KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Bedrijf - Waterzuivering
Artikel 5 Bedrijventerrein
Artikel 6 Gemengd 1
Artikel 7 Gemengd 2
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Leiding - Gas
Artikel 17 Leiding - Riool
Artikel 18 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Algemene Procedureregels
Artikel 25 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Afwijkende Functies
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst Specifieke Bedrijven
Bijlage 4 Lijst Bedrijfswoningen
Bijlage 5 Staat Van Inrichtingen (Horeca)
Bijlage 6 Parkeernormen
Bijlage 7 Geluidverkavelingskaart
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Van Het Plangebied
1.4 Planologisch-juridische Regeling
1.5 Opbouw Toelichting
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Beschrijving Nijkerk
3.1 Geschiedenis Van Nijkerk
3.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Fysieke Veiligheid
4.4 Geluid
4.5 Ecologie
4.6 Nationaal Landschap Arkemheen-eemland
4.7 Archeologie En Monumenten
4.8 Water
4.9 Bodem
4.10 Luchtkwaliteit
4.11 Geur
4.12 Externe Veiligheid
4.13 M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
5.2 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Geluidsonderzoek
Bijlage 2 Ev-berekeningen Aardgasleidingen
Bijlage 3 Qra Tank S (Oude Situatie)
Bijlage 4 Groepsrisicoberekening Tank S (Nieuwe Situatie)
Bijlage 5 Qra Robogascentrale Bv
Bijlage 6 Qra Tankbouw Rootselaar
Bijlage 7 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen

bestemmingsplan Bedrijventerrein 1

Bestemmingsplan - gemeente Nijkerk

Onherroepelijk op 28-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 van de gemeente Nijkerk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0267.BP0001-0006 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.6 bebouwingspercentage

een in de regels dan wel op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.7 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.8 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.10 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die functioneel verbonden is met het bedrijf en wiens huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ter plekke noodzakelijk is;

1.11 beperkt kwetsbare objecten

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
  2. b. dienst-/bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
  4. d. restaurants voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;

1.12 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.25 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen die qua aard en omvang niet passen binnen de bestaande winkelstructuur (bijvoorbeeld de verkoop van auto's, boten, caravans, keukens en bouwmaterialen);

1.26 detailhandel in weggebonden artikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.27 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.28 equivalent geluidniveau

het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999);

1.29 equivalent geluidvermogen

het energetisch gemiddelde van het fluctuerende geluidvermogen van het ter plaatse gedurende een bepaalde periode optredende geluid;

1.30 etmaalwaarde

de hoogste van de volgende drie waarden van het equivalente geluidsniveau:

de waarde over de periode 07.00-19.00 uur (dag);

de met 5 dB(A) verhoogde waarde over de periode 19.00-23.00 uur (avond);

de met 10 dB(A) verhoogde waarde over de periode 23.00-07.00 uur (nacht);

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geluidsbelasting

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;

1.33 geluidsruimte

equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;

1.34 geluidszone

geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.35 geurgevoelig object

een locatie, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf, en die daarvoor permanent of regelmatig worden gebruikt;

1.36 grootschalige detailhandel

detailhandel in goederen waarvoor een minimaal bruto vloeroppervlak van 1.500 m2gewenst is (zoals een tuincentrum, outlet-store of mediagigant);

1.37 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.38 horeca(bedrijf)

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  1. a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
  2. b. het verstrekken van nachtverblijf;
  3. c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend;

1.39 indoor-speelvoorziening

een speciaal voor spelende kinderen ingericht gebouw of deel van een gebouw, gericht op de geestelijke, kunstzinnige en lichamelijke ontwikkeling van het kind aangevuld met ondersteunende horeca- en sanitaire voorzieningen en speciaal voor kinderen, onder meer voorzien van onder toezicht te gebruiken:

  1. a. speelvoorzieningen en -toestellen zoals die ook in de openlucht speeltuinen en de openbare ruimte (speelplaatsen en speelplekken) kunnen voorkomen;
  2. b. afgescheiden ruimten voor besloten kinderfeestjes;
  3. c. internet- en leesruimten of -plekken;
  4. d. ruimten, attributen en voorzieningen voor het spelen in groepen;

1.40 internetdetailhandel

detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet;

1.41 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.42 kwetsbaar object

  1. a. woningen niet zijnde:
  • verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 per hectare;
  • dienst-of bedrijfswoningen van derden;
  1. b. gebouwen bestemd voor het verblijf van al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
  2. c. gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, te weten kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;

1.43 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang al dan niet gecombineerd met voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.44 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.45 niet-woonactiviteiten aan huis

alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving;

1.46 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.47 onderbouw

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.48 ondergeschikte detailhandel

detailhandel in goederen die ondergeschikt is aan en rechtstreeks voortvloeit uit de hoofdactiviteit van het betreffende bedrijf;

1.49 perceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.50 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.51 verbeelding

  1. a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0267.BP0001-0006;
  2. b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1;

1.52 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.53 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.54 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.56 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.57 volumineuze detailhandel

detailhandel in auto's, boten, caravans, tuinartikelen, meubels, grove bouwmaterialen, machines ten behoeve van bedrijven en landbouwmachines, alsmede ten behoeve van een tuincentrum;

1.58 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.59 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.60 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.61 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.62 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.63 woonschip:

een voor bewoning bestemd vaartuig dat is gelegen op een ligplaats en dat kan worden verplaatst;

1.64 zolder:

de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

  1. a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
  1. b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aarddaarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  1. c. De breedte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
  1. d. De dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  1. e. De goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  1. f. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  1. g. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en andere uitstekende delen van ondergeschikte aard buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

2.5 Geluid

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  2. b. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  3. c. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. erven;
  4. g. terreinen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Artikel 4 Bedrijf - Waterzuivering

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Waterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rioolwaterzuiveringsbedrijf;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. erven;
  4. e. terreinen.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Waterzuivering' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', voor bedrijven van categorie 2 van de Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 30 m;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', voor bedrijven categorie 2 tot en met categorie 3.1 van de Bijlage 2 Staat vanbedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 50 m;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', voor bedrijven categorie 2 tot en met categorie 3.2 van de Bijlage 2 Staat vanbedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 100 m;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', voor bedrijven categorie 2 tot en met categorie 4.1 van de Bijlage 2 Staat vanbedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 200 m;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', voor bedrijven categorie 2 tot en met categorie 4.2 van de Bijlage 2 Staat vanbedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 300 m;

alsmede:

  1. f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' voor bedrijven voor zover vermeld in Bijlage3 Lijst specifieke bedrijvenen uitsluitend ter plaatse van het aangegeven adres;
  2. g. voor overige functies voor zover vermeld inBijlage 1 Lijst afwijkende functiesen uitsluitend ter plaatse van het aangegeven adres, met dien verstande dat dit voor perceel Gildenstraat 15 uitsluitend geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - productpresentatie';
  3. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens wonen in een bedrijfswoning voor zover vermeld in de Bijlage 4 Lijst bedrijfswoningen;
  4. i. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens voor de verkoop van motorbrandstoffen inclusief lpg;
  5. j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens voor de verkoop van motorbrandstoffen exclusief lpg;
  6. k. kantoren welke een ondergeschikt onderdeel uitmaken van een op hetzelfde bouwperceel gevestigde bedrijf, die onlosmakelijk zijn verbonden aan dat bedrijf en die noodzakelijk zijn in het kader van de normale bedrijfsvoering van dat bijbehorende bedrijf;
  7. l. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horeca(bedrijven) als genoemd in categorie Ia van Bijlage 5 Staat van inrichtingen (horeca);
  8. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' , tevens voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
  9. n. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens voor water, waterberging en waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  1. o. gebouwen (ondergronds/bovengronds):
  2. p. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. q. tuinen:
  4. r. erven;
  5. s. terreinen;
  6. t. wegen en paden;
  7. u. wateren;
  8. v. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. w. geluidschermen;
  10. x. groenvoorzieningen;
  11. y. nutsvoorzieningen;
  12. z. parkeervoorzieningen (ondergronds/bovengronds);

met dien verstande dat:

  1. aa. detailhandel anders dan bedoeld in 5.1 onder f, h en i niet is toegestaan;
  2. ab. het afleveren van LPG uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';
  3. ac. de opslag van LPG uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg';
  4. ad. een LPG-vulpunt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  5. ae. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij deze reeds aanwezig zijn op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting';
  6. af. Wgh-inrichtingen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'industrieterrein wgh';
  7. ag. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Gemengd 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. sportief-recreatieve voorzieningen, met daarbij behorende ondergeschikte horeca;
  3. c. showrooms;
  4. d. expositie- en tentoonstellingsruimten;

met daarbij behorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. tuinen;
  4. h. erven;
  5. i. terreinen;
  6. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. k. groenvoorzieningen;
  8. l. parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Gemengd 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. kantoren;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. indoor-speelvoorziening, tot een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 2.000 m2;
  5. e. evenementen;
  6. f. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I en II van Bijlage 5 Staat vaninrichtingen (horeca), tot een bedrijfsvloeroppervlakte van niet meer dan 1.900 m2;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens wonen in een bedrijfswoning;

alsmede:

  1. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' , tevens voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;

met daarbij behorende:

  1. i. gebouwen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. k. tuinen;
  4. l. erven;
  5. m. terreinen;
  6. n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. o. groenvoorzieningen;
  8. p. parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Nadere eisen

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'sport' , tevens voor een sportclubgebouw;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens voor water, waterberging en waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. f. paden en verhardingen;
  4. g. water;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.3 Nadere eisen

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I , II en III van Bijlage 5 Staat vaninrichtingen (horeca), met dien verstande dat van categorie III uitsluitend een partycentrum is toegestaan;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.3 Nadere eisen

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen ;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.3 Nadere eisen

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.3 Nadere eisen

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

met daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.3 Nadere eisen

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' voor een laad- en losplaats, met dien verstande dat de doorrijhoogte op de rijbaan minimaal 7 m dient te bedragen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'tuin' tevens voor tuinen en aanlegsteigers behorende bij de aangrenzende woonschepen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing' tevens horecabedrijven als bedoeld in 7.1;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens voor water, waterberging en waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  1. h. gebouwen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. j. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  4. k. water;
  5. l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. m. groenvoorzieningen;
  7. n. parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.3 Nadere eisen

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water-ponton' tevens voor een mobiel platform ten behoeve van het transport van zand en grind;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' tevens voor woonboten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing' tevens horecabedrijven als bedoeld in 7.1;

met daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. i. kruisingen met (spoor)wegen; waaronder bruggen;
  4. j. dammen;
  5. k. duikers.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.3 Nadere eisen

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven.

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.3 Nadere eisen

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede voor:

  1. a. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van aardgas;

met daarbij behorende:

  1. b. leidingzone;
  2. c. veiligheidszone;
  3. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas' worden gebouwd.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Leiding - Riool

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede voor:

  1. a. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van rioolwater.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van:

  1. a. behoudenswaardige archeologische waarden in historische kernen;
  2. b. behoudenswaardige archeologische waarden in historische boerderijterpen (pollen).

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in 18.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

20.2 Parkeernormen

De inrichting van de gronden dient zodanig plaats te vinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in Bijlage 6 Parkeernormen.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 geluidzone - industrie

21.2 industrieterrein wgh

21.3 veiligheidszone - bevi

21.4 veiligheidszone - lpg

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 24 Algemene Procedureregels

24.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 25 Overige Regels

25.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

26.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

26.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

26.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 26.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 26.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

26.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 26.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1.

juli 2012.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Lijst Afwijkende Functies

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Lijst Specifieke Bedrijven

Bijlage 4 Lijst Bedrijfswoningen

Amperestraat 1, 2, 4, 6, 7, 8

Edisonstraat 16 (1x op 1e verdieping), 24 (1x op 1e verdieping), 30

Galvanistraat 11

Gezellenstraat 25 (bovenwoning)

Gildenstraat 8a, 10 (2x op 1e verdieping ), 14 en 16, 22 (1x op 1e verdieping)

Havenstraat 9a

Hemmelerweg 1a

Ohmstraat 1 - 1x op 1e verdieping

Nijverheidsstraat 23, 26

Tijsselingstraat 2a (1x op 1e verdieping)

Watergoorweg 31, 33, 35, 43 (1x op 1e verdieping), 45 (1x op 1e verdieping), 47, 49, 51 en 55, 75a

Westkadijk 2, 3a, 7, 9

Bijlage 5 Staat Van Inrichtingen (Horeca)

Bijlage 6 Parkeernormen

Bijlage 7 Geluidverkavelingskaart

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Bouwvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.

De gemeente Nijkerk werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede: een gelijke planregeling en -methodiek voor alle inwoners binnen de gemeente Nijkerk.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft gronden die in gebruik zijn als bedrijventerrein. Voor het centrum van Nijkerk alsmede voor het bestaand stedelijk woongebied worden aparte bestemmingsplannen opgesteld.

Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit bestemmingsplan geldt, dat de ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen als gegeven zijn geaccepteerd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein 1" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:2.000 (tek. nr. NL.IMRO.0267.BP0001-0006);
  • planregels.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Situering Van Het Plangebied

Het plangebied beslaat de noordwestzijde van de kern Nijkerk. De plangrenzen zijn over het algemeen duidelijk herkenbaar. Het plangebied wordt begrensd aan de noordoostkant door de Berencamperweg, aan de noordwestkant door de rijksweg A28, aan de zuidwestkant door de Arkemheenweg en de Watergoorweg en aan de zuidoostkant door het woongebied van Nijkerk.

Ter verduidelijking is de situering en de begrenzing van het plangebied weergegeven op de hierna volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0001.jpg"

1.4 Planologisch-juridische Regeling

1.4.1 Geldende bestemmingsplannen

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de onderstaande bestemmingsplannen, die door het voorliggende bestemmingsplan geheel komen te vervallen.

Bestemmingsplan Vastgesteld door Raad Goedgekeurd door GS
Arkervaart Oost 04-01-1973 29-10-1973
Arkervaart West 25-03-1982 26-04-1983
Bedrijvenpark Watergoor 28-01-1993 27-05-1993
Watergoor 27-11-1979 03-06-1980
Hotelvestiging Berencamperweg 23-03-1989 05-07-1989

Deze bovengenoemde plannen zijn in de loop van de tijd, door middel van diverse partiële herzieningen en diverse wijzigingen ex artikel 11 WRO, enigszins aangepast. Dit betekent dat in het gebied nog een groot aantal andere aanvullende juridische regelingen gelden, die in het voorliggende bestemmingsplan zijn verwerkt.

1.4.2 Voorliggend bestemmingsplan

Het onderhavige bestemmingsplan is onder meer gebaseerd op het actualiseren van de bestaande situatie met een flexibele planregeling. Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.

1.5 Opbouw Toelichting

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen. De juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling zijn opgenomen in hoofdstuk 4. Een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, neergelegd in hoofdstuk 5, sluit deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Nijkerk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk volgt een opsomming van de belangrijkste beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal niveau voor zover relevant voor het plangebied en de voorgenomen actualisatie.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is in werking getreden de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen.

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Het voorliggende bestemmingsplan maakte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en doet daarmee geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van het rijk.

Watertoets (2001, wettelijk verplicht sinds 2003)

De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten en een direct gevolg van de afspraken uit de Startovereenkomst "Waterbeleid 21e eeuw". Vanaf 14 februari 2001 is afgesproken dat de Watertoets wordt toegepast. Dit is dus ook van toepassing voor de planlocatie Bedrijventerrein 1. In een zogenaamde waterparagraaf in het bestemmingsplan wordt het proces beschreven en wordt het advies verwoord. De uitgangspunten van het Waterschap Vallei & Eem zijn in de watertoets meegenomen (zie verder paragraaf 4.8).

2.3 Provinciaal Beleid

Streekplan Gelderland (2005)

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende wateraan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

Weergave van het plangebied in het streekplan

Volgens de beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 is het stedelijk gebied van Nijkerk een regionaal centrum. Daarnaast valt Nijkerk onder de regio Vallei. Nijkerk is met de aansluiting op de rijksweg A28 een knooppuntlocatie voor de ontwikkeling van wonen, werken en voorzieningen.

Nijkerk heeft volgens het Streekplan Gelderland 2005 een regionale functie ten aanzien van werken en wonen. Een van de hoofddoelstellingen van het ruimtelijke provinciebeleid is het bevorderen van sterke stedelijke netwerken en regionale centra. Voor de kern Nijkerk ziet de provincie nadrukkelijk een ruimtelijke relatie met Amersfoort. Verdere ondersteuning en intensivering van die relatie is wenselijk voor wat betreft het openbaar vervoer, de onderlinge afstemming van de verstedelijkingsopgave en de open groene ruimte tussen Nijkerk en Amersfoort. Tegen deze achtergrond acht de provincie voor Nijkerk een regionale functie voor wonen en werken op zijn plaats.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een conserverend plan is, worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor wordt het sterke stedelijke netwerk en regionale centrum van Nijkerk niet specifiek bevorderd, maar verzwakt het echter ook niet. Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein I" doet dus geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland.

Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties (2010)

Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het Streekplan Gelderland 2005.

De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • toekomstprognoses wijzen erop dat na 2020 de vraag naar bedrijventerreinen sterk afneemt. Vanaf 2025 is er zelfs sprake van krimp.
  • maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap ontstaan. Dit vertaalt zich in de vraag naar meer regie van de provincie op het (her)ontwikkelen van de juiste kwaliteit bedrijventerrein op de juiste plek.

Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft een beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan hoofdzakelijk de actuele situatie vastlegt, past dit plan binnen het beleid van de provincie.

Ruimtelijke Verordening Gelderland

Met een ruimtelijke verordening, die door de provincie Gelderland is vastgesteld op 15 december 2010, stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.

Het plangebied valt binnen het gebied aangemerkt als bestaand bebouwd gebied. Voorliggend plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelaken 2030 en Binnenstadsvisie Nijkerk (2011)

De nieuwe structuurvisie van de gemeente geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030. Deze structuurvisie is door de gemeenteraad op 30 juni 2011 vastgesteld. Voor de binnenstad is een aparte visie gemaakt.

In de structuurvisie zijn op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente.

In 2030 vormt de gemeente de groene overgang van de Randstad naar de Veluwe. De kernen hebben zich gericht op de eigen behoefte op het vlak van wonen, werken en voorzieningen. De woningvoorraad is meegegroeid met de vraag vanuit de eigen bevolking en er zijn nieuwe, onderscheidende woonmilieus ontstaan in Nijkerk, terwijl de kernen van Nijkerkerveen en Hoevelaken zijn afgerond op een wijze passend bij het omliggende landschap.

In 2030 profileert Nijkerk zich met de unieke combinatie van drie identiteiten die op relatief korte afstand te ervaren zijn:

  1. 1. Stadse identiteit, waaronder de zone rondom de A28 en in mindere mate de A1;
  2. 2. Dorpse Identiteit, zoals de dorpskernen van Nijkerkerveen, Hoevelaken en de wijken aan de zuid- en oostkant van Nijkerk;
  3. 3. Landelijke Identiteit, vooral het buitengebied van de gemeente.

In de structuurvisie worden op hoofdlijnen vier strategische keuzes gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling en profilering van Nijkerk in de regio:

Drie kernen met eigen cultuur en samenleving

Landbouw en Landschap gaan samen

Tegengaan van verrommeling in gekoesterde landschappen

Ontwikkeling bedrijventerrein, na ontwikkeling van De Flier en De Driehoek wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid gevonden door herstructurering van Arkervaart Oost.

Bijzondere opgaven in de structuurvisie zijn er voor:

  • Poorten, de toegangsgebieden naar Nijkerk.
  • Aandachtsgebieden, gebieden waar juist geen grote plannen of ingrepen worden voorgesteld (de Holk, de Veenwallen, Slichtenhorst, Beulekamp)
  • Sleutelgebieden, gebieden waar nieuwe ontwikkelingen zijn gepland met specifieke opgaven die met extra aandacht en inzet richting kunnen geven aan de ambities van de gemeente.

Onderstaand is de integrale visiekaart van de gemeente opgenomen. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan de huidige situatie vastlegt, is er geen sprake van strijdigheid met het Structuurplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0002.png"

Voor de binnenstad is met een deel van de ondernemers, winkeliers en bewoners een visie op de binnenstad gemaakt (Binnenstadsvisie Nijkerk). De vier belangrijkste pijlers in deze visie zijn:

  1. 1. Goede bereikbaarheid en ruim voldoende betaalbare parkeervoorzieningen.
  2. 2. Winkelaanbod biedt combinatie van boodschappen doen en shoppen.
  3. 3. De charme van een monumentaal stadje met historische panden en authentieke straten.
  4. 4. Een binnenstad waar mensen met plezier wonen.

Dit heeft geresulteerd in bijgevoegde visiekaart.

Een deel van de binnenstad is gelegen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Voorliggend plan is een weergave van de vigerende bestemmingen. Voor nieuwe ontwikkelingen die niet passen binnen de vigerende bestemming zal een aparte bestemmingsplanprocedure moeten worden gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0003.png"

Welstandsnota (2004)

In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. Deze nota geeft tevens uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel. Het gemeentebestuur wil met deze nota een belangrijke stap zetten naar modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht.

Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

Er zijn voor Nijkerk algemene welstandscriteria opgesteld die bestaan uit een kwaliteitskader en een ruimtelijk kader. Deze algemene welstandscriteria vormen een vangnet voor die gevallen waarin de overige criteria niet toereikend zijn. Daarnaast is Nijkerk verdeeld in een aantal deelgebieden. In onderstaande afbeelding is het deelgebied "Bedrijventerrein oud" in donkerpaars aangegeven en het deelgebied "Bedrijventerrein nieuw" in lichtpaars. In Hoofdstuk 3 is een beschrijving van de gebieden opgenomen.

Voor zowel 'Bedrijventerrein oud' als voor 'Bedrijventerrein nieuw' worden aanvullende criteria in de Welstandsnota gesteld. Belangrijk is bijvoorbeeld dat een bouwkundige toevoeging of verandering moet passen in de aanwezige stedenbouwkundige structuur en dient aan te sluiten op de typologie, detaillering, de kleur en het materiaalgebruik van de bestaande gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0004.jpg"

Beeldkwaliteitsplan Terrein De Boer

In 2003 heeft de gemeente Nijkerk het terrein van de voormalige Schaverij Bunnik de Boer aan de Westkadijk gekocht. Op basis van de "Structuurvisie Havenkom" is getracht het gebied een nieuwe impuls te geven. Met de nieuwe verkaveling van het gebied is er een gevarieerd aanbod van bedrijfskavels binnen het huidige bedrijventerrein Arkervaart ontstaan. Binnen de verkaveling is een zekere ordening aan kavels aangebracht. Bepaalde kavels zijn meer geschikt voor bepaalde typen bedrijven dan andere kavels. Deze ordening en samenhang moet op het terrein goed herkenbaar zijn. Door middel van het beeldkwaliteitsplan wordt extra sturing gegeven aan de verschijningsvorm van zowel de bebouwing als van de openbare ruimte. Hierdoor wordt de samenhang en identiteit van het gebied versterkt.

In het beeldkwaliteitsplan wordt ingegaan op de ontsluiting, de bebouwingsstructuur, de groen- en waterstructuur en de openbare ruimte.

Het terrein wordt opgedeeld in vier deelgebieden die nader worden beschreven, te weten:

  • de Westkadijk/Arkervaart;
  • de zone langs de Ambachtstraat;
  • de twee bedrijfsverzamelgebouwen;
  • de resterende bedrijven.

