistregel is dat 10% van de oppervlakte van het plangebied geschikt moet zijn om regenwater vast te houden.
In onderhavig bestemmingsplan kan gelet op de planologische regelingen en toegekende bestemmingen hieraan worden voldaan. Het totale plangebied heeft een oppervlakte van circa 6,5 hectare. Ruim 6.600 m² (=10%) wordt bestemd als "Groen" in het gebied tussen het nieuwe tracé van de Hoevelakense beek en de door Rijkswaterstaat geformuleerde bouwgrens (50 m uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de rijksweg A1). Dit gebied kan in de eerste plaats een belangrijke rol spelen in de infiltratieopgave. Daarnaast reguleert de bebouwingsregeling in het bestemmingsvlak "Bedrijven" dat dit bestemmingsvlak niet kan worden volgebouwd. Hierdoor blijft ook hier planologische ruimte beschikbaar om regenwater te bergen. Daarbij kan het gaan om het niet verharden van stukken terrein, maar ook door het toepassen van halfverhardingen of verhardingen die (gedeeltelijk) waterdoorlatend zijn.
5.9 Flora En Fauna
In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.
Door Ecogroen Advies is in februari 2010 een definitief exemplaar opgeleverd van een ecologische onderzoek voor de aanleg van station Hoevelaken en het verleggen van de Hoevelakense Beek ("Ecologisch onderzoek aanleg station Hoevelaken", nr. 09336a, 4 februari 2010).
Het onderzoeksgebied aan de noordzijde van de rijksweg A1 heeft ook betrekking op de Hoevelakense beek en tot nog toe onbebouwde deel van het terrein van Intres b.v. dat in onderhavig bestemmingsplan onderdeel van het plangebied is. Ten aanzien van de conclusies uit het onderzoek zijn voor onderhavig bestemmingsplan twee constateringen van belang die beiden verband houden met het verleggen van het tracé van de Hoevelakense beek.
Bij veldonderzoek is de aanwezigheid van de middelhoog beschermde soorten Kleine modderkruiper en het Bermpje (amfibieën) geconstateerd. Voor het verstoren van deze soorten kan bij LNV een ontheffing worden aangevraagd, die bij naleving en uitvoering van de daarbij gestelde voorwaarden kan worden verleend. In het kader van de realisatie van station Hoevelaken vraagt de gemeente Nijkerk de betreffende ontheffing aan.
Het te verleggen tracé van de Hoevelakense beek is geprojecteerd op een klein "bosperceel", westelijk in het plangebied. In het onderzoek van Ecogroen Advies wordt melding gedaan van de mogelijke aanwezigheid van een Buizerd in het kleine bosperceel.
Ecogroen Advies heeft specifiek hiervoor op een daarvoor geschikt moment een veldbezoek gebracht. De resultaten van dit veldbezoek zijn verwerkt in het rapport van februari 2010 en opgeleverd in mei 2010 ("Ecologisch onderzoek aanleg station Hoevelaken", nr. 09336c, 4 mei 2010). Dit onderzoek is als bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd. Gebleken is dat er geen Buizerd meer aanwezig is in het betreffende bosperceel. Het omleggen van de beek en het daarmee samenhangende verdwijnen van een deel van het bosperceeltje levert op dit punt geen belemmering op in het kader van de flora en faunawet.
In het kader van de Natuurbescherminsgwet kan worden opgemerkt dat het bestemmingsplan Overhorst 3 geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk maakt en dat de benutting van bouwrechten geen verstorende werking zal hebben op de instandhoudingsdoelen van nabijgelegen Natura 2000 gebieden Groot Zandbrink (habitatrichtlijngebied op circa 4 kilometer afstand) en Arkemheen (vogelrichtlijngebied op circa 6,5 kilometer afstand).
5.10 Cultuurhistorie En Archeologie
Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. De Nederlandse overheid heeft zich er met de ondertekening van het Verdrag van Malta toe verplicht bij ruimtelijke plannen rekening te houden met het archeologische 'bodemarchief'.
