KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Tuin
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Opzet
3.1 Stedenbouwkundig Ontwerp
3.2 Verkeer
3.3 Milieu
3.4 Waterhuishouding
3.5 Groen
3.6 Archeologie
3.7 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 4 Plansystematiek En Bestemmingen
4.1 Plansystematiek
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Vooroverleg
Uitspraak Rvs
Bijlage 1 Uitspraak Rvs

Nijmegen Zuid - 8 (Hatertseweg 574 en 574a)

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Onherroepelijk op 17-11-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nijmegen Zuid - 8 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP1008-OH01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;

1.9 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bed and breakfast

een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning en ondergeschikt is aan de woonfunctie.

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.16 bedrijvigheid

het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.

1.17 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijgebouw

een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.

1.21 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwhistorisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.25 bouwmarkt

een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen.

1.32 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.

1.33 dienstverlenend bedrijf

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.

1.34 erf

de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.

1.35 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.36 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.37 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.38 garagebox

overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen;
  2. 2. ziekenhuizen;
  3. 3. verpleeghuizen;
  4. 4. de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen':
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medische centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven.


geluidsgevoelige terreinen

  • I. terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • II. woonwagenstandplaatsen.

1.41 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.42 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.43 historisch stedenbouwkundig erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.

1.44 historisch landschappelijk erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.

1.45 hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.46 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.

1.47 hoofdgebouw(en)

gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken.

1.48 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.

1.49 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.50 kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.

1.51 landschappelijke waarden

waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.52 kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.53 maatschappelijke voorzieningen

het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek.

1.54 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.55 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.56 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.57 ondergeschikte kantoren

kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.58 ondergrond

voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP1008_GBKN20100910.dxf

1.59 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.60 overkapping

een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.61 pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.62 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.63 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.64 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.65 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.66 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.67 recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.

1.68 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.69 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.

1.70 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke.

1.71 straatprostitutie

het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.72 stacaravan

een caravan, die, ook als deze niet bouwvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.

1.73 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.74 supermarkt

een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.75 terreinen met een archeologisch belang

terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.

1.76 terreinen van zeer hoge archeologische waarde

terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.

1.77 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.78 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.79 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.80 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.81 winkelcentrum

een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.

1.82 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.

1.83 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.

1.84 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.85 woonschip

elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.

1.86 zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.2 de afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.7 de bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0008.jpg"

2.10 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.11 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 het bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.

2.14 het bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.

2.15 het peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.16 het (bruto) verkoopvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.17 het vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en groenvoorzieningen;
  2. b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  3. c. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag:

  1. a. indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen;
  2. b. in overige gevallen mag de tot "Tuin" bestemde gronden geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.

6.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.

6.3 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies;
  2. b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  3. c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  4. d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  5. e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  6. f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt;
  7. g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 6.2 is toegestaan.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Parkeerregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nijmegen Zuid - 8.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Parkeernormen

