bestemmingsplan Nijkerk 1
Bestemmingsplan - gemeente Nijkerk
Vastgesteld op 28-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Nijkerk 1 van de gemeente Nijkerk;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0267.BP0002-0005 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.5 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.7 bebouwingspercentage
een in de regels dan wel op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.8 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.9 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die functioneel verbonden is met het bedrijf en wiens huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ter plekke noodzakelijk is;
1.11 beperkt kwetsbare objecten
- a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
- b. dienst-/bedrijfswoningen van derden;
- c. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
- d. restaurants voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;
1.12 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 Bevi-inrichting
inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.15 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.23 dak
iedere bovenbeeïndiging van een gebouw;
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.25 detailhandel in weggebonden artikelen
detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;
1.26 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.27 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
1.30 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.31 horeca(bedrijf)
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
- a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
- b. het verstrekken van nachtverblijf;
- c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.
Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend;
1.32 internetdetailhandel
detailhandel waarbij het te koop aanbieden van goederen plaatsvindt via het internet;
1.33 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.34 kwetsbaar object
- a. woningen niet zijnde:
- verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 per hectare;
- dienst-of bedrijfswoningen van derden;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf van al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
- c. gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, te weten kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
1.35 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, al dan niet gecombineerd met voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.36 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.37 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.38 niet-woonactiviteiten aan huis
alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving;
1.39 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
1.40 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het bedrijf dan wel de betreffende instelling;
1.41 ondergeschikte horeca
horeca die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het betreffende bedrijf dan wel de betreffende instelling;
1.42 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.43 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.44 pension
een eenvoudige logiesaccomodatie waarbij de eigenaar/beheerder maaltijden verstrekt uitsluitend aan gasten voor gebruik ter plaatse. De betreffende personen hebben elders hun hoofdverblijf;
1.45 plankaart/verbeelding
- a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Nijkerk 1, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0267.BP0002-0005;
- b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Nijkerk 1;
1.46 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.47 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
1.48 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.49 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.50 speelvoorziening
voorziening gericht op het bieden van vrij en openbaar toegankelijke sport- en spelmogelijkheden voor met name kinderen en/of jeugd;
1.51 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.52 volumineuze detailhandel
detailhandel in auto's, boten, caravans, tuinartikelen, meubels, grove bouwmaterialen, machines ten behoeve van bedrijven en landbouwmachines, alsmede ten behoeve van een tuincentrum;
1.53 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.54 vuurwerkbedrijf
inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
1.55 waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen ter regulering en ondersteuning van de waterhuishouding, daaronder mede begrepen al dan niet ondergrondse bergbezinkbassins;
1.56 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
1.57 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.58 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.59 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
1.60 zolder
de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap;
1.61 zorginstelling
gebouw waarin huisvesting en zorg wordt geboden aan zorgbehoevenden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
- a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel. - b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. - c. De breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren. - d. De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. - e. De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. - f. De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. - g. De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en andere uitstekende delen van ondergeschikte aard buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. het weiden van vee;
met daarbijbehorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. overige voorzieningen, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens voor bedrijven voor zover vermeld in Bijlage 2 Lijst specifieke bedrijven;
- c. ter plaats van de aanduiding 'detailhandel volumineus', tevens detailhandel in en reparatie van rijwielen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
met daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. tuinen;
- i. erven;
- j. terreinen;
- k. ontsluitingspaden;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- o. detailhandel niet is toegestaan;
- p. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- q. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
- r. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- s. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 5 Bedrijf - Garage
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de detailhandel in auto's en daaraan ondergeschikt in daaraan gerelateerde artikelen;
- b. het verrichten van onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan auto's, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf uitgesloten', waar uitsluitend het verrichten van onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan (brom)fietsen is toegestaan;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens de verkoop van motorbrandstoffen inclusief lpg;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- l. het afleveren van lpg uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';
- m. de opslag van lpg uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir lpg';
- n. een lpg-vulpunt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg'.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Garage' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.3 Nadere eisen
Artikel 6 Bedrijf - Nutsbedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een openbaar nutsbedrijf;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. erven;
- e. terreinen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
6.3 Nadere eisen
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
- b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. erven;
- f. terreinen.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
7.3 Nadere eisen
Artikel 8 Bedrijf - Opslag
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bedrijfsmatige opslag van goederen;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. erven;
- e. terreinen.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
8.3 Nadere eisen
Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de verkoop van motorbrandstoffen, evenwel met uitzondering van lpg;
- b. tot een vloeroppervlakte van 15 m2 voor de detailhandel in weggebonden artikelen;
met daar bijbehorende:
- c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- d. erven;
- e. terreinen.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
9.3 Nadere eisen
Artikel 10 Bedrijventerrein
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven categorie 2 tot en met categorie 3.1 van deBijlage 1 Staat vanbedrijfsactiviteitenalsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbij behorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 50 m;
alsmede:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' in afwijking van het bepaalde onder a het volgende bedrijf (uitsluitend ter plaatse van de volgende sectienummers):
sectienummers | activiteit | categorie -indeling |
B 9595 C 2722 C 2996 | een bedrijf voor de productie en opslag (binnen en buiten) van drukreservoirs alsmede bijbehorende installaties | 5.1 |
met daarbij behorende:
- c. gebouwen (ondergronds/bovengronds):
- d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- e. tuinen:
- f. erven;
- g. terreinen;
- h. wegen en paden;
- i. wateren;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. geluidschermen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. nutsvoorzieningen;
- n. parkeervoorzieningen (ondergronds/bovengronds);
met dien verstande dat:
- o. detailhandel niet is toegestaan;
- p. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij deze reeds aanwezig zijn op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp;
- q. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- r. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
10.3 Nadere eisen
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Bos
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (hoog)opgaande afschermende beplanting en bos;
- b. water en waterhuishouding;
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. wegen en paden;
- f. water;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
11.3 Nadere eisen
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Cultuur En Ontspanning
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum', een congrescentrum;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' , tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
12.3 Nadere eisen
Artikel 13 Detailhandel
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
alsook ondergeschikte en daarbij behorende:- 1. dienstverlening;
- 2. horeca;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', uitsluitend volumineuze detailhandel;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens wonen;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
13.3 Nadere eisen
Artikel 14 Gemengd - 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. sportief-recreatieve voorzieningen, met daarbij behorende ondergeschikte horeca;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. tuinen;
- f. erven;
- g. terreinen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
14.3 Nadere eisen
Artikel 15 Gemengd - 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor maatschappelijke voorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
15.3 Nadere eisen
Artikel 16 Groen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens een evenemententerrein;
- c. geluidwerende voorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. speelvoorzieningen;
- g. paden en verhardingen;
- h. water;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
16.3 Nadere eisen
Artikel 17 Horeca
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I, II en III van Bijlage 3 Staat vaninrichtingen (horeca), evenwel met uitzondering van hotels;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', tevens voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
17.3 Nadere eisen
17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 18 Kantoor
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens het gescheiden inzamelen van diverse huishoudelijke restmaterialen/producten alsmede voor opslag ten dienste van de aangrenzende detailhandelsfunctie;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen voor zover op de verdiepingen van de gebouwen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
met daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. tuinen;
- i. erven;
- j. terreinen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
18.3 Nadere eisen
18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 19 Maatschappelijk
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, waaronder mede begrepen kinderopvang;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom' tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de boombeplanting;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens een onderdoorgang;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
met daarbij behorende:
- f. gebouwen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- i. tuinen;
- j. erven;
- k. terreinen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. parkeervoorzieningen.
19.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
19.3 Nadere eisen
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 20 Maatschappelijk - Begraafplaats
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van een begraafplaats;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. tuinen;
- f. erven;
- g. terreinen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen.
20.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
20.3 Nadere eisen
Artikel 21 Maatschappelijk - Zorginstelling
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van een zorginstelling;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. parkeervoorzieningen.
21.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
21.3 Nadere eisen
Artikel 22 Recreatie - Volkstuin
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hobbytuinbouw;
met daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
22.2 Bouwregels
Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
22.3 Nadere eisen
Artikel 23 Sport
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren, alsook voor ondergeschikte en daarbij behorende horeca;
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I en II van Bijlage 3 Staat van inrichtingen (horeca);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor een jongerencentrum/kinderdagverblijf/educatieve doeleinden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' tevens voor een antennemast;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein' voor een hondendressuurterrein;
met daarbij behorende:
- e. gebouwen - een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. wegen;
- i. paden;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen.
23.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
23.3 Nadere eisen
Artikel 24 Sport - Manege
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatieve beoefening van de paardensport, alsook ondergeschikte en daarbij behorende horeca;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. wegen;
- f. paden;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen.
24.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
Artikel 25 Tuin
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing' tevens gebouwen ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen';
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. voorzieningen.
25.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
25.3 Nadere eisen
Artikel 26 Verkeer
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. geluidwerende voorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen voor zover het betreft garageboxen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
- g. water;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen.
26.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
26.3 Nadere eisen
Artikel 27 Verkeer - Railverkeer
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument', tevens het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, waaronder tevens begrepen schuilgelegenheden en fietsenstallingen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. wegen, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen.
27.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
27.3 Nadere eisen
27.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 28 Water
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;
met daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. kruisingen met (spoor)wegen, waaronder bruggen;
- g. dammen;
- h. duikers.
28.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
28.3 Nadere eisen
Artikel 29 Wonen
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor de uitoefening van detailhandel op de begane grond;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' tevens voor wonen in gestapelde woningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur' tevens voor het bieden van dag- en nachtverblijf in kamers al dan niet in combinatie met het verstrekken van maaltijden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor een kantoor;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens voor een wijkverenigingsgebouw;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument', tevens voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;
met daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- k. tuinen;
- l. erven.
29.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
29.3 Nadere eisen
29.4 Afwijken van de bouwregels
29.5 Specifieke gebruiksregels
29.6 Afwijken van de gebruiksregels
29.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 30 Wonen - Landhuis
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. behoud, beheer of herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in de aanwezige hoogopgaande (bos)beplantingen;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven.
30.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
30.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.5 Specifieke gebruiksregels
30.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 31 Wonen - Woongebouw
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in gestapelde woningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens:
- 1. kantoren;
- 2. detailhandel;
- 3. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie Ia van de Bijlage 3 Staat vaninrichtingen (horeca)dan wel categorie Ib voor zover het betreft een restaurant;
- 4. maatschappelijke voorzieningen;
- 5. zorginstellingen;
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' wonen uitsluitend is toegestaan op de verdieping van de gebouwen en de in31.1 onder b sub 1 tot en met 4 genoemde functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grondlaag van de gebouwen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens voor een onderdoorgang ten behoeve van het langzaam verkeer;
- d. de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. al dan niet ondergrondse parkeervoorzieningen;
- i. tuinen;
- j. erven.
31.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
31.3 Nadere eisen
31.4 Specifieke gebruiksregels
31.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 32 Wonen - Woonwagenstandplaats
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woonwagens, tot het op de plankaart aangegeven maximum aantal wooneenheden en standplaatsen zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
met daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- d. andere-werken;
- e. tuinen;
- f. erven.
32.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
32.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de externe veiligheid.
32.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 33 Wonen - Uit Te Werken
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. openbare nutsvoorzieningen;
- c. verkeer;
- d. water;
- e. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- f. gebouwen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- i. tuinen;
- j. erven;
- k. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- l. voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.
33.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in 33.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
- a. de woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. de goothoogte van de woningen mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte over ten hoogste 40% van het bouwvlak niet meer dan 9 m mag bedragen;
- c. ten aanzien van bijbehorende bouwwerken is het bepaalde in 29.2.2 van overeenkomstige toepassing, terwijl de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een gestapelde woning niet meer dan 10 m2 mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
- e. ten aanzien van tuinen, groenvoorzieningen en wegen is het bepaalde inArtikel 25Tuin, Artikel 16 GroenenArtikel 26 Verkeer van overeenkomstige toepassing.
33.3 Bouwregels
Zolang en voorzover de in 33.2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, mogen de gronden niet worden bebouwd.
Artikel 34 Leiding - Gas
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede voor:
- a. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van aardgas;
met daarbij behorende:
- b. leidingzone;
- c. veiligheidszone;
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
34.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas' worden gebouwd.
34.3 Afwijken van de bouwregels
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Leiding - Hoogspanningsverbinding
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg, instandhouding en bescherming van (een) bovengrondse verbinding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;
met daarbij behorende:
- b. belemmeringenstrook;
- c. veiligheidszone;
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
35.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
35.3 Afwijken van de bouwregels
35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 36 Waarde - Archeologie
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van:
- a. behoudenswaardige archeologische waarden in historische kernen;
- b. behoudenswaardige archeologische waarden in historische boerderijterpen (pollen).
36.2 Bouwregels
36.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 36.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:
- a. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
- b. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in 36.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 37 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 38 Algemene Gebruiksregels
38.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
38.2 Parkeernormen
De inrichting van de gronden dient zodanig plaats te vinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in Bijlage 4 Parkeernormen.
Artikel 39 Algemene Aanduidingsregels
39.1 geluidzone - industrie
39.2 industrieterrein wgh
39.3 veiligheidszone - lpg
39.4 vrijwaringszone - straalpad
Artikel 40 Algemene Afwijkingsregels
40.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 41 Algemene Wijzigingsregels
41.1 Wijzigingsbevoegdheid
41.2 Afwegingskader
41.3 Procedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 42 Algemene Procedureregels
42.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 43 Overige Regels
43.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 44 Overgangsrecht Bouwwerken
44.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
44.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
44.3 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 45 Overgangsrecht Gebruik
45.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
45.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
45.3 Verbod
Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
45.4 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 46 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Nijkerk 1.
juli 2012.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Specifieke Bedrijven
Bijlage 3 Staat Van Inrichtingen (Horeca)
Bijlage 4 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.
De gemeente Nijkerk werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede: een gelijke planregeling en -methodiek voor alle inwoners binnen de gemeente Nijkerk.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een deel van het bestaand stedelijk woongebied van de kern Nijkerk (zie rood omlijnde gebied). Voor het centrum van Nijkerk, woongebied Corlaer en de bedrijventerreinen worden aparte bestemmingsplannen opgesteld.
Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit bestemmingsplan geldt, dat de ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen als gegeven zijn geaccepteerd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Nijkerk 1" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0267.BP0002-0005);
- planregels.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
1.3 Situering Van Het Plangebied
Het plangebied beslaat een deel van het bestaand stedelijk woongebied van de kern Nijkerk. Het plangebied wordt globaal gezien begrensd door de bedrijventerreinen en het buitengebied. Zoals in de inleiding al is vermeld vallen het centrumgebied en Corlaer buiten het plangebied. Ter verduidelijking is de situering en de begrenzing van het plangebied weergegeven op hierna volgende afbeelding.
1.4 Planologisch-juridische Regeling
1.4.1 Geldende bestemmingsplannen
De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de onderstaande bestemmingsplannen, die door het voorliggende bestemmingsplan geheel/gedeeltelijk komen te vervallen.
Bestemmingsplan | Vastgesteld door Raad | Goedgekeurd door GS | |||
Bruins Slotlaan | 26-6-1980 | 22-07-1981 | |||
Nijkerk in onderdelen | 23-12-1958 | ||||
Oranjewijk | 29-03-1990 | 24-08-1990 | |||
Zilverschoon | 16-08-1973 | 01-05-1974 | |||
Beulenkamp 1 | 28-02-1974 | 20-11-1974 | |||
Beulenkamp 2 | 28-10-1976 | 04-07-1977 | |||
Paasbos 1,2 en 3 | 14-12-1978 | 17-09-1979 | |||
Paasbos 4 | 28-06-1984 | 22-10-1984 | |||
De Roode Schuur | 29-08-1991 | 05-11-1991 | |||
Strijland | 30-05-1974 | 26-08-1976 | |||
Nautena | 28-10-1982 | 27-07-1983 | |||
Van Rensselaer | 30-03-1980 | 03-03-1981 | |||
Luxool | 13-01-1977 | 17-08-1977 | |||
Westelijk Stadsdeel | 15-07-1982 | 09-08-1985 |
Deze bovengenoemde plannen zijn in de loop van de tijd, door middel van diverse partiële herzieningen en diverse wijzigingen ex artikel 11 WRO, enigszins aangepast. Dit betekent dat in het gebied nog een groot aantal andere aanvullende juridische regelingen gelden, die bovenstaand niet zijn opgenomen maar wel in het voorliggende bestemmingsplan zijn verwerkt.
1.4.2 Voorliggend bestemmingsplan
Het onderhavige bestemmingsplan is onder meer gebaseerd op het consolideren van de bestaande situatie met een flexibele planregeling. Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.
1.5 Opbouw Toelichting
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt een korte beschrijving gegeven van het ontstaan en de huidige opbouw van Nijkerk. Een beschrijving van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen staat beschreven in hoofdstuk 4. De juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, neergelegd in hoofdstuk 6, sluit deze toelichting af.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Nijkerk is dit het geval. Echter het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan, daarom is alleen het relevante beleid kort verwoord.
In dit hoofdstuk volgt een opsomming van de belangrijkste beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal niveau voor zover relevant voor het plangebied en de voorgenomen actualisatie.
2.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Begin 2012 is in werking getreden de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen.
Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Het voorliggende bestemmingsplan maakte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en doet daarmee geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van het rijk.
Watertoets (2001, wettelijk verplicht sinds 2003)
De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten en een direct gevolg van de afspraken uit de Startovereenkomst "Waterbeleid 21e eeuw". Vanaf 14 februari 2001 is afgesproken dat de Watertoets wordt toegepast. Dit is dus ook van toepassing voor de planlocatie Nijkerk 1. In een zogenaamde waterparagraaf in het bestemmingsplan wordt het proces beschreven en wordt het advies verwoord. De uitgangspunten van het Waterschap Vallei & Eem zijn in de watertoets meegenomen (zie verder paragraaf 4.7).
2.3 Provinciaal Beleid
Streekplan Gelderland (2005)
Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.
Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:
- sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
- versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
- bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
- de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
- de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
- de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
- een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
- met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
- bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.
Weergave van het plangebied in het streekplan
Volgens de beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 is het stedelijk gebied van Nijkerk een regionaal centrum. Daarnaast valt Nijkerk onder de regio Vallei. Nijkerk is met de aansluiting op de rijksweg A28 een knooppuntlocatie voor de ontwikkeling van wonen, werken en voorzieningen.
Nijkerk heeft volgens het Streekplan Gelderland 2005 een regionale functie ten aanzien van werken en wonen. Eén van de hoofddoelstellingen van het ruimtelijke provinciebeleid is het bevorderen van sterke stedelijke netwerken en regionale centra. Voor de kern Nijkerk ziet de provincie nadrukkelijk een ruimtelijke relatie met Amersfoort. Verdere ondersteuning en intensivering van die relatie is wenselijk voor wat betreft het openbaar vervoer, de onderlinge afstemming van de verstedelijkingsopgave en de open groene ruimte tussen Nijkerk en Amersfoort. Tegen deze achtergrond acht de provincie voor Nijkerk een regionale functie voor wonen en werken op zijn plaats.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend plan is, worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor wordt het sterke stedelijke netwerk en regionale centrum van Nijkerk niet specifiek bevorderd, maar verzwakt het echter ook niet. Het bestemmingsplan "Nijkerk 1" doet dus geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Met een ruimtelijke verordening, die door de provincie Gelderland is vastgesteld op 15 december 2010, stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
Het plangebied valt binnen het gebied aangemerkt als bestaand bebouwd gebied. Voorliggend plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelaken 2030 en Binnenstadsvisie Nijkerk (2011)
De nieuwe structuurvisie van de gemeente geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030. Deze structuurvisie is door de gemeenteraad op 30 juni 2011 vastgesteld. Voor de binnenstad is een aparte visie gemaakt.
In de structuurvisie zijn op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente.
In 2030 vormt de gemeente de groene overgang van de Randstad naar de Veluwe. De kernen hebben zich gericht op de eigen behoefte op het vlak van wonen, werken en voorzieningen. De woningvoorraad is meegegroeid met de vraag vanuit de eigen bevolking en er zijn nieuwe, onderscheidende woonmilieus ontstaan in Nijkerk, terwijl de kernen van Nijkerkerveen en Hoevelaken zijn afgerond op een wijze passend bij het omliggende landschap.
In 2030 profileert Nijkerk zich met de unieke combinatie van drie identiteiten die op relatief korte afstand te ervaren zijn:
- 1. Stadse identiteit, waaronder de zone rondom de A28 en in mindere mate de A1;
- 2. Dorpse Identiteit, zoals de dorpskernen van Nijkerkerveen, Hoevelaken en de wijken aan de zuid- en oostkant van Nijkerk;
- 3. Landelijke Identiteit, vooral het buitengebied van de gemeente.
In de structuurvisie worden op hoofdlijnen vier strategische keuzes gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling en profilering van Nijkerk in de regio:
- 1. Drie kernen met eigen cultuur en samenleving
- 2. Landbouw en Landschap gaan samen
- 3. Tegengaan van verrommeling in gekoesterde landschappen
- 4. Ontwikkeling bedrijventerrein, na ontwikkeling van De Flier en De Driehoek wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid gevonden door herstructurering van Arkervaart Oost.
Bijzondere opgaven in de structuurvisie zijn er voor:
- Poorten, de toegangsgebieden naar Nijkerk.
- Aandachtsgebieden, gebieden waar juist geen grote plannen of ingrepen worden voorgesteld (de Holk, de Veenwallen, Slichtenhorst, Beulekamp)
- Sleutelgebieden, gebieden waar nieuwe ontwikkelingen zijn gepland met specifieke opgaven die met extra aandacht en inzet richting kunnen geven aan de ambities van de gemeente.
Onderstaand is de integrale visiekaart van de gemeente opgenomen. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan de huidige situatie vastlegt, is er geen sprake van strijdigheid met het Structuurplan.
Voor de binnenstad is met een deel van de ondernemers, winkeliers en bewoners een visie op de binnenstad gemaakt (Binnenstadsvisie Nijkerk). De vier belangrijkste pijlers in deze visie zijn:
- 1. Goede bereikbaarheid en ruim voldoende betaalbare parkeervoorzieningen.
- 2. Winkelaanbod biedt combinatie van boodschappen doen en shoppen.
- 3. De charme van een monumentaal stadje met historische panden en authentieke straten.
- 4. Een binnenstad waar mensen met plezier wonen.
Dit heeft geresulteerd in bijgevoegde visiekaart.
Een deel van de binnenstad is gelegen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. Voorliggend plan is een weergave van de vigerende bestemmingen. Voor nieuwe ontwikkelingen die niet passen binnen de vigerende bestemming zal een aparte bestemmingsplanprocedure moeten worden gevolgd.
Welstandsnota (2004)
In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. Deze nota geeft tevens uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel. Het gemeentebestuur wil met deze nota een belangrijke stap zetten naar modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht.
Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.
Er zijn voor Nijkerk algemene welstandscriteria opgesteld die bestaan uit een kwaliteitskader en een ruimtelijk kader. Deze algemene welstandscriteria vormen een vangnet voor die gevallen waarin de overige criteria niet toereikend zijn.
Daarnaast is Nijkerk verdeeld in een aantal deelgebieden. Voor elk deelgebied in de gemeente zijn de gebiedskenmerken weergegeven en de welstandscriteria uitgewerkt. Daarbij wordt soms verwezen naar bestaand beleid. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan hoofdzakelijk de huidige situatie vastlegt, is er geen sprake van strijdigheid met de Welstandsnota.
Woonvisie 2005+
De gemeenteraad van Nijkerk heeft op 15 december 2005 de Integrale Ontwikkelingsvisie 2015-2030 voor Nijkerk vastgesteld. Daarmee is richting gegeven aan de wijze waarop Nijkerk in de komende decennia zal worden uitgebouwd. Een belangrijk thema daarin is de relatie tussen wonen, welzijn en zorg. De gemeente Nijkerk heeft dit thema nader uitgewerkt in de Woonvisie. In de Woonvisie geeft de gemeente Nijkerk aan welke ambities zij voor de komende jaren heeft.
Deze ambities zijn:
- vervullen van een regionale opvangfunctie, met behoud van kwaliteit;
- vergroten van keuzemogelijkheden;
- werken aan evenwichtige opbouw van de bevolking;
- bouwen voor alle doelgroepen, in het bijzonder voor jongeren en senioren;
- gemeente is regisseur.
De gemeente wil het mogelijk maken dat alle bevolkingsgroepen in Nijkerk kunnen (blijven) wonen. Dit betekent dat er een divers woningaanbod moet worden gerealiseerd en dat de voorzieningen in de woonwijken van goede kwaliteit moeten zijn. Het is de bedoeling dat het mogelijk wordt voor alle leeftijden en huishoudenssamenstellingen om in de verschillende wijken en kernen, zolang mogelijk in de eigen woning en woonomgeving te kunnen blijven wonen. Bij de bouw van woningen moet dan ook direct de inrichting van de wijk worden betrokken. Om hiertoe te komen heeft de gemeente Nijkerk dit uitgewerkt naar concrete maatregelen.
Aangezien het onderhavige bestemmingsplan hoofdzakelijk de huidige situatie vastlegt, wordt er geen afbreuk gedaan aan de concrete maatregelen en hetgeen in de Woonvisie is vermeld.
Beleidsregels voor binnen sport op bedrijventerreinen (2005)
De gemeente Nijkerk wordt geconfronteerd met verzoeken van ondernemingen om bedrijfspanden op bedrijventerreinen te mogen gebruiken ten behoeve van binnensport, zoals voor sportscholen en fitnesscentra. In het vigerende gemeentelijk beleid is binnensport niet toegestaan op bedrijventerreinen. In 2005 zijn er beleidsregels opgesteld om binnensport -onder voorwaarden- toch mogelijk te kunnen maken.
Zo dienen binnensportvoorzieningen te worden gevestigd op bereikbare en veilige locaties, dicht bij de woongebieden waarvoor ze zijn bedoeld. Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan de zones rond het centrumgebied of in randzones langs woonwijken. Overlast van sportactiviteiten kan worden beperkt door een goede ontsluiting en een afstand tot woningen van tenminste circa 30 meter. Clustering van sportvoorzieningen levert voordelen op. Men kan daarbij gebruik maken van dezelfde ondersteunende voorzieningen, zoals parkeren. Kleinere binnensportvoorzieningen kunnen zonder bezwaar worden ondergebracht in centrumgebieden met gemengde functies. Grotere binnensportvoorzieningen kunnen als een bedrijfsmatige activiteit worden aangemerkt. Voor grotere binnensportvoorzieningen kunnen bedrijfsterreinen een aantrekkelijke locatie bieden, mits kan worden voldaan aan de in de beleidsregels voor binnensport op bedrijventerreinen gestelde voorwaarden.
De delen van bedrijfsterreinen die in aanmerking komen voor binnensportvoorzieningen zijn voor het voorliggende plangebied als volgt:
- een zone van 100 meter breed ten noorden van de randweg;
- een zone van 100 meter breed ter weerszijden van de Watergoorweg;
- een zone van 100 meter breed ten noordwesten van de Ambachtstraat;
- de gronden tussen de Ambachtstraat en het woongebied van Nijkerk.
Voor de duidelijkheid zijn deze zones in rood in onderstaand kaartje opgenomen.
Omdat de vestiging van binnensport op bedrijfsterreinen aan bepaalde voorwaarden moet voldoen, is een toetsingsmoment nodig. Daarom wordt binnensport niet als recht, maar door middel van het verlenen van een ontheffing (omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 van de Wabo voor de in die bepaling onder c genoemde activiteit) in de bestemmingsplannen voor bedrijfsterreinen geregeld. De voorwaarden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zijn in de planregels van voorliggend bestemmingsplan opgenomen.
Beleidsnota cultuurhistorie
Deze Beleidsnota heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende plangebied.
Notitie niet woonactiviteiten aan huis
Doel van deze notitie is om heldere en duidelijke regels te krijgen voor mensen die een klein deel van hun huis of bijgebouw willen inrichten en gebruiken om van daaruit niet-woonactiviteiten te ontplooien. Onder niet woonactiviteiten wordt verstaan alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving. Er zijn regels geformuleerd die duidelijk maken onder welke voorwaarden voor niet-woonactiviteiten aan huis een omgevingsvergunning kan worden verkregen.
Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)
Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad".
Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:
- 1. Versterken van de drie aanwezige landschapstypen in Nijkerk.
- 2. Versterken en beleefbaar maken van het cultuurhistorische erfgoed.
- 3. Behoud en versterken van de natuurparels van Nijkerk.
- 4. Uitbreiden recreatief netwerk en benutten kansen op recreatief vlak.
Eén van de aanbevelingen in het landschapsontwikkelingsplan is het versterken, behouden en uitbreiden van de landschappelijke kwaliteiten. De snelweg vormt een barrière van de stad Nijkerk richting de polder. Ook de bedrijventerreinen zorgen voor een harde stadsrand aan de westzijde van Nijkerk. Doordat langs deze rand bomenrijen, schermen of boomgroepen zijn geplaatst wordt hiermee de landschappelijke kwaliteit versterkt.
Handboek Groenbeleid
In januari 2003 is het Handboek Groenbeleid opgesteld. Het Handboek Groenbeleid verwoordt de visie voor het openbare groen binnen de kemen van de gemeente Nijkerk voor de lange termijn. Het handboek vormt een belangrijk toetsingskader en bestuurlijk beleidsstuk en is opgebouwd uit verschillende modules of bouwstenen. Elke bouwsteen vormt een afgeronde eenheid, samen vormen ze een "muur", een drager voor hel toetsen van plannen en ontwikkelingen. De samenhang tussen de bouwstenen maakt de muur sterk.
Nijkerk heeft zich ontwikkeld van een kerkdorp naar een middelgrote stad. De kern heeft een groene uitstraling, met name door het groen binnen de wijken. Op kernniveau is momenteel geen heldere en eenduidige groenstructuur aanwezig, hiervoor is het groen te veel versnipperd. De structuur in de kem wordt bepaald door de oude kerkwegen of radialen, oude en nieuwe ringwegen en waterlopen (Breede Beek en Arkervaart). Langs de meeste wegen is geen doorgaande laanbeplanting aanwezig waardoor de oriëntatie lastig is. Daarnaast is er weinig relatie met het buitengebied omdat karakteristieke laanbeplantingen niet doorlopen in de kern. Naast de hiervoor genoemde elementen zijn ook het spoor en langzaam verkeersroutes, waaronder het havenspoorlijntje, belangrijke lijnelementen binnen de groenstructuur van Nijkerk.
Vlakelementen binnen de groenstructuur zijn de sportvelden, de begraafplaats, het Van Reenenpark en het stadspark.
Uitgangspunten voor de ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur zijn:
- het verduidelijken van de hiërarchie in wegen, het vergroten van de oriëntatie en het verbeteren van de relatie met het buitengebied.
- Langs radialen en ringwegen dienen uniforme laanbeplantingen aangeplant of aangevuld te worden. Hierbij geldt een dubbele laanbeplanting langs de radialen en een enkele laanbeplanting (of dubbele laanbeplanting in de middenberm) bij ringwegen.
- Bij wegreconstructies dient meer ruimte voor bomen gereserveerd te worden.
- Binnen de hoofdgroenstructuur worden zoveel mogelijk bomen van de 1e grootte (eik, beuk, linde, populier) toegepast.
- Naast meer natuurlijke oevers langs de beken ook binnen de kem is het verbeteren van het zicht op de beken van belang.
- De visuele en functionele relatie tussen het centrumgebied en de Arkervaart dient verbeterd te worden.
- De parken in Nijkerk hebben een historisch karakter en zijn visitekaartjes voor de kem. Ze kunnen een kwaliteitsimpuls gebruiken, waarbij ze aantrekkelijker worden gemaakt als verblijfsplek.
- De (deels toekomstige) zone langs de A28 is belangrijk als recreatief uitloopgebied en voor natuurontwikkeling. Entrees en belangrijke kruisingen worden geaccentueerd door een opvallende inrichting, waarbij gebruik wordt gemaakt van elementen uit de directe omgeving.
Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de gewenste structuur en ontwikkelingsrichting van Nijkerk.
Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (2011)
Op 26 mei 2011 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan vastgesteld. Deze is tegelijk met de Structuurvisie tot stand gekomen. Het GVVP is geschreven met de Structuurvisie als overkoepelend kader. Het GVVP heeft een planhorizon tot 2020, met af en toe een doorkijk naar 2030.
De ambitie van de gemeente is om goed en veilig bereikbaar te blijven via zowel de weg als het spoor voor haar bewoners en vanuit haar omgeving. Daarbij moet de doorstroming op het lokale hoofdwegennet verbeterd en het sluipverkeer voorkomen worden. De kernen blijven ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden en nieuwe ontwikkelingen worden goed en duurzaam ontsloten op het (lokale) hoofdwegennet. Nijkerk zet in op het reduceren van het aantal korte ritten met de auto. Door te investeren in de fiets en in flankerend beleid ten aanzien van openbaar vervoer wil Nijkerk het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer bevorderen en (subjectief) onveilige locaties aanpakken. Door het verbeteren van de leefbaarheid in en de bereikbaarheid van de binnenstad creëert Nijkerk een aantrekkelijk centrum voor Nijkerk en haar omgeving.
Om deze ambitie waar te maken zijn voor verschillende modaliteiten doelstellingen en ambities geformuleerd, welke weer in concrete opgaven zijn vertaald. Het uitvoeringsprogramma is nog in bewerking (2011). Het voorliggende bestemmingsplan is een vertaling van de actuele situatie en doet geen afbreuk aan het behalen van de doelstellingen.
Milieubeleidsplan 2009 - 2012 van de gemeente Nijkerk
Het Milieubeleidsplan 2009-2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004-2007 en is op 28 mei 2009door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009-2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld.
Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.
Het Milieubeleidsplan kent vier speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen de vier speerpunten zijn subthema’s ondergebracht.
De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Daarnaast zijn duurzame relaties tussen burgers, ondernemers, de maatschappelijke organisatie en de regiopartner belangrijk om uitvoering te geven aan dit plan.
Daarnaast werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.
Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het milieubeleidsplan van de gemeente Nijkerk.
Waterplan (2006)
Het Waterplan bestaat uit twee delen.
- Deel 1 is het beleidsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Visie en beleid 2005-2030" dat door de gemeenteraad van Nijkerk op 1 juni 2006 is vastgesteld. Hierin worden de visie en doelstellingen van het Nijkerkse waterbeleid omschreven. Door dit zo concreet mogelijk te doen zijn de vorderingen in de uitvoering van het plan goed te meten.
- Deel 2 is het uitvoeringsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Uitvoerings- en Communicatieplan 2007-2011" dat jaarlijks door het college wordt geactualiseerd en vastgesteld en waarin de uit te voeren maatregelen zo concreet mogelijk zijn beschreven.
Gelet op hun grote betrokkenheid zijn de Waterschappen "Vallei & Eem" en "Veluwe" op een constructieve en intensieve wijze bij de totstandkoming van het gemeentelijk Waterplan betrokken.
De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema’s:
- Samen werken aan water en ruimte.
- Voort met afkoppelen.
- Aanpak grondwaterproblematiek.
- Verbeteren waterkwaliteit en ecologie.
- Bevorderen gebruik en beleving van water.
- Water en vuur.
In het uitvoeringsprogramma staan voor de kern Nijkerk verschillende actiepunten verwoord, zoals bijvoorbeeld de kansen voor het afkoppelen bij rioolvervanging in bestaand bebouwd gebied in de wijken Schulpkamp (circa 2,5 ha), Oranjebuurt (circa 6 ha) en Bruinsslotlaan (circa 2 ha). Daarna liggen er mogelijkheden voor afkoppelen bij rioolvervanging (circa 2 ha. per jaar).
Beleidsregel Detailhandel op bedrijventerreinen
Onder invloed van onder andere de opkomst van internet en de behoefte aan schaalvergroting bij ondernemers ontvangt de Gemeente Nijkerk steeds vaker verzoeken om mee te werken aan detailhandel op bedrijventerreinen. Geldende bestemmingsplannen laten detailhandel op dergelijke locaties echter vrijwel nooit toe. Echter er zijn verschillende vormen van detailhandel die niet passen binnen de bestaande winkelstructuur en die juist op bedrijventerreinen thuishoren.
Om meer duidelijkheid te geven over wanneer de gemeente wel of geen medewerking verleend aan detailhandel op bedrijventerreinen is de beleidsregel "Detailhandel op bedrijventerreinen" opgesteld. Hierbij is onderscheid gemaakt in de volgende vormen van detailhandel:
- detailhandel in volumineuze goederen ;
- grootschalige detailhandel;
- internetdetailhandel;
- ondergeschikte detailhandel.
Naast algemene uitgangspunten zijn er voor bovengenoemde vormen van detailhandel ook specifieke uitgangspunten geformuleerd, die vertaald zijn in dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Nijkerk
3.1 Geschiedenis Van Nijkerk
De naam Nijkerk stamt af van de Nieuwe kerk, die gebouwd werd nadat de oude kapel in 1221 door een veenbrand was verwoest. Nijkerk heeft in de geschiedenis een aantal keren te kampen gehad met rampen. In 1421 brandde de kerk af. Ook vonden er overstromingen plaats vanuit de Zuiderzee; onder andere op 13 en 14 januari 1916. Omdat Nijkerk centraal lag tussen het aartsbisdom Utrecht en het hertogdom Gelre, was de stad regelmatig strijdtoneel, en in 1412 werd het dorp geheel verwoest. Op 27 maart 1413 kreeg Nijkerk als vergoeding stadsrechten en vrijstelling van tolgeld in Gelre. In 1540 brandde de stad vrijwel geheel af.
Nijkerk bloeide in de 18e eeuw. De stad leefde van tabaksteelt, handel, en glasblazerijen en was in 1795 de grootste stad van de Veluwe. Dit is goed te merken aan de architectuur. In die tijd zijn veel mooie herenhuizen gebouwd in het huidige centrum. In Gelderland had alleen Arnhem een grotere omvang.
Een aantal wijk- en straatnamen verwijzen naar belangrijke personen in de geschiedenis. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld Corlaer, de Van Rensselaerstraat en de Slichtenhorsterweg die zijn genoemd naar pioniers die vanuit Nijkerk naar Nieuw-Nederland trokken (het huidige New York).