Hoofdstuk 5 van de Monumentenwet heeft daarom als doel de bescherming van het 'bodemarchief'. Het is daarom van belang om in beeld te krijgen welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.
Volgens de provinciale CultuurHistorische Waardenkaart zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het plangebied ligt volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) binnen een zone die is aangegeven als gebied met een lage trefkans op het aantreffen van archeologische waarden. Dit brengt met zich mee dat geen archeologisch onderzoek vereist is.
Indien bij de realisatie van de uitbreiding onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 aanmelding van de desbetreffende vondsten bij het bevoegd gezag verplicht.
In en rondom het plangebied bevinden zich geen monumenten. De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
5.11 Kabels En Leidingen
Voor zover bekend liggen in en in de directe omgeving van het plangebied geen kabels en leidingen die een planologische beperking met zich mee brengen.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een verbeelding. De verbeelding oftewel 'de geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen' en planregels vormen samen het juridisch bindende plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.
- De doelstellingen van het plan moeten duidelijk zijn verwoord. Het bestemmingsplan dient mogelijkheden te bieden om hetzij direct hetzij indirect deze doelstellingen te kunnen realiseren.
- Het procesmatige- en ontwikkelingsgerichte karakter van de ruimtelijke ordening moet er in tot uitdrukking komen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de bestaande situatie en gevestigde belangen enerzijds en met de gewenste functionele en ruimtelijke ontwikkelingen anderzijds.
- rechtmatigheid en rechtszekerheid;
- doeltreffendheid en doelmatigheid;
- uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid;
- eenvoud, duidelijkheid en toegankelijkheid.
Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:
- Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels weer. Het betreft de begripsbepalingen, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten.
- In hoofdstuk 2 zijn de bepalingen opgenomen die horen bij de op de verbeelding voorkomende bestemmingen. Deze worden in de volgende paragraaf toegelicht.
- In hoofdstuk 3 staan ook enkele bepalingen die voor het hele plangebied gelden, zoals de algemene ontheffingsregeling, die burgemeester en wethouders de bevoegdheid geven om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken.
- Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotregel.
6.2 Toelichting Per Artikel
6.2.1 Bestemming Bedrijf
Gekozen is voor één verzamelbestemming "Bedrijf". Hierin zijn ten eerste de kernactiviteiten van Intres b.v. specifiek omschreven en zijn daarnaast bedrijven, met uitzondering van detailhandel, toegestaan tot en met categorie 3.1. Hierbinnen zijn bedrijven, met uitzondering van detailhandel, toegestaan tot en met categorie 3.1. De milieucategorieën zijn aangegeven in de bij de regels behorende bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten' (inclusief toelichting). Deze Staat van bedrijfsactiviteiten is toegespitst op de locatie vanwege milieuhygiënische en planologische redenen. Om recht te doen aan het karakter van het bedirjf, is voor dit bedrijfsperceel tevens opgenomen dat kantoren en een congres-/ dienstencentrum zijn toegestaan.
Gelet op het voornemen om de Hoevelakense beek om te leggen heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden met het verantwoordelijke Waterschap Vallei & Eem. De beek mag worden verlegd tenzij aan de voorwaarden van het Waterschap wordt voldaan. In hoofdstuk 5.8, de waterparagraaf, is de wijze waarop de voorwaarden voor zover planologisch van belang zijn verwerkt omschreven.
Met het definitieve (technische) ontwerp van het nieuwe beektracé heeft het Waterschap ingestemd. Aanvullingen van het Waterschap op de waterparagraaf zijn verwerkt in de tekst van paragraaf 5.8.