Bepalen van de gemeentelijke parkeernorm

Voor het bepalen van de parkeernorm wordt gebruik gemaakt van de parkeernormen van het CROW (publicatie 182 "Parkeerkencijfers-Basis voor parkeernormering, 3e gewijzigde druk, september 2008). De parkeernormen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Daarbij wordt in de gemeente Nijmegen uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • conform de werkwijze van het CROW wordt ten eerste gekeken naar de stedelijkheidsgraad van de gemeente. Op basis van de CBS-cijfers van de omgevingsadressendichtheid valt Nijmegen in de klasse "stedelijk gebied";
  • ten tweede wordt de stad onderverdeeld in verschillende stedelijke zones. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar: centrumgebieden (1), schil/overloopgebieden (2) en rest bebouwde kom (3). Onder de centrumgebieden vallen de binnenstad, Brabantse Poort, Heyendaal, Winkelsteeg en centrum Waalspronggebied. In de regel heeft iedere centrumzone een schil/overloopgebied. Onder rest bebouwde kom vallen alle overige gebieden, niet zijnde centrum- en schil/overloopgebieden. Wat betreft Winkelsteeg en Citadel Waalsprong dienen de grenzen nog vastgelegd te worden (zie kaart stedelijke zones);
  • in de parkeerkencijfers wordt een onderscheid gemaakt in vaste parkeerbehoefte (privé) en publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar). De vormgeving en toegang van parkeerplaatsen moet hierop aansluiten;
  • voor studio's (zelfstandige wooneenheden <50 m2) en seniorenwoningen gelden dezelfde normen als voor goedkope woningen;
  • in afwijking van de CROW normen geldt voor studentenhuisvesting de norm van 0,2 parkeerplaats per eenheid. Deze norm is alleen geldig voor ontwikkelaars die voldoen aan de Campuswet en statutair hebben vastgelegd alleen voor studenten te bouwen. Voor bouwplannen voor studentenhuisvesting die gerealiseerd worden door ontwikkelaars die niet aan de vorengenoemde voorwaarden voldoen, geldt een norm van 0,4 parkeerplaats per eenheid;
  • voor centrumgebieden (1) geldt ten aanzien van wonen boven winkels dat als er geen verandering in het feitelijk aantal m2 bruto woonvloeroppervlak (m2) optreedt, de parkeernorm gesteld is op nul. Er hoeft dan niet te worden voldaan aan de parkeernormen. Als er wel een uitbreiding van het aantal m2 bvo's plaatsvindt, dan gelden de parkeernormen wel;
  • in het centrumgebied van de binnenstad wordt voor nieuwe functies alleen de vaste parkeerbehoefte (privé) berekend. De publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar) wordt in dit deel van de stad opgelost in de openbaar toegankelijke parkeergarages;
  • per functie wordt een minimum en een maximum parkeerbehoefte aangegeven. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de gemeentelijke parkeernorm bij een bouwplan wordt standaard uitgegaan van de gemiddelde parkeerbehoefte. De bandbreedte wordt gebruikt bij de beoordeling van aanvragen die afwijken van de gemiddelde parkeerbehoefte. In specifieke gevallen kan er met een omgevingsvergunning beargumenteerd worden afgeweken van het gemiddelde;
  • bij bouwplannen met meerdere verschillende functies wordt voor het bepalen van de gemeentelijke parkeereis een parkeerbalans opgesteld conform de voorgeschreven methode van het CROW.

kaart: stedelijke zones

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0013.png"

