KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Bedrijventerrein
Artikel 8 Detailhandel
Artikel 9 Gemengd
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Kantoor
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen
Artikel 18 Wonen - Woongebouw
Artikel 19 Wonen - Uit Te Werken
Artikel 20 Leiding - Gas
Artikel 21 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 27 Algemene Procedureregels
Artikel 28 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 30 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 31 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Van Horecacategorieën
Bijlage 2 Lijst Specifieke Bedrijven
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein
Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Milieucategorie 1
Bijlage 6 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Planologisch-juridische Regeling
1.4 Opbouw Toelichting
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Beschrijving Nijkerk
3.1 Geschiedenis Van Nijkerk
3.2 Bestaande Situatie
3.3 Wegenstructuur
3.4 Groenstructuur
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Geluid
4.4 Ecologie
4.5 Nationaal Landschap Arkemheen-eemland
4.6 Archeologie En Monumenten
4.7 Water
4.8 Bodem
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Externe Veiligheid
4.11 M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
5.2 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Plangebied
Bijlage 2 Vigerende Bestemmingsplannen
Bijlage 3 Risicocontouren De Nuul
Bijlage 4 Qra Buisleiding
Bijlage 5 Qra De Nuul
Bijlage 6 Risicocontouren Schueler
Bijlage 7 Qra Schueler
Bijlage 8 Nota Zienswijzen En (Ambtshalve) Wijzigingen

bestemmingsplan Nijkerk 2

Bestemmingsplan - gemeente Nijkerk

Vastgesteld op 24-02-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanNijkerk 2 van de gemeenteNijkerk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestandNL.IMRO.0267.BP0027-0004 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.5 afvaloverslagstation:

een bedrijf gericht op op- en overslag van huishoudelijk alsmede bedrijfsmatig afval dat naar aard, hinder en omvang gelijk kan worden gesteld met eenbedrijf in categorie 4.1;

1.6 agrarisch bedrijf:

een veehouderij, productiegerichte paardenhouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een bosbouwbedrijf of een gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.7 ander-werk:

alle fysieke ingrepen in de ruimte die niet met bouwen te maken hebben en welke geen reguliere (onderhouds)werkzaamheden zijn;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een in de regels dan wel op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon die functioneel verbonden is met het bedrijf en wiens huisvesting gelet op de bestemming van het gebouw of terrein ter plekke noodzakelijk is;

1.13 beperkt kwetsbare objecten:

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
  2. b. dienst-/bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van minder of gelijk aan 1.500 m2 per object;
  4. d. restaurants voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn;

1.14 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 Bevi-inrichting:

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 dak:

iedere bovenbeïndiging van een gebouw;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.26 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.27 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gebruiksoppervlakte

het totaal van de tussen omsluitende wanden gelegen vloeroppervlakten van in die gebruiksfunctie gelegen ruimten;

1.30 geluidgevoelige functies:

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.31 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.32 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond (als productiemiddel) waar het bedrijf over kan beschikken;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 horeca(bedrijf):

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  1. a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
  2. b. het verstrekken van nachtverblijf;
  3. c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend;

1.35 internetdetailhandel

detailhandel waarbij het product per post of internet verstuurd wordt en betaling geschiedt per (online) overschrijving;

1.36 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.37 kwetsbaar object:

  1. a. woningen niet zijnde:
  • verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee per hectare;
  • dienst-of bedrijfswoningen van derden;
  1. b. gebouwen bestemd voor het verblijf van al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
  2. c. gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, te weten kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;

1.38 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van kinderopvang, al dan niet gecombineerd met voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.39 nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.40 niet-woonactiviteiten aan huis

alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving;

1.41 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.42 onderbouw:

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.43 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het bedrijf dan wel de betreffende instelling;

1.44 ondergeschikte horeca:

horeca die wordt uitgeoefend als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf of instelling en die in directe relatie staat tot het betreffende bedrijf dan wel de betreffende instelling;

1.45 perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.46 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.47 plankaart/verbeelding:

  1. a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Nijkerk 2, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer NL.IMRO.0267.BP0027-0004;
  2. b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Nijkerk 2;

1.48 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.49 professioneel vuurwerk:

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.50 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 speelvoorziening:

voorziening gericht op het bieden van vrij en openbaar toegankelijke sport- en spelmogelijkheden voor met name kinderen en/of jeugd;

1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een Staat van bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.53 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.54 volumineuze detailhandel:

detailhandel in auto's, boten, caravans, tuinartikelen, meubels, grove bouwmaterialen, machines ten behoeve van bedrijven en landbouwmachines, alsmede ten behoeve van een tuincentrum;

1.55 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);

1.56 vuurwerkbedrijf:

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.57 Wgh-inrichting:

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.58 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.59 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.60 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.61 zolder:

de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap;

1.62 zorginstelling:

gebouw waarin huisvesting en zorg wordt geboden aan zorgbehoevenden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

  1. a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
  2. b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  3. c. De breedte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
  4. d. De dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  5. e. De goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  6. f. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  7. g. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en andere uitstekende delen van ondergeschikte aard buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. b. het weiden van vee;

met daarbijbehorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. overige voorzieningen, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het grondgebonden agrarische bedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  2. b. het wonen in één bedrijfswoning;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. tuinen;
  5. g. erven;
  6. h. ontsluitingspaden;
  7. i. voorzieningen;
  8. j. agrarische gronden.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie 2 van Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' voor bedrijven voor zover vermeld in Bijlage2 Lijst specifieke bedrijven;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG' tevens voor de verkoop van motorbrandstoffen inclusief LPG;

met daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. g. tuinen;
  5. h. erven;
  6. i. terreinen;
  7. j. ontsluitingspaden;
  8. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. l. groenvoorzieningen;
  10. m. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. n. detailhandel niet is toegestaan;
  2. o. detailhandel anders dan bedoeld in5.1 onder c niet is toegestaan;
  3. p. het afleveren van LPG uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil LPG';
  4. q. de opslag van LPG uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reservoir LPG';
  5. r. Bevi-inrichtingen anders dan bedoeld in 5.1 onder c niet zijn toegestaan;
  6. s. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  7. t. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  8. u. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Nadere eisen

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  2. b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. erven;
  3. e. terreinen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', voor bedrijven tot en met categorieën 3.1 vanBijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteitenbedrijventerrein;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', voor bedrijven tot en met categorieën 3.2 vanBijlage 4 Staat van bedrijfsactiviteitenbedrijventerrein;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - afvaloverslagstation', uitsluitend een bedrijf dat gericht is op op- en overslag van huishoudelijk en bedrijfsmatig afval;

met daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. g. tuinen;
  5. h. erven;
  6. i. terreinen;
  7. j. ontsluitingspaden;
  8. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. l. groenvoorzieningen;
  10. m. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. n. detailhandel niet is toegestaan;
  2. o. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  3. p. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  4. q. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  5. r. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Nadere eisen

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
    alsook ondergeschikte en daarbijbehorende:
    1. 1. dienstverlening;
    2. 2. horeca;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. tuinen;
  4. e. erven;
  5. f. terreinen;
  6. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.3 Nadere eisen

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. educatieve en religieuze voorzieningen;
  2. b. sportvoorzieningen;
  3. c. kantoren;
  4. d. dienstverlening;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. tuinen;
  4. h. erven;
  5. i. terreinen;
  6. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. k. groenvoorzieningen;
  8. l. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder niet zijn toegestaan.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.3 Nadere eisen

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. geluidwerende voorzieningen, waaronder een aarden wal;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens in- en uitritten ten dienste van het aangrenzende bedrijventerrein;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. f. speelvoorzieningen;
  4. g. paden en verhardingen;
  5. h. water;
  6. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. j. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.3 Nadere eisen

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' voor een werk(voorbereidings)plaats ten behoeve van reparatie en onderhoud;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. tuinen;
  5. g. erven;
  6. h. terreinen;
  7. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. j. groenvoorzieningen;
  9. k. parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.3 Nadere eisen

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, waaronder mede begrepen kinderopvang;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.3 Nadere eisen

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - andere bouwwerken' een balkon;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aeg8' een erker voor aangrenzend gebouwde hoofdgebouwen;

met daar bijbehorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.3 Nadere eisen

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'plein' tevens voor een plein ingericht als verblijfsgebied;
  5. e. een LPG-vulpunt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt LPG';

met daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen, voor zover het betreft garageboxen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  4. i. water;
  5. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. parkeervoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.3 Nadere eisen

Artikel 15 Verkeer - Railverkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. d. wegen, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water;
  4. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.3 Nadere eisen

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. f. kruisingen met (spoor)wegen; waaronder bruggen;
  4. g. dammen;
  5. h. duikers.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.3 Nadere eisen

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat gestapelde woningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' en dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aeg8' maximaal 8 aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' tevens voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. tuinen;
  5. g. erven.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

17.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 18 Wonen - Woongebouw

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in gestapelde woningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor:
    1. 1. kantoren;
    2. 2. detailhandel;
    3. 3. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie Ia van de Bijlage 1 Lijst vanhorecacategorieën;
    4. 4. maatschappelijke voorzieningen;
    5. 5. zorginstellingen;

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' wonen uitsluitend is toegestaan op de verdieping van de gebouwen en de in18.1 onder b sub 1 tot en met 4 genoemde functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grondlaag van de gebouwen;

  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens voor een onderdoorgang ten behoeve van het langzaam verkeer;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens voor een parkeergarage;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor waterlopen en waterpartijen;
  4. f. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. i. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. j. tuinen;
  5. k. erven.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.3 Nadere eisen

18.4 Specifieke gebruiksregels

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 19 Wonen - Uit Te Werken

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. wegen, straten en paden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groen-, parkvoorzieningen en water;
  5. e. nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. f. bouwwerken;
  2. g. (on)bebouwde gronden.

19.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in 19.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met voorniet-woonactiviteiten aan huismet dien verstande dat:
    1. 1. het moet gaan om een niet-woonactiviteit die valt onder categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten milieucategorie 1, dan wel een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen activiteit (daaronder begrepen de beroepen die blijkens vaste jurisprudentie binnen de woonbestemming uitgeoefend mogen worden);
    2. 2. maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van het hoofdgebouw en van de bijbehorende bouwwerken en van het erf mag gebruikt worden voor niet-woonactiviteiten aan huis met een maximum van 60 m²;
    3. 3. alleen de bewoners van het betreffende adres mag/mogen de niet-woonactiviteiten ontplooien;
    4. 4. detailhandel (anders dan internetdetailhandel), horeca en groothandel zijn niet toegestaan;
    5. 5. een seksinrichting is niet toegestaan;
    6. 6. er mogen ten behoeve van de niet-woonactiviteit aan huis niet meer dan vier klanten tegelijk aanwezig zijn op het betreffende adres;
    7. 7. de niet-woonactiviteiten mogen niet leiden tot afbreuk van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
    8. 8. de niet-woonactiviteiten mogen geen belemmering opleveren voor (de doorstroming van) het verkeer op de openbare weg;
    9. 9. het parkeren ten behoeve van de niet-woonactiviteiten aan huis dient op eigen terrein te worden geregeld. Indien dit niet mogelijk is zal uit een gemeentelijke parkeerdrukmeting moeten blijken dat voor parkeren buiten het eigen terrein voldoende ruimte is;
    10. 10. er worden geen activiteiten uitgevoerd die meldingplichtig zijn ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) of bedrijfsmatige activiteiten waarop de Wet op de Kansspelen van toepassing is;
    11. 11. er vindt geen buitenopslag plaats en er vinden eveneens geen niet-woonactiviteiten plaats in de openbare ruimte, met uitzondering van in- en uitladen.
  2. b. de woningen dienen binnen een bouwvlak te worden gerealiseerd;
  3. c. de goothoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  4. d. de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen;
  5. e. de bouwhoogte van een woongebouw met gestapelde woningen mag niet meer dan 30 m bedragen;
  6. f. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per hoofdgebouw 70 m2 bedragen dan wel niet meer dan 50% van het achtererfgebied, met dien verstande dat bij een woongebouw geldt dat per woning 1 bijbehorend bouwwerk is toegestaan met een oppervlakte van niet meer dan 12 m2;
  7. g. parkeervoorzieningen:
    1. 1. per woning dienen minimaal 2 parkeerplaatsen aanwezig te zijn, parkeren op eigen erf hieronder begrepen;
  8. h. groenvoorzieningen en water:
    1. 1. minimaal 10% van de oppervlakte van de in 19.1 bedoelde gronden dient te worden bestemd voor groenvoorzieningen, al dan niet in combinatie met water;
  9. i. de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
    1. 1. dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel voorafgaand aan de uitvoering van het uitwerkingsplan zal plaatsvinden;
    2. 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden dan wel geen ingrepen in de bodem zullen worden verricht;
    3. 3. dat het uitwerkingsplan financieel uitvoerbaar is.

19.3 Bouwregels

Zolang en voorzover het in 19.2 bedoelde uitwerkingsplan nog niet van kracht is, mogen de gronden niet worden bebouwd.

Wanneer gebruik wordt gemaakt van een afwijking als bedoeld in 19.4.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in voorbereiding zijnde bestemming worden gebouwd.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede voor:

  1. a. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van aardgas;

met daarbijbehorende:

  1. b. leidingzone;
  2. c. veiligheidszone;
  3. d. gebouwen;
  4. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;

met dien verstande dat deze bestemming ten opzichte van andere voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Leiding - Gas' worden gebouwd.

20.3 Afwijken van de bouwregels

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van:

  1. a. behoudenswaardige archeologische waarden in historische kernen;
  2. b. behoudenswaardige archeologische waarden in historische boerderijterpen (pollen).

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels en de volgende bepalingen:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is beneden het archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen, een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens de gemeente;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens de gemeente moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen inclusief bijbehorende r_apportage;
    3. 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening dit plan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat de in 21.1 genoemde waarden geheel of gedeeltelijk niet meer aanwezig zijn, dan wel het niet meer noodzakelijk wordt geacht deze waarden te beschermen;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en een daarbij behorende aanduiding toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

23.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

23.2 Parkeernormen

De inrichting van de gronden dient zodanig plaats te vinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in Bijlage 6 Parkeernormen.

Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels

24.1 geluidzone - industrie

24.2 veilligheidszone - lpg

Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels

25.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels

26.1 Wijzigingsbevoegdheid

26.2 Afwegingskader

26.3 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 27 Algemene Procedureregels

27.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 28 Overige Regels

28.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht Bouwwerken

29.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

29.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

29.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 30 Overgangsrecht Gebruik

30.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

30.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

30.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

30.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanNijkerk 2.

februari 2013.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Lijst Van Horecacategorieën

Bijlage 2 Lijst Specifieke Bedrijven

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein

Bijlage 5 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Milieucategorie 1

Bijlage 6 Parkeernormen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor hun hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.