Na de Tweede Wereldoorlog groeide Nijkerk fors. Om Nijkerk te ontlasten van het Noord-Zuid verkeer werd de Frieswijkstaat aangelegd. Vooral na aanleg van de A28 in 1965 werden stukken land tussen deze rijksweg en de stad benut voor bedrijfsterreinen, zoals de Arkervaart en Watergoor, hetgeen veel werkgelegenheid opleverde. Dat leidde tot verdere expansie van de woningbouw. De eerste naoorlogse woonwijken verrezen: Schulpkamp, de Bruins Slotlaan en enige bebouwing rondom het centrum (voornamelijk bij de Commissaris van Heemstrastraat en de Havenstraat).
Eind jaren vijftig werd begonnen aan de oostzijde van de stad. Uit deze periode, tot circa 1975 stammen de wijken Oranjewijk, Beulekamp, Paasbos en Renselaer; in de laatste wijk werden voor het eerst flats opgeleverd (van Oldenbarneveltstraat).
Eind jaren zeventig begon met de wijk Strijland een groot project, aansluitend op de wijken Beulekamp en Paasbos. Hier bouwde men tot ongeveer 1986, daarna ging men aan de westzijde uitbreiden. Tevens werden in de jaren zeventig rondom verpleeghuis Zilverschoon twee wijken aangelegd. Als eerste een wijk tussen de Bruins Slotlaan en de Berecamperweg (veel straten hebben het woord "camp" in hun naam). Vervolgens werd ten zuiden van verzorgingshuis Zilverschoon de wijk Hazeveld gerealiseerd.
Rond 1989 startte de gemeente een omvangrijk project ten westen van de rondweg met de wijk Corlaer. Rond 1997 startte men het tweede gedeelte, Groot-Corlaer, met de deelplannen Boerderijakkers (1997-2000), De Bogen (2000-2006) en tot slot het deelplan De Terrassen. Vanaf 2007 worden in deze wijk 800 woningen gebouwd. Sinds diezelfde tijd wordt een aantal inbreidingslocaties bebouwd, onder andere aan de Oranjelaan en het Molenplein/van Reenenpark.
Ook de voorzieningen zijn flink uitgebreid. Zo zijn diverse sportvoorzieningen aanwezig en sinds enkele jaren alle vormen van voortgezet onderwijs.
3.2 Bestaande Situatie
Het plangebied Nijkerk 1 bevat verscheidene deelgebieden. De Welstandsnota van de gemeente Nijkerk, vastgesteld op 1 juli 2004, deelt deze gebieden als volgt in:
Centrumschil
- Westelijk Stadsdeel.
- Van Rensselaer.
- Oranjewijk.
- Bruins Slotlaan (zuidelijk deel).
Woonwijken jaren '70/'80
- Zilverschoon.
- Paasbos I t/m IV.
- Strijland I en II.
- Beulekamp.
- Nautena Noord en Zuid.
- Bruins Slotlaan (noordelijk deel).
Groen- en Sportgebied
- Luxool.
In het navolgende wordt er een gebiedsbeschrijving gegeven van de verschillende deelgebieden:
Westelijk Stadsdeel
Het deelgebied Westelijk Stadsdeel ligt ten westen van het centrum van Nijkerk. Het wordt omgeven door het centrum, de Frieswijkstraat, de Schulpkamp/Havenstraat en het sportpark en bedrijventerrein Watergoor. Het vormt een grotendeels naoorlogs woongebied met daarbinnen enkele bewaard gebleven oudere bebouwing. De naoorlogse uitbreidingen zijn vanaf de jaren vijftig projectmatig gerealiseerd langs een orthogonaal en recht stratenpatroon. In verschillende periodes daarna zijn steeds woningen aan het gebied toegevoegd, ook als inbreidingslocatie. Daarnaast heeft op verscheidene plekken nieuwbouw plaatsgevonden. Vooroorlogse bebouwing bestaat voornamelijk uit kleine villa's en arbeiderswoningen langs en tussen de Professor Eijkmanstraat, de Brink en de Torenstraat. Het gebied rond de Brink (rotonde) is waardevol vanwege de oorspronkelijkheid van de bebouwing. Hier staan namelijk bewaard gebleven boerderijen en andere agrarisch gelieerde bebouwing. Huize De Brink is een oud landhuis. De vooroorlogse linten typeren zich door diversiteit in verschijningsvormen. De ruimtelijke structuur is gebaseerd op de oorspronkelijke loop van de eerste bebouwingslinten. Deze hebben als basis gediend voor de verdere ontwikkeling. Er is hierbij nauw aangesloten door de linten te verlengen of door evenwijdig aan de linten te bouwen. De vijfsprong bij de Brink heeft hierbinnen een belangrijke structurerende werking. Verspreid in het deelgebied komen enkele voorzieningen voor, zoals winkels en een zorgcentrum.
Van Rensselaer
Deelgebied Van Rensselaer is een relatief groot gebied ten zuiden van het centrum van Nijkerk. Het gebied wordt begrensd door de Callenbachstraat, de spoorlijn, de Barneveldseweg en de Frieswijkstraat. Het gebied kent zijn ontstaansgeschiedenis rond de begraafplaats aan de Frieswijkstraat. Voor de oorlog werden rijen arbeiderswoningen gebouwd langs de van Rensselaerstraat. Gelijk na de oorlog werden in de jaren vijftig aan deze straat eveneens rijtjeswoningen gebouwd. De wijk is pas goed tot ontwikkeling gekomen in de jaren zestig en zeventig. Er werden voornamelijk rijtjeswoningen gebouwd. Op enkele plekken zijn vrijstaande woningen gebouwd. Ten zuiden van de Oldenbarneveldstraat zijn etagewoningen gebouwd. De ruimtelijke structuur wordt met name bepaald door de belangrijke routes langs de rand van de wijk en de begraafplaats. Tevens stroomt de Brede Beek midden door de wijk. Binnen het deelgebied wordt de structuur bepaald door rechte straten die haaks ten opzichte van de Frieswijkstraat liggen. De bebouwing staat in een strokenverkaveling. Rooilijnen zijn per straat gelijk, en liggen evenwijdig ten opzichte van de ontsluitings- of insteekwegen. Een uitzondering hierop vormen de flatgebouwen en de vrijstaande woningen, welke een regelmatig gedraaide rooilijn hebben. Aan de zuidzijde staan woningen gegroepeerd in hofjes.
Oranjewijk
Deelgebied Oranjewijk is een naoorlogse woonbuurt aan de oost- en noordoostkant van de binnenstad van Nijkerk. Het deelgebied wordt begrensd door de Callenbachstraat, deelgebied Centrum, de Vetkamp, de Wallerstraat en de Havenlijn/ Spoorlijn. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit naoorlogse bebouwing dat vanaf de jaren zestig gebouwd is. In het zuidelijk deel van de buurt staan meer vooroorlogse villa's, zoals aan de Coltoflaan en de Spoorstraat. Langs het van Reenenpark staan projectmatig gebouwde middenstandsvilla's rondom een parkje met waterpartij. De bebouwing staat in een strokenverkaveling langs rechte straten en is zorgvuldig geplaatst binnen de bestaande bebouwingslinten de Spoorstraat en de nieuwbouwlocatie De Gruno. De woningen zijn gegroepeerd in rijtjes. Een uitzondering hierop vormen de villa's aan het van Reenenpark, de Coltoflaan en de Spoorstraat. Hier staat meer vrijstaande- en geschakelde bouw. De ligging tussen en nabij het station en het centrum heeft de vestiging van kantoren met zich meegebracht. Zo behoort het zorgcentrum Arkemheen tot het deelgebied.
Bruins Slotlaan (zuidelijk deel)
Deelgebied Bruins Slotlaan Zuid bestaat uit het zuidelijke gedeelte van de gelijknamige wijk. Het deelgebied wordt begrensd door de Havenlijn in het noorden, de Vetkamp in het oosten en de Vrijheidslaan en het bedrijventerrein in respectievelijk het zuiden en het westen. Aan de zuidzijde grenst het centrum van Nijkerk. De directe ligging aan het centrum en de nabijheid van de oude haven van Nijkerk heeft er voor gezorgd dat hier voor de Tweede Wereldoorlog al een groot deel van de bebouwing stond. Deze vooroorlogse bebouwing bestaat voor een groot deel uit projectmatig gebouwde rijtjes arbeiderswoningen. Daarnaast staan er kleine middenstandsvilla's en gewone woonhuizen in vrijstaande en twee-onder-één-kap- vorm. Straten waaraan vooroorlogse bebouwing het beeld domineert zijn de Raadhuisstraat, de Roemerstraat, de Schrassertstraat en de van Delenstraat. Na de Tweede Wereldoorlog werden projectmatig open ruimten langs de straten opgevuld en werden enkele nieuwe aan de al bestaande structuur toegevoegd. Goede voorbeelden hiervan staan in het Beatrixhof en langs de Schrassertstraat. Binnen het deelgebied is geen duidelijke structuur herkenbaar. Aan de rand lopen de Vrijheidslaan en de Vetkamp. Dit zijn belangrijke routes binnen Nijkerk.
Zilverschoon
Deelgebied Zilverschoon is een kleine woonbuurt liggend aan de noordzijde van de kern Nijkerk. Het gebied wordt aan de zuidkant begrensd door de Havenlijn en in het noorden door het buitengebied. De oost- en de westgrens worden respectievelijk gevormd door de Vetkamp en de Wallerstraat. Deze rustige woonbuurt is vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw tot ontwikkeling gekomen. Langs 't Hazeveld en de Henry Dunantlaan zijn rijtjeswoningen gebouwd en aan de Van Kluijvelaan geschakelde en vrijstaande woningen. De rijtjeswoningen en de geschakelde woningen zijn projectmatig ontwikkeld, de vrijstaande woningen zijn particulier ontwikkeld. Deze woningen staan in een strokenverkaveling. Aan de noordzijde van de Van Kluyvelaan zijn woningen gegroepeerd in hofjes. Deze hebben tevens een vrijere setting. Het stratenpatroon zorgt middels een groenzone voor een ruim profiel. Samen met het vele privégroen levert dit een aantrekkelijk groen beeld op. Aan de oostzijde van het deelgebied, aan de Vetkamp, staat het Streekverpleeghuis Zilverschoon. Naast het hoofdgebouw is recentelijk nieuwbouw gerealiseerd. Een groenzone scheidt de bebouwing van het buitengebied.
Paasbos I t/m IV
Deelgebied Paasbos is een relatief grote naoorlogse uitbreidingswijk aan de oostzijde van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle en wordt begrensd door de buurten Strijland en Beulekamp, de bebouwing aan de Oude Barneveldseweg en de spoorlijn. Het is een typische woonwijk met enkele wijkvoorzieningen als scholen en een klein winkelcentrum geclusterd aan de Grieglaan en de Hoefslag. De wijk is vanaf de jaren zestig tot stand gekomen. Aan de noordzijde is de eerste bebouwing gekomen, vervolgens heeft men verder naar de zuidzijde uitgebreid. Hier domineren woningen uit de jaren zeventig het bebouwingsbeeld. Vlak bij het station staan enkele woningen uit de jaren dertig van de vorige eeuw.
De bebouwing staat hoofdzakelijk in een blokverkaveling, met langs de randen enkele bebouwingsstroken. Het stratenpatroon is rechthoekig. Aan de westkant van de wijk zijn de woningen gegroepeerd rondom hofjes. Aan de zuidkant van de wijk is een eerste aanzet tot een woonerfstructuur. Naast rijtjeswoningen komt ook enige gestapelde bouw voor van maximaal vier bouwlagen (zoals aan de Vuurdoornlaan en Wittenburg). In de omgeving van de Bachlaan is een wijkcentrum waar voornamelijk winkelvoorzieningen gevestigd zijn.
De rooilijnen zijn per straat gelijk. Ze liggen evenwijdig of in gelijke mate onder een hoek ten opzichte van de straat. Een kenmerk van de wijk is de gelijke bebouwingsritmiek per straat of buurt.
Strijland I en II
Deelgebied Strijland is een naoorlogse uitbreidingswijk aan de zuidoostkant van de kern Nijkerk. De begrenzing wordt bepaald door de wijk Paasbos, de Paasbosweg, de Oude Barneveldseweg en de Barneveldseweg. Het woongebied is vanaf de late jaren zeventig gerealiseerd en voltooid in de jaren negentig van de vorige eeuw. De ontwikkeling ging van west naar oost. De wijk is volgens een zeer kenmerkende woonervenstructuur gerealiseerd. Er is geen duidelijke ontsluitingsroute, de rustige straten hebben een grillig verloop en de woningen bestaan vooral uit rijtjeswoningen die veelal gegroepeerd zijn in hofjes. Door verschillen in de profilering van de straten is een hiërarchie aangebracht. Ruimten voor de woningen worden ingenomen door privégroen. Naast woningen zijn enkele wijkvoorzieningen in Strijland gevestigd, zoals een kerk, scholen en een wijkcentrum. Centraal door de wijk loopt een belangrijke watergang. Langs de zuidzijde stroomt de Strijlandsche Beek. Ondanks dat de Barneveldseweg een belangrijke rondweg binnen Nijkerk is, is de bebouwing in de buurt hier echter niet op georiënteerd.
Beulekamp
De kleinschalige woonwijk Beulekamp ligt aan de oostkant van de kern Nijkerk. De begrenzing wordt gevormd door de Duifhuis, de Paasbosweg en de Oude Barneveldseweg.
Het woongebied is in de jaren tachtig gerealiseerd volgens een woonervenstructuur. De Tolhuislaan is de doorgaande weg in het deelgebied, de overige straten zijn veelal doodlopend, met aan het einde een keermogelijkheid. Het is een erg rustige buurt met een ruim wegprofiel en veel privégroen. Woningen aan de Tolhuislaan zijn van het twee-onder-één-kaptype, langs de andere straten staan veelal particulier gebouwde vrijstaande woningen. Deze zijn recenter gebouwd.
Nautena Noord en Zuid
Deelgebied Nautena is een planmatig opgezette woonwijk ten zuidwesten van de binnenstad van Nijkerk die vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw tot ontwikkeling is gekomen. De begrenzingen worden gevormd door de Van Middachtenstraat, het sportcomplex Watergoor, de Havenstraat/Schulpkamp en de Frieswijkstraat. Met uitzondering van enkele vooroorlogse woningen aan de Holkerweg zijn alle woningen in de laatste vijftien jaar ontwikkeld. Het grootste deel van de woningen bestaat uit projectmatig gebouwde rijtjeswoningen en gestapelde woningen. Meer aan de zuidkant van het deelgebied staan particulier gebouwde woningen. Verspreid in het gebied staan tevens twee-onder-één-kapwoningen.
De hoofdstructuur in de buurt wordt bepaald door een typische woonervenstructuur. De woonblokken zijn zorgvuldig langs het kronkelige stratenpatroon geplaatst of gegroepeerd in hofjes. Aan de westzijde van de Schulpkamp/ Havenstraat staan recent gebouwde gestapelde woningen gegroepeerd aan een pleintje. Rooilijnen zijn in grote mate evenwijdig aan de straat, waarbij kleine, regelmatige verspringingen voorkomen.
Bruins Slotlaan (noordelijk deel)
Deelgebied Bruins Slotlaan is een kleine woonbuurt dat ten noorden van de binnenstad van Nijkerk ligt. Het deelgebied wordt begrensd door de Gildenstraat aan de zuidkant en de Berencamperweg aan de noordkant. Aan de oostkant loopt de Vetkamp en het bedrijventerrein Hemmelerweg vormt de westgrens. Het deelgebied bestaat uit de naoorlogse bebouwing die vanaf de jaren zeventig tot ontwikkeling is gekomen. De bebouwing bestaat uit rijtjeswoningen, gestapelde woningen en vrijstaande woningen. De eerste twee typen staan in een typische strokenverkaveling langs rechte straten. Ten westen van de Steenbeek staan woningen gegroepeerd rondom hofjes. De vrijstaande woningen hebben een meer vrije setting langs doodlopende straatjes aan de noordzijde van het deelgebied. Rooilijnen zijn evenwijdig aan de straat en verspringen in regelmatige stappen. De buurt wordt gekenmerkt door een heldere opzet en veel privé- en openbaar groen. De randen van de buurt zijn voorzien van groenzones. Hierdoor heeft de buurt een naar binnen gekeerd karakter.
Luxool
Het deelgebied Luxool bestaat uit de sportvelden aan de oostkant van de kern Nijkerk. De grenzen worden gevormd door de spoorlijn, de bebouwing langs de Oude Barneveldseweg en het buitengebied. Het sportterrein biedt ruimte aan vele activiteiten. Zo zijn er een atletiekbaan, een manege, een tennisbaan, een zwembad en voetbalvelden op het terrein gevestigd met bijbehorende gebouwen. De bebouwing op het terrein heeft een lange ontstaansgeschiedenis. Sommige verenigingen zitten al een lange tijd op deze locatie, andere verenigingen hebben zich hier later gevestigd. De bouwwerken bestaan uit sporthallen, verenigingsgebouwen, kleedkamers en bergingen. De bebouwing staat verspreid over het deelgebied waarbij iedere vereniging een eigen oprit heeft. De ruimtelijke hoofdstructuur wordt voornamelijk bepaald door de functionele aanleg van de wegen (Greshoflaan, Nachtegaalsteeg, Hassemanpad) en het vele aangeplante groen. Het Hassemanpad is richting de stad afgesloten voor autoverkeer.
3.3 Wegenstructuur
Voor de afwikkeling van het woon-werkverkeer en het doorgaande verkeer zijn twee hoofdverkeersassen van belang, namelijk de Ambachtsstraat - Van Middachtenstraat - Barneveldseweg (N301) en de Vetkamp - Vrijheidslaan - Frieswijkstraat - Amersfoortseweg. Deze laatste vormt de verbinding tussen Nijkerk en Amersfoort. De N301 vormt de verbinding tussen Nijkerk en Barneveld.
De woongebieden worden veelal ontsloten door deze hoofdassen, alsmede door radiaal lopende oude kerkwegen. In noord-zuidrichting zijn dit de Vetkamp en Frieswijkstraat. In oost-westrichting en ten oosten van het centrum zijn dit de Callenbachstraat-Paasbosweg en de Oude Barneveldseweg. Ten westen van het centrum zijn dit de Watergoorweg-Havenstraat-Westkadijk en de Holkerweg-Hogenhof.
Het langzaam verkeer volgt, naast enkele langzaamverkeersroutes, voornamelijk het huidige patroon van de straten in de woonwijken.
3.4 Groenstructuur
Openbaar groen
De groenstructuur is voor een belangrijk deel gekoppeld aan de wegenstructuur. Veel wegen worden begeleid door bomenrijen. De wijkontsluitingswegen worden soms aan twee zijden begeleid door bomen, maar vaak is dit slechts aan één zijde. Verspreid over de wijken komen er kleinschalige groenvoorzieningen voor. Het stadspark in de Oranjebuurt is een grootschalig openbaar groengebied.
De wegen en paden vormen de (dragers van de) ecologische infrastructuur van de kern Nijkerk.
Privé-groen
Naast de eerder besproken diverse openbare groenelementen bestaat het groen verder voornamelijk uit het privé-groen op erven. Hierop komen eveneens beeldbepalende solitaire bomen voor. Deze bomen zijn van groot belang voor het straatbeeld.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieugevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:
milieucategorierichtafstand rustige woonwijk
1 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
4.1 200 meter
4.2 300 meter
De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies.
- Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.
Bestaande functies in het plangebied
Het plangebied kan worden aangemerkt als een rustige woonwijk. Binnen dit plangebied komen naast de woonfunctie ook andere functies voor zoals onder andere bedrijven, detailhandel, kantoor, horeca, scholen en kerken. In dit plan is sprake van vastlegging van de bestaande situatie. Voor alle niet-woonfuncties is een afweging gemaakt naar de wenselijkheid van deze functie op deze plek. Op basis hiervan is de uiteindelijke bestemming bepaald.
Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.
Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
Buiten het bedrijventerrein, in woongebieden worden in principe alleen bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Bedrijven die in een hogere categorie vallen zijn specifiek in dit bestemmingsplan aangeduid.
Niet woon-activiteiten aan huis
Voor niet woonactiviteiten aan huis heeft de gemeente Nijkerk de Notitie niet woonactiviteiten aan huis opgesteld (zie paragraaf 2.4).
4.3 Geluid
Algemeen
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
Rondom een bedrijventerrein of een deel van het bedrijventerrein dient een geluidszone te worden vastgesteld als op dit bedrijventerrein zich bedrijven kunnen vestigen die in artikel 2.4 van het Inrichtingen - en vergunningenbesluit milieubeheer worden gespecificeerd als bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. In de praktijk ook wel “grote lawaaimakers” genoemd. In de Wet geluidhinder zijn dergelijke terreinen gedefinieerd als “Industrieterrein”.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan grenst direct aan bedrijventerrein Arkervaart. Akoestisch onderzoek is gedaan naar de geluidsbelasting en zonering van dit bedrijventerrein.
Wet geluidhinder
Industrielawaai
Rond een industrieterrein dient een geluidzone te worden vastgesteld waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen buiten de grens van het industrieterrein, maar die binnen de geluidszone liggen of komen te liggen, geldt in beginsel een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) op de uitwendige scheidingsconstructie. Voor geluidgevoelige terreinen geldt dit ter plaatse van de terreingrens. Een woning of andere geluidsgevoelige bestemmingen, gelegen op een gezoneerd industrieterrein, hoeven op grond van de Wet geluidhinder niet te worden beschermd.
Een geluidszone rond een industrieterrein omvat de 50 dB(A)-contour vanwege alle activiteiten van alle inrichtingen op het industrieterrein die onder de Wet milieubeheer vallen. De ligging van de geluidszone is een afweging tussen de geluidsruimte voor de bedrijven en de bescherming van de omliggende woningen (of andere geluidsgevoelige bestemmingen).
Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van geluidsgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde overschrijdt dient onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden om de geluidsbelasting te reduceren. Dit kan door middel van bronmaatregelen of maatregelen in de overdracht (bijv. Afscherming). Indien blijkt dat deze maatregelen niet mogelijk en/of onvoldoende doeltreffend blijken te zijn kunnen Burgemeester en Wethouders afwijken van de voorkeursgrenswaarde en een hogere grenswaarde vaststellen.
In de Wgh is daarvoor een bovengrens opgenomen voor woningen, de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) . Indien de geluidsbelasting hoger is dan deze waarde, dan is het realiseren van woningen niet mogelijk. Als de geluidsbelasting ligt in de bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidsbelasting - het aandachtsgebied - dan is het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen aan restricties gebonden en onder voorwaarden mogelijk. De waarde in het aandachtsgebied wordt een 'hogere waarde' genoemd. De vaststelling van
deze hogere waarde wordt middels een formele procedure vastgesteld door burgemeester en wethouders, conform Hoofdstuk VIIIa Wgh. Een vastgestelde hogere waarde kan slechts eenmaal middels een hogere grenswaarde procedure met maximaal 5 dB(A) worden verhoogd - artikel 55 Wgh.
Voor andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen kan eveneens een hogere waarde worden vastgesteld. De waarden van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting alsmede de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) zijn in een algemene maatregel van bestuur vastgesteld - Besluit geluidhinder (Bgh) artikel 2.1 en 2.2. De definitie van andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is opgenomen in artikel 1 Wgh en nader gespecificeerd in het artikel 1.2 Bgh.
Binnenwaarden
Aan de vaststelling van de hogere waarden koppelt de Wgh eisen aan de geluidwerendheid van de geluidsbelaste gevel, hetgeen tot uitdrukking komt in de maximale binnenwaarde of het binnenniveau.
De Wet geluidhinder bepaalt in hoofdstuk VIIIb 'Binnenwaarden van aanwezige of in aanbouw zijnde woningen en gebouwen in zones', artikel 111, dat indien voor gevels van in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting - vanwege een industrieterrein - als de ten hoogste toelaatbare is vastgesteld, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevels maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 35 dB(A) bedraagt. Hetgeen het zogeheten binnenniveau betreft en als zodanig ook is opgenomen in het op de Woningwet gebaseerde Bouwbesluit – ex artikel 3.1 en 3.2. In het geval van een bestaande situatie met een hogere geluidsbelasting dan 55 dB(A) is vastgesteld - met gebruikmaking van artikel 63 lid 2 Wgh - geldt een binnenniveau van ten hoogste 40 dB(A). De aan de gevel berekende waarden worden gebruikt om te bepalen welke maatregelen er moeten worden getroffen om aan de vereiste binnenwaarde te voldoen.
In artikel 113 Wgh is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur – Besluit geluidhinder (Bgh) - voor daarbij aan te wijzen andere geluidsgevoelige gebouwen met betrekking tot de in de artikelen 111 geregelde binnenniveau, overeenkomstige regels kunnen worden gesteld. De vereiste binnenwaarde zijn opgenomen in artikel 2.4 en 2.5 Bgh en gekoppeld aan het type verblijfsruimte, zoals gedefinieerd in artikel 1.1, onder e. Bgh. Ook hier is een onderscheid gemaakt tussen gebouwen met een geluidsbelasting tot en met 55 dB(A) en hogere dan 55 dB(A), respectievelijk de artikelen 2.4 en 2.5. Voor de meer geluidsgevoelige verblijfsruimten geldt een binnenwaarde van ten hoogste 30 dB(A) en bij meer dan 55 dB(A) op de gevel een binnenwaarde van ten hoogste 35 dB(A) en voor de overige geluidsgevoelige verblijfsruimten gelden respectievelijke binnenwaarde van ten hoogste 35 dB(A) en 40 dB(A).
Hogere waarden
Wettelijk kader
Het wijzigen van de buitengrens en het verkleinen van de binnengrens hebben tot gevolg dat (bedrijfs-)woningen of andere geluidsgevoelige objecten binnen de geluidzone komen te liggen. De geluidsgevoelige objecten voldoen dan niet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Indien de geluidsgevoelige objecten zijn gelegen in het aandachtsgebied - tussen de voorkeursgrenswaarde en maximaal toelaatbare geluidsbelasting op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) - is het behouden en realiseren van geluidsgevoelige objecten aan restricties gebonden en onder voorwaarden mogelijk. Indien de geluidsbelasting op de gevel van bestaande geluidsgevoelige objecten de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (MTG) overschrijdt, ontstaat een saneringssituatie.
Voor de geluidsgevoelige objecten is derhalve het vaststellen van 'hogere waarden' noodzakelijk. Met de inwerkingtreding van de herziene Wet geluidhinder per 1 januari 2007 ontstaat voor het college van burgemeester en wethouders - met in achtneming van artikel 110a van de Wgh – de mogelijkheid om op verzoek hogere waarden vast te stellen, indien het vasthouden aan de voorkeursgrenswaarden tot knelpunten zou leiden. Artikel 110a lid 5 bepaalt dat 'indien maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet vanwege stedenbouwkundige of financiële aard' kan een hogere waarde worden vastgesteld.
Tevens is in de Wgh de mogelijkheid gecreëerd om geluidsgevoelige objecten met zogenaamde dove gevels te realiseren. Aangezien de Wet geluidhinder uitgaat van het toetsen van de geluidsbelasting aan een gevel, zijn plannen waarbij er als het ware een geluidsscherm aan de gevel wordt gebouwd (vliesgevel) of er een gevel komt zonder te openen delen (dove gevel), volgens de definitie uitgezonderd van toetsing - ex. Artikel 1b lid 5 Wgh. Hierdoor wordt het mogelijk te bouwen op geluidsbelaste locaties. Belangrijk is dan dat er sprake is van een geluidsluwe zijde.
Vast te stellen hogere waarden
In de geluidzone zijn een groot aantal (bedrijfs-)woningen en woonboten gelegen. Andere geluidsgevoelige objecten -, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidzorggebouwen - waarvoor op basis van de Wgh of Bgh een hogere waarde dient te worden vastgesteld, zijn niet in de geluidzone gelegen. De procedure voor verhoging of ontheffing van de hogere grenswaarden loopt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure.
In de geluidzone zijn woningen gelegen, waarvoor geen hogere waarde is vastgesteld op basis van de vigerende geluidzone middels een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde. Voor deze woningen is ex artikel 46 Wgh een tweede ontheffing mogelijk met maximale verhoging van 5 dB(A) ten opzichte van eerder vastgestelde hogere waarde. Voor de overige woningen is een hogere waarde vastgesteld ex artikel 45 Wgh, de maximaal toelaatbare geluidsbelasting betreft in dit geval - bestaande woningen - ten hoogste 60 dB(A). Voor de tabel met hogere waarden en eerder vastgestelde waarden wordt verwezen naar bijlage 3 van het akoestisch onderzoek, zoals bijgevoegd in Bijlage 1.
In de praktijk verandert voor de bestaande woningen er niets, de geluidsbelasting blijft gelijk. De hogere waarde is enkel geformaliseerd middels een ontheffingsprocedure op basis van de feitelijke geluidzone in het voorliggende bestemmingsplan.
Bestaande situatie
Op dit moment zijn slecht een zeer beperkt aantal “grote lawaaimakers” gevestigd op de Arkervaart. Het betreft Arla food en de Asfaltcentrale Nijkerk (ACN). Slechts die plandelen waar “grote lawaaimakers” zijn gevestigd of waar vestiging van dit soort “grote lawaaimakers” mogelijk is ,dienen te worden bestemd voor deze “grote lawaaimakers”. Op dit ogenblik maakt een groter deel van het bedrijventerrein onderdeel uit van het gebied waar zich grote lawaaimakers mogen vestigen dan daadwerkelijk het geval is.
Het is mogelijk om voor een bedrijventerrein een bestemmingsplan vast te stellen waarin “grote lawaaimakers” worden uitgesloten. In het kader van het beperken van de administratieve lasten is dit dezoneren daar waar dit mogelijk is gewenst. Dit is echter alleen mogelijk daar waar deze “grote lawaaimakers” niet aanwezig zijn en niet gewenst zijn.
Het plandeel ten noorden van de Ambachtstraat, ten oosten van de Watergoorweg en ten westen van de Berencamperweg bevat “grote lawaaimakers”, ook vanuit een goede ruimtelijke invulling zijn “grote lawaaimakers” hier niet ongewenst. Voor dit plandeel wordt de vestiging van “grote lawaaimakers” toegestaan op grond van dit bestemmingsplan. Voor het overige plandeel achten wij het toestaan van“grote lawaaimakers” niet gewenst en noodzakelijk.
Toekomstige situatie
De gemeente is met dit besluit (het vaststellen van de geluidzone 2012) voornemens om het gedeelte Watergoor uit te sluiten voor de vestiging van zogeheten grote lawaaimakers. Dit terreindeel kan dan ook gezien worden als bedrijventerrein.
Het overige deel van het terrein zal gezien worden als industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder. De gemeente Nijkerk is van plan om rond het nieuwe industrieterreinen in de zin van de Wet geluidhinder een gewijzigde geluidszone vast te stellen. En daarnaast voor de terreindelen die buiten het gezoneerde industrieterrein komen te liggen een beleidskader op te nemen ter voorkoming van ongewenste situaties.
Zoals hierboven aangegeven wijzigt de omvang van de geluidszone. Met deze bestemmingsplan procedure wordt de voorgestelde zone planologisch vastgelegd. De geluidzone die bij het industrieterrein hoort heeft tot doel milieuoverlast in de vorm van geluidhinder te normeren. Dit betekent dat de zone geen informatie geeft over de beschikbare geluidruimte binnen de zone. Om toch te kunnen beschikken over een juridisch instrumentarium voor het zonebeheer wordt in dit bestemmingsplan gekozen voor een systeem waarbij geluidruimte wordt toegedeeld aan de bedrijfsgronden.
Indirecte hinder: verkeersaantrekkende werking
Voor bedrijven op gezoneerde industrieterreinen wordt het aspect verkeersaantrekkende werking buiten beschouwing gelaten.
Geluidverkaveling (zonebeheer)
Algemeen
Op grond van het huidige bestemmingsplan kan elk daarop gevestigd bedrijf, via een verandering van zijn milieuvergunning, een fatale claim op de beschikbare geluidruimte leggen. Het gevolg is dat het bedrijventerrein akoestisch 'op slot' wordt gezet. Nieuwe bedrijven kunnen zich vervolgens niet meer vestigen en bestaande bedrijven kunnen zich niet meer verder ontwikkelen ondanks het feit dat zij daar bijvoorbeeld qua grondpositie wel de mogelijkheid toe hebben. Dit probleem is niet exclusief voorbehouden aan de Nijkerker situatie. Integendeel, het betreft hier een landelijk probleem. Een goed en adequaat en een goede organisatie van het zonebeheer is noodzakelijk om aan deze praktijk een einde te maken. Voor de Nijkerker situatie voorziet het onderhavige bestemmingsplan in die voorwaarde.
Zonebeheer versus zonebewaking
Onder zonebewaking is te verstaan: “het waken voor het overschrijden van geluidgrenswaarden”. Zonebewaking staat in het teken van het “overlastmotief”. Zonebeheer daarentegen, is het omgaan met de beschikbare geluidruimte. Dit bestemmingsplan richt zich derhalve ook op zonebeheer en derhalve niet op zonebewaking. Zonebeheer staat in het teken van het motief van een 'goede ruimtelijke ordening'. Zonebewaking is krachtens de Wgh het exclusieve domein van de Wet milieubeheer (Wm). Dit volgt uit het feit dat de zonegrens ex artikel 40 Wgh is ingesteld om overlast in de vorm van geluid effectief tegen te gaan. Artikel 2.14 lid 1 sub c onder 2 Wabo (voorheen: artikel 8.8. lid 3 sub a. Wm) bepaalt dat de zonegrens in acht moet worden genomen.
De Wgh heeft uitsluitend zonebewaking tot doel en derhalve niet het zonebeheer. Dat blijkt uit het feit dat de Wgh voor de geluidbelasting op het industrieterrein zelf geen normen bevat3. De Wgh legt uitsluitend een relatie met de Wm als het gaat om zonebewaking. De milieuvergunning komt dan ook uitsluitend relevantie toe in het kader van de zonebewaking. De milieuvergunning reguleert de geluidbelasting op de zonegrens. Binnen de zone, dus in het kader van het zonebeheer, komt aan de milieuvergunning geen relevantie toe.
De geluidbelasting op het industrieterrein is een terrein waarover noch de Wgh, noch de Wm zich uitstrekken. Voor veel industrieterreinen, waaronder Bedrijventerrein 1, ontstaat daardoor een vacuüm aangezien de gemeentelijke praktijk zich doorgaans beperkt tot zonebewaking. Dit heeft tot gevolg dat op oneigenlijke wijze, namelijk via de milieuvergunning krachtens de Wm, ruimtelijke claims worden gelegd op de zone. Dat manifesteert zich in het feit dat een milieuaanvraag getoetst wordt aan de beperkingen die de bestaande vergunningen al op de zonegrens hebben gelegd. De ruimtelijke mogelijkheden binnen de zone van de één worden dus beperkt door milieurechten van de ander.
Zonebeheer via het bestemmingsplan
Het eerder genoemde vacuüm kan uitsluitend via de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden opgevuld. De ruimtelijke ordening moet haar intrede doen op het gezoneerde industrieterrein, in die zin dat via het ruimtelijke instrumentarium een ordening tot stand wordt gebracht op het industrieterrein. Een geluidverkaveling, vertaald naar regels in een bestemmingsplan (geluidemissie per kavel), is daartoe het geschikte middel. Een dergelijk bestemmingsplan wordt een “geluidverkavelingsplan” genoemd. Is eenmaal een bestemmingsplan vastgesteld voor het zonebeheer, dan bepaalt dat bestemmingsplan de mate waarin de geluidruimte op het industrieterrein gebruikt mag worden. De oneigenlijke ruimtelijke claims die via de milieuvergunning op de zone (niet zijnde de zonegrens) zijn gelegd worden daarmee illusoir. Het in normatieve zin 'braakliggende terrein' van de zone is dan immers ingenomen door normering van de geluidgebruiksruimte in het bestemmingsplan.
Bedacht dient te worden, dat het geluidverkavelingsplan is ingegeven door ruimtelijke overwegingen. Het oogmerk van de regeling is immers een 'goede ruimtelijke ordening' van de geluidgebruiksruimte op het gezoneerde industrieterrein. Met het opnemen van geluidnormen in het bestemmingsplan wordt aldus een optimale invulling van het bedrijventerrein beoogd. De betreffende normen hebben niet ten doel de kwaliteit van het milieu te beschermen. Daarmee zijn deze eisen niet aan te merken als een milieukwaliteitsnorm.
Zonebeheerplan als alternatief voor geluidverkavelingsplan
Met ingang van 1 januari 2007 is de Wgh gemoderniseerd. Bij die gelegenheid is het instrument van het Zonebeheerplan in de wet verankerd. In het kader van het vooronderzoek voor dit bestemmingsplan is onderzocht in hoeverre met dit specifieke instrument uit de Wgh een juridisch bindende geluidverkaveling tot stand zou kunnen worden gebracht. Gebleken is dat dit niet het geval is. In de artikelen 163 en 164 Wgh is aan burgemeester en wethouders slechts de opdracht gegeven om via de opstelling van een zonebeheerplan voldoende informatie beschikbaar te hebben over de geluidruimte binnen de zone. Buiten deze beperkte werking, laat de wettekst geen ruimte voor de opvatting dat aan het zonebeheerplan een verderstrekkende juridische betekenis toekomt. Daar komt nog bij dat het zonebeheerplan geen probaat middel oplevert om ongewenst geluidgebruik tegen te gaan. Zo bestaat er bijvoorbeeld geen mogelijkheid om voorbereidingsbescherming soortgelijk aan het voorbereidingsbesluit ex artikel 3.7 lid 4 Wro in het leven te roepen. Bovendien vormt het zonebeheerplan geen toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning.
Toedeling geluidsruimte
Om te komen tot een goede toedeling van geluidruimte zijn de bedrijven op het bedrijventerrein onderverdeeld in maatgevende en niet-maatgevende bedrijven. De maatgevende bedrijven betreft een groep bedrijven die tezamen nagenoeg bepalend zijn voor de hoogste geluidbelasting op de zone. Als criterium voor een maatgevende inrichting geldt dat de inrichting een bijdrage op de zonegrens levert van ten minste 25 dB(A). Het gaat hier om 92 bedrijven. Aan de bedrijfskavels van deze bedrijven is geluidruimte toegekend die gebaseerd is op de bestaande situatie.
Door vaststelling van een zone is de maximale geluidbelasting van het industrieterrein op de omgeving vastgelegd. Om binnen de geluidzone een goede ruimtelijke ordening te kunnen bedrijven, is een goede verdeling van de beschikbare geluidruimte over de fysieke ruimte noodzakelijk. De gemeente wil de zone zo beheren dat bedrijven niet onnodig worden belemmerd in hun bedrijfsvoering, lege kavels gebruikt kunnen worden voor nieuwe bedrijven zonder dat er overschrijding van de normen bij woningen optreden. Om aan dat aspect tegemoet te komen, heeft de gemeente Nijkerk er voor gekozen om op perceelsniveau geluidruimte toe te kennen in de vorm van dB/m2 (lees: geluidruimte per m2).
Voor de bedrijven ten noorden van de Ambachtsweg is uitgegaan van een standaard invulling van het terrein van 60 dB(A) etmaalwaarde per m2 terreinoppervlakte. Voor de bedrijven ten zuiden van de Ambachtsweg is uitgegaan van een standaard invulling van 50 dB(A) etmaalwaarde per m2 terreinoppervlakte. Voor de meeste bedrijven is deze maat ruim voldoende. Deze maat is ook zodanig ruim dat hiermee recht wordt gedaan aan het karakter van het bedrijventerrein. Aan de kavels van bedrijven die op basis van de bestaande vergunde situatie ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan meer geluidruimte nodig hebben is deze hogere geluidruimte toegekend. Voor de kavels waar nog geen geluidsbron in het zonebeheersmodel was opgenomen is afhankelijk van de nabijheid van woningen buiten het industrieterrein als basis een kavelkental van 50 dB(A), 55 dB(A) of 60 dB(A) etmaalwaarde per m2aangehouden.
Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan Bedrijventerrein 1 is bij een aantal bedrijven rekening gehouden met uitbreiding. Deze uitbreiding is meegenomen bij het bepalen van de geluidruimte.
Voor een uitgebreidere toelichting op dit onderwerp wordt verwezen naar het als Bijlage1 bij deze toelichting behorende Akoestisch onderzoek bestemmingsplan “Toedeling geluidruimte bedrijventerrein 1 te Nijkerk”.
Verkeerslawaai
De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd. Dit onderwerp zal daarom ook niet nader worden beschouwd in het akoestisch rapport.
Railverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen buiten het akoestische invloedsgebied van railverkeer. Een nadere beoordeling is daarom ook niet noodzakelijk.
4.4 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.
Natura 2000
Het Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle vogel- of habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor deze gebieden is "Natura 2000-gebied".
Het plangebied bevindt zich op minder dan 3 km van twee Natura 2000-gebieden. Het eerste gebied heeft de naam “Arkemheen” en ligt ten noorden van de kern Nijkerk. Het gebied is ruim 1.400 hectare groot en bestaat uit twee laaggelegen, lege, open polders langs de Randmeren. Dit zijn de Putterpolder en de Nijkerkerpolder. De polders bestaan tegenwoordig uit deels zilte, graslanden en enkele rietlandjes.
Het tweede gebied is de "Veluwerandmeren" en dan met name het "Wolderwijd/Nuldernauw". De Veluwerandmeren ontstonden bij de drooglegging van de polders van Flevoland vanaf 1957. Ze betreffen de ondiepe zoetwatermeren Drontermeer, Veluwemeer en Wolderwijd/Nuldernauw die gemiddeld ruim een meter en op sommige plekken tot 5 meter diep zijn. Ter hoogte van Horst bij Harderwijk is in het Wolderwijd met behulp van enige dammen en kunstmatige luwte gecreëerd voor watervogels en ter bevordering van de groei van waterplanten.
Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.
Ecologische Hoofdstructuur
De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.
De EHS bestaat uit:
- bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen;
- landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).
Ten noordoosten van het plangebied zijn 2 EHS gebieden gelegen. Het gebied ten noorden van het plangebied (globaal gelegen tussen de Putterstraatweg, Nijkerkerstraat, Meskampersteeg en de spoorlijn Nijkerk-Putten) bestaat voornamelijk uit bossen. Het gebied ten oosten van het plangebied (globaal gelegen tussen de Beulekampersteeg en het Kokkeveld, met doorkruisend de Bloemendaalseweg) bestaat uit landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer. Beide gebieden zijn dus onderdeel van het netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Onderstaande afbeelding geeft (een deel van) de EHS gebieden binnen een straal van circa 3 kilometer van het plangebied.
Ook in de Ruimtelijke Verordening van de provincie is de Ecologische Hoofdstructuur opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen Natuur, Verweven en Ecologische verbindingszone. Het plangebied is niet gelegen binnen één van genoemde gebieden.
Aangezien het hier actualiserend plan betreft, is er geen sprake van ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op deze natuurgebieden. Hierdoor hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.
Soortbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Omdat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen te verwachten.
Naast het aanwijzen van gebieden zijn ook aangewezen dier- en plantensoorten beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Ook hierbij geldt dat omdat het bestemmingsplan een actualiserend karakter heeft, geen ontheffing op basis van deze wet is vereist.
4.5 Nationaal Landschap Arkemheen-eemland
Omdat het gebied Arkemheen-Eemland een karakteristiek landschap is dat nergens anders in Nederland voorkomt, is het gebied door het rijk aangewezen als nationaal landschap. De extreme openheid, het verkavelingspatroon en veenweidekarakter worden door het rijk omschreven als de drie belangrijkste kernkwaliteiten van het gebied.
De openheid is het resultaat van de eeuwenlange strijd tegen het zeewater. Vanaf omstreeks 1250 tot ver in de zeventiende eeuw is het gebied stapsgewijs bedijkt en ontgonnen in lange stroken. In de polder Arkemheen is nog nooit een ruilverkaveling uitgevoerd, waardoor de oorspronkelijke verkavelingsstructuur helemaal intact is gebleven.
In het gebied is sprake van een veenontginningslandschap, dat vooral wordt gekenmerkt door het ontbreken van vrijwel iedere bebouwing en begroeiing.
Door zijn voormalige ligging op de grens van zoet en zout water had het gebied grote natuurlijke waarden. Door de afsluiting van de Zuiderzee en gedeeltelijke inpoldering van het IJsselmeer zijn die waarden voor een deel verloren gegaan. Maar nog steeds nemen de Eemvallei en polder Arkemheen botanisch en zeker ornithologisch (ornithologie = vogelkunde) gezien een bijzondere plaats in. Dat is voor een groot deel toe te schrijven aan de grote variatie van de bodem en aan het voedselarme kwelwater dat vanaf de Utrechtse Heuvelrug het lager gelegen land bereikt.
Een groot deel van de gronden in het nationale landschap bestaat uit productieweiland. Toch komen er nog veel bijzondere plantensoorten voor, bijvoorbeeld zwanebloem, valeriaan, kattestaart, hemelsleutel en pijlkruid. Ook de plantensoort zulte kan worden aangetroffen. Dat wijst erop dat er nog steeds zout in de bodem zit, een gevolg van de vroegere overstromingen. Daarnaast komen er in de polder Arkemheen nog rietlandjes voor met orchideeën en ook zilte graslanden met zoutminnende soorten als melkkruid, aardbeiklaver en zilte rus.
Het gebied staat bekend om het grote aantal vogels dat hier voorkomt. De relatief hoge grondwaterstand is daarvan de belangrijkste oorzaak. Delen van het gebied zijn aangewezen als vogelrichtlijngebied. In de polder Arkemheen komen bijvoorbeeld veel kleine zwanen voor. Andere vogels die veel in het nationale landschap worden waargenomen zijn tureluur, grutto, zomertaling, veldleeuwerik, gele kwikstaart, kievit en kwartel. Hermelijn, wezel en haas behoren tot de vaste gasten in het gebied.
Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap, hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.
4.6 Archeologie En Monumenten
Archeologische waarden
In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
Archeologische waarden zijn zeker in Nederland veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Nu archeologische waarden in toenemende mate in de planvorming en in de uitvoering van projecten worden meegenomen, is de handicap van deze onzichtbaarheid actueler dan ooit. Om toch greep te krijgen op die nog onbekende archeologie, is door de provincie Gelderland een archeologische verwachtingenkaart opgesteld waarin voor de gehele provincie per deelgebied de archeologische verwachtingen in beeld zijn gebracht (kaart 14 van de structuurvisie van de provincie Gelderland).
Op basis van deze verwachtingenkaart, de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), kan een voorspelling worden gedaan over de archeologische verwachting. Het plangebied bevat een aantal gebieden met een hoge archeologische verwachting.
Sinds de invoering van de WAMZ in 2007 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het archeologisch erfgoed. Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd. De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Nijkerk. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Onderstaand is een deel van de archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente opgenomen.
Verwachtingswaarden
Op basis van een uitgebreide studie van het landschap in relatie tot archeologische vondsten en bewoningsmogelijkheden is een aantal zones vastgesteld die een hoge, middelhoge, lage of overige verwachting hebben..De diepte waarop de eventuele archeologische resten verwacht kunnen worden varieert. Als gevolg van latere landschappelijke ontwikkelingen zijn in sommige delen van Nijkerk deze oude landschappen in latere perioden afgedekt door veen, klei of plaggendekken waardoor de archeologische waarden dieper zijn komen te liggen. De voorkomende archeologische verwachtingswaarden van de archeologische beleidsadvieskaart zijn door de gemeente verdeeld in 11 verschillende (verwachtings)waarden. Voor alle gronden met een te beschermen archeologische verwachtingswaarde is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven om welke verwachtingswaarde het gaat en welke beleidsadviezen van toepassing zijn.
Ondanks het zorgvuldige archeologiebeleid, waarbij indien nodig archeologisch onderzoek plaats vindt, kunnen altijd toevalsvondsten worden gedaan. Hiervoor geldt de verplichting om hier direct melding van te maken.
Rijksmonumenten
In het plangebied bevinden zich drie rijksmonumenten. Deze monumenten worden beschermd door de Monumentenwet. Daarnaast zijn er meerdere gemeentelijke monumenten. Beiden zijn aangeduid op de verbeelding.
4.7 Water
Algemeen
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Vallei & Eem. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.
Beschrijving watersysteem
Het watersysteem voor dit bestemmingsplan wordt bepaald door de Brede Beek en de Kwade Beek. Beide watergangen lozen onder vrijverval op de Arkervaart. Het stedelijk gebied is grotendeels gemengd gerioleerd.
Berekeningen hebben aangetoond dat de afvoer naar de Arkervaart en het Randmeer aanzienlijk groter is dan de afvoercapaciteit van de Arkersluis. Dit wordt ook in de praktijk al enige jaren ervaren. De consequentie is dat er extra water de polders ingelaten moet worden door de grote afvoer uit de kern van Nijkerk gebouwd voor de jaren 90 (dat wil zeggen heel Nijkerk, behalve Watergoor en Corlaer). Om de afvoer uit het stedelijk gebied structureel te beperken, is er extra waterberging noodzakelijk. Het gaat daarbij om een oppervlak van circa 2,3 ha.
In voorliggend plangebied is het zeer wenselijk dat er meer water wordt vastgehouden. Kansen om extra waterberging te realiseren doen zich voor bij stedelijke herinrichtingsprojecten (groot en klein). Echter omdat het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, kan er in het kader van dit bestemmingsplan geen extra waterberging worden gerealiseerd. Hiervoor dient in het kader van een nieuwe ontwikkeling een apart bestemmingsplan te worden vervaardigd.
Watertoetsproces
De gemeente Nijkerk heeft het Waterschap Vallei & Eem ingelicht over dit bestemmingsplan. Afgesproken is dat indien zich binnen het plangebied in- of uitbreiding plaatsvindt, de volgende zaken overwogen moeten worden:
- Gebouwen dienen voorbereid te worden op het afkoppelen van verhard dak- en parkeeroppervlakte. Hierbij dienen voorzieningen aangebracht te worden, zodat het eenvoudig mogelijk wordt om bij rioolrenovatie betreffende gebouwen daadwerkelijk af te koppelen. Als in de directe nabijheid een watergang is waarop kan worden afgekoppeld moet deze mogelijkheid gekozen worden.
- Indien er percelen binnen het plangebied bouwrijp gemaakt worden, zal er onderzoek moeten komen naar de noodzaak van draineren van het terrein. Hierin is de grondwaterstand en de waterdoorlaatbaarheid van de bodem van belang. Wanneer blijkt dat drainage noodzakelijk is, dan zal op de betreffende percelen voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen draineren en het water af te voeren op een dichtbij gelegen watergang. Indien deze niet aanwezig is, dan zal bij rioolrenovatie de drainage aangesloten worden.
- Bij de keuze van materialen voor nieuwe gebouwen binnen het plangebied moet rekening gehouden worden met de uitgangspunten van duurzaam bouwen. Uitlogende materialen mogen niet worden toegepast.
- Er zal binnen het plangebied gezocht moeten worden naar extra bergingscapaciteit voor water. Dit moet onderdeel uitmaken van de bouwplannen.
- Tijdens voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw moet rekening gehouden worden met ruimte voor het bestaande riool. Dit met het oog op uitbreiding van het rioolstelsel ter plaatse op het moment van rioolrenovatie. Deze uitbreiding heeft betrekking op de aanleg van een gescheiden stelsel en de daarbijbehorende drainagevoorzieningen.
4.8 Bodem
In beginsel is geen bodemonderzoek noodzakelijk, als een bestemmingsplan betrekking heeft op een bestaande situatie. Bij bestemmingsplannen met een wijzigings- en/of afwijkingsbevoegdheid dienen in principe alle vereiste bodemkwaliteitsgegevens bij de goedkeuring van het (moeder)plan beschikbaar te zijn. Indien in een bestemmingsplan een wijzigings- of afwijkingsbevoegdheid is opgenomen, kan er bij wijze van uitzondering mee worden ingestemd dat de noodzakelijke gegevens pas beschikbaar zijn in het kader van het wijzigingsplan- of verzoek tot afwijking. Wel zal via een op te nemen voorwaarde in de planregels moeten worden geregeld dat ten behoeve van de wijziging/afwijking gegevens omtrent de bodem zijn vereist. Daarbij ligt het initiatief voor het uitvoeren van het bodemonderzoek bij de bouwer/ontwikkelaar.
In dit plan zal van de hiervoor genoemde uitzondering gebruik gemaakt worden en zullen de noodzakelijke voorwaarden gekoppeld worden aan de procedure van de wijzigings- en afwijkingsbevoegdheid . De reden hiervan is dat niet bekend is of, en wanneer van de bevoegdheid gebruik gemaakt zal worden en dat de wettelijke eisen ten aanzien van bodemonderzoeken en/of saneringen in de loop der jaren wijzigen. Bovendien hebben onderzoeken in het kader van de omgevingsvergunning een beperkte geldigheidsduur van circa vijf jaar.
4.9 Luchtkwaliteit
Ruimtelijke plannen dienen voor luchtkwaliteit te voldoen aan de normen zoals deze zijn gesteld in de wet. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Dit herziene hoofdstuk is in werking getreden op 15 november 2007 en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen zijn grenswaarden opgenomen.
Op basis van artikel 5.16 Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien: :
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, wordt nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.
4.10 Geur
Bedrijven moeten zich aan geurnormen houden. Voor industriële bedrijven gelden andere normen dan voor agrarische bedrijven.
Industriële geur
Industriële bedrijven moeten voor het aspect geur voldoen aan de landelijke normen zoals deze verwoord zijn in de Nederlandse emissierichtlijn lucht (Ner). De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties en uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. Bij vergunningverlening aan bedrijven wordt hier aan getoetst. Verschillende lokale overheden, met name provincies, geven op lokaal niveau invulling aan het Nederlandse geurbeleid. Zo heeft de Provincie Gelderland er voor gekozen om Gelders Geurbeleid op te stellen. Bij de vergunningverlening aan bedrijven die vallen onder het bevoegd gezag van de Provincie wordt tevens aan dit Gelders Geurbeleid getoetst. De gemeente Nijkerk heeft geen lokaal geurbeleid opgesteld. Bij de individuele vergunningverlening aan bedrijven die onder het bevoegd gezag van de gemeente Nijkerk vallen wordt derhalve getoetst aan de normen zoals deze opgenomen zijn in de Ner.
Verder heeft de Provincie Gelderland specifiek voor de plaatsing van industriële bedrijven binnen de ruimtelijke ordening een interne werkwijze opgesteld "Industriële geur en ruimtelijke ordening in Gelderland - interne werkwijze", 13 september 2007. Dit interne beleidsstuk is gemaakt om toekomstige knelpunten op geurgebied te voorkomen. Onderhavig plan betreft echter met name een actualisatie van reeds bestaande diverse plannen en hier is niet de provincie maar de gemeente het bevoegd gezag. Er wordt derhalve alleen individueel getoetst aan de Ner in het vergunningenspoor.
Agrarische geur
Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. De Wgv vormt het exclusieve toetsingskader voor de beoordeling van geur afkomstig van veehouderijbedrijven. Voor het aspect geur wordt op grond van deze Wet, middels een wettelijk vastgelegd berekeningsprogramma, de geurbelasting van een veehouderijbedrijf op zijn omgeving berekend. Dit geldt voor bedrijven die dieren houden waarvoor een geurnorm is vastgesteld. Er zijn ook bedrijven waar extensieve diersoorten worden gehouden zoals bijvoorbeeld paarden en melkkoeien, voor dergelijke bedrijven gelden vaste afstandsnormen op grond van de Wgv.
Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid voor gemeenten om af te wijken van de wettelijk vastgestelde geurnormen. Deze afwijkende normen moeten vastgesteld worden in een geurverordening die voorzien is van een ruimtelijke onderbouwing. De gemeente Nijkerk heeft op 16 februari 2012 de Geurverordening Nijkerk 2012 vastgesteld. Deze is op 5 april 2012 in werking getreden. In deze verordening is rekening gehouden met te ontwikkelen gebieden in Nijkerk.
Voor de ontwikkeling van diverse plangebieden is in het kader van voornoemde geurverordening de geursituatie in beeld gebracht, daarbij is gekeken naar de voorgrondbelasting, de vaste afstanden en de achtergrondbelasting. Op basis hiervan zijn voor het plangebied Nijkerk 1 geen aangepaste normen of afstanden opgenomen. Conclusie is dat voor wat betreft geurhinder van veehouderijen er geen belemmering voor dit plangebied bestaat. Het leefklimaat voor het plangebied Nijkerk 1 is in de Verordening als "zeer goed" getypeerd. Voor het gehele plangebied geldt derhalve de wettelijke geurnorm voor de bebouwde kom van 3 OU/m³.
4.11 Externe Veiligheid
4.11.1 Algemeen
Door de gemeente Nijkerk is veiligheidsbeleid vastgesteld. Bij het realiseren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de in dit veiligheidsbeleid vastgestelde uitgangspunten.
De risico's, gevaarbronnen binnen, maar ook in de nabijheid, van het plangebied zijn geïnventariseerd. Beoordeelde gevaarbronnen kunnen bedrijven zijn maar ook transportroutes over de weg, rail of vaarwater en buisleidingen.
Beoordeeld is of wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden (individueel) risico en de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het "Risico Register Gevaarlijke Stoffen", het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen.
Voor het beoordelen van transportrisico's is gebruik gemaakt van de circulaire "risico normering vervoer gevaarlijke stoffen" (Rnvgs). Voor het beoordelen van de risico's van de aardgasleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) toegepast.
Het gebied boven de Ambachtsstraat in bestemmingsplan "Bedrijventerrein 1" is specifiek aangewezen voor de mogelijke nieuwvestiging van risicobedrijven (Bevi). Voor het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan geldt dat nieuwvestiging van Bevi-bedrijven niet is toegestaan. Voor het gehele plangebied geldt wel dat uitbreiding van reeds bestaande Bevi-inrichtingen alleen is toegestaan als uit de kwantitiatieve risico analyse (QRA) blijkt dat de nieuwe PR-contour binnen de inrichtingsgrenzen blijft.
Dit teneinde beperking van het gebruik van terrein van derden zoveel mogelijk te voorkomen. Daar waar veiligheidscontouren zich uitstrekken tot terreinen van derden kan dit beperkingen opleveren voor het gebruik van deze terreinen. In dit plan zijn reeds enkele risicobedrijven aanwezig waarvan de plaatsgebonden risicocontour zich uitstrekt tot buiten de terreingrens van het risicobedrijf. Binnen deze risicocontouren wordt de realisatie van kwetsbare objecten planologisch onmogelijk gemaakt. Door ook (grote) kantoorgebouwen in deze contouren uit te sluiten wordt een relevante toename van het groepsrisico tegengegaan.
In dit plan is er voor gekozen om behalve voor de aanwezige risicobedrijven geen locaties aan te wijzen waar nieuwe risicobedrijven zich mogen vestigen. Aanwezige risicocontouren zijn op de plankaart verwerkt.
4.11.2 Risico's in de omgeving van het plangebied
In de directe omgeving van het plangebied is een risicobedrijf aanwezig dat met de effectafstanden tot in het plangebied reiken. Het betreft het tankstation de Nuul, Doornsteeg 1, een tankstation voor het wegverkeer met de aflevering van lpg.
In de directe omgeving van dit plangebied zijn geen transportroutes voor het wegverkeer gelegen waarover relevante hoeveelheden gevaarlijke stoffen mogen worden getransporteerd.
In de directe omgeving van dit plangebied zijn geen transportroutes voor het railverkeer gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Tankstation De Nuul
Tankstation De Nuul is een tankstation voor de aflevering van brandstoffen aan het wegverkeer. Het tankstation levert ook lpg. De jaardoorzet van lpg bedraagt minder dan 500 m3 lpg. Deze jaardoorzet is in de milieuvergunning van maximaal 1000 m3 teruggebracht tot maximaal 500 m3 per jaar.
Bepalende risico-onderdelen bij een lpg-installatie zijn het lpg-afleverpunt, de bovengrondse aansluiting van de lpg-installatie en het vulpunt dan wel opstelplaats van de afleverende lpg-vrachtauto.
De volgende plaatsgebonden 10-6-risicoafstanden worden in acht genomen:
- 15 meter vanaf de afleverzuil lpg;
- 25 meter vanaf het ondergrondse lpg-reservoir;
- 25 meter vanaf het lpg-vulpunt.
De plaatsgebonden 10-5- en 10-6-risicocontour grenzen tot aan het plangebied maar zijn zodanig geleden dat er binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of kunnen worden gerealiseerd.
Zie voor de risicocontouren Bijlage 2 Risicocontouren De Nuul.
Het invloedsgebied voor deze inrichting bedraagt 150 meter. Binnen deze afstand zijn (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Om deze reden is in de verantwoording van het groepsrisico aan dit bedrijf nadere aandacht geschonken in paragraaf 4.11.5.
4.11.3 Risico's in het plangebied
Wegverkeer
Ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is binnen de gemeentelijke grenzen van Nijkerk geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Nijkerk is zodanig langs snelwegen en provinciale wegen gelegen dat een route gevaarlijke stoffen niet noodzakelijk is. Voor het lokale transport van gevaarlijke stoffen dient de transporteur de bepalingen uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen te allen tijde in acht te nemen. Binnen het plangebied zijn geen routes aanwezig ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.
Railverkeer
Het plangebied wordt doorkruist door de spoorlijn Amersfoort-Zwolle. De meest actuele prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen langs het plangebied gaat voor gevaarlijke stoffen uit van een reductie van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze spoorlijn. (bron: Marktverwachting Vervoer Gevaarlijke Stoffen per spoor, ProRail, 2007).
Opgenomen is dat er 29 baanvakken in de "standaard"-routering met Routgoed zijn uitgesloten voor goederenvervoer. Dit is een uitgangspunt. Het baanvak Amersfoort - Zwolle maakt hier onderdeel van uit. Vanwege de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de NaNOV rijden goederentreinen naar Noord-Nederland via de Hanzelijn en niet via de spoorlijn die dit plangebied doorkruist (vanaf 2013). De gemaakte afspraken zullen ook worden verwerkt in het basisnet spoor wat dan de wettelijke basis zal vormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Onderhavig plan betreft een actualiserend plan. Het plan biedt geen mogelijkheden tot een toename van de personendichtheden. Vanaf 2013 zullen er per spoor geen gevaarlijke goederen meer door het plangebied worden vervoerd. Een nader onderbouwing van het optredende groepsrisico achten wij om deze redenen niet noodzakelijk.
Waterwegen
In het plangebied is geen vaarweg gelegen.
Hogedrukgastransportleiding
Het plangebied wordt doorsneden door drie aardgastransportleidingen. Het betreft een 6 en een 12" 40 bar regionale gastransportleiding en een 36", 66,2 bar hoofdgastransportleiding. Voor het beoordelen van de risico's van gasleiding is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) als uitgangspunt gehanteerd. Door SAVE (Oranjewoud) zijn berelkeningen uitgevoerd om zowel de PR-contour als het groepsrisico te berekenen. Zie voor het rapport Bijlage 4 EV buisleiding.
Uit het onderzoek blijkt, dat de PR-contour op 0 meter ligt, waardoor de bebouwingsvrije zone voldoende preventie biedt, en ook dat de groepsrisicocurve ver onder de oriëntatiewaarde blijft (minder dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde). Derhalve is de gemeente van mening, dat gezien het conservatieve karakter van dit bestemmingsplan dit een verantwoord risico is.
Risicobronnen, maatgevend scenario en effectafstanden bij wegen, spoor en gasleidingen
Binnen en in de omgeving van het bestemmingsplan liggen diverse risicobronnen met gevaarlijke stoffen, zoals bedrijven (inrichtingen), transportroutes (spoor Amersfoort - Zwolle, N301, N798) en buisleidingen voor aardgas. De toelichting op het bestemmingsplan beschrijft de meeste risicobronnen duidelijk, behalve die voor het spoor.
Uit de realisatiecijfers van ProRail volgt dat er gevaarlijke stoffen over dit traject wordt vervoerd (onder andere lpg, benzine, toxische stoffen). Het transport over de spoorlijn is dan ook als risicobron beschouwd. Overigens vermeldt het ontwerp-Basisnet spoor dat het spoor Amersfoort - Zwolle wel degelijk risicoplafonds krijgt voor gevaarlijke stoffen.
Op enkele risicobronnen zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) of de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crvgs) van toepassing.
De risicobronnen kennen de volgende scenario's:
- 1. Explosief (BLEVE) voor de inrichtingen met lpg, spoor Amersfoort - Zwolle en de provinciale wegen N301 en N798. Het worstcase scenario voor het transport van gevaarlijke stoffen, en de inrichtingen met lpg, is de BLEVE van een ketelwagon / tankwagen met lpg. Als effectafstanden hanteert de gemeente 410 en 190 meter op het spoor en 150 en 310 meter op de weg voor respectievelijk de 100%- en 1%-letaalafstand. Delen van het plangebied liggen aan weerszijden van het spoor en de weg binnen de effectafstanden.
- 2. Plasbrand voor o.a. het spoor en de provinciale wegen N301 en N798. Het realistisch scenario voor transport van gevaarlijke stoffen is een plasbrand als gevolg van een incident met een ketelwagon / tankwagen met benzine. Als de effectafstanden hanteert de gemeente 25 en 45 meter op het spoor en 35 en 60 meter op de weg voor resp. 100%- en 1%-letaalafstand. Delen van het plangebied liggen aan weerszijden van deze wegen binnen de effectafstanden.
- 3. Fakkelbrand voor de aardgastransportleiding. Voor de effectafstanden bij een fakkelbrand is aangesloten op de 'Handreiking voor optreden tijdens buisleidingincidenten' (BZK, 2006). Voor de aardgasleiding N-570-42 zijn deze 35 meter voor 1% letaalafstand en 128 meter 1e graad brandwonden. Voor de aardgasleiding N-570-20 zijn deze 80 meter voor 1% letaalafstand en 260 meter 1e graad brandwonden. Voor de aardgasleiding A-510-KR-062 zijn deze 240 meter voor 1% letaalafstand en 965 meter 1e graad brandwonden. Delen van het plangebied liggen aan weerszijden van de buisleiding binnen deze effectafstanden.
Mogelijkheden rampenbestrijding
In het plangebied zijn de risicobronnen tweezijdig bereikbaar. Er ligt een dicht netwerk aan brandkranen met verschillende capaciteiten/debieten. In het gebied is een Waarschuwings- en Alarmeringsysteem dat (theoretisch gezien) niet het gehele plangebied dekt. Een onderzoek naar het werkelijke bereik is gewenst om te bepalen of, en waar, er sirenes bijgeplaatst kunnen worden.
Bij een dreigende BLEVE van een ketelwagon resp. een tankwagen geldt 360 m3/uur en 180 m3/uur als optimale capaciteit voor een effectieve koeling. Een dergelijke grootte bluswatercapaciteit is gewenst om vier resp. twee waterkanonnen voor koeling in te kunnen zetten. De aanwezige capaciteiten zijn daarvoor echter beperkt.
Het verdient de aanbeveling om nabij de routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd (spoor en de N301 en N798) de bluswatercapaciteit te vergroten.
Navraag bij de lokale brandweer leert dat het uitgangspunt in bovenstaand regionaal advies van de VGGM ten aanzien van de bluswatercapaciteit is geweest dat een tank van twee zijden wordt gekoeld met behulp van waterkanonnen. Dit is een praktisch gekozen aanpak.
Voor een effectieve koeling wordt als vuistregel gehanteerd: 10 liter water per m2oppervlak per minuut. Voor een tank van 40 m3 komt dit neer op circa 70 m3 per uur. Uitgaande van deze 'minimale' capaciteit kan worden geconcludeerd dat de huidig aanwezige bluswatervoorziening in de regel voldoet. Alleen langs de snelwegen zijn knelpunten denkbaar. De lokale brandweer zal dit gaan inventariseren en hiervoor een aanvalsplan opstellen. Dit geldt ook voor de situatie rond bluswatercapaciteit bij het spoor: ook hiervoor wordt een aanvalsplan opgesteld door de lokale brandweer.
Ander punt is dat de Nederlandse (lpg-)tankwagens momenteel voldoen aan de nieuwste veiligheidseisen: het materiaal van de tankwagen is beter en langer bestand tegen brand. In het verleden was deze tijdsduur 12 minuten en dat is nu opgeschroefd tot 75 minuten. Hierdoor ontstaat ook beduidend meer tijd om voldoende bluswatercapaciteit op te bouwen.
Voor het effectief bestrijden van een plasbrand volstaat de aanwezige bluswatercapaciteit in combinatie met de dichtheid van de brandkranen.
Ingeval van een fakkelbrand en/of explosie als gevolg van breuk van de aardgastransportleiding, is het een belangrijk aandachtspunt dat de brandweer de lekkage niet kan verhelpen, maar alleen de Gasunie. De inzet richt zich dan ook op de effectbestrijding. Door de hittestraling ontstaan in de omgeving secundaire branden en op grotere afstand de dreiging hiervan. De aangestraalde objecten moeten gekoeld worden.
Over de (on)mogelijkheden voor de hulpverlening wordt opgemerkt dat een scenario BLEVE niet beheersbaar is gelet op het te verwachten slachtoffer- en schadebeeld. Afhankelijk van de bezettingsgraad en / of lostijden van lpg kunnen de mogelijkheden voor hulpverlening worden overstegen, mede omdat in de eerste uren na het incident er sprake is van schaarste aan beschikbare mensen en middelen voor de hulpverlening.
Een plasbrand leidt zeer waarschijnlijk niet tot het overstijgen van de mogelijkheden van de hulpverlening.
Mogelijkheden zelfredzaamheid
Het betreft hier de binnenstad van Nijkerk. Het ligt in de verwachting dat de aanwezige personen een afspiegeling van de maatschappij vormen, zodat ook minder zelfredzame groepen bewoners aanwezig zijn.
De 'oude' stedelijke infrastructuur maakt vervolgens het vluchten van de risicobron af complex. Aandacht voor risicocommunicatie is nadrukkelijk gewenst om de bewoners en de werknemers in het plangebied te informeren over de risico's en wat te doen ingeval van een incident, om zo de zelfredzaamheid te verhogen.
4.11.4 Risicobedrijven in het plangebied
In het plangebied zelf is één bedrijf aanwezig dat conform het Bevi is te beschouwen als een risicobedrijf. Het betreft tankstation Schueler aan de Van Middagachtenstraat 2.
Schueler is een tankstation voor de aflevering van brandstoffen aan het wegverkeer. Het tankstation levert ook lpg. De jaardoorzet van lpg is in de milieuvergunning gemaximaliseerd tot 500 m3 lpg.
Bepalende risico onderdelen bij een lpg-installatie zijn het lpg-afleverpunt, de bovengrondse aansluiting van de lpg-installatie en het vulpunt dan wel opstelplaats van de afleverende lpg-vrachtauto.
De volgende plaatsgebonden 10-6-risico afstanden worden in acht genomen:
- 15 meter vanaf de afleverzuil lpg;
- 25 meter vanaf het ondergrondse lpg-reservoir;
- 25 meter vanaf het lpg-vulpunt.
De plaatsgebonden 10-5- en 10-6-risicocontour zijn zodanig geleden dat er binnen deze contour geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn.
De planregels zullen zodanig worden opgesteld dat binnen de 10-6-risicocontour geen kwetsbare objecten zijn toegestaan en binnen de 10-5-risicocontour geen beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan.
Zie voor de risicocontouren Bijlage 3 Risicocontouren Schueler.
Het invloedsgebied voor deze inrichting bedraagt 150 meter. Binnen deze afstand zijn (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Om deze reden is in de verantwoording van het groepsrisico aan dit bedrijf nadere aandacht geschonken in paragraaf 4.11.5.
Samenvattend
De wettelijke normstelling voor het plaatsgebonden 10-6- en 10-5-risico wordt in het plangebied niet overschreden.
4.11.5 Verantwoording groepsrisico
Algemeen
Het groepsrisico GR kent geen vaste norm waaraan dient te worden voldaan maar een oriënterende waarde die dient te worden getoetst. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dient elke (mogelijke) toename van het groepsrisico verantwoord te worden (de verantwoordingsplicht). Deze verantwoordingsplicht geldt ook als het groepsrisico wijzigt maar wel onder de oriënterende waarde blijft.
De verantwoordingsplicht omvat een aantal onderdelen waarop beoordeeld dient te worden.
- 1. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken risicobronnen:
- a. Functie-indeling.
- b. Gemiddelde personendichtheid.
- c. Verblijfsduur.
- d. Verschil bestaande en toekomstige situatie.
- 2. De omvang van het groepsrisico:
- a. De omvang voor het van kracht worden van dit plan.
- b. De omvang na het van kracht worden van dit plan.
- c. De verandering van het groepsrisico ten gevolge van dit plan.
- d. De ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriënterende waarde.
- 3. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen en/of transportroutes.
- 4. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit.
- 5. De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval:
- a. Pro-actie.
- b. Preventie.
- c. Preparatie.
- d. Repressie/zelfredzaamheid.
- 6. De mogelijkheden van personen die zich binnen de het invloedsgebied van de risicobron bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen.
- 7. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico.
- 8. De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst.
Verantwoording groepsrisico De Nuul
Lpg-tankstation de Nuul worden beschouwd als categoriale inrichtingen ingevolge het Bevi. Dit houdt in dat in de "Regeling externe veiligheid inrichtingen" vaste plaatsgebonden risico afstanden zijn weergegeven. Ook voor wat betreft de beoordeling van het groepsrisico zijn vaste toetsingsafstanden weergegeven.
Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations worden berekend met behulp van de rekentool lpg (www.groepsrisico.nl). Voor de Nuul is er sprake van een standaardsituatie. De uitgevoerde risicoberekening geeft aan dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Zie voor de rapportage Bijlage 5 EV De Nuul. Het blijkt dat, mede door de beperking van de maximale jaardoorzet aan lpg van 500 m3 dat er geen overschrijding van het groepsrisico plaatsvindt.
Functie-indeling
Het plangebied is te omschrijven als een woongebied dat is ingevuld. Er is sprake van een stationaire situatie. Het gebied is niet zeer intensief bebouwd. Er is sprake van vrijstaande en geschakelde woningen.
Nulsituatie gemiddelde personendichtheid
Onder de nulsitutatie wordt verstaan de actuele situatie zonder mogelijke toekomstige ontwikkelingen zoals de (toekomstige) planvoorschriften toestaan.
In de actuele situatie zijn binnen de toetsingsafstand van 150 meter, zoals ook ingevoerd in de rekenmodellen circa 115 personen aanwezig.
Verblijfsduur
Binnen de toetsingsafstanden is er in hoofdzaak sprake van woonfuncties. Conform de handleiding verantwoording groepsrisico kan voor deze activiteiten worden uitgegaan van een verblijfsduur voor de dag- en nachtperiode.
Toekomstige situatie gemiddelde personendichtheid
Onderliggend plan betreft een actualiserend bestemmingplan. Het plangebied is ingevuld. Grote wijzigingen zijn er binnen het invloedsgebied niet te verwachten. Planvoorschriften zijn ook zodanig geredigeerd dat een significante wijziging van het groepsrisico niet kan plaatsvinden.
De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen
Aanvullende bronmaatregelen bij lpg-tankstation de Nuul zijn mogelijk. Het convenant van 22 juni 2005 tussen overheid en branche voorziet in de realisering van:
- een verbeterde vulslang;
- het aanbrengen van een hittewerende coating op de tankwagen.
Genoemde maatregelen zijn inmiddels getroffen en hebben tot een verdere reductie van de risico's geleid. Overige maatregelen leiden niet tot een relevante reductie van het groepsrisico.
De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit
Door binnen de toetsingsafstand van 150 meter van het vulpunt en tankreservoir geen significante uitbreidingen in personendichtheden toe te staan is voldoende gewaarborgd dat de richtwaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.
De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Het is dus van belang om knelpunten in de hulpverlening die voorkomen vanuit de ruimtelijke inrichting te voorkomen. Er is gekeken naar de:
- A. bereikbaarheid van risicobronnen;
- B. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen;
- C. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen;
- D. zelfredzaamheid van de aanwezige personen.
- A. Bereikbaarheid van risicobronnen
Het lpg-tankstation de Nuul is voor de brandweer van meerdere zijden te bereiken. - B. De opstelmogelijkheden bij de risicobronnen
Voor het lpg-tankstation de Nuul geldt dat er opstelmogelijkheden zijn om het incident te kunnen bestrijden. Een en ander is nader uitgewerkt in een aanvalsplan van de brandweer. - C. De inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen
Kijkend naar de bluswatervoorziening bij het lpg-tankstation de Nuul kan gesteld worden dat er een leiding ligt met een diameter van 100 millimeter. Deze leiding heeft een capaciteit van 60 m³/uur. Voor koeling van een aangestraalde tankwagen is dit voldoende. - D. Zelfredzaamheid bij de risicobronnen
Voor het lpg-tankstation de Nuul en de omgeving daarvan is de zelfredzaamheid toereikend. De tijd tussen het begin van een brand en een mogelijke explosie varieert tussen de 15 en 30 minuten. Door realisatie van de maatregelen uit het convenant LPG, waaronder de maatregel van het thermisch isoleren van de tankauto neemt deze tijd toe tot een uur. Bij een goede alarmering is de tijd voor ontruiming voldoende.
De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Er is sprake van een bestemmingsplan-actualisatie waarbij wordt aangesloten bij de bestaande situatie. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke invulling zijn in deze situatie niet relevant. Mede gezien het feit dat er sprake is van een bestaande situatie, het groepsrisico de oriënterende waarde niet overschrijdt en de aanvullende technische maatregelen zijn uitgevoerd uit het convenant plg, zal dit leiden tot een reductie van het groepsrisico.
De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
Ter voorkoming dat het groepsrisico in de nabije toekomst zal toenemen tot, mogelijk, over de oriënterende waarde zijn in het bestemmingsplan regels gesteld die voorkomen dat er sprake zal zijn van een te intensieve personendichtheid binnen de effectcontour van lpg-tankstation de Nuul.
Verantwoording groepsrisico Schueler
Lpg-tankstation Schueler wordt beschouwd als categoriale inrichting ingevolge het Bevi. Dit houdt in dat in de "Regeling externe veiligheid inrichtingen" vaste plaatsgebonden risico afstanden zijn weergegeven. Ook voor wat betreft de beoordeling van het groepsrisico zijn vaste toetsingsafstanden weergegeven.
Voor standaard situaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations worden berekend met behulp van de rekentool lpg (www.groepsrisico.nl). Voor Schueler is er sprake van een standaard situatie. Uit de uitgevoerde risicoberekening blijkt dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Zie voor de rapportage Bijlage 6 EV Schueler.
Functie-indeling
Het plangebied is te omschrijven als een gemengd gebied gelegen aan een hoofdontsluitingsweg. Binnen het invloedsgebied zijn kantoren, woningen en winkelvoorzieningen gelegen. Het plangebied is ingevuld. Er is sprake van een stationaire situatie.
Nulsituatie gemiddelde personendichtheid
Onder de nulsitutatie wordt verstaan de actuele situatie zonder mogelijke toekomstige ontwikkelingen zoals de (toekomstige) planvoorschriften toestaan.
In de actuele situatie zijn binnen de toetsingsafstand van 150 meter, zoals ook ingevoerd in de rekenmodellen circa 450 personen aanwezig.
Verblijfsduur
Binnen de toetsingsafstanden is er in hoofdzaak sprake van gemengde bestemmingen. Voor de kantoor en winkelbestemmingen is in de risicoberekening uitgegaan van een verblijf in de dagperiode. Dit conform de handleiding verantwoording groepsrisico. Voor wonen is uitgegaan van een verblijfsduur voor de dag- en nachtperiode.
Toekomstige situatie gemiddelde personendichtheid
Onderliggend plan betreft een actualiserend bestemmingplan. Het plangebied is ingevuld. Grote wijzigingen zijn er binnen het invloedsgebied niet te verwachten. Planvoorschriften zijn ook zodanig geredigeerd dat een significante wijziging van het groepsrisico niet kan plaatsvinden.
De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen
Het convenant van 22 juni 2005 tussen overheid en branche voorziet in de realisering van:
- een verbeterde vulslang;
- het aanbrengen van een hittewerende coating op de tankwagen.
Genoemde maatregelen zijn getroffen en hebben geleid tot een verdere reductie van de risico's.
De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit
Door binnen de toetsingsafstand van 150 meter van het vulpunt en tankreservoir geen significante uitbreidingen in personendichtheden toe te staan is voldoende gewaarborgd dat de richtwaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.
De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Het is dus van belang om knelpunten in de hulpverlening welke voorkomen uit de ruimtelijke inrichting te voorkomen.
Hierbij is gekeken naar de:
- A. bereikbaarheid van risicobronnen;
- B. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen;
- C. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen;
- D. zelfredzaamheid van de aanwezige personen.
- A. Bereikbaarheid van risicobronnen
Het lpg-tankstation Schueler is voor de brandweer van meerdere zijden te bereiken. - B. De opstelmogelijkheden bij de risicobronnen
Voor het lpg-tankstation Schueler geldt dat er opstelmogelijkheden zijn om het incident te kunnen bestrijden. Een en ander is nader uitgewerkt in een aanvalsplan van de brandweer. - C. De inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen
Kijkend naar de bluswatervoorziening bij het lpg-tankstation Schueler kan gesteld worden dat er een leidingen liggen met een diameter van 315 millimeter. Deze leidingen hebben voldoende capaciteit. In de directe omgeving kan ook gebruik worden gemaakt van secundaire waterwinning. Voor koeling van een aangestraalde tankwagen is dit voldoende. - D. Zelfredzaamheid bij de risicobronnen
Voor het lpg-tankstation Schueler en de omgeving daarvan is de zelfredzaamheid toereikend. De tijd tussen het begin van een brand en een mogelijke explosie varieert tussen de 15 en 30 minuten. Door realisatie van de maatregelen uit het convenant LPG, waaronder de maatregel van het thermisch isoleren van de tankauto neemt deze tijd toe tot een uur. Bij een goede alarmering is de tijd voor ontruiming voldoende. Er is een sprake van de aanwezigheid van een concentratie aan mindervalide.
De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Er is sprake van een bestemmingsplanactualisatie waarbij wordt aangesloten bij de bestaande situatie. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke invulling zijn in deze situatie niet relevant. Er is sprake van een bestaande situatie en het groepsrisico overschrijdt de oriënterende waarde niet. Aanvullende technische maatregelen zoals afgesproken in het convenant LPG leiden tot een reductie van het groepsrisico.
De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
Ter voorkoming dat het groepsrisico in de nabije toekomst zal toenemen tot, mogelijk, over de oriënterende waarde zijn in het bestemmingsplan regels gesteld die voorkomen dat er sprake zal zijn van een te intensieve personendichtheid binnen de effectcontour van lpg-tankstation van Schueler.
4.12 Straalpad
In het plangebied ligt een straalpad dat ruimtelijk relevant is. Straalpaden dienen ter bescherming van telecommunicatieverbindingen. Binnen deze gebieden gelden beperkingen wat betreft bouwhoogten.
Omdat in het voorliggende plangebied hoofdzakelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, wordt er geen afbreuk gedaan aan de voorwaarden van het straalpad.
4.13 M.e.r.-beoordeling
4.13.1 Algemeen
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.
Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met een oppervlakte vanaf 100 ha is er een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2-'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(beoordeling) noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
4.13.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Een grote rol in dit geheel speelt het feit, dat het hier gaat om een bestaande woonwijk, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. Aangezien de huidige eisen over het algemeen wat strenger zijn dan jaren geleden, zal er waarschijnlijk geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit zal echter uit de toets moeten blijken.
De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
Bodem
De regeling, die nu is opgenomen is gelijk aan die van het vigerende plan.
Er zal dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Geluid
De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd.
Het plangebied is voor een deel weliswaar gelegen binnen het akoestische invloedsgebied van railverkeer,.maar het invloedsgebied is hetzelfde als in het vigerende plan.
Zoals in de betreffende paragraaf is aangegeven wijzigt de omvang van de geluidszone. Met deze bestemmingsplanprocedure wordt de voorgestelde zone planologisch vastgelegd. De geluidszone die bij het industrieterrein hoort heeft tot doel milieuoverlast in de vorm van geluidhinder te normeren.
In de praktijk verandert er voor de bestaande woningen niets, de geluidsbelasting blijft gelijk.
Al met al zal er dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Milieuhinder
In paragraaf 4.2 wordt het volgende vermeld.
Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
In het woongebied mogen alleen niet- woonactiviteiten aan huis plaatsvinden (categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder voorwaarden). Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.
Al met al zal er dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Luchtkwaliteit
Omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, zal er dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.
Ecologie
In paragraaf 4.4 wordt met betrekking tot de Natura 2000-gebieden geconcludeerd, dat aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek hoeft plaats te vinden. Er verandert niets ten opzichte van de huidige situatie.
Dat geldt ook voor de EHS-gebieden. Verder wordt in die paragraaf vermeld over de relatie met de Flora- en faunawet, dat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling en daardoor zijn geen significante gevolgen te verwachten.
Landschap
In paragraaf 4.5 wordt met betrekking tot het Nationaal landschap Arkemheen-Eemland geconcludeerd, dat aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap.
Conclusie
De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling (een planologische actualisering van een bestaande woonwijk) geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden de, van het bestemmingsplan deel uitmakende, regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.
De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels.
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels.
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1. Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:
- a. een bestemmingsomschrijving en
- b. bouwregels.
Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:
- c. een afwijkingsmogelijkheid en/of
- d. gebruikregels.
- Ad a. Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang. - Ad b. Bouwregels
De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.
Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels. Doorgaans betekent dit dat ondergrondse gebouwen, bijvoorbeeld (parkeer)kelders, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht. - Ad c. Afwijkingsmogelijkheid
De bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van bepaalde normen is gebaseerd op de mogelijkheden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze regels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd. - Ad d. Gebruiksregel
In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. De hier opgenomen gebruiksregel is aanvullend op de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan.
Algemeen. Monumenten
De aanwezige monumenten worden niet alleen beschermd door de bestemming die ze hebben gekregen, maar ook door de monumentenwet/verordening, op grond waarvan een vergunning is vereist voor verbouw. De hoofdgebouwen met cultuurhistorische waarde zijn binnen deze bestemming eveneens beschermd, door het opnemen van een specifieke bouwregel dat de hoofdvorm gehandhaafd moet worden. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden is een vergunningenstelsel opgenomen in geval van sloop.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.
5.2 Nadere Toelichting Op De Regels
Voor zover nodig worden de afzonderlijke bestemmingen van een toelichting voorzien. Niet alle bestemmingen worden daarom toegelicht.
Agrarisch
De bestemming "Agrarisch" betreft verspreid liggende percelen.
Deze omschrijving maakt naast gebruik door agrarische bedrijven ook agrarisch gebruik door particulieren mogelijk. Het plaatsen van stallen en schuren is uitdrukkelijk niet toegestaan.
Bedrijf
Deze bestemming is gegeven aan de bedrijven. Bij recht worden bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Uitgesloten zijn detailhandel, risicovolle inrichtingen als genoemd in het Bevi, vuurwerkbedrijven, geluidhinderlijke inrichtingen en m.e.r.-plichtige inrichtingen. Bedrijven die nu aanwezig zijn, maar die niet passen binnen de toegestane categorieën van bedrijven, zijn op de kaart aangegeven met de aanduiding "bedrijf". De betreffende bedrijfsactiviteiten zijn daarmee positief bestemd en dus toegestaan in deze planregels. Daarnaast zijn deze bedrijfsactiviteiten op de 'lijst specifieke bedrijven' geplaatst zodat inzichtelijk is waar welk type bedrijf is toegestaan.
Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, omdat deze vanwege de milieuhygiënische randvoorwaarden de mogelijkheden voor bedrijfsvoering kunnen belemmeren. Wel worden de rechten van de bestaande bedrijfswoningen gerespecteerd.
Verder zijn afwijkingsmogelijkheden voor het gebruik opgenomen voor bedrijven van een hogere milieucategorie mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Bevi-inrichtingen, Wgh-inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn hoe dan ook niet toegestaan. Voor de afwijkingsmogelijkheden geldt een algemeen afwegingskader.
Voor wat betreft de maatvoeringen geldt, dat afwijkende maten mogen worden gehandhaafd. Bij vervangende nieuwbouw mag derhalve ook conform deze afwijkende maten worden gebouwd.
Bij de afwegingskaders voor afwijking wordt gesproken van 'geen onevenredige aantasting'. Per geval moet worden beoordeeld of hiervan sprake is; wel is het zo dat het al dan niet toepassen van de afwijkingsbevoegdheid goed dient te worden gemotiveerd.
Bedrijf - Garage
In het plangebied komen garagebedrijven voor. Bij het bedrijf gevestigd aan de Van Middagachtenstraat 2 is de (bestaande) verkoop van lpg toegestaan. Het vulpunt, opslagpunt en afleverpunt zijn daarbij specifiek op de kaart aangegeven, omdat deze uitgangspunt zijn voor het bepalen van de bijbehorende veiligheidszone (die in een afzonderlijk artikel in de regels is geregeld). Deze punten mogen dan ook niet zonder meer worden verplaatst. Bij het garagebedrijf gevestigd aan de Van Rheenenpark 39a is alleen de verkoop van auto's toegestaan niet de reparatie ervan. Ook is hier geen verkooppunt voor motorbrandstoffen gevestigd.
Bedrijf - Opslag
Voorzien wordt in de opslag van goederen. Van belang is, dat hierop ook milieuwetgeving van toepassing is. De hoogteregeling is van toepassing op bijvoorbeeld erfafscheidingen of lichtmasten.
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen
Deze bestemming betreft een tankstation. Hier is de verkoop van lpg niet toegestaan (en ook niet aanwezig).
Bedrijventerrein
Deze gronden zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven. Er worden mogelijkheden geboden voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Daarnaast zijn bestaande rechten ter plaatse positief bestemd.
Detailhandel
Deze bestemming betreft de aanwezige winkels. Bij ondergeschikte horeca kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een bakker waar ook ter plekke wat broodjes mogen worden gegeten. Van belang is dat er sprake is van ondergeschiktheid én dat het bijbehorend is (er moet een directe relatie bestaan tussen de verkochte artikelen en de horeca/dienstverlening). Volumineuze detailhandel kan alleen waar dit is aangegeven op de kaart. De term volumineus is in de begripsbepalingen omschreven. Daar waar gewoond wordt is dit op de kaart aangegeven. Er mag niet overal worden gewoond om het behoud van de detailhandelsfunctie te stimuleren.
Gemengd 1 en Gemengd 2
Binnen deze bestemmingen zijn verschillende gelijkwaardige functies toegestaan. Deze functies zijn onderling vrij uitwisselbaar, maar kunnen niet overgeheveld worden van Gemengd 1 naar Gemengd 2. Qua interne uitwisselbaarheid zijn de bestemmingen vergelijkbaar, maar inhoudelijk zijn er totaal verschillende functies toegestaan. Om deze reden zijn er dan ook twee bestemmingen "Gemengd".
Groen
Behalve groenvoorzieningen, laat deze bestemming ook een evenemententerrein toe waar dit is aangegeven. Omgekeerd is elders dus geen evenemententerrein toegestaan. Overigens gelden voor dit terrein ook de voorwaarden uit de APV.
Horeca
Voor wat betreft de toelaatbaarheid van de horecabedrijven is een koppeling gemaakt met een Staat van inrichtingen horeca. Daarnaast geldt ten aanzien van overkappingen die onderdeel uitmaken van een gebouw dat deze alleen zijn toegestaan binnen het bouwvlak en daarnaast ook waar dit op de verbeelding is aangegeven. Overkappingen (bijvoorbeeld regen- en zonneschermen) zijn overal toegestaan tot een bouwhoogte van 6 m. Daarnaast geldt een maximale oppervlakte van 50 m2. Verder is ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping" een overkapping toegestaan tot maximaal 140 m2. Dit betreft een specifieke situatie bij horecagelegenheid De Rode Schuur.
Kantoren
Naast kantoren zijn hier ook woningen op de verdiepingen toegestaan, voor zover op de verbeelding aangegeven. De aanduiding "dienstverlening" heeft betrekking op een retourette, waar bijvoorbeeld plastic en glas kan worden ingezameld.
Maatschappelijk
De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. In artikel 1 zijn deze gedefinieerd als educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
Kinderopvang wordt ook gezien als een maatschappelijke voorziening. In de begripsbepalingen is dit opgenomen in de omschrijving van 'maatschappelijke voorziening'.
Wonen is alleen toegestaan als dit op de verbeelding is aangegeven én als dit gerelateerd is aan de maatschappelijke voorzieningen (dus bijvoorbeeld wonen voor mensen met een lichte zorgbehoefte).
Verder is er nog een beschermende regeling opgenomen voor een beeldbepalende boom, wat tot uitdrukking komt in een vergunningenstelsel.
Recreatie - Volkstuin
Kleine gebouwtjes zijn toegestaan, zodat materialen en dergelijke naar behoren kunnen worden opgeslagen. Vergunningvrij zijn deze niet meer mogelijk, vandaar een regeling in deze planregels.
Tuin
De bestemming "Tuin" is dienstbaar aan de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Bij de bestemmingsregeling voor de tuinen is uitgegaan van het principe die gebieden te bestemmen die uit ruimtelijke overwegingen onbebouwd moeten blijven en ook als zodanig in gebruik zijn. Over het algemeen betreft het gronden ten dienste van de nabij gelegen woningen. Bij de meeste woningen betreft het de ruimte vóór de woningen. Alleen daar waar dit is aangegeven zijn gebouwen toegestaan.
Wonen
De woningen in het plangebied zijn bestemd tot "Wonen". De opzet van de bestemmingsplankaart in combinatie met de planregels gaat er vanuit dat de bestaande situatie en de verschijningsvorm (bepaald door de goothoogte en kap) in principe gehandhaafd zal worden. Dit wil overigens niet zeggen dat er geen wijzigingen meer mogelijk zijn. De bouwvlakken en de planregels geven de kaders aan van de bouwmogelijkheden. Als een bouwvlak ruimer is dan een bestaande woning kan het hoofdgebouw worden vergroot. Voorts laten de regels betreffende goothoogte en dakhelling ruimte voor wijzigingen. De woningen met cultuurhistorische waarde zijn binnen deze bestemming beschermd. Binnen de bouwregels is aangegeven dat de hoofdvorm van het gebouw gehandhaafd moet worden.
Ten aanzien van het gebruik van bijgebouwen is van belang dat in bijgebouwen geen primaire woonfuncties zijn toegestaan, zoals wonen, slapen, keuken, badkamer. Hobbyruimtes zijn wél mogelijk in bijgebouwen. Genoemde beperkingen gelden dus niet voor aanbouwen en uitbouwen. Voor wat betreft de maatvoeringen kent het plan geen onderscheid meer tussen aan-, uit- en bijgebouwen. In het kader van de Wabo wordt gesproken van 'bijbehorende bouwwerken'.
Bij woningen zijn, onder voorwaarden, niet-woonactiviteiten aan huis mogelijk.
Wonen - Woongebouw
Voor gestapelde woningen/appartementengebouwen is een aparte bestemming opgenomen. Ook is functiemenging mogelijk waar dit is aangegeven. Het bestaande bijgebouw/berging is middels een bouwvlak geregeld.
Wonen- Uit te werken
Deze bestemming betreft een uit te werken bestemming als bedoeld in artikel 3.6 van de Wro. Burgemeester en wethouders moeten deze bestemming binnen de planperiode uitwerken. Dat moet gebeuren binnen de kaders die daarvoor in de planregels zijn opgenomen.
Leiding - Gas en Leiding - Hoogspanningsverbinding
Deze bestemmingen zijn dubbelbestemmingen. De onderliggende bestemmingen blijven van kracht, maar worden wel ingeperkt door deze bovengeschikte dubbelbestemmingen. Als aan de regels van de dubbelbestemming wordt voldaan, kan gewoon worden gebouwd en gebruikt conform de onderliggende bestemming.
Waarde - Archeologie
Deze dubbelbestemming en de daarbij opgenomen aanduidingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Nijkerk. Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.
Met aanduidingen worden diverse deelgebieden onderscheiden. Aangegeven is in welke gevallen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bepalend hierbij zijn de oppervlaktes en de dieptes van de bodemingreep.
Hoofdstuk 3 Algemene regels:
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel, wordt betrokken.
Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.
In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor veel bestemmingen is dit evident, maar omdat dat in casu voor alle bestemmingen geldt is het om discussie te voorkomen expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Nijkerk op dit gebied.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel worden de aanduidingen opgenomen die voor meerdere bestemmingen gelden. Een aanduiding "geluidzone - industrie" is gegeven aan de gronden waar geen toename van geluidgevoelige functies mag plaatsvinden, tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder dan wel een ontheffing hogere grenswaarde is verleend. Daarnaast is een regeling opgenomen voor de "veiligheidszone-lpg", die voortvloeit uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Tot slot is de vrijwaringszone voor het straalpad geregeld.
Algemene afwijkingsregels
Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.
Algemene wijzigingsregels
Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken. Meer specifiek is ten aanzien van één locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de vigerende bestemming.
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels:
Overgangsrecht
Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.
Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.
Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het bestemmingsplan.
Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.
Bij het gebruik maken van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid vindt kostenverhaal plaats door op dat moment een exploitatieplan op te stellen dan wel een overeenkomst met betrokken partijen te sluiten.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Inspraak en overleg
Het voorontwerp van het bestemmingsplan "Nijkerk 1" heeft op grond van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van 18 november 2010 tot en met 29 december 2010 voor iedereen ter inzage gelegen bij de publieksbalie en is digitaal raadpleegbaar en beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl (alsmede via de gemeentelijke website www.nijkerk.eu).
Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om inspraak- of vooroverlegreacties schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken. Van de terinzagelegging is vooraf een openbare kennisgeving gedaan in 'De Stad Nijkerk', evenals op de gemeentelijke website www.nijkerk.eu.
Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn bij de gemeente Nijkerk tijdig twaalf inspraak- en vooroverlegreacties (hierna: reacties) ingekomen. Alle reacties zijn schriftelijk ingediend.
Alle reacties zijn geanonimiseerd. Per reactie is een samenvatting gemaakt. Deze wordt punt voor punt behandeld. Tot slot wordt per reactie aangegeven of en op welke wijze het bestemmingsplan daarop wordt aangepast. Bij inhoudelijk gelijke reacties wordt verwezen naar de eerste behandeling daarvan.
- 1. VROM-inspectie, regioafdeling Oost te Arnhem
In het centrum van Nijkerk bevindt zich een terrein van archeologische waarde. Dit terrein staat op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Delen van dit terrein bevinden zich volgens mijn informatie ook in onderhavig bestemmingsplangebied. Ik verzoek u dit terrein op de verbeelding op te nemen en er regels aan te koppelen ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden.
Reactie gemeente
In het ontwerpbestemmingsplan zal de bescherming van de archeologische waarden als zodanig worden weergegeven, zowel op de verbeelding als in de daaraan gekoppelde regels.
- 2. Waterschap Vallei & Eem te Leusden
- De watergang tussen het Van der Zaaghof en de Holkerweg ontbreekt.
Reactie gemeente
Deze watergang zal alsnog als zodanig bestemd worden.
- Wij verzoeken u in verband met het onderhoud van de primaire watergangen om binnen de aangrenzende bestemmingen (zoals "Groen"), bouwregels op te nemen die gericht zijn op handhaving van een obstakelvrije zone met een breedte van vijf meter.
Reactie gemeente
Het regelen van een obstakelvrije zone ten behoeve van het onderhoud van de primaire watergangen kan het waterschap zelf regelen via de Keur. De handhaving hiervan is ook een taak van het waterschap. Door dit ook op te nemen in het bestemmingsplan wordt het in feite dubbel geregeld. De gemeente verzoekt het Waterschap dit middels haar eigen instrumentarium te regelen en te handhaven.
- 3. J.A. Z. te Nijkerk
Dat mijn woning aan de Luxoolseweg is aangemerkt als 'bedrijventerrein' is onjuist. Ik bezit het pand sinds 1998 en het is altijd (ook bij vorige bewoners) als woonhuis aangemerkt.
Reactie gemeente
In het vigerende bestemmingsplan "Luxool" is de bestemming voor de kavels aan de Luxoolseweg gesplitst in een 'voorterrein' en een 'achterterrein'. Het voorterrein heeft als bestemming "Eensgezinshuizen in open bebouwing met bijbehorende erven" en de bestemming "Tuin". Het achterterrein heeft de bestemming "Bedrijven Klasse C". Tijdens de inventarisatie van het gebied is gebleken dat een deel van de kavels aan de Luxoolseweg inderdaad als bedrijf in gebruik is en een deel niet. Vandaar dat er de nieuwe bestemmingen "Bedrijf met bedrijfswoning" en "Wonen" op is gelegd. De splitsing in voor- en achterterrein is niet meer overgenomen. Per abuis is uw woning als "Bedrijf" aangemerkt. Dit zal worden hersteld. Bovendien zal de splitsing in voor- en achterterrein weer worden opgenomen, hetgeen het gebruik van de woningen aan de voorzijde als woning garandeert en vestiging van bedrijvigheid aan de voorzijde voorkomt.
Het bestemmingsplan wordt aangepast conform vigerende bestemmingen.
- 4. P.P. t. H. te Nijkerk,
mede namens: A.J. J., A. v. D., J.J. d. G., Th.N. v.d. W, J.F. v. R., Th.H. P.,
G. S., L. K, M.W. B., J. F., allen te Nijkerk
- In het voorontwerpbestemmingsplan is geen onderscheid meer tussen nok- en goothoogte, terwijl in het geldende bestemmingsplan de goothoogte 6 meter en de nokhoogte 9 meter mag bedragen. Dit biedt de eigenaar van het betreffende pand de mogelijkheid om tot 9 meter hoog te bouwen.
Reactie gemeente
In het ontwerpbestemmingsplan is de hoogteregeling aangepast conform het vigerend bestemmingsplan (Bruins Slotlaan), dat wil zeggen dat ter plaatse een goothoogte van 6,5 meter geldt.
Het bestemmingsplan wordt aangepast conform vigerend bestemmingsplan.
- De eigenaar heeft in 2009 plannen gepresenteerd voor ontwikkelingen op zijn gronden. Omwonenden hebben hier duidelijke bezwaren tegen. Bij de gemeente zullen hiervan ook nog wel stukken aanwezig zijn.
Reactie gemeente
De eigenaar heeft inderdaad enkele initiatieven ontplooid om te komen tot een zekere ontwikkeling aldaar. Echter dat is niet iets dat in deze procedure aan de orde is. Het betreft hier een actualisering van bestemmingsplannen. Eventuele ontwikkelingen (waar dan ook in de gemeente Nijkerk) zullen, indien betrokken omwonenden hierin zijn gekend, indien het college en de raad hiermee akkoord zijn, via een separate ruimtelijke procedure hun beslag krijgen.
- Zelfs ophoging tot de in het bestaande plan genoemde waarden is niet acceptabel.
Reactie gemeente
De mogelijkheden die een geldend bestemmingsplan geeft, zijn een rechtstreeks en onbetwistbaar recht.
- Indieners van deze inspraakreactie zetten uitvoerig de historie met betrekking tot Gildenstraat 1-3 uiteen en werpen allerlei bezwaren op.
Reactie gemeente
Niet geheel duidelijk is of indieners van deze inspraakreactie nu ageren tegen het huidige voorontwerp, de specifiek daarin opgenomen bouwhoogte van 9 meter (voor een gedeelte van de percelen), of tegen voorbije initiatieven van de eigenaar. Indien het laatste het geval is, dan is dít niet de procedure waarbinnen deze grieven alsnog en/of wederom geuit kunnen worden. Als het gaat om de hoogte van 9 meter dan wordt verwezen naar de beantwoording bij punt 1 in deze.
- 5. J. S. te Nijkerk
namens: D. d. S., F. d J., M. G., A. G., F. H., A. H., J. G., L. G., W. H., W. S., E.R.M. C., H.W. H., F. K., K. K., J. G., allen te Nijkerk
In het bestemmingsplan wordt voor het woonwagencentrum aan de Watergoor een bouwhoogte aangegeven van vijf meter. De bewoners willen een hoogte van zeseneenhalve meter.
Reactie gemeente
In het geldende bestemmingsplan mag tot maximaal 3 meter hoog gebouwd worden. Middels een afwijking van het bestemmingsplan en de daaraan gekoppelde bouwvergunning zou een hoogte tot maximaal 5 meter (onder voorwaarden) bespreekbaar zijn. Dit vooruitlopend op de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan Nijkerk 1, waarin een en ander is geregeld met betrekking tot minimale onderlinge afstand, maximale bouwhoogte en het maximaal aantal wooneenheden en dergelijke.
- 6. W.S. v.d. Pol
mede namens: M. v.d. B., beide te Nijkerk
- In het vigerende bestemmingsplan "Bruins Slotlaan" is de schuur op ons perceel, voor zover wij kunnen opmaken, in het bebouwingsvlak opgenomen. In "Nijkerk 1" is deze bebouwingsgrens niet overgenomen, maar loopt deze om het huis heen waardoor de schuur buiten het bebouwingsvlak valt. Hiermee is een groot deel van de maximaal te bebouwen oppervlakte buiten het bebouwingsvlak ingevuld. Graag zouden wij zien dat de bebouwingsgrens om de schuur heen komt te liggen, zodat deze geheel binnen het bouwvlak valt.
Reactie gemeente
Ook in het nu nog geldende bestemmingsplan "Bruins Slotlaan" is de schuur niet binnen het bebouwingsvlak opgenomen. Gelet op het actualiserende karakter van het nieuwe bestemmingsplan, zal/kan hier geen verandering in komen.
- In het voorontwerp staat dat de bouwhoogte van een bijhorend bouwwerk, dat staat op een afstand van meer dan twee meter van de zijdelingse perceelgrens, niet meer dan vijf meter mag bedragen. Betreffende schuur heeft een hoogte van meer dan zes meter. Graag zouden wij zien dat voor dit bouwwerk een plaatselijke maatvoeringsaanduiding wordt opgenomen met daarin een bouwhoogte van ten minste zeseneeenhalve meter.
Reactie gemeente
In het nu nog geldende plan mag tot maximaal 50 m2 aan bijgebouwen gebouwd worden buiten het bebouwingsvlak. Betreffende schuur is blijkens uw schrijven circa 55 meter en dus strikt genomen al in strijd met het huidige bestemmingsplan. In het voorontwerpbestemmingsplan is het maximum aan bijgebouwen buiten het bebouwingsvlak 'opgerekt' naar 70 m2, een meer gebruikelijke maatvoering anno 2011. De hoogte echter in dergelijke gevallen (en ook in dit geval) mag maximaal vijf meter bedragen, evenals in het geldende plan. Aangezien in uw geval sprake is van een bestaande situatie is hiervoor de plankaart in het ontwerpbestemmingsplan aangepast voor uw situatie en specifiek een bouwaanduiding op de schuur opgenomen waarin de maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale bouwhoogte van 6,5 meter is aangeduid.
- 7. A. W. te Nijkerk
In het voorontwerpbestemmingsplan is niet aangegeven dat ik mijn beroep, sinds 2006, aan huist uitvoer. Ik voldoe aan het gestelde in artikel 28 lid 1, sub a en b van de regels. Graag wil ik als zodanig opgenomen worden in het nieuwe plan.
Reactie gemeente
In het ontwerpbestemmingsplan is een aanduiding "bedrijf" op uw perceel gelegd, hetgeen u de mogelijkheid geeft uw beroep aan huis uit te oefenen.
- 8. R. S. te Nijkerk
Aan de Van Rensselaerstraat is thans een pand in gebruik als telefooncentrale. Gelet op technologische ontwikkelingen zal in de toekomst (over circa zes jaar) deze functie ophouden te bestaan. Aangezien de actualisatie een conservering van de huidige situatie inhoudt en tevens in de toekomstige planologische situatie wenst te voorzien, zouden wij u willen verzoeken met de nabije toekomstige situatie thans rekening te houden en voor deze locatie een wijzigingsbevoegdheid naar "Wonen" op te nemen.
Reactie gemeente
De actualisatie van bestemmingsplannen is voornamelijk conserverend. Het is actualiserend daar waar het bijvoorbeeld gaat om het bestemen van gronden conform de meest recente standaarden en regelgeving (die soms aanzienlijk verschillen van oude methoden). Het zou actualiserend kunnen zijn in het geval van situaties die sinds jaar en dag al feitelijk anders zijn dan ze in oude bestemmingsplannen zijn weergegeven en waarvoor wel een aparte planologische procedure is doorlopen om een en ander mogelijk te maken. Het is in ieder geval actualiserend in die zin dat alle nieuwe ruimtelijke plannen per heden ook digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Het nu al rekening houden met eventualiteiten die zich in de toekomst waarschijnlijk gaan voordoen, is niet iets dat geschaard kan worden onder de noemer 'actualisering'. Een specifiek verzoek (tot bijvoorbeeld herziening van het bestemmingsplan) zal gedaan moeten worden op het moment dat er bijvoorbeeld concreet sprake is van een ontwikkeling op dat moment. Overigens zullen bestemmingsplannen in ieder geval elke tien jaar worden geactualiseerd.
- 9. B. d. J. te 's-Hertogenbosch
namens v. A. te Nijkerk
Enerzijds gaat deze inspraakreactie over het wegbestemmen van het sinds jaar en dag legaal aanwezig zijnde poeliersbedrijf. Daarvoor in de plaats is een bestemming "Wonen" opgenomen zonder bouwvlak, hetgeen het gebruik van de grond tot tuin o.i.d. inperkt.
Reactie gemeente
Dit is correct. De bestemming als opgenomen in het huidige ontwerpbestemmingsplan past planologisch gezien het beste bij de feitelijke gebruikssituatie.
Anderzijds gaat de inspraakreactie over het reeds lang lopende traject in het kader van het verzoek van cliënt tot het mogen bouwen van een drietal woningen op het perceel plaatselijk bekend Oude Barneveldsweg 52.
Reactie gemeente
Voor zover de inspraakreactie gaat over het separate verzoek om het mogelijk te maken een drietal woningen te bouwen aldaar, is het indienen van een inspraakreactie naar aanleiding van dit actualiserende voorontwerpbestemmingsplan "Nijkerk 1" daarvoor niet de geëigende weg. In de separate procedure zelf zijn mogelijkheden om te ageren tegen bepaalde besluitvorming. Van deze mogelijkheden wordt gebruik gemaakt.
- 10. N. S. en B. K. te Nijkerk
In het voorontwerp zijn de kavels aangeduid als Wonen en BAH. Dit moet zijn: DH/detailhandel en/of B/bedrijf. Wij wonen op de eerste verdieping van Schrassertstraat 23. Op de begane grond wordt 120 m2 gebruikt voor kantoor en (lichte) bedrijvigheid en tevens gedeeltelijk als winkel. Schrassertstraat 21 kan de functie wonen krijgen. De loods achter Schrassertstraat 21 wordt gebruikt voor opslag en lichte werkzaamheden (ten behoeve van nr. 23).
Reactie gemeente
In het vigerend bestemmingsplan (Bruins Slotlaan) heeft de kavel de bestemming "Winkels". Binnen deze bestemming is de mogelijkheid van een dienstwoning opgenomen (maximaal 600 m3). Echter er is al jaren geen winkel meer op het perceel aanwezig. Al die jaren, en op dit moment nog steeds, wordt het perceel hoofdzakelijk bewoond, vandaar ook dat in het ontwerpbestemmingsplan dit perceel de bestemming "Wonen" heeft gekregen. Het perceel ligt bovendien in een woonwijk.
- 11. N. V. te Nijkerk
De goot- en nokhoogte staan onjuist weergegeven op de plankaart.
Reactie gemeente
In het ontwerpbestemmingsplan is een goothoogte van 5 meter en een nokhoogte van 10 meter opgenomen.
Verder staat het woonhuis onjuist als bedrijfsbestemming te boek.
Reactie gemeente
In het ontwerpbestemmingsplan is de bedrijfswoning aangeduid.
Tot slot hebben wij nog een klein stukje grond aangekocht van de buren aan Luxoolsweg 4.
Aankoop van een stukje grond wil niet zeggen dat dit ook automatisch de door de koper gewenste bestemming krijgt. Echter wij zien geen bezwaar in het toevoegen van dit stuk grond bij de bestemming "Kantoor" en hebben dit conform uw verzoek aangepast in het ontwerpbestemmingsplan.
- 12. R. S. te Nijkerk
In het nieuwe voorontwerpbestemmingsplan gaat de functie van het perceel Berliozlaan 2 veranderen ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. Ik teken dan ook bezwaar aan, omdat in dit bestemmingsplan mijn toekomstige (reeds voorbereidde) verbouwingsplannen/mogelijkheden worden ontnomen.
Dit is correct. Per abuis is een klein, los staand, kadastraal vlakje niet bestemd als "Wonen", maar als "Verkeer". Dit zal in het ontwerpbestemmingsplan worden hersteld.
6.2.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan Nijkerk 1 én het ontwerpbesluit tot het vaststellen van maximaal toelaatbare grenswaarden ingevolge artikel 45 en 110a van de Wet Geluidhinder voor woningen binnen de vast te stellen geluidszone van het Industrieterrein Arkervaart (Bedrijventerrein 1) te Nijkerk, heeft op grond van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, zowel van 7 september 2011 tot en met 18 oktober 2011, als (aangepast) van 26 januari 2012 tot en met 7 maart 2012 voor iedereen ter visie gelegen bij de publieksbalie en is (voor wat betreft het ontwerpbestemmingsplan) digitaal raadpleegbaar beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl (alsmede via de gemeentelijke website www.nijkerk.eu).
Gedurende de periode van het (tweemaal) ter visie liggen zijn in totaal 17 zienswijzen ontvangen van 12 indieners (sommigen hebben hun primaire zienswijze bij de tweede tervisielegging aangevuld casu quo herhaald). Alle reacties zijn schriftelijk ingediend.
Alle zienswijzen zijn in een Nota Zienswijzen behandeld. Deze nota is als Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
juli 2012.