Beeldkwaliteitsplan bedrijventerrein Watergoor

Om samenhang en identiteit te krijgen op het bedrijvenpark Watergoor, is in oktober 2003 een beeldkwaliteitsplan gemaakt. In dit beeldkwaliteitsplan zijn de uitgangspunten, randvoorwaarden en referenties opgenomen over hoe het bedrijvenpark er uit moet gaan zien.

Uitgangspunt is een duidelijke hoofdstructuur met verschillende zones die elk een herkenbaar eigen gezicht hebben. Op beeldbepalende locaties komen opvallende gebouwen van hoge architectonische kwaliteit, die op het beoogde totaalbeeld inspelen. Openbare ruimten worden zorgvuldig vormgegeven. Bepaalde bouwwijzen en materiaaltoepassingen die met het streven naar "duurzaam bouwen" samenhangen, worden zo mogelijk zichtbaar gemaakt.

Beleidsregels voor binnen sport op bedrijventerreinen (2005)

De gemeente Nijkerk wordt geconfronteerd met verzoeken van ondernemingen om bedrijfspanden op bedrijventerreinen te mogen gebruiken ten behoeve van binnensport, zoals voor sportscholen en fitnesscentra. In het vigerende gemeentelijk beleid is binnensport niet toegestaan op bedrijventerreinen. In 2005 zijn er beleidsregels opgesteld om binnensport -onder voorwaarden- toch mogelijk te kunnen maken.

Zo dienen binnensportvoorzieningen te worden gevestigd op bereikbare en veilige locaties, dicht bij de woongebieden waarvoor ze zijn bedoeld. Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan de zones rond het centrumgebied of in randzones langs woonwijken. Overlast van sportactiviteiten kan worden beperkt door een goede ontsluiting en een afstand tot woningen van tenminste circa 30 meter. Clustering van sportvoorzieningen levert voordelen op. Men kan daarbij gebruik maken van dezelfde ondersteunende voorzieningen, zoals parkeren. Kleinere binnensportvoorzieningen kunnen zonder bezwaar worden ondergebracht in centrumgebieden met gemengde functies. Grotere binnensportvoorzieningen kunnen als een bedrijfsmatige activiteit worden aangemerkt. Voor grotere binnensportvoorzieningen kunnen bedrijfsterreinen een aantrekkelijke locatie bieden, mits kan worden voldaan aan de in de beleidsregels voor binnensport op bedrijventerreinen gestelde voorwaarden.

De delen van bedrijfsterreinen die in aanmerking komen voor binnensportvoorzieningen zijn voor het voorliggende plangebied als volgt:

  • een zone van 100 meter breed ten noorden van de randweg;
  • een zone van 100 meter breed ter weerszijden van de Watergoorweg;
  • een zone van 100 meter breed ten noordwesten van de Ambachtstraat;
  • de gronden tussen de Ambachtstraat en het woongebied van Nijkerk.

Voor de duidelijkheid zijn deze zones in rood in onderstaand kaartje opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0005.jpg"

Omdat de vestiging van binnensport op bedrijfsterreinen aan bepaalde voorwaarden moet voldoen, is een toetsingsmoment nodig. Daarom wordt binnensport niet als recht, maar door middel van het verlenen van een ontheffing (omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 van de Wabo voor de in die bepaling onder c genoemde activiteit) in de bestemmingsplannen voor bedrijfsterreinen geregeld. De voorwaarden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zijn in de planregels van voorliggend bestemmingsplan opgenomen.

Beleidsnota cultuurhistorie

Deze Beleidsnota heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende bedrijventerrein.

Notitie niet woonactiviteiten aan huis

Doel van deze notitie is om heldere en duidelijke regels te krijgen voor mensen die een klein deel van hun huis of bijgebouw willen inrichten en gebruiken om van daaruit niet-woonactiviteiten te ontplooien. Onder niet woonactiviteiten wordt verstaan alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving. Er zijn regels geformuleerd die duidelijk maken onder welke voorwaarden voor niet-woonactiviteiten aan huis een omgevingsvergunning kan worden verkregen.

Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)

Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad". Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:

  1. 1. Versterken van de drie aanwezige landschapstypen in Nijkerk.
  2. 2. Versterken en beleefbaar maken van het cultuurhistorische erfgoed.
  3. 3. Behoud en versterken van de natuurparels van Nijkerk.
  4. 4. Uitbreiden recreatief netwerk en benutten kansen op recreatief vlak.

Eén van de aanbevelingen in het landschapsontwikkelingsplan is het versterken, behouden en uitbreiden van de landschappelijke kwaliteiten. De snelweg vormt een barrière van de stad Nijkerk richting de polder. Ook de bedrijventerreinen zorgen voor een harde stadsrand aan de westzijde van Nijkerk. Doordat langs deze rand bomenrijen, schermen of boomgroepen zijn geplaatst wordt hiermee de landschappelijke kwaliteit versterkt.

Handboek Groenbeleid

In januari 2003 is het Handboek Groenbeleid opgesteld. Het Handboek Groenbeleid verwoordt de visie voor het openbare groen binnen de kemen van de gemeente Nijkerk voor de lange termijn. Het handboek vormt een belangrijk toetsingskader en bestuurlijk beleidsstuk en is opgebouwd uit verschillende modules of bouwstenen. Elke bouwsteen vormt een afgeronde eenheid, samen vormen ze een "muur", een drager voor hel toetsen van plannen en ontwikkelingen. De samenhang tussen de bouwstenen maakt de muur sterk.

Voor het bedrijventerrein Arkervaart is opgenomen dat het bedrijventerrein het belangrijkste en oudste industriegebied/bedrijventerrein van de kern Nijkerk is. Op dit bedrijventerrein zijn uiteenlopende bedrijfsgebouwen aanwezig van automobielbedrijven en kantoren tot een melkfabriek. Het wegenpatroon op het terrein is recht en voornamelijk noord-zuid gericht. Op het bedrijventerrein is zeer weinig groen aanwezig en wordt het beeld vooral bepaald door de (te ontwikkelen) bedrijfsgebouwen. Hierdoor oogt het geheel sober en grijs.

Tot de wijk(groen)structuur behoren:

Lijnen

  • Nijverheidsstraat;
  • Gildenstraat;
  • Beurtschipper;
  • Patroonstraat/Handelsstraat.

Punten

  • De entrees vanaf de Ambachtstraat en Berencamperweg.

Ontwikkelingsrichting

  • Het ondersteunen van de hoofdroutes over het bedrijventerrein door middel van laanbeplanting verhoogt de oriëntatie en verkeersgeleiding;
  • Het aantrekkelijker maken van het bedrijventerreinen door middel van een groenere uitstraling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0006.jpg"

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de gewenste structuur en ontwikkelingsrichting.

Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (2011)

Op 26 mei 2011 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan vastgesteld. Deze is tegelijk met de Structuurvisie tot stand gekomen. Het GVVP is geschreven met de Structuurvisie als overkoepelend kader. Het GVVP heeft een planhorizon tot 2020, met af en toe een doorkijk naar 2030.

De ambitie van de gemeente is om goed en veilig bereikbaar te blijven via zowel de weg als het spoor voor haar bewoners en vanuit haar omgeving. Daarbij moet de doorstroming op het lokale hoofdwegennet verbeterd en het sluipverkeer voorkomen worden. De kernen blijven ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden en nieuwe ontwikkelingen worden goed en duurzaam ontsloten op het (lokale) hoofdwegennet. Nijkerk zet in op het reduceren van het aantal korte ritten met de auto. Door te investeren in de fiets en in flankerend beleid ten aanzien van openbaar vervoer wil Nijkerk het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer bevorderen en (subjectief) onveilige locaties aanpakken. Door het verbeteren van de leefbaarheid in en de bereikbaarheid van de binnenstad creëert Nijkerk een aantrekkelijk centrum voor Nijkerk en haar omgeving.

Om deze ambitie waar te maken zijn voor verschillende modaliteiten doelstellingen en ambities geformuleerd, welke weer in concrete opgaven zijn vertaald. Het uitvoeringsprogramma is nog in bewerking (2011). Het voorliggende bestemmingsplan is een vertaling van de actuele situatie en doet geen afbreuk aan het behalen van de doelstellingen.

Milieubeleidsplan 2009-2012 van de gemeente Nijkerk

Het Milieubeleidsplan 2009-2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004-2007 en is op 28 mei 2009door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009-2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld.

Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.

Het Milieubeleidsplan kent vier speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen de vier speerpunten zijn subthema’s ondergebracht.

De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Daarnaast zijn duurzame relaties tussen burgers, ondernemers, de maatschappelijke organisatie en de regiopartner belangrijk om uitvoering te geven aan dit plan.

Daarnaast werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het milieubeleidsplan van de gemeente Nijkerk.

Waterplan (2006)

Het Waterplan bestaat uit twee delen.

  • Deel 1 is het beleidsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Visie en beleid 2005-2030" dat door de gemeenteraad van Nijkerk op 1 juni 2006 is vastgesteld. Hierin worden de visie en doelstellingen van het Nijkerkse waterbeleid omschreven. Door dit zo concreet mogelijk te doen zijn de vorderingen in de uitvoering van het plan goed te meten.
  • Deel 2 is het uitvoeringsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Uitvoerings- en Communicatieplan 2007-2011" dat jaarlijks door het college wordt geactualiseerd en vastgesteld en waarin de uit te voeren maatregelen zo concreet mogelijk zijn beschreven.

Gelet op hun grote betrokkenheid zijn de Waterschappen "Vallei & Eem" en "‘Veluwe" op een constructieve en intensieve wijze bij de totstandkoming van het gemeentelijk Waterplan betrokken.

De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema’s:

  • Samen werken aan water en ruimte.
  • Voort met afkoppelen.
  • Aanpak grondwaterproblematiek.
  • Verbeteren waterkwaliteit en ecologie.
  • Bevorderen gebruik en beleving van water.
  • Water en vuur.

In het uitvoeringsprogramma staat onder meer het volgende verwoord:

Onderzoek heeft aangetoond dat de waterbodem van de Arkervaart sterk verontreinigd is. Derhalve is onlangs de Arkervaart helemaal uitgebaggerd. Ook de zuivering op de RWZI is verbeterd, waardoor de uitstoot op de Arkervaart afneemt.

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het waterplan en het bijbehorende uitvoeringsprogramma van de gemeente Nijkerk.

Beleidsregel Detailhandel op bedrijventerreinen

Onder invloed van onder andere de opkomst van internet en de behoefte aan schaalvergroting bij ondernemers ontvangt de Gemeente Nijkerk steeds vaker verzoeken om mee te werken aan detailhandel op bedrijventerreinen. Geldende bestemmingsplannen laten detailhandel op dergelijke locaties echter vrijwel nooit toe. Echter er zijn verschillende vormen van detailhandel die niet passen binnen de bestaande winkelstructuur en die juist op bedrijventerreinen thuishoren.

Om meer duidelijkheid te geven over wanneer de gemeente wel of geen medewerking verleend aan detailhandel op bedrijventerreinen is de beleidsregel "Detailhandel op bedrijventerreinen" opgesteld. Hierbij is onderscheid gemaakt in de volgende vormen van detailhandel:

  • detailhandel in volumineuze goederen ;
  • grootschalige detailhandel;
  • internetdetailhandel;
  • ondergeschikte detailhandel.

Naast algemene uitgangspunten zijn er voor bovengenoemde vormen van detailhandel ook specifieke uitgangspunten geformuleerd, die vertaald zijn in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Nijkerk

3.1 Geschiedenis Van Nijkerk

De naam Nijkerk stamt af van de Nieuwe kerk, die gebouwd werd nadat de oude kapel in 1221 door een veenbrand was verwoest. Nijkerk heeft in de geschiedenis een aantal keren te kampen gehad met rampen. In 1421 brandde de kerk af. Ook vonden er overstromingen plaats vanuit de Zuiderzee; onder andere op 13 en 14 januari 1916. Omdat Nijkerk centraal lag tussen het aartsbisdom Utrecht en het hertogdom Gelre, was de stad regelmatig strijdtoneel, en in 1412 werd het dorp geheel verwoest. Op 27 maart 1413 kreeg Nijkerk als vergoeding stadsrechten en vrijstelling van tolgeld in Gelre. In 1540 brandde de stad vrijwel geheel af.

Nijkerk bloeide in de 18e eeuw. De stad leefde van tabaksteelt, handel, en glasblazerijen en was in 1795 de grootste stad van de Veluwe. Dit is goed te merken aan de architectuur. In die tijd zijn veel mooie herenhuizen gebouwd in het huidige centrum. In Gelderland had alleen Arnhem een grotere omvang.

Een aantal wijk- en straatnamen verwijzen naar belangrijke personen in de geschiedenis. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld Corlaer, de Van Rensselaerstraat en de Slichtenhorsterweg die zijn genoemd naar pioniers die vanuit Nijkerk naar Nieuw-Nederland trokken (het huidige New York).

Na de Tweede Wereldoorlog groeide Nijkerk fors. Om Nijkerk te ontlasten van het Noord-Zuid verkeer werd de Frieswijkstaat aangelegd. Vooral na aanleg van de A28 in 1965 werden stukken land tussen deze rijksweg en de stad benut voor bedrijfsterreinen, zoals de Arkervaart en Watergoor, hetgeen veel werkgelegenheid opleverde. Dat leidde tot verdere expansie van de woningbouw. De eerste naoorlogse woonwijken verrezen: Schulpkamp, de Bruins Slotlaan en enige bebouwing rondom het centrum (voornamelijk bij de Commissaris van Heemstrastraat en de Havenstraat).

Eind jaren vijftig werd begonnen aan de oostzijde van de stad. Uit deze periode, tot circa 1975 stammen de wijken Oranjewijk, Beulekamp, Paasbos en Renselaer; in de laatste wijk werden voor het eerst flats opgeleverd (van Oldenbarneveltstraat).

Eind jaren zeventig begon met de wijk Strijland een groot project, aansluitend op de wijken Beulekamp en Paasbos. Hier bouwde men tot ongeveer 1986, daarna ging men aan de westzijde uitbreiden. Tevens werden in de jaren zeventig rondom verpleeghuis Zilverschoon twee wijken aangelegd. Als eerste een wijk tussen de Bruins Slotlaan en de Berecamperweg (veel straten hebben het woord "camp" in hun naam). Vervolgens werd ten zuiden van verzorgingshuis Zilverschoon de wijk Hazeveld gerealiseerd.

Rond 1989 startte de gemeente een omvangrijk project ten westen van de rondweg met de wijk Corlaer. Rond 1997 startte men het tweede gedeelte, Groot-Corlaer, met de deelplannen Boerderijakkers (1997-2000), De Bogen (2000-2006) en tot slot het deelplan De Terrassen. Vanaf 2007 worden in deze wijk 800 woningen gebouwd. Sinds diezelfde tijd wordt een aantal inbreidingslocaties bebouwd, onder andere aan de Oranjelaan en het Molenplein/van Reenenpark.

Ook de voorzieningen zijn flink uitgebreid. Zo zijn diverse sportvoorzieningen aanwezig en sinds enkele jaren alle vormen van voortgezet onderwijs.

Vanaf de jaren '60 vestigt zich bedrijvigheid aan de westzijde van de kern. Vanaf de jaren '70 en '80 ontwikkelen de bedrijventerrein Arkervaart Oost en West zich verder. Watergoor is het meest recente deel van het bedrijventerrein.

3.2 Bestaande Situatie

Het plangebied Bedrijventerrein 1 bevat twee deelgebieden vanuit de Welstandsnota, dit zijn:

  • Bedrijventerrein oud (5)
  • Bedrijventerrein nieuw (6)

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0007.png"

In het navolgende wordt er een gebiedsbeschrijving gegeven van deze deelgebieden:

Bedrijventerrein oud

Onder het deelgebied 'Bedrijventerrein oud' vallen de volgende bedrijventerreinen: Arkervaart oost en Arkervaart west. Het deelgebied beslaat het bedrijventerrein dat aan de noordwestkant van Nijkerk ligt. Het gebied wordt begrensd aan de noordoostkant door de Berencamperweg, aan de noordwestkant door de Rijksweg A28, aan de zuidwestkant door de Watergoorweg en aan de zuidoostkant door het woongebied van Nijkerk. Het terrein heeft zich ontwikkeld vanaf de vroegere haven in de richting van de Rijksweg A28. Het gebied werd hierbij begrensd door de Berencamperweg en de gemeentegrens. De ruimtelijke hoofdstructuur in het gebied wordt in hoofdzaak bepaald door de Ambachtstraat en de Arkervaart. Deze twee ruimtelijke dragers verdelen het gebied grofweg in vier gebieden. De aard van deze gebieden is verschillend, wat mede is bepaald door de groei van het bedrijventerrein. Er is een veelheid aan soorten bedrijven gevestigd: groothandelsbedrijven, transportbedrijven, auto(service)bedrijven, productiebedrijven et cetera. Er is sprake van vrije bouwstijlen onder randvoorwaarden, die vooral gericht zijn op doelmatigheid. In een aantal gevallen, vooral bij auto(verkoop)bedrijven, is er sprake van gerichtheid op representativiteit. Dit komt vooral voor aan de Berencamperweg. Deze weg, die voor een belangrijk deel langs het bedrijventerrein loopt, is een veelgebruikte toegangsweg van Nijkerk.

Bedrijventerrein nieuw

Onder het deelgebied 'Bedrijventerrein nieuw' valt alleen bedrijventerrein Watergoor.

Het bedrijventerrein Watergoor ligt aan de westkant van Nijkerk, tegen de Rijksweg A28 aan. Deze zichtlocatie draagt bij aan het visitekaartje van Nijkerk. Het gebied is dan ook opgezet met een "gezicht" naar de Rijksweg A28. Daarnaast heeft het bedrijventerrein een gezicht langs de lokale toegangswegen en binnen het bedrijvenpark zelf. Het doel van de opzet van het bedrijventerrein is om een bedrijventerrein met een eigen karakter (identiteit) vorm te geven. Het bedrijventerrein is herkenbaar als modern bedrijventerrein en verschilt wezenlijk van de al eerder aanwezige bedrijventerreinen in Nijkerk. Dit uit zich als eerste in het aantal bouwlagen. De reeds gerealiseerde bebouwing bestaat nagenoeg geheel uit twee bouwlagen, maar in de zone langs de Rijksweg A28 zijn bouwwerken van vier bouwlagen voorzien. Daarnaast vormt de identiteit zich door de architectuur en het materiaalgebruik.

In augustus 2003 is door de gemeente Nijkerk het beeldkwaliteitsplan vastgesteld. De gemeente Nijkerk streeft voor dit bedrijventerrein een hoge beeldkwaliteit na, waarbij heldere en samenhangende ruimtelijk opbouw van het gebied, een eigen identiteit en hoge belevingswaarde punten zijn die deze hoge beeldkwaliteit uitwerken.

Wegenstructuur

Het bedrijventerrein is goed ontsloten op het Rijkswegenstelsel via de Berencamperweg - Ambachtsstraat. Onder andere de Nijverheidsstraat, Westkadijk, Gildenstraat en Watergoorweg sluiten aan op de Ambachtsstraat.

Openbaar groen

Het bedrijventerrein is vooral functioneel ingericht. Er is er niet veel openbaar groen op het bedrijventerrein met uitzondering van een deel van de randen van het gebied (langs A28 en langs Arkerheemweg). Er is geen herkenbare bomenstructuur aanwezig. Op particuliere terrein is het groen van wisselende omvang en kwaliteit.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Allereerst wordt inzicht gegeven in de bestaande situatie van het plangebied. Vervolgens wordt per onderzoeksaspect een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid en de milieubelasting van de aanwezige bedrijven en de mogelijke potentiële milieubelasting van de volgens de huidige planvoorschriften (planregels) toegestane bedrijven. Hierbij is de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” als leidraad gehanteerd. Bij dit onderzoek zijn bij enkele bedrijven de zeer specifieke milieuhygiënische aspecten zoals geur, geluid en risico nader beschouwd. Binnen het plangebied is vervolgens gekeken naar de mogelijke en gewenste bedrijvigheid binnen dit plangebied. Op basis van de mogelijke bedrijvigheid, de aanwezige bedrijvigheid en de gewenste bedrijvigheid is gekomen tot een bedrijfscategorie-indeling van het plangebied. Voor locaties die dichter bij woongebieden zijn gelegen zijn beperkingen opgelegd aan de toegestane bedrijfscategorieën. Ook is onderzocht of binnen risico-contouren van risicobedrijven (beperkt)kwetsbare objecten zijn gelegen.

Externe zonering/ inwaartse zonering

De aanwezige bedrijven, allen ingedeeld in VNG-categorieën, zijn allen individueel getoetst op de gewenste afstand van deze categorieën tot gevoelige (woon)omgeving.

De handreiking geeft een systematiek waarbij bedrijven in categorieën worden ingedeeld op basis van de ingeschatte milieubelasting. Per bedrijfscategorie zijn hierbij afstandcriteria tot de woonomgeving opgenomen die bij de planvorming bij voorkeur in acht dienen te worden genomen.

Milieucategorie Aan te houden afstand
1 0 tot 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
4.1 200 meter
4.2 300 meter
5.1 500 meter
5.2 700 meter
5.3 1.000 meter
6 1.500 meter

In de planvorming is uitgegaan van bovengenoemd zonering principe. Dit houdt in dat het plangebied zodanig zal worden ingedeeld dat in het plangebied de bovengenoemde afstanden als richtsnoer worden gebruikt voor de categorisering in het plangebied.

Huidige aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten in het plangebied

De aanwezige huidige bedrijvigheid in dit plangebied is geïnventariseerd. Op basis van de bedrijfsactiviteiten heeft een indeling van deze bedrijven plaatsgevonden in de bedrijfscategorieën zoals vermeld in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering".

In dit plangebied is een aantal bedrijven aanwezig waarvan de zwaarte volgens de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" of op basis van de gewenste ruimtelijke indeling van het gebied meer is dan planologisch gewenst. Daar waar sprake is van een te zware bedrijfscategorie tot woningbouw is nader onderzocht of de aanwezige afstand tot woningbouw voldoende is of niet noodzakelijk.

In het plangebied zijn de volgende bedrijfsmatige activiteiten aanwezig waarbij sprake is van een hogere bedrijfscategorie dan gewenst. Het betreft de volgende bedrijven:

  1. 5. Rootselaar tankbouw, Nijverheidsstraat 10, 14 en 33, 39, 39a en Gildenstraat 18, een bedrijf voor de productie en opslag (binnen en buiten) van drukreservoirs alsmede bijbehorende installaties, categorie 5.1;
  2. 6. Robogas, Gildenstraat 18/18a, leverancier van propaangas in zowel gasflessen voor kleinverbruik als in grote tanks voor bulkverbruik. Tevens gasopslag, categorie 4.2.
  3. 7. Slachthuis v.d. Veen, Havenstraat 3, een noodslachthuis, categorie 3.1;
  4. 8. Gemeentewerf Nijkerk en brandweergarage, Havenstraat 7, categorie 3.1;
  5. 9. Bouw en handelsmaatschappij Nijkerk bv., Amperestraat 1a, een groothandel in bouwmaterialen, categorie. 3.2;
  6. 10. Koninklijke Drukkerij c.c. Callenbach bv., Gildestraat 11b, drukkerij, categorie 3.2;
  7. 11. Coörperatie Arkervaart – Twente U.A., Westkadijk 4 en 3a (gedeeltelijk), categorie 4.1.
  8. 12. P.I.B. Beheer B.V., Nijverheidsstraat 8, 8a, 8b en 8c met vestiging van de volgende bedrijven:
  1. a. SCH Holland B.V., een koudbandwalserij met productieoppervlak van meer dan 2.000 m2 , categorie 5.2;
  2. b. Bronswerk Heat Transfer B.V. , ontwerpen, fabriceren en installeren van pijp-romp warmtewisselaars, luchtgekoelde koelers, ventilatoren, verhitters, condensoren e.d., categorie 4.1;

Rootselaar tankbouw, Nijverheidsstraat 10, 14 en 33, 39, 39a en Gildenstraat 18

Lawaaimakende productieactiviteiten vinden in hoofdzaak binnen plaats. Echter zeer grote objecten mogen buiten worden geconstrueerd en/of onderhouden. De hoofdzaak betreft echter inpandige productieactiviteiten. Door deze toestemming dient het bedrijf te worden beschouwd als een categorie 5.1.-bedrijf. Hiervoor wordt als richtafstand tot woningbouw 500 meter gehanteerd. Dominant bepalend het voor tank- en reservoirbouwbedrijf is de geluidsuitstraling.