Binnen de bestemming zijn regels opgenomen ten behoeve van de realisatie van een representatieve zone (specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone) langs de Koninginneweg, de snelweg A1 en de Stoutenburgerlaan. Binnen deze zone zijn bepaalde bouwwerken en vormen van gebruik niet toegestaan om zo de beeldkwaliteit langs openbare routes te waarborgen. Voorts is door Rijkswaterstaat aangegeven dat kan worden ingestemd met de ontwikkeling van Station Hoeveleken en de daarbij behorende voorzieningen en te treffen maatregelen, zoals het omleggen van de Hoevelakense beek.
Binnen het bouwvlak van de bestemming Bedrijf is sprake van meerdere maatvoeringen voor gebouwen. Langs de openbare ruimte is een lagere bouwhoogte toegestaan dan op het overige deel van het perceel. Tevens is per zone een maximaal bebouwingspercentage aangegeven. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn eveneens hoogtematen opgenomen.
In de bestemming is expliciet opgenomen dat een ondergrondse parkeergarage mogelijk is met een daarbij behorende maximale bouwdiepte. Op de plankaart is middels de aanduiding "parkeergarage" te zien waar deze precies mogelijk is. Tevens is in de regels een parkeernorm opgenomen van 1 parkeerplaats per 45 m² bruto vloeroppervlak.
Ten behoeve van de berging van oppervlaktewater is in de regels opgenomen dat een retentiecapaciteit van 20% gerealiseerd moet worden,
6.2.2 Bestemming Groen
Binnen de bestemming "Groen" zijn groenvoorzieningen en speelweiden, watergangen en waterpartijen toegestaan. Tevens zijn de gronden bestemd voor infiltratie en retentie van water.
Toegestane bijbehorende andere bouwwerken en voorzieningen zijn wandel- en fietspaden, oeververbindingen, taluds, speelvoorzieningen, al of niet ondergrondse nutsvoorzieningen en bergbezinkbassins en voorwerpen van beeldende kunst. Er zijn maximale bouwhoogtes opgenomen per type bouwwerk.
6.2.3 Bestemming Water
Binnen de bestemming "Water" zijn de gronden bestemd voor watergangen en waterpartijen, oeverstroken en taluds, infiltratie en retentie van water en de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen waaronder oeververbindingen, bruggen en dammen en/ of duikers. De maximale bouwhoogte voor andere bouwwerken bedraagt 2,5 meter.
6.2.4 Bestemming Verkeer
De inrit van het bedrijf heeft de bestemming "Verkeer" gekregen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten dienste van deze bestemming.
Hoofdstuk 7 Kosten
Het bestemmingsplan voorziet niet in het toestaan van nieuwe planologische ontwikkelingen. De bestaande planologische mogelijkheden voor het private terrein worden op een andere wijze opnieuw voor het plangebied vastgelegd. Ten behoeve hiervan hoeven in het openbare gebied geen nieuwe ingrepen plaats te vinden aan bijvoorbeeld de infrastructuur.
Er bestaat voor dit onderdeel geen aanleiding voor kostenverhaal als bedoeld in artikel 6.12 van de Wro anders dan dat de kosten voor dit bestemmingsplan middels een overeenkomst tussen Intres b.v. en de gemeente worden verhaald.
Het bestemmingsplan voorziet in ook in een nieuw tracé voor de Hoevelakense Beek. Echter de omlegging van de Hoevelakense beek vindt plaats op initiatief van de gemeente. De gemeente draagt de kosten die samenhangen met het verleggen van de Hoevelakense beek en het dempen van het huidige tracé.
Hoofdstuk 8 Draagvlak
8.1 Inspraak
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe planologische ontwikkelingen, maar uitsluitend in een herschikking van de reeds toegestane planologische ruimte. Om deze reden is afgezien van het houden van inspraak.
8.2 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe planologische ontwikkelingen, maar uitsluitend in een herschikking van de reeds toegestane planologische ruimte. Om deze reden is afgezien van het houden van uitgebreid vooroverleg als bedoeld in 3.1.1. van het Bro.
Gelet op het voornemen om de Hoevelakense beek om te leggen heeft wel uitgebreid overleg plaatsgevonden met het verantwoordelijke Waterschap Vallei & Eem. De beek mag worden verlegd. Ten aanzien van het omleggen van de beek heeft het Waterschap aangeven onder welke voorwaarden dit moet gebeuren. In hoofdstuk 5.8 zijn de voorwaarden en de wijze waarop de voorwaarden zijn verwerkt toegelicht.
In het nu geldende bestemmingsplan voor het plangebied is ten opzichte van de Rijksweg A1 een bebouwingsvrije zone aangegeven. Bij Rijkswaterstaat is navraag gedaan naar de actuele ligging van de bebouwingsvrije zone. Rijkswaterstaat heeft per brief van 5 juni 2009 aangeven dat de bebouwingsvrije zone 50 meter bedraagt, gemeten vanuit het midden van de meest nabijgelegen rijbaan. Deze afstandsmaat is identiek aan de afstand die in het geldende bestemmingsplan is opgenomen en ook in onderhavig bestemmingsplan wordt gehanteerd.
8.3 Zienswijzen
Tijdens de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan (16 september t/m 27 oktober 2010) zijn geen zienswijzen ingediend.
Wel is sprake van enkele wijzigingen in de regels als gevolg van de in werking treding van de Wabo. Het betreft hier louter beleidsneutrale wijzigingen.Deze zijn als ambtshalve wijzigingen meegenomen bij vaststelling van het bestemmingsplan. Vaststelling heeft plaats gevonden op 16 december 2010.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | |||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | |
Tabel 1: Bedrijven | ||||||||||
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | |||||||||
016 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | |||||||||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 30 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
0162 | KI-stations | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
03 | VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN | |||||||||
0312 | Binnenvisserijbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
032 | Vis- en schaaldierkwekerijen | |||||||||
032 | - visteeltbedrijven | 50 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
10, 11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||||
101, 102 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||||
101, 102 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² | 100 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 30 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
101, 102 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
108 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
102 | Visverwerkingsbedrijven: | |||||||||
102 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² | 100 | 10 | 50 | 30 | 3.2 | 1 | |||
102 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | |||
1031 | Aardappelprodukten fabrieken: | |||||||||
1031 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
1032, 1039 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |||||||||
1032, 1039 | - jam | 50 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | |||
1032, 1039 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1032, 1039 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1051 | Zuivelprodukten fabrieken: | |||||||||
1051 | - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
1052 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 50 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
1052 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1071 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||||
1071 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1071 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
10821 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | 3.2 | 2 | |||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
10821 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 3.1 | 2 | |||
1083 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |||||||||
1083 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1089 | Soep- en soeparomafabrieken: | |||||||||
1089 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 3 | ||
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
132 | Weven van textiel: | |||||||||
132 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 3.1 | 1 | B | L | |
15 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||||||||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 2 | |||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
16102 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||||
16102 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | ||
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout² | 0 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | 0 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||||
1712 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||||
1712 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 1 | ||
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
17212 | Golfkartonfabrieken: | |||||||||
17212 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | L | |
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | ||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | ||
1814 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
1814 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
1813 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | ||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
19 | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | |||||||||
19202 | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | L |
20 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | |||||||||
2120 | Farmaceutische produktenfabrieken: | |||||||||
2120 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | B | L |
2120 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
2052 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |||||||||
2052 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 3.2 | 3 | B | L | |
205902 | Fotochemische produktenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 | R | 3.2 | 3 | B | L |
205903 | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 3 | B | |
22 | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||||||||
221102 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||||
221102 | - vloeropp. < 100 m² | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | |||
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 | R | 3.2 | 1 | ||
222 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||||
222 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||||
231 | Glasfabrieken: | |||||||||
231 | - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | L | ||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | ||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | L | ||
23612 | Kalkzandsteenfabrieken: | |||||||||
23612 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
2363, 2364 | Betonmortelcentrales: | |||||||||
2363, 2364 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | |||
2365, 2369 | Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: | |||||||||
2365, 2369 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
237 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 1 | |||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
2399 | Minerale produktenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | |||
25, 31 | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||||
251, 331 | Constructiewerkplaatsen | |||||||||
251, 331 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
251, 331 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
2561, 3311 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |||||||||
2561, 3311 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
2561, 3311 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | B | ||
2561, 3311 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | L |
2561, 3311 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | L |
2561, 3311 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
2561, 3311 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
2561, 3311 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
2561, 3311 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
2561, 3311 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
2561, 3311 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 1 | B | L |
2561, 3311 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 30 | 30 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | ||
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | B | ||
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
27, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | |||||||||
27, 28, 33 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | |||||||||
27, 28, 33 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | |||||||||
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 33 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | |||||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | B | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
29 | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
30 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||||||||
301, 3315 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||||
301, 3315 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
301, 3315 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | |
302, 317 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |||||||||
302, 317 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | |
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||
310 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
35 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||
35 | bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | |||||||||
35 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | L | |
35 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | L | |
35 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||
35 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
35 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
35 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | B | ||
35 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
35 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
35 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||
35 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | |||
35 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
35 | windmolens: | |||||||||
35 | - wiekdiameter 20 m | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | |||
36 | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||||
36 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |||||||||
36 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
36 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||
36 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
36 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | |||
41, 42, 43 | BOUWNIJVERHEID | |||||||||
41, 42, 43 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
451 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
45204 | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | |||
45204 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
45204 | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 | R | 3.1 | 1 | B | L |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | |||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
4621 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | ||
4622 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4623 | Grth in levende dieren | 50 | 10 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 3.1 | 2 | |||
46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 10 | 0 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
4634 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4635 | Grth in tabaksprodukten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
46499 | Grth in vuurwerk en munitie: | |||||||||
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 10 | 0 | 30 | 50 | 3.1 | 2 | |||
46499 | - munitie | 0 | 0 | 30 | 30 | 2 | 2 | |||
46711 | Grth in vaste brandstoffen: | |||||||||
46711 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
46713 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 3.2 | 2 | B | ||
46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||
4673 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
4673 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46735 | zand en grind: | |||||||||
46735 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 0 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||
4674 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 0 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
4674 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
46751 | Grth in chemische produkten | 50 | 10 | 30 | 100 | R | 3.2 | 2 | B | |
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
4677 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
4677 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
4677 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | B | ||
4677 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 10 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
466 | Grth in machines en apparaten: | |||||||||
466 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
466 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||||
4791 | Postorderbedrijven | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
49 | VERVOER OVER LAND | |||||||||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
493 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
494 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 3 | |||
494 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||
52242 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | |||||||||
52242 | - stukgoederen | 0 | 10 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | |
52102, 52109 | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5221 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | ||
5221 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
61 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
61 | zendinstallaties: | |||||||||
61 | - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 0 | 0 | 0 | 100 | 3.2 | 1 | |||
61 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
61 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
58, 63 | Datacentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | |||
84 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |||||||||
8425 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50C | 0 | 3.1 | 1 | |||
37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||||
3700 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
381 | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
381 | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | B | |
382 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||||
382 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 3.2 | 1 | B | L | |
382 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | L | ||
382 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 | R | 3.2 | 1 | B | L |
382 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L |
382 | Composteerbedrijven: | |||||||||
382 | - belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 100 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | B | ||
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
931 | Skelter- en kartbanen, in een hal | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
931 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||
96011 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
96011 | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | L | ||
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L |
96013 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
96013 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9609 | Dierenasiels en -pensions | 30 | 0 | 100 | 0 | 3.2 | 1 | |||
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
Tabel 2: Opslagen en installaties | ||||||||||
0 | OPSLAGEN | |||||||||
1 | butaan, propaan, LPG (in tanks): | |||||||||
1 | - bovengronds, < 2 m³ | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
1 | - bovengronds, 2 - 8 m³ | - | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
1 | - bovengronds, 8 - 80 m³ | - | - | - | 100 | 3.2 | - | |||
1 | - ondergronds, < 80 m³ | - | - | - | 50 | 3.2 | - | |||
2 | niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld | - | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
3 | brandbare vloeistoffen (in tanks): | |||||||||
3 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | - | - | 10 | 1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m³ | 10 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K1/K2-kl.: 10 - 1000 m³ | 30 | - | - | 100 | 3.2 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ | 10 | - | - | 10 | 2 | - | B | ||
3 | - bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 m³ | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | B | ||
4 | Overige gevaarlijke stoffen in tanks: | |||||||||
4 | - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO | 10 | - | - | 10 | 1 | - | |||
4 | - overige opslagen onder drempelwaarde BRZO | 30 | - | - | 50 | 3.1 | - | |||
5 | Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen: | |||||||||
5 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
5 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
6 | ontplofbare stoffen en munitie: | |||||||||
6 | - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 10 | 1 | - | |||
6 | - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 | - | - | - | 30 | 2 | - | |||
8 | kunstmest, niet explosief | - | 50 | - | 30 | D | 3.1 | - | ||
11 | INSTALLATIES | |||||||||
12 | gasflessenvulinstallaties (butaan, propaan) | 10 | 0 | 30 | 100 | 3.2 | 2 | |||
13 | laadschoppen, shovels, bulldozers | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
14 | laboratoria: | |||||||||
14 | - chemisch / biochemisch | 30 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
14 | - medisch en hoger onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
15 | luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel | 10 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
16 | keukeninrichtingen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | koelinstallaties freon ca. 300 kW | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
18 | koelinstallaties ammoniak < 400 kg | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
19 | koelinstallaties ammoniak > 400 kg | 0 | 0 | 50 | 50 | 3.1 | 1 | |||
20 | total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
21 | afvalverbrandingsinstallatie, kleinschalig | 100 | 50 | 50 | 30 | D | 3.2 | 1 | L | |
22 | noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking | 10 | 0 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
23 | verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | L | ||
24 | vorkheftrucks met verbrandingsmotor | 10 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
25 | vorkheftrucks, elektrisch | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
26 | transformatoren < 1 MVA | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
28 | vatenspoelinstallaties | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
29 | hydrofoorinstallaties | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
30 | windmolens: | |||||||||
31 | - wiekdiameter 20 m | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | |||
31 | stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: | |||||||||
32 | - gas, < 2,5 MW | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - gas, 2,5 - 75 MW | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
32 | - olie, < 2,5 MW | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
32 | - olie, 2,5 - 75 MW | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
32 | - kolen, 2,5 - 75 MW | 30 | 100 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | L | ||
32 | stoomwerktuigen | 0 | 0 | 50 | 30 | D | 3.1 | 1 | ||
33 | luchtcompressoren | 10 | 10 | 30 | 10 | D | 2 | 1 | ||
34 | liftinstallaties | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | motorbrandstofpompen zonder LPG | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B |
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
1. Hoofdindeling
Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.
Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:
- 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
- 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.
2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:
10 m |
30 m |
50 m |
100 m |
200 m |
300 m |
500 m |
700 m |
1.000 m |
1.500 m |
Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)
Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.
4. Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)
Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.
Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.
6. Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing
Bijlage 3 Inrichtingen Wet Geluidhinder
Categorieën van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 oktober 2006, Stb. 563)
Categorie 1 *)
- 1. inrichtingen waar een of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 15 MW of meer;
- 2. inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 75 MW of meer, waarbij buiten beschouwing blijven inrichtingen voor het verstoken van biomassa waarvan het equivalente geluidsniveau (LAr, LT), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten op de grens van het bedrijventerrein niet meer bedraagt dan:
- a. 50 dB(A) tussen 07.00 en 19.00 uur;
- b. 45 dB(A) tussen 19.00 en 23.00 uur;
- c. 40 dB(A) tussen 23.00 en 07.00 uur;
- 3. inrichtingen voor het beproeven van:
1°. verbrandingsmotoren waarbij voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer;
2°. straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 kN of meer; - 4. inrichtingen voor het vervaardigen van petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gesloten gebouw geïnstalleerd motorisch vermogen van 1 MW of meer;
voor zover van toepassing, blijven bij de hiervoor bij 1 t/m 4 bedoelde inrichtingen veiligheidsfakkels ten behoeve van de opsporing of winning van aardgas buiten beschouwing;
Categorie 2
- 5. aardgasbehandelingsinstallaties en gasverzamelinrichtingen, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.106 m³ per dag (bij 1 bar en 273 K) of meer, voorzover het betreft aardgasbehandelingsinstallaties bij aardgaswinputten en gasverzamelinrichtingen;
- 6. luchtscheidingsbedrijven, met een benodigde hoeveelheid lucht ten behoeve van het eindproduct van 10.103 kg per uur of meer;
Categorie 4
- 7. inrichtingen voor het vervaardigen van methanol met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106kg per jaar of meer;
Categorie 5
- 8. inrichtingen voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.109 kg per jaar of meer;
Categorie 6
- 9. inrichtingen voor het vervaardigen van oliën en vetten uit dierlijke of plantaardige grondstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 250.106 kg per jaar of meer;
- 10. inrichtingen voor het vervaardigen van vetzuren of alkanolen uit dierlijke of plantaardige oliën of vetten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 50.106 kg per jaar of meer;
Categorie 9
- 11. inrichtingen voor het vervaardigen van melkpoeder, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1,5.103 kg per uur of meer;
- 12. inrichtingen voor het vervaardigen van consumptiemelk, consumptiemelkproducten of geëvaporiseerde melk of melkproducten met een melkverwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 55.106 kg per jaar of meer;
- 13. inrichtingen voor het concentreren van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 20.103 kg per uur of meer;
- 14. inrichtingen voor het vervaardigen van veevoeder met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103kg per uur of meer;
- 15. inrichtingen voor het drogen van groenvoer met een waterverdampingscapaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer;
- 16. inrichtingen voor het opslaan of overslaan van veevoeder met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 0,5.106 kg per uur of meer;
- 17. inrichtingen voor het vervaardigen van suiker uit suikerbieten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 2,5.106 kg suikerbieten per dag of meer;
- 18. inrichtingen voor het vervaardigen van gist met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.106 kg per jaar of meer;
- 19. inrichtingen voor het vervaardigen van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer;
- 20. inrichtingen voor het opslaan of overslaan van granen, meelsoorten, zaden, gedroogde peulvruchten, mais of derivaten daarvan met een verwerkingscapaciteit ten aanzien daarvan van 0,5.106 kg per uur of meer;
Categorie 11
- 21. inrichtingen voor het opslaan of overslaan van ertsen, mineralen of derivaten van ertsen of mineralen met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2000 m² of meer;
- 22. inrichtingen voor het malen, roosten, pelletiseren of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.106 kg per jaar of meer;
- 23. inrichtingen voor het vervaardigen van:
1°. cement of cementklinker met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer;
2°. cement- of betonmortel met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
3°. cement- of betonwaren met be-hulp van persen, triltafels of bekis-tingstrillers met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per dag of meer;
4°. glasvezel, glazuren, emailles, glaswol of steenwol met een ca-paciteit ten aanzien daarvan van 5.106 kg per jaar of meer;
5°. asfalt of asfaltproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
6°. cokes uit steenkool met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer; - 24. inrichtingen voor het vergassen van steenkool met een capaciteit ten aan-zien daarvan van 100.106kg per jaar of meer;
- 25. inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.103 kg per uur of meer;
- 26. inrichtingen voor het winnen van steen, met uitzondering van grind en mergel, met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per uur of meer;
- 27. inrichtingen voor het breken, malen, zeven of drogen van:
1°. zand, grond, grind of steen, met uitzondering van puin en mergel;
2°. kalkzandsteen, kalk;
3°. steenkolen of andere mineralen of derivaten daarvan,
met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.106 kg per jaar of meer, indien zodanige inrichting niet een inrichting is voor zand- of grindwinning, waarvoor op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet een vergunning is vereist;
Categorie 12
- 28. inrichtingen voor het vervaardigen van ruw ijzer, ruw staal of primaire nonferrometalen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.106 kg per jaar of meer;
- 29. inrichtingen waar een of meer warmband- of koudwalsen aanwezig zijn voor het tot platen omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, en waarbij de dikte van het aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 30. inrichtingen waar een of meer wals- of trekinstallaties aanwezig zijn voor het tot profiel- of stafmateriaal omvormen van metalen of hun legeringen, waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer be-draagt;
- 31. inrichtingen waar een of meer wals-, trek- of lasinstallaties aanwezig zijn voor het produceren van metalen buizen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 32. inrichtingen voor het smeden van an-kers of kettingen en waar het productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 33. inrichtingen voor het produceren, renoveren of schoonmaken van metalen ketels, vaten, tanks of containers en waar het productieoppervlak ten aan-zien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 34. inrichtingen voor het samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren en waar het niet in een gesloten gebouw ondergebrachte productieoppervlak ten aanzien daarvan 2000 m² of meer bedraagt;
- 35. inrichtingen voor het smelten of gieten van metalen of hun legeringen met een capaciteit ten aanzien daarvan van 4.106 kg per jaar of meer, voor zover het smeltpunt van de metalen of hun legeringen hoger is dan 800 k;
Categorie 13
- 36. inrichtingen voor het bouwen, onderhouden, repareren of het behandelen van de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer;
Categorie 14
- 37. inrichtingen voor het samenstellen van treinen of treinonderdelen door middel van het stoten of heuvelen van spoorvoertuigen, bestemd voor goederenvervoer, voor zover een rangeerheuvel aanwezig is;
Categorie 16
- 38. inrichtingen waar 50 of meer mechanisch aangedreven weefgetouwen aanwezig zijn;
- 39. inrichtingen voor het vervaardigen van papier of celstof met een capaciteit ten aanzien daarvan van 3.103 kg per uur of meer;
Categorie 19
- 40. terreinen, geen openbare weg zijnde, die bestemd of ingericht zijn voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden rijden met gemotoriseerde voertuigen, en die daartoe acht uren per week of meer opengesteld zijn;
Categorie 20
- 41. transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer;
Categorie 24
- 42. inrichtingen voor het vervaardigen van koolelektroden met een capaciteit ten aanzien daarvan van 50.106 kg per jaar of meer;
Categorie 27
- 43. inrichtingen voor het reinigen van afvalwater door middel van waterstraal- of oppervlaktebeluchters met een capaciteit van 120.103 of meer vervuilingseenheden als bedoeld in artikel 19, vierde lid, onderdeel a, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.
*) Voor zover deze bijlage inhoudelijk afwijkt van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, is de inhoud van dat besluit beslissend.
Bij de categorie-vernummering in deze bijlage is de vernummering in Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer aangehouden.
Bijlage 1 Historisch Bodemonderzoek Station Hoevelaken
Bijlage 1 Historisch bodemonderzoek Station Hoevelaken
Bijlage 2 Onderzoek Externe Veiligheid Station Hoevelaken
Bijlage 2 Onderzoek externe veiligheid Station Hoevelaken
Bijlage 3 Randvoorwaarden Omlegging Hoevenlakense Beek
Bijlage 3 Randvoorwaarden omlegging Hoevenlakense Beek