De gemeente Nijkerk werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede: een gelijke planregeling en -methodiek voor alle inwoners binnen de gemeente Nijkerk.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft het gebied Corlaer ten zuidwesten van de kern Nijkerk (globaal aangegeven met rode cirkel en bijgevoegd als Bijlage 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0001.png"

Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit bestemmingsplan geldt, dat de ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen als gegeven zijn geaccepteerd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Nijkerk 2" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0267.BP0027-0004);
  • planregels.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.3 Planologisch-juridische Regeling

1.3.1 Geldende bestemmingsplannen

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de bestemmingsplannen zoals opgenomen in Bijlage 2 Vigerende bestemmingsplannen, die door het voorliggende bestemmingsplan geheel/gedeeltelijk komen te vervallen. De in Bijlage 2 genoemde plannen zijn in de loop van de tijd, door middel van diverse partiële herzieningen en diverse wijzigingen ex artikel 11 WRO, enigszins aangepast. Dit betekent dat in het gebied nog een andere aanvullende juridische regelingen kunnen gelden, die in genoemde bijlage niet zijn opgenomen maar wel in het voorliggende bestemmingsplan zijn verwerkt.

1.3.2 Voorliggend bestemmingsplan

Het onderhavige bestemmingsplan is gebaseerd op het enerzijds actualiseren en anderzijds consolideren van de bestaande situatie met een flexibele planregeling. Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden) en het Handboek van de gemeente.

1.4 Opbouw Toelichting

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt een korte beschrijving gegeven van het ontstaan en de huidige opbouw van Nijkerk. Een beschrijving van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen staat beschreven in hoofdstuk 4. De juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, neergelegd in hoofdstuk 6, sluit deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Nijkerk is dit het geval. Echter het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan, daarom is alleen het relevante beleid kort verwoord.

In dit hoofdstuk volgt een opsomming van de belangrijkste beleidsdocumenten op Rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal niveau voor zover relevant voor het plangebied en de voorgenomen actualisatie.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is in werking getreden de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen.

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Het voorliggende bestemmingsplan maakte geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en doet daarmee geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van het rijk.

Watertoets (2001, wettelijk verplicht sinds 2003)

De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten en een direct gevolg van de afspraken uit de Startovereenkomst "Waterbeleid 21e eeuw". Vanaf 14 februari 2001 is afgesproken dat de Watertoets wordt toegepast. Dit is dus ook van toepassing voor de planlocatie Nijkerk 2. In een zogenaamde waterparagraaf in het bestemmingsplan wordt het proces beschreven en wordt het advies verwoord. De uitgangspunten van het Waterschap Vallei & Eem zijn in de watertoets meegenomen (zie verder paragraaf 4.7).

2.3 Provinciaal Beleid

Streekplan Gelderland (2005)

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Hierbij hanteert de provincie de volgende doelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

Weergave van het plangebied in het streekplan

Volgens de beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 is het plangebied een regionaal centrum. Daarnaast valt Nijkerk onder de regio Vallei. Nijkerk is met de aansluiting op de rijksweg A28 een knooppuntlocatie voor de ontwikkeling van wonen, werken en voorzieningen.

Nijkerk heeft volgens het Streekplan Gelderland 2005 een regionale functie ten aanzien van werken en wonen. Eén van de hoofddoelstellingen van het ruimtelijke provinciebeleid is het bevorderen van sterke stedelijke netwerken en regionale centra. Voor de kern Nijkerk ziet de provincie nadrukkelijk een ruimtelijke relatie met Amersfoort. Verdere ondersteuning en intensivering van die relatie is wenselijk voor wat betreft het openbaar vervoer, de onderlinge afstemming van de verstedelijkingsopgave en de open groene ruimte tussen Nijkerk en Amersfoort. Tegen deze achtergrond acht de provincie voor Nijkerk een regionale functie voor wonen en werken op zijn plaats.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend plan is, worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan Nijkerk 2 doet dus geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van de provincie Gelderland.

Ruimtelijke verordening Gelderland

Op 15 december 2010 stelden Provinciale Staten de Ruimtelijke Verordening Gelderland vast. Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.

De ruimtelijke verordening Gelderland is van toepassing op de volgende onderwerpen:

  • verstedelijking;
  • wonen;
  • detailhandel;
  • recreatiewoningen/-parken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • oppervlaktewater voor drinkwatervoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • waardevol open gebied;
  • Nationale landschappen.

Het plangebied is aangemerkt als bestaand bebouwd gebied. Nieuwbouw ten behoeve van wonen en werken is toegestaan. Het plangebied is niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) gelegen. Het plangebied is niet gelegen binnen een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Het plangebied is niet gelegen binnen gebieden die door de provincie zijn aangeduid als zijnde waardevol landschap.

Overige onderwerpen zijn niet aan de orde binnen het plangebied.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Nijkerk/ Hoevelaken 2030 en Binnenstadsvisie Nijkerk (2011)

De nieuwe structuurvisie van de gemeente geeft in grote lijnen aan welke plannen de gemeente Nijkerk heeft voor de inrichting van de ruimte in de komende jaren met de blik gericht op 2030. Deze structuurvisie is door de gemeenteraad op 30 juni 2011 vastgesteld. Voor de binnenstad is een aparte visie gemaakt.

In de structuurvisie zijn op basis van de huidige situatie en verwachte trends ten aanzien van bevolkingsopbouw, werkgelegenheid, woningmarkt, economisch profiel, mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen een visie geformuleerd voor de gemeente.

In 2030 vormt de gemeente de groene overgang van de Randstad naar de Veluwe. De kernen hebben zich gericht op de eigen behoefte op het vlak van wonen, werken en voorzieningen. De woningvoorraad is meegegroeid met de vraag vanuit de eigen bevolking en er zijn nieuwe, onderscheidende woonmilieus ontstaan in Nijkerk, terwijl de kernen van Nijkerkerveen en Hoevelaken zijn afgerond op een wijze passend bij het omliggende landschap.

In 2030 profileert Nijkerk zich met de unieke combinatie van drie identiteiten die op relatief korte afstand te ervaren zijn:

  1. 1. Stadse identiteit, waaronder de zone rondom de A28 en in mindere mate de A1;
  2. 2. Dorpse Identiteit, zoals de dorpskernen van Nijkerkerveen, Hoevelaken en de wijken aan de zuid- en oostkant van Nijkerk;
  3. 3. Landelijke Identiteit, vooral het buitengebied van de gemeente.

In de structuurvisie worden op hoofdlijnen vier strategische keuzes gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling en profilering van Nijkerk in de regio:

  1. 1. Drie kernen met eigen cultuur en samenleving
  2. 2. Landbouw en Landschap gaan samen
  3. 3. Tegengaan van verrommeling in gekoesterde landschappen
  4. 4. Ontwikkeling bedrijventerrein, na ontwikkeling van De Flier en De Driehoek wordt ruimte voor nieuwe bedrijvigheid gevonden door herstructurering van Arkervaart Oost.

Bijzondere opgaven in de structuurvisie zijn er voor:

  • Poorten, de toegangsgebieden naar Nijkerk.
  • Aandachtsgebieden, gebieden waar juist geen grote plannen of ingrepen worden voorgesteld (de Holk, de Veenwallen, Slichtenhorst, Beulekamp)
  • Sleutelgebieden, gebieden waar nieuwe ontwikkelingen zijn gepland met specifieke opgaven die met extra aandacht en inzet richting kunnen geven aan de ambities van de gemeente.

Onderstaand is de integrale visiekaart van de gemeente opgenomen. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan de huidige situatie vastlegt, is er geen sprake van strijdigheid met het Structuurplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0002.png"

Voor de binnenstad is met een deel van de ondernemers, winkeliers en bewoners een visie op de binnenstad gemaakt (Binnenstadsvisie Nijkerk). De vier belangrijkste pijlers in deze visie zijn:

  1. 1. Goede bereikbaarheid en ruim voldoende betaalbare parkeervoorzieningen.
  2. 2. Winkelaanbod biedt combinatie van boodschappen doen en shoppen.
  3. 3. De charme van een monumentaal stadje met historische panden en authentieke straten.
  4. 4. Een binnenstad waar mensen met plezier wonen.

Dit heeft geresulteerd in bijgevoegde visiekaart. De binnenstad en deze visie maken geen deel uit van of grenzen niet aan het plangebied Nijkerk 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0003.png"

Welstandsnota (2004)

In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Nijkerk is geregeld. Deze nota geeft tevens uitgangspunten en criteria voor het welstandsoordeel. Het gemeentebestuur wil met deze nota een belangrijke stap zetten naar modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht.

Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

Er zijn voor Nijkerk algemene welstandscriteria opgesteld die bestaan uit een kwaliteitskader en een ruimtelijk kader. Deze algemene welstandscriteria vormen een vangnet voor die gevallen waarin de overige criteria niet toereikend zijn.

Daarnaast is Nijkerk verdeeld in een aantal deelgebieden. Voor elk deelgebied in de gemeente zijn de gebiedskenmerken weergegeven en de welstandscriteria uitgewerkt. Slechts een klein deel van het plangebied is opgenomen in de vigerende Welstandsnota. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan hoofdzakelijk de huidige situatie vastlegt, is er geen sprake van strijdigheid met de Welstandsnota.

Voor de (een groot deel van de) nieuwbouw in het plangebied zijn beeldkwaliteitsplannen opgesteld (oa. Spoorkamp, Groot Corlaer-De Bogen, De Terrassen, Boerderijenakker- de Kamers). In het beeldkwaliteitplan zijn een aantal kwalitatieve stedenbouwkundige richtlijnen vastgelegd, waaraan de toekomstige woonbebouwing moet voldoen om het gewenste streefbeeld voor de woonwijk te kunnen bereiken. Het beeldkwaliteitplan is een gedeeltelijke wijziging van de welstandsnota.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0004.jpg"

Woonvisie 2005+

De gemeenteraad van Nijkerk heeft op 15 december 2005 de Integrale Ontwikkelingsvisie 2015-2030 voor Nijkerk vastgesteld. Daarmee is richting gegeven aan de wijze waarop Nijkerk in de komende decennia zal worden uitgebouwd. Een belangrijk thema daarin is de relatie tussen wonen, welzijn en zorg. De gemeente Nijkerk heeft dit thema nader uitgewerkt in de woonvisie. In de woonvisie geeft de gemeente Nijkerk aan welke ambities zij voor de komende jaren heeft.

Deze ambities zijn:

  • vervullen van een regionale opvangfunctie, met behoud van kwaliteit;
  • vergroten van keuzemogelijkheden;
  • werken aan evenwichtige opbouw van de bevolking;
  • bouwen voor alle doelgroepen, in het bijzonder voor jongeren en senioren;
  • gemeente is regisseur.

De gemeente wil het mogelijk maken dat alle bevolkingsgroepen in Nijkerk kunnen (blijven) wonen. Dit betekent dat er een divers woningaanbod moet worden gerealiseerd en dat de voorzieningen in de woonwijken van goede kwaliteit moeten zijn. Het is de bedoeling dat het mogelijk wordt voor alle leeftijden en huishoudenssamenstellingen om in de verschillende wijken en kernen, zolang mogelijk in de eigen woning en woonomgeving te kunnen blijven wonen. Bij de bouw van woningen moet dan ook direct de inrichting van de wijk worden betrokken. Om hiertoe te komen moet heeft de gemeente Nijkerk dit uitgewerkt naar concrete maatregelen.

Aangezien het onderhavige bestemmingsplan hoofdzakelijk de huidige situatie vastlegt, wordt er geen afbreuk gedaan aan de concrete maatregelen en hetgeen in de Woonvisie is vermeld.

Beleidsnota cultuurhistorie

Deze Beleidsnota heeft als belangrijkste doel het bieden van een kader waarbinnen het toekomstige cultuurhistorische beleid in de gemeente kan worden uitgezet. Op basis van het hierin uiteengezette beleid zullen meerdere cultuurhistorische projecten kunnen worden opgezet. In de nota worden de ontwikkelingsgeschiedenis en de belangrijkste cultuurhistorische kenmerken en waarden binnen de gemeente beschreven. Hieruit komen de speerpunten voor het cultuurhistorische beleid naar voren. Deze speerpunten hebben geen betrekking op het voorliggende plangebied.

Notitie niet woonactiviteiten aan huis

Doel van deze notitie is om heldere en duidelijke regels te krijgen voor mensen die een klein deel van hun huis of bijgebouw willen inrichten en gebruiken om van daaruit niet-woonactiviteiten te ontplooien. Onder niet woonactiviteiten wordt verstaan alle beroeps- en bedrijfsactiviteiten in een woning of een bijbehorend bouwwerk, die passen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel daarmee gelijk te stellen zijn, gelet op de aard van die activiteiten en de invloed ervan op de omgeving. Er zijn regels geformuleerd die duidelijk maken onder welke voorwaarden voor niet-woonactiviteiten aan huis een omgevingsvergunning kan worden verkregen.

Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk (2005)

Het door de gemeenteraad vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Nijkerk heeft een visie op hoofdlijnen opgenomen, genaamd "De rode draad".

Hierin zijn een viertal aanknopingspunten opgenomen die van belang zijn voor de gemeente, namelijk:

  1. 1. Versterken van de drie aanwezige landschapstypen in Nijkerk.
  2. 2. Versterken en beleefbaar maken van het cultuurhistorische erfgoed.
  3. 3. Behoud en versterken van de natuurparels van Nijkerk.
  4. 4. Uitbreiden recreatief netwerk en benutten kansen op recreatief vlak.

Eén van de aanbevelingen in het landschapsontwikkelingsplan is het versterken, behouden en uitbreiden van de landschappelijke kwaliteiten. De snelweg vormt een barrière van de stad Nijkerk richting de polder. Ook de bedrijventerreinen zorgen voor een harde stadsrand aan de westzijde van Nijkerk. Doordat langs deze rand bomenrijen, schermen of boomgroepen zijn geplaatst wordt hiermee de landschappelijke kwaliteit versterkt.

Handboek Groenbeleid

In januari 2003 is het Handboek Groenbeleid opgesteld. Het Handboek Groenbeleid verwoordt de visie voor het openbare groen binnen de kernen van de gemeente Nijkerk voor de lange termijn. Het handboek vormt een belangrijk toetsingskader en bestuurlijk beleidsstuk en is opgebouwd uit verschillende modules of bouwstenen. Elke bouwsteen vormt een afgeronde eenheid, samen vormen ze een "muur", een drager voor hel toetsen van plannen en ontwikkelingen. De samenhang tussen de bouwstenen maakt de muur sterk.

Nijkerk heeft zich ontwikkeld van een kerkdorp naar een middelgrote stad. De kern heeft een groene uitstraling, met name door het groen binnen de wijken. Op kernniveau is momenteel geen heldere en eenduidige groenstructuur aanwezig, hiervoor is het groen te veel versnipperd. De structuur in de kern wordt bepaald door de oude kerkwegen of radialen, oude en nieuwe ringwegen en waterlopen (Brede Beek en Arkervaart). Langs de meeste wegen is geen doorgaande laanbeplanting aanwezig waardoor de oriëntatie lastig is. Daarnaast is er weinig relatie met het buitengebied omdat karakteristieke laanbeplantingen niet doorlopen in de kern. Naast de hiervoor genoemde elementen zijn ook het spoor en langzaam verkeersroutes, waaronder het havenspoorlijntje, belangrijke lijnelementen binnen de groenstructuur van Nijkerk.

Vlakelementen binnen de groenstructuur zijn de sportvelden, de begraafplaats, het Van Reenenpark en het stadspark.

Uitgangspunten voor de ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur zijn:

  • het verduidelijken van de hiërarchie in wegen, het vergroten van de oriëntatie en het verbeteren van de relatie met het buitengebied.
  • Langs radialen en ringwegen dienen uniforme laanbeplantingen aangeplant of aangevuld te worden. Hierbij geldt een dubbele laanbeplanting langs de radialen en een enkele laanbeplanting (of dubbele laanbeplanting in de middenberm) bij ringwegen.
  • Bij wegreconstructies dient meer ruimte voor bomen gereserveerd te worden.
  • Binnen de hoofdgroenstructuur worden zoveel mogelijk bomen van de 1e grootte (eik, beuk, linde, populier) toegepast.
  • Naast meer natuurlijke oevers langs de beken ook binnen de kern is het verbeteren van het zicht op de beken van belang.
  • De visuele en functionele relatie tussen het centrumgebied en de Arkervaart dient verbeterd te worden.
  • De parken in Nijkerk hebben een historisch karakter en zijn visitekaartjes voor de kern. Ze kunnen een kwaliteitsimpuls gebruiken, waarbij ze aantrekkelijker worden gemaakt als verblijfsplek.
  • De (deels toekomstige) zone langs de A28 is belangrijk als recreatief uitloopgebied en voor natuurontwikkeling. Entrees en belangrijke kruisingen worden geaccentueerd door een opvallende inrichting, waarbij gebruik wordt gemaakt van elementen uit de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0005.jpg"

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de gewenste structuur en ontwikkelingsrichting van Nijkerk.

Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (2011)

Op 26 mei 2011 is het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan vastgesteld. Deze is tegelijk met de Structuurvisie tot stand gekomen. Het GVVP is geschreven met de Structuurvisie als overkoepelend kader. Het GVVP heeft een planhorizon tot 2020, met af en toe een doorkijk naar 2030.

De ambitie van de gemeente is om goed en veilig bereikbaar te blijven via zowel de weg als het spoor voor haar bewoners en vanuit haar omgeving. Daarbij moet de doorstroming op het lokale hoofdwegennet verbeterd en het sluipverkeer voorkomen worden. De kernen blijven ook de komende jaren onderling goed met elkaar verbonden en nieuwe ontwikkelingen worden goed en duurzaam ontsloten op het (lokale) hoofdwegennet. Nijkerk zet in op het reduceren van het aantal korte ritten met de auto. Door te investeren in de fiets en in flankerend beleid ten aanzien van openbaar vervoer wil Nijkerk het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer bevorderen en (subjectief) onveilige locaties aanpakken. Door het verbeteren van de leefbaarheid in en de bereikbaarheid van de binnenstad creëert Nijkerk een aantrekkelijk centrum voor Nijkerk en haar omgeving.

Om deze ambitie waar te maken zijn voor verschillende modaliteiten doelstellingen en ambities geformuleerd, welke weer in concrete opgaven zijn vertaald. Het uitvoeringsprogramma is nog in bewerking (2011). Het voorliggende bestemmingsplan is een vertaling van de actuele situatie en doet geen afbreuk aan het behalen van de doelstellingen.

Milieubeleidsplan 2009 - 2012 van de gemeente Nijkerk

Het Milieubeleidsplan 2009-2012 is de opvolger van het Milieubeleidsplan 2004-2007 en is op 28 mei 2009door de gemeenteraad vastgesteld. Met dit Milieubeleidsplan stelt de gemeenteraad de kaders van het milieubeleid voor de komende periode vast en brengt zij accenten aan die zij belangrijk vindt. Het milieubeleidsplan 2009-2012 is integraal en in samenhang met andere beleidsterreinen opgesteld.

Het accent ligt op duurzame ontwikkelingen en de aanpak van hardnekkige milieuproblemen. De nadruk ligt op een gezonde veilige leefomgeving, met een eigen verantwoordelijkheid voor bedrijfsleven en burgers. Door de kredietcrisis is de aandacht vooral ook gericht op duurzame energie en samenleving. Het milieubeleid anticipeert op wetgeving en recente ontwikkelingen.

Het Milieubeleidsplan kent vier speerpunten namelijk klimaat, leefbaarheid, duurzaamheid en verantwoordelijkheid. Binnen de vier speerpunten zijn subthema’s ondergebracht.

De gemeente zet bijvoorbeeld in op energiebesparing en duurzame energie, op duurzaam ruimtegebruik en duurzaam bouwen als antwoord op de klimaatvraagstukken. Daarnaast zijn duurzame relaties tussen burgers, ondernemers, de maatschappelijke organisatie en de regiopartner belangrijk om uitvoering te geven aan dit plan.

Daarnaast werkt de gemeente aan het bewaken, behouden en verbeteren van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, het landschap en de natuur. Het verminderen van afval en het veilig maken en houden van de omgeving. Kort samengevat de kwaliteit van de Nijkerkse leefomgeving.

Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan het milieubeleidsplan van de gemeente Nijkerk.

Waterplan (2006)

Het Waterplan bestaat uit twee delen.

  • Deel 1 is het beleidsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Visie en beleid 2005-2030" dat door de gemeenteraad van Nijkerk op 1 juni 2006 is vastgesteld. Hierin worden de visie en doelstellingen van het Nijkerkse waterbeleid omschreven. Door dit zo concreet mogelijk te doen zijn de vorderingen in de uitvoering van het plan goed te meten.
  • Deel 2 is het uitvoeringsdeel "Gemeentelijk Waterplan Nijkerk, Uitvoerings- en Communicatieplan 2007-2011" dat jaarlijks door het college wordt geactualiseerd en vastgesteld en waarin de uit te voeren maatregelen zo concreet mogelijk zijn beschreven.

Gelet op hun grote betrokkenheid zijn de Waterschappen "Vallei & Eem" en "Veluwe" op een constructieve en intensieve wijze bij de totstandkoming van het gemeentelijk Waterplan betrokken.

De visie geeft aan hoe het watersysteem er op lange termijn uit moet zien en bevat doelstellingen voor de lange, middellange en korte termijn. De visie is opgebouwd uit zes thema’s:

  • Samen werken aan water en ruimte.
  • Voort met afkoppelen.
  • Aanpak grondwaterproblematiek.
  • Verbeteren waterkwaliteit en ecologie.
  • Bevorderen gebruik en beleving van water.
  • Water en vuur.

In het plangebied heeft water een centrale plaats. Behalve dat de watergangen in dit gebied voorzien in de opvang en vertraagde afvoer van hemelwater naar het buitengebied, is er extra waterberging gecreëerd waarmee het mogelijk is het water van de Brede Beek vast te houden en daardoor de polder Arkemheen te ontlasten.

Nota bodembeheer regio De Vallei (2012)

Met de gemeenten in de regio De Vallei (Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen) is nieuwe bodembeleid opgesteld in de vorm van Nota Bodembeheer regio De Vallei. Doelstelling van deze nota is Duurzaam bodembeleid, waarbij grondverzet op een milieuhygiënisch verantwoorde en kostenefficiënte wijze mogelijk is. Hierbij geldt als nevendoel dat vrijkomende grond zoveel als mogelijk hergebruikt wordt. De nota geeft voorts specifiek aan op welke wijze invulling wordt gegeven aan de kaders/regels vanuit het Besluit bodemkwaliteit. Door die invulling wordt de gegeven ruimte benut voor praktische toepassing zoals vrijstelling bodemonderzoek en nuttig hergebruik (licht-)verontreinigde grond.

Bodemkwaliteitskaart regio De Vallei (2011)

Doel van de bodemkwaliteitskaart is het vaststellen van de algehele bodemkwaliteit van het Beheersgebied (de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen), zodat op basis van de bodemkwaliteitskaart het grondverzet plaats kan vinden binnen de regels en richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit. Er is een ontgravingskaart en een toepassingenkaart. De ontgravingskaart geeft de bodemkwaliteit in klassen weer op het moment dat de grond ontgraven wordt. De toepassingenkaart, samengesteld uit de bodemfunctie en de ontvangende bodemkwaliteit, geeft de toepassingseis weer bij het toepassen van grond of bagger. Voor de bovengrond geldt een dubbele toetsing waarbij de strengste eis van de bodemfunctiekaart en de ontvangende bodemkwaliteit de toepassingseis in de toepassingenkaart bepaalt. Onderstaand een deel van de toepassingenkaart. De kaart voor de ondergrond en de bovengrond vertonen geen verschillen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0006.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0007.png"

Hoofdstuk 3 Beschrijving Nijkerk

3.1 Geschiedenis Van Nijkerk

De naam Nijkerk stamt af van de Nieuwe kerk, die gebouwd werd nadat de oude kapel in 1221 door een veenbrand was verwoest. Nijkerk heeft in de geschiedenis een aantal keren te kampen gehad met rampen. In 1421 brandde de kerk af. Ook vonden er overstromingen plaats vanuit de Zuiderzee; onder andere op 13 - en 14 januari 1916. Omdat Nijkerk centraal lag tussen het aartsbisdom Utrecht en het hertogdom Gelre, was de stad regelmatig strijdtoneel, en in 1412 werd het dorp geheel verwoest. Op 27 maart 1413 kreeg Nijkerk als vergoeding stadsrechten en vrijstelling van tolgeld in Gelre. In 1540 brandde de stad vrijwel geheel af.

Nijkerk bloeide in de 18e eeuw. De stad leefde van tabaksteelt, handel, en glasblazerijen en was in 1795 de grootste stad van de Veluwe. Dit is goed te merken aan de architectuur. In die tijd zijn veel mooie herenhuizen gebouwd in het huidige centrum. In Gelderland had alleen Arnhem een grotere omvang.

Een aantal wijk- en straatnamen verwijzen naar belangrijke personen in de geschiedenis. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld Corlaer, de Van Rensselaerstraat en de Slichtenhorsterweg die zijn genoemd naar pioniers die vanuit Nijkerk naar Nieuw-Nederland trokken (het huidige New York).

Na de Tweede Wereldoorlog groeide Nijkerk fors. Om Nijkerk te ontlasten van het Noord-Zuid verkeer werd de Frieswijkstaat aangelegd. Vooral na aanleg van de A28 in 1965 werden stukken land tussen deze rijksweg en de stad benut voor bedrijfsterreinen, zoals de Arkervaart en Watergoor, hetgeen veel werkgelegenheid opleverde. Dat leidde tot verdere expansie van de woningbouw. De eerste naoorlogse woonwijken verrezen: Schulpkamp, de Bruins Slotlaan en enige bebouwing rondom het centrum (voornamelijk bij de Commissaris van Heemstrastraat en de Havenstraat).

Eind jaren vijftig werd begonnen aan de oostzijde van de stad. Uit deze periode, tot circa 1975 stammen de wijken Oranjewijk, Beulekamp, Paasbos en Renselaer; in de laatste wijk werden voor het eerst flats opgeleverd (van Oldenbarneveltstraat).

Eind jaren zeventig begon met de wijk Strijland een groot project, aansluitend op de wijken Beulekamp en Paasbos. Hier bouwde men tot ongeveer 1986, daarna ging men aan de westzijde uitbreiden. Tevens werden in de jaren zeventig rondom verpleeghuis Zilverschoon twee wijken aangelegd. Als eerste een wijk tussen de Bruins Slotlaan en de Berecamperweg (veel straten hebben het woord "camp" in hun naam). Vervolgens werd ten zuiden van verzorgingshuis Zilverschoon de wijk Hazeveld gerealiseerd.

Rond 1989 startte de gemeente een omvangrijk project ten westen van de rondweg met de wijk Corlaer. Rond 1997 startte men het tweede gedeelte, Groot-Corlaer, met de deelplannen Boerderijakkers (1997-2000), De Bogen (2000-2006) en tot slot het deelplan De Terrassen. Vanaf 2007 zijn in deze wijk 800 woningen gebouwd. Sinds diezelfde tijd wordt een aantal inbreidingslocaties bebouwd, onder andere aan de Oranjelaan en het Molenplein/van Reenenpark.

Ook de voorzieningen zijn flink uitgebreid. Zo zijn diverse sportvoorzieningen aanwezig en sinds enkele jaren alle vormen van voortgezet onderwijs.

3.2 Bestaande Situatie

Het plangebied Nijkerk 2 bevat verscheidene deelgebieden. De Welstandsnota van de gemeente Nijkerk, vastgesteld op 1 juli 2004, deelt deze gebieden als volgt in:

Woonwijken jaren 1990/2000

  • Corlaer
  • Groot Corlaer

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0009.png"

In het navolgende wordt er een gebiedsbeschrijving gegeven van de verschillende deelgebieden:

Corlaer

Aan de zuidwestzijde van Nijkerk liggen de nieuwbouw woonwijken Corlaer en Groot Corlaer. Corlaer is gerealiseerd in de jaren negentig van de vorige eeuw. Corlaer is een ruime nieuwbouwwijk welke is opgezet als woonervenwijk met op autoluwheid gerichte verkeersmaatregelen waardoor met de auto niet de hele wijk kan worden doorkruist. Wat bebouwing betreft zijn in het gebied vooral de randen voorzien van ruime losstaande villabebouwing, terwijl in de kern van het gebied veel rijtjeshuizen en enige appartementen zijn gesitueerd. In het gebied komen tevens twee onder één kap (of dubbele woningen) voor. De villabebouwing komt voor in één tot twee bouwlagen met kap. Dit geldt tevens voor de rijtjeshuizen die daarnaast ook tot drie bouwlagen met al dan niet een plat dak voorkomen. De appartementencomplexen variëren in bouwhoogte van twee, drie en vijf bouwlagen met platte daken. Het woongebied heeft een rustige uitstraling doordat in het kleurgebruik is gekozen voor gedekte kleuren. De aangebrachte symmetrie de in bebouwingsvormen ondersteunt dit. Aan de oostelijke rand van het gebied is een zone gerealiseerd voor schone bedrijvigheid.

Groot Corlaer

Het gebied Groot Corlaer ligt tegen de westkant van Corlaer aan. Groot Corlaer is een nieuwbouwwijk die tussen 1997 en 2005 gerealiseerd is. Het gebied is ingevuld aan de hand van het beeldkwaliteitsplan Groot Corlaer (1997). De wijk Groot-Corlaer wordt door een aantal krachtig vormgegeven groenelementen onderverdeeld in woonbuurten. Van noord naar zuid zijn dit de buurten “Boerderijenakker”, “Kamers” en “De Bogen”. Deze buurten verschillen onderling duidelijk van karakter. Het verschil is ten eerste zichtbaar in de verkaveling in combinatie met de wegenopzet. De Boerderijenakker heeft gebogen wegen waar de bebouwing aan is geplaatst. De Kamers heeft een orthogonale wegenstructuur waarbij één oostwestverbinding dienst doet als ontsluitingsweg. De Bogen heeft als hoofdopzet een kwart cirkel, waarbij de twee radiale wegen met elkaar worden verbonden door meerdere segmenten. De buurten zijn daarnaast uit elkaar te houden door het duidelijke karakter dat wordt gevormd variërende kleurgebruik en het type woningen dat in de buurten is geplaatst. Het karakter van de woonbuurt Boerderijenakker wordt in belangrijke mate bepaald door de landelijke bebouwing van de Bunschoterweg: boerderijen met ruime groene tuinen. De nieuwbouw harmonieert met de al bestaande landelijke bebouwing, ondanks de eigentijdse architectuur van boerderijen en bungalows. Er is sprake van een enigszins informele en besloten sfeer. De straatwanden hoeven geen compositorische eenheid te vormen. Het beeld wordt bepaald door afzonderlijke huizen en bouwblokjes. In de Kamers, het centrale deel van de wijk, heeft een meer stedelijk karakter. Deze buurt heeft een mathematische ordening met een overwegend rechthoekig patroon in de verkaveling. De rechte staten worden begrensd door bebouwingswanden die als een compositorische eenheid zijn vormgegeven. De expressie van individuele woningen is ondergeschikt aan het totaalbeeld. Alleen op beeldbepalende locaties zijn duidelijke ruimtelijke accenten gerealiseerd door bouwkundige toevoegingen of specifieke woningtypen.

Elementen rondom het plangebied die bij de uitwerking herkenbaar zullen blijven, zijn:

  • de Bunschoterweg, een landelijk lint met boerderijen op groene kavels aan de noordzijde;
  • de eigenzinnige randbebouwing, thans de afronding van de huidige wijk Corlaer, van architect Peter Ghijssen aan de oostzijde;
  • de A28 aan de westzijde. In de toekomst herkenbaar aan de op te richten geluidswal
  • aan de zuidzijde zal de wijk doorgroeien.

De Terrassen

Het zuidelijkste deel van Groot Corlaer betreft het gebied De Terrassen. In het gebied zijn naast grondgebonden woningen ook appartementengebouwen gesitueerd. In het gebied is zorggedragen voor een zonering, in die zin, dat de woningdichtheid in de nabijheid van de Structuurweg het hoogst is. Deze neemt af naarmate men dieper het woongebied inkomt. Hierdoor zullen er in het plangebied verschillende woonmilieus gerealiseerd kunnen worden met elk hun eigen karakter. Centraal door de Terrassen is een groenzone opgenomen, waarin een langzaam verkeersroute en een waterpartij zijn opgenomen. Deze langzaamverkeersroute vormt de schakel tussen de bestaande langzaam verkeersroutes in de andere delen van Groot Corlaer en de scholen in Spoorkamp.

Spoorkamp

Het oude structuurplan Nijkerk-Nijkerkerveen 2001 vormt de grondslag voor dit bestemmingsplan. In dit structuurplan is bepaald dat het plangebied ruimte moet bieden aan bijzondere doeleinden en woonvormen. Bij bijzondere doeleinden moet worden gedacht aan scholen, kerken, dienstverlenende bedrijven

en instellingen. De geschiktheid van deze locatie voor dergelijke voorzieningen is met

name ingegeven door de goede bereikbaarheid. Deze bereikbaarheid leidt ook tot de wenselijkheid van kantorenontwikkeling binnen het plangebied. In het beeldkwaliteitsplan van het gebied Spoorkamp zijn de uitgangspunten voor de inrichting van het gebied vastgelegd. Hierbij is uitgegaan van de realisatie van eilanden. Per eiland wordt uitgegaan van één representatief hoofdgebouw en ieder eiland heeft een eigen signatuur door architectuur, kleur en materiaalgebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0010.png"

Zuidelijke deelgebied: bedrijventerrein

Ten zuiden van Structuurweg is een klein deel van het plangebied gelegen. Het betreft een bedrijventerrein bedoeld voor bedrijvigheid tot maximaal categorie 3.1 en 3.2. Daarnaast is het gebied specifiek bedoeld voor de vestiging van de wijkpost (gemeentewerf), een milieustraat en een afvaloverslagstation.

3.3 Wegenstructuur

Voor de afwikkeling van het woon-werkverkeer en het doorgaande verkeer zijn twee hoofdverkeersassen van belang, namelijk de Ambachtsstraat - Van Middachtenstraat - Barneveldseweg (N301) en de Holkerweg - Bunschoterweg - Arkemheenweg - Verbindingsweg - A28. Deze laatste vormt de verbinding tussen Nijkerk en Amersfoort. De N301 vormt de verbinding tussen Nijkerk en Barneveld.

De woongebieden worden veelal ontsloten door deze hoofdassen.

Het langzaam verkeer volgt, naast enkele langzaamverkeersroutes, voornamelijk het huidige patroon van de straten in de woonwijken.

3.4 Groenstructuur

Openbaar groen

Het gebied wordt door een aantal krachtig vormgegeven groenelementen onderverdeeld in woonbuurten. In het plangebied zijn een aantal grotere groenzones te onderscheiden. Tussen de Structuurweg en de woningen van De Terrassen, de Bogen en Spoorkamp ligt een ruime groenzone om te voorkomen dat hindergevoelige functies te dicht bij de doorgaande wegen worden gebouwd. Door de zone als park in te richten ontstaat een groot uitloopgebied voor de aanliggende wijken. In de parken zijn grotere waterpartijen gesitueerd.

Ook elders door het plangebied zijn groenzones opgenomen. Deze bieden veelal ruimte aan bijvoorbeeld een langzaam verkeersroute, een watersingel en speelgelegenheden.

Privé-groen

Naast de eerder besproken openbare groenelementen, bestaat het groen verder voornamelijk uit het privé-groen op erven. Het karakter van de woonbuurt Boerderijenakker wordt in belangrijke mate bepaald door de landelijke bebouwing van de Bunschoterweg: boerderijen met ruime groene tuinen.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksobject wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatsen.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastend functies en milieu gevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieu zonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastend activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieu gevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie richtafstand rustige woonwijk

1 10 meter

2 30 meter

3.1 50 meter

3.2 100 meter

4.1 200 meter

4.2 300 meter

De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het waar nodig scheiden van milieubelastend activiteiten en milieu gevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Bestaande functies in het plangebied

Met uitzondering van het zuidelijke deelgebied kan het plangebied worden aangemerkt als een rustige woonwijk. Binnen dit plangebied komen naast de woonfunctie ook andere functies voor zoals onder andere bedrijven, detailhandel, kantoor, scholen en kerken. In dit plan is sprake van vastlegging van de bestaande situatie. Voor alle niet-woonfuncties is een afweging gemaakt naar de wenselijkheid van deze functie op deze plek. Op basis hiervan is de uiteindelijke bestemming bepaald.

Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.

Het zuidelijke deelgebied betreft een bedrijventerrein bedoeld voor bedrijven tot en met categorieën 3.1 en 3.2 en deels ook voor een bedrijf dat gericht is op op- en overslag van huishoudelijk en bedrijfsmatig afval.

Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.

Buiten het bedrijventerrein / in woongebieden worden in principe alleen bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Bedrijven die in een hogere categorie vallen zijn specifiek in dit bestemmingsplan aangeduid.

In het plangebied is een risicobedrijf aanwezig. Het betreft het tankstation de Nuul, Doornsteeg 1, een tankstation voor het wegverkeer met de aflevering van lpg. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 4.10.

Niet woon-activiteiten aan huis

Voor niet woonactiviteiten aan huis heeft de gemeente Nijkerk de Notitie niet woonactiviteiten aan huis opgesteld (zie paragraaf 2.4).

Bedrijven rondom het plangebied

Aan de noordzijde grenst het plangebied aan Bedrijventerrein 1. De maximaal toegestane milieucategorie van de dichtstbijzijnde bedrijven is milieucategorie 3.1 en 3.2. De afstand tot de woningen in het plangebied is ruim meer dan 100 meter.

Aan de zuidwestzijde grenst het plangebied aan het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein de Flier. De maximaal toegestane milieucategorie op dit terrein wordt 4.2. (midden op het terrein). De afstand tot de woningen in het plangebied is voldoende.

In de directe omgeving van het plangebied is één risicobedrijf aanwezig welke met de effectafstanden tot in het plangebied reiken. Het betreft Autobedrijf Schueler, van Middachtenstraat 2, met een reservoir en met de aflevering van LPG. Nadere uitwerking hiervan is opgenomen in paragraaf 4.10.

4.2.1 Geurhinder

Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. De Wgv vormt het exclusieve toetsingskader voor de beoordeling van geur afkomstig van veehouderijbedrijven. Voor het aspect geur wordt op grond van deze Wet, middels een wettelijk vastgelegd berekeningsprogramma, de geurbelasting van een veehouderijbedrijf op zijn omgeving berekend. Dit geldt voor bedrijven die dieren houden waarvoor een geurnorm is vastgesteld. Er zijn ook bedrijven waar extensieve diersoorten worden gehouden zoals bijvoorbeeld paarden en melkkoeien, voor dergelijke bedrijven gelden vaste afstandsnormen op grond van de Wgv.

Daarnaast biedt de wet de mogelijkheid voor gemeenten om af te wijken van de wettelijk vastgestelde geurnormen. Deze afwijkende normen moeten vastgesteld worden in een geurverordening die voorzien is van een ruimtelijke onderbouwing. De gemeente Nijkerk heeft op 16 februari 2012 de Geurverordening Nijkerk 2012 vastgesteld. Deze is op 5 april 2012 in werking getreden. In deze verordening is rekening gehouden met te ontwikkelen gebieden in Nijkerk.

Voor de ontwikkeling van diverse plangebieden is in het kader van voornoemde geurverordening de geursituatie in beeld gebracht, daarbij is gekeken naar de voorgrondbelasting, de vaste afstanden en de achtergrondbelasting. Op basis hiervan is voor een paar delen van plangebied Nijkerk 2 een aangepaste geur- en/of afstandsnorm opgenomen.

Op onderstaand figuur ziet u een uitsnede uit de kaart behorende bij de Geurverordening 2012 en de gekleurde gebieden met een aangepaste geur- en/of afstandsnorm. De rode lijn geeft een indicatie van het plangebied Nijkerk 2. Voor zover er gekleurde gebieden binnen de begrenzing van het plangebied vallen zijn er andere normen opgenomen. Dit betreffen:

  • De Terrassen (gebied 1 op onderstaand figuur), een aangepaste geurnorm van 4 OU. Hierdoor vormen de geurcontouren van de omliggende veehouderijen in het buitengebied tot aan dit deel van het plangebied Nijkerk 2 geen knelpunt, deze bereiken het plangebied niet.
  • Spoorkamp (gebied 8 op onderstaand figuur), geen aangepaste geurnorm maar enkel een aangepaste vaste afstandsnorm. In plaats van de wettelijke afstandsnorm van 100 meter tot aan een geurgevoelig object in de bebouwde kom, wordt een afstand van 50 meter toegestaan.
  • De Flier (milieustraat, wijkpost etc.) (gebied 2 op onderstaand figuur), een aangepaste geurnorm van 14 OU. Hierdoor vormen de geurcontouren van de omliggende veehouderijen in het buitengebied tot aan dit deel van het plangebied Nijkerk 2 geen knelpunt, deze bereiken het plangebied niet.
  • Doornsteeg (gebied 6 op onderstaand figuur), een aangepaste geurnorm van 4 OU. Hierdoor vormen de geurcontouren van de omliggende veehouderijen in het buitengebied tot aan dit deel van het plangebied Nijkerk 2 geen knelpunt, deze bereiken het plangebied niet. Verder geldt in dit deel van het plangebied een aangepaste vaste afstandsnorm. In plaats van de wettelijke afstandsnorm van 100 meter tot aan een geurgevoelig object in de bebouwde kom, wordt een afstand van 50 meter toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0011.jpg"

Voor de ruimtelijke onderbouwing van de gemaakte keuzes en de exacte afbakening van bovengenoemde deelgebieden verwijzen we naar de ruimtelijke onderbouwing en de kaart zoals deze behoren bij de Geurverordening van 2012. Voor het overige geldt in het gehele plangebied Nijkerk 2 de wettelijke geurnorm voor de bebouwde kom van 3 OU/m³. Conclusie is dat voor wat betreft geurhinder van veehouderijen er geen belemmering voor dit plangebied bestaat. Het leefklimaat voor het plangebied Nijkerk 2 is in de Verordening als "goed" tot "zeer goed" getypeerd.

4.3 Geluid

4.3.1 Algemeen

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

4.3.2 Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder

Industrielawaai

Rond het industrieterrein Arkervaart is een geluidzone vastgesteld waarbinnen hoge geluidsbelastingen kunnen voorkomen vanwege de bedrijven die gevestigd zijn binnen de grenzen van het industrieterrein. Buiten de geluidzone wordt met behulp van zonebeheer voorkomen dat geluidbelasting de waarde van 50 dB(A) te boven gaat. De zonegrens raakt het bestemmingsplangebied (noordzijde plangebied) en is opgenomen op de plankaart. Binnen de zone zijn geen geluidgevoelige bestemmingen (oa woningen, scholen en/of ziekenhuizen) gelegen en worden er ook geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.

Verkeerslawaai en railverkeerslawaai

Er zijn verschillende wegen (Arkemheenweg, van Middachtenstraat, Holkerweg, Structuurweg, Frieswijkstraat Amersfoortseweg, A28) binnen en nabij het plangebied die het akoestisch leefklimaat beïnvloeden. Daarnaast doorsnijdt de spoorlijn Amersfoort-Zwolle meerdere deelplannen. De (spoor)wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Voor de bestaande geluidgevoelige bestemmingen zijn ten tijde van het vaststellen van de vigerende bestemmingsplannen akoestisch onderzoeken verricht en getoetst aan de wettelijke eisen die toen golden.

Binnen het plangebied zijn geen nieuwe mogelijkheden om binnen de zone langs deze (spoor)wegen (300 meter aan weerzijden conform de Wet geluidhinder) geluidgevoelige functies te realiseren. Er is daarom geen nader akoestisch onderzoek nodig. Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Natura 2000

Het Natura 2000 netwerk bestaat uit gebieden die zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. Beide Europese richtlijnen zijn belangrijke instrumenten om de Europese biodiversiteit te waarborgen. Alle Vogel- of Habitatrichtlijngebieden zijn geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. De overkoepelende naam voor deze gebieden is "Natura 2000-gebied".

Het plangebied bevindt zich op minder dan 3 km van een Natura 2000-gebied. Dit gebied heeft de naam “Arkemheen” en ligt ten noorden van de kern Nijkerk. Het gebied is ruim 1.400 hectare groot en bestaat uit twee laaggelegen, lege, open polders langs de Randmeren. Dit zijn de Putterpolder en de Nijkerkerpolder. De polders bestaan tegenwoordig uit, deels zilte, graslanden en enkele rietlandjes.

Gezien de relatief grote afstand van het plangebied tot het Natura 2000 gebied en het feit dat het hier om een actualisatie van een bestemmingsplan gaat, kan worden gesteld dat er geen effecten op kwalificerende soorten, habitats en (niet-) broedvogels zullen zijn. Van mogelijk latere ontwikkelingen die gaan plaatsvinden moet uiteraard wel de eventuele invloed op het Natura 2000 gebied worden getoetst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0012.png"

Ecologische Hoofdstructuur

De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

De EHS bestaat uit:

  • bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en zogenaamde robuuste verbindingen;
  • landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheergebieden); grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee).

Ten noordoosten van het plangebied zijn 2 EHS gebieden gelegen. Het gebied ten noorden van het plangebied (globaal gelegen tussen de Putterstraatweg, Nijkerkerstraat, Meskampersteeg en de spoorlijn Nijkerk-Putten) bestaat voornamelijk uit bossen. Het gebied ten oosten van het plangebied (globaal gelegen tussen de Beulekampersteeg en het Kokkeveld, met doorkruisend de Bloemendaalseweg) bestaat uit landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer. Beide gebieden zijn dus onderdeel van het netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0013.png"

Ook in de Ruimtelijke Verordening van de provincie is de Ecologische Hoofdstructuur opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen Natuur, Verweven en Ecologische verbindingszone. Het plangebied is niet gelegen binnen één van genoemde gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0014.png"

Aangezien het hier actualiserend plan betreft, is er geen sprake van (ruimtelijke) ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op deze natuurgebieden. Hierdoor hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan op dit moment bij gelijkblijvende omstandigheden geen nader onderzoek plaats te vinden.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Omdat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen te verwachten.

Naast het aanwijzen van gebieden zijn ook aangewezen dier- en plantensoorten beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Ook hierbij geldt dat omdat het bestemmingsplan een actualiserend karakter heeft, geen ontheffing op basis van deze wet is vereist.

4.5 Nationaal Landschap Arkemheen-eemland

Omdat het gebied Arkemheen-Eemland een karakteristiek landschap is dat nergens anders in Nederland voorkomt, is het gebied door het rijk aangewezen als nationaal landschap. De extreme openheid, het verkavelingspatroon en veenweidekarakter worden door het Rijk omschreven als de drie belangrijkste kernkwaliteiten van het gebied.

De openheid is het resultaat van de eeuwenlange strijd tegen het zeewater. Vanaf omstreeks 1250 tot ver in de zeventiende eeuw is het gebied stapsgewijs bedijkt en ontgonnen in lange stroken. In de polder Arkemheen is nog nooit een ruilverkaveling uitgevoerd, waardoor de oorspronkelijke verkavelingsstructuur helemaal intact is gebleven, wat erg bijzonder genoemd kan worden.

In het gebied is sprake van een veenontginningslandschap, dat vooral wordt gekenmerkt door het ontbreken van vrijwel iedere bebouwing en begroeiing.

Door zijn voormalige ligging op de grens van zoet en zout water had het gebied grote natuurlijke waarden. Door de afsluiting van de Zuiderzee en gedeeltelijke inpoldering van het IJsselmeer zijn die waarden voor een deel verloren gegaan. Nog steeds zijn de Eemvallei en de polder Arkemheen bijzonder, want er komen speciale plantensoorten voor en het is ook een uitzonderlijk weidevogelgebied.

Een groot deel van de gronden in het nationale landschap bestaat uit productieweiland. Toch komen er nog veel bijzondere plantensoorten voor, bijvoorbeeld Zwanebloem, Valeriaan, Kattestaart, Hemelsleutel en Pijlkruid. Ook de plantensoort Zulte kan worden aangetroffen. Dat wijst erop dat er nog steeds zout in de bodem zit, een gevolg van de vroegere overstromingen. Daarnaast komen er in de polder Arkemheen nog rietlandjes voor met orchideeën en ook zilte graslanden met zoutminnende soorten als Melkkruid, Aardbeiklaver en Zilte rus.

Het gebied staat bekend om het grote aantal vogels dat hier voorkomt. De relatief hoge grondwaterstand is daarvan de belangrijkste oorzaak. Delen van het gebied zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. In de polder Arkemheen komen bijvoorbeeld veel kleine zwanen voor. Andere vogels die veel in het Nationale Landschap worden waargenomen zijn Tureluur, Grutto, Zomertaling, Veldleeuwerik, Gele kwikstaart, Kievit Kwartel. Hermelijn, Wezel en Haas behoren tot de vaste gasten in het gebied. Aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap, hoeft er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek plaats te vinden.

4.6 Archeologie En Monumenten

Archeologische waarden

In 2006 is de gewijzigde Monumentenwet (1988) van kracht geworden en in 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden mogelijk worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Archeologische waarden zijn zeker in Nederland veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Nu archeologische waarden in de planvorming en in de uitvoering van projecten worden meegenomen, is de handicap van deze onzichtbaarheid actueler dan ooit. Om toch greep te krijgen op de nog onbekende archeologische waarden, heeft de gemeente Nijkerk een archeologische beleidskaart laten opstellen.

Uit de kaart blijkt dat in het plangebied naast verwachtingszones ook een aantal behoudenswaardige terreinen aanwezig is. Langs de Doornsteeg ligt een historische kern, terwijl onder andere langs de Bunschoterweg een aantal middeleeuwse huisterpen ligt. Weliswaar zijn in delen van het gebied als gevolg van het bouwrijp maken en de gerealiseerde bebouwing de eventuele archeologische resten sterk verstoord, maar in andere delen is de aantasting van het bodemarchief als gevolg van graafwerkzaamheden kleiner. Dit geldt met name in een zone rond de Doornsteeg en Bunschoterweg. In geval van een aanvraag omgevingsvergunning zal ieder plan afzonderlijk worden beoordeeld door de archeologisch deskundige namens de gemeente op de noodzaak tot archeologisch onderzoek. De door de gemeente vastgestelde ondergrenzen zijn samen met de reeds uitgevoerde onderzoeken, bekende bodemverstoringen en voortschrijdend inzicht, leidend. De archeologisch deskundige beoordeeld namens de gemeente de afzonderlijke vergunningenaanvragen.

Verwachtingswaarden

Op basis van een uitgebreide studie van het landschap in relatie tot archeologische vondsten en bewoningsmogelijkheden is een aantal zones vastgesteld die een hoge, middelhoge, lage of overige verwachting hebben. De diepte waarop de eventuele archeologische resten verwacht kunnen worden varieert. Als gevolg van latere landschappelijke ontwikkelingen zijn in sommige delen van Nijkerk deze oude landschappen in latere perioden afgedekt door veen, klei of plaggendekken waardoor de archeologische waarden dieper zijn komen te liggen. De archeologische waarden hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen, waarbij onderscheid tussen de diverse deelgebieden met verschillende verwachtingswaarden is aangegeven met aanduidingen.

Ondanks het zorgvuldige archeologiebeleid, waarbij indien nodig archeologisch onderzoek plaats vindt, kunnen altijd toevalsvondsten worden gedaan. Hiervoor geldt de verplichting om hier direct melding van te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0016.png"

Monumenten

Verspreid over het plangebied bevindt zich één rijksmonument (Hoeve 'Fratersgoed' uit de 17e eeuw, Bunschoterweg 16/18) en een aantal gemeentelijke monumenten. Deze monumenten worden beschermd door de Monumentenwet en/of de Monumentenverordening Nijkerk 2005. De monumenten zijn op de plankaart van een specifieke aanduiding voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0267.BP0027-0004_0017.png"

Hoeve 'Fratersgoed' (fotograaf Gerrit van de Veen)

4.7 Water

Algemeen

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij waterschap Vallei & Eem. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.

Beschrijving watersysteem

Water speelt van oudsher een belangrijke rol in Nijkerk. De invloed van de toenmalige Zuiderzee op de stad Nijkerk is onmiskenbaar, al was het vroeger veelal een strijd tegen het water. Vanuit het Veluwemassief aan de andere kant, lopen eeuwenoude beken door het gebied richting Veluwemeer: sommige nog steeds herkenbaar, andere niet meer. Ooit gaf de zogenaamde 'kwade beek' veel overlast in de vorm van overstromingen.

Naast tegenslag heeft de ligging aan het water de stad Nijkerk ook veel voorspoed gebracht. Water siert de stad op vele plaatsen en de Arkervaart is belangrijk in verband met beroepsscheepvaart en de verbinding met het Veluwemeer.

De gemeente en Waterschap Vallei & Eem werken op het gebied van waterbeheer al geruime tijd samen. Van oudsher betrof de samenwerking vooral het waterbeheer in de polder. De laatste decennia werken gemeente en waterschap steeds meer samen aan het water in het stedelijk gebied en de afstemming tussen water en ruimtelijke ordening. Door klimaatveranderingen, stijging van de zeewaterspiegel en bodemdaling is er in de toekomst meer ruimte voor oppervlaktewater nodig. Een goed voorbeeld van deze samenwerking is de wijk Groot Corlaer. In en rondom deze wijk heeft water een centrale plaats. Behalve dat de watergangen in de wijk voorzien in de opvang en vertraagde afvoer van hemelwater naar het buitengebied, is er extra waterberging gecreëerd waarmee het mogelijk is het water van de Brede Beek vast te houden en daardoor de polder Arkemheen te ontlasten. In de nieuwe woonwijken is een gescheiden rioolstelsel aangelegd.

Bij alle nieuwe ontwikkelingen binnen Nijkerk speelt waterberging een nadrukkelijke rol. Omdat het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande situatie vastlegt en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, kan er in het kader van dit bestemmingsplan geen extra waterberging worden gerealiseerd. Hiervoor dient in het kader van een nieuwe ontwikkeling een apart bestemmingsplan te worden vervaardigd.

Watertoetsproces

De gemeente Nijkerk heeft het Waterschap Vallei & Eem ingelicht over dit bestemmingsplan. Afgesproken is dat indien zich binnen het plangebied in- of uitbreiding plaatsvindt, de volgende zaken overwogen moeten worden:

  • Gebouwen dienen voorbereid te worden op het afkoppelen van verhard dak- en parkeeroppervlakte. Hierbij dienen voorzieningen aangebracht te worden, zodat het eenvoudig mogelijk wordt om bij rioolrenovatie betreffende gebouwen daadwerkelijk af te koppelen. Als in de directe nabijheid een watergang is waarop kan worden afgekoppeld moet deze mogelijkheid gekozen worden.
  • Indien er percelen binnen het plangebied bouwrijp gemaakt worden, zal er onderzoek moeten komen naar de noodzaak van draineren van het terrein. Hierin is de grondwaterstand en de waterdoorlaatbaarheid van de bodem van belang. Wanneer blijkt dat drainage noodzakelijk is, dan zal op de betreffende percelen voorzieningen moeten worden getroffen om te kunnen draineren en het water af te voeren op een dichtbij gelegen watergang. Indien deze niet aanwezig is, dan zal bij rioolrenovatie de drainage aangesloten worden.
  • Bij de keuze van materialen voor nieuwe gebouwen binnen het plangebied moet rekening gehouden worden met de uitgangspunten van duurzaam bouwen. Uitlogende materialen mogen niet worden toegepast.
  • Er zal binnen het plangebied gezocht moeten worden naar extra bergingscapaciteit voor water. Dit moet onderdeel uitmaken van de bouwplannen.
  • Tijdens voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van nieuwbouw moet rekening gehouden worden met ruimte voor het bestaande riool. Dit met het oog op uitbreiding van het rioolstelsel ter plaatse op het moment van rioolrenovatie. Deze uitbreiding heeft betrekking op de aanleg van een gescheiden stelsel en de daarbijbehorende drainagevoorzieningen.

4.8 Bodem

Op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moeten gemeenten zorgdragen voor een goede ruimtelijke ordening. Bij bestemmingswijzigingen moet in de toelichting van het bestemmingspan de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan worden vermeld. Voor deze beoordeling is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de kosten die een eventueel gemaakt moeten worden om de locatie geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Deze beoordeling is alleen noodzakelijk als het toekomstig gebruik op een locatie wijzigt en geldt dus niet bij plannen met een conserverend karakter. Voorliggend bestemmingsplan betreft een grotendeels consoliderend plan, het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan.Volgens het overzicht ernstige bodemverontreiniging van de provincie Gelderland komen er in het plangebied geen ernstige gevallen van bodemverontreiniging voor.

Indien sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen) zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning aan de orde komen. De bodemkwaliteitskaart (zie paragraaf 2.4) geeft inzicht in de te verwachten bodemkwaliteit op een locatie die niet verdacht is van bodemverontreiniging. Als uit een historisch onderzoek (NEN 5725) blijkt dat er geen aanleiding is om bodemverontreiniging te verwachten op de locatie, dan kan de bodemkwaliteitskaart fungeren als bewijsmiddel.

4.9 Luchtkwaliteit

Ruimtelijke plannen dienen voor luchtkwaliteit te voldoen aan de normen zoals deze zijn gesteld in de wet. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Dit herziene hoofdstuk is in werking getreden op 15 november 2007 en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen zijn grenswaarden opgenomen.

Op basis van artikel 5.16 Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien: :

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  2. b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  4. d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, wordt nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.

4.10 Externe Veiligheid

4.10.1 Algemeen

Door de gemeente Nijkerk is veiligheidsbeleid vastgesteld. Bij het realiseren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de in dit veiligheidsbeleid vastgestelde uitgangspunten. De risico's, gevaarbronnen binnen, maar ook in de nabijheid, van het plangebied zijn geïnventariseerd. Beoordeelde gevaarsbronnen kunnen bedrijven zijn maar ook transportroutes over de weg, rail of vaarwater en buisleidingen. Beoordeeld is of wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden (individueel) risico en de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde. Het besluit "Externe Veiligheid inrichtingen" (Bevi), de regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), de handreiking verantwoording groepsrisico zijn bij deze beoordeling toegepast. Bedrijven zoals geregistreerd in het "Risico Register Gevaarlijke Stoffen", het RRGS, zijn in de beoordeling van het plaatsgebonden en groepsrisico voor zover aanwezig meegenomen.

Voor het beoordelen van transportrisico's is gebruik gemaakt van de circulaire "risico normering vervoer gevaarlijke stoffen" (Rnvgs) en het Besluit transport externe veiligheid (Btev).

Voor het beoordelen van de risico's van gasleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) toegepast.

Concreet houdt dit in dat in dit plangebied specifieke locaties zijn aangewezen waar risicobedrijven zich mogen vestigen en dat de hierbij behorende risicocontouren in dit plan zijn vastgelegd. Het streven is om de risicocontouren op het terrein van de risico-inrichting/bron zelf te projecteren. Dit teneinde beperking van het gebruik van terrein van derden zoveel mogelijk te voorkomen. Daar waar de plaatsgebonden risico (PR 10-6)-contouren zich uitstrekken tot terreinen van derden kan dit beperkingen opleveren voor het gebruik van deze terreinen. In dit plan zijn enkele risicobedrijven aanwezig waarvan de PR 10-6-contour zich uitstrekt tot buiten de terreingrens van het risicobedrijf. Binnen deze risicocontouren wordt de realisatie van kwetsbare objecten planologisch onmogelijk gemaakt. Door ook (grote) kantoorgebouwen in deze contouren uit te sluiten wordt een relevante toename van het groepsrisico tegengegaan. In dit plan is er voor gekozen om behalve voor de aanwezige risicobedrijven geen locaties aan te wijzen waar Bevi-bedrijven zich nieuw mogen vestigen. Op basis van een afwijking bestaat de mogelijkheid dat huidig aanwezige risicobedrijven mogen uitbreiden, indien wordt voldaan aan de hiervoor in de planregels gestelde criteria en overige wettelijke eisen. De belangrijkste eis hierbij is dat de PR 10-6-contour van deze inrichtingen zich binnen de eigen kavelgrenzen blijft bevinden. Ook het groepsrisico moet hierbij verantwoord kunnen worden. Aanwezige PR 10-6-contouren zijn op de plankaart verwerkt.

4.10.2 Risico's in het plangebied

Tankstation De Nuul

In het plangebied zelf is één bedrijf aanwezig welke conform het Bevi is te beschouwen als een risicobedrijf. Tankstation De Nuul is een tankstation voor de aflevering van brandstoffen aan het wegverkeer. Het tankstation levert ook LPG. De jaardoorzet van LPG bedraagt minder dan 500 m3 LPG. Deze jaardoorzet is in de milieuvergunning vastgelegd. Bepalende risico onderdelen bij een LPG-installatie zijn het LPG-afleverpunt, de bovengrondse aansluiting van de LPG-installatie en het vulpunt dan wel opstelplaats van de afleverende LPG-vrachtauto.

De volgende plaatsgebonden 10-6 risico afstanden worden in acht genomen:

  • 15 meter vanaf de afleverzuil LPG;
  • 25 meter vanaf het ondergrondse LPG-reservoir;
  • 25 meter vanaf het LPG-vulpunt.

De plaatsgebonden 10-5- en 10-6-risicocontouren grenzen tot aan het plangebied maar zijn zodanig gelegen dat er binnen deze contour geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of kunnen worden gerealiseerd. Zie voor de ligging van de risicocontouren Bijlage 3.

Het invloedsgebied voor deze inrichting zoals verwoord in bijlage II van de regeling externe veiligheid inrichtingen bedraagt 150 meter. Binnen deze afstand zijn (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Om deze reden is in de verantwoording van het groepsrisico aan dit bedrijf nadere aandacht geschonken in paragraaf 4.10.4.

Samenvattend

De wettelijke normstelling voor het plaatsgebonden 10-6- en 10-5-risico wordt in het plangebied niet overschreden, zie Bijlage 5.

Wegverkeer

Ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is binnen de gemeentelijke grenzen van Nijkerk geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Nijkerk is zodanig langs snelwegen en provinciale wegen gelegen dat een route gevaarlijke stoffen niet noodzakelijk is. Voor het lokale transport van gevaarlijke stoffen dient de transporteur de bepalingen uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen te allen tijde in acht te nemen. Binnen het plangebied zijn geen routes aanwezig ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.

Railverkeer

Het plangebied wordt doorkruist door de spoorlijn Amersfoort-Zwolle. De meest actuele prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen langs het plangebied gaat voor gevaarlijke stoffen uit van een reductie van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze spoorlijn. (bron: Marktverwachting Vervoer Gevaarlijke Stoffen per spoor, ProRail, 2007). Opgenomen is dat er 29 baanvakken in de "standaard"-routering met Routgoed zijn uitgesloten voor goederenvervoer. Dit is een uitgangspunt. Het baanvak Amersfoort - Zwolle maakt hier onderdeel van uit. Vanwege de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de NaNOV rijden goederentreinen naar noord Nederland via de Hanzelijn en niet via de spoorlijn welke dit plangebied doorkruist (vanaf 2013). De gemaakte afspraken zullen ook worden verwerkt in het basisnet spoor wat dan de wettelijke basis zal vormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Onderhavig plan betreft een actualiserend plan. Het plan biedt geen mogelijkheden tot een toename van de personendichtheden. Vanaf 2013 zullen er per spoor geen gevaarlijke goederen door het plangebied worden vervoerd maar vanaf dan over de nieuwe Hanzelijn worden vervoerd, die via Lelystad, Dronten en Kampen naar Zwolle loopt. Momenteel is er wel wat onzekerheid over de uitvoering van deze afspraak en wordt er een lobby gevoerd door enkele gemeenten op de Veluwe, waaronder Nijkerk, Harderwijk, Ermelo, Putten, Heerde en Hattem. Zij willen dat hun Veluwelijn conform de eerder gemaakte afspraken na 2013 niet meer gebruikt wordt voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Een nadere onderbouwing van het optredende groepsrisico achten wij om deze redenen nu niet noodzakelijk.

Waterwegen

In het plangebied is geen vaarweg gelegen.

Hogedrukgastransportleiding

In het kader van het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) dat per 1 januari 2011 van kracht is geworden, is in Bijlage 4 de kwantitatieve risicoanalyse (QRA) voor de in het plangebied aanwezige (hoofd)aardgastransportleidingen uitgevoerd. Deze QRA dateert van 2 november 2011 en is uitgevoerd door Save (Oranjewoud).

In het plangebied liggen twee gastransportleidingen. Het betreft een 12'' 40 bar regionale gastransportleiding (W-502-02) en een 18'' 66 bar hoofdgastransportleiding (A-510-01). De conclusie van deze QRA is dat er bij voor de gasleiding W-502-02 in het geheel geen PR 10-6-contour aanwezig is. Voor leiding A-510-01 is er wel een PR 10-6-contour berekend, maar dat deel van deze leiding ligt buiten het plangebied. Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor de actualisatie en vaststelling van het bestemmingsplan Nijkerk 2.

In het plangebied is rond deze transportleiding een veiligheidscontour geprojecteerd waarbinnen bebouwing niet is toegestaan, de zogenaamde bebouwingsvrije zone van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat het plaatsgebonden risico (PR 10-6) niet wordt overschreden.

4.10.3 Risico's in de omgeving van het plangebied

Autobedrijf Schueler

In de directe omgeving van het plangebied is één risicobedrijf aanwezig dat met de effectafstanden tot in het plangebied reikt. Het betreft Autobedrijf Schueler, van Middachtenstraat 2, met een reservoir en met de aflevering van LPG. Schueler is een tankstation voor de aflevering van brandstoffen aan het wegverkeer.

Het tankstation levert ook LPG. De jaardoorzet van LPG is in de milieuvergunning gemaximaliseerd tot 500 m3 LPG. Bepalende risico onderdelen bij een LPG-installatie zijn het LPG-afleverpunt, de bovengrondse aansluiting van de LPG-installatie en het vulpunt dan wel opstelplaats van de afleverende LPG-vrachtauto.

De volgende plaatsgebonden 10-6 risico afstanden worden in acht genomen:

  • 15 meter vanaf de afleverzuil LPG;
  • 25 meter vanaf het ondergrondse LPG-reservoir;
  • 25 meter vanaf het LPG-vulpunt.

De plaatsgebonden 10-5- en 10-6-risicocontouren zijn zodanig geleden dat er binnen deze contour geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn. Zie voor de ligging van de risicocontouren Bijlage 6.

De planregels zullen zodanig worden opgesteld dat binnen de 10-6-risicocontour geen kwetsbare objecten zijn toegestaan en binnen de 10-5-risicocontour geen beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan.

Het invloedsgebied voor deze inrichting zoals verwoord in bijlage II van de regeling externe veiligheid inrichtingen bedraagt 150 meter. Binnen deze afstand zijn (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Om deze reden is aan de verantwoording van het groepsrisico van dit bedrijf nadere aandacht geschonken in paragraaf 4.10.4.

Samenvattend

De wettelijke normstelling voor het plaatsgebonden 10-6- en 10-5-risico wordt in het plangebied niet overschreden, zie Bijlage 7.

Wegverkeer

Rijkswegen en provinciale wegen zijn aangewezen voor de transport van gevaarlijke stoffen. Zo ook de A28, de N301 en de N798.

Het formele beleidskader rond het vervoer van gevaarlijke stoffen is vastgelegd in de "Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen" (4 aug 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke stoffen. Op basis van deze beleidsstukken gleden er normen voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Op 17 februari 2009 is door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage "voorstel basisnet weg"gepresenteerd. In deze stukken is per relevant wegvak het berekende, huidige en toekomstige, risico weergegeven. Uit het ontwerp Basisnet Weg blijkt dat de A28, de N301 en de N798 geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft en deze ook niet is te verwacht op basis van de geprognosticeerde toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het optredende groepsrisico voor de huidige en geprognosticeerde situatie blijft ruimschoots onder de oriënterende waarde. Het plasbrand aandachtsgebied van de A28, het gebied waarbij aandacht dient te worden aan de effecten van een plasbrand door vloeistofuitstroom, is zodanig gelegen dat deze buiten de bebouwingsgrenzen van dit plangebied blijft.

Nadere aandacht voor de risico's van wegverkeer is dan ook niet noodzakelijk.

Railverkeer

De zuidzijde van het plangebied wordt doorsneden door de spoorlijn Amersfoort-Zwolle, welke nader omschreven is in paragraaf 4.10.2.

Waterwegen

In de directe omgeving van dit plangebied zijn geen transportroutes over het water gelegen waarover significante hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Hogedrukgastransportleiding

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen gastransportleidingen gelegen anders dan de hogedrukaardgastransportleiding die door het plangebied loopt. Deze gastransportleiding wordt in paragraaf 4.10.2 verwoord.

4.10.4 Verantwoording groepsrisico

Algemeen

Het groepsrisico GR kent geen vaste norm waaraan dient te worden voldaan maar een oriënterende waarde die dient te worden getoetst. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen dient elke (mogelijke) toename van het groepsrisico verantwoord te worden (de verantwoordingsplicht). Deze verantwoordingsplicht geldt ook als het groepsrisico wijzigt maar wel onder de oriënterende waarde blijft.

De verantwoordingsplicht omvat een aantal onderdelen waarop beoordeeld dient te worden.

  1. 1. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken risicobronnen:
    1. a. Functie-indeling.
    2. b. Gemiddelde personendichtheid.
    3. c. Verblijfsduur.
    4. d. Verschil bestaande en toekomstige situatie.
  2. 2. De omvang van het groepsrisico:
    1. a. De omvang voor het van kracht worden van dit plan.
    2. b. De omvang na het van kracht worden van dit plan.
    3. c. De verandering van het groepsrisico ten gevolge van dit plan.
    4. d. De ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriënterende waarde.
  3. 3. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen en/of transportroutes.
  4. 4. De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit.
  5. 5. De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval:
    1. a. Pro-actie.
    2. b. Preventie.
    3. c. Preparatie.
    4. d. Repressie/zelfredzaamheid.
  6. 6. De mogelijkheden van personen die zich binnen de het invloedsgebied van de risicobron bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen.
  7. 7. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico.
  8. 8. De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst.

Risicobronnen, maatgevend scenario en effectafstanden

Binnen, en in de omgeving van, het plangebied liggen diverse risicobronnen met gevaarlijke stoffen, zoals bedrijven (inrichtingen), transportroutes (snelweg A28, spoor Amersfoort - Zwolle, provinciale / gemeentelijke wegen naar de tankstations) en buisleidingen voor aardgas. Op de risicobronnen zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) of de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crvgs) van toepassing en het Besluit transport externe veiligheid (Btev).

.

De risicobronnen kennen de volgende scenario's:

  1. 1. Explosief (BLEVE) voor o.a. de inrichtingen met LPG, het spoor Amersfoort – Zwolle, de rijksweg A28 en provinciale / gemeentelijke wegen vanaf de A28 naar de inrichtingen met LPG. Het worstcase scenario voor het transport van gevaarlijke stoffen en de inrichtingen met LPG is de BLEVE van een ketelwagon / tankwagen met LPG. Als effectafstanden hanteren wij 190 en 410 meter op het spoor en 150 en 310 meter op de weg voor respectievelijk de 100%- en 1%-letaalafstand. Delen van het plangebied liggen binnen de effectafstanden.
  2. 2. Plasbrand voor o.a. het spoor, de rijksweg A28 en de provinciale / gemeentelijke wegen vanaf de A28 naar de inrichtingen (tankstations).
    Het realistisch scenario voor transport van gevaarlijke stoffen is een plasbrand als gevolg van een incident met een ketelwagon / tankwagen met benzine. Als effectafstanden hanteren wij 25 en 45 meter op het spoor en 35 en 60 meter op de weg voor resp. 100%- en 1%-letaalafstand. Delen van het plangebied liggen binnen de effectafstanden.
  3. 3. Fakkelbrand voor de aardgastransportleiding.
    Voor de effectafstanden bij een fakkelbrand is aangesloten op de 'Handreiking voor optreden tijdens buisleidingincidenten' (BZK, 2006). Voor de aardgasleiding W-502-02 zijn deze 80 meter voor de 1% letaalafstand en 152 meter 1e graad brandwonden. Voor de aardgasleiding A-510-01 zijn deze 131 meter voor de 1% letaalafstand en 285 meter voor de 1e graad brandwonden. Delen van het zuidelijk plangebied liggen binnen deze effectafstanden.

Mogelijkheden rampenbestrijding

In het plangebied zijn de meeste risicobronnen tweezijdig bereikbaar. Er ligt een dicht netwerk aan brandkranen met verschillende capaciteiten/debieten. In het gebied is een Waarschuwings- en Alarmeringsysteem dat (theoretisch gezien) niet het gehele plangebied dekt. Een onderzoek naar het werkelijke bereik is gewenst om te bepalen of, en waar, er sirenes bijgeplaatst kunnen worden.

Bij een dreigende BLEVE van een ketelwagon of tankwagen geldt respectievelijk 360 m3/uur en 180 m3/uur als optimale capaciteit voor een effectieve koeling. De bluswatercapaciteit is gewenst om vier respectievelijk twee waterkanonnen voor koeling in te kunnen zetten. De aanwezige capaciteiten zijn echter beperkt en de optimale capaciteiten zijn mogelijk niet reëel.

Voor het effectief bestrijden van een plasbrand volstaat de aanwezige bluswatercapaciteit in combinatie met de dichtheid van de brandkranen.

Ingeval van een fakkelbrand en/of explosie als gevolg van een breuk in de aardgastransportleiding, is het een belangrijk aandachtspunt dat de brandweer de lekkage niet kan verhelpen maar alleen de Gasunie. De inzet richt zich dan ook op de effectbestrijding. Door de hittestraling ontstaan in de omgeving secundaire branden en op grotere afstand de dreiging hiervan. De aangestraalde objecten moeten gekoeld worden.

Bij de hiervoor genoemde scenario's verdient het de aanbeveling om langs transportroutes met gevaarlijke stoffen en buisleidingen de bluswatercapaciteit te optimaliseren tot het gewenste en haalbare niveau.

Over de (on)mogelijkheden voor de hulpverlening merk ik op dat een scenario BLEVE niet beheersbaar is gelet op het te verwachten slachtoffer- en schadebeeld. Afhankelijk van de bezettingsgraad en/of lostijden van LPG kunnen de mogelijkheden voor de hulpverlening worden overstegen, mede omdat in de eerste uren na het incident er sprake is van schaarste aan beschikbare mensen en middelen voor de hulpverlening.

Een plasbrand leidt zeer waarschijnlijk niet tot het overstijgen van de mogelijkheden van de hulpverlening.

Mogelijkheden zelfredzaamheid

Het ligt in de verwachting dat de aanwezige personen binnen het plangebied een afspiegeling vormen van de maatschappij zodat ook minder zelfredzame (kwetsbare) groepen bewoners aanwezig zijn.

Aandacht voor risicocommunicatie is nadrukkelijk gewenst om bewoners en werknemers te informeren over de risico's en wat te doen bij een incident met gevaarlijke stoffen om zo de zelfredzaamheid te verhogen.

Verantwoording groepsrisico De Nuul (in het plangebied)

LPG-tankstation De Nuul worden beschouwd als categoriale inrichting ingevolge het Bevi. Dit houdt in dat in de "regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)" vaste plaatsgebonden risicoafstanden zijn weergegeven. Ook voor wat betreft de beoordeling van het groepsrisico zijn vaste toetsingsafstanden zijn weergegeven.

Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij LPG-tankstations worden berekend met behulp van de rekentool LPG (www.groepsrisico.nl). Voor de Nuul is er sprake van een standaard situatie. Uit de uitgevoerde risicoberekening geeft aan dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico (zie ook Bijlage 5).

Functie-indeling

Het plangebied is te omschrijven als een woongebied welke is ingevuld. Er is sprake van een stationaire situatie. Het gebied is niet zeer intensief bebouwd. Er is sprake van vrijstaande en geschakelde woningen.

Nulsituatie gemiddelde personendichtheid

Onder de nulsitutatie wordt verstaan de actuele situatie zonder mogelijke toekomstige ontwikkelingen zoals de (toekomstige) planvoorschriften toestaan.

In de actuele situatie zijn binnen de toetsingsafstand van 150 meter, zoals ook ingevoerd in de rekenmodellen circa 115 personen aanwezig.

Verblijfsduur

Binnen de toetsingsafstanden is er in hoofdzaak sprake van woonfuncties. Conform de handleiding verantwoording groepsrisico kan voor deze activiteiten worden uitgegaan van een verblijfsduur voor de dag- en nachtperiode.

Toekomstige situatie gemiddelde personendichtheid

Onderliggend plan betreft een actualiserend bestemmingplan. Het plangebied is ingevuld. Grote wijzigingen zijn er binnen het invloedsgebied niet te verwachten.

Planvoorschriften zijn ook zodanig geredigeerd dat een significante wijziging van het groepsrisico niet kan plaatsvinden.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen

Aanvullende bronmaatregelen bij LPG-tankstation De Nuul zijn inmiddels uitgevoerd. Het convenant van 22 juni 2005 tussen overheid en branche voorziet in de realisering van:

  • een verbeterde vulslang;
  • het aanbrengen van een hittewerende coating op de tankwagen.

Genoemde maatregelen zijn voor 1 juli 2010 getroffen en zullen leiden tot een verdere reductie van de risico's. Overige maatregelen leiden niet tot een relevante reductie van het groepsrisico.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit

Door binnen de toetsingsafstand van 150 meter van het vulpunt en tankreservoir geen significante uitbreidingen in personendichtheden toe te staan is voldoende gewaarborgd dat de richtwaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Het is dus van belang om knelpunten in de hulpverlening welke voorkomen uit de ruimtelijke inrichting te voorkomen. Door ons is gekeken naar de:

  • A. bereikbaarheid van risicobronnen;
  • B. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen;
  • C. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen;
  • D. zelfredzaamheid van de aanwezige personen.

Ad A. Bereikbaarheid van risicobronnen

Het LPG-tankstation De Nuul is voor de brandweer van meerdere zijden te bereiken.

Ad B. De opstelmogelijkheden bij de risicobronnen

Voor het LPG-tankstation De Nuul geldt dat er opstelmogelijkheden zijn om het incident te kunnen bestrijden. Een en ander is nader uitgewerkt in een aanvalsplan van de brandweer.

Ad C. De inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen

Kijkend naar de bluswatervoorziening bij het LPG-tankstation De Nuul kan gesteld worden dat er een leiding ligt met een diameter van 100 millimeter. Deze leiding heeft een capaciteit van 60 m³/uur. Voor koeling van een aangestraalde tankwagen is dit voldoende. Hiernaast bevindt zich op een afstand van circa 75 meter nog een bruikbare brandkraan met een diameter van 100 mm met ook een capaciteit van nog eens 60 m3 per uur. In totaal is dus een bluswatercapaciteit van 120 m3 per uur beschikbaar.

Ad D. Zelfredzaamheid bij de risicobronnen

Voor het LPG-tankstation De Nuul en de omgeving daarvan is de zelfredzaamheid toereikend. De tijd tussen het begin van een brand en een mogelijke explosie varieert tussen de 15 en 30 minuten. Door realisatie van de maatregelen uit het convenant LPG, waaronder de maatregel van het thermisch isoleren (coaten) van de tankauto neemt deze tijd toe tot een uur. Bij een goede alarmering is de tijd voor ontruiming voldoende.

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico

Er is sprake van een bestemmingsplan actualisatie waarbij wordt aangesloten bij de bestaande situatie. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke invulling zijn in deze situatie niet relevant. Mede gezien het feit dat er sprake is van een bestaande situatie, het groepsrisico de oriënterende waarde niet overschrijdt en aanvullende technische maatregelen zoals afgesproken uit het convenant LPG zullen leiden tot een reductie van het groepsrisico, wij er een voorkeur aan hechten waar mogelijk intensief gebruik te maken van de ruimte om zodoende geen bovenmatig beslag te leggen op open ruimten, zien wij ook geen gegronde reden om deze situatie actief te wijzigen.

De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst

Ter voorkoming dat het groepsrisico in de nabije toekomst zal toenemen tot, mogelijk, over de oriënterende waarde zijn in het bestemmingsplan regels gesteld die voorkomen dat er sprake zal zijn van een te intensieve personendichtheid binnen de effectcontour van LPG-tankstation De Nuul.

Verantwoording groepsrisico Schueler (in de omgeving van het plangebied)

LPG-tankstation Schueler wordt beschouwd als categoriale inrichting ingevolge het Bevi. Dit houdt in dat in de "regeling externe veiligheid inrichtingen" vaste plaatsgebonden risico afstanden zijn weergegeven. Ook voor wat betreft de beoordeling van het groepsrisico zijn vaste toetsingsafstanden zijn weergegeven.

Voor standaard situaties kan het groepsrisico bij LPG-tankstations worden berekend met behulp van de rekentool LPG (www.groepsrisico.nl). Voor Schueler is er sprake van een standaardsituatie. Uit de uitgevoerde risicoberekening geeft aan dat er geen sprake is van een overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico (zie ook Bijlage 7).

Functie-indeling

Het plangebied is te omschrijven als een gemengd gebied gelegen aan een hoofdontsluitingsweg. Binnen het invloedsgebied zijn kantoren, woningen en winkelvoorzieningen gelegen. Het plangebied is ingevuld. Er is sprake van een stationaire situatie.

Nulsituatie gemiddelde personendichtheid

Onder de nulsituatie wordt verstaan de actuele situatie zonder mogelijke toekomstige ontwikkelingen zoals de (toekomstige) planvoorschriften toestaan. In de actuele situatie zijn binnen de toetsingsafstand van 150 meter, zoals ook ingevoerd in de rekenmodellen circa 450 personen aanwezig.

Verblijfsduur

Binnen de toetsingsafstanden is er in hoofdzaak sprake van gemengde bestemmingen. Voor de kantoor en winkelbestemmingen is in de risico berekening uitgegaan van een verblijf in de dagperiode. Dit conform de handleiding verantwoording groepsrisico. Voor wonen is uitgegaan van een verblijfsduur voor de dag- en nachtperiode.

Toekomstige situatie gemiddelde personendichtheid

Onderliggend plan betreft een actualiserend bestemmingplan. Het plangebied is ingevuld. Grote wijzigingen zijn er binnen het invloedsgebied niet te verwachten. Planvoorschriften zijn ook zodanig geredigeerd dat een significante wijziging van het groepsrisico niet kan plaatsvinden.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de in dit plan betrokken risico-inrichtingen

Aanvullende bronmaatregelen bij LPG-tankstation Schueler zijn inmiddels uitgevoerd. Het convenant van 22 juni 2005 tussen overheid en branche voorziet in de realisering van:

  • een verbeterde vulslang;
  • het aanbrengen van een hittewerende coating op de tankwagen.

Genoemde maatregelen zijn voor 1 juli 2010 getroffen en zullen leiden tot een verdere reductie van de risico's. Overige maatregelen leiden niet tot een relevante reductie van het groepsrisico.

De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in dit ruimtelijke besluit

Door binnen de toetsingsafstand van 150 meter van het vulpunt en tankreservoir geen significante uitbreidingen in personendichtheden toe te staan is voldoende gewaarborgd dat de richtwaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

Het is van belang dat hulpdiensten bij het uitvoeren van hun taak om een incident te bestrijden niet belemmerd worden. De inrichting van de uitvoering van de ruimte kan de bestrijding negatief en positief beïnvloeden. Het is dus van belang om knelpunten in de hulpverlening welke voorkomen uit de ruimtelijke inrichting te voorkomen.

Door ons is gekeken naar de:

  • A. bereikbaarheid van risicobronnen;
  • B. de opstelmogelijkheden bij de risicobronnen;
  • C. de inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen;
  • D. zelfredzaamheid van de aanwezige personen.

Ad A. Bereikbaarheid van risicobronnen

Het LPG-tankstation Schueler is voor de brandweer van meerdere zijden te bereiken.

Ad B. De opstelmogelijkheden bij de risicobronnen

Voor het LPG-tankstation Schueler geldt dat er opstelmogelijkheden zijn om het incident te kunnen bestrijden. Een en ander is nader uitgewerkt in een aanvalsplan van de brandweer.

Ad C. De inzetbaarheid en aanwezigheid van (blus)middelen

Kijkend naar de bluswatervoorziening bij het LPG-tankstation Schueler kan gesteld worden dat er een leiding ligt met een diameter van 315 millimeter en op een afstand van circa 100 meter bevindt zich nog een brandkraan met een diameter van 160 millimeter.

Deze leidingen hebben voldoende capaciteit. In de directe omgeving kan ook gebruik worden gemaakt van secundaire waterwinning. Voor koeling van een aangestraalde tankwagen is dit voldoende.

Ad D. Zelfredzaamheid bij de risicobronnen

Voor het LPG-tankstation Schueler en de omgeving daarvan is de zelfredzaamheid toereikend. De tijd tussen het begin van een brand en een mogelijke explosie varieert tussen de 15 en 30 minuten. Door realisatie van de maatregelen uit het convenant LGP, waaronder de maatregel van het thermisch isoleren (coaten) van de tankauto neemt deze tijd toe tot een uur. Bij een goede alarmering is de tijd voor ontruiming voldoende. Er is een sprake van de aanwezigheid van een concentratie aan mindervalide.

De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico

Er is sprake van een bestemmingsplan actualisatie waarbij wordt aangesloten bij de bestaande situatie. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke invulling zijn in deze situatie niet relevant. Mede gezien het feit dat er sprake is van een bestaande situatie, het groepsrisico de oriënterende waarde niet overschrijdt en aanvullende technische maatregelen zoals afgesproken uit het convenant LPG zullen leiden tot een reductie van het groepsrisico, wij er een voorkeur aan hechten waar mogelijk intensief gebruik te maken van de ruimte om zodoende geen bovenmatig beslag te leggen op open ruimten, zien wij ook geen gegronde reden om deze situatie actief te wijzigen.

De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst

Ter voorkoming dat het groepsrisico in de nabije toekomst zal toenemen tot, mogelijk, over de oriënterende waarde zijn in het bestemmingsplan voorschriften gesteld welke voorkomen dat er sprake zal zijn van een te intensieve personendichtheid binnen de effectcontour van LPG-tankstation Van Schueler.

4.11 M.e.r.-beoordeling

4.11.1 Algemeen

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage ingegaan. Het besluit is aangepast omdat de Europese rechter heeft geoordeeld dat de drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten onvoldoende recht deden aan de vraag of er sprake is van "aanzienlijke gevolgen voor het milieu". Het besluit is aangepast en de drempelwaarden zijn nu indicatief. Dat betekent dat als een project (ruim) onder de drempelwaarden blijft er wel een toetsing moet worden gedaan. Het bevoegd gezag moet zich er van gewissen dat er daadwerkelijk geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn.

Bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met een oppervlakte vanaf 100 ha is er een beoordelingsplicht en daaronder meestal niet, maar in sommige gevallen wel. De drempelwaarden in het Besluit m.e.r. (kolom 2 'gevallen' in de D-lijst) zijn gebaseerd op algemene kenmerken van een activiteit en een globale aanname dat bij gevallen onder de drempelwaarde geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn: in bepaalde gevallen kan een activiteit met een kleinere omvang wel degelijk belangrijke nadelige milieugevolgen hebben.

De consequentie van de nieuwe regeling is dat elk besluit of plan, dat betrekking heeft op activiteiten, die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Er zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is dus altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

4.11.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf zal een toets moeten worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Een grote rol in dit geheel speelt het feit, dat het hier gaat om een bestaande woonwijk, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. Aangezien de huidige eisen over het algemeen wat strenger zijn dan jaren geleden, zal er waarschijnlijk geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit zal echter uit de toets moeten blijken.

De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.

Bodem

De regeling, die nu is opgenomen is gelijk aan die van het vigerende plan.

Er zal dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Geluid

De wegen binnen het plangebied zijn al bestaand. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze wegen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren. Daarnaast worden de bestaande wegen ook niet gewijzigd.

Het plangebied is niet gelegen buiten het akoestische invloedsgebied van railverkeer. Dit invloedsgebied is hetzelfde als in het vigerende plan. Binnen het plangebied zijn er geen mogelijkheden om binnen de zone langs deze spoorlijnzone nieuwe geluidgevoelige bestemmingen te realiseren.

Al met al zal er dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Milieuhinder

In paragraaf 4.2 wordt het volgende vermeld.

Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.

In het woongebied mogen alleen niet- woonactiviteiten aan huis plaatsvinden (categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder voorwaarden). Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.

Al met al zal er dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Luchtkwaliteit

Omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die direct van invloed zijn op de luchtkwaliteit, zal er dan ookgeen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe plan in vergelijking met het vigerende plan.

Ecologie

In paragraaf 4.4 wordt met betrekking tot de Natura 2000-gebieden geconcludeerd, dat aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor beschermde soorten, er in het kader van dit bestemmingsplan geen nader onderzoek hoeft plaats te vinden. Er verandert niets ten opzichte van de huidige situatie.

Dat geldt ook voor de EHS-gebieden. Verder wordt in die paragraaf vermeld over de relatie met de Flora- en faunawet, dat dit bestemmingsplan actualiserend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling en daardoor zijn geen significante gevolgen te verwachten.

Landschap

In paragraaf 4.5 wordt met betrekking tot het Nationaal landschap Arkemheen-Eemland geconcludeerd, dat aangezien het hier een actualiserend bestemmingsplan betreft, en er dus geen sprake is van ontwikkelingen die gevolgen kunnen hebben voor het Nationaal Landschap.

Conclusie

De conclusie is dat de voorgenomen ontwikkeling (een planologische actualisering van een bestaande woonwijk) geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat ruimschoots wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. Gezien de afwezigheid van de noodzaak tot nader onderzoek van de verschillende milieuaspecten is een m.e.r.-beoordeling dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de, van het bestemmingsplan deel uitmakende, regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  1. a. een bestemmingsomschrijving en
  2. b. bouwregels

Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  1. c. een afwijkingsmogelijkheid en/of
  2. d. gebruikregels.
  • Ad a. Bestemmingsomschrijving
    De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.
  • Ad b. Bouwregels
    De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.
    Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels. Doorgaans betekent dit dat ondergrondse gebouwen, bijvoorbeeld (parkeer)kelders, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
  • Ad c. Afwijkingsmogelijkheid
    De bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van bepaalde normen is gebaseerd op de mogelijkheden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze regels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.
  • Ad d. Gebruiksregel
    In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. De hier opgenomen gebruiksregel is aanvullend op de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan.

Algemeen. Monumenten

De aanwezige monumenten worden niet alleen beschermd door de bestemming die ze hebben gekregen, maar ook door de monumentenwet/verordening, op grond waarvan een vergunning is vereist voor verbouw. De hoofdgebouwen met cultuurhistorische waarde zijn binnen deze bestemming eveneens beschermd, door het opnemen van een specifieke bouwregel dat de hoofdvorm gehandhaafd moet worden. Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden is een vergunningenstelsel opgenomen in geval van sloop.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

5.2 Nadere Toelichting Op De Regels

Voor zover nodig worden de afzonderlijke bestemmingen van een toelichting voorzien. Niet alle bestemmingen worden daarom toegelicht.

Agrarisch

De bestemming Agrarisch betreft verspreid liggende percelen.

Deze omschrijving maakt naast gebruik door agrarische bedrijven ook agrarisch gebruik door particulieren mogelijk. Het plaatsen van stallen en schuren is uitdrukkelijk niet toegestaan.

Agrarisch bedrijf

Dit artikel staat uitsluitend een grondgebonden agrarisch bedrijf toe. De term is in de begripsomschrijvingen opgenomen. Het betekent dat bijvoorbeeld intensieve veehouderijen (varkenshouderijen, kippenfarms) of bijvoorbeeld champignonkwekerijen niet mogelijk zijn binnen deze bestemming. Gelet op de situering is de bestemmingsregeling vrij beperkt in zijn mogelijkheden.

Bedrijf

Deze bestemming is gegeven aan de bedrijven. Bij recht worden bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Uitgesloten zijn detailhandel, risicovolle inrichtingen als genoemd in het Bevi, vuurwerkbedrijven, geluidhinderlijke inrichtingen en mer-plichtige inrichtingen. Het aanwezige Lpg-tankstation is specifiek geregeld. Bedrijven die nu aanwezig zijn, maar die niet passen binnen de toegestane categorieën van bedrijven, zijn aangegeven met de aanduiding "bedrijf". De betreffende bedrijfsactiviteiten zijn daarmee positief bestemd en dus toegestaan in deze planregels. Daarnaast zijn deze bedrijfsactiviteiten op de 'lijst specifieke bedrijven' geplaatst zodat inzichtelijk is waar welk type bedrijf is toegestaan.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, omdat deze vanwege de milieuhygiënische randvoorwaarden de mogelijkheden voor bedrijfsvoering kunnen belemmeren. Wel worden de rechten van de bestaande bedrijfswoningen gerespecteerd.

Verder zijn afwijkingsmogelijkheden voor het gebruik opgenomen voor bedrijven van een hogere milieucategorie mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Bevi-inrichtingen, Wgh-inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn hoe dan ook niet toegestaan. Voor de afwijkingsmogelijkheden geldt een algemeen afwegingskader.

Voor wat betreft de maatvoeringen geldt, dat afwijkende maten mogen worden gehandhaafd. Bij vervangende nieuwbouw mag derhalve ook conform deze afwijkende maten worden gebouwd.

Bij de afwegingskaders voor afwijking wordt gesproken van 'geen onevenredige aantasting'. Per geval moet worden beoordeeld of hiervan sprake is; wel is het zo dat het al dan niet verlenen van omgevingsvergunning goed dient te worden gemotiveerd.

Bedrijventerrein

Deze bestemming is toegekend aan de gronden in een deel van het toekomstige bedrijventerrein De Flier. De bestemming biedt mogelijkheden voor de vestiging van bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.1 en 3.2 en tevens voor een bedrijf dat gericht is op op- en overslag van huishoudelijk en bedrijfsmatig afval zoals o.a. een milieustraat (afvalstoffendepots), een afvaloverslagstation en een wijkpost (gemeentewerf).

Detailhandel

Deze bestemming betreft de aanwezige winkel(s). Bij ondergeschikte horeca kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een bakker waar ook ter plekke wat broodjes mogen worden gegeten. Van belang is dat er sprake is van ondergeschiktheid én dat het bijbehorend is (er moet een directe relatie bestaan tussen de verkochte artikelen en de horeca/dienstverlening).

Gemengd

Binnen deze bestemming zijn nader genoemde functies toegestaan. Deze functies zijn onderling vrij uitwisselbaar.

Maatschappelijk

De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. In artikel 1 zijn deze gedefinieerd als educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.

Kinderopvang wordt ook gezien als een maatschappelijke voorziening.In de begripsbepalingen is dit opgenomen in de omschrijving van 'maatschappelijke voorziening'. Wonen is niet toegestaan.

Recreatie - Volkstuin

Kleine gebouwtjes zijn toegestaan, zodat materialen en dergelijke naar behoren kunnen worden opgeslagen. Vergunningvrij zijn deze niet meer mogelijk, vandaar een regeling in deze planregels.

Tuin

De bestemming Tuin is dienstbaar aan de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Bij de bestemmingsregeling voor de Tuinen is uitgegaan van het principe die gebieden te bestemmen die uit ruimtelijke overwegingen onbebouwd moeten blijven en ook als zodanig in gebruik zijn. Over het algemeen betreft het gronden ten dienste van de nabij gelegen woningen. Bij de meeste woningen betreft het de ruimte vóór de woningen. Gebouwen zijn er niet toegestaan.

Wonen

De woningen in het plangebied zijn bestemd tot "Wonen". De opzet van de verbeelding in combinatie met de planregels gaat er vanuit dat de bestaande situatie en de verschijningsvorm (bepaald door de goothoogte en kap) in principe gehandhaafd zal worden. Dit wil overigens niet zeggen dat er geen wijzigingen meer mogelijk zijn. De bouwvlakken en de planregels geven de kaders aan van de bouwmogelijkheden. Als een bouwvlak ruimer is dan een bestaande woning kan het hoofdgebouw worden vergroot. Voorts laten de regels betreffende goothoogte en dakhelling ruimte voor wijzigingen. De woningen met cultuurhistorische waarde zijn binnen deze bestemming beschermd. Binnen de bouwregels is aangegeven dat de hoofdvorm van het gebouw gehandhaafd moet worden.

Ten aanzien van het gebruik van bijgebouwen is van belang dat in bijgebouwen geen primaire woonfuncties zijn toegestaan, zoals wonen, slapen, keuken, badkamer. Hobbyruimtes zijn wél mogelijk in bijgebouwen. Genoemde beperkingen gelden dus niet voor aanbouwen en uitbouwen. Voor wat betreft de maatvoeringen kent het plan geen onderscheid meer tussen aan-, uit- en bijgebouwen. In het kader van de Wabo wordt gesproken van 'bijbehorende bouwwerken'.

Bij woningen zijn, onder voorwaarden, niet-woonactiviteiten aan huis mogelijk.

Wonen - Woongebouw

Voor appartementengebouwen is een aparte bestemming opgenomen. Ook is functiemenging mogelijk waar dit is aangegeven. Het bestaande bijgebouw/berging is middels een bouwvlak geregeld.

Leiding - gas

Deze bestemming is een dubbelbestemming. De onderliggende bestemmingen blijven van kracht, maar worden wel ingeperkt door deze bovengeschikte dubbelbestemming. Als aan de regels van de dubbelbestemming wordt voldaan, kan gewoon worden gebouwd en gebruikt conform de onderliggende bestemming.

Waarde - Archeologie

Deze dubbelbestemming en de daarbij opgenomen aanduidingen zijn gebaseerd op het archeologiebeleid in de gemeente Nijkerk. Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.

Met aanduidingen worden diverse deelgebieden onderscheiden. Aangegeven is in welke gevallen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bepalend hierbij zijn de oppervlaktes en de dieptes van de bodemingreep.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat al bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel, wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

Voor de redactie van dit artikel is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend.

In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting. Voor veel bestemmingen is dit evident, maar omdat dat in casu voor alle bestemmingen geldt is het om discussie te voorkomen expliciet opgenomen. Met deze regeling wordt aangesloten bij het beleid van de gemeente Nijkerk op dit gebied.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel worden de aanduidingen opgenomen die voor meerdere bestemmingen gelden. Een aanduiding "geluidzone - industrie" en "geluidzone - spoor" is gegeven aan de gronden waar geen toename van geluidgevoelige gebouwen en functies mag plaatsvinden. Daarnaast is een regeling opgenomen voor de "veiligheidszone-lpg", die voortvloeit uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Algemene afwijkingsregels

Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om af te wijken van de bestemmingsregels. Evident is dat niet alle afwijkingsregels op alle bestemmingen van toepassing zijn. Voorts is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het afwijken: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen omgevingsvergunning voor afwijken mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een aantal met name genoemde belangen.

Algemene wijzigingsregels

Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verwijderen of aangeven van nadere aanduidingen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

Overgangsrecht

Bij het overgangsrecht wordt onderscheid gemaakt naar bouwwerken en gebruik.

Bij bouwwerken gaat het er om of ze op de peildatum in enigerlei opzicht afwijken van het plan. Doorgaans betreffen die afwijkingen de bouwregels. Ze mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of na een calamiteit worden herbouwd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.

Voor een vergroting van de inhoud van een bouwwerk met niet meer dan 10% kan met een omgevingsvergunning eenmalig worden afgeweken. Peildatum voor bouwwerken is het tijdstip van de terinzagelegging van het bestemmingsplan.

Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat bestaand, met het plan strijdig gebruik mag worden voortgezet. Een uitsluitingsclausule is opgenomen voor gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Deze regel laat de wrakingsjurisprudentie onverlet.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak en overleg

Het voorontwerp van het bestemmingsplan "Nijkerk 2" heeft op grond van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van 5 april 2012 tot en met 16 mei 2012 voor iedereen ter inzage gelegen bij de publieksbalie en is digitaal raadpleegbaar en beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl (alsmede via de gemeentelijke website www.nijkerk.eu).

Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om inspraak- of vooroverlegreacties schriftelijk en/of mondeling kenbaar te maken. Van de terinzagelegging is vooraf een openbare kennisgeving gedaan in 'De Stad Nijkerk', evenals op de gemeentelijke website www.nijkerk.eu.

Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn bij de gemeente Nijkerk tijdig één overlegreactie en één inspraakreactie (hierna: reacties) ingekomen. Beide reacties zijn schriftelijk ingediend.

De inspraakreactie is geanonimiseerd. Per reactie is een samenvatting gemaakt. Deze wordt punt voor punt behandeld. Tot slot wordt per reactie aangegeven of en op welke wijze het bestemmingsplan daarop wordt aangepast.

  1. 1. N.V. Nederlandse Gasunie
  1. a. In de toelichting (paragraaf 4.10.2) wordt gesproken over een 6'' leiding. Dit is niet correct. In het plangebied liggen twee gastransportleidingen. Het betreft een 12'' 40 bar regionale gastransportleiding (W-502-02) en een 18'' 66 bar hoofdgastransportleiding (A-510-01). De 6'' leiding betreft de 18'' leiding. Verzocht wordt dit aan te passen.
  2. b. artikel 20.4.1 (Leiding-Gas): in dit artikel wordt het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden in de nabijheid van leidingen slechts omgevingsvergunningplichtig gesteld indien deze plaatsvinden op een grotere diepte dan 30 cm. Deze regeling is onvoldoende ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van leidingen. Bovendien dient de dubbelbestemming zodanig aangepast te worden dat deze bij het gedeeltelijk of geheel samenvallen met een andere dubbelbestemming voorrang krijgt.

Reactie gemeente

  1. a. De toelichting is op dit punt aangepast.
  2. b. Dit artikel is aangepast op genoemde punten.
  1. 2. Indiener 1

De regeling ten aanzien van goot- en bouwhoogte voor perceel Bunschoterweg 24 is te beperkt (deze zijn nu te laag), indien in de toekomst een nieuwe woning zou worden gebouwd.

Reactie gemeente

Conform het vigerend bestemmingsplan is de maximale goothoogte op 6 meter bepaald en de maximale bouwhoogte op 10 meter. De verbeelding is hierop aangepast.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Nijkerk 2 heeft op grond van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht 6 december 2012 tot en met 16 januari 2012 voor iedereen ter visie gelegen bij de publieksbalie en is digitaal raadpleegbaar en beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl (alsmede via de gemeentelijke website www.nijkerk.eu).

Tijdens het ter visie liggen zijn in totaal 2 zienswijzen ontvangen. Alle reacties zijn schriftelijk ingediend.

Alle zienswijzen zijn in een Nota Zienswijzen behandeld. Deze nota is als Bijlage 8 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

februari 2013.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Plangebied

Bijlage 2 Vigerende Bestemmingsplannen

Bijlage 3 Risicocontouren De Nuul

Bijlage 4 Qra Buisleiding

Bijlage 5 Qra De Nuul

Bijlage 6 Risicocontouren Schueler

Bijlage 7 Qra Schueler

Bijlage 8 Nota Zienswijzen En (Ambtshalve) Wijzigingen