Voor het bedrijf is een akoestisch model opgesteld waarbij de akoestische uitstraling naar de omgeving toe is bepaald. Gesteld kan worden dat de geluidsuitstraling richting woonomgeving past binnen de daarvoor geldende beoordeling. De milieuvergunning is hier ook op ingericht. Het zal echter niet zo zijn dat alle categorie 5.1-bedrijven op deze locatie inpasbaar zijn. Om deze reden is op deze locatie een verbijzondering voor deze bedrijfsactiviteit aangegeven.

Robogas, Gildenstraat 18/18a

Robo gas is een groothandel in gassen. Werkzaamheden die plaatsvinden zijn ondermeer de opslag van gasflessen en reservoirs en het afvullen van gasflessen en reservoirs. Voor Gildenstraat 18/18a geldt dat niet alle categorie 4.2-bedrijven op deze locatie inpasbaar en/of gewenst zijn. Om deze reden is op deze locatie een verbijzondering voor de huidige bedrijfsactiviteit aangegeven. Bestaande rechten worden op deze wijze gerespecteerd. Benodigde milieuvergunningen zijn aanwezig en worden voldoende geacht voor de bedrijfsactiviteiten.

Slachthuis van de Veen, Havenstraat 3

Het slachthuis is gelegen aan de Havenstraat, een straat die de grens vormt tussen wonen en werken. Deze straat is te beschouwen als een druk belaste hoofdontsluitingsweg. Voor een goede ruimtelijke ordening zou de afstand tussen dit slachthuis en woonomgeving minimaal 50 meter dienen te bedragen. Gezien de beperkte schaalgrootte van de activiteiten en beperkte kavelgrootte is er geen sprake van een overlastsituatie. Echter milieuhygiënisch en ruimtelijk gezien is niet elk categorie 3.1-bedrijf op deze locatie gewenst. Om deze reden wordt voor deze locatie in het bestemmingsplan de nu aanwezige activiteit door een verbijzondering toegestaan. Bestaande rechten zullen op deze wijze worden gerespecteerd. De in het bestemmingsplan aangegeven onderliggende bedrijfscategorie 2 is voor deze bedrijfszone langs een drukke hoofdontsluitingsweg aanvaardbaar.

Gemeentewerf Nijkerk en brandweergarage, Havenstraat 7

De gemeente werf en de brandweergarage zijn gelegen aan de Havenstraat, een straat die de grens vormt tussen wonen en werken. Voor een goede ruimtelijke ordening zou de afstand tussen deze werf en woonomgeving minimaal 50 meter dienen te bedragen. De werf is benaderbaar via de Ampèrestraat. Vrachtverkeer maakt, in hoofdzaak, gebruik van deze ontsluiting. Gezien de van de woonomgeving afgekeerde vrachtverkeerontsluiting en de afschermde werking van de bedrijfsgebouwen is er geen sprake van een overlastsituatie. De nieuwe gemeentewerf zal op De Flier gerealiseerd worden.

Voor de brandweergarage is bewust gekozen voor deze locatie, een centrale ligging en normen voor opkomsttijden hebben hierbij een rol gespeeld. Voor beide locaties geldt dat niet alle categorie 3.1-bedrijven op deze locatie inpasbaar en/of gewenst zijn. Om deze reden is op deze locatie een verbijzondering voor de huidige bedrijfsactiviteit aangegeven. Bestaande rechten zullen op deze wijze worden gerespecteerd. De in het bestemmingsplan aangegeven onderliggende bedrijfscategorie 2 is voor deze bedrijfszone langs een drukke ontsluitingsweg aanvaardbaar.

Bouw en handelsmaatschappij Nijkerk bv., Ampèrestraat 1a

De afstand tussen de locatie Ampèrestraat 1a en de woonomgeving bedraagt ca. 60 meter richting de bedrijfshal en 100 meter richting de open opslag.

Op het buitenterrein vinden op- en overslagactiviteiten plaats. Het buitenterrein beschikt over een portaalkraan. Het bedrijf is te beschouwen als een groothandel in bouwmaterialen, categorie 3.2. Hiervoor wordt als richtafstand tot woningbouw 100 meter gehanteerd. Dominant bepalend voor dit bedrijf is de geluidsuitstraling. Het zal echter niet zo zijn dat alle categorie 3.2-bedrijven op deze locatie inpasbaar zijn. Om deze reden is op deze locatie een verbijzondering voor deze bedrijfsactiviteit aangegeven. De in het bestemmingsplan aangegeven onderliggende bedrijfscategorie is voor deze bedrijfszone aanvaardbaar.

Koninklijke Drukkerij c.c. Callenbach bv., Gildestraat 11b, drukkerij

De afstand tussen de locatie Gildenstraat 11b en de woonomgeving bedraagt ca. 80 meter richting de bedrijfshal. Alle activiteiten vinden inpandig plaats.

Het bedrijf is te beschouwen als een drukkerij (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen), categorie 3.2. Hiervoor wordt als richtafstand tot woningbouw 100 meter gehanteerd. Dominant bepalend voor dit bedrijf is de geluidsuitstraling. Callenbach bv is op basis van een akoestisch onderzoek inpasbaar gebleken. Het zal echter niet zo zijn dat alle categorie 3.2-bedrijven op deze locatie inpasbaar zijn. Om deze reden is op deze locatie een verbijzondering voor deze bedrijfsactiviteit aangegeven. De in het bestemmingsplan aangegeven onderliggende bedrijfscategorie is voor deze bedrijfszone aanvaardbaar.

Coöperatie Arkervaart, Westkadijk 4 en 3a

De afstand tussen de locatie aan de Westkadijk en de woonomgeving bedraagt ca. 55 meter. Het bedrijf dient te worden beschouwd als een categorie 4.1.-bedrijf. Hiervoor wordt als richtafstand tot woningbouw 200 meter gehanteerd. Dominante milieuaspecten bij mengvoederbedrijven betreffen geur, geluid en verkeersafhandeling. Gezien de situering van dit bedrijf of relatief korte afstand van woonomgeving en de matige verkeersontsluiting achten wij deze bedrijfsactiviteiten niet gewenst op deze locatie. Om deze reden is op deze locatie een verbijzondering voor deze bedrijfsactiviteit aangegeven. Bestaande rechten zullen op deze wijze worden gerespecteerd. De in het bestemmingsplan aangegeven onderliggende bedrijfscategorie 3.1 is voor deze bedrijfszone aanvaardbaar.

P.I.B. Beheer B.V., Nijverheidsstraat 8, 8a, 8b en 8c

Op deze locatie zijn al jaren onder andere de volgende bedrijven gevestigd:

  1. 1. SCH Holland B.V., een koudbandwalserij met productieoppervlak van meer dan 2.000 m2 , categorie 5.2;
  2. 2. Bronswerk Heat Transfer B.V. , ontwerpen, fabriceren en installeren van pijp-romp warmtewisselaars, luchtgekoelde koelers, ventilatoren, verhitters, condensoren e.d., categorie 4.1;

De algemeen toegestane milieucategorie ter plaatse is categorie 3.2. Voor deze locaties geldt dat niet alle categorie 4.1 en 5.2-bedrijven op deze locatie inpasbaar en/of gewenst zijn. Om deze reden is op deze locatie een verbijzondering voor de huidige bedrijfsactiviteit aangegeven. Bestaande rechten zullen op deze wijze worden gerespecteerd. Gevestigde bedrijven beschikken over benodigde vergunningen.

In het planvoorstel gewenste bedrijfscategorieën

Het betreffende bedrijventerrein bestaat qua bedrijventypering uit diverse deelgebieden; enkele deelgebieden zijn meer ingericht voor lichtere bedrijfscategorieën, enkele deelgebieden voor reguliere industrie en enkele deelgebieden voor zwaardere industrie. In het planvoorstel is met de categorisering hiermee rekening gehouden. Concreet houdt dit in dat daar waar het mogelijk is een zware bedrijfscategorie wordt toegestaan. Binnen deze zware bedrijfscategorieën zijn geen kantoorachtige bedrijfsactiviteiten gewenst. Voor kantoren achten wij een hoogwaardigere omgeving meer gewenst.

Daar waar sprake is van regulier industrie of zwaardere industrie heeft het onze voorkeur om bedrijfsactiviteiten niet te mengen met wonen. Hier worden, met eerbiediging van de bestaande woningen, (bedrijfs)woningen uitgesloten. Planregels zijn als zodanig gesteld.

Bestaande risicobedrijven worden toegestaan door middel van specifieke benoemingen. Gezien de ligging van het bedrijfsterrein ten opzichte van de woonomgeving en overige kwetsbare objecten zou een eventuele vestiging van een nieuw risicobedrijf mogelijk kunnen zijn. Dit is echter ook afhankelijk van de exacte ligging. Om deze reden worden nieuwe risicobedrijven niet generiek toegestaan maar zal dit via een specifieke vrijstelling geschieden. Uitgangspunt hierbij zal het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid zijn. Voor een eventuele medewerking aan een vrijstelling voor een risicobedrijf zal de aanvaardbaarheid van de (rest)risico-effecten op de omgeving op dat moment worden beoordeeld.

Zonemodel

Op dit moment zijn slecht een zeer beperkt aantal “grote lawaaimakers” gevestigd op de Arkervaart. Het betreft Arla food en de Asfaltcentrale Nijkerk (ACN). Slechts die plandelen waar “grote lawaaimakers” zijn gevestigd of waar vestiging van dit soort “grote lawaaimakers” mogelijk is, dienen te worden bestemd voor deze “grote lawaaimakers”. Op dit ogenblik maakt een groter deel van het bedrijventerrein onderdeel uit van het gebied waar zich grote lawaaimakers mogen vestigen dan daadwerkelijk het geval is.

Het is mogelijk om voor een bedrijventerrein een bestemmingsplan vast te stellen waarin “grote lawaaimakers” worden uitgesloten. In het kader van het beperken van de administratieve lasten is dit dezoneren daar waar dit mogelijk is gewenst. Dit is echter alleen mogelijk daar waar deze “grote lawaaimakers” niet aanwezig zijn en niet gewenst zijn.

Het plandeel ten noorden van de Ambachtstraat, ten oosten van de Watergoorweg en ten westen van de Berencamperweg bevat “grote lawaaimakers”. Ook vanuit een goede ruimtelijke invulling zijn “grote lawaaimakers” hier niet ongewenst. Voor dit plandeel wordt de vestiging van “grote lawaaimakers” toegestaan op grond van dit bestemmingsplan. Voor het overige plandeel achten wij het toestaan van “grote lawaaimakers” niet gewenst en noodzakelijk. In het paragraaf 4.4 Geluid wordt nader op deze aspecten ingegaan.

Huidige aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten rond het plangebied

De aanwezige huidige bedrijvigheid rond dit plangebied is geïnventariseerd. Geïnventariseerd is of rond het plangebied ook bedrijfsactiviteiten aanwezig zijn met een zodanige invloed dat deze beperkingen opleveren voor het plangebied. Gedacht kan hierbij worden aan risicobedrijven, buiten het plangebied gelegen, met een invloedsgebied binnen het plangebied of aan bedrijven met een forse geurcontour. Voor deze inventarisatie is gekeken tot een ruime afstand buiten het plangebied. Binnen het plangebied zullen geurgevoelige objecten en kwetsbare objecten zoals grotere kantoren en woonfuncties worden uitgesloten.

Risicobedrijven

Rond het plangebied zijn, ook op ruimere afstand bekeken, geen risicobedrijven aanwezig waarvan de risicocontouren tot in het plangebied reiken. Nadere aandacht aan risicobedrijven, die buiten het plangebied zijn gelegen is dan ook niet noodzakelijk.

Agrarische bedrijven

Rond het plangebied zijn diverse agrariërs gelegen. Uit inventariserend onderzoek met als basis de nieuwe rekenmethodiek zoals vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is gebleken dat de geur voorgrond belasting en achtergrondbelasting als gevolg van cumulatie van geur door omliggende agrariërs geen relevante rol speelt. Er is geen sprake van een overbelaste geursituatie in het plangebied veroorzaakt door omliggende agrariërs. Bij toekomstige vergunningverlening aan agrariërs zal rekening worden gehouden met deze geurverordening. Toekomstige overbelaste geursituaties worden op deze wijze voorkomen.

4.3 Fysieke Veiligheid

Inleiding

Het aspect fysieke veiligheid beoogt het beschermen van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) ongevallen en rampen. Ondanks de gerealiseerde veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen blijft er een restrisico waarbinnen incidenten plaats kunnen vinden.

Om de effecten van een incident zoveel mogelijk te beperken, is het noodzakelijk dat hulpverleningsdiensten adequaat op kunnen treden en dat burgers zich in veiligheid kunnen brengen.

Bij nieuwe of bij het actualiseren van bestaande bestemmingsplannen toetst de afdeling Veiligheid & Hulpverlening het conceptplan op fysieke veiligheidsaspecten aan landelijke1, regionale en gemeentelijke richtlijnen en/of regelgeving. Als externe veiligheid een rol speelt adviseert de regionale brandweer op grond van het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi) en/of de "Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" over het groepsrisico over de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid in het plangebied.

Voor het opstellen van het brandweeradvies met betrekking tot de fysieke veiligheid in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein 1" hanteert de brandweer een aantal afwegingsaspecten:

  1. 1. bereikbaarheid;
  2. 2. opkomsttijd;
  3. 3. bluswatervoorziening;
  4. 4. bestrijdbaarheid / zelfredzaamheid;
  5. 5. sirenedekking;
  6. 6. samenhang veiligheidsketen.

Bij het hoofdstuk fysieke veiligheid en het hoofdstuk externe veiligheid zijn de adviezen en aanbevelingen zoals deze zijn opgesteld door de (regionale) brandweer verwerkt.

Bereikbaarheid

Een goede en dus snelle bereikbaarheid van branden en ongevallen heeft een belangrijke invloed op de effectiviteit van het brandweerwerk en daarmee op de veiligheid van de burgers. Onder een goede bereikbaarheid wordt verstaan dat gebouwen, binnen de hiervoor gestelde opkomsttijden te bereiken zijn.

Het uitgangspunt voor een goede bereikbaarheid is dat een gebied via minimaal twee ontsluitingswegen toegankelijk dient te zijn. De vluchtwegen dienen voldoende capaciteit te hebben om de volledige populatie uit het gebied te kunnen evacueren (ook als een vluchtweg is afgesloten) én om hulpverleningsdiensten het gebied in te laten komen. Vooral bij industrieterreinen is het van belang dat de mogelijkheid bestaat om bij een incident met gevaarlijke stoffen bovenwinds aan te rijden.

De inrichting van de openbare ruimte moet voldoen aan artikel 2.5.3 van de gemeentelijke bouwverordening (bijlage A). De inrichting van de ruimte kan bestrijding negatief of positief beïnvloeden. Daarbij gaat het tevens om de opstelmogelijkheden bij de bron om in de belaste omgeving het materiaal op te stellen.

Over het algemeen geldt dat het industrieterrein Arkervaart een goede ontsluiting heeft. Het gebied is veelal bereikbaar via twee ontsluitingen.

Opkomsttijd

Een korte opkomsttijd heeft een positief effect op het beperken van het aantal slachtoffers. Gebouwen met een hoger brandrisico, minder zelfredzame personen en/of slechte vluchtmogelijkheden moeten sneller kunnen worden bereikt dan preventief goed uitgevoerde gebouwen met zelfredzame personen. In de Handleiding Repressieve Basisbrandweerzorg staat op objectsoort beschreven binnen welke tijd de brandweer geacht wordt ter plaatse te zijn.

In het plangebied bevinden zich uitsluitend industriële gebouwen of bedrijven. Afhankelijk van de staat van de brandwerende scheidingen geldt hiervoor een opkomsttijd van 8 of 10 minuten voor de 1e tankautospuit en 10 of 12 minuten voor de 2e tankautospuit.

De genoemde opkomsttijden zijn voor het bedrijventerrein Arkervaart haalbaar.

Bluswatervoorziening

Bij een bluswatervoorziening wordt onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen. Dit onderscheid is van belang omdat de eisen die aan de parameters: afstand, capaciteit en bereikbaarheid worden gesteld voor de diverse bluswatervoorzieningen verschillend zijn2.

De basiskenmerken van deze drie voorzieningen zijn:

  • De primaire bluswatervoorziening bestaat uit brandkranen op het drinkwaterleidingnet;
  • De secundaire bluswatervoorziening uit bronnen (grondwater)/vijvers en kanalen (oppervlaktewater)/blusriool (regenwater/oppervlaktewater);
  • De tertiaire bluswatervoorziening zijn vijvers en kanalen (oppervlaktewater) op grote afstand.
Bluswatervoorziening
Parameters Primair Secundair Tertiair
Capaciteit (in m3/uur) 60 of 30 (permanent) 90 (minimaal 4 uur) 240 (permanent)
Afstand tot object 40 meter 320 meter 2.500 meter
Bereikbaarheid door brandweervoertuig max. 15 meter max. 8 meter max. 50 meter

Tabel: Eisen bluswatervoorziening

Door de aanwezigheid van de pvc waterleidingen met een diameter van 110 mm en 60 mm is de capaciteit van de primaire bluswatervoorziening over het algemeen voldoende tot goed. De ontwikkeling dat vanuit drinkwateroogpunt de waterleidingmaatschappijen in de toekomst overgaan op kleinere leidingdiameters heeft waarschijnlijk ook gevolgen voor de capaciteit van de primaire bluswatervoorziening. Mogelijke alternatieven zullen worden onderzocht. Hier dient binnen werkprocessen rekening mee te worden gehouden.

De secundaire bluswatervoorziening is in het gebied toereikend. Maar biedt geen 100% dekking. Vanwege de centraal in het plangebied gelegen Arkervaart (kanaal) kan aanleg van extra voorzieningen hieromtrent achterwege blijven, mits de brandweer in haar planvorming en materieelbestand daar rekening mee houdt. De geplande vervanging van het personeels- en materiaalvoertuig noodzaakt daarom een visie op de uitvoering en inrichting van dit voertuig die uitgaat van het optimaal benutten van deze bluswatervoorziening.

Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Voor een goede bestrijdbaarheid van een incident is het van belang dat de bereikbaarheid, opkomsttijd, bluswatervoorziening en brandpreventieve voorzieningen toereikend zijn. Hiervoor dienen de in dit advies beschreven actiepunten uitgevoerd te worden. Daarnaast speelt de zelfredzaamheid van burgers een rol. Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Dit kan door schuilen en indien nog mogelijk vluchten uit het bedreigde gebied.

Het zelfredzame vermogen van personen in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen.

Ruimtelijke inrichting kan op verschillende manieren inspelen op de zelfredzaamheid. Zo dienen bouwwerken minimaal te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit. Vluchtroutes in gebouwen zijn hierin ook geregeld, deze dienen zoveel mogelijk tegengesteld van elkaar te zijn gelegen. Op deze wijze kan in bijna alle situaties een vluchtrichting van de bron af gelegen zijn.

Het gebied bestaat hoofdzakelijk uit industriële gebouwen en bedrijven. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden deze objecten aangeduid als beperkt kwetsbaar. Het merendeel van de mensen zal, indien tijdig gewaarschuwd, zelfredzaam zijn.

Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS)

De Regionale Brandweer heeft conform artikel 3 van de Brandweerwet 1985 o.a. de wettelijke taak zorg te dragen het voorbereiden van de coördinatie bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen én het waarschuwen van de bevolking middels het sirenenet. Eén van de taken die uit deze verantwoordelijkheden voortvloeit is, in overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (afgekort tot BZK), het inrichten en onderhouden van een optimaal dekkende verdeling van de sirenes van het waarschuwings- en alarmeringssysteem (afgekort tot WAS) in haar verzorgingsgebied.

De sirenes worden eens per maand op een vast moment in heel Nederland getest, om te controleren of de apparatuur werkt.

Bij het actualiseren van een bestemmingsplan en/of uitbreidingen in het gebied wordt bekeken of de bestaande sirenes het gehele gebied kunnen afdekken.

Voor de Arkervaart geldt dat een deel buiten het dekkingsgebied van een van de sirenes valt, namelijk het deel ten noorden van de Handelsstraat/Patroonstraat. Dit deel valt buiten het (theoretische) bereik van sirenemasten (nr. 45250 en 45243).

Aangezien er in het gebied risicobedrijven zijn gevestigd is het uit veiligheidsoogpunt noodzakelijk onderzoek te doen naar het werkelijke bereik van de genoemde masten en dient zo nodig naar een oplossing te worden gezocht om de mensen in het betreffende gebied in geval van een incident adequaat te kunnen waarschuwen. Dit kan bijvoorbeeld door het bijplaatsen van een sirene.

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

In het gebied bevinden zich enkele bedrijven die in geval van een incident een effect-gebied hebben dat buiten de eigen kavelgrens reikt. Snel en adequaat optreden is zeker bij deze objecten noodzakelijk om zodoende de effecten te beperken.

Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Knelpunten in de hulpverlening die voorkomen uit de ruimtelijke inrichting dienen voorkomen of beperkt te worden.

Door ons is gekeken naar de:

  • A. bereikbaarheid van risicobronnen;
  • B. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen;
  • C. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen;
  • D. zelfredzaamheid van de (binnen de effectafstanden) aanwezige personen.

A. bereikbaarheid van risicobronnen

De bereikbaarheid van alle risicobedrijven is goed. De bedrijven zijn via meerdere zijden te bereiken. Hierdoor bestaat altijd de mogelijkheid om bij een incident met gevaarlijke stoffen bovenwinds aan te rijden.

B. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen

De opstelmogelijkheden voor brandweervoertuigen is bij alle risicobedrijven goed.

C. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen

In het gebied is de bluswatervoorziening over het algemeen voldoende. Dit geldt ook voor de primaire bluswatervoorzieningen bij de risico-objecten. Ook kan de Arkervaart gebruikt worden voor bluswater.

D. zelfredzaamheid bij de risicobron

De zelfredzaamheid van mensen in het plangebied is van belang voor het beperken van slachtoffers.

De op het bedrijventerrein aanwezige personen zullen over het algemeen fysiek in staat zijn om zelfstandig te vluchten mits tijdig gewaarschuwd. Daarnaast is het van belang dat er voldoende vluchtmogelijkheden zijn.

De zelfredzaamheid is goed te noemen.

  1. 1. In dit brandweeradvies staan tekstdelen uit de "Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico", augustus 2004.
  2. 2. In de "Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid" zijn de richtlijnen, inclusief achtergronden en motivatie, opgenomen die door de brandweerkorpsen in Twente worden gehanteerd.