tabel: parkeernormen

Stedelijke zone Centrum Schil Rest
Min Max Min Max Min Max eenheid1 bezoek2
Woning duur 1,3 1,5 1,5 1,7 1,7 2,0 woning 0,3 pw
Woning midden 1,2 1,4 1,4 1,6 1,6 1,8 woning 0,3 pw
Woning goedkoop/
studio's/seniorenwoningen
1,1 1,2 1,2 1,4 1,3 1,6 woning 0,3 pw
Serviceflat/aanleunwoning 0,3 0,6 0,3 0,6 0,3 0,6 woning 0,3 pw
Kamer verhuur 0,2 0,6 0,2 0,6 0,2 0,6 kamer 0,2 pw
Binnensteden/hoofdwinkel-
gebieden
2,5 3,5 - - - - 100 m2 bvo 85%
Stadsdeelcentra - - 2,8 3,8 3,0 4,0 100 m2 bvo 85%
Wijk-, buurt- en dorpscentra, supermarkt 2,5 4,0 2,5 4,0 2,5 4,0 100 m2 bvo 85%
Bouwmarkt/tuincentrum/kring-loopwinkel - - 2,2 2,7 2,2 2,7 100 m2 bvo
(Week)markt 0,15 0,24 0,15 0,24 0,15 0,24 m kraam 85%
(Commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie) 1,5 2,0 2,0 2,5 2,5 3,0 100 m2 bvo 20%
Kantoren (kantoren zonder baliefunctie) 0,8 1,5 1,0 1,7 1,2 1,9 100 m2 bvo 5%
Arbeidsextensieve/
bezoekersextensieve bedrijven
0,4 0,5 0,5 0,6 0,7 0,8 100 m2 bvo 5%
Arbeidsintensieve/
bezoekersextensieve bedrijven
1,0 1,5 1,5 2,0 2,0 2,5 100 m2 bvo 5%
Showroom 0,6 0,8 0,8 1,0 1,2 1,4 100 m2 bvo 35%
Grootschalige detailhandel - - 4,5 6,5 5,5 7,5 100 m2 bvo 85%
Bedrijfsverzamelgebouw 0,8 1,7 0,8 1,7 0,8 1,7 100 m2 bvo 10%
Café/bar/discotheek/cafetaria 4,0 6,0 4,0 6,0 5,0 7,0 100 m2 bvo 90%
Restaurant 8,0 10,0 8,0 10,0 12,0 14,0 100 m2 bvo 80%
Museum/bibliotheek 0,3 0,5 0,5 0,7 0,9 1,0 100 m2 bvo 95%
Bioscoop/theater/schouwburg 0,1 0,2 0,1 0,2 0,2 0,3 zitplaats
Jachthaven 0,5 0,7 0,5 0,7 0,5 0,7 ligplaats
Sporthal (binnen) 1,5 2,0 1,7 2,2 2,0 2,5 100 m2 bvo 95%
Sportveld (buiten) 13,0 27,0 13,0 27,0 13,0 27,0 ha. netto terrein 95%
Dansstudio/sportschool 2,0 3,0 2,0 3,0 3,0 4,0 100 m2 bvo 95%
Squashbanen 1,0 2,0 1,0 2,0 1,0 2,0 baan 90%
Tennisbanen 2,0 3,0 2,0 3,0 2,0 3,0 baan 90%
Golfbaan - - - - 6,0 8,0 hole 95%
Bowlingbaan/biljartzaal 1,5 2,5 1,5 2,5 1,5 2,5 baan/tafel 95%
Stadion 0,04 0,2 0,04 0,2 0,04 0,2 zitplaats 99%
Evenementenhal/beurs-/
congresgebouw
3,0 5,0 4,0 7,0 5,0 10,0 100 m2 bvo 99%
Zwembad 7,0 9,0 8,0 10,0 9,0 11,0 100 m2 opp. basin 90%
Themapark/pretpark 4,0 12,0 4,0 12,0 4,0 12,0 ha. netto terrein 99%
Overdekte speeltuin/hal 3,0 12,0 3,0 12,0 3,0 12,0 100 m2 bvo 90%
Manege - - - - 0,3 0,5 box 90%
Cultureel centrum/wijkgebouw 1,0 3,0 1,0 3,0 1,0 3,0 100 m2 bvo 90%
Ziekenhuis 1,5 1,7 1,5 1,7 1,5 1,7 bed
Verpleeg/verzorgingstehuis 0,5 0,7 0,5 0,7 0,5 0,7 wooneenheid 60%
Arts/maatschap/kruisgebouw/therapeut 1,5 2,0 1,5 2,0 1,5 2,0 behandelkamer 65%
Apotheek 1,7 2,7 1,7 2,7 1,7 2,7 100 m2 bvo
Beroepsonderwijsdag (MBO, ROC, WO, HBO) 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 collegezaal
Beroepsonderwijsdag (MBO ROC, WO, HBO) 5,0 7,0 5,0 7,0 5,0 7,0 leslokaal
voorbereidend beroepsonderwijsdag (VWO, HAVO, Vbo) 0,5 1,0 0,5 1,0 0,5 1,0 leslokaal
Avondonderwijs 0,5 1,0 0,5 1,0 0,5 1,0 student
Basisonderwijs 0,5 1,0 0,5 1,0 0,5 1,0 leslokaal
Creche/peuterspeelzaal/
kinderdagverblijf
0,6 0,8 0,6 0,8 0,6 0,8 arbeidsplaats
Hotel 0,5 1,5 0,5 1,5 0,5 1,5 kamer
Volkstuin - - - - 0,3 0,3 perceel
Religiegebouw 0,1 0,2 0,1 0,2 0,1 0,2 zitplaats
Begraafplaats/crematorium 15,0 30,0 15,0 30,0 15,0 30,0 gelijktijdige begrafenis/
crematie

1 In de tabel is het aantal parkeerplaatsen per eenheid aangegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het aantal parkeerplaatsen per woning, kamer, 100 m2 bruto vloeroppervlak, meter kraam, zitplaats, ligplaats, ha. netto terrein, baan, hole, baan/tafel, 100 m2 opp. bassin, box, bed, wooneenheid, behandelkamer, collegezaal, leslokaal, student, arbeidsplaats, perceel of gelijktijdige begrafenis/crematie.

2 Het “aandeel bezoekers” staat voor het percentage of het aantal bezoekers waarmee in het kencijfer rekening is gehouden. Het weergegeven kencijfer is dus inclusief bezoekersparkeren.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het perceel waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, ligt aan de Hatertseweg in de wijk Hatert. De Hatertseweg is van oorsprong een oude veldweg tussen het dorp Hatert en het buurtschap St Anna. Langs deze weg is bebouwing langzaam gegroeid. Langs veldwegen, zoals de Hatertseweg, wordt vaak de oudste bebouwing aangetroffen in de vorm van lintbebouwing. De gebieden tussen verschillende veldwegen werden daarna vaak planmatig volgebouwd, met een eigen herkenbare stedenbouwkundige structuur en architectonische uitstraling.

In de huidige situatie is de Hatertseweg nog herkenbaar als historisch gegroeid lint. De Hatertseweg heeft bebouwing van verschillende bouwdata. De woonbebouwing is divers en bestaat uit: vrijstaande bebouwing, twee-onder-één-kappers, rijwoningen, laagbouw en meerlaagse bebouwing in de vorm van appartementen. De bebouwing langs de Hatertseweg staat in een verspringende rooilijn. Voorerven zijn verschillend ingericht, maar leveren vaak een belangrijke bijdrage aan een groene uitstraling van de straat. Tot slot is er een grote diversiteit aan functies langs de Hatertseweg: bedrijven, winkels, scholen en wonen. De Hatertseweg heeft een ruim profiel, is daarom ingericht met een bomenlaan en maakt onderdeel uit van de hoofdbomenstructuur. Dit alles maakt de Hatertseweg tot een aantrekkelijke stedelijke radiaal. Wijzigingen en nieuwe planvorming moeten dit karakter en deze kwaliteiten behouden en versterken.

In de directe omgeving van het perceel waarop dit betrekking heeft, Hatertseweg 574 en 574a, bevinden zich vooral woningen. Op het perceel staan nu twee geschakelde woningen met bijbehorende bouwwerken die in gebruik zijn als zelfstandige woningen. De herziening maakt het mogelijk om de woonfunctie op de percelen te wijzigen in wonen met 24-uurs zorg. De woningen worden verbouwd tot 1 woning, waarbij aan de achterzijde 2,50 meter op de begane grond wordt uitgebreid. In de woning gaan 8 jongeren met een lichamelijke handicap (LG) indicatie wonen en zal personeel van stichting Pluryn in de woning ondersteuning geven in de zorgbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0001.jpg"

figuur 1: luchtfoto perceel met omgeving

1.2 Begrenzing Van Het Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0002.jpg"

figuur 2: plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor het plangebied zoals aangegeven en beschreven in dit hoofdstuk, vigeert het bestemmingsplan "Nijmegen Zuid". Het bestemmingsplan Nijmegen Zuid is vastgesteld op 7 mei 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 5 september 2008.

Het perceel heeft binnen het bestemmingsplan "Nijmegen Zuid" de bestemming Woondoeleinden. Deze gronden zijn uitsluitend bestemd voor wonen. Hiermee is voorliggend initiatief (wonen met 24-uurs zorg) niet passend binnen de hier geldende doeleindenomschrijving.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk gaat in op het beleidskader dat van belang is voor de functionele en ruimtelijke aspecten die worden vastgelegd in dit bestemmingsplan en waarbinnen de voorziene ontwikkelingen in het plangebied moeten passen. Het relevante beleid wordt per beleidsterrein weergeven, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de bestuurslagen nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte “Ruimte voor ontwikkeling” is een gezamenlijk product van de ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ. De Nota Ruimte legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op de gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur.

Het kabinet streeft naar een algemene basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. De kwaliteit van het landschap verdient daarnaast ook een volwaardige plaats bij ruimtelijke afwegingen. Meer specifiek richt het kabinet zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentie-positie, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid.

Het kabinet kiest in de Nota Ruimte voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen worden door het rijk alleen gesteld als een nationaal belang in het geding is.

2.1.2 Amvb Ruimte

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) het aangewezen instrument.

De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden.

Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van het ontwerpbesluit.

  • Bundelen van verstedelijking

Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen. De variatie tussen stad en land blijft behouden. Bij provinciale verordening wordt het bestaand bebouwd gebied aangewezen.

De AMvB Ruimte bepaalt dat om de bundeling van bebouwing en een zorgvuldig gebruