KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijventerrein
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Parkeerterrein
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Leiding - Gas 4 Inch
Artikel 18 Leiding - Gas 8 Inch
Artikel 19 Leiding - Riool
Artikel 20 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 26 Algemene Procedureregels
Artikel 27 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Van Het Plangebied
1.4 Planologisch- Juridische Regeling
1.5 Opbouw Toelichting
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bedrijventerrein 2
2.1 Geschiedenis Hoevelaken
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving Bedrijventerrein 2
4.1 Beheervisie
4.2 Uitgangspunten
4.3 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 5 Onderzoek
5.1 Algemeen
5.2 Externe Veiligheid
5.3 Milieuhinder Bedrijvigheid
5.4 Geluid
5.5 Flora En Fauna
5.6 Archeologie En Monumenten
5.7 Waterparagraaf
5.8 Bodem
5.9 Luchtkwaliteit
5.10 Geur
5.11 Kabels En Leidingen
5.12 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels
6.1 Algemeen
6.2 Toelichting Op Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Resultaten Inspraak En Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.2 Resultaten Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan
Bijlagen
Bijlage 1 Vormvrije Mer-beoordelingstoets
Bijlage 2 Kwantitatieve Risicoanalyse Gulf Tankstation
Bijlage 3 Kwantitatieve Risicoanalyse Buisleidingen
Bijlage 4 Notitie Inspraak- En Overlegreacties
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Parkeernormen

Bedrijventerrein 2

Bestemmingsplan - gemeente Nijkerk

Vastgesteld op 31-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bedrijventerrein 2 van de gemeente Nijkerk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0267.BP0013-0003 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.5 ander-werk:

alle fysieke ingrepen in de ruimte die niet met bouwen te maken hebben en welke geen (reguliere) onderhoudswerkzaamheden zijn;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

een in de regels dan wel op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.8 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die functioneel verbonden is met het bedrijf en wiens huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ter plekke noodzakelijk is;

1.11 beperkt kwetsbare objecten:

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
  2. b. dienst-/bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
  4. d. restaurants voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;

1.12 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een niet-woonactiviteit aan huis dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 Bevi-inrichting:

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in goederen die qua aard of omvang niet passen binnen de bestaande winkelstructuur (bijvoorbeeld de verkoop van auto's, boten, caravans, keukens en bouwmaterialen).

1.25 detailhandel in weggebonden artikelen:

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 grootschalige detailhandel:

detailhandel in goederen waarvoor een minimaal bruto vloeroppervlak van 1.500 m² gewenst is (bijvoorbeeld een tuincentrum, outlet-store of multimediagigant);

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.30 horeca(bedrijf)

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  1. a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
  2. b. het verstrekken van nachtverblijf;
  3. c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend;

1.31 internetdetailhandel:

detailhandel in goederen via het internet (bijvoorbeeld de verkoop van fietsen via internet);

1.32 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.33 kwetsbaar object:

  1. a. woningen niet zijnde:
  • verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal 2 per hectare;
  • dienst-of bedrijfswoningen van derden;
  1. b. gebouwen bestemd voor het verblijf van al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
  2. c. gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, te weten kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;

1.34 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.35 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

niet-woonactiviteiten aan huis:

1.36 niet-woonactiviteiten aan huis:


alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving.

1.37 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.38 onderbouw:

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.39 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel in goederen die ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van het betreffende bedrijf (bijvoorbeeld een fabriek die de door haar geproduceerde goederen ook rechtstsreeks aan de consument verkoopt);

1.40 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.41 perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.42 plankaart/verbeelding:

  1. a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Bedrijventerrein 2, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0267.BP0013-0001;
  2. b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Bedrijventerrein 2;

1.43 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.44 professioneel vuurwerk:

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.45 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.47 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.48 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.49 vuurwerkbedrijf:

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.50 Wgh-inrichting:

een bedrijf die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;

1.51 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.52 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.53 woonschip

een voor bewoning bestemd vaartuig dat is gelegen op een ligplaats en dat kan worden verplaatst;

1.54 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

1.55 zolder:

de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en andere uitstekende delen van ondergeschikte aard buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij;
  2. b. het weiden van vee;
  3. c. houtwal, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';

met daarbij behorende:

  1. d. gebouwen, waaronder een bedrijfswoning;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. overige voorzieningen, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, andere silo's, windmolens, lichtmasten, en bouwwerken behorende bij een paardenbak, worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende Staat onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen
  7. h. ontsluitingspaden;
  8. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. j. groenvoorzieningen;
  10. k. parkeervoorzieningen

met dien verstande dat:

  1. l. detailhandel niet is toegestaan;
  2. m. Bevi-inrichingen niet zijn toegestaan;
  3. n. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  4. o. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  5. p. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. bewoning van bedrijfsruimten.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  2. b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. erven;
  3. e. terreinen.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', voor bedrijven tot en met categorie 2 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 30 m;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', voor bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 50 m;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', voor bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten alsmede opslagen en installaties, voor zover de daarbijbehorende grootste afstand niet meer bedraagt dan 100 m;

alsmede:

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', voor zelfstandige kantoren;
  2. e. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne', voor een brandweerkazerne;
  3. f. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum', voor kantoren, congres- en dienstencentrum;
  4. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - metaalwarenfabriek', voor een metaalwarenfabriek;
  5. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - frictiematerialen', voor een bedrijf in frictiematerialen;
  6. i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', voor een bedrijfswoning;
  7. j. kantoren welke een ondergeschikt onderdeel uitmaken van een op hetzelfde bouwperceel gevestigde bedrijf, die onlosmakelijk zijn verbonden aan dat bedrijf en die noodzakelijk zijn in het kader van de normale bedrijfsvoering van dat bijbehorende bedrijf;
  8. k. volumineuze detailhandelsbedrijven en detailhandelsbedrijven in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;

met daarbij behorende:

  1. l. gebouwen (ondergronds/bovengronds):
  2. m. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. n. tuinen:
  4. o. erven;
  5. p. terreinen;
  6. q. wegen en paden;
  7. r. water;
  8. s. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. t. geluidschermen;
  10. u. groenvoorzieningen;
  11. v. straatmeubilair;
  12. w. nutsvoorzieningen;
  13. x. parkeervoorzieningen (ondergronds/bovengronds);

met dien verstande dat:

  1. y. detailhandel, anders dan bedoeld in 6.1 onder k niet is toegestaan;
  2. z. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  3. aa. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  4. ab. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zakelijke dienstverlening, waaronder kantoren;
  2. b. volumineuze detailhandel;
  3. c. bedrijven, zoals opgenomen in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de bij dit bestemmingsplan behorende bedrijvenlijst;
  4. d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.
  2. b. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. wonen in bedrijfswoningen;
    2. 2. gebruiken van de gronden en gebouwen ten behoeve van niet-volumineuze detailhandel, met uitzondering van detailhandel in:
      • goederen, welke ter plaatse zijn vervaardigd, bewerkt of hersteld;
      • goederen in een onderneming, waarin een nijverheids- en/of ambachtsbedrijf wordt uitgeoefend, mits de laatstgenoemde een wezenlijk bestanddeel van de totale bedrijfsuitoefening in een onderneming uitmaakt en de detailhandel in die goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt zowel ter plaatse waar dat bedrijf wordt uitgeoefend als in rechtstreeks verband met de uitoefening van dat bedrijf.
    3. 3. geluidszoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;
    4. 4. risicovolle bedrijven zoals bedrijven die vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven;
    5. 5. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. houtwal, ter plaatse van de aanduiding 'houtwal';

met daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. e. oeververbindingen;
  4. f. taluds;
  5. g. speelvoorzieningen;
  6. h. paden en verhardingen;
  7. i. water;
  8. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. k. voorwerpen van beeldende kunst en dergelijke, en
  10. l. parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.3 Nadere eisen

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. parkeervoorzieningen;

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.3 Nadere eisen

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.3 Nadere eisen

10.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 10.2.1 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m2 en een maximale bouwhoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt;
  2. b. het bepaalde in lid 10.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen op de gronden voor een naar de weg gekeerde gevel tot 2 m.

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen, met bijbehorende gebouwen;
  2. b. ondergeschikte horeca;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. wegen en paden;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. met daarbij behorende bebouwing en voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid11.2.1 onder a ten behoeve van het bouwen van erfbebouwing buiten de bouwvlakken tot een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m2 en een maximale bouwhoogte van 4 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeers- en parkeerdruk niet onevenredig toeneemt.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.3 Nadere eisen

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  4. g. water;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.3 Nadere eisen

Artikel 14 Verkeer - Parkeerterrein

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Parkeerterrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeervoorzieningen;
  2. b. voetpaden en verhardingen;

met daarbij behorende

  1. c. andere-bouwwerken;
  2. d. water;
  3. e. groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - Parkeerterrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen, oeverstroken, waterwegen en/of vijvers;

met daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. f. kruisingen met (spoor)wegen; waaronder bruggen;
  4. g. dammen;
  5. h. duikers.

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.3 Nadere eisen

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.3 Nadere eisen

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de bewoning van bijgebouwen;
  2. b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Leiding - Gas 4 Inch

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 4 inch' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 4,5 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;

met daarbij behorende:

  1. a. leidingzone;
  2. b. veiligheidszone;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas 4 inch' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas 4 inch' worden gebouwd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Leiding - Gas 8 Inch

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 8 inch' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse leiding voor het transport van gas met een diameter van ten hoogste 8,35 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;

met daarbij behorende:

  1. b. leidingzone;
  2. c. veiligheidszone;
  3. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas 8 inch' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas 8 inch' worden gebouwd.

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor riooltransportleiding en daarbij behorende voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding - Riool' worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van behoudenswaardige archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
  3. c. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  4. d. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
  5. e. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in 20.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

22.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

22.2 Parkeernormen

De inrichting van de gronden dient zodanig plaats te vinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in Bijlage 2 Parkeernormen.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 veiligheidszone - lpg

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

24.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels

25.1 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 26 Algemene Procedureregels

26.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 27 Overige Regels

27.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

28.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

28.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

28.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 28.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 28.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

28.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 28.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanBedrijventerrein 2.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeente Nijkerk staat voor de opgave om de komende jaren een groot aantal bestemmingsplannen te actualiseren. De afgelopen jaren zijn al verschillende bestemmingsplannen geactualiseerd. In het kader van de actualisatieopgave zijn er nog enkele bestemmingsplannen die aan een actualisatieslag toe zijn. Eén van de nog te actualiseren bestemmingsplannen is het bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen in Hoevelaken.

De geldende bestemmingsplanregelingen voor de bedrijventerreinen in Hoevelaken zijn aan vernieuwing toe, en wel om de volgende redenen:

  • het is gewenst om voor de bebouwde kom een eenduidige bestemmingsregeling te ontwerpen;
  • voor de gebieden geldt momenteel een lappendeken van veel verschillende bestemmingsplannen (elk met verschillende partiële herzieningen). Het is gewenst om dit aantal sterk terug te brengen tot een beperkt aantal bestemmingsplannen;
  • de geldende bestemmingsplannen zijn vrijwel allen ouder dan 10 jaar, terwijl het verplicht is om in verband met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) over actuele bestemmingsplannen te beschikken, zie paragraaf 1.3.

In verband met de gewenste vermindering van het aantal bestemmingsplannen is een nieuwe clustering opgesteld. Voor de bebouwde kom van Hoevelaken wordt alles teruggebracht naar drie bestemmingsplannen: Hoevelaken-Zuid, Hoevelaken-Noord en Bedrijventerreinen 2.
Het bestemmingsplan voor Hoevelaken-Zuid is enkele jaren geleden vastgesteld. Momenteel wordt door de gemeente Nijkerk gewerkt aan het bestemmingsplan "Hoevelaken-Noord". Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de bedrijventerreinen en heeft de titel "Bedrijventerreinen 2". Het gaat hierom om de bedrijventerreinen Horstenbrink, Horstbeek en Overhorst. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan het deel van het bestemmingsplan dat ten behoeve van de realisatie van het NS-station Hoevelaken is opgesteld, dat binnen de gemeente Nijkerk ligt, opgenomen.

Doel
Het doel van dit bestemmingsplan is het van kracht laten worden van een nieuw, actueel, adequaat en digitaal bestemmingsplan. De gemeente wenst de beschikking te hebben over een doelmatig en passend planologisch regime, dat aan de bewoners en de gebruikers voldoende rechtszekerheid biedt over hun rechten en plichten. Inhoudelijk betreft het bestemmingsplan het volgende:

  • het opstellen van een conserverende regeling voor het grootste deel van het plangebied, namelijk de bestaande gebieden;
  • daarnaast het beperkt en onder voorwaarden mogelijk maken van gewenste ontwikkelingen.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein 2" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek.nr. NL.IMRO.0267.BP0013-0003);
  • planregels.


Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar"gelezen" worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Het voorliggende bestemmingsplan is onder meer gebaseerd op het consolideren van de bestaande situatie met een flexibele planregeling. Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.

1.3 Situering Van Het Plangebied

Het plangebied voor dit bestemmingsplan bestaat uit de drie bedrijventerreinen waar Hoevelaken de beschikking over heeft. Het gaat hier om de twee bedrijventerreinen Overhorst en Horstbeek die gelegen zijn aan de zuidzijde van Hoevelaken geklemd tussen de A1. Binnen het bedrijventerrein Overhorst ligt ook het gebied waar het station van Hoevelaken wordt aangelegd. Het derde bedrijventerrein dat tot het plangebied behoort, is het bedrijventerrein Hogenbrink aan de noordoostzijde van Hoevelaken.

Op de afbeelding zijn de voorgestelde plangrenzen van het plangebied Bedrijventerrein 2 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0013-0003_0001.jpg"

1.4 Planologisch- Juridische Regeling

1.4.1 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied zijn op dit moment zeven bestemmingsplannen van kracht. Het betreft hier de volgende plannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld door Raad Goedgekeurd door GS
Overhorst 1992 9 december 1992 29 maart 1993
Overhorst 2002 12 september 2002 12 november 2002
Bedrijventerrein Horstbeek 1997 25 maart 1999 24 augustus 1999
Overhorst 2-2000 22 februari 2001 7 mei 2001
Horstbeek Middelaarseweg 2000 28 juni 2001 26 september 2001
Koninginneweg Oost 7 november 1995 17 juni 1996
Overhorst Koninginneweg 2003 6 maart 2003 10 oktober 2003
Hogenbrink 13 mei 1982 23 februari 1983
Overhorst 3 16 december 2010 als gevolg van inwerkingtreding wro geen goedkeuring nodig
Bestemmingsplan station Hoevelaken 28 oktober 2010 als gevolg van inwerkingtreding wro geen goedkeuring nodig

Uit het overzicht blijkt dat enkele bestemmingsplannen meer dan 10 jaar oud zijn en planologisch-juridisch aan vervanging toe zijn.

Voor de bestemmingsplannen Overhorst en Hogenbrink zijn in het verleden verschillende wijzigingsplannen en herzieningen opgesteld.

Vanwege de vele verschillende bestemmingsplannen geldt voor het plangebied momenteel geen eenduidige planologische regeling. Bundeling van de bestemmingsplannen zorgt voor een vereenvoudiging voor zowel de gebruikers van het gebied (zoals bedrijfseigenaren) als de handhaver (de gemeente).

1.4.2 Voorliggend bestemmingsplan

Het onderhavige bestemmingsplan is onder meer gebaseerd op het actualiseren van de bestaande situatie met een flexibele planregeling. Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.

1.5 Opbouw Toelichting

De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 staat stil bij de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke en functionele structuur;
  • In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • de visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 4. Op basis van verschillende aspecten worden enkele uitgangspunten ten aanzien van bedrijventerrein behandeld.
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 5 beschreven. Aangezien het plan een conserverend karakter heeft zijn de gevolgen voor de verschillende aspecten minimaal. Toch dient in het kader van het nieuwe bestemmingsplan bij deze zaken stilgestaan te worden;
  • in hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
  • hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bedrijventerrein 2

2.1 Geschiedenis Hoevelaken

De kern Hoevelaken is ontstaan door ontginning van een veen- en moerasgebied. Deze eerste ontginningsstrook, is in 1132 vermoedelijk ter hoogte van het Horstpad begonnen. Na een aantal jaren ontstond de tweede ontginningsbasis op een veenwal, ter plaatse van de huidige Oosterdorps- en Westerdorpsstraat. Het Hoevelakense land had een uitsluitend agrarische bevolking welke qua voorzieningen volledig was georiënteerd op Amersfoort. Een uitgesproken dorpskern was niet aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0013-0003_0002.jpg"

afbeelding - historische ontwikkeling van Hoevelaken


In 1937 werd een autoweg en het kruispunt Hoevelaken/Terschuur aangelegd. Dit was een eerste aanzet voor de huidige rijksweg A1. Hierdoor werd Hoevelaken de functie van ader voor het doorgaande verkeer ontnomen. Na 1950 maakte Hoevelaken een explosieve groei door.
Naast de grote planmatige uitbreidingsplannen met betrekking tot woongebieden bood de ligging van Hoevelaken nabij de A1 en de A28 een goed vestigingsklimaat voor bedrijven. Begin jaren '90 het plan ontwikkeld om bedrijven die een verbondenheid hadden met de toenmalige gemeente Hoevelaken zich te vestigen op het toen al bestaande bedrijventerrein Hogenbrink. Nadat er in Hogenbrink geen beschikbare ruimte meer was is men vanaf de jaren '90 begonnen met de plannen voor bedrijventerreinen ten zuiden van Hoevelaken langs de A1. Om optimaal gebruik te maken van de ligging naast de A1 werd aan bedrijven de mogelijkheid geboden om zich op een zichtlocatie te vestigen. In de loop der jaren zijn de beschikbare kavels op de bedrijventerreinen Overhorst en Horstbeek in gebruik genomen door een verscheidenheid aan bedrijvigheid.

2.2 Ruimtelijke Structuur

Het plangebied bestaat feitelijk uit 3 deelgebieden, te weten:

  • Hogenbrink;
  • Horstbeek;
  • Overhorst.

In deze paragraaf wordt de ruimtelijke situatie van de verschillende deelgebieden afzonderlijk besproken.

2.2.1 Hogenbrink

Ontwikkelingsgeschiedenis en ruimtelijke structuur

Het deelgebied Hogenbrink beslaat het bedrijventerrein dat aan de noordoost kant van Hoevelaken ligt. Het gebied wordt aan de oostkant begrensd door de Oosterinslag met het daaraan grenzende buitengebied met natuurwaarden. Aan de noordkant wordt het bedrijventerrein begrensd door de Veenwal. Hier begint het buitengebied. Aan de westkant loopt de Hogenbrinkerweg door en langs het terrein. Verschillende bedrijven die aan de Hogebrinkerweg zijn gelegen, vormen de westgrens. De zuidkant wordt bepaald door de bedrijfsbebouwing langs de Drs. W. van Royenstraat. Hiermee is ook de opzet van het gebied geschetst: de Hogebrinkerweg als drager en verbindingsweg in noordelijke richting, en de Oosterinslag en de Drs. W. van Royenstraat als hieraan ondergeschikte straten. Tevens is er een verbinding met de rotonde in de Oosterdorpsstraat.
De bedrijven staan veelal op rechte kavels. De bedrijfspanden zijn niet gebouwd in éénzelfde stijl, maar hebben een verschillende bouwstijl die vooral gericht is op doelmatigheid. In een aantal gevallen, vooral meer recent door verbouwingen aan de Hogebrinkerweg, komt een gerichtheid op representativiteit voor.
De bebouwing kent een vrij hoog bebouwingpercentage, waarmee een volle indruk ontstaat. Wel ligt de bebouwing op enige afstand van de weg. In deze ruimte zijn groenvoorzieningen en parkeerplaatsen opgenomen. Het profiel van de Hogebrinkerweg kent een bomenrij en een voetpad. Langs de oostelijke rand van het bedrijventerrein ligt een groenstrook maar op het bedrijventerrein is verder geen sprake van een aangelegde groen- of waterstructuur.

Bebouwingskenmerken

De bedrijfsbebouwing telt doorgaans één tot twee bouwlagen en heeft veelal een plat dak. De op het terrein gelegen, (bedrijfs)woningen bestaan veelal uit één of twee bouwlagen met een kap.
Op enkele plaatsen zijn nieuwe invullingen gerealiseerd, die wat betreft maatvoering zijn aangepast aan de schaal van de omgeving. De verbouwingen hebben niet tot een verstoring van de schaal geleid, maar meer tot een verfijning.
De bedrijfsbebouwing is afwisselend bekleed met (profiel) beplating of geheel uit baksteen opgetrokken. De met platen bekleedde bedrijfsloodsen zijn vaak nog voorzien van baksteen plinten. De (bedrijfs)woningen die in het gebied voorkomen zijn uit baksteen opgetrokken en hebben met dakpannen bekleedde daken.

Voor de gevelbekleding is gekozen voor terughoudend kleurgebruik en komen matte kleuren zoals onder andere blauw, groen en gebroken wit voor. Voor de baksteen is een gedekte kleur gebruikt als rood en crème. De vernieuwingen hebben tot een meer uitgesproken kleurgebruik geleid en kennen een zorgvuldiger detaillering en materiaalgebruik, zonder te uitbundig te worden.

2.2.2 Horstbeek

Ontstaansgeschiedenis en ruimtelijke structuur

Het nieuwste bedrijventerrein van Hoevelaken is Horstbeek. Horstbeek ligt aan de zuidoostkant van Hoevelaken, tegen de Rijksweg A1 aan. Deze zichtlocatie draagt bij aan het visitekaartje van Hoevelaken. Het gebied is dan ook opgezet met een ‘gezicht’ naar de Rijksweg A1. Daarnaast heeft het bedrijventerrein een gezicht langs de lokale ontsluitingsweg de Koninginneweg. Het terrein zelf wordt ontsloten door een lusweg: De Wel. Tot het gebied behoort naast het daadwerkelijke bedrijventerrein nog een klein deel ouder bedrijventerrein aan de oostkant van de Stoutenburgerlaan. Dit is het deel bedrijventerrein dat ligt tussen de Hoevelakense beek en de Koninginneweg, aan de Bijenvlucht.

Het doel van de opzet van Horstbeek is om een bedrijventerrein met een eigen karakter (identiteit) vorm te geven. Het is herkenbaar als modern bedrijventerrein en verschilt wezenlijk van Hogenbrink en Overhorst. Dit uit zich in het aantal bouwlagen, maar vooral in de architectuur en het kleur- en materiaalgebruik.
De toegepaste architectuur is opvallend, maar nergens is een grens van te grote uitbundigheid overschreden. Dit geldt tevens voor het kleurgebruik dat wel uitgesproken is, maar daarbij niet schreeuwerig wordt.

Kenmerkend voor bedrijventerrein Horstbeek is de hoeveelheid water dat op het bedrijventerrein aanwezig is. Aan de noordzijde van Horstbeek ligt de Hoevelakense beek. Vanuit de Hoevelakense beek loopt een aftakking naar het zuiden richting de rijksweg A1. Hier is de waterpartij geintegreerd in de groenstrook die langs de A1 ligt.

Bebouwingskenmerken

De bebouwing in het plangebied bestaat uit twee of drie bouwlagen, maar in de zone langs de Rijksweg A1 zijn het vooral bouwwerken van drie of vier bouwlagen die het beeld bepalen.
In tegenstelling tot het traditionele bedrijventerrein bestaan gevels in het gebied niet uit één materiaal met een baksteen plint, maar worden in één gevel meerdere materialen en kleuren gecombineerd.
Veel voorkomend is de toepassing van een groot oppervlak baksteen gecombineerd met ongeveer een zelfde deel ander materiaal. Daarnaast zorgt toepassing van bepaalde architectuur ervoor dat gevels niet in één vlak zijn gebouwd, maar dat er verspringingen voorkomen. Voor beeldbepalende locaties en de zichtlocatie langs de Rijksweg A1 is markante architectuur toegepast, die voor herkenbaarheid zorgen. Een voorbeeld hiervan zijn de schaaldaken die zijn toegepast op een ensemble van gebouwen aan De Wel.

Ontwikkelingen en beleid

De gemeente streeft een hoge beeldkwaliteit van het bedrijventerrein Horstbeek na. Om dit te bereiken heeft het gebied een heldere en samenhangende ruimtelijke opbouw. Deze opbouw zorgt er voor dat men zich goed kan oriënteren en zich een ruimtelijke voorstelling van het gebied kan vormen. Ten tweede dient een eigen identiteit in de hoge beeldkwaliteit bij te dragen. Met eigen identiteit wordt bedoeld een herkenbare eenheid van een gebied, waarbij het als kwaliteit wordt gezien dat het gebied zich zichtbaar onderscheid van andere, gelijksoortige gebieden. Verder wordt voor de hoge beeldkwaliteit een hoge belevingswaarde nagestreefd. Hier gaat het om de visueel-ruimtelijke kwaliteit: ziet het gebouw er aantrekkelijk uit. Dit alles is vastgelegd in een beeldkwaliteitplan. Het beeldkwaliteitplan Bedrijfsterrein Horstbeek1997 is op 25 maart 1999 vastgesteld.

In de toekomst dient de groenzone tussen het bedrijventerrein en de A1 vrijgehouden te worden van bebouwing.

2.2.3 Overhorst

Ontwikkelingsgeschiedenis en ruimtelijke structuur

Het deelgebied Overhorst beslaat het bedrijven/ voorzieningenterrein dat aan de zuidwest kant van Hoevelaken ligt. Het gebied bestaat ten eerste uit het terrein Overhorst, welke aan de oostkant wordt begrensd door de Stoutenburgerlaan en aan de noordkant door de Koninginneweg. Hier sluit het aan op een woongebied van Hoevelaken. Aan de westkant ligt het buitengebied. De zuidkant wordt bepaald door een groenzone, de Beekmaten, langs de Rijksweg A1.

Het westelijke deel van het terrein Overhorst wordt ontsloten door de Zuiderinslag. In dit gedeelte is tussen de bebouwing en de wegen een (ruime) zone met beplanting aanwezig. Deze locatie is niet aan te merken als een zogenaamde zichtlocatie. Dit geldt zowel in de richting van de Rijksweg A1, als in de richting van de Koninginneweg.

Het oostelijke deel van het terrein Overhorst heeft een zelfstandige ontsluiting op de Koninginneweg. Dit deel heeft een meer open karakter naar de Koninginneweg en de Stoutenburgerlaan. In dit deel wordt de komende jaren ook het NS-station Hoevelaken aangelegd. In verband met de ontwikkeling van het station en de gewenste uitbreiding van het bedrijf Intres is hiervoor een apart bestemmingsplan en beeldkwaliteitplan opgesteld. In dit beeldkwaliteitplan wordt onder andere ingegaan op de gewenste uitstraling van dit deel van Overhorst. Op het bedrijventerrein Overhorst is reeds sprake van vernieuwing en herstructurering.

De Hoevelakense beek heeft net als op bedrijventerrein Horstbeek ook hier een belangrijke rol met het oog op de groen- en waterstructuur. De Hoevelakense beek ligt in het zuiden van Overhorst tussen de bedrijfsgebouwen en de rijksweg A1 in.

Bebouwingskenmerken

De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit één tot twee bouwlagen die plat afgedekt zijn. Uitzondering zijn het schoolgebouw in drie lagen en een recent kantoorgebouw eveneens in drie bouwlagen. In vergelijking met het naastgelegen bedrijventerrein Horstbeek zijn de bedrijfsgebouwen in Overhorst qua massa over het algemeen groter.

In het gebied wordt over het algemeen gebruik gemaakt van matte kleuren in tinten als crème, roodbruin en gebroken wit. De bebouwing is doorgaans opgetrokken uit baksteen al dan niet gecombineerd met beplating.

Ontwikkelingen en beleid

Aan de zuidoostkant van het bedrijfsterrein Overhorst bestaat het voornemen om een treinstation voor Hoevelaken te realiseren. Het station en de bijhorende voorzieningen zijn geprojecteerd in de gemeente Nijkerk en de gemeente Amersfoort. Beide gemeenten hebben hiervoor bestemmingsplannen in procedure gebracht. Binnen het plangebied ligt het parkeerterrein ten behoeve van dit station. Met de realisatie van het parkeerterrein is in dit kader ook voorzien in de omlegging van de Hoevelakense beek. Dit houdt in dat op terrein van het naastgelegen Intres b.v. een herschikking van bestaande planologische rechten kan plaats vinden omdat het nieuwe tracé niet langer door het terrein van Intres b.v. zal lopen maar erlangs. Hiervoor is ook een separate planologische procedure doorlopen (Overhorst 3).

Bij alle ontwikkelingen op het bedrijventerrein Overhorst is het zicht vanaf de A1 van essentieël belang. Voor dit bedrijventerrein geldt dan ook het zelfde uitgangspunt als bij Horstbeek om de groenstrook tussen de A1 en het bedrijventerrein vrij te houden van bebouwing.

Bij bedrijfsterreinen is het gebruikelijk om te beschikken over een beeldkwaliteitplan, waarin reeds criteria zijn opgenomen voor het toetsen aan redelijke eisen van welstand. Niet elk bestemmingsplan voor een bedrijfsterrein beschikt nog over een beeldkwaliteitplan. Bij de herziening van het betreffende bestemmingsplan zal dit aspect in de toekomst worden meegenomen.

2.3 Functionele Structuur

Naast een beschrijving van de ruimtelijke situatie op de drie bedrijventerreinen, is het ook van belang inzicht te verschaffen in de functionele structuur op de bedrijventerreinen. Hoewel de bedrijventerreinen hoofdzakelijk in gebruik zijn door bedrijven is een vermelding van de type bedrijvigheid en de 'afwijkende' functies op de bedrijventerreinen verhelderend. In de volgende paragrafen wordt per bedrijventerrein ingegaan op de functionele structuur.

2.3.1 Hogenbrink

Het bedrijventerrein Hogenbrink wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van veel verschillende typen bedrijven. Het betreft bedrijven afkomstig uit de milieucategorieën 1 tot 3.1. Gedacht moet worden aan groothandelsbedrijven, bedrijfsverzamelgebouwen, transportbedrijven, auto(service)bedrijven en productiebedrijven. Naast de verschillende bedrijven bevinden zich op het terrein ook enkele kantoorpanden. Het gaat hier zowel om zelfstandige kantoren als kantoorruimten behorend bij een bedrijf. Andere noemenswaardige functies die op Hogenbrink voorkomen zijn een fysiotherapiepraktijk en een gasontvangststation.

Door ontwikkelingen in het verleden bevinden zich bij enkele bedrijven aan de voorzijde nog bedrijfswoningen. Voor de bedrijfsvoering is de aanwezigheid van deze bedrijfswoningen in de meeste gevallen niet meer noodzakelijk. Voor de Hogenbrink gaat het in totaal om 10 bedrijfswoningen. Naast de bedrijfswoningen bevindt zich in de zuidoostelijke punt van het gebied nog een reguliere burgerwoning. In het noorden zijn twee burgerwoningen gesitueerd.

Het openbaar gebied bestaat voornamelijk uit de doorgaande wegen in het gebied. De wegen hebben een verkeersvoerende functie en zijn grotendeels vrij van parkeervoorzieningen. De groenstrook aan de oostzijde van Hogenbrink heeft een afschermende functie richting het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0013-0003_0003.jpg"

afbeelding - verschillende functies binnen bedrijventerrein Hogenbrink

2.3.2 Horstbeek

Op bedrijventerrein Horstbeek bevinden zich met name afzonderlijke kantoorpanden. De kantoorpanden liggen vooral langs de rijksweg A1 en hebben in de meeste gevallen een hoogwaardige uitstraling. Door langs de rijksweg A1 hoogwaardige kantoorpanden te situeren wordt de representativiteit van Horstbeek gewaarborgd.

Naast de kantoorpanden komen op Horstbeek ook bedrijven uit milieucategorie 2 tot 3.2 voor. Het gaat hier om bouwbedrijven, groothandels en transportbedrijven. Deze bedrijfspanden bevinden zich meer op het binnenterrein van Horstbeek.

In het noorden van Horstbeek op een ouder deel van het bedrijventerrein bevindt zich een blok met vijf woningen. Ook langs de Stoutenburgerlaan, aan de westzijde, bevindt zich een woning. Bedrijfswoningen komen op Horstbeek niet voor. Andere functies die afwijken van de bedrijfsfunctie zijn twee sportcentra, een brandweerkazerne en een tennispark.

Het openbaar gebied wordt vormgegeven door de Hoevelakense beek en meerdere groenstroken. De Hoevelakense beek loopt richting bedrijventerrein Overhorst en stroomt verderop over in de Barneveldse Beek. De Hoevelakense Beek heeft derhalve een watervoerende functie. Naast de beek op het terrein bevindt zich midden op Horstbeek nog een waterpartij. Deze waterpartij zorgt samen met de groene oevers en de groenstrook langs de rijksweg A1 voor een natuurlijke uitstraling van het bedrijventerrein.

De belangrijkste wegen op Horstbeek zijn De Beek en De Wel. De Beek zorgt voor de ontsluiting op de Stoutenburgerlaan, De Wel zorgt voor een directe ontsluiting op de Koninginneweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0013-0003_0004.jpg"

afbeelding - verschillende functies binnen bedrijventerrein Horstbeek

2.3.3 Overhorst

Op het bedrijventerrein Overhorst komen in tegenstelling tot Horstbeek en Hogenbrink naast bedrijven ook meer andere functies voor. De bedrijven op het terrein zijn wederom zeer verschillend qua soort. Het betreft onder andere een metaalwarenfabriek, retail bedrijf en een bedrijf in luchtbehandelingssystemen. De maximale toegestane milieucategorie is 4.1.
Naast de bedrijven komen op Overhorst ook enkele zelfstandige kantoorpanden voor. Eén van deze kantoorpanden wordt gebruikt door accountants en belastingsadviseurs. Op Overhorst komen geen (bedrijfs)woningen voor.

Behalve de bedrijven en kantoorpanden hebben het Van Lodenstein College en het zwembad De Slag ook een belangrijk deel van het bedrijventerrein in gebruik. Het zwembad met parkeervoorzieningen, ligweide en het aangrenzend midgetgolfterrein bevindt zich in de noordwestelijk punt. Het Van Lodenstein College bevindt zich meer centraal op Overhorst. Naast de schoollocatie heeft het Van Lodenstein College ook de beschikking over een afzonderlijk gelegen schoolplein in het westen van Overhorst.

Het bedrijventerrein wordt door een groenstrook en de Hoevelakense beek gescheiden van de rijksweg A1. De groenstrook en de beek geven het terrein een natuurlijk aanzicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0013-0003_0005.jpg"

afbeelding - verschillende functies binnen bedrijventerrein Overhorst

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Nijkerk is dit het geval. Echter het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan, daarom is alleen het relevante beleid kort verwoord.

In dit hoofdstuk volgt een opsomming van de belangrijkste beleidsdocumenten op Rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal niveau voor zover relevant voor het plangebied en de voorgenomen actualisatie. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het voorliggende bestemmingsplan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen, zijn de vigerende beleidsdocumenten gedateerd.

De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het "decentraal, tenzij.." principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de taken van provincies en gemeenten overstijgt;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan;
  • een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.


Nederland concurrerend
Nederland heeft een goede ruimtelijke economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een uitstekende internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's en optimale (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.

Nederland bereikbaar
De groei van mobiliteit over de weg, spoor en vaarwegen zal worden gefaciliteerd. De ambitie is dat gebruikers beschikken over optimale ketenmobiliteit via multimodale knooppunten en door goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.

Nederland leefbaar en veilig
De woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt eisen aan de stedelijke ontwikkeling. Nederland behoudt haar unieke cultuurhistorische waarden en heeft een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Het aandeel duurzame energiebronnen zal moeten toenemen. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent voor alle ruimtelijke plannen:

  1. 1. eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling;
  2. 2. vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt;
  3. 3. mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.

Dit actualiserende bestemmingsplan is niet in strijd met de structuurvisie.

3.2.2 Nationaal Waterplan 2009-2015

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding uit 1998 en hét rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Water krijgt een meer prominente rol bij de inrichting van Nederland. De beleidslijnen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal bestuursakkoord Water, die inspelen op de verwachte klimaatsveranderingen, zijn een belangrijke impuls voor de koers van het nieuwe waterbeleid. Het hoofdthema is: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 5.4 . Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan. Daarnaast zijn de uitgangspunten van het Waterschap Vallei & Eem in de waterparagraaf meegenomen.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie Gelderland 2005

Het provinciale planologische beleidskader is neergelegd in het Streekplan Gelderland 2005 dat op 29 juni 2005 is vastgesteld. In verband met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is het Streekplan per 1 juli 2009 beleidsneutraal omgezet naar een provinciale structuurvisie.

Leidend principe in de Structuurvisie is verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit uit zich op tal van terreinen, zoals de stedelijke vernieuwingsopgave, de ontwikkeling van het platteland en de toenemende aandacht voor water als ordenend principe. De Structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Die lijnen zijn herkenbaar in de “ruimtelijke hoofdstructuur”. Deze “ruimtelijke hoofdstructuur” bestaat uit twee raamwerken.

  • het groenblauwe raamwerk: in dit raamwerk ligt het beleidsaccent op het beschermen en versterken van aanwezige kwetsbare waarden en belangen;
  • het rode raamwerk: in dit raamwerk ligt het accent op ontwikkelingsbeleid in de sfeer van stedelijke functies en intensieve land- en tuinbouwteelten.

Naast deze twee raamwerken zijn multifunctionele gebieden te onderscheiden. Deze gebieden maken geen onderdeel uit van de provinciale hoofdstructuur. Voor deze gebieden is het provinciale beleid globaal en beperkt en voorziet de provincie geen expliciete sturing. Het plangebied maakt onderdeel uit van het multifunctionele gebied. Daarnaast maakt de provincie onderscheid tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. De bedrijventerreinen Hogenbrink, Horstbeek en Overhorst liggen allen in bestaand bebouwd gebied.

Het hoofddoel van het algemene streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. In het streekplan voorziet de provincie in generiek beleid voor de verschillende functies en ontwikkelingen binnen de provincie. Daarnaast kent het streekplan ook regiospecifiek beleid. Dit beleid is gebaseerd op de regionale structuurvisies van de verschillende regio's en het generieke beleid.

Het generiek beleid van de provincie aangaande het bestaande bebouwd gebied voorziet in vernieuwing en beheer en onderhoud. Daarbij streeft de provincie naar:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en –knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
  • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;
  • optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied.


Nieuwe Wet ruimtelijke ordening
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Op het provinciale niveau betekent de invoering van de nieuwe Wet dat het streekplan als beleidsdocument en het goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen zijn komen te vervallen. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie ingevolge artikel 2.2 Wro voor het streekplan in de plaats gekomen. Het streekplan Gelderland 2005 heeft op grond van het overgangsrecht de status gekregen van structuurvisie ingevolge artikel 2.2 lid 1 van de Wro.

Zowel het generieke als het regiospecifieke beleid van de provincie is in het kader van dit bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen van Hoevelaken weinig relevant, aangezien onderhavige bestemmingsplan gericht is op het vastleggen van de huidige planologische situatie.

3.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. In het verleden diende ieder bestemmingsplan door Gedeputeerde Staten te worden goedgekeurd. Onder de Wro is het instrument van de goedkeuring komen te vervallen en heeft deze plaats gemaakt voor algemene regels (ruimtelijke verordening). Gemeenten dienen deze algemene regels weliswaar in hun bestemmingsplannen te verwerken, maar behouden enige vrijheid in de wijze waarop zij dit doen. Deze algemene regels betreffen alleen onderwerpen met een duidelijk provinciaal c.q. nationaal belang.

Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland hebben op 3 november 2009 het ontwerp van de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De volgende onderwerpen zijn hierin opgenomen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen en -parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen.


De ruimtelijke verordening Gelderland spreekt zich niet specifiek uit over bedrijventerreinen. Daarnaast is dit bestemmingsplan gericht op het vastleggen van de huidige planologische situatie. In dit bestemmingsplan wordt dan ook niet nader ingegaan op de verordening.

3.3.3 Structuurvisie bedrijventerrein en werklocaties

Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het Streekplan Gelderland 2005.

De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • toekomstprognoses wijzen erop dat na 2020 de vraag naar bedrijventerreinen sterk afneemt. Vanaf 2025 is er zelfs sprake van krimp.
  • maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap ontstaan. Dit vertaalt zich in de vraag naar meer regie van de provincie op het (her)ontwikkelen van de juiste kwaliteit bedrijventerrein op de juiste plek.


Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft een beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan hoofdzakelijk de actuele situatie vastlegt, sluit dit bestemmingsplan aan bij de uitgangspunten van de provincie.

3.3.4 Waterplan Gelderland 2009-2015

Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in hoofdstuk 5. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.3.5 Gelders Milieu Plan-3 (GMP-3)

Het derde Gelders Milieuplan gaat net als de voorgaande milieuplannen in op de milieuproblematiek binnen de provincie. Daarbij wordt in dit plan behoud of herstel van de kwaliteit van de leefomgeving centraal gesteld. Om dit te bereiken kiest de provincie voor "basiskwaliteit", deze basiskwaliteit is in wet- en regelgeving vastgesteld met grenswaarden voor stoffen en effecten.

De maatregelen in dit plan voorzien in het bereiken van deze kwaliteit in 2010. De na te streven basiskwaliteit is afhankelijk van de functie van een gebied. Voor natuurgebieden gelden andere waarden als voor stedelijk gebied. In de stad betekent dat vooral gezond en veilig wonen. Om basiskwaliteit te bereiken zullen per gebied in samenhang milieuknelpunten met andere problemen, zoals bijvoorbeeld verkeersproblemen, aangepakt moeten worden. Dit beleid dient tevens als kader voor andere provinciale plannen zoals het Verkeers- en vervoersplan en het Waterplan.

In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de verschillende relevante milieu-aspecten van dit plan. Uitgangspunt is dat de voorkomende bedrijfsfuncties in het plangebied geen ernstige negatieve effecten hebben op de omgeving.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030

De Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030 van de gemeente Nijkerk is op 30 juni 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030. Het is een grove schets die in de komende jaren nader wordt ingevuld. In de structuurvisie is op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente.

In 2030 profileert gemeente Nijkerk zich met de unieke combinatie van drie identiteiten die op relatief korte afstand te ervaren zijn:

  1. 1. Stadse identiteit, waaronder de zone rondom de A28 en in mindere mate de A1;
  2. 2. Dorpse Identiteit, zoals de dorpskernen van Nijkerkerveen, Hoevelaken en de wijken aan de zuid- en oostkant van Nijkerk;
  3. 3. Landelijke Identiteit, vooral het buitengebied van de gemeente.


In de structuurvisie worden op hoofdlijnen vier strategische keuzes gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling en profilering van Nijkerk in de regio:

  1. 1. Drie kernen met eigen cultuur en samenleving;
  2. 2. Landbouw en Landschap gaan samen;
  3. 3. Tegengaan van verrommeling in gekoesterde landschappen;
  4. 4. Ontwikkeling bedrijventerrein, na ontwikkeling van De Flier en De Driehoek wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid gevonden door herstructurering van Arkervaart Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0013-0003_0006.jpg"

afbeelding - uitsnede Integrale toekomstvisiekaart Structuurvisie Nijkerk/Hoevelaken 2030


Voor dit bestemmingsplan is met name het onderwerp 'Economie' relevant. De gemeente Nijkerk heeft zich in de afgelopen jaren economisch sterk ontwikkeld. Van oudsher heeft de gemeente een sterke landbouwsector gehad maar mede vanwege de ligging nabij de A1 en A28 is de gemeente ook een zeer geschikte plek voor andere bedrijvigheid. Om in de toekomst op de juiste manier in te kunnen spelen op de behoefte is in het kader van de Structuurvisie een onderzoek uitgevoerd naar het economische profiel van Nijkerk. Uit het onderzoek blijkt dat de gemeente Nijkerk een positieve woon-werkbalans heeft. Daarnaast is in de toekomst behoefte aan 50 hectare bedrijventerrein tot 2025. De behoefte van 50 hectare aan nieuw bedrijventerrein wordt in nauwe samenwerking met de gemeenten Amersfoort en Barneveld nader ingevuld. Bij deze nadere invulling geldt als uitgangspunt dat het transformeren van bestaande verouderde bedrijventerrein de voorkeur heeft boven uitbreiding.

De Structuurvisie hanteert als uitgangspunt dat bij de actualisatie van bestemmingsplannen geïnventariseerd moet worden waar zich Bevi (=Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen) inrichtingen zouden kunnen en mogen vestigen. Dergelijke bedrijven werken met gevaarlijke stoffen, die giftig en/of explosief zijn, zoals LPG tankstations, bedrijven met propaangastaks of grote koelinstallaties. Om risico's voor de omgeving te beperken moet voor dergelijke inrichtingen een geschikte locatie worden gevonden.

In de Structuurvisie wordt ook ingezet op vitale bedrijventerreinen. De uitstraling van de bedrijventerreinen bepaalt in belangrijke mate of een terrein als ‘vitaal’ ervaren wordt door de gebruiker of bezoeker. Het is daarom belangrijk dat de openbare ruimte en de kwaliteit van de gebouwde omgeving een juiste uitstraling hebben. Aan de buitenkant kan je zien wat de binnenkant beoogt te zijn. Het is daarnaast van belang dat een gedifferentieerd pakket aan werkmilieus wordt aangeboden zodat kwalitatief hoogwaardige bedrijven zich willen vestigen binnen de gemeentegrenzen en de succesvolle en sterke bedrijven behouden worden voor de gemeentelijke economie.

Voor de bedrijventerreinen in Hoevelaken worden in de Structuurvisie geen concrete plannen voorgesteld. Aangezien dit bestemmingsplan enkel het vastleggen van de bestaande planologische situatie betekent en in het plangebied geen Bevi-inrichtingen aanwezig zijn, heeft de Structuurvisie geen directe doorwerking in dit bestemmingsplan.

3.4.2 Waterplan Nijkerk 2005 - 2030

Het waterplan Nijkerk is gezamenlijk opgesteld door de gemeente Nijkerk, het Waterschap Vallei & Eem en het Waterschap Veluwe. In het waterplan geven de gemeente en de waterschappen hun gezamenlijke visie op de toekomst van het water in Nijkerk. Deze visie is uitgewerkt tot een uitvoeringsprogramma met maatregelen voor de periode 2007- 2011. De visie geeft aan de hand van een zestal thema's aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn:

  • samenwerken aan water en ruimte
    De samenwerking tussen gemeente en waterschap zal op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen worden verbeterd. Zo zal er genoeg ruimte voor water gerealiseerd moeten worden in de uitbreidingsgebieden en worden er afspraken gemaakt over de uitvoering van de watertoets;
  • voort met afkoppelen
    Afkoppelen van hemelwater geldt voor gebouwen en verhard oppervlak, waardoor het riool niet onnodig wordt belast met regenwater. Nijkerk heeft al vrij veel ervaring met afkoppelen in bestaand stedelijk gebied. De gemeente en waterschap gaan aangeven wanneer en onder welke randvoorwaarden er dient te worden afgekoppeld. Ook worden particulieren en bedrijven beter betrokken bij afkoppelen;
  • aanpak grondwaterproblematiek
    De gemeente zal de komende jaren onder andere een actievere rol gaan spelen bij het oplossen van grondwateroverlast in stedelijk gebied;
  • verbeteren waterkwaliteit en ecologie
    De gemeente en de waterbeheerders willen extra aandacht besteden aan het verbeteren van de lokale waterkwaliteit. Het streven is bijvoorbeeld om ca. 50% van de oevers van nieuwbouwwijk natuurvriendelijk in te richten;
  • bevorderen gebruik en beleving van water
    Water dat goed wordt ingericht, is aantrekkelijk om naar te kijken, langs te wandelen en te fietsen, of in te spelen. Het kan een kwaliteit toevoegen aan de woon- of werkomgeving. Het beheer en onderhoud van watergangen wordt geïntensiveerd, daarbij is de intentie om daar waar mogelijk samen te werken met scholen.
    De mogelijkheden voor extensieve vormen van recreatie op en langs het water (zoals kanoën, wandelen, fietsen) worden waar mogelijk uitgebreid;
  • water en vuur
    De brandweer heeft actief meegewerkt aan het waterplan Nijkerk zodat de bluswatervoorziening optimaal gemaakt kan worden.


Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in hoofdstuk 5. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.

3.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid

Samen met de andere Gelderse gemeenten is naar aanleiding van het aangescherpte Rijksbeleid een Programma Uitvoering Externe Veiligheid opgesteld waarin is afgesproken dat elke gemeente eind 2010 uitvoering kan geven aan haar wettelijke taak. De beleidsvisie externe veiligheid voorziet hierin.

De beleidsvisie heeft als doel het in evenwicht brengen van het spanningsveld tussen de aanwezigheid van risicobronnen enerzijds, en de wens tot ruimtelijke ontwikkeling/intensivering anderzijds. De gemeentelijke inzet is gericht op het bieden van een veilige leefomgeving aan haar inwoners. De beleidsvisie is een aanzet om tot een uitvoeringspraktijk te komen waarin externe veiligheid die plaats krijgt die het verdient. De beleidsvisie dient als leidraad bij het maken van ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen.

Uit een risico inventarisatie die voor deze beleidsvisie is uitgevoerd blijkt dat in de gemeente Nijkerk vijf knelpunten naar voren komen. Eén van deze knelpunten heeft betrekking op het tankstation TINQ, aan de Westerdorpsstraat 52 in Hoevelaken. Dit tankstation ligt echter buiten het plangebied.

Het tankstation Gulf aan de Koninginneweg 7 vormt in de huidige situatie geen knelpunt en wordt in de beleidsvisie dus niet apart genoemd. De beleidsvisie heeft dan ook geen doorwerking gekregen in dit bestemmingsplan.

3.4.4 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

Het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) is vastgesteld op 26 mei 2011. De ambitie van de gemeente luidt als volgt: "Nijkerk heeft de ambitie om goed en veilig bereikbaar te blijven via zowel de weg als het spoor voor haar bewoners en vanuit haar omgeving, waarbij de drie kernen ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden blijven".

Om deze ambitie te kunnen realiseren zijn voor de verschillende onderwerpen specifieke doelstellingen en ambities geformuleerd. Deze ambities zijn vervolgens vertaald naar opgaven en maatregelen. Deze doelstellingen zijn:

  • De doorstroming op het lokale hoofdwegennet moet worden verbeterd en het sluipverkeer moet worden voorkomen. Voor de kernen geldt dat ze ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden blijven en nieuwe ontwikkelingen moeten goed en duurzaam op het (lokale) hoofdwegennet worden ontsloten.
  • Daarbij wil Nijkerk zich wel blijven profileren als verkeersveilige gemeente.
  • De reeds aanwezige bedrijventerreinen en de nog te ontwikkelen locaties worden zowel via de weg als het water goed en direct ontsloten.
  • Het fietsgebruik op met name de korte en middellange afstand (tot 15 kilometer) wordt gestimuleerd door het vormgeven van een samenhangend, aantrekkelijk en (sociaal) veilig fietsnetwerk binnen en tussen de kernen.
  • Voor wat betreft het openbaar vervoer wordt ingezet op het stimuleren en optimaliseren van het gebruik van het openbaar vervoer als onderdeel van de ketenmobiliteit.
  • Mobiliteit is in de gemeente Nijkerk de belangrijkste veroorzaker van CO2-uitstoot en draagt hierbij aan de klimaatverandering. De lokale klimaatdoelen van de gemeente Nijkerk zijn vastgelegd in het milieubeleidsplan.

Opgaven
De geformuleerde doelstellingen resulteren in een aantal concrete opgaven. Voor de gemeente Nijkerk zijn dit:

  • Handhaven huidige aansluitingen op het rijkswegennet.
  • Garanderen goede ontsluiting Hoevelaken via Westerdorpsstraat.
  • Verruimen capaciteit Berencamperweg en Ambachtsstraat door wegvak en kruispuntmaatregelen.
  • Het vergroten van de capaciteit van kruispunten met de Ambachtsstraat en het kruispunt Amersfoortseweg - Frieswijkstraat door realisatie van fietstunnels.
  • Uitbreiding Doornsteeg ontsluiten op de Arkemheenweg, om daarmee de Ambachtsstraat niet verder te belasten.
  • Herinrichting Amersfoortseweg in combinatie met groot onderhoud.
  • Verandering komgrens Nijkerkerveen op de Amersfoortseweg.
  • Stimuleren van het gebruik van de fiets, zowel utilitair als recreatief (verhogen fietsgebruik op korte ritten).
  • Realiseren ongelijkvloerse fietskruisingen met gebiedsontsluitingswegen, zoals de N301.
  • Realiseren van een goede fietsontsluiting bij geplande ruimtelijke ontwikkelingen.


In het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van één verkeersbestemming voor wegen met verkeersvoerende functie. De wegen en belangrijke fietsroutes vallen binnen deze verkeersbestemming. Daarnaast zijn nabij de bedrijventerreinen Overhorst en Horstbeek,aan de zuidzijde van de A1, plannen om op korte termijn het NS-station Hoevelaken te realiseren. Met de realisatie van de het station wordt de bereikbaarheid van Hoevelaken en de in het bijzonder de bedrijventerreinen Overhorst en Horstbeek verbeterd.

3.4.5 Milieubeleidsplan

Het Milieubeleidsplan 2009-2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004-2007 en is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009-2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld.

Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.

Het Milieubeleidsplan kent vier speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen de vier speerpunten zijn subthema’s ondergebracht.

De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Bij vervangende nieuwbouw en/of inbreidingsprojecten wil de gemeente Nijkerk streven naar een 10% scherpere EPC-norm (energieprestatiecoëfficiënt) ten opzichte van het vigerende Bouwbesluit. Deze EPC-norm moet zorgen voor een lagere CO0 uitstoot door minder energieverbruik als gevolg van bijvoorbeeld extra isolatiemaatregelen of de plaatsing van zonnepanelen op deze gebouwen. Ook laat de gemeente in overleg met de projectontwikkelaar en/of woningcorporatie een energievisie opstellen bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten van meer dan 50 woningen of een vergelijkbaar volume aan andere bebouwing.

Voor de uitvoering van het Milieubeleidsplan is het belangrijk om goede relaties te onderhouden met burgers, ondernemers, maatschappelijke organisaties en de regiopartners.

Tot slot werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.

3.4.6 Notitie niet-woonactiviteiten aan huis

De gemeente Nijkerk kent sinds 11 september 2008 een beleidsregel ‘aan huis gebonden beroepen en bedrijven’. De regeling moest vooral een einde maken aan de onduidelijkheid van allerlei verschillende definities in dit verband, bijvoorbeeld in de verschillende bestemmingsplannen. Omdat de gemeente bezig is met het actualiseren van alle bestemmingsplannen en onderhavig onderwerp hierin een terugkerend item is, is ervoor gekozen de beleidsregel uit 2008 te actualiseren.

Op 22 december 2011 heeft de gemeente Nijkerk daarom de notitie 'niet-woonactiviteiten aan huis' vastgesteld, waarmee de voorgenoemde beleidsregel is gemoderniseerd. Doel van deze notitie is om heldere en duidelijke regels te krijgen voor mensen die een klein deel van hun huis of bijgebouw willen inrichten en gebruiken om van daaruit niet-woonactiviteiten te ontplooien. De gemeente Nijkerk vindt het belangrijk dat niet-woonactiviteiten aan de woonomgeving worden toegevoegd. Redenen hiervoor zijn:

  • kleinschalige werkgelegenheidsfuncties dragen bij aan afwisselende en levendige woon- en werkmilieus;
  • het creëert meer werkgelegenheid;
  • biedt kansen aan startende ondernemers;
  • het biedt gezinnen met kinderen kansen om de beperkt beschikbare tijd te besteden aan het arbeidsproces;
  • aan huis geboden mensen krijgen de kans om een zelfstandig bestaan op te bouwen;
  • het kan een bijdrage leveren aan vermindering van de automobiliteit.


In de notitie zijn criteria, uitgangspunten en beleidsregels opgenomen waar, bij het toestaan van niet-woonactiviteiten aan huis, rekening meegehouden moet worden. Daarnaast zijn regels geformuleerd die duidelijk maken welke niet-woonactiviteiten aan huis zonder vergunning zijn toegestaan, welke voorwaarden de bewoner daarbij in acht moet nemen en voor welke niet-woonactiviteiten aan huis een omgevingsvergunning kan worden verkregen.

De betreffende voorwaarden uit de notitie worden in de regels van dit bestemmingsplan verwerkt. Hierdoor vormt de notitie indirect een toetsingskader waar bij aanvragen voor niet-woonactiviteiten aan huis aan voldaan moet worden.

3.4.7 Reclamebeleid 2009

De beleidsregel voor reclame is op 10 februari 2009 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De beleidsregel kan gezien worden als aanvulling op de Welstandsnota uit 2004 waarin geen aandacht is besteed aan reclame.

In de beleidsregel reclame staan kaders beschreven waar bij het plaatsen van reclame-uitingen aan voldaan dient te worden. Het reclamebeleid voor de gemeente is onderverdeeld in verschillende soorten stedelijke- en landelijke gebieden. Aangezien dit bestemmingsplan betrekking heeft op de bedrijventerreinen in Hoevelaken is het beleid dat geldt voor reclame op bedrijventerreinen relevant.

Algemene uitgangspunten van het reclamebeleid zijn dat reclame-uitingen alleen aanvaardbaar zijn indien:

  • zij een directe relatie hebben met de gekozen situering;
  • de reclame-uiting zodanig ontworpen is dat er sprake is van een eigen kwaliteit: gelet is op de vormgeving, maatvoering, typografie, kleurstelling, lay-out, materiaalgebruik, wijze van plaatsing en mate van verlichting.


Bij bedrijventerreinen kan een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten reclameaanduidingen. Het aanbrengen van deze reclame-uitingen bij bedrijven hoeft geen problemen op te leveren mits in aantal, grootte en uitstraling de effecten op de omgeving beperkt zijn. Vaak worden hier in beeldkwaliteitsplannen al aanvullende eisen aan gesteld. Voor bedrijventerreinen gelden naast de algemene uitgangspunten ook nog enkele specifieke uitgangspunten. Deze specifieke uitgangspunten zijn in de beleidsregel reclame vertaald naar enkele voorwaarden waaraan voldaan moet worden bij het plaatsen van reclame. Voorzover deze voorwaarden ruimtelijke relevant zijn en doorwerking behoeven in dit bestemmingsplan is in de regels hiervoor een aparte bepaling opgenomen.

3.4.8 Beleidsregels voor binnensport op bedrijfsterreinen

De gemeente Nijkerk is in de afgelopen jaren verschillende keren 'geconfronteerd' met verzoeken van ondernemingen om bedrijfspanden op bedrijventerreinen te mogen gebruiken ten behoeve van binnensport, zoals voor sportscholen en fitnesscentra. Om voor dergelijk verzoeken eenduidig beleid te hebben is in 2005 door de gemeente Nijkerk "beleidsregels voor binnensport op bedrijfsterreinen" opgesteld. In deze beleidsregels wordt binnensport onder bepaalde voorwaarden mogelijk gemaakt op bedrijfsterreinen.

Zo dienen binnensportvoorzieningen te worden gevestigd op bereikbare en veilige locaties, dicht bij de woongebieden waarvoor ze zijn bedoeld. Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan de zones rond het centrumgebied of in randzones langs woonwijken. Overlast van sportactiviteiten kan worden beperkt door een goede ontsluiting en een afstand tot woningen van tenminste 30 meter. Clustering van sportvoorzieningen levert voordelen op. Men kan daarbij gebruik maken van dezelfde ondersteunende voorzieningen, zoals parkeren. Kleinere binnensportvoorzieningen kunnen zonder bezwaar worden ondergebracht in centrumgebieden met gemengde functies. Grotere binnensportvoorzieningen kunnen als een bedrijfsmatige activiteit worden aangemerkt. Voor grotere binnensportvoorzieningen kunnen bedrijfsterreinen een aantrekkelijke locatie bieden, mits kan worden voldaan aan de in de beleidsregels voor binnensport op bedrijventerreinen gestelde voorwaarden.

Omdat de vestiging van binnensport op bedrijfsterreinen aan bepaalde voorwaarden moet voldoen, is een toetsingsmoment nodig. Daarom wordt binnensport niet als recht, maar door middel van het verlenen van een afwijking (omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 van de Wabo voor de in die bepaling onder c genoemde activiteit) van dit bestemmingsplan geregeld. De voorwaarden voor het verlenen van de omgevingsvergunning zijn in de planregels van dit bestemmingsplan opgenomen.

3.4.9 Beleidsregel detailhandel op bedrijventerreinen

Onder invloed van onder andere de opkomst van internet en de behoefte aan schaalvergroting bij ondernemers ontvangt de gemeente Nijkerk steeds vaker verzoeken om mee te werken aan detailhandel op bedrijventerreinen. Geldende bestemmingsplannen laten detailhandel op dergelijke locaties vrijwel nooit toe, terwijl sommige vormen van detailhandel juist goed op bedrijventerreinen gevestigd kunnen worden. Omdat het te voorbarig is dat per definitie niet meegewerkt kan worden aan detailhandel op bedrijventerreinen heeft de gemeente Nijkerk de beleidsregel detailhandel op bedrijventerreinen opgesteld. De beleidsregel is op 20 december 2011 vastgesteld.

De gemeentelijke beleidsregel voor detailhandel op bedrijventerreinen is gebaseerd op het provinciaal en reeds vigerend gemeentelijk beleid en heeft tot doel de detailhandel op bedrijventerreinen in de gemeente Nijkerk te reguleren. In de beleidsregel zijn uitgangspunten opgenomen waar bij de vestiging van detailhandel op bedrijventerreinen rekening meegehouden moet worden. Het betreft hier enkele algemene uitgangspunten maar ook specifiek uitgangspunten voor:

  • detailhandel in volumineuze goederen;
  • grootschalige detailhandel;
  • internetdetailhandel;
  • ondergeschikte detailhandel.


Voorzover de uitgangspunten een ruimtelijke relevantie hebben, zijn ze opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Middels een afwijkingsbevoegdheid in de bedrijventerreinbestemming is mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in de beleidsregel vestiging van detailhandel mogelijk.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving Bedrijventerrein 2

4.1 Beheervisie

In het plangebied worden geen ingrijpende veranderingen in de functionele en ruimtelijke structuur voorzien. Dit bestemmingsplan heeft dan ook voornamelijk een beheerkarakter waarbij de vigerende bestemmingsregelingen als uitgangspunt zijn genomen.

4.2 Uitgangspunten

Voor het bedrijventerrein zijn meerdere uitgangspunten bij het opstellen van dit bestemmingsplan van belang. In de hierop volgende paragrafen wordt op de verschillende onderwerpen in het kort ingegaan.

4.2.1 Bedrijven

Het belangrijkste uitgangspunt is dat de bedrijventerreinen bedoeld zijn voor bedrijven. Aan de bedrijven wordt dan ook zo veel mogelijke ruimte geboden. In dit bestemmingsplan zijn alle bestaande bedrijven/kantoren op de drie bedrijventerreinen als zodanig bestemd. Het bestemmingsplan dient een veelheid aan typen bedrijven toe te staan. Om hier toch sturing aan te geven is in de regels een lijst opgenomen waarin de toegestane bedrijven zijn weergegeven. Wanneer sprake is van een andere functie is gebruik gemaakt van een andere bestemming.

4.2.2 Milieuzonering

Om optimaal gebruik te maken van de ruimte op de bedrijventerreinen en toch voldoende zekerheid te bieden voor omwonenden is een inwaartse milieuzonering opgenomen. Bij het hanteren van de inwaartse zonering zijn de geldende plannen als uitgangspunt gebruikt. De milieuzonering is gebaseerd op de huidige voorkomende bedrijven in combinatie met de afstanden tot gevoelige bestemmingen. De zonering leidt er toe dat aan de randen alleen bedrijven met een lagere milieucategorie zijn toegestaan. De 'zwaardere' bedrijven met een hogere categorie worden uitsluitend toegestaan in de delen van de bedrijventerreinen waar de kans op hinder voor omliggende gevoelige objecten minimaal is. De bedrijven die nu afwijken van de toegestane categorie hebben een specifieke functieaanduiding gekregen. Op dergelijke locaties mogen in de toekomst uitsluitend bedrijven met een lagere milieucategorie of bedrijven met exacte dezelfde activiteiten terugkomen. Hiermee wordt een planologische verslechtering voor de toekomst voorkomen.

De overwegingen voor de milieuzonering zijn te vinden in paragraaf 5.3.

4.2.3 Bedrijfswoningen

Met name op het bedrijventerrein Hogenbrink komen enkele bedrijfswoningen voor. Deze bedrijfswoningen zijn in dit bestemmingsplan ook als zodanig bestemd. Het bestemmingsplan staat verder niet toe dat in de toekomst nog nieuwe bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen komen.

4.2.4 Bevi-inrichtingen / grote lawaaimakers

Het bestemmingsplan staat op geen van de drie bedrijventerreinen inrichtingen toe die gelet op externe veiligheid een gevaar voor de omgeving kunnen zijn. Daarnaast is de vestiging van grote lawaaimakers binnen de bestemming "bedrijventerrein" uitgesloten.

4.2.5 Kantoren

Op de bedrijventerreinen Horstbeek en Overhorst komen met name langs de rijksweg A1 meerdere kantoorgebouwen voor. De huidige zelfstandige kantoorgebouwen, of de kantoorgebouwen die reeds als recht bestaan, op de bedrijventerreinen hebben binnen de bestemming "bedrijventerrein" een aparte aanduiding (k) gekregen. Het bestemmingsplan heeft voor de mogelijke toekomstige ontwikkeling van kantoren de rechten uit de bestaande plannen overgenomen. In hoofdzaak komt het er op neer dat op bedrijventerreinen alleen ondergeschikte kantoren bij industriële bedrijven zijn toegestaan.

4.2.6 Detailhandel

Binnen de bestemming "Bedrijventerrein" wordt detailhandel niet met recht toegestaan. Middels een afwijkingsbevoegdheid worden onder bepaalde voorwaarden verschillende vormen van detailhandel op het bedrijventerrein toegestaan. De verschillende vormen van detailhandel die via deze afwijkingsbevoegdheid mogelijk zijn, betreffen detailhandel in volumineuze goederen, grootschalige detailhandel, internetdetailhandel en ondergeschikte detailhandel. De voorwaarden die verbonden zijn aan de afwijkingsbevoegdheid zijn gebaseerd op de uitgangspunten zoals opgenomen in de gemeentelijke "beleidsregel detailhandel op bedrijventerreinen".

4.2.7 Overige functies

De overige voorzieningen die op de bedrijventerreinen voor komen, zoals maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en woningen, worden specifiek bestemd. Nieuwe voorzieningen worden binnen het plangebied niet direct toegestaan.

4.2.8 Beeldkwaliteit

Kenmerkend voor bedrijventerreinen is veelal het sterk wisselend beeld door de grote variatie in bedrijfsbebouwing en het gebruik van de erven ten behoeve van opslag van goederen en het parkeren van (bedrijfs-) auto's. Als er aandacht wordt besteed aan de visuele aspecten rond een bedrijf zal dat een positieve bijdrage leveren aan het imago van dat bedrijf en een impuls geven aan het gehele bedrijventerrein.

Samenhang in plaatsing, volume en uitstraling van de bedrijfsbebouwing en het erf is positief voor het individuele karakter en de eigen identiteit van de bedrijven. Voor de bedrijventerreinen op zichtlocaties zijn richtlijnen voor architectuur, kleur- en materiaalgebruik, de inrichting van het erf en het openbaar gebied van groot belang. Ook voor bedrijven op minder in het zicht liggende locaties is het wenselijk de nodige aandacht te geven aan deze aspecten. Een middel om dit, in het kader van een goed beheer van het bedrijventerrein, te bereiken is het vastleggen van de gewenste beeldkwaliteit in een zogenaamd Beeldkwaliteitplan. Voor de drie bedrijventerreinen in het algemeen zijn geen beeldkwaliteitplannen opgesteld. In het kader van enkele kleine ontwikkelingen in het verleden zijn in sommige gevallen wel beeldkwaliteitplannen opgesteld. Dit geldt onder andere voor Overhorst 3 en Horstbeek. De uitgangspunten uit deze beeldkwaliteitplannen zijn waar mogelijk overgenomen in dit bestemmingsplan

Naast de overgenomen uitgangspunten uit de beeldkwaliteitplannen zijn ook regelingen gericht op de uitstraling van bedrijventerreinen uit de geldende bestemmingsplannen overgenomen. Eén van deze regelingen is de representatieve zone voor Horstbeek en Overhorst. Met de representatieve zone wordt stedenbouwkundige kwaliteit op de bedrijventerreinen waar mogelijk via het bestemmingsplan gewaarborgd.

Naast het aansluiten bij geldende bestemmingsplannen en beeldkwaliteitplannen zijn voor de bedrijventerreinen op basis van de gemeentelijke welstandsnota enkele welstandscriteria van toepassing. De welstandscriteria gaan in op de aspecten en elementen die bepalend zijn voor het visuele totaalbeeld, de uiterlijke verschijningsvorm en onderlinge samenhang van de bebouwing.
Bouwaanvragen worden aan zowel de criteria uit de welstandsnota, het bestemmingsplan als de geldende beeldkwaliteitplannen getoetst.

4.3 Nieuwe Ontwikkelingen

In het kader van dit bestemmingsplan is door de gemeente beoordeeld of bestaande ontwikkelingen binnen het plangebied meegenomen kunnen worden. Het gaat hier niet om nieuwe ontwikkelingen maar om bestaande ontwikkelingen die hun oorsprong hebben in aparte planologische regelingen die binnen het plangebied van dit bestemmingsplan liggen.

Uit de inventarisatie blijkt dat er vier ontwikkelingen zijn die in dit bestemmingsplan meegenomen kunnen worden aangezien de planvorming hiervan reeds loopt/of heeft plaatsgevonden.

  • Ontwikkeling Station Hoevelaken-Amersfoort
    Aan de zuidoostkant van het bedrijfsterrein Overhorst bestaat het voornemen om een treinstation voor Hoevelaken te realiseren. Het station en de bijhorende voorzieningen zijn geprojecteerd in de gemeente Nijkerk en de gemeente Amersfoort. Binnen het plangebied ligt het parkeerterrein ten behoeve van dit station. Voor het grondgebied dat in de gemeente Nijkerk is gelegen, is op 28 oktober 2010 een bestemmingsplan vastgesteld.
  • Inrichting terrein Intres b.v.
    Met de realisatie van het parkeerterrein is ook voorzien in het omleggen van de Hoevelakense beek. Omdat het tracé van de Hoevelakense beek als gevolg van de omlegging niet meer over het terrein van Intres b.v. loopt, kan aan dit terrein door het opstellen van een nieuwe juridische regeling een nieuwe invulling worden gegeven. Voor de invulling van het terrein is een separate planologische procedure doorlopen (bestemmingsplan Overhorst 3). Het bestemmingsplan Overhorst 3 is op 16 december 2010 door de gemeenteraad van Nijkerk vastgesteld. Bovendien is om het nieuwe bestemmingsplan in de ruimtelijke opzet in te passen een apart beeldkwaliteitplan voor dit gebied opgesteld.
  • Herbestemming gemeentewerf
    De derde ontwikkeling die wordt meegenomen in dit bestemmingsplan betreft het herbestemmen van de locatie van de gemeentewerf. De gemeentewerf die momenteel gevestigd is op de hoek van de Hogebrinkerweg en de Veenwal vertrekt. Op het perceel worden in de nieuwe situatie een (opslag)bedrijf en kantoorpand toegestaan. Daarnaast wordt binnen de woonbestemming op het perceel Hogebrinkerweg 39 een wijziging van het bouwvlak doorgevoerd. Om de bovenstaande wijzigingen in een juridisch kader te plaatsen is voor dit gebied een bestemmingsplan in procedure gebracht. Het bestemmingsplan is op 29 september 2011 vastgesteld.
  • Herbestemming Zuiderinslag 6
    De vierde ontwikkeling die in dit bestemmingsplan wordt meegenomen heeft betrekking op het omzetten van de maatschappelijke bestemming van het perceel Zuiderinslag 6 naar een gemengde bestemming. Binnen deze gemengde bestemming worden bedrijven/kantoren en detailhandel onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Om deze omzetting juridisch-planologisch te regelen is het bestemmingsplan Overhorst, Zuiderinslag 6 in procedure gebracht. Dit bestemmingsplan is sinds 27 januari 2011 vastgesteld.


Voor elk van de bovenstaande ontwikkelingen is een aparte bestemmingsplanprocedure gevoerd. Al deze bestemmingsplannen zijn het stadium van vaststelling al gepasseerd. De plannen voor de diverse locaties zijn dusdanig ver uitgewerkt dat deze in dit bestemmingsplan één op één overgenomen zijn. Voor de betreffende gronden is in dit bestemmingsplan dan ook een passende bestemming opgenomen. De bestemmingen sluiten qua gebruiks- en bouwmogelijkheden aan bij het beoogde gebruik van het gebied.

Tot slot zijn de regels behorende bij dit bestemmingsplan dusdanig ruim opgezet dat hierin voldoende ruimte is voor kleinschalige ontwikkelingen van de bedrijven. Deze ontwikkelingsruimte is mede op basis van de regelingen uit de bestaande bestemmingsplannen tot stand gekomen.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

Dit hoofdstuk behandelt verschillende planologische- en milieuaspecten die relevant zijn voor het bestemmingsplan. Uitgangspunt is daarbij dat in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het plan is namelijk conserverend van aard. In het kader van de aanleg van het station Hoevelaken en de uitbreidings- en bouwmogelijkheden voor het bedrijf Intres heeft het onderzoek naar de diverse aspecten al plaatsgevonden.

5.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Allereerst wordt inzicht gegeven in de bestaande situatie van het plangebied. Vervolgens wordt per onderzoeksaspect een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

In het kader van de actualisatieopgave van de bestemmingsplannen in de gemeente Nijkerk heeft de gemeente voor de te actualiseren bestemmingsplannen, waaronder dit bestemmingsplan, geïnventariseerd of een Mer-voortoets noodzakelijk is. Uit de inventarisatie is gebleken dat, mede gelet op het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, geen noodzaak aanwezig is voor het uitvoeren van een Mer-voortoets. De vormvrije Mer-beoordelingstoets is als Bijlage 1 aan het plan toegevoegd.

5.2 Externe Veiligheid

5.2.1 Algemeen

Voor het aspect externe veiligheid zijn twee begrippen van belang, te weten het plaatsgebonden risico (grenswaarde) en het groepsrisico (oriënterende waarde). De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor woningen en kwetsbare objecten (bv kantoorgebouwen en hotels) is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een bepaalde plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn.
Het groepsrisico heeft betrekking op de kans dat een grotere groep mensen bij een dergelijk ongeval is betrokken. Hiervoor geldt geen grenswaarde, maar een oriënterende waarde en een inspanningsverplichting (het gemeentebestuur heeft bij verandering van het groepsrisico een verantwoordingsplicht).

De volgende risicobronnen zijn voor de bedrijventerreinen Overhorst, Horstbeek Hogenbrink van toepassing:

  • Rijksweg A1
  • Spoor (Amersfoort - Apeldoorn, Amersfoort - Ede)
  • LPG-tankstation Gulf Koninginneweg 7
  • Drie hogedruk aardgastransportleidingen
  • Gasreduceerstation

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0013-0003_0007.jpg"

Afbeelding - Uitsnede Risicokaart deel Overhorst.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen gevestigd die gevolgen hebben voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Daarnaast is op de drie bedrijventerreinen in Hoevelaken nieuwvestiging van Bevi-bedrijven niet toegestaan. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de Nota Externe Veiligheid, die in november 2010 door burgemeester en wethouders van Nijkerk is vastgesteld.

Hoewel in dit bestemmingsplangebied geen Bevi-bedrijven aanwezig zijn ligt in het plangebied wel een plaatsgebonden risicocontour van het LPG-tankstation aan de Koninginneweg 7, deze is ook op de verbeelding verwerkt. Binnen deze risicocontour is de realisatie van kwetsbare objecten planologisch onmogelijk gemaakt. Door ook andere (beperkt) kwetsbare objecten zoals kantoorgebouwen in deze contouren uit te sluiten wordt een relevante toename van het groepsrisico tegengegaan. Indien het LPG-tankstation in de toekomst wil uitbreiden dan dient dit doormiddel van een buitenplanse afwijkingsprocedure geregeld te worden.

In de onderstaande alinea's wordt nader ingegaan op de van toepassing zijnde risicobronnen.

5.2.2 Rijksweg A1

Uit het eindrapport Basisnet Weg (versie 1, oktober 2009) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat kan het volgende worden afgeleid over het relevante wegdeel van de A1. De Rijksweg A1 ter hoogte van Hoevelaken heeft geen veiligheidszone. Wel heeft dit deel van de Rijksweg A1 een plasbrand aandachtsgebied (PAG). Dit heeft gevolgen voor een strook van 30 meter gerekend vanaf de rechterrijstrook. Deze zone ligt buiten het plandeel waar gebouwd mag worden, dus het PAG heeft geen directe gevolgen voor dit bestemmingsplan.

Wel moet voor eventuele toekomstige bouwplannen binnen 200 meter langs alle Basisnetwegen onder bepaalde omstandigheden het groepsrisico (GR) verantwoord worden. Dit geldt alleen voor situaties waar het GR toeneemt en/of boven een bepaalde waarde uitkomt (dit wordt vastgelegd in het Besluit transportroutes externe veiligheid).

Uit het 'bijlagenrapport eindrapportage Basisnet Weg' is voor dit deel van de Rijksweg A1 opgenomen dat er in de huidige situatie geen PR 10-6 contour aanwezig is. Het groepsrisico ligt op < 0,1 (huidig) van de oriëntatiewaarde.

Het bestemmingsplan staat geen ontwikkelingen toe die leiden tot een aanzienlijke toename van het groepsrisico. Zoals blijkt uit het genoemde bijlagenrapport blijft het GR ruim onder de oriënterende waarde (< 0.1).

5.2.3 LPG-tankstation

Net boven de noordwesthoek van het bedrijventerrein Overhorst ligt aan de Koninginneweg 7 het Gulf tankstation. Bij dit tankstation vindt verkoop van LPG plaats met een maximale jaarlijkse doorzet van 500 m3. De risicoafstand PR 10-6 ligt op 25 meter vanaf het vulpunt. Het bestemmingsplangebied is gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour maar herbergt geen (beperkt) kwetsbare objecten.
Met het oog op het groepsrisico dient een invloedsgebied van 150 meter aangehouden te worden. Binnen dit invloedsgebied bevinden zich geen kwetsbare objecten. Wel grenst het zwembad en sportcomplex "De Slag" aan dit invloedsgebied.

Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan is een risicocontour opgenomen door middel van een gebiedsaanduiding. Binnen deze aanduiding is geen nieuwvestiging toegestaan van (beperkt) kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Grote wijzigingen zijn binnen het invloedsgebied niet te verwachten.

Verantwoording groepsrisico Gulf LPG-tankstationLPG-tankstations worden beschouwd als categoriale inrichtingen ingevolge het Bevi. Dit houdt in dat in de "regeling externe veiligheid inrichtingen" vaste plaatsgebonden risico afstanden zijn weergegeven. Ook voor wat betreft de beoordeling van het groepsrisico zijn vaste toetsingsafstanden zijn weergegeven.

Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij LPG-tankstations worden berekend met behulp van de rekentool LPG (www.groepsrisico.nl). Voor Gulf is er sprake van een standaard situatie. Dit houdt in dat de rekentool LPG kan worden gebruikt. Dit rekentool is een worse case situatie. Indien uit de berekening blijkt dat de oriënterende waarde voor het optredende groepsrisico niet wordt overschreden dan zal bij meer specifieke QRA-groepsrisicoberekening geen sprake zijn van een overschrijding van het optredende groepsrisico. In het kader van de berekening van het groepsrisico van het Gulf tankstation is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd, deze risicoanalyse is als Bijlage 2 aan het plan toegevoegd.

Nulsituatie gemiddelde personendichtheid
Onder de nulsituatie wordt verstaan de actuele situatie zonder mogelijke toekomstige ontwikkelingen zoals de (toekomstige) planregels toestaan.

Verblijfsduur
Binnen de toetsingsafstanden is er sprake van bedrijfsmatige activiteiten. Conform de handleiding verantwoording groepsrisico kan voor deze activiteiten worden uitgegaan van een verblijfsduur welke in de dagperiode is gelegen. Voor de verblijfsduur in het zwembad en sportcomplex "De Slag" kan worden gesteld dat er sprake is van een verblijf in de dagperiode. In de rekentool wordt hiermee rekening gehouden.

Toekomstige situatie gemiddelde personendichtheid
Onderliggend plan betreft een conserverend bestemmingplan. Planologisch wordt niet meer ruimte gegeven dan in onderliggende bestemmingsplannen. In de rekentool is met deze planrechten rekening gehouden. Bij een maximale invulling van de planrechten zal, zo blijkt uit de berekening voor het groepsrisico, de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet worden overschreden.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen
Aanvullende bronmaatregelen bij LPG-tankstations zijn mogelijk. Het convenant van 22 juni 2005 tussen overheid en branche voorziet in de realisering van:

  • een verbeterde vulslang;
  • het aanbrengen van een hittewerende coating op de tankwagen.

Genoemde maatregelen dienen voor 1 juli 2010 te zijn getroffen en zullen leiden tot een verdere reductie van de risico's. Overige maatregelen leiden niet tot een relevante reductie van het groepsrisico.

Daarnaast heeft de gemeente Nijkerk eind 2011 de milieuvergunningen van alle LPG tankstations op haar grondgebied zodanig aangepast dat de doorzet van LPG per jaar is gemaximaliseerd tot 500 m³. In eerste instantie was een jaardoorzet van 1000 m³ mogelijk. Hiermee is het groepsrisico ook verkleind.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit
Door binnen de toetsingsafstand van 150 meter van het vulpunt en tankreservoir geen significante uitbreidingen in personendichtheden, anders dan hiervoor beschreven, toe te staan is voldoende gewaarborgd dat de richtwaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Het is dus van belang om knelpunten in de hulpverlening welke voorkomen uit de ruimtelijke inrichting te voorkomen. Er is gekeken naar de:

  • A. Bereikbaarheid van risicobronnen:
    Het LPG-tankstation is voor de brandweer van meerdere zijden te bereiken.
  • B. De opstelmogelijkheden bij de risicobronnen:
    Voor het LPG-tankstation geldt dat er opstelmogelijkheden zijn om het incident te kunnen bestrijden. Een en ander is nader uitgewerkt in een aanvalsplan van de brandweer.
  • C. De inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen:
    Kijkend naar de bluswatervoorziening bij het LPG-tankstation kan gesteld worden dat er een leidingen liggen met een diameter van 110 en 160 millimeter. Deze leidingen hebben een capaciteit van respectievelijk 60 m³/uur en 90 m³/uur. Voor koeling van een aangestraalde tankwagen is dit voldoende.
  • D. Zelfredzaamheid bij de risicobronnen:
    Voor het LPG-tankstation en de omgeving daarvan is de zelfredzaamheid toereikend. De tijd tussen het begin van een brand en een mogelijke explosie varieert tussen de 15 en 30 minuten.
    Door realisatie van de maatregelen uit het convenant LPG, waaronder de maatregel van het thermisch isoleren van de tankauto neemt deze tijd toe tot een uur. Voor de ontruiming van het aangrenzende zwembad en sportcomplex "De Slag", uitgaande van een goede alarmering, is de tijd voldoende.

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Er is sprake van een bestemmingsplan actualisatie waarbij wordt aangesloten bij de bestaande planologische situatie. Het intrekken van de planologische rechten op het kantoren terrein leidt tot een planschade. Overwogen moet worden of deze kosten opwegen tegen de maatschappelijke voordelen.

Gezien het feit dat het groepsrisico de oriënterende waarde niet overschrijdt, er sprake is van een goede zelfredzaamheid van personen in de directe omgeving en realisatie van de maximale plancapaciteit zeer direct bij de risicobron niet is te verwachten ziet de gemeente geen gegronde reden om deze situatie actief te wijzigen.

De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
Ter voorkoming dat het groepsrisico in de nabije toekomst zal toenemen tot, mogelijk, over de oriënterende waarde zijn in het bestemmingsplan voorschriften gesteld welke voorkomen dat er sprake zal zijn van een te intensieve personendichtheid binnen de effectcontour van het LPG-tankstation.

5.2.4 Spoor

Door Arcadis is in oktober 2009 in de nabijheid van dit plangebied onderzoek verricht naar externe veiligheid. In het onderzoek is onder meer gekeken naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor.

Geconcludeerd wordt dat op basis van het huidige vervoer over het spoor en een prognose voor de toekomst er geen risicocontour voor het plaatsgebonden risico wordt berekend. Het plaatsgebonden risico ligt op minder dan 10 meter uit de rand van het spoor en is dan ook niet van invloed op de bedrijventerreinen Horstbeek en Overhorst.

5.2.5 Gasreduceerstation

Het gasreduceerstation heeft volgens informatie van de gemeente geen contouren die relevant zijn voor het bestemmingsplan.

5.2.6 Aardgastransportleiding

Onder het bedrijventerrein Overhorst loopt een gasleiding midden door het plangebied. Het betreft een leiding met een uitwendige diameter van 21 cm (W-520-01-KR-009). Volgens de risicokaart betreft de Plaatsgebonden Risicocontour 10-6 0 meter.
Aan de zuidzijde van de rijksweg A1 ligt eveneens een leiding. Deze leiding (N-571-81-KR-001) loopt evenwijdig aan de rijksweg. Volgens de risicokaart betreft de Plaatsgebonden Risicocontour 10-6 eveneens 0 meter.
Op het terrein Hogenbrink ligt een gasleiding welke naar het gasreduceerstation loopt (N-571-82-KR-003). Deze leiding heeft een uitwendige diameter van 11,4 cm. Ook deze leiding heeft volgens de risicokaart een Plaatsgebonden Risicocontour 10-6 van 0 meter.

De hier voor beschreven gegevens komen overeen met de kwantitatieve risico analyse (qra) die in januari 2011 door Oranjewoud is uitgevoerd voor de gasleidingen in het plangebied van het bestemmingsplan Hoevelaken-Noord (en nog 3 andere bestemmingsplannen in de gemeente). Hieruit blijkt ook dat er geen sprake is van een 10-6 plaatsgebonden risico (PR) contour. De kwantitatieve risicoanalyse is als Bijlage 3 aan het plan toegevoegd.

In het kader van deze actualisatie van het bestemmingsplan en vanwege nieuwe regelgeving per 1 januari 2011, namelijk het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), is een beperkte verantwoording van het groepsrisico nodig (GR). Hiertoe moet een toelichting worden gegeven waarin stil wordt gestaan bij de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid. In de volgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan.

Hoewel zich binnen het invloedsgebied (150 m) van het LPG-tankstation geen kwetsbare objecten bevinden, wordt hieronder ook een beperkte verantwoording van het groepsrisico behorende bij het LPG-tankstation gegeven.

Risicobronnen, maatgevend scenario en effectafstanden
Binnen en in de omgeving van het bestemmingsplan liggen diverse risicobronnen met gevaarlijke stoffen, zoals bedrijven (inrichtingen), transportroutes (A1 en spoor Amersfoort - Apeldoorn) en buisleidingen voor aardgas. De toelichting op het bestemmingsplan beschrijft deze risicobronnen.

Op enkele risicobronnen zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) of de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crvgs) van toepassing.

De risicobronnen kennen de volgende scenario's:

  1. 1. Explosief (BLEVE) voor de inrichtingen met LPG, Koninginneweg (aanvoer tankstation), snelweg A1 en het spoor Amersfoort - Apeldoorn.
    Het worstcase scenario voor de inrichtingen met LPG en propaan en het transport van gevaarlijke stoffen is de BLEVE van een tankwagen met LPG. Als effectafstanden hanteren wij 150 en 310 meter voor respectievelijk de 100%- en 1%-letaalafstand. Het plangebied nabij de inrichting en aan de transportroutes ligt deels binnen de effectafstanden.
  2. 2. Plasbrand voor Koninginneweg (aanvoer tankstation), snelweg A1 en het spoor Amersfoort - Apeldoorn.
    Het realistisch scenario voor transport van gevaarlijke stoffen is een plasbrand als gevolg van een incident met een tankwagen met benzine. Als effectafstanden hanteren wij 35 en 60 meter voor respectievelijk 100%- en 1%-letaalafstand. Het plangebied ligt deels binnen de effectafstanden.
  3. 3. Fakkelbrand voor de aardgastransportleiding.
    Voor de effectafstanden bij een fakkelbrand is aangesloten op de 'Handreiking voor optreden tijdens buisleidingincidenten' (BZK, 2006). Deze zijn voor de buisleiding N-571-81-KR-01 t/m 03 respectievelijk 96 meter voor 1% letaalafstand en 56 meter 1e graad brandwonden. Deze zijn voor de buisleiding W-520-01-KR-006 t/m 009 respectievelijk 180 meter voor 1% letaalafstand en 1004 meter 1e graad brandwonden.
  4. 4. Toxisch voor onder andere snelweg A1 en het spoor Amersfoort - Apeldoorn.
    Het scenario hiervoor is een lekkage van de tankwagen (fluorwaterstof, salpeterzuur) of een ketelwagon (o.a. ammoniak, chloor). Het is daarbij aannemelijk dat het hele plangebied komt te liggen binnen de effectafstanden van dit scenario.


Mogelijkheden rampenbestrijding
In het plangebied, en de omgeving daarvan, zijn de risicobronnen tweezijdig bereikbaar. Er ligt een netwerk aan brandkranen met verschillende capaciteiten/debieten maar dat dekt niet het gehele plangebied of de risicobronnen. Een onderzoek naar de dekking is gewenst om te bepalen of, en waar, er brandkranen bijgeplaatst kunnen worden, specifieke aandacht daarbij voor het tankstation met LPG en delen van het bedrijventerrein (o.a. gebied de Bijenvlucht).
In het gebied is een waarschuwings- en alarmeringsysteem aanwezig dat niet het oostelijke deel van het plangebied dekt. Een onderzoek naar het werkelijke bereik is gewenst om te bepalen of, en waar, er sirenes bijgeplaatst kunnen worden.

Bij een dreigende BLEVE van een tankwagen geldt 180 m3/uur als optimale capaciteit voor een effectieve koeling. De kans op een BLEVE bij LPG tankwagens is echter erg klein o.a. door de toepassing van een hittewerende coating. Voor een ketelwagon op het spoor geldt 360 m3/uur optimale capaciteit.
Een dergelijke grootte bluswatercapaciteit is gewenst om respectievelijk twee en vier waterkanonnen voor koeling in te kunnen zetten. De aanwezige capaciteiten bluswatervoorziening zijn daarvoor echter beperkt.

Opmerking lokale brandweer:
De dichtstbijzijnde brandkraan bevindt zich op circa 125 meter en de dan volgende brandkraan op 275 meter in een andere leidingsectie. Beide brandkranen zijn aangesloten op een waterleiding met een diameter van 110 mm. Dit betekent dat van beide brandkranen afzonderlijk een opbrengst van 60 m3 water per uur verwacht mag worden. Hoewel de brandkranen zich op enige afstand bevinden, kan een effectieve koeling van een aangestraalde tankwagen ruim binnen de norm van 75 minuten gerealiseerd worden. De brandweer werkt dit nader uit in een aanvalsplan.

Het verdient de aanbeveling om nabij de transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd (A1 en spoor Amersfoort - Apeldoorn), de bluswatercapaciteit te optimaliseren voor de bestrijdbaarheid van dit scenario. Voor het bestrijden van een plasbrand is ook de bluswatercapaciteit langs de route naar het tankstation een punt van aandacht in combinatie met de dichtheid van de brandkranen.

Ingeval van een fakkelbrand en/of explosie als gevolg van een breuk in de aardgastransportleiding, is het een belangrijk aandachtspunt dat de brandweer de lekkage niet kan verhelpen, maar alleen de Gasunie. De inzet richt zich dan ook op de effectbestrijding. Door de hittestraling ontstaan in de omgeving secundaire branden en op grotere afstand de dreiging hiervan. De aangestraalde objecten moeten gekoeld worden.

Over de (on)mogelijkheden voor de hulpverlening merk ik op dat een scenario BLEVE niet beheersbaar is voor de hulpverlening gelet op het te verwachten slachtoffer- en schadebeeld. Afhankelijk van de bezettingsgraad van de bedrijfsgebouwen en / of lostijden van LPG kunnen de mogelijkheden voor hulpverlening worden overstegen, mede omdat in de eerste uren na het incident er sprake is van schaarste aan beschikbare mensen en middelen voor de hulpverlening.

Een plasbrand leidt zeer waarschijnlijk niet tot het overstijgen van de mogelijkheden van de hulpverlening.

Mogelijkheden zelfredzaamheid
Het betreft hier hoofdzakelijk een bedrijventerrein waardoor het in de verwachting ligt dat de aanwezige personen, mits tijdig gewaarschuwd, zichzelf zelfstandig in veiligheid kunnen brengen. De infrastructuur is dusdanig dat het bedrijventerrein goed van de risicobron af te ontvluchten is.

Uit de risicokaart is op te maken dat in het zuidwesten van het plangebied een onderwijsinstelling (kwetsbaar object, prio 2) staat die binnen de 1% letaliteitsafstand (300 meter) van het LPG tankstation ligt. Ook liggen er volgens de 'verbeelding' bij het bestemmingsplan een zwembad en sporthal (beiden beperkt kwetsbaar) die niet op de risicokaart staan. Beide objecten liggen nagenoeg binnen de 100% letaliteit (invloedsgebied). In de toelichting op het bestemmingsplan ontbreekt informatie hierover in relatie tot externe veiligheid.

Aandacht voor risicocommunicatie is mogelijk wel gewenst om uw bewoners en de werknemers in het plangebied te informeren over de risico's en wat te doen ingeval van een incident, om zo de zelfredzaamheid te verhogen.

5.3 Milieuhinder Bedrijvigheid

5.3.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

5.3.2 Milieucategorie

Op basis van gegevens van de gemeente is een bedrijfslijst samengesteld waarop alle bedrijven die voorkomen op de drie bedrijventerreinen vermeld staan. Aan de verschillende bedrijven is een milieucategorie gekoppeld. Een milieucategorie geeft aan welke milieuhinder een bedrijf veroorzaakt en tot hoever deze milieuhinder reikt. Het betreft hier de milieuhinder van geluid, stof, geur, en/of externe veiligheid. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.

Als basis voor het toekennen van de milieucategorieën zijn de SBI-codes gebruikt zoals die zijn weergegeven in 'Bedrijven en milieuzonering', een uitgave van de VNG. SBI-codes worden over het algemeen gebruikt voor het concreet invullen van milieuzonering. In 'Bedrijven en milieuzonering' wordt onderscheid gemaakt in onderstaande milieuzones:

Milieucategorie: Afstand:
Categorie 1 10 meter
Categorie 2 30 meter
Categorie 3.1 50 meter
Categorie 3.2 100 meter
Categorie 4.1 200 meter
Categorie 4.2 300 meter
Categorie 5.1 500 meter

5.3.3 Milieuzones

Op basis van de hiervoor genoemde milieucategorieën zijn de bedrijventerreinen opgedeeld in enkele zones. Daarbij is gekeken naar de afstand tot aan de omliggende woonwijken en andere gevoelige bestemmingen. In de praktijk blijkt echter dat er bedrijven zijn die dichterbij de omliggende woonwijken liggen dan is toegestaan op basis van de milieuzonering. In het voorliggende bestemmingsplan krijgen deze bedrijven een specifieke aanduiding binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'. Deze specifieke aanduiding regelt dat het betreffende bedrijf zijn huidige bedrijfsvoering mag voortzetten. Zodra het bedrijf stopt mag uitsluitend het huidige bedrijfstype of een bedrijfstype met een lagere milieucategorie terug komen. Op deze manier wordt het huidige bedrijf niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering en wordt op termijn een sanering van het bedrijventerrein veilig gesteld. Het gaat om de volgende bedrijven:

Naam Adres Type bedrijf Milieucategorie
Eaton B.V. Veenwal 28b (Hogenbrink) Frictiematerialen 3.1
Priema B.V. Metaalwarenfabriek Zuiderinslag 22 (Overhorst) Metaalwarenfabriek 4.1

Met het opdelen van de bedrijventerreinen in verschillende zones wordt geregeld dat gevoelige bestemmingen zo min mogelijk overlast ondervinden van de aanwezige bedrijvigheid. Deze zogenaamde inwaartse zonering hanteert het principe dat in de zone het dichtstbij gevoelige bestemmingen gelegen maximaal bedrijven toegelaten worden uit categorie-2. Bedrijven uit categorie-2 zijn over het algemeen goed inpasbaar nabij woonwijken. Deze eerste zone zal circa 30 meter breed zijn. Achter deze zone komt een zone te liggen waar bedrijven uit categorie-3.1 en 3.2 toelaatbaar zijn. Op de bedrijventerreinen in Hoevelaken worden nieuwe bedrijven uit hogere categorieën uitgesloten.

De richtafstandenlijst van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden of zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. In de VNG brochure zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening en gekoppeld aan het omgevingstype, milieunormen opgenomen, waaraan de feitelijke milieubelasting kan worden getoetst.


Rustige woonwijk
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. Meer hierover is te vinden in de gebiedstypering. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Gemengd gebied
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-uitgave ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of gemengd gebied.

In het planvoorstel gewenste bedrijfscategorieën
De drie bedrijventerreinen die onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan bestaan qua bedrijventypering uit diverse deelgebieden, enkele deelgebieden zijn meer ingericht voor lichtere bedrijfscategorieën en enkele deelgebieden voor reguliere industrie. Zo staan op Horstbeek voornamelijk bedrijven en kantoren uit de lichtere milieucategorie en staan op Overhorst en Hogenbrink enkele bedrijven die in zwaardere milieucategorieën vallen.

In het planvoorstel is met de categorisering hiermee rekening gehouden in die zin dat zo veel mogelijk de bestaande milieuzonering uit de vigerende bestemmingsplannen als uitgangspunt is gehanteerd. Er is dus niet gekozen voor een maximalisatie in milieucategorieën.

Daar waar bedrijven in een hogere milieucategorie vallen dan de algemene toelaatbaarheid, is een specifieke functieaanduiding gegeven. Dit houdt in dat alleen dat type bedrijf hier gevestigd mag zijn. Bij eventuele nieuwvestiging zijn alleen bedrijven uit een lagere milieucategorie toegestaan.

5.4 Geluid

In de Wet geluidhinder worden grenswaarden benoemd die specifiek aangegeven aan welke belasting gevoelige bestemmingen vanuit wegverkeerlawaai, industrielawaai en railverkeerlawaai mogen worden blootgesteld.

De bedrijventerreinen Overhorst en Horstbeek liggen onder andere in de geluidzone van de spoorlijn Amersfoort-Apeldoorn en de rijksweg A1 en de Koninginneweg. Op het bedrijventerrein Horstbeek zijn enkele bestaande burgerwoningen aanwezig en het op bedrijventerrein Overhorst is de middelbare school Van Lodensteincollege gevestigd. Omdat het hier om een bestaande situatie gaat en in het plangebied geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden toegestaan is er geen noodzaak voor het uitvoeren van een geluidsonderzoek dan wel aanvraag van een ontheffing.
De verwachting is dat de situatie wegverkeerslawaai in de toekomst niet verandert, in de zin dat er meer knelpunten ontstaan. In het plangebied bevinden zich overigens geen grote lawaaimakers die op basis van artikel 2.4. Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer een geluidzone hebben.

5.5 Flora En Fauna

In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.

5.5.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaats vinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht. Het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied en behoort ook niet tot de Ecologische Hoofdstructuur.

5.5.2 Soortenbescherming

Op grond van internationale verplichtingen moet Nederland de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Nederlandse wet implementeren. Het gaat hierbij om behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn) en instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn). De bescherming is voor soortbescherming geregeld in de Flora en Faunawet (2002) en voor gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet.

Op grond van de Flora en faunawet is het verboden beschermde planten te vernielen of te beschadigen, beschermde dieren te verstoren, verwonden of te doden. Daarnaast is het verboden rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, weg te nemen of te vernielen. Ontheffing van deze regels is onder voorwaarde mogelijk voor onder andere bouwprojecten. Het plangebied maakt onderdeel uit van het stedelijk gebied van Hoevelaken en wordt op een enkele kleinschalige ontwikkelingen na, conform de huidige situatie vastgelegd.

Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.

5.6 Archeologie En Monumenten

5.6.1 Archeologie

In 2006 is de Monumentenwet (1988) gewijzigd en in 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat enkel ontwikkelingen toe die al volledig zijn uitgewerkt en door de gemeente Nijkerk zijn vastgesteld. In het kader van dit bestemmingsplan vinden geen activiteiten plaats waardoor de vermoede archeologische en cultuurhistorische waarden verstoord zouden kunnen worden. Indien er in de toekomst binnen het plangebied bouwplannen zijn, dient bij het opstellen van die plannen rekening te worden gehouden met de archeologische verwachtingswaarde van het beoogde projectgebied.

Gemeentelijke archeologische beleidskaart
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft de gemeente Nijkerk een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart vervaardigd. De kaarten bieden inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Nijkerk. Dit inzicht is noodzakelijk voor een weloverwogen omgang met archeologie in de beleidsuitvoering. Onderstaand is een deel van de archeologische waarden- en verwachtingskaart voor de gemeente opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0013-0003_0008.jpg"

afbeelding - uitsnede Archeologische Beleidskaart Nijkerk

Binnen het plangebied liggen geen zones met bekende archeologische waarden, zoals bekende archeologische vindplaatsen of archeologische monumenten. Conform de Archeologische Verwachtings- en Beleidskaart liggen binnen het plangebied drie soorten verwachtingswaarden. Op de afbeelding zijn de voorkomende verwachtingswaarden weergegeven. In deze gebieden kunnen archeologische sporen worden verwacht, maar deze zijn tot nu toe nog niet aangetoond. Bij bodemingrepen in dit gebied dient vooraf vastgesteld te worden of en zo ja welke archeologische waarden aanwezig zijn. In geval van de aanwezigheid van behoudenswaardige vindplaatsen dienen deze door planaanpassing in de bodem behouden te worden of door middel van een opgraving te worden gedocumenteerd.

De voorkomende archeologische verwachtingswaarden van de archeologische beleidsadvieskaart zijn door de gemeente verdeeld in 11 verschillende (verwachtings)waarden. Voor alle gronden met een te beschermen archeologische verwachtingswaarde is de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming wordt door middel van functieaanduidingen aangegeven om welke verwachtingswaarde het gaat en welke beleidsadviezen van toepassing zijn.

Doorwerking in bestemmingsplan
Op basis van de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Nijkerk liggen in het plangebied drie verschillende verwachtingswaarden. De drie verwachtingswaarden hebben in dit bestemmingsplan de volgende functieaanduidingen gekregen:

  • hoog (afgedekt) - specifieke vorm van waarde - 1;
  • middelmatig - specifieke vorm van waarde - 6;
  • laag - specifieke vorm van waarde - 8.

De verschillende verwachtingswaarden brengen aanvullende regels met zich mee die in de legenda van de archeologische beleidskaart staan beschreven. In paragraaf 6.2 wordt ingegaan op de juridische kant van de in het plangebied voorkomende archeologische verwachtingswaarden.

Omdat het nooit met zekerheid is uit te sluiten dat toch enkele archeologische waarden aanwezig zal de gemeente Nijkerk bij het verlenen van omgevingsvergunningen de vergunninghouder wijzen op haar plicht om archeologische vondsten te melden bij de gemeente Nijkerk.

5.6.2 Monumenten

In het plangebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten.

5.7 Waterparagraaf

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Vallei & Eem. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan. De watertoets wordt in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van een waterparagraaf.

Beschrijving watersysteem
Het oppervlaktewater op de bedrijventerrein Overhorst en Horstbeek bestaat uit waterpartijen en de Hoevenlakense Beek.

In de huidige situatie stroomt de Hoevelakense beek dwars door de bedrijventerrein Horstbeek en buigt het op bedrijventerrein Overhorst af naar de A1 waar het verder evenwijdig langs de snelweg stroomt. Deze beek heeft voor de waterhuishouding in de Gelderse Vallei een belangrijke functie en handhaving van de beek is hierdoor essentieel. Onderdeel van de realisatie van Station Hoevelaken en de nieuwbouw van Intres is de verlegging van de Hoevelakense beek meer naar de zuidrand van het plangebied, evenwijdig aan de rijksweg A1. In privaatrechtelijke zin is voor het omleggen van de beek een grondruil tussen Intres b.v. en het Waterschap Vallei & Eem voorbereid.

Het bestemmingsplan bestemt de belangrijke watergangen als water. Hiermee is hun functie binnen de waterhuishouding vastgelegd en gewaarborgd. In het kader van het vooroverleg wordt het bestemmingsplan toegezonden aan het waterschap Vallei en Eem. Eventuele afspraken die daaruit voortkomen worden in deze paragraaf opgenomen.

5.8 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingwijzigingen. Aangezien voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is en de ontwikkelingen die meegenomen worden in alle gevallen al zijn uitgewerkt. Hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen onderzoek verricht te worden. Wanneer in de toekomst sprake is van de aanvraag van een bouwvergunning, ontheffing op het bestemmingsplan, of bij uitgifte/aan- en verkoop van percelen door de gemeente is het noodzakelijk om na te gaan of de bodem geschikt is voor het beoogde doel. In artikel 8 van de Woningwet wordt aangegeven dat de gemeente in de bouwverordening regels moet opnemen om het bouwen op vervuilde grond tegen te gaan. De gemeente heeft hierdoor de taak om een aanvraag om omgevingsvergunning onderdeel bouwvergunning alleen goed te keuren als de kwaliteit van de grond op de bouwlocatie geschikt is voor het beoogde gebruik, of hiervoor geschikt te maken is. Als de bodemkwaliteit op een bouwlocatie niet voldoet voor het beoogde gebruik treedt de vergunning niet in werking. Om de geschiktheid van een locatie te kunnen bepalen voert de gemeente een bodemtoets uit. Het gaat hierbij met name om het voorkomen van ontoelaatbare humane risico's.

Op basis van de gemeentelijke bouwverordening kan het college ontheffing verlenen van de verplichting tot het uitvoeren van een bodemonderzoek en de door de gemeente vastgestelde bodemkwaliteitskaart te accepteren als voldoende bewijsmiddel. Aangezien de bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op gegevens die afkomstig zijn van onverdachte locaties kan dit alleen als de bouwlocatie niet verdacht is met betrekking tot de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Hierdoor kan alleen vrijstelling worden verleend van de bodemonderzoekplicht als het uitgevoerde historische onderzoek conform (NEN 5725) blijkt dat het om een onverdachte locatie gaat.

5.9 Luchtkwaliteit

Sinds 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet zijn grenswaarden opgenomen die bindend zijn voor de overheid. In de wet wordt aangegeven dat bij uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van een bepaalde luchtverontreinigende stof de betreffende grenswaarden in acht moeten worden genomen. Omdat grenswaarden bindend zijn, stellen ze beperkingen aan activiteiten waardoor overschrijding van de grenswaarden voor de buitenluchtkwaliteit geldt. De grenswaarden moeten derhalve worden betrokken bij de ruimtelijke planvorming (luchtkwaliteitsparagraaf in bestemmingsplan).

Bij ministeriële regeling (de regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (onder andere) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van deze gevallen is het niet noodzakelijk luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die negatieve gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit dat de grenswaarden worden overschreden. Onderzoek naar luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.

5.10 Geur

Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. De Wgv vormt het exclusieve toetsingskader voor de beoordeling van geur afkomstig van veehouderijbedrijven ten opzichte van geurgevoelige objecten. Deze wet heeft als definitie van een geurgevoelig object de volgende: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
Uit jurisprudentie blijkt dat ook een bedrijf waar gedurende de hele dagperiode mensen werken, gezien kan worden als een geurgevoelig object. Voor het aspect geur wordt op grond van deze Wet, middels een wettelijk vastgelegd berekeningsprogramma, de geurbelasting van een veehouderijbedrijf op zijn omgeving berekend. Dit geldt voor bedrijven die dieren houden waarvoor een geurnorm is vastgesteld. Er zijn ook bedrijven waar extensieve diersoorten worden gehouden zoals bijvoorbeeld paarden en melkkoeien, voor dergelijke bedrijven gelden vaste afstandsnormen op grond van de Wgv.

Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid voor gemeenten om af te wijken van de wettelijk vastgestelde geurnormen. Deze afwijkende normen moeten vastgesteld worden in een geurverordening die voorzien is van een ruimtelijke onderbouwing. De gemeente Nijkerk heeft op 16 februari 2012 de Geurverordening vastgesteld.

Voor de ontwikkeling van diverse plangebieden is in het kader van voornoemde geurverordening de geursituatie in beeld gebracht, daarbij is gekeken naar de voorgrondbelasting, de vaste afstanden en de achtergrondbelasting. Op basis hiervan is voor het plangebied Bedrijventerrein 2 de wettelijke geurnorm voor de bebouwde kom van 3 OU/m³ van toepassing.

Conclusie is dat voor wat betreft geurhinder van veehouderijen er geen belemmering voor dit plangebied bestaat. Het leefklimaat voor het plangebied Bedrijventerrein 2 is in de Verordening als "goed" tot "redelijk goed" getypeerd.

5.11 Kabels En Leidingen

In het plangebied liggen enkele gasleidingen die planologisch relevant zijn. In het kader van de externe veiligheid is hier al nadrukkelijk bij stilgestaan. Daarnaast hebben de betreffende gasleidingen ook juridische doorwerking gekregen in dit bestemmingsplan. Op de verbeelding is een dubbelbestemming opgenomen met betrekking tot de onderhoudsstrook behorende bij de gasleiding. Gekoppeld aan deze dubbelbestemming is in de regels een regeling opgenomen waarin bepaalde (graaf)werkzaamheden verboden worden of enkel met een omgevingsvergunning uitgevoerd mogen worden.

Naast de twee relevante gasleidingen ligt in het plangebied ook een rioolwatertransportleiding. Aan de zuidwestzijde van Overhorst en de zuidzijde van Horstbeek loopt evenwijdig aan de rijksweg A1 een rioolwatertransportleiding die in beheer is bij het Waterschap Vallei & Eem. Bij nieuwe ontwikkelingen dient een strook aangehouden te worden van 5 meter (2,5 meter uit het hart van de leiding) waarbinnen niet mag worden gebouwd.

Behoudens de planologisch relevante gasleidingen en rioolwatertransportleiding liggen in en in de directe nabijheid van het plangebied geen andere leidingen of kabels die een planologische 'beperking' met zich meebrengen.

5.12 Verkeer En Parkeren

Voor werknemers en bezoekers bestaat een aantal transportmogelijkheden. De bereikbaarheid per auto kan als goed worden aangemerkt. Via de Koninginneweg (dit is een gebiedsontsluitingsweg) kunnen andere delen van Hoevelaken, Amersfoort en Nijkerk gemakkelijk worden bereikt. Ook Leusden is goed bereikbaar via de Stoutenburgerlaan, hoewel deze route tijdens de spits gesloten is.

Via de Koninginneweg en de Westerdorpsstraat kan rechtstreeks de autosnelweg A1 worden bereikt. Ook de bereikbaarheid per fiets (vrijliggende fietspaden) en openbaar vervoer (bus) is goed. Op termijn wordt in de directe nabijheid het treinstation Hoevelaken gerealiseerd. De multimodale bereikbaarheid van het plangebied is daarmee gewaarborgd.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Regels

6.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor de bedrijventerreinen in Hoevelaken.

Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Onderdeel van de nieuwe wetgeving is de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. In deze regeling wordt beschreven hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de kaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe standaarden.

Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruiksdoelen. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het (toekomstige) gebruik van de gronden en gebouwen. Het is echter ook wenselijk dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om in te spelen op redelijke en acceptabele veranderingswensen. Om dergelijke wijzigingen toe te staan wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Wro biedt. Het gaat hier om de volgende instrumenten:

  • bouwregels in de betreffende bestemming;
  • binnenplanse afwijkingsmogelijkheid;
  • buitenplanse afwijkingsmogelijkheid.

Het plan bestaat uit de bestemmingen die in paragraaf 6.2 worden behandeld.

Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op de gemeentelijke standaard.

Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 "wijze van meten" wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is geweest om de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 waar nodig nader toegelicht;
  • in hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

6.2 Toelichting Op Bestemmingen

6.2.1 Agrarisch

Ten oosten van het bedrijventerrein Hogenbrink is een weiland gelegen. Gelet op het gebruik en de uitstraling van deze weide is hieraan de bestemming "Agrarisch" gegeven. Daarnaast is ten oosten van het bedrijventerrein Horstbeek een agrarisch bedrijf gevestigd. Dit perceel heeft eveneens de agrarische bestemming gekregen. Binnen deze bestemming zijn voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken maximale maten in de regels opgenomen. Op de gronden met deze bestemming komen houtwallen voor. Deze hebben de specifieke aanduiding 'houtwal' gekregen. Door het specifiek aanduiden van de houtwallen wordt de historische waarde hiervan benadrukt en wordt ingezet op behoud van de houtwallen.

6.2.2 Bedrijf-Nutsvoorziening

Binnen het plangebied komen op de bedrijventerreinen enkele nutsvoorzieningen voor die bestemd zijn als "Bedrijf-Nutsvoorziening". Omdat voor de nutsvoorzieningen specifieke bouwregels van toepassing zijn, zijn de nutsvoorzieningen niet meegenomen in de bestemming "Bedrijventerrein".

6.2.3 Bedrijventerrein

In de bestemming "Bedrijventerrein" zijn bedrijven toegestaan die zijn vermeld in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van de regels. Specifieke functies, die niet direct mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan, zijn voorzien van een aanduiding. Kantoren (k) en bedrijfswoningen zijn hier voorbeelden van.

Door middel van aanduidingen op de verbeelding is bepaald welke categorie bedrijven waar is toegestaan (maximaal categorie 3.2). In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de diverse bedrijven voor de diverse milieufactoren, zoals geur, stof en geluid, afstandsmaten aangegeven. Het gaat daarbij om afstanden van bedrijven tot woonbebouwing die is gelegen in een "rustige woonwijk" (of uiterlijk op de rand daarvan). De bij een bepaald bedrijf aangegeven grootste afstand is bepalend voor de categorie indeling:

grootste afstand categorie
10 m 1
30 m 2
50 m 3.1
100 m 3.2

Zo zijn binnen een bestemmingsvlak in de directe nabijheid van woonbebouwing bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 vallen. Op een afstand van 50 m tot 100 m zijn bedrijven in de categorieën 3.1 of 3.2 toegestaan.

Bestaande bedrijven die als zodanig in een hogere categorie vallen dan ter plaatse blijkens de categorie aanduiding is toegestaan, zijn bestemd via een specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein ...'. Het gaat hier om de volgende bedrijven:

Naam Adres Type bedrijf Milieucategorie
Eaton B.V. Veenwal 28b (Hogenbrink) Frictiematerialen 3.1
Priema B.V. Metaalwarenfabriek Zuiderinslag 22 (Overhorst) Metaalwarenfabriek 4.2


De specifieke bestemming houdt in dat de huidige activiteiten kunnen worden gecontinueerd. Naast het specifiek aanduiden van bedrijven uit hogere categorieën zijn ook afwijkende functies van de bedrijventerrein bestemming specifiek aangeduid. Het gaat hier om de brandweerkazerne, het congrescentrum en de aanwezige kantoorgebouwen.

"Mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen" Wet geluidhinder en bevi's
De vestiging van "mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen", in de zin van de Wet geluidhinder en bevi's in het kader van de externe veiligheid is in het plangebied niet toegestaan. Dergelijke bedrijven zouden een te groot beslag leggen op de milieuruimte in het gebied en daarmee op de vestigingsmogelijkheden van andere bedrijven.

Wegen en andere bijbehorende voorzieningen
Op de gronden binnen deze bestemming zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van de betreffende bedrijven. Tevens zijn fiets en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes e.d. toegestaan.

Bouwregels
Aan het bouwen van gebouwen op het bedrijfsterrein zijn alleen die eisen betreffende situering, oppervlakte en andere maatvoeringen gesteld, die nodig zijn om een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied te verkrijgen. In dat kader dienen gebouwen binnen bouwvlakken te worden gebouwd, op een bepaalde afstand tot wegen en tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen. Daarnaast zijn maximum bebouwingspercentages gegeven.

De hoogtematen van de gebouwen is zo veel mogelijk gelijkgesteld en op de verbeelding weergegeven. Daar waar afwijkingen zijn, is dit ook op de verbeelding weergegeven. Het bebouwingspercentage binnen de bouwvlakken is eveneens middels een maatvoering op de verbeelding aangegeven.

De huidige bedrijfswoningen zijn specifiek aangeduid. Ter plaatse van deze aanduiding is het toegestaan om met inachtneming van de aangegeven hoogtematen een bedrijfswoning te hebben.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - representatieve zone' gelden specifieke bouwregels die ervoor moet zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid op de bedrijventerreinen aanwezig blijft en dat evens de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft.

Afwijken van de bouwregels
Als zich een bedrijf voor vestiging aandient dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie valt dan ter plaatse is toegestaan, bijvoorbeeld in categorie 4.1, waar categorie 3.2 is toegestaan, dan kan dat bedrijf mogelijk toch worden ingepast. Via een afwijkingsbevoegdheid kan dat bedrijf worden toegestaan, mits het, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats als recht, in dit geval dus 3.2, zijn toegestaan. In de daartoe opgenomen afwijkingsprocedure kan worden bezien of eventuele maatregelen mogelijk en toereikend zijn. Deze procedure zal in de praktijk gelijk oplopen met de toetsingsprocedure van de beoogde bedrijfsactiviteiten in het kader van de Wet milieubeheer.

Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - ontheffingsgebied" de mogelijkheid voor Burgemeester en Wethouders opgenomen om onder voorwaarden bedrijfsgebouwen tot maximaal 12 meter toe te staan.

Afwijken van de gebruiksregels
Via een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om de gronden met de bedrijventerreinbestemming te gebruiken voor verscheidene vormen van detailhandel. Om gebruik te maken van deze afwijkingsbevoegdheid moet wel voldaan worden aan enkele ruimtelijke relevante voorwaarden die gebaseerd zijn op de uitgangspunten van de beleidsregels "detailhandel op bedrijventerreinen".
Eén van de voorwaarden bij het afwijken van het toegestane gebruik heeft betrekking op het realiseren van voldoende parkeergelegenheid. Om inzichtelijk te maken hoeveel parkeervoorzieningen aangelegd moeten worden is een tabel met parkeernormen als bijlage aan de planregels toegevoegd. Voor het juiste gebruik van deze tabel dient de kolom "Bebouwde kom Hoevelaken" aangehouden te worden.

Naast de mogelijkheid tot afwijken voor detailhandel is een soortgelijke afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het gebruik van bedrijventerreinen voor binnensport.

6.2.4 Gemengd

Voor het perceel Zuiderinslag 6 is het bestemmingsplan "Overhorst, Zuiderinslag 6" momenteel van toepassing. In dit bestemmingsplan heeft het perceel Zuiderinslag 6 de bestemming "Gemengd" gekregen. Binnen deze gemengde bestemming worden onder andere zakelijke dienstverlening, volumineuze detailhandel en bedrijven uit de categorieën 1 tot en met 3 toegestaan.

Inhoudelijk is de bestemming "Gemengd", zoals beschreven in het bestemmingsplan "Overhorst, Zuiderinslag 6" één op één overgenomen in dit bestemmingsplan.

6.2.5 Groen

De structurerende groenvoorzieningen in het plangebied, met name langs de randen van wegen en water zijn bestemd als "Groen". De oevers van de Hoevelakense beek, de groenstrook langs de rijksweg A1 en de half-pipe hebben eveneens deze bestemming.

In verband met de geplande realisatie van het station Hoevelaken, is voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten behoeve van het toekomstige station Hoevelaken worden gerealiseerd een maximale bouwhoogte van 10 meter opgenomen.

6.2.6 Kantoor

De bestaande zelfstandige kantoren in het plangebied die geen ondergeschikt onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering van een bedrijf hebben de bestemming "Kantoor" gekregen.

6.2.7 Maatschappelijk

De middelbare school die gelegen is op het bedrijventerrein Overhorst heeft de bestemming "Maatschappelijk" gekregen. Binnen deze bestemming mogen de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Daarnaast moeten de op de verbeelding aangegeven maatvoeringen in acht worden genomen.

6.2.8 Sport

De tennisvelden ten oosten van Horstbeek en de sportaccommodatie in het noordwesten van Overhorst hebben de bestemming "Sport" gekregen. Binnen deze bestemming is ondergeschikte horeca toegestaan. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Daarnaast moeten de op de verbeelding aangegeven maatvoeringen in acht worden genomen.

6.2.9 Tuin

De bestemming "Tuin" is langs de voorzijde van de woningen gelegd om te voorkomen dat hier gebouwen gerealiseerd worden.

6.2.10 Verkeer

De gronden in het plangebied met een vervoersfunctie hebben de bestemming “Verkeer” gekregen. Het gaat hier zowel om de doorgaande wegen als bedrijfstoegangswegen, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen.

Voor het parkeerterrein (P&R-terrein) ten behoeve van het station Hoevelaken is de bestemming “Verkeer – Parkeerterrein” opgenomen. Deze bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan "Station Hoevelaken". Naast het parkeren zijn ook groenvoorzieningen binnen deze bestemming mogelijk, alsmede het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.11 Water

De Hoevelakense beek die door het plangebied stroomt en de aftakkingen daarvan hebben een structurele functie voor de waterberging en waterhuishouding en zijn daarom specifiek bestemd tot “Water". Binnen de bestemming "Water" zijn tevens bruggen toegestaan.

In verband met de geplande realisatie van het station Hoevelaken, is voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten behoeve van het toekomstige station Hoevelaken worden gerealiseerd een maximale bouwhoogte van 10 meter opgenomen.

6.2.12 Wonen

De bestaande woningen in het plangebied zijn bestemd tot "Wonen". De opzet van de bestemming in combinatie met de planregels gaat uit van de bestaande situatie en verschijningsvorm (bepaald door de goothoogte en kap).

Ten aanzien van het gebruik van bijgebouwen is van belang dat in bijgebouwen geen primaire woonfuncties zijn toegestaan, zoals wonen, slapen, keuken, badkamer. Hobbyruimtes zijn wél mogelijk in bijgebouwen. Genoemde beperkingen gelden dus niet voor aanbouwen en uitbouwen. Voor wat betreft de maatvoeringen kent het plan geen onderscheid meer tussen aan-, uit- en bijgebouwen. In het kader van de Wabo wordt gesproken van 'bijbehorende bouwwerken'.

In de woonregeling is het nieuwe beleid voor niet-woonactiviteiten aan huis verwerkt. Via een afwijking van de gebruiksregels is het mogelijk om niet-woonactiviteiten aan huis te ontplooien die vallen onder milieucategorie 1 van de Bijlage 1Staat van bedrijfsactiviteiten. Ook mag het gaan om niet-woonactiviteiten die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met een activiteit die van onder categorie 1 van de genoemde bijlage. Hieronder wordt tevens begrepen de beroepen die blijkens vaste jurisprudentie binnen de woonbestemming uitgeoefend mogen worden, zoals notaris of advocaat.

6.2.13 Leiding - Gas

De hogedruk gasleidingen met de daarbij behorende bebouwingsvrije/risico-zone hebben een specifieke dubbelbestemming "Leiding - Gas" gekregen. Er is sprake van twee verschillende dubbelbestemmingen voor de gasleidingen aangezien de kenmerken van de leidingen (inches, gasdruk) verschillend zijn. In het plangebied is sprake van twee gasleidingen met een druk van 40 bar en een doorsnede van maximaal 4 inch en één leiding met een druk van 40 bar en een doorsnede van maximaal 8 inch. Aan weerszijden van de leidingen ligt een bebouwingsvrije strook (veiligheidsstrook tevens zakelijk rechtstrook) van 5 meter waarbinnen in het geheel niet mag worden gebouwd.

Voor de andere bestemmingen van deze gronden gelden bijzondere bepalingen met het oog op de bescherming van en de veiligheidssituatie rond deze leiding. Voor het uitvoeren van bepaalde (grond)werkzaamheden moet een omgevingsvergunning aangevraagd worden, hiermee kan controle worden uitgeoefend op met name grondroeringen (bijv. graafactiviteiten in het kader van bouw en andere activiteiten).

6.2.14 Leiding - Riool

Binnen deze dubbelbestemming zijn bouwwerken uit de onderliggende bestemming uitsluitend toegestaan indien de belangen in verband met de betreffende rioolwatertransportleiding zich hier niet tegen verzetten. Burgemeester en wethouders winnen hierover tevoren advies in bij de leidingbeheerder.

Voor de overige werken en werkzaamheden, zoals het verrichten van graafwerkzaamheden (anders dan normaal spit- en ploegwerk), het aanbrengen van gesloten verhardingen en het indrijven van voorwerpen in de bodem is de verplichting voor een omgevingsvergunning opgenomen.

6.2.15 Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming en de daarbij opgenomen aanduidingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Nijkerk. Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.

Met aanduidingen worden diverse deelgebieden onderscheiden. Aangegeven is in welke gevallen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bepalend hierbij zijn de oppervlaktes en de dieptes van de bodemingreep.

6.2.16 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.
In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen wat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor veel bestemmingen is dit evident, maar omdat dat in casu voor alle bestemmingen geldt, is het om discussie te voorkomen expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Nijkerk op dit gebied. Met het vervallen van het algemeen gebruiksverbod in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is in dit artikel het gebruiksverbod opgenomen.

Algemene aanduidingsregels
In dit artikel worden de aanduidingen opgenomen die voor meerdere bestemmingen gelden. In voorliggend bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor de veiligheidszone lpg, welke voortvloeit uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Het tankstation dat aan de Koninginneweg 7 is gelegen heeft in verband met de verkoop van lpg een plaatsgebonden risicocontour. Deze plaatsgebonden risicocontour is op de verbeelding weergegeven middels een aanduiding.

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.

Algemene afwijkingsregels
Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Niet alle afwijkingsregels zijn op alle bestemmingen van toepassing zijn. Zo geldt de 10%-regeling niet voor de bestemming 'Wonen - Woongebouw' aan de Meerveldlaan op de locatie van de voormalige brandweerkazerne.
Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels
Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken. Meer specifiek is ten aanzien van een tweetal aangegeven locaties een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de vigerende bestemming.

6.2.17 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
Bij de overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.
Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.
Voor een vergroting van de oppervlakte met niet meer dan 10% kan ontheffing worden verleend. Uiteraard kan van deze bevoegdheid slechts éénmaal gebruik worden gemaakt. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het bestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

Hoofdstuk 7 Financiële Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting financiën gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Resultaten Inspraak En Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Bedrijventerrein - 2 heeft op grond van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van 27 januari 2011 tot en met 9 maart 2011 voor iedereen ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om inspraak- of vooroverlegreacties schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken. Van de terinzagelegging is vooraf een openbare kennisgeving gedaan in 'De Stad Nijkerk', evenals op de gemeentelijke website.

Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn bij de gemeente Nijkerk tijdig 3 inspraak- en vooroverlegreacties ingekomen. Alle reacties zijn schriftelijk ingediend. Alle reacties worden behandeld in de Notitie inspraak- en vooroverlegreacties, zoals opgenomen in Bijlage 4. Conform wettelijke vereisten zijn alle reacties zijn geanonimiseerd. Per reactie is een samenvatting gemaakt. Deze wordt punt voor punt behandeld. Tot slot wordt per reactie aangegeven of en op welke wijze het bestemmingsplan daarop wordt aangepast. Bij inhoudelijk gelijke reacties wordt verwezen naar de eerste behandeling daarvan.

8.2 Resultaten Terinzagelegging Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerp van het bestemmingsplan Bedrijventerrein 2, heeft met ingang van 29 december 2011 tot en met 8 februari 2012, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan was te raadplegen bij de publieksbalie en is digitaal raadpleegbaar en beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl (alsmede via de gemeentelijke website www.nijkerk.eu).

Van het ter visie leggen is vooraf een openbare kennisgeving gedaan in 'De Stad Nijkerk', de 'Staatscourant', evenals op de gemeentelijke website www.nijkerk.eu. Gedurende de periode van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken.

Overzicht ontvangen schriftelijke en mondelinge zienswijzen en ontvankelijkheid
In totaal zijn drie zienswijzen binnengekomen. Alle drie de zienswijzen zijn ontvangen binnen de termijn van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en konden in behandeling worden genomen. De door de reclamanten ingediende zienswijzen worden in de nota "zienswijzen en (ambtshalve) wijzigingen, Bedrijventerrein 2" van een gemeentelijke beantwoording voorzien.
De inhoud van de zienswijzen gaven aanleiding om het ontwerpbestemmingsplan op een aantal punten aan te passen. Verwezen wordt naar de nota van beantwoording zienswijzen, zoals deze is opgenomen bij het Vaststellingsbesluit.

Ambtshalve wijzigingsvoorstellen
Sinds het ontwerpbestemmingsplan in procedure is gebracht, heeft er een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden en zijn er nog enkele zaken naar voren gekomen die aanpassing behoeven.
Hiervoor wordt eveneens verwezen naar de nota "zienswijzen en (ambtshalve) wijzigingen, Bedrijventerrein 2", zoals deze is opgenomen bij het Vaststellingsbesluit.

Besluit tot vaststelling
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein 2 is op 31 mei 2012 door de gemeenteraad van Nijkerk gewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit en de beoordeling van de zienswijzen wordt verwezen naar de tekst van het Vaststellingsbesluit.

Bijlagen

Bijlage 1 Vormvrije Mer-beoordelingstoets

Bijlage 2 Kwantitatieve Risicoanalyse Gulf Tankstation

Bijlage 3 Kwantitatieve Risicoanalyse Buisleidingen

Bijlage 4 Notitie Inspraak- En Overlegreacties

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Parkeernormen

Bijlage 2 Parkeernormen