4.4 Geluid

Algemeen

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Rondom een bedrijventerrein of een deel van het bedrijventerrein dient een geluidszone te worden vastgesteld als op dit bedrijventerrein zich bedrijven kunnen vestigen die in artikel 2.4 van het Inrichtingen - en vergunningenbesluit milieubeheer worden gespecificeerd als bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. In de praktijk ook wel “grote lawaaimakers” genoemd. In de Wet geluidhinder zijn dergelijke terreinen gedefinieerd als “Industrieterrein”.

Wet geluidhinder

Industrielawaai

Rond een industrieterrein dient een geluidzone te worden vastgesteld waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen buiten de grens van het industrieterrein, maar die binnen de geluidszone liggen of komen te liggen, geldt in beginsel een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) op de uitwendige scheidingsconstructie. Voor geluidgevoelige terreinen geldt dit ter plaatse van de

terreingrens. Een woning of andere geluidsgevoelige bestemmingen, gelegen op een gezoneerd industrieterrein, hoeven op grond van de Wet geluidhinder niet te worden beschermd.

Een geluidszone rond een industrieterrein omvat de 50 dB(A)-contour vanwege alle activiteiten van alle inrichtingen op het industrieterrein die onder de Wet milieubeheer vallen. De ligging van de geluidszone is een afweging tussen de geluidsruimte voor de bedrijven en de bescherming van de omliggende woningen (of andere geluidsgevoelige bestemmingen).

Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde overschrijdt dient onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden om de geluidsbelasting te reduceren. Dit kan door middel van bronmaatregelen of maatregelen in de overdracht (bijv. Afscherming). Indien blijkt dat deze maatregelen niet mogelijk en/of onvoldoende doeltreffend blijken te zijn kunnen Burgemeester en Wethouders afwijken van de voorkeursgrenswaarde en een hogere grenswaarde vaststellen.

In de Wgh is daarvoor een bovengrens opgenomen voor woningen, de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) . Indien de geluidsbelasting hoger is dan deze waarde, dan is het realiseren van woningen niet mogelijk. Als de geluidsbelasting ligt in de bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidsbelasting - het aandachtsgebied - dan is het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen aan restricties gebonden en onder voorwaarden mogelijk. De waarde in het aandachtsgebied wordt een 'hogere waarde' genoemd. De vaststelling van

deze hogere waarde wordt middels een formele procedure vastgesteld door burgemeester en wethouders, conform Hoofdstuk VIIIa Wgh. Een vastgestelde hogere waarde kan slechts eenmaal middels een hogere grenswaarde procedure met maximaal 5 dB(A) worden verhoogd - artikel 55 Wgh.

Voor andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen kan eveneens een hogere waarde worden vastgesteld. De waarden van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting alsmede de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) zijn in een algemene maatregel van bestuur vastgesteld - Besluit geluidhinder (Bgh) artikel 2.1 en 2.2. De definitie van andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is opgenomen in artikel 1 Wgh en nader gespecificeerd in het artikel 1.2 Bgh.

Binnenwaarden

Aan de vaststelling van de hogere waarden koppelt de Wgh eisen aan de geluidwerendheid van de geluidsbelaste gevel, hetgeen tot uitdrukking komt in de maximale binnenwaarde of het binnenniveau.

De Wet geluidhinder bepaalt in hoofdstuk VIIIb 'Binnenwaarden van aanwezige of in aanbouw zijnde woningen en gebouwen in zones', artikel 111, dat indien voor gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting - vanwege een industrieterrein - als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten

ramen ten hoogste 35 dB(A) bedraagt. Hetgeen het zogeheten binnenniveau betreft en als zodanig ook is opgenomen in het op de Woningwet gebaseerde Bouwbesluit – ex artikel 3.1 en 3.2. In het geval van een bestaande situatie met een hogere geluidsbelasting dan 55 dB(A) is vastgesteld - met gebruikmaking van artikel 63 lid 2 Wgh - geldt een binnenniveau van ten hoogste 40 dB(A). De aan de gevel berekende waarden worden gebruikt om te bepalen welke maatregelen er moeten worden

getroffen om aan de vereiste binnenwaarde te voldoen.

In artikel 113 Wgh is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur – Besluit geluidhinder (Bgh) - voor daarbij aan te wijzen andere geluidsgevoelige gebouwen met betrekking tot de in de artikelen 111 geregelde binnenniveau, overeenkomstige regels kunnen worden gesteld. De vereiste binnenwaarde zijn opgenomen in artikel 2.4 en 2.5 Bgh en gekoppeld aan het type verblijfsruimte, zoals gedefinieerd in artikel 1.1, onder e. Bgh. Ook hier is een onderscheid gemaakt tussen gebouwen met een geluidsbelasting tot en met 55 dB(A) en hogere dan 55 dB(A), respectievelijk de artikelen 2.4 en 2.5. Voor de meer geluidsgevoelige verblijfsruimten geldt een binnenwaarde van ten hoogste 30 dB(A) en bij meer dan 55 dB(A) op de gevel een binnenwaarde van ten hoogste 35 dB(A) en voor de overige geluidsgevoelige verblijfsruimten gelden respectievelijke binnenwaarde van ten hoogste 35 dB(A) en 40 dB(A).

Hogere waarden

Wettelijk kader

Het wijzigen van de buitengrens en het verkleinen van de binnengrens hebben tot gevolg dat (bedrijfs-)woningen of andere geluidsgevoelige objecten binnen de geluidzone komen te liggen. De geluidsgevoelige objecten voldoen dan niet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Indien de geluidsgevoelige objecten zijn gelegen in het aandachtsgebied - tussen de voorkeursgrenswaarde en maximaal toelaatbare geluidsbelasting op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) - is het behouden en realiseren van geluidsgevoelige objecten aan restricties gebonden en onder voorwaarden mogelijk. Indien de geluidsbelasting op de gevel van bestaande geluidsgevoelige objecten de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) overschrijdt, ontstaat een saneringssituatie.

Voor de geluidsgevoelige objecten is derhalve het vaststellen van 'hogere waarden' noodzakelijk. Met de inwerkingtreding van de herziene Wet geluidhinder per 1 januari 2007 ontstaat voor het college van burgemeester en wethouders - met in achtneming van artikel 110a van de Wgh – de mogelijkheid om op verzoek hogere waarden vast te stellen, indien het vasthouden aan de voorkeursgrenswaarden tot knelpunten zou leiden. Artikel 110a lid 5 bepaalt dat 'indien maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet vanwege stedenbouwkundige of financiële aard' kan een hogere waarde worden vastgesteld.

Tevens is in de Wgh de mogelijkheid gecreëerd om geluidsgevoelige objecten met zogenaamde dove gevels te realiseren. Aangezien de Wet geluidhinder uitgaat van het toetsen van de geluidsbelasting aan een gevel, zijn plannen waarbij er als het ware een geluidsscherm aan de gevel wordt gebouwd (vliesgevel) of er een gevel komt zonder te openen delen (dove gevel), volgens de definitie uitgezonderd van toetsing - ex. Artikel 1b lid 5 Wgh. Hierdoor wordt het mogelijk te bouwen op geluidsbelaste locaties. Belangrijk is dan dat er sprake is van een geluidsluwe zijde.

Vast te stellen hogere waarden

In de geluidzone zijn een groot aantal (bedrijfs-)woningen en woonboten gelegen. Andere geluidsgevoelige objecten -, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidzorggebouwen - waarvoor op basis van de Wgh of Bgh een hogere waarde dient te worden vastgesteld, zijn niet in de geluidzone gelegen. De procedure voor verhoging of ontheffing van de hogere grenswaarden loopt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure.

In de geluidzone zijn woningen gelegen, waarvoor geen hogere waarde is vastgesteld op basis van de vigerende geluidzone middels een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde. Voor deze woningen is ex artikel 46 Wgh een tweede ontheffing mogelijk met maximale verhoging van 5 dB(A) ten opzichte van eerder vastgestelde hogere waarde. Voor de overige woningen is een hogere waarde vastgesteld ex artikel 45 Wgh, de maximaal toelaatbare geluidsbelasting betreft in dit geval - bestaande woningen - ten hoogste 60 dB(A). Voor de tabel met hogere waarden en eerder vastgestelde waarden wordt verwezen naar bijlage 3 van het akoestisch onderzoek, zoals bijgevoegd in Bijlage 1.

In de praktijk verandert voor de bestaande woningen er niets, de geluidsbelasting blijft gelijk. De hogere waarde is enkel geformaliseerd middels een ontheffingsprocedure op basis van de feitelijke geluidzone in het voorliggende bestemmingsplan.

Bestaande situatie

Op dit moment zijn slecht een zeer beperkt aantal “grote lawaaimakers” gevestigd op de Arkervaart. Het betreft Arla food en de Asfaltcentrale Nijkerk (ACN). Slechts die plandelen waar “grote lawaaimakers” zijn gevestigd of waar vestiging van dit soort “grote lawaaimakers” mogelijk is ,dienen te worden bestemd voor deze “grote lawaaimakers”. Op dit ogenblik maakt een groter deel van het bedrijventerrein onderdeel uit van het gebied waar zich grote lawaaimakers mogen vestigen dan daadwerkelijk het geval is.

Het is mogelijk om voor een bedrijventerrein een bestemmingsplan vast te stellen waarin “grote lawaaimakers” worden uitgesloten. In het kader van het beperken van de administratieve lasten is dit dezoneren daar waar dit mogelijk is gewenst. Dit is echter alleen mogelijk daar waar deze “grote lawaaimakers” niet aanwezig zijn en niet gewenst zijn.

Het plandeel ten noorden van de Ambachtstraat, ten oosten van de Watergoorweg en ten westen van de Berencamperweg bevat “grote lawaaimakers”, ook vanuit een goede ruimtelijke invulling zijn “grote lawaaimakers” hier niet ongewenst. Voor dit plandeel wordt de vestiging van “grote lawaaimakers” toegestaan op grond van dit bestemmingsplan. Voor het overige plandeel achten wij het toestaan van“grote lawaaimakers” niet gewenst en noodzakelijk.

Toekomstige situatie

De gemeente is met dit besluit (het vaststellen van de geluidzone 2012) voornemens om het gedeelte Watergoor uit te sluiten voor de vestiging van zogeheten grote lawaaimakers. Dit terreindeel kan dan ook gezien worden als bedrijventerrein.

Het overige deel van het terrein zal gezien worden als industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. De gemeente Nijkerk is van plan om rond het nieuwe industrieterreinen in de zin van de Wet geluidhinder een gewijzigde geluidszone vast te stellen. En daarnaast voor de terreindelen die buiten het gezoneerde industrieterrein komen te liggen een beleidskader op te nemen ter voorkoming van ongewenste situaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0008.jpg"

Zoals hierboven aangegeven wijzigt de omvang van de geluidszone. Met deze bestemmingsplan procedure wordt de voorgestelde zone planologisch vastgelegd. De geluidzone die bij het industrieterrein hoort heeft tot doel milieuoverlast in de vorm van geluidhinder te normeren. Dit betekent dat de zone geen informatie geeft over de beschikbare geluidruimte binnen de zone. Om toch te kunnen beschikken over een juridisch instrumentarium voor het zonebeheer wordt in dit bestemmingsplan gekozen voor een systeem waarbij geluidruimte wordt toegedeeld aan de bedrijfsgronden.

Indirecte hinder: verkeersaantrekkende werking

Voor bedrijven op gezoneerde industrieterreinen wordt het aspect verkeersaantrekkende werking buiten beschouwing gelaten.

Geluidverkaveling (zonebeheer)

Algemeen

Op grond van het huidige bestemmingsplan kan elk daarop gevestigd bedrijf, via een verandering van zijn milieuvergunning, een fatale claim op de beschikbare geluidruimte leggen. Het gevolg is dat het bedrijventerrein akoestisch 'op slot' wordt gezet. Nieuwe bedrijven kunnen zich vervolgens niet meer vestigen en bestaande bedrijven kunnen zich niet meer verder ontwikkelen ondanks het feit dat zij daar bijvoorbeeld qua grondpositie wel de mogelijkheid toe hebben. Dit probleem is niet exclusief voorbehouden aan de Nijkerker situatie. Integendeel, het betreft hier een landelijk probleem. Een goed en adequaat en een goede organisatie van het zonebeheer is noodzakelijk om aan deze praktijk een einde te maken. Voor de Nijkerker situatie voorziet het onderhavige bestemmingsplan in die voorwaarde.

Zonebeheer versus zonebewaking

Onder zonebewaking is te verstaan: “het waken voor het overschrijden van geluidgrenswaarden”. Zonebewaking staat in het teken van het “overlastmotief”. Zonebeheer daarentegen, is het omgaan met de beschikbare geluidruimte. Dit bestemmingsplan richt zich derhalve ook op zonebeheer en derhalve niet op zonebewaking. Zonebeheer staat in het teken van het motief van een 'goede ruimtelijke ordening'. Zonebewaking is krachtens de Wgh het exclusieve domein van de Wet milieubeheer (Wm). Dit volgt uit het feit dat de zonegrens ex artikel 40 Wgh is ingesteld om overlast in de vorm van geluid effectief tegen te gaan. Artikel 2.14 lid 1 sub c onder 2 Wabo (voorheen: artikel 8.8. lid 3 sub a. Wm) bepaalt dat de zonegrens in acht moet worden genomen.

De Wgh heeft uitsluitend zonebewaking tot doel en derhalve niet het zonebeheer. Dat blijkt uit het feit dat de Wgh voor de geluidbelasting op het industrieterrein zelf geen normen bevat3. De Wgh legt uitsluitend een relatie met de Wm als het gaat om zonebewaking. De milieuvergunning komt dan ook uitsluitend relevantie toe in het kader van de zonebewaking. De milieuvergunning reguleert de geluidbelasting op de zonegrens. Binnen de zone, dus in het kader van het zonebeheer, komt aan de milieuvergunning geen relevantie toe.

De geluidbelasting op het industrieterrein is een terrein waarover noch de Wgh, noch de Wm zich uitstrekken. Voor veel industrieterreinen, waaronder Bedrijventerrein 1, ontstaat daardoor een vacuüm aangezien de gemeentelijke praktijk zich doorgaans beperkt tot zonebewaking. Dit heeft tot gevolg dat op oneigenlijke wijze, namelijk via de milieuvergunning krachtens de Wm, ruimtelijke claims worden gelegd op de zone. Dat manifesteert zich in het feit dat een milieuaanvraag getoetst wordt aan de beperkingen die de bestaande vergunningen al op de zonegrens hebben gelegd. De ruimtelijke mogelijkheden binnen de zone van de één worden dus beperkt door milieurechten van de ander.

Zonebeheer via het bestemmingsplan

Het eerder genoemde vacuüm kan uitsluitend via de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden opgevuld. De ruimtelijke ordening moet haar intrede doen op het gezoneerde industrieterrein, in die zin dat via het ruimtelijke instrumentarium een ordening tot stand wordt gebracht op het industrieterrein. Een geluidverkaveling, vertaald naar regels in een bestemmingsplan (geluidemissie per kavel), is daartoe het geschikte middel. Een dergelijk bestemmingsplan wordt een “geluidverkavelingsplan” genoemd. Is eenmaal een bestemmingsplan vastgesteld voor het zonebeheer, dan bepaalt dat bestemmingsplan de mate waarin de geluidruimte op het industrieterrein gebruikt mag worden. De oneigenlijke ruimtelijke claims die via de milieuvergunning op de zone (niet zijnde de zonegrens) zijn gelegd worden daarmee illusoir. Het in normatieve zin 'braakliggende terrein' van de zone is dan immers ingenomen door normering van de geluidgebruiksruimte in het bestemmingsplan.

Bedacht dient te worden, dat het geluidverkavelingsplan is ingegeven door ruimtelijke overwegingen. Het oogmerk van de regeling is immers een 'goede ruimtelijke ordening' van de geluidgebruiksruimte op het gezoneerde industrieterrein. Met het opnemen van geluidnormen in het bestemmingsplan wordt aldus een optimale invulling van het bedrijventerrein beoogd. De betreffende normen hebben niet ten doel de kwaliteit van het milieu te beschermen. Daarmee zijn deze eisen niet aan te merken als een milieukwaliteitsnorm.

Zonebeheerplan als alternatief voor geluidverkavelingsplan

Met ingang van 1 januari 2007 is de Wgh gemoderniseerd. Bij die gelegenheid is het instrument van het Zonebeheerplan in de wet verankerd. In het kader van het vooronderzoek voor dit bestemmingsplan is onderzocht in hoeverre met dit specifieke instrument uit de Wgh een juridisch bindende geluidverkaveling tot stand zou kunnen worden gebracht. Gebleken is dat dit niet het geval is. In de artikelen 163 en 164 Wgh is aan burgemeester en wethouders slechts de opdracht gegeven om via de opstelling van een zonebeheerplan voldoende informatie beschikbaar te hebben over de geluidruimte binnen de zone. Buiten deze beperkte werking, laat de wettekst geen ruimte voor de opvatting dat aan het zonebeheerplan een verderstrekkende juridische betekenis toekomt. Daar komt nog bij dat het zonebeheerplan geen probaat middel oplevert om ongewenst geluidgebruik tegen te gaan. Zo bestaat er bijvoorbeeld geen mogelijkheid om voorbereidingsbescherming soortgelijk aan het voorbereidingsbesluit ex artikel 3.7 lid 4 Wro in het leven te roepen. Bovendien vormt het zonebeheerplan geen toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning.

Toedeling geluidsruimte

Om te komen tot een goede toedeling van geluidruimte zijn de bedrijven op het bedrijventerrein onderverdeeld in maatgevende en niet-maatgevende bedrijven. De maatgevende bedrijven betreft een groep bedrijven die tezamen nagenoeg bepalend zijn voor de hoogste geluidbelasting op de zone. Als criterium voor een maatgevende inrichting geldt dat de inrichting een bijdrage op de zonegrens levert van ten minste 25 dB(A). Het gaat hier om 92 bedrijven. Aan de bedrijfskavels van deze bedrijven is geluidruimte toegekend die gebaseerd is op de bestaande situatie.

Door vaststelling van een zone is de maximale geluidbelasting van het industrieterrein op de omgeving vastgelegd. Om binnen de geluidzone een goede ruimtelijke ordening te kunnen bedrijven, is een goede verdeling van de beschikbare geluidruimte over de fysieke ruimte noodzakelijk. De gemeente wil de zone zo beheren dat bedrijven niet onnodig worden belemmerd in hun bedrijfsvoering, lege kavels gebruikt kunnen worden voor nieuwe bedrijven zonder dat er overschrijding van de normen bij woningen optreden. Om aan dat aspect tegemoet te komen, heeft de gemeente Nijkerk er voor gekozen om op perceelsniveau geluidruimte toe te kennen in de vorm van dB/m2 (lees: geluidruimte per m2).

Voor de bedrijven ten noorden van de Ambachtsweg is uitgegaan van een standaard invulling van het terrein van 60 dB(A) etmaalwaarde per m2 terreinoppervlakte. Voor de bedrijven ten zuiden van de Ambachtsweg is uitgegaan van een standaard invulling van 50 dB(A) etmaalwaarde per m2 terreinoppervlakte. Voor de meeste bedrijven is deze maat ruim voldoende. Deze maat is ook zodanig ruim dat hiermee recht wordt gedaan aan het karakter van het bedrijventerrein. Aan de kavels van bedrijven die op basis van de bestaande vergunde situatie ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan meer geluidruimte nodig hebben is deze hogere geluidruimte toegekend. Voor de kavels waar nog geen geluidsbron in het zonebeheersmodel was opgenomen is afhankelijk van de nabijheid van woningen buiten het industrieterrein als basis een kavelkental van 50 dB(A), 55 dB(A) of 60 dB(A) etmaalwaarde per m2aangehouden.

Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 is bij een aantal bedrijven rekening gehouden met uitbreiding. Deze uitbreiding is meegenomen bij het bepalen van de geluidruimte.

Voor een uitgebreidere toelichting op dit onderwerp wordt verwezen naar het als Bijlage1 bij deze toelichting behorende Akoestisch onderzoek bestemmingsplan “Toedeling geluidruimte bedrijventerrein 1 te Nijkerk”.

Verkeerslawaai

De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd. Dit onderwerp zal daarom ook niet nader worden beschouwd in het akoestisch rapport.

Railverkeerslawaai

Het plangebied is gelegen buiten het akoestische invloedsgebied van railverkeer. Een nadere beoordeling is daarom ook niet noodzakelijk.

4.5 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Natura 2000

Het Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle vogel- of habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor deze gebieden is "Natura 2000-gebied".

Het plangebied bevindt zich op minder dan 3 km van twee Natura 2000-gebieden. Het eerste gebied heeft de naam “Arkemheen” en ligt ten noorden van de kern Nijkerk. Het gebied is ruim 1.400 hectare groot en bestaat uit twee laaggelegen, lege, open polders langs de Randmeren. Dit zijn de Putterpolder en de Nijkerkerpolder. De polders bestaan tegenwoordig uit deels zilte, graslanden en enkele rietlandjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0009.png"

Het tweede gebied is de "Veluwerandmeren" en dan met name het "Wolderwijd/Nuldernauw". De Veluwerandmeren ontstonden bij de drooglegging van de polders van Flevoland vanaf 1957. Ze betreffen de ondiepe zoetwatermeren Drontermeer, Veluwemeer en Wolderwijd/Nuldernauw die gemiddeld ruim een meter en op sommige plekken tot 5 meter diep zijn. Ter hoogte van Horst bij Harderwijk is in het Wolderwijd met behulp van enige dammen een kunstmatige luwte gecreëerd voor watervogels en ter bevordering van de groei van waterplanten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0010.png"

Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.

Ecologische Hoofdstructuur

De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

De EHS bestaat uit:

  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen;
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).

Ten noordwesten van het plangebied zijn 2 EHS gebieden gelegen, namelijk de Arkervaart die doorloopt tot in het plangebied en het landbouwgebied Arkemheen waar mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer zijn. Ten noordoosten van Nijkerk liggen ook nog gronden die behoren tot de ecologische hoofdstructuur. Deze gebieden zijn dus onderdeel van het netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Onderstaande afbeelding geeft (een deel van) de EHS gebieden binnen een straal van circa 3 kilometer van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0011.jpg"

Ook in de Ruimtelijke Verordening van de provincie is de Ecologische Hoofdstructuur opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen Natuur, Verweven en Ecologische verbindingszone. Het plangebied is niet gelegen binnen één van genoemde gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0012.png"

Aangezien het hier een actualiserend plan betreft, is er geen sprake van nieuwe ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op deze natuurgebieden. Hierdoor hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Omdat dit bestemmingsplan conserverend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen te verwachten.

Naast het aanwijzen van gebieden zijn ook aangewezen dier- en plantensoorten beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Ook hierbij geldt dat omdat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, geen ontheffing op basis van deze wet is vereist.

4.6 Nationaal Landschap Arkemheen-eemland

Omdat het gebied Arkemheen-Eemland een karakteristiek landschap is dat nergens anders in Nederland voorkomt, is het gebied door het rijk aangewezen als nationaal landschap. De extreme openheid, het verkavelingspatroon en veenweidekarakter worden door het rijk omschreven als de drie belangrijkste kernkwaliteiten van het gebied.

De openheid is het resultaat van de eeuwenlange strijd tegen het zeewater. Vanaf omstreeks 1250 tot ver in de zeventiende eeuw is het gebied stapsgewijs bedijkt en ontgonnen in lange stroken. In de polder Arkemheen is nog nooit een ruilverkaveling uitgevoerd, waardoor de oorspronkelijke verkavelingsstructuur helemaal intact is gebleven.

In het gebied is sprake van een veenontginningslandschap, dat vooral wordt gekenmerkt door het ontbreken van vrijwel iedere bebouwing en begroeiing.

Door zijn voormalige ligging op de grens van zoet en zout water had het gebied grote natuurlijke waarden. Door de afsluiting van de Zuiderzee en gedeeltelijke inpoldering van het IJsselmeer zijn die waarden voor een deel verloren gegaan. Maar nog steeds nemen de Eemvallei en polder Arkemheen botanisch en zeker ornithologisch gezien een bijzondere plaats in. Dat is voor een groot deel toe te schrijven aan de grote variatie van de bodem en aan het voedselarme kwelwater dat vanaf de Utrechtse Heuvelrug het lager gelegen land bereikt.

Een groot deel van de gronden in het nationale landschap bestaat uit productieweiland. Toch komen er nog veel bijzondere plantensoorten voor, bijvoorbeeld zwanebloem, valeriaan, kattestaart, hemelsleutel en pijlkruid. Ook de plantensoort zulte kan worden aangetroffen. Dat wijst erop dat er nog steeds zout in de bodem zit, een gevolg van de vroegere overstromingen. Daarnaast komen er in de polder Arkemheen nog rietlandjes voor met orchideeën en ook zilte graslanden met zoutminnende soorten als melkkruid, aardbeiklaver en zilte rus.

Het gebied staat bekend om het grote aantal vogels dat hier voorkomt. De relatief hoge grondwaterstand is daarvan de belangrijkste oorzaak. Delen van het gebied zijn aangewezen als vogelrichtlijngebied. In de polder Arkemheen komen bijvoorbeeld veel kleine zwanen voor. Andere vogels die veel in het nationale landschap worden waargenomen zijn tureluur, grutto, zomertaling, veldleeuwerik, gele kwikstaart, kievit en kwartel. Hermelijn, wezel en haas behoren tot de vaste gasten in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0013.jpg"

Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap, hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.

4.7 Archeologie En Monumenten

Archeologische waarden

In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Archeologische waarden zijn zeker in Nederland veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Nu archeologische waarden in toenemende mate in de planvorming en in de uitvoering van projecten worden meegenomen, is de handicap van deze onzichtbaarheid actueler dan ooit. Om toch greep te krijgen op die nog onbekende archeologie, is door de provincie Gelderland een archeologische verwachtingenkaart opgesteld waarin voor de gehele provincie per deelgebied de archeologische verwachtingen in beeld zijn gebracht (kaart 14 van de structuurvisie van de provincie Gelderland).

Op basis van deze verwachtingenkaart, de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), kan een voorspelling worden gedaan over de archeologische verwachting. Het plangebied bevat een aantal gebieden met een hoge archeologische verwachting.

Sinds de invoering van de WAMZ in 2007 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het archeologisch erfgoed. Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd. De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Nijkerk. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Onderstaand is een deel van de archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente opgenomen.

Verwachtingswaarden

Op basis van een uitgebreide studie van het landschap in relatie tot archeologische vondsten en bewoningsmogelijkheden is een aantal zones vastgesteld die een hoge, middelhoge, lage of overige verwachting hebben..De diepte waarop de eventuele archeologische resten verwacht kunnen worden varieert. Als gevolg van latere landschappelijke ontwikkelingen zijn in sommige delen van Nijkerk deze oude landschappen in latere perioden afgedekt door veen, klei of plaggendekken waardoor de archeologische waarden dieper zijn komen te liggen. De voorkomende archeologische verwachtingswaarden van de archeologische beleidsadvieskaart zijn door de gemeente verdeeld in 11 verschillende (verwachtings)waarden. Voor alle gronden met een te beschermen archeologische verwachtingswaarde is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven om welke verwachtingswaarde het gaat en welke beleidsadviezen van toepassing zijn.

Ondanks het zorgvuldige archeologiebeleid, waarbij indien nodig archeologisch onderzoek plaats vindt, kunnen altijd toevalsvondsten worden gedaan. Hiervoor geldt de verplichting om hier direct melding van te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0001-0006_0015.png"

Rijksmonumenten

In het plangebied bevinden zich twee rijksmonumenten. Het eerste rijksmonument is een tabakspakhuis aan de Westkadijk 2 met de jaartalankers 1769 op de voorgevel. Het tweede rijksmonument is de in 1898 door architect F.A. de Jongh in chaletstijl gebouwde watertoren aan de Westkadijk 7.

Beide monumenten worden beschermd door de Monumentenwet.

4.8 Water

Algemeen

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Vallei & Eem. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.

Beschrijving watersysteem

Het oppervlaktewater op de bedrijventerreinen Watergoor en Arkervaart West wordt bemalen door het gemaal Watergoor. Gemaal Watergoor pompt het regenwater naar de Arkervaart. Het bedrijventerrein Watergoor heeft een verbeterd gescheiden rioolstelsel en heeft een aanzienlijke hoeveelheid waterberging. Het bedrijventerrein Arkervaart West is gescheiden gerioleerd en heeft (relatief) weinig waterberging. Het bedrijventerrein Arkervaart Oost staat in open verbinding met de Arkervaart en heeft ook (relatief) weinig waterberging. Het bedrijventerrein Arkervaart Oost is deels gemengd en deels gescheiden gerioleerd.

Watertoetsproces

De gemeente Nijkerk heeft het Waterschap Vallei & Eem ingelicht over dit bestemmingsplan. Afgesproken is dat indien zich binnen het plangebied in- of uitbreiding van bedrijfspanden plaatsvindt, de volgende zaken overwogen moeten worden:

  • Gebouwen dienen voorbereid te worden op het afkoppelen van verhard dak- en parkeeroppervlakte. Hierbij dienen voorzieningen aangebracht te worden, zodat het eenvoudig mogelijk wordt om bij rioolrenovatie betreffende gebouwen daadwerkelijk af te koppelen. Als in de directe nabijheid een watergang is waarop kan worden afgekoppeld moet deze mogelijkheid gekozen worden.
  • Indien er percelen binnen het plangebied bouwrijp gemaakt worden zal er onderzoek moeten komen naar de noodzaak van draineren van het terrein. Hierin is de grondwaterstand en de waterdoorlaatbaarheid van de bodem van belang. Wanneer blijkt dat drainage noodzakelijk is, dan zal op de betreffende percelen voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen draineren en het water af te voeren op een dichtbij gelegen watergang. Indien deze niet aanwezig is, dan zal bij rioolrenovatie de drainage aangesloten worden.
  • Bij de keuze van materialen voor nieuwe gebouwen binnen het plangebied moet rekening gehouden worden met de uitgangspunten van duurzaam bouwen. Uitlogende materialen mogen niet worden toegepast.
  • Er zal binnen het plangebied gezocht moeten worden naar extra bergingscapaciteit voor water. Dit moet onderdeel uitmaken van de bouwplannen.
  • Tijdens voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw moet rekening gehouden worden met ruimte voor het bestaande riool. Dit met het oog op uitbreiding van het rioolstelsel ter plaatse op het moment van rioolrenovatie. Deze uitbreiding heeft betrekking op de aanleg van een gescheiden stelsel en de daarbij behorende drainagevoorzieningen.

4.9 Bodem

In beginsel is geen bodemonderzoek noodzakelijk, als een bestemmingsplan betrekking heeft op een bestaande situatie. Bij bestemmingsplannen met een wijzigings- en/of afwijkingsbevoegdheid dienen in principe alle vereiste bodemkwaliteitsgegevens bij de goedkeuring van het (moeder)plan beschikbaar te zijn. Indien in een bestemmingsplan een wijzigings- of afwijkingsbevoegdheid is opgenomen, kan er bij wijze van uitzondering mee worden ingestemd dat de noodzakelijke gegevens pas beschikbaar zijn in het kader van het wijzigingsplan- of verzoek tot afwijking. Wel zal via een op te nemen voorwaarde in de planregels moeten worden geregeld dat ten behoeve van de wijziging/afwijking gegevens omtrent de bodem zijn vereist. Daarbij ligt het initiatief voor het uitvoeren van het bodemonderzoek bij de bouwer/ontwikkelaar.

In dit plan zal van de hiervoor genoemde uitzondering gebruik gemaakt worden en zullen de noodzakelijke voorwaarden gekoppeld worden aan de procedure van de wijzigings- en afwijkingsbevoegdheid. De reden hiervan is dat niet bekend is of, en wanneer van de bevoegdheid gebruik gemaakt zal worden en dat de wettelijke eisen ten aanzien van bodemonderzoeken en/of saneringen in de loop der jaren wijzigen. Bovendien hebben onderzoeken in het kader van de omgevingsvergunning (voorheen bouwvergunning) een beperkte geldigheidsduur van circa vijf jaar.

In de planregels is voor zowel de wijzigingsbevoegdheid als ook de afwijkingsbevoegdheid bepaald dat deze procedures pas in gang gezet kunnen nadat door burgemeester en wethouders is beoordeeld dat de bodemkwaliteit aan de actuele wettelijke eisen voldoet. In dit verband kunnen bodemkwaliteitsgegevens en/of saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn.

4.10 Luchtkwaliteit

Algemeen

Ruimtelijke plannen dienen voor luchtkwaliteit te voldoen aan de normen zoals deze zijn gesteld in de wet. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Dit herziene hoofdstuk is in werking getreden op 15 november 2007 en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen zijn grenswaarden opgenomen.

Op basis van artikel 5.16 Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  2. b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  4. d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Achtergrondconcentratie

De ter plaatse optredende luchtkwaliteit (achtergrondconcentratie) wordt door het Rijks Instituut voor Milieu (RIVM) gemonitord. In deze monitoring worden alle aanwezige emissies van verkeer en bestaande industrie meegenomen. De achtergrond in het plangebied voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.

Oordeel

De optredende achtergrondconcentraties voldoen aan de gestelde eisen uit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).

Onderhavig plan betreft een conserverend plan. Deze actualisering heeft geen effect op de optredende achtergrondconcentraties. Individuele bijdragen van individuele bedrijven zullen in het kader van de omgevingsvergunningverlening worden getoetst aan de daarvoor geldende emissienormering.

4.11 Geur

Bedrijven moeten zich aan geurnormen houden. Voor industriële bedrijven gelden andere normen dan voor agrarische bedrijven.

Industriële geur

Industriële bedrijven moeten voor het aspect geur voldoen aan de landelijke normen zoals deze verwoord zijn in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (Ner). De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties en uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. Bij vergunningverlening aan bedrijven wordt hier aan getoetst. Verschillende lokale overheden, met name provincies, geven op lokaal niveau invulling aan het Nederlandse geurbeleid. Zo heeft de Provincie Gelderland er voor gekozen om Gelders Geurbeleid op te stellen. Bij de vergunningverlening aan bedrijven die vallen onder het bevoegd gezag van de Provincie wordt tevens aan dit Gelders Geurbeleid getoetst. De gemeente Nijkerk heeft geen lokaal geurbeleid opgesteld. Bij de individuele vergunningverlening aan bedrijven die onder het bevoegd gezag van de gemeente Nijkerk vallen wordt derhalve getoetst aan de normen zoals deze opgenomen zijn in de Ner.

Verder heeft de Provincie Gelderland specifiek voor de plaatsing van industriële bedrijven binnen de ruimtelijke ordening een interne werkwijze opgesteld "Industriële geur en ruimtelijke ordening in Gelderland - interne werkwijze", 13 september 2007. Dit interne beleidsstuk is gemaakt om toekomstige knelpunten op geurgebied te voorkomen. Onderhavig plan betreft echter met name een actualisatie van reeds bestaande diverse plannen en hier is niet de provincie maar de gemeente het bevoegd gezag. Er wordt derhalve alleen individueel getoetst aan de Ner in het vergunningenspoor.

Agrarische geur

Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. De Wgv vormt het exclusieve toetsingskader voor de beoordeling van geur afkomstig van veehouderijbedrijven. Voor het aspect geur wordt op grond van deze Wet, middels een wettelijk vastgelegd berekeningsprogramma, de geurbelasting van een veehouderijbedrijf op zijn omgeving berekend. Dit geldt voor bedrijven die dieren houden waarvoor een geurnorm is vastgesteld. Er zijn ook bedrijven waar extensieve diersoorten worden gehouden zoals bijvoorbeeld paarden en melkkoeien, voor dergelijke bedrijven gelden vaste afstandsnormen op grond van de Wgv.

Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid voor gemeenten om af te wijken van de wettelijk vastgestelde geurnormen. Deze afwijkende normen moeten vastgesteld worden in een geurverordening die voorzien is van een ruimtelijke onderbouwing. De gemeente Nijkerk heeft op 16 februari 2012 de Geurverordening Nijkerk 2012 vastgesteld. Deze is op 5 april 2012 in werking getreden. In deze verordening is rekening gehouden met te ontwikkelen gebieden in Nijkerk.

Voor de ontwikkeling van diverse plangebieden is in het kader van voornoemde geurverordening de geursituatie in beeld gebracht, daarbij is gekeken naar de voorgrondbelasting, de vaste afstanden en de achtergrondbelasting. Op basis hiervan zijn voor het plangebied Bedrijventerrein 1 geen aangepaste normen of afstanden opgenomen. Conclusie is dat voor wat betreft geurhinder van veehouderijen er geen belemmering voor dit plangebied bestaat. Het leefklimaat voor het plangebied is in de Verordening als "zeer goed" getypeerd. Voor het gehele plangebied geldt derhalve de wettelijke geurnorm voor de bebouwde kom van 3 OU/m³.

4.12 Externe Veiligheid

4.12.1 Algemeen

Door de gemeente Nijkerk is veiligheidsbeleid vastgesteld. Bij het realiseren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de in dit veiligheidsbeleid vastgestelde uitgangspunten.

De risico's, gevaarbronnen binnen, maar ook in de nabijheid van, het plangebied zijn geïnventariseerd. Beoordeelde gevaarbronnen kunnen bedrijven zijn maar ook transportroutes over de weg, rail of vaarwater en buisleidingen.

Beoordeeld is of wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden (individueel) risico en de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het "Risico Register Gevaarlijke Stoffen", het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen.

Voor het beoordelen van transportrisico's is gebruik gemaakt van de circulaire "risico normering vervoer gevaarlijke stoffen" (Rnvgs). Voor het beoordelen van de risico's van de gasleiding is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) als uitgangspunt gehanteerd.

Concreet houdt dit in dat in dit plangebied specifieke locaties zijn aangewezen waar risicobedrijven zich mogen vestigen en dat de hierbij behorende risicocontouren in dit plan zijn vastgelegd. Het streven is om de risicocontouren zoveel mogelijk op het terrein van de risico-inrichting/bron zelf te projecteren. Dit teneinde beperking van het gebruik van terrein van derden zoveel mogelijk te voorkomen. Daar waar veiligheidscontouren zich uitstrekken tot terreinen van derden kan dit beperkingen opleveren voor het gebruik van deze terreinen. In dit plan zijn enkele risicobedrijven aanwezig waarvan de plaatsgebonden risicocontour zich uitstrekt tot buiten de terreingrens van het risicobedrijf. Binnen deze risicocontouren wordt de realisatie van kwetsbare objecten planologisch onmogelijk gemaakt. Door ook (grote) kantoorgebouwen in deze contouren uit te sluiten wordt een relevante toename van het groepsrisico tegengegaan.

In dit plan is er voor gekozen om behalve voor de aanwezige risicobedrijven een specifiek deel van het plangebied aan te wijzen waar Bevi-inrichtingen zich mogen vestigen.

Dit specifieke deel ligt ten noorden van de Ambachtsstraat en hier wil de gemeente een eventuele uitbreiding van de huidig aanwezige Bevi-bedrijven specifiek toestaan en dat geldt ook voor mogelijke aanvragen voor nieuwvestiging van Bevi bedrijven. Uiteraard zal er in beide gevallen via een kwantitatieve risico analyse (QRA) aangetoond moeten worden dat dit mogelijk is. Deze specifieke aanwijzing van een bepaald Bevi-gebied is een wens van de raad en is daarom ook opgenomen in de Nota Externe Veiligheid en in de structuurvisie. Dit betekent dat nieuwvestiging van Bevi-bedrijven niet meer mogelijk is in het resterende plangebied ten zuiden van de Ambachtsstraat. De reeds aanwezige Bevi bedrijven in het plangebied ten zuiden van de Ambachtsstraat mogen alleen uitbreiden, mits via een QRA kan worden aangetoond dat hun nieuwe PR-contour te allen tijde binnen de inrichtingsgrenzen blijft.

Aanwezige risicocontouren zijn op de plankaart verwerkt.

4.12.2 Omgeving

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobedrijven aanwezig die met de effectafstanden tot in het plangebied reiken.

In de directe omgeving van dit plangebied, ten noorden van het plangebied, is een transportroute voor het wegverkeer gelegen waarover gevaarlijke stoffen mogen worden getransporteerd. Het betreft de A28. In de directe omgeving van het plangebied, ten oosten van het plangebied, is een transportroute voor het wegverkeer gelegen waarover gevaarlijke stoffen mogen worden getransporteerd. Het betreft de N301 en N798.

In de directe omgeving van dit plangebied zijn geen transportroutes voor het railverkeer gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

In de directe omgeving van dit plangebied zijn geen transportroutes over het water gelegen waarover significatie hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen gastransportleidingen gelegen behalve de hogedruk aardgastransportleiding die in het plangebied loopt. Deze gastransportleiding wordt in paragraaf 4.12.3 verwoord.

Wegverkeer

Rijkswegen en provinciale wegen zijn aangewezen voor de transport van gevaarlijke stoffen. Zo ook de A28, de N301 en de N798.

Het formele beleidskader rond het vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgelegd in de "Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen" (4 aug 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Op 17 februari 2009 is door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage "voorstel basisnet weg"gepresenteerd. In deze stukken is per relevant wegvak het berekende, huidige en toekomstige, risico weergegeven.

Het blijkt dat de A28, de N301 en de N798 geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour hebben en deze ook niet is te verwacht op basis van de geprognosticeerde toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het optredende groepsrisico voor de huidige en geprognosticeerde situatie blijf ruimschoots onder de oriënterende waarde. Het plasbrandaandachtsgebied van de A28, het gebied waarbij aandacht dient te worden aan de effecten van een plasbrand door vloeistofuitstroom, is zodanig gelegen dat deze buiten de bebouwingsgrenzen van dit plangebied blijft. Nadere aandacht voor de risico's van wegverkeer is dan ook niet noodzakelijk.

4.12.3 Transportroutes voor gevaarlijke stoffen in het plangebied

Wegverkeer

Ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is binnen de gemeentelijke grenzen van Nijkerk geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Nijkerk is zodanig langs snelwegen en provinciale wegen gelegen dat een route gevaarlijke stoffen niet noodzakelijk is. Dit geldt bijvoorbeeld voor het vervoer van goederen naar het bedrijventerrein van dit plangebied, dat gunstig aan de A28 is gelegen. Hierdoor hoeft dit goederenvervoer niet door de bebouwde kom plaats te vinden. Ook de bevoorrading van de lpg-tankstations vindt voor het overgrote deel plaats via doorgaande wegen. De tankstations zijn veelal aan de rand van de bebouwde kom gelegen, waardoor het risico van explosie tijdens het lpg-transport in woonwijken tot een minimum wordt beperkt.

Voor het lokale transport van gevaarlijke stoffen dient de transporteur de bepalingen uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen te allen tijde in acht te nemen. Het lokale transport betreft slechts een beperkt aantal vervoersbewegingen die niet leiden tot risicokansen. Nadere aandacht aan lokaaltransport in het plangebied is om deze reden niet noodzakelijk.

Waterwegen

In het plangebied is een aftakking van het Nijkerkernauw/Nuldernauw gelegen. Deze aftakking maakt het voor beroepsscheepvaart mogelijk tot in het centrum van Nijkerk en dus ook tot in het plangebied te varen. Doorgaande vaart is echter niet mogelijk. Bevoorrading van bedrijven via kades kan plaatsvinden. Enkele bedrijven maken hier ook gebruik van. Laden en lossen van gevaarlijke stoffen vindt aan deze kade niet plaats. Gesteld kan worden dat de transportintensiteit van gevaarlijke stoffen over deze waterweg als zeer gering cq. nul is te beschouwen. Naar de omgeving toe behoeven geen veiligheidsafstanden en toetsingsafstanden in acht te worden genomen.

Hogedruk aardgastransportleiding

Vanuit de Ampèrestraat doorsnijdt een lokale hogedruk aardgastransportleiding (de N-570-42) het gebied van west naar oost. Deze leiding eindigt in het gasverdeelstation gelegen aan de Westkadijk. Voor het beoordelen van de risico's van gasleiding is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) als uitgangspunt gehanteerd. Het betreft een 6" 40 bar transportleiding. In het plangebied is rond deze transportleiding een veiligheidscontour aan weerszijden geprojecteerd van 5 meter waarin bebouwing niet is toegestaan. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat het plaatsgebonden risico niet wordt overschreden.

Uit hantering van het Bevb blijkt dat de te hanteren toetsingsafstand voor deze gastransportleiding 20 meter bedraagt. Buiten deze afstand, zo geeft de circulaire weer, mag de invloed van deze leiding op de omgeving als verwaarloosbaar worden geacht. Binnen deze zone dient te worden getoetst of de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden.

In het kader van de Bevb is dan ook een berekening gemaakt door SAVE (Oranjewoud) om zowel de PR-contour te berekenen als het groepsrisico. Zie voor het rapport Bijlage2 EV-berekeningen aardgasleidingen. Uit deze QRA blijkt dat er geen 10-6 PR contour aanwezig is rond de gasleiding. Ook het groepsrisico blijft ruim onder de toegestane norm.

Risicobronnen, maatgevend scenario en effectafstanden bij wegen, spoor en gasleidingen

Binnen en in de omgeving van het bestemmingsplan liggen diverse risicobronnen met gevaarlijke stoffen, zoals bedrijven (inrichtingen), transportroutes (A28, N301, N798) en een buisleiding voor aardgas. De toelichting op het bestemmingsplan beschrijft deze risicobronnen overduidelijk.

Op enkele risicobronnen zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) of de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crvgs) van toepassing.

De risicobronnen kennen de volgende scenario's:

  1. 1. Explosief (BLEVE) voor de inrichtingen met lpg en propaan en de wegen A28, N301 en N798.
    Het worstcasescenario voor de inrichtingen met lpg en propaan en het transport van gevaarlijke stoffen is de BLEVE van een tankwagen met lpg. Als effectafstanden hanteert de gemeente 150 en 310 meter voor respectievelijk de 100%- en 1%-letaalafstand. De noordelijke en oostelijke rand van het plangebied liggen daarmee gedeeltelijk binnen de effectafstanden.
  2. 2. Plasbrand voor onder andere de wegen A28, N301 en N798.
    Het realistisch scenario voor transport van gevaarlijke stoffen is een plasbrand als gevolg van een incident met een tankwagen met benzine. Als de effectafstanden hanteert de gemeente 35 en 60 meter voor respectievelijk 100%- en 1%-letaalafstand. Het plangebied ligt aan weerszijden deze wegen binnen de effectafstanden.
  3. 3. Fakkelbrand voor de aardgastransportleiding.
    Voor de effectafstanden bij een fakkelbrand is aangesloten op de 'Handreiking voor optreden tijdens buisleidingincidenten' (BZK, 2006), deze zijn voor de buisleiding N-570-42 resp. 35 meter voor 1% letaalafstand en 128 meter 1e graad brandwonden.
  4. 4. Toxisch voor onder andere de ammoniak-koelinstallaties.
    Het scenario hiervoor is een lekkage van de installatie. Gezien de aanwezige hoeveelheden ammoniak is het zeer aannemelijk dat de effecten van een ammoniaklekkage beperkt blijven tot binnen de inrichting.

Mogelijkheden rampenbestrijding

In het plangebied zijn de risicobronnen tweezijdig bereikbaar. Er ligt een dicht netwerk aan brandkranen met verschillende capaciteiten/debieten. In het gebied is een Waarschuwings- en Alarmeringsysteem aanwezig dat (theoretisch gezien) niet het noordoostelijke deel van het plangebied dekt. Een onderzoek naar het werkelijke bereik is gewenst om te bepalen of, en waar, er sirenes bijgeplaatst kunnen worden.

Bij een dreigende BLEVE van een tankwagen geldt 180 m3/uur als optimale capaciteit voor een effectieve koeling. Een dergelijke grote bluswatercapaciteit is gewenst om twee waterkanonnen voor koeling in te kunnen zetten. De aanwezige capaciteiten zijn daarvoor echter beperkt. Het verdient de aanbeveling om nabij de wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd (A28, N301 en N398) de bluswatercapaciteit te vergroten.

Navraag bij de lokale brandweer leert dat uitgangspunt in bovenstaand regionaal advies van de VGGM ten aanzien van de bluswatercapaciteit is geweest dat een tank van twee zijden wordt gekoeld met behulp van waterkanonnen. Dit is een praktisch gekozen aanpak.

Voor een effectieve koeling wordt als vuistregel gehanteerd: 10 liter water per m2oppervlak per minuut. Voor een tank van 40 m3 komt dit neer op circa 70 m3 per uur. Uitgaande van deze 'minimale' capaciteit kan worden geconcludeerd dat de huidig aanwezige bluswatervoorziening in de regel voldoet. Alleen langs de snelwegen zijn knelpunten denkbaar. De lokale brandweer zal dit gaan inventariseren en hiervoor een aanvalsplan opstellen. Dit geldt ook voor de situatie rond bluswatercapaciteit bij het spoor: ook hiervoor wordt een aanvalsplan opgesteld door de lokale brandweer.

Ander punt is dat de Nederlandse (lpg-)tankwagens momenteel voldoen aan de nieuwste veiligheidseisen: het materiaal van de tankwagen is beter en langer bestand tegen brand. In het verleden was deze tijdsduur 12 minuten en dat is nu opgeschroefd tot 75 minuten. Hierdoor ontstaat ook beduidend meer tijd om voldoende bluswatercapaciteit op te bouwen.

Voor het effectief bestrijden van een plasbrand volstaat de aanwezige bluswatercapaciteit in combinatie met de dichtheid van de brandkranen.

Ingeval van een fakkelbrand en/of explosie als gevolg van breuk van de aardgastransportleiding, is het een belangrijk aandachtspunt dat de brandweer de lekkage niet kan verhelpen, maar alleen de Gasunie. De inzet richt zich dan ook op de effectbestrijding. Door de hittestraling ontstaan in de omgeving secundaire branden en op grotere afstand de dreiging hiervan. De aangestraalde objecten moeten gekoeld worden.

Over de (on)mogelijkheden voor de hulpverlening wordt opgemerkt dat een scenario BLEVE niet beheersbaar is voor de hulpverlening gelet op het te verwachten slachtoffer- en schadebeeld. Afhankelijk van de bezettingsgraad van de bedrijfsgebouwen en/of lostijden van lpg kunnen de mogelijkheden voor hulpverlening worden overstegen, mede omdat in de eerste uren na het incident er sprake is van schaarste aan beschikbare mensen en middelen voor de hulpverlening.

Een plasbrand leidt zeer waarschijnlijk niet tot het overstijgen van de mogelijkheden van de hulpverlening.

Mogelijkheden zelfredzaamheid

Het betreft hier een bedrijventerrein, waardoor het in de verwachting ligt dat de aanwezige personen, mits tijdig gewaarschuwd, zichzelf zelfstandig in veiligheid kunnen brengen. De infrastructuur is dusdanig dat het bedrijventerrein goed van de risicobron af te ontvluchten is. Aandacht voor risicocommunicatie is mogelijk wel gewenst om uw bewoners en de werknemers in het plangebied te informeren over de risico's en wat te doen ingeval van een incident, om zo de zelfredzaamheid te verhogen.

4.12.4 Risicobedrijven in het plangebied

In het plangebied zelf zijn negen bedrijven aanwezig die conform het Bevi zijn te beschouwen als risicobedrijven. Het betreft de volgende bedrijven:

  • TankS, Ambachtstraat 17,een tankstation voor het wegverkeer met lpg;
  • Robo gascentrale, Gildenstraat 20, een groothandel in gassen;
  • Rootselaar Tankbouw, Nijverheidsstraat 8 en 33 een producent en onderhoudsbedrijf van gastanks;
  • Arla foods, Gildenstraat 30, een zuivelbedrijf met een ammoniakkoelinstallatie;
  • Storteboom, Galvanistraat 26, een pluimveeverwerkingsbedrijf met een ammoniakkoelinstallatie.
  • Technochroom, Gildenstraat 10, een galvanisch bedrijf met chroombaden.
  • Kuyer metaalwerken B.V., Gildenstraat 35, met opslag van giftige gassen.
  • H. Langman, Beurtschipper 26, met een gasflessendepot.
  • Een gasdrukregel- en meetstation aan de Westkadijk.

Tank S

TankS is een tankstation voor de aflevering van brandstoffen aan het wegverkeer. Het tankstation levert ook lpg. De jaardoorzet van lpg bedraagt minder dan 500 m3 lpg. Door DHV is een QRA (kwantitatieve risico-analyse) uitgevoerd dd juni 2007. Zie Bijlage 3QRA Tank S (oude situatie).

Bepalende risicoonderdelen bij een lpg-installatie zijn het lpg-afleverpunt, de bovengrondse aansluiting van de lpg-installatie en het vulpunt in relatie met de opstelplaats van de afleverende lpg-tankauto.

De volgende plaatsgebonden 10-6-risico-afstanden worden thans in acht genomen:

  • 15 meter vanaf de afleverzuil lpg;
  • 25 meter vanaf het ondergrondse lpg-reservoir;
  • 25 meter vanaf het lpg-vulpunt.

In de QRA werd nog uitgegaan van 45 meter vanaf het lpg-vulpunt. Als gevolg van scherpere veiligheidseisen aan de tankauto's zijn de risico-afstanden kleiner geworden.

De plaatsgebonden 10-5 en 10-6 risicocontour zijn zodanig gelegen dat er binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn.

De planregels zijn zodanig gesteld dat binnen de 10-6-risicocontour geen kwetsbare objecten toegestaan zijn en binnen de 10-5-risicocontour geen beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan.

Het invloedsgebied voor deze inrichting zoals verwoord in bijlage II van de Regeling externe veiligheid inrichtingen bedraagt 150 meter. Binnen deze afstand zijn (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Om deze reden is in de verantwoording van het groepsrisico aan dit bedrijf nadere aandacht geschonken (zie paragraaf 4.12.5). Dit heeft er tevens toe geleid dat het reservoir wordt verplaatst, zodat aan alle voorwaarden is voldaan. Zie de groepsrisicoberekening in Bijlage 4 Groepsrisicoberekening Tank S(nieuwe situatie) voor de nieuwe situatie van Tank S.

Robo gascentrale

Robo gas is een groothandel in gassen. Werkzaamheden die plaatsvinden zijn ondermeer de opslag van gasflessen en reservoirs en het afvullen van gasflessen en reservoirs.

Door adviesbureau SAVE is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd op 17 januari 2012. Zie Bijlage 5 QRA Robogascentrale BV. De plaatsgebonden 10-6risicocontour is aangegeven op de verbeelding. De planregels zijn zodanig opgesteld dat binnen de 10-6 risicocontour geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Dit is op dit moment ook niet het geval. In de verantwoording van het groepsrisico is aan dit bedrijf nadere aandacht geschonken (zie paragraaf 4.12.5).

Rootselaar tankbouw

Rootselaar tankbouw is een bedrijf dat reservoirs voor onder andere de opslag van tot vloeistof verdichte gassen produceert en onderhoudt. Binnen het bedrijf zijn bovengrondse reservoirs voor de opslag van gassen aanwezig. Binnen het bedrijf is tevens een locatie aangewezen waar reservoirs kunnen worden ontdaan van het aanwezige gas.

Voor het bedrijf is door DCMR milieudienst Rijnmond een QRA risicoberekening uitgevoerd d.d. juli 2007. Zie Bijlage 6 QRA Tankbouw Rootselaar. De plaatsgebonden 10-6-risicocontour, is gelegen op 90 meter uit het hart van de bovengrondse propaantanks. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. De plaatsgebonden 10-5-risicocontour is zowel binnen de inrichtingsgrenzen als (deels) op de openbare weg gelegen.

Binnen deze contour zijn geen beperkt kwetsbare objecten aanwezig.

De planregels zijn zodanig opgesteld dat binnen de 10-6-risicocontour geen kwetsbare objecten zijn toegestaan.

Het invloedsgebied voor deze inrichting bedraagt 230 meter. In de verantwoording van het groepsrisico is aan dit bedrijf nadere aandacht geschonken (zie paragraaf 4.12.5).

Arla Foods en Storteboom

Arla foods en Storteboom zijn bedrijven waar de koelinstallatie gebruik maakt van ammoniak als koudemiddel. De aanwezige hoeveelheden koudemiddel en werktemperatuur zijn echter zo beperkt dat er geen plaatsgebonden 10-6-risicocontouren zijn. Er is ook geen sprake van een risico-invloedsgebied.

In de verantwoording van het groepsrisico hoeft aan deze bedrijven geen nadere aandacht te worden geschonken.

Technochroom

Technochroom is een bedrijf waar metalen voorwerpen op elektrolytische wijze worden voorzien van een chroomlaag. Door de hoeveelheid chroom in de aanwezige chroombaden valt Technochroom onder het Besluit Risico Zware Ongevallen (BRZO) waardoor het bedrijf ook rechtstreeks valt onder de werkingssfeer van het Bevi. Uit onderzoek bij deze bedrijfscategorie is gebleken dat de chroomhoudende baden niet leiden tot relevante externe veiligheidsaspecten. Er is dan ook geen plaatsgebonden risicocontour. Er is ook geen sprake van een risicoinvloedsgebied. Een nadere verantwoording van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Kuyer metaalwerken B.V.

De werkzaamheden van het bedrijf Kuyer metaalwerken B.V. vereist de opslag van giftige gassen. Er is een stikstoftank aanwezig met een inhoud van 6.000 liter en de bijbehorende 10-6-risicocontour bedraagt 75 meter. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. De plaatsgebonden 10-5-risicocontour is op veel kortere afstand gelegen en binnen deze contour zijn geen beperkt kwetsbare objecten aanwezig.

De planregels zijn zodanig opgesteld dat binnen de 10-6-risicocontour geen kwetsbare zijn objecten toegestaan.

H. Langman

Het bedrijf van Langman omvat een gasflessendepot van maximaal 15.500 gasflessen en de bijbehorende 10-6-risicocontour bedraagt 20 meter. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. De plaatsgebonden 10-5-risicocontour is op veel kortere afstand gelegen en binnen deze contour zijn geen beperkt kwetsbare objecten aanwezig.

De planregels zijn zodanig opgesteld dat binnen de 10-6-risicocontour geen kwetsbare zijn objecten toegestaan.

Gasdrukregel- en meetstation

Aan de Westkadijk is nog een gasdrukregel- en meetstation gelegen. Dit station heeft een beperkte capaciteit, want de bijbehorende 10-6-risicocontour bedraagt 0 meter.

Samenvattend

De wettelijke normstelling voor het plaatsgebonden 10-6- en 10-5-risico wordt in het plangebied niet overschreden.

4.12.5 Verantwoording groepsrisico

Algemeen

Het groepsrisico GR kent geen vaste norm waaraan dient te worden voldaan maar een oriënterende waarde die dient te worden getoetst. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dient elke (mogelijke) toename van het groepsrisico verantwoord te worden (de verantwoordingsplicht). Deze verantwoordingsplicht geldt ook als het groepsrisico wijzigt maar wel onder de oriënterende waarde blijft.

De verantwoordingsplicht omvat een aantal onderdelen waarop beoordeeld dient te worden:

  1. 1. aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken risicobronnen;
    1. a. functie-indeling;
    2. b. gemiddelde personendichtheid;
    3. c. verblijfsduur;
    4. d. verschil bestaande en toekomstige situatie;
  2. 2. de omvang van het groepsrisico:
    1. a. de omvang voor het van kracht worden van dit plan;
    2. b. de omvang na het van kracht worden van dit plan;
    3. c. de verandering van het groepsrisico ten gevolge van dit plan;
    4. d. de ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriënterende waarde;
  3. 3. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen en/of transportroutes;
  4. 4. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit;
  5. 5. de mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
    1. a. pro-actie;
    2. b. preventie;
    3. c. preparatie;
    4. d. repressie/zelfredzaamheid;
  6. 6. de mogelijkheden van personen die zich binnen de het invloedsgebied van de risicobron bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen;
  7. 7. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  8. 8. de mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst.

Verantwoording groepsrisico aardgasleidingen Bevb

Aangezien er geen 10-6 PR contouren aanwezig zijn rond de aardgasleidingen in het plangebied, kunnen zich ook geen (beperkt) kwetsbare objecten bevinden in deze 10-6 PR contour. Qua verantwoording van het groepsrisico spelen er ook geen noemenswaardige zaken. Daar waar nieuwe ruimtelijke initiatieven in de buurt van de gasleiding worden gestart, zal via een afzonderlijke qra worden onderzocht of dit qua plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) mogelijk is. Zonodig zal hierbij ook een verantwoording van het groepsrisico worden uitgevoerd.

Verantwoording groepsrisico Tank S

Lpg-tankstations worden beschouwd als categoriale inrichtingen ingevolge het Bevi. Dit houdt in dat in de "Regeling externe veiligheid inrichtingen" vaste plaatsgebonden risico-afstanden zijn weergegeven. Ook voor wat betreft de beoordeling van het groepsrisico zijn vaste toetsingsafstanden weergegeven.

Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations worden berekend met behulp van de rekentool lpg (www.groepsrisico.nl). Voor TankS is er geen sprake van een standaardsituatie aangezien het vulpunt lpg en het lpg-reservoir zijn gelegen op meer dan 50 meter van elkaar. Mede om deze reden is voor deze situaties door adviesbureau DHV een QRA-groepsrisicoberekening uitgevoerd (zie Bijlage 3 QRATank S (oude situatie)). Uit deze QRA-groepsrisicoberekening blijkt dat het ter plaatse optredende groepsrisico net wordt overschreden.

Functie-indeling

Het plangebied is te omschrijven als industrieel gebied dat is ingevuld. Er is sprake van een stationaire situatie. Ten zuiden van de dit tankstation is binnen het invloedsgebied een evenementencentrum gelegen. Dit evenementencentrum kan worden beschouwd als een kwetsbaar object. Binnen het invloedsgebied worden in dit plan, los van de bestaande kwetsbare objecten, geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

Nulsituatie gemiddelde personendichtheid

Onder de nulsituatie wordt verstaan de actuele situatie zonder mogelijke toekomstige ontwikkelingen zoals de (toekomstige) planregels toestaan.

In de actuele situatie zijn binnen de toetsingsafstand van 150 meter, zoals ook ingevoerd in de rekenmodellen gemiddeld circa 300 personen aanwezig.

Verblijfsduur

Binnen de toetsingsafstanden is er sprake van bedrijfsmatige activiteiten. Conform de handleiding verantwoording groepsrisico kan voor deze bedrijfsactiviteiten worden uitgegaan van een verblijfsduur die in de dagperiode is gelegen. Voor de verblijfsduur in het evenementencentrum kan worden gesteld dat er op jaarbasis sprake is van een beperkt aantal evenementen. In de QRA-berekening is hiermee rekening gehouden.

Toekomstige situatie gemiddelde personendichtheid

Onderliggend plan betreft een conserverend bestemmingplan. Het plangebied is ingevuld. Grote wijzigingen zijn er binnen het invloedsgebied niet te verwachten. Planregels zijn ook zodanig geredigeerd dat een significante wijziging van het groepsrisico niet kan plaatsvinden.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen

Het convenant van 22 juni 2005 tussen overheid en branche voorziet in de realisering van:

  • een verbeterde vulslang;
  • het aanbrengen van een hittewerende coating op de tankwagen.

Genoemde maatregelen zijn getroffen en hebben geleid tot een verdere reductie van de risico's.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit

Een zeer hoge personendichtheid die als gevolg van de realisatie van (grote) kantoorgebouwen of een forse uitbreiding van het evenementencentrum kan, in een worstcase-situatie, leiden tot een overschrijding van het groepsrisico. Om deze reden is in beginsel deze uitbreidingen planologisch uitgesloten.

Door binnen de toetsingsafstand van 150 meter van het vulpunt en tankreservoir geen significante uitbreidingen in personendichtheden toe te staan is voldoende gewaarborgd dat de richtwaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

Op basis van een vrijstellingsbesluit bestaat de mogelijkheid om, na gedegen nader onderzoek, een ontwikkeling binnen het invloedsgebied toe te staan.

Inmiddels is overeenstemming bereikt over de verplaatsing van het reservoir. Deze wordt zodanig in noordelijke richting opgeschoven, dat de personendichtheid binnen de toetsingsafstand van 150 meter afneemt en het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde zal blijven.

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Het is dus van belang om knelpunten in de hulpverlening welke voorkomen uit de ruimtelijke inrichting te voorkomen. Hiertoe is gekeken naar de:

  • A. bereikbaarheid van risicobronnen;
  • B. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen;
  • C. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen;
  • D. zelfredzaamheid van de aanwezige personen.

A. Bereikbaarheid van risicobronnen

Het lpg-tankstation is voor de brandweer van meerdere zijden te bereiken.

B. De opstelmogelijkheden bij de risicobronnen

Voor het lpg-tankstation geldt dat er opstelmogelijkheden zijn om het incident te kunnen bestrijden. Een en ander is nader uitgewerkt in een aanvalsplan van de brandweer.

C. De inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen

Kijkend naar de bluswatervoorziening bij het lpg-tankstation kan gesteld worden dat er een leidingen liggen met een diameter van 110 en 160 millimeter. Deze leidingen hebben een capaciteit van respectievelijk 60 m³/uur en 90 m³/uur. Voor koeling van een aangestraalde tankwagen is dit voldoende.

D. Zelfredzaamheid bij de risicobronnen

Voor het lpg-tankstation en de omgeving daarvan is de zelfredzaamheid toereikend. De tijd tussen het begin van een brand en een mogelijke explosie varieert tussen de 15 en 30 minuten. Door realisatie van de maatregelen uit het convenant LPG, waaronder de maatregel van het thermisch isoleren van de tankauto neemt deze tijd toe tot een uur. Voor het evenementencentrum kan worden gesteld dat over het algemeen er sprake is van zelfredzame personen. Het evenementencentrum beschikt over een BHV-organisatie en een ontruimingsplan. Bij een goede alarmering is de tijd voor ontruiming voldoende.

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico

Er is sprake van een bestemmingsplan-actualisatie waarbij wordt aangesloten bij de bestaande situatie. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke invulling zijn in deze situatie niet relevant. Mede gezien het feit dat er sprake is van een bestaande situatie en het groepsrisico de oriënterende waarde tot voor kort net overschreed.

Uitgevoerde aanvullende technische maatregelen uit het convenant LPG en de verplaatsing van het reservoir hebben geleid tot een reductie van het groepsrisico. Bovendien is er sprake van een goede zelfredzaamheid van personen in de directe omgeving.

De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst

Ter voorkoming dat het groepsrisico in de nabije toekomst zal toenemen tot, mogelijk, over de oriënterende waarde, zijn in het bestemmingsplan regels gesteld die voorkomen dat er sprake zal zijn van een te intensieve personendichtheid binnen de effectcontour van het lpg-tankstation.

Verantwoording groepsrisico Robo gascentrale

Robo gascentrale wordt beschouwd als een niet-categoriale inrichting ingevolge het Bevi. Dit houdt in dat in de risico-afstanden en het optredende groepsrisico moeten worden berekend.

Uit de uitgevoerde QRA-berekeningen bij dit bedrijf blijkt dat het daadwerkelijke invloedsgebied, waarvoor het gebruikelijk is om de maximale afstandseffecten op welke de overlijdenskans is gedaald tot 1% als toetsingsafstand te hanteren, is gelegen op 500 meter. Uit de voor dit bedrijf uitgevoerde QRA-berekeningen blijkt dat het groepsrisico boven de oriënterende waarde ligt. De actualisatie van het bestemmingsplan leidt niet tot een toename van personen binnen het invloedsgebied.

Functie-indeling

Het plangebied is te omschrijven als industrieel gebied welke is ingevuld. Er is sprake van een stationaire situatie. Aan de uiterste rand van het invloedsgebied van Robo gascentrale is een evenementencentrum gelegen. Dit evenementencentrum kan worden beschouwd als een kwetsbaar object. Binnen het invloedsgebied worden in dit plan, los van de bestaande kwetsbare objecten, geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

Nulsituatie gemiddelde personendichtheid

Onder de nulsitutatie wordt verstaan de actuele situatie zonder mogelijke toekomstige ontwikkelingen zoals de (toekomstige) planregels toestaan.

In de actuele situatie zijn binnen de toetsingsafstand van 500 meter, zoals ook ingevoerd in de rekenmodellen circa 2.550 personen aanwezig.

Verblijfsduur

Binnen de toetsingsafstanden is er sprake van bedrijfsmatige activiteiten. Conform de handleiding verantwoording groepsrisico kan voor deze bedrijfsactiviteiten worden uitgegaan van een verblijfsduur die in de dagperiode is gelegen. Voor de verblijfsduur in het evenementencentrum kan worden gesteld dat er op jaarbasis sprake is van een beperkt aantal evenementen. In de QRA-berekening is hiermee rekening gehouden.

Toekomstige situatie gemiddelde personendichtheid

Onderliggend plan betreft een conserverend bestemmingplan. Het plangebied is ingevuld. Grote wijzigingen zijn er binnen het invloedsgebied niet te verwachten.

De planregels zijn ook zodanig geredigeerd dat een significante wijziging van het groepsrisico niet kan plaatsvinden.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen

Voor Robo worden geen inrichting gebonden nadere maatregelen voorzien. De milieuvergunning is per februari 2012 geactualiseerd.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit

Een zeer hoge personendichtheid als gevolg van de realisatie van (grote) (autonome) kantoorgebouwen of een forse uitbreiding van het evenementencentrum kan, in een worst-case situatie, leiden tot een verdere overschrijding van het groepsrisico. De gemeente wil hier grip op blijven houden. Daarom is in beginsel, deze uitbreidingen planologisch uitgesloten.

Door binnen het invloedsgebied van 500 meter geen significante uitbreidingen in personendichtheden toe te staan is voldoende gewaarborgd dat de richtwaarde voor het groepsrisico niet verder wordt overschreden.

Op basis van een vrijstellingsbesluit bestaat de mogelijkheid om, na gedegen nader onderzoek en een toetsing aan het gemeentelijk veiligheidsbeleid, een ontwikkeling binnen het invloedsgebied toe te staan.

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Het is dus van belang om knelpunten in de hulpverlening die voorkomen uit de ruimtelijke inrichting te voorkomen. Door ons is gekeken naar de:

  • A. bereikbaarheid van risicobronnen;
  • B. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen;
  • C. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen;
  • D. zelfredzaamheid bij de risicobron.

A. Bereikbaarheid van risicobronnen

Robo gascentrale is door de brandweer van meerdere zijden te bereiken.

B. De opstelmogelijkheden bij de risicobronnen

Voor Robo gascentrale geldt dat er opstelmogelijkheden zijn om het incident te kunnen bestrijden. Een en ander is nader uitgewerkt in het aanvalsplan van de brandweer.

C. De inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen

Kijkend naar de bluswatervoorziening bij robo gascentrale kan gesteld worden dat er leidingen liggen met een diameter van 110 en160 millimeter. Daarnaast beschikt het bedrijf over preparatievoorzieningen in de vorm van een sprinklerinstallatie boven de laad- en losplaats. Deze wordt in eerste instantie gevoed door een eigen pompinstallatie en kan ook via een blusleiding door de brandweer worden gevoed.

D. Zelfredzaamheid bij de risicobronnen

Voor Robo gascentrale en de omgeving daarvan is de zelfredzaamheid toereikend. De tijd tussen het begin van een brand en een mogelijke explosie bedraagt bij een directe aanstraling van de risicobronnen minstens 15 tot 30 minuten. Voor het evenementencentrum kan worden gesteld dat dit op circa 350 meter afstand van deinrichting is gelegen en er over het algemeen sprake is van zelfredzame personen. Het evenementencentrum beschikt over een BHV-organisatie en een ontruimingsplan. Bij een goede alarmering is de tijd voor ontruiming voldoende.

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico

Er is sprake van een actualisatie van het bestemmingsplan waarbij wordt aangesloten bij de bestaande situatie. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke invulling zijn in deze situatie niet relevant. Mede gezien het feit dat er sprake is van een bestaande situatie, er sprake is van een ligging op een bedrijven terrein, er sprake is van een goede zelfredzaamheid van personen in de directe omgeving, de gemeente er een voorkeur aan hecht waar mogelijk intensief gebruik te maken van de ruimte om zodoende geen bovenmatig beslag te leggen op open ruimten, ziet de gemeente geen gegronde reden om deze situatie actief te wijzigen.

De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst

Ter voorkoming dat het groepsrisico in de nabije toekomst zal toenemen zijn in het bestemmingsplan regels gesteld die voorkomen dat er sprake zal zijn van een te intensieve personendichtheid binnen het invloedsgebied van Robo gascentrale.

De overschrijding van de oriënterende waarde in de bestaande situatie is beperkt en zal niet significant toenemen en is voor het dit type bedrijfsterrein conform gemeentelijk externe veiligheidsbeleid aanvaardbaar.

Nader gedetailleerd onderzoek naar het groepsrisico geeft een beter inzicht. Afhankelijk daarvan kunnen aanvullende maatregelen worden getroffen. De milieuvergunning is per februari 2012 geactualiseerd. Daarmee wordt het huidige groepsrisico dan als verantwoord beschouwd.

Verantwoording groepsrisico Rootselaar tankbouw

Rootselaar tankbouw wordt beschouwd als een niet-categoriale inrichting ingevolge het Bevi. Dit houdt in dat in de risico-afstanden en het optredende groepsrisico moeten worden berekend.

Uit de uitgevoerde QRA-berekeningen bij dit bedrijf blijkt dat het daadwerkelijke invloedsgebied, waarvoor het gebruikelijk is om de afstand waar de overlijdenskans is gedaald tot 1% als toetsingsafstand te hanteren, is gelegen op 230 meter. Uit de voor dit bedrijf uitgevoerde QRA-berekeningen, blijk dat het groepsrisico ruimschoots onder de oriënterende waarde ligt. De actualisatie van het bestemmingsplan leidt niet tot een toename van personen binnen het invloedsgebied.

Functie-indeling

Het plangebied is te omschrijven als industrieel gebied dat is ingevuld. Er is sprake van een stationaire situatie. Binnen het invloedsgebied is in hoofdzaak sprake van bedrijfsmatige productie en opslagactiviteiten. Binnen het invloedsgebied zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. Binnen het invloedsgebied worden in dit plan geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

Nulsituatie gemiddelde personendichtheid

Onder de nulsitutatie wordt verstaan de actuele situatie zonder mogelijke toekomstige ontwikkelingen zoals de (toekomstige) planregels toestaan.

In de actuele situatie zijn binnen de toetsingsafstand van 230 meter, zo blijkt uit het populatiebestand groepsrisico van VROM 600 personen aanwezig.

Verblijfsduur

Binnen de toetsingsafstanden is er sprake van bedrijfsmatige activiteiten. Conform de handleiding verantwoording groepsrisico kan voor deze bedrijfsactiviteiten worden uitgegaan van een verblijfsduur die in de dagperiode is gelegen. Voor de verblijfsduur in het evenementencentrum kan worden gesteld dat er op jaarbasis sprake is van een beperkt aantal evenementen. In de QRA-berekening is hiermee rekening gehouden.

Toekomstige situatie gemiddelde personendichtheid

Onderliggend plan betreft een conserverend bestemmingplan. Het plangebied is ingevuld. Grote wijzigingen zijn er binnen het invloedsgebied niet te verwachten. De planregels zijn ook zodanig geredigeerd dat een significante wijziging van het groepsrisico niet kan plaatsvinden.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen

Voor Rootselaar tankbouw worden geen inrichting gebonden nadere maatregelen voorzien.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit

Een zeer hoge personendichtheid als gevolg van de realisatie van (grote)kantoorgebouwen kan leiden tot een toename van het groepsrisico. In beginsel is dit niet problematisch aangezien het optredende groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde ligt. Het is echter denkbaar, in een worst-case situatie, dat een fors kantoorgebouw in de directe omgeving van de risico bron toch gaat leiden tot een ongewenste toename van het groepsrisico.

Om deze reden heeft de gemeente de mogelijke realisatie van grote kantoorgebouwen binnen het invloedsgebied van risico bedrijven planologisch uitgesloten.

Door binnen het invloedsgebied geen significante uitbreidingen in personendichtheden toe te staan is voldoende gewaarborgd dat de richtwaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

Mogelijke verzoeken voor grotere kantoorfuncties binnen het invloedsgebied kunnen dan in een aparte planologische procedure nader worden beoordeeld op de effecten voor het groepsrisico.

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Het is dus van belang om knelpunten in de hulpverlening die voorkomen uit de ruimtelijke inrichting te voorkomen. Door ons is gekeken naar de:

  • A. bereikbaarheid van risicobronnen;
  • B. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen;
  • C. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen;
  • D. zelfredzaamheid bij de risicobron.

A. Bereikbaarheid van risicobronnen

Tankbouw Rootselaar is door de brandweer van meerdere zijden te bereiken.

B. De opstelmogelijkheden bij de risicobronnen

Voor Tankbouw Rootselaar geldt dat er opstelmogelijkheden zijn om het incident te kunnen bestrijden. Een en ander is nader uitgewerkt in het aanvalsplan van de brandweer.

C. De inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen

Kijkend naar de bluswatervoorziening bij Rootselaar tankbouw kan gesteld worden dat er leidingen liggen met een capaciteit van 60 m³/uur en 90 m³/uur. Voor koeling van een aangestraalde tankwagen is dit voldoende.

D. Zelfredzaamheid bij de risicobronnen

Voor Rootselaar tankbouw en de omgeving daarvan is de zelfredzaamheid toereikend. De tijd tussen het begin van een brand en een mogelijke explosie, bij een directe aanstraling van de bovengrondse tank bedraagt minstens 15 tot 30 minuten. Rootselaar tankbouw beschikt over een BHV-organisatie en een noodplan. Bij een goede alarmering is de tijd voor ontruiming voldoende.

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico

Er is sprake van een bestemmingsplanactualisatie waarbij wordt aangesloten bij de bestaande situatie. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke invulling zijn in deze situatie niet relevant. Mede gezien het feit dat er sprake is van een bestaande situatie, er sprake is van een ligging op een bedrijven terrein, er sprake is van een goede zelfredzaamheid van personen in de directe omgeving, de gemeente er een voorkeur aan hecht waar mogelijk intensief gebruik te maken van de ruimte om zodoende geen bovenmatig beslag te leggen op open ruimten, ziet de gemeente ook geen gegronde reden om deze situatie actief te wijzigen.

De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst

Ter voorkoming dat het groepsrisico in de nabije toekomst zal toenemen zijn in het bestemmingsplan regels gesteld welke voorkomen dat er sprake zal zijn van een te intensieve personendichtheid binnen het invloedsgebied van Rootselaar tankbouw.

4.13 M.e.r.-beoordeling

4.13.1 Inleiding

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.

Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein met een oppervlakte vanaf 75 ha is er een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

4.13.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Een grote rol in dit geheel speelt het feit, dat het hier gaat om een bestaand bedrijfsterrein, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. Aangezien de huidige eisen over het algemeen wat strenger zijn dan jaren geleden, zal er waarschijnlijk geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit zal echter uit de toets moeten blijken.

De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.

Bodem

De regeling, die nu is opgenomen is gelijk aan die van het vigerende plan.

Er zal dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Geluid

De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd.

Het plangebied is gelegen buiten het akoestische invloedsgebied van railverkeer. Een nadere beoordeling is daarom ook niet noodzakelijk.

Zoals in de betreffende paragraaf is aangegeven wijzigt de omvang van de geluidszone. Met deze bestemmingsplanprocedure wordt de voorgestelde zone planologisch vastgelegd. De geluidszone die bij het industrieterrein hoort heeft tot doel milieuoverlast in de vorm van geluidhinder te normeren.

In de praktijk verandert voor de bestaande woningen er niets, de geluidsbelasting blijft gelijk.

Al met al zal er dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Milieuhinder

Een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Er is sprake van een bestaand bedrijventerrein met zowel "grote lawaaimakers" als risicobedrijven. Door betere zonering en stringentere maatregelen in het kader van de externe veiligheid wordt de milieusituatie in positieve zin beïnvloed.

Luchtkwaliteit

Onderhavig plan betreft een conserverend plan. Deze actualisering heeft geen effect op de optredende achtergrondconcentraties.

Ecologie

In paragraaf 4.5 wordt met betrekking tot de Natura 2000-gebieden geconcludeerd, dat aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek hoeft plaats te vinden. Er verandert niets ten opzichte van de huidige situatie.

Dat geldt ook voor de EHS-gebieden. Verder wordt in die paragraaf vermeld over de relatie met de Flora- en faunawet, dat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling en daardoor zijn geen significante gevolgen te verwachten.

Landschap

In paragraaf 4.6 wordt met betrekking tot het Nationaal landschap Arkemheen-Eemland geconcludeerd, dat het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap.

Conclusie

De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling (een planologische actualisering van een bestaand bedrijventerrein) geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de, van het bestemmingsplan deel uitmakende, regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.

Hoofdstuk 3 Algemene regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  1. a. een bestemmingsomschrijving en
  2. b. bouwregels.

Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  1. c. een afwijkingsmogelijkheid en/of
  2. d. gebruikregels.

Ad a. Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.

Ad b. Bouwregels

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.

Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels. Doorgaans betekent dit dat ondergrondse gebouwen, bijvoorbeeld (parkeer)kelders, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.

Ad c. Afwijkingsmogelijkheid

De bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van bepaalde normen is gebaseerd op de mogelijkheden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze regels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.

Ad d. Gebruiksregel

In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. De hier opgenomen gebruiksregel is aanvullend op de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan.

Algemeen. Monumenten

De aanwezige monumenten worden niet alleen beschermd door de bestemming die ze hebben gekregen, maar ook door de monumentenwet/verordening, op grond waarvan een vergunning is vereist voor verbouw. De hoofdgebouwen met cultuurhistorische waarde zijn binnen deze bestemming eveneens beschermd, door het opnemen van een specifieke bouwregel dat de hoofdvorm gehandhaafd moet worden. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden is een vergunningenstelsel opgenomen in geval van sloop.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

5.2 Nadere Toelichting Op De Regels

Voor zover nodig worden de afzonderlijke bestemmingen van een toelichting voorzien. Niet alle bestemmingen worden daarom toegelicht.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe dient te worden gemeten. Een bijzondere regeling is opgenomen voor het meten van geluidsruimte. Deze regeling is opgenomen omdat sprake is van een industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. Bij het toepassen van de betreffende regels (zoals opgenomen in de algemene aanduidingsregels van dit plan) dient dus te worden gemeten conform de aangegeven meetmethodiek.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming voorziet op openbare nutsvoorzieningen die te groot zijn om zonder omgevingsvergunning gebouwd te mogen worden. Het betreft dan ook een aanvulling op deze regeling.

Bedrijventerrein

Deze gronden zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven. Er worden mogelijkheden geboden voor bedrijven tot en met categorie 4.2 van de Lijst van Bedrijven. Deze lijst bevat een indeling van bedrijfstypes in categorieën. Naast een omschrijving van de soort/aard van de toelaatbaar te achten bedrijven bevat de lijst indicaties voor de in acht te nemen afstanden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben betrekking op dan wel vloeien voort uit bepaalde activiteiten van het gemiddelde bedrijf in die sector. De op de plankaart aangegeven zones vloeien voort uit deze afstanden.

Diverse reeds aanwezige bedrijven passen niet binnen de aangegeven zone-indeling. Zij zijn echter niet ongewenst of illegaal en voldoen in beginsel aan de milieuregelgeving. Deze bedrijven zijn aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'bedrijf' en omschreven in de lijst specifieke bedrijven en worden daarmee positief bestemd in dit bestemmingsplan.

Daarnaast zijn er nog diverse functies aanwezig die niet passen binnen de definitie van bedrijf. Deze functies mogen ter plekke blijven bestaan en zijn daarom aangegeven op een aan de regels toegevoegde lijst (Bijlage 1 Lijst afwijkende functies).

Omdat de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen indeling voortvloeit uit activiteiten van het gemiddelde bedrijf in de betreffende sector, moge duidelijk zijn dat (aanzienlijke) afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde bedrijf mogelijk zijn. Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is hieromtrent een afwijkingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Hierdoor kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en/of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon-/leefmilieu. Raadpleging van een milieudeskundige wordt hierbij aanbevolen.

Ten aanzien van bedrijven als genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een verbod opgenomen. Hetzelfde geldt voor vuurwerkbedrijven en Wgh-inrichtingen (wat niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'industrieterrein wgh'). Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het toelaten van een Bevi-inrichting. Aan deze wijziging is een aantal voorwaarden verbonden. Zo dient bijvoorbeeld de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting of op gronden met de bestemming "Verkeer", "Groen" en/of "Water"'. Daarnaast dient de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico op de plankaart te worden weergegeven als "veiligheidszone-bevi". Belangrijk is dat er binnen deze veiligheidszone geen toename mag plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten in deze zone tenzij ze behoren tot de Bevi-inrichting waaraan de veiligheidszone is gerelateerd. Daarnaast mag het gebruik van de gronden niet in die zin worden gewijzigd, dat de aangegeven veiligheidszone wordt vergroot. Burgemeester en wethouder kunnen het wijzigingsplan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de "veiligheidszone-bevi" indien sprake is van bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing. Tot slot dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedgebied van de inrichting en mag er geen toename plaatsvinden van het groepsrisico in woongebieden (maar dat zal in het voorliggende geval niet/nauwelijks aan de orde zijn).

Op het bedrijfsterrein mogen geen nieuwe bedrijfswoningen worden gerealiseerd. Deze terughoudendheid bestaat vanwege de belemmerende werking die hiervan uit kan gaan richting omringende bedrijven. Om toch nog enige mogelijkheden te bieden, is op de verbeelding een gebied aangegeven, waar nog wel een bedrijfswoning mogelijk is.

Zelfstandige kantoren zijn eveneens niet toegestaan. Ondergeschikte kantoorruimten die deel uitmaken van de bedrijfsvoering zijn uiteraard wel toegestaan.

Detailhandel is in beginsel niet toegestaan, waarbij geldt dat de bestaande detailhandel positief is geregeld door middel van het opnemen op de "lijst afwijkende functies".

Daarnaast kan detailhandel worden mogelijk gemaakt als wordt voldaan aan diverse criteria, De planregels bevatten de criteria waaraan wordt getoetst. Zij zijn afgeleid uit het gemeentelijk beleid zoals weergegeven in de beleidsregel detailhandel op bedrijventerreinen.

Een specifieke vorm van detailhandel is de verkoop van motorbrandstoffen. Deze is alleen toegestaan waar dit op de verbeelding is aangegeven. Voor de verkoop van lpg gelden veiligheidszones; deze zijn op de verbeelding aangegeven en in een afzonderlijk artikel geregeld.

Verder is het van belang dat nieuwe Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan. Het wel toestaan zou leiden tot de plicht een (nieuwe) geluidszone te bepalen, hetgeen dus niet aan de orde is. Ook vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan.

Voor wat betreft het parkeren zal aansluiting moeten worden gezocht bij de gemeentelijke parkeernormen.

Groen

Deze bestemming betreft openbaar groen. Daarnaast is ook het clubgebouw van de hengelsportvereniging positief geregeld.

Horeca

Voor wat betreft de toelaatbaarheid van de horecabedrijven is een koppeling gemaakt met een horecalijst. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

Kantoren

Dit betreft zelfstandige kantoren die geen ondergeschikt onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering van een bedrijf.

Maatschappelijk

De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. In artikel 1 zijn deze gedefinieerd als educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

Wonen is niet toegestaan.

Tuin

De bestemming "Tuin" is dienstbaar aan de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Bij de bestemmingsregeling voor de tuinen is uitgegaan van het principe die gebieden te bestemmen die uit ruimtelijke overwegingen onbebouwd moeten blijven en ook als zodanig in gebruik zijn. Over het algemeen betreft het gronden ten dienste van de nabij gelegen woningen. Bij de meeste woningen betreft het de ruimte vóór de woningen.

Verkeer

Behalve voor wegen zijn ook mogelijkheden opgenomen voor een (bestaande) laad- en losplaats, alsmede voor tuinen en aanlegsteigers bij aangrenzende woonschepen.

Water

In het water zijn ligplaatsen voor woonschepen toegestaan. Dit geldt alleen waar dit op de verbeelding is aangegeven. Verder is nog het aanwezige ponton positief geregeld.

Wonen

De woningen in het plangebied zijn bestemd tot "Wonen". De opzet van de bestemmingsplankaart in combinatie met de planregels gaat er vanuit dat de bestaande situatie en de verschijningsvorm (bepaald door de goothoogte en kap) in principe gehandhaafd zal worden.

Ten aanzien van het gebruik van bijgebouwen is van belang dat in bijgebouwen geen primaire woonfuncties zijn toegestaan, zoals wonen, slapen, keuken, badkamer. Hobbyruimtes zijn wél mogelijk in bijgebouwen. Genoemde beperkingen gelden dus niet voor aanbouwen en uitbouwen. Voor wat betreft de maatvoeringen kent het plan geen onderscheid meer tussen aan-, uit- en bijgebouwen. In het kader van de Wabo wordt gesproken van 'bijbehorende bouwwerken'.

Bij woningen zijn, onder voorwaarden, niet-woonactiviteiten aan huis mogelijk.

Leiding - gas

Deze bestemmingen is een dubbelbestemming. De onderliggende bestemmingen blijven van kracht, maar worden wel ingeperkt door deze bovengeschikte dubbelbestemming. Als aan de regels van de dubbelbestemming wordt voldaan, kan gewoon worden gebouwd en gebruikt conform de onderliggende bestemming.

Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 , Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3, Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog

Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Nijkerk. Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.

Voor de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'geldt dat voor het bouwen over een oppervlakte van meer dan 100 m2 in principe een onderzoeksrapport nodig is, dan wel andere informatie omtrent de archeologische situatie ter plekke moet worden overgelegd. Voor de toelaatbaarheid van de vergunning is een advies van de archeoloog vereist. Verder kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

Verder geldt voor diverse werkzaamheden nog een vergunningplicht. Ook hiervoor geldt dat een onderzoeksrapport dan wel andere goedbevonden informatie is vereist ter beoordeling van de toelaatbaarheid. De archeoloog wordt ook hier gehoord zodat het bevoegd gezag zich een goed beeld kan vormen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de ingreep. Ook aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden .

Voor de bestemmingenWaarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 en Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhooggelden iets minder strenge regels. De regels verschillen voor wat betreft de toegestane oppervlakte van de gebouwen en werkzaamheden waarvoor geen vergunning is vereist.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor veel bestemmingen is dit evident, maar omdat dat in casu voor alle bestemmingen geldt is het om discussie te voorkomen expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Nijkerk op dit gebied.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel worden de aanduidingen opgenomen die voor meerdere bestemmingen gelden.

Verder kent het plan de aanduiding "geluidzone - industrie". Deze aanduiding betreft de zone die om het industrieterrein in de zin van de Wgh heen gelegen is. Hier mag geen toename van geluidgevoelige functies plaatsvinden, tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder dan wel een afwijking hogere grenswaarde is verleend.

Een uitgebreide regeling is opgenomen voor de gronden zijn aangeduid met "industrieterrein wgh". Dit betreft de gronden die moeten worden aangemerkt als industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. Het artikel bevat een geluidverkavelingsstelsel ter verdeling van de geluidsruimte. Het verruimen van geluidsruimte is mogelijk als daardoor de geluidszone niet wordt vergroot en de maximaal toegestane geluidsbelasting van woningen niet wordt overschreden. Er kan dan worden afgeweken van het plan waarbij een grotere geluidsruimte wordt toegestaan.

Ook de uitruil van geluidsruimte is mogelijk. Dat is het geval wanneer vergroting van de geluidsruimte van het ene bedrijf gepaard dient te gaan met verkleining van de geluidsruimte van het andere bedrijf, zodat per saldo de geluidsproductie gelijk blijft. Omdat het andere bedrijf in zijn rechten zal worden beperkt, kan dit niet worden geregeld door middel van een afwijkingsbevoegdheid, maar zal planwijziging noodzakelijk zijn waarbij de verkleining wordt vastgelegd.

Binnen deze zone mogen bouwwerken niet zomaar worden gesloopt. Van de bouwwerken gaat immers een afschermende akoestische werking uit. Pas als duidelijk is dan de afschermende werking door nieuwe bebouwing in stand zal blijven, mag een vergunning hiervoor worden verleend.

Daarnaast is een regeling opgenomen voor de "veiligheidszone-lpg", die voortvloeit uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen, en voor de aanwezige Bevi-inrichtingen.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels

Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels:

Overgangsrecht

Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het bestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak en overleg

Het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 1' heeft op grond van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van 18 november 2010 tot en met 29 december 2010 voor iedereen ter inzage gelegen bij de publieksbalie en is digitaal raadpleegbaar en beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl (alsmede via de gemeentelijke website www.nijkerk.eu).

Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om inspraak- of vooroverlegreacties schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken. Van de terinzagelegging is vooraf een openbare kennisgeving gedaan in 'De Stad Nijkerk', evenals op de gemeentelijke website www.nijkerk.eu.

Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn bij de gemeente Nijkerk tijdig acht inspraak- en vooroverlegreacties (hierna: reacties) ingekomen. Alle reacties zijn schriftelijk ingediend.

Alle reacties zijn geanonimiseerd. Per reactie is een samenvatting gemaakt. Deze wordt punt voor punt behandeld. Tot slot wordt per reactie aangegeven of en op welke wijze het bestemmingsplan daarop wordt aangepast. Bij inhoudelijk gelijke reacties wordt verwezen naar de eerste behandeling daarvan.

  1. 1. VROM-inspectie, regioafdeling Oost te Arnhem

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie gemeente

Geen.

  1. 2. Waterschap Vallei & Eem te Leusden

Voor het waterschap is het van belang dat de rioolwatertransportleiding als aanduiding op de plankaart is opgenomen en de geluidszonering wordt aangepast.

Reactie gemeente
De riooltransportleiding zal op de verbeeldingen worden weergegeven.

Tegelijk met dit nieuwe bestemmingsplan zal een nieuwe geluidszone worden vastgesteld waarmee de maximale geluidsbelasting op de omgeving van het industrieterrein wordt vastgelegd. Om binnen de geluidszone een goede ruimtelijke ordening te kunnen bedrijven, is een goede verdeling van de geluidsruimte noodzakelijk. Om aan dat aspect tegemoet te komen wordt de geluidsruimte op perceelniveau toegekend in de vorm van dB/m2 (lees: geluidsruimte per vierkante meter). Op basis van het actuele zonemodel is een verkaveling gemaakt van het industrieterrein. De verkaveling is per bedrijf (kavel) opgezet. Voor meer uitleg hieromtrent wordt verwezen naar het bestemmingsplan zelf.

  1. 3. K.J. v.d. B. te Nijkerk

Bij inzage van de stukken is geconstateerd dat er geen categorieaanduiding aangegeven is op de bijhorende kaart. Volgens onze gegevens moet dit categorie 4.2 zijn op de percelen Nijverheidsstraat 16 en 18.

Deze constatering is niet juist. Wij realiseren ons dat door de vele aanduidingen en lijnen een en ander wellicht minder goed leesbaar is. U kunt de juiste categorie echter digitaal exact aflezen op www.ruimtelijkeplannen.nl.

In verband met mogelijke plannen in de toekomst willen wij dat detailhandel is toegestaan op voornoemde locatie, alsmede het ontwikkelen van zelfstandige kantoorruimte. Wij verzoeken u deze categorieën toe te staan in het bestemmingsplan.

Reactie gemeente
Op het bedrijventerrein zijn zowel detailhandel als zelfstandige kantoren niet toegestaan. Een en ander is toegelicht tijdens een bezoek aan ons stadhuis. Beide categorieën zijn, onder bepaalde voorwaarden, ondergeschikt bijvoorbeeld, wel mogelijk. In het geval van detailhandel bestaan er, los van de 'ondergeschikte variant', nog mogelijkheden als het zou gaan om grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel en internetdetailhandel. Aan deze mogelijkheden zijn strikte voorwaarden gekoppeld. De gemeente Nijkerk is op dit moment bezig deze voorwaarden eenduidig vast te leggen in beleidsregels. Afgezien van het voorgaande is er hier sprake van een actualiserend (voorontwerp) bestemmingsplan. Dit wil zeggen dat er voornamelijk sprake is van conservering. Het is actualiserend daar waar het bijvoorbeeld gaat om het bestemmen van gronden conform de meest recente standaarden en regelgeving (die soms aanzienlijk verschillen van oude methoden). Het zou actualiserend kunnen zijn in het geval van situaties die sinds jaar en dag al feitelijk anders zijn dan ze in oude bestemmingsplannen zijn weergegeven en waarvoor wel een aparte planologische procedure is doorlopen om een en ander mogelijk te maken. Het is in ieder geval actualiserend in die zin dat alle nieuwe ruimtelijke plannen per heden ook digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Het nu al rekening houden met eventualiteiten die zich in de toekomst wellicht gaan voordoen, is niet iets dat geschaard kan worden onder de noemer 'actualisering'. Een specifiek verzoek (tot bijvoorbeeld herziening van het bestemmingsplan) zal gedaan moeten worden op het moment dat er bijvoorbeeld concreet sprake is van een ontwikkeling op dat moment. Overigens zullen bestemmingsplannen in ieder geval elke tien jaar worden geactualiseerd.

  1. 4. C. R. te Nijkerk
  • In het plan wordt de bedrijfscategorie voor het terrein van Arkervaart teruggebracht van het huidige 4.1 naar 3.1. Wij verzoeken u de huidige categorie 4.1 te handhaven.

Reactie gemeente
De afstand tussen de locatie Westkadijk 4 en de woonomgeving bedraagt circa 55 meter. Dominante milieuaspecten bij mengvoederbedrijven betreffen geur, geluid en verkeersafhandeling. Gezien de situering van dit bedrijf op relatief korte afstand van woonomgeving en de matige verkeersontsluiting achten wij deze bedrijfsactiviteiten niet gewenst op deze locatie. Om deze reden is op deze locatie een verbijzondering van deze bedrijfsactiviteiten aangegeven. Bestaande rechten worden op deze wijze gerespecteerd. De in het bestemmingsplan aangegeven bedrijfscategorie 3.1 is voor deze bedrijfszone aanvaardbaar. Een en ander is in lijn met de privaatrechtelijke koers die gemeente en Coöperatie Arkervaart met elkaar voeren.

  • Wij vermoeden, dat er aan de Westkadijk meer (bedrijfs)woningen zijn dan op de verbeelding is aangegeven.

Reactie gemeente
Dit vermoeden is juist. De ontbrekende bedrijfswoningen (in ieder geval aan de Westkadijk 7 en 9) zullen op verbeelding worden opgenomen.

  • Graag ontvangen wij de akoestische notitie van DGMR d.d. 7 juni, dat niet bij het voorontwerp is gevoegd.

Reactie gemeente
Per abuis is het betreffende onderzoek niet bij het voorontwerp gevoegd. Echter, dat rapport had betrekking op het eventueel zogenaamd 'dezoneren' van het industrieterrein. Nader onderzoek heeft ertoe geleid dat die optie niet de beste was in dit verband. Als alternatief voor het hiervoor aangehaalde dezoneren zal tegelijk met dit nieuwe bestemmingsplan een nieuwe geluidszone worden vastgesteld waarmee de maximale geluidsbelasting op de omgeving van het industrieterrein wordt vastgelegd. Om binnen de geluidszone een goede ruimtelijke ordening te kunnen bedrijven, is een goede verdeling van de geluidsruimte noodzakelijk. Om aan dat aspect tegemoet te komen wordt de geluidsruimte op perceelniveau toegekend in de vorm van dB/m2 (lees: geluidsruimte per vierkante meter). Op basis van het actuele zonemodel is een verkaveling gemaakt van het industrieterrein. De verkaveling is per bedrijf (kavel) opgezet. Voor meer uitleg hieromtrent wordt verwezen naar het bestemmingsplan zelf.

  • Op pagina 34 van het voorontwerp wordt het toetsingskader voor de equivalente geluidsniveaus voor de (bedrijfs)woningen genoemd. Er wordt echter geen aandacht gegeven aan de maximale geluidsniveaus LAmax.

Reactie gemeente
Gelet op het feit dat dezoneren, zoals hiervoor aangegeven, geen doorgang zal vinden is dit punt irrelevant geworden.

  • Indirecte hinder: gemakkelijk wordt gesteld dat aan de normen wordt voldaan. Gaarne zien wij dit aangetoond voor de aanvoerroute van Arkervaart.

Reactie gemeente
Gelet op het feit dat dezoneren, zoals hiervoor aangegeven, geen doorgang zal vinden is dit punt irrelevant geworden.

  • Geluidszone: het plan geeft (nog) geen inzicht in de grondslagen waarop deze is gebaseerd. Ten behoeve van toekomstige uitbreiding op de beoogde locatie Nijverheidsstraat dient met circa vier dB(A) toekomstruimte rekening gehouden te worden ten opzichte van de recent verleende vergunning.

Reactie gemeente
Zie punten 3 hiervoor.

  • De arcering van de geluidszone op de plankaart is niet juist aangegeven.

Reactie gemeente
De geluidszone was in het voorontwerpbestemmingsplan op zijn minst slecht leesbaar. Eveneens ontbreekt een totaaloverzicht. Daarnaast zegt de legenda niets over de bandbreedte van de arcering (van grens industrieterrein tot zonegrens). Dit punt is hersteld in het ontwerpbestemmingsplan.

  • De omschrijving van het te zoneren gedeelte van het industrieterrein komt niet overeen met de aanduiding op de verbeelding.

Reactie gemeente
Gelet op eerdere beantwoording in deze nota wordt ook hier aangegeven dat er van dezoneren in het ontwerpbestemmingsplan geen sprake zal zijn. De al dan niet bestaande discrepantie tussen omschrijving en verbeelding speelt dan ook geen rol (meer).

  • In het geldende bestemmingsplan is het Arkervaart toegestaan om ter plaatse van de loods hoge silo's te bouwen. Wij willen deze toegestane hoogte onveranderd opgenomen zien in het nieuwe bestemmingsplan

Reactie gemeente
De gemeente en de coöperatie zijn constructief met elkaar in overleg om te bezien op welke wijze tot een verantwoorde verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten van de coöperatie naar de beoogde nieuwe locatie aan de Nijverheidsstraat in Nijkerk kan worden gekomen. Dit overleg is volledig in lijn met de privaatrechtelijke afspraken die tussen de gemeente en de coöperatie in 1992 zijn gemaakt. Gegeven dit overleg en de intentie van zowel de gemeente als de coöperatie om tot verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten te komen, alsmede gezien hetgeen in 1992 is overeengekomen ten aanzien van uitbreiding op de huidige locatie is in het voorontwerpbestemmingsplan voor de huidige vestigingslocatie aan de Westkadijk 4 de feitelijke maatvoering opgenomen voor de activiteiten van de coöperatie. Een uitbreiding met silo's is wat de gemeente betreft niet aan de orde. In de overeenkomst uit 1992 zijn de gemeente en de coöperatie een verbod op uitbreiding met opslagsilo's voor grondstoffen en/of gereedprodukten overeengekomen.

  • Graag vernemen wij op welk moment het overgangsrecht van toepassing is.

Reactie gemeente
Het overgangsrecht is onder voorwaarden van toepassing op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Verder blijft het 'oude', nu nog vigerende bestemmingsplan gelden tot dat bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 is vastgesteld en de daaropvolgende beroepstermijn is verstreken én er geen schorsingsverzoek is ingediend.

  • Op de plankaart staat aangegeven dat b<=2. Moet dit niet zijn b<=4,2?

Reactie gemeente
Nee. Op het deel van de verbeelding dat betrekking heeft op de Coöperatie Arkervaart moet, overeenkomstig punt 1, b<=3.1. Dit zal in het ontwerpbestemmingsplan zijn hersteld.

  • De huidige kaart laat niet de juiste hoogte ten opzichte van de oppervlakte zien.

Reactie gemeente
De feitelijke maatvoering is nog een keer extra nagemeten en doorgevoerd in het ontwerpbestemmingsplan.

  • Wij vragen ons af of het niet beter is Arkervaart en de bedrijfsvoering op genoemde locatie specifiek te benoemen in het bestemmingsplan (“op maat), dan bij ieder onderdeel de uitzondering te benoemen.

Reactie gemeente
Het bedrijf wordt in het ontwerpbestemmingsplan specifiek aangeduid. Dit impliceert al enig 'maatwerk'. Maatwerk dat ook is terug te zien op de verbeelding als het gaat om het exact aangeven op welke deel welke hoogte is toegestaan.

  1. 5. G.G. P. te Nijkerk

Verzocht wordt de verbeelding zodanig aan te passen dat op het perceel Watergoorweg 41 bij recht een bedrijfswoning kan en mag worden gerealiseerd, hetgeen conform het thans nog vigerende bestemmingsplan eveneens bij recht is toegestaan.

Reactie gemeente
Bedrijfswoningen zijn in zijn algemeenheid onwenselijk en gelet op de huidige tijdsgeest ook niet meer noodzakelijk in de meeste gevallen. Ook in het geldende bestemmingsplan is een bedrijfswoning alléén toegestaan indien de bedrijfsvoering hiertoe noopt. Gelet op het voorgaande zijn nieuwe bedrijfswoningen in het geldende bestemmingsplan al vaak onmogelijk/onnodig. In het nieuwe bestemmingsplan wordt een en ander überhaupt niet mogelijk gemaakt.

  1. 6. D. V. en P.A.G. v.d. V. te Nijkerk
  • Qua bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, is het nieuwe bestemmingsplan strenger dan het thans van kracht zijnde bestemmingsplan Arkervaart Oost. Cliënt verzoekt, mede gelet op toekomstige uitbreiding van het bedrijf, om in artikel 5.2.4 een onderdeel toe te voegen, waarbij voor asfaltinstallaties een maximale bouwhoogte van 50 meter wordt opgenomen.

Reactie gemeente
Het geldende bestemmingsplan staat 30 meter hoogte toe voor silo's en dergelijke op een bepaalde locatie. In het onderhavige ontwerpbestemmingsplan wordt ter plaatse eveneens een hoogte van 30 meter toegestaan. Dit is een afwijking van de algemene regel dat op het bedrijventerrein tot 15 meter hoog gebouwd mag worden als het gaat om bouwwerken geen gebouw zijnde.
Ten aanzien van de 50 meter-wens het volgende. Er is hier sprake van een actualiserend (voorontwerp) bestemmingsplan. Dit wil zeggen dat er voornamelijk sprake is van conservering. Het is actualiserend daar waar het bijvoorbeeld gaat om het bestemmen van gronden conform de meest recente standaarden en regelgeving (die soms aanzienlijk verschillen van oude methoden). Het zou actualiserend kunnen zijn in het geval van situaties die sinds jaar en dag al feitelijk anders zijn dan ze in oude bestemmingsplannen zijn weergegeven en waarvoor wel een aparte planologische procedure is doorlopen om een en ander mogelijk te maken. Het is in ieder geval actualiserend in die zin dat alle nieuwe ruimtelijke plannen per heden ook digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Het nu al rekening houden met eventualiteiten die zich in de toekomst wellicht gaan voordoen, is niet iets dat geschaard kan worden onder de noemer 'actualisering'. Een specifiek verzoek (tot bijvoorbeeld herziening van het bestemmingsplan) zal gedaan moeten worden op het moment dat er bijvoorbeeld concreet sprake is van een ontwikkeling op dat moment. Overigens zullen bestemmingsplannen in ieder geval elke tien jaar worden geactualiseerd.

  • Ten aanzien van de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen geluidszone wenst cliënt aan te geven dat er nog controle dient plaats te vinden van de wijze waarop de (toekomstige) geluidsemissie van ACN hierin is verwerkt. Hierbij wordt tevens opgemerkt dat er discrepantie lijkt te bestaan tussen de omschrijving van het nieuwe industrieterrein (gebied waar grote lawaaimakers zijn toegestaan) in het plan en de plankaart met betrekking tot de zuidelijke begrenzing.

Reactie gemeente
Tegelijk met dit nieuwe bestemmingsplan zal een nieuwe geluidszone worden vastgesteld waarmee de maximale geluidsbelasting op de omgeving van het industrieterrein wordt vastgelegd. Om binnen de geluidszone een goede ruimtelijke ordening te kunnen bedrijven, is een goede verdeling van de geluidsruimte noodzakelijk. Om aan dat aspect tegemoet te komen wordt de geluidsruimte op perceelniveau toegekend in de vorm van dB/m2 (lees: geluidsruimte per vierkante meter). Op basis van het actuele zonemodel is een verkaveling gemaakt van het industrieterrein. De verkaveling is per bedrijf (kavel) opgezet. Voor meer uitleg hieromtrent wordt verwezen naar het bestemmingsplan zelf.

  • De thans ter inzage gelegde stukken geven geen uitsluitsel over de geluidruimteverdeling en de resulterende geluidszone. Wellicht ten overvloede hebben wij nogmaals de beschrijving van de in de toekomst benodigde geluidsruimte voor ACN bijgevoegd met het verzoek deze ruimte voor ACN te reserveren.

Reactie gemeente
Zie punten hiervoor.

  1. 7. G.J. S. te Nijkerk
  • Als eerste willen wij onze verbazing uitspreken over het feit dat u ons als een van de grote bedrijven binnen het plangebied niet rechtstreeks op de hoogte heeft gebracht van uw voornemens tot het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan.

Reactie gemeente
Bij actualiserende bestemmingsplannen is het niet gebruikelijk om alle bedrijven en/of inwonenden binnen een plangebied persoonlijk te informeren. Het leeuwendeel van het bestemmingsplan is namelijk conserverend van aard. Enige tijd geleden zijn de plannen al aangekondigd in De Stad Nijkerk en op onze website. De terinzagelegging zelf, naar aanleiding waarvan deze inspraakreactie is ingediend, is eveneens uitgebreid gepubliceerd, zowel in de krant als op onze website. Indieners van inspraakreacties krijgen uiteraard wel een persoonlijke reactie.

  • Tevens verzoeken wij u een overleg te starten met als doel een bestemmingsplan te realiseren waarbij ons bedrijf De Heus Voeders nu en in de toekomst op een efficiënte en rendabele wijze kan produceren, rekening houdende met bedrijfsontwikkelingen, veranderende marktomstandigheden en wettelijke regelgeving. Visie en aandacht voor voornoemde elementen behoren naar onze mening uitgangspunt te zijn bij het opzetten van het nieuwe bestemmingsplan.

Reactie gemeente
De gemeente is altijd bereid in overleg te treden. Het huidige voorontwerpbestemmingsplan echter is, gelet op het actualiserende karakter, niet het juiste middel waar toekomstige ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden. Het doel van actualiseren is kortweg ervoor zorgen dat de bestemmingsplannen daar waar mogelijk gebundeld worden, vernieuwd worden, digitaal beschikbaar zijn en bovendien digitaal raadpleegbaar zijn (via www.ruimtelijkeplannen.nl). Een overleg opstarten om potentiële ontwikkelingen te verkennen zal via een apart traject (moeten) lopen, ook qua ruimtelijke procedure.

  • Er zijn geen rapportages van geluidsonderzoeken opgenomen in de ter inzage liggende stukken. Niet de genoemde notitie (van 7 juni 2010), noch een rapportage van het onderzoek dat ten grondslag moet liggen aan de nieuw vast te leggen geluidszone.

Reactie gemeente
Per abuis is het betreffende onderzoek niet bij het voorontwerp gevoegd. Echter, dat rapport had betrekking op het eventueel zogenaamd 'dezoneren' van het industrieterrein. Nader onderzoek heeft ertoe geleid dat die optie niet de beste was in dit verband. Als alternatief voor het hiervoor aangehaalde dezoneren zal tegelijk met dit nieuwe bestemmingsplan een nieuwe geluidszone worden vastgesteld waarmee de maximale geluidsbelasting op de omgeving van het industrieterrein wordt vastgelegd. Om binnen de geluidszone een goede ruimtelijke ordening te kunnen bedrijven, is een goede verdeling van de geluidsruimte noodzakelijk. Om aan dat aspect tegemoet te komen wordt de geluidsruimte op perceelniveau toegekend in de vorm van dB/m2 (lees: geluidsruimte per vierkante meter). Op basis van het actuele zonemodel is een verkaveling gemaakt van het industrieterrein. De verkaveling is per bedrijf (kavel) opgezet. Voor meer uitleg hieromtrent wordt verwezen naar het bestemmingsplan zelf.

  • Alleen op blad 2/3 van de verbeelding is een klein gedeelte van de geluidszone te zien. Ook op de verbeeldingen van het voorontwerp "Nijkerk 1" zijn gedeelten van de geluidszone in beeld gebracht, echter er is nergens een totaaloverzicht van de nieuwe geluidszone aangetroffen. Gelet op het voorgaande is niet te herleiden welke geluidszone er voor het totale te zoneren industrieterrein zal gaan gelden. Graag krijgt De Heus Voeders inzicht in de bedrijfssituatie die voor haar bedrijf aan de Nijverheidsstraat is meegenomen bij de voorstellen voor de nieuwe geluidszone en de te verlenen hogere waarden.

Reactie gemeente
De geluidszone was in het voorontwerpbestemmingsplan op zijn minst slecht leesbaar. Eveneens ontbreekt een totaaloverzicht. Daarnaast zegt de legenda niets over de bandbreedte van de arcering (van grens industrieterrein tot zonegrens). Dit punt is hersteld in het ontwerpbestemmingsplan.

  • De in het plan opgenomen regels voor bouwhoogte en bebouwingspercentage zijn absoluut ontoereikend voor een goede bedrijfsvoering van De Heus Voeders. Het nieuwe bestemmingsplan zou een bouwhoogte van 60 meter voor gebouwen mogelijk moeten maken, met daarop nog een aantal uitlaten. In het gebied zouden respectievelijk hoogtes van 60, 40 en 20 meter mogelijk gemaakt moeten zijn, waarbij het in dat gehele gebied mogelijk zou moeten zijn schoorstenen en uitlaten van 60 meter hoog te realiseren. Overigens sluit deze maximale bouwhoogte aan bij de al bestemde bouwhoogte op een ander, ook aan de Nijverheidsstraat gelegen perceel (namelijk de nieuwbouwlocatie van de Coöperatie Arkervaart). Op het resterende deel van het terrein van De Heus Voeders kunnen de in het voorontwerp vermelde regels gehandhaafd blijven.

Reactie gemeente
Op de eerste plaats wordt hier verwezen naar voorgenoemde reactie en beantwoording.
Voor wat betreft de hoogtes van het geldende plan ten opzichte van voorontwerpbestemmingsplan is er sprake van het continueren van bestaande planologische rechten.

  1. 8. G.G. P. te Nijkerk

Op de verbeelding is ter plaatse van Galvanistraat 31 is de bestemming BT (industrieterrein wgh) (b<3.2) aangegeven. Cliënt heeft thans een ruimere bedrijfsbestemming die ook zwaardere categorieën bedrijven toestaat. Namens cliënt verzoeken wij u daarom de verbeelding voor het perceel Galvanistraat 31 aan te passen en ter plaatse bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.2 toe te staan.

Reactie gemeente
In het ontwerpbestemmingsplan is de categorisering in ere hersteld.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein 1 én het ontwerpbesluit tot het vaststellen van maximaal toelaatbare grenswaarden ingevolge artikel 45 en 110a van de Wet Geluidhinder voor woningen binnen de vast te stellen geluidszone van het Industrieterrein Arkervaart (Bedrijventerrein 1) te Nijkerk, heeft op grond van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, zowel van 7 september 2011 tot en met 18 oktober 2011, als (aangepast) van 26 januari 2012 tot en met 7 maart 2012 voor iedereen ter visie gelegen bij de publieksbalie en is (voor wat betreft het ontwerpbestemmingsplan) digitaal raadpleegbaar en beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl (alsmede via de gemeentelijke website www.nijkerk.eu).

Tijdens het (tweemaal) ter visie liggen zijn in totaal 17 zienswijzen ontvangen van 13 indieners (sommigen hebben hun primaire zienswijze bij de tweede tervisielegging aangevuld casu quo herhaald). Alle reacties zijn schriftelijk ingediend.

Alle zienswijzen zijn in een Nota Zienswijzen behandeld. Deze nota is als Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

juli 2012.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Geluidsonderzoek

Bijlage 2 Ev-berekeningen Aardgasleidingen

Bijlage 3 Qra Tank S (Oude Situatie)

Bijlage 4 Groepsrisicoberekening Tank S (Nieuwe Situatie)

Bijlage 5 Qra Robogascentrale Bv

Bijlage 6 Qra Tankbouw Rootselaar

Bijlage 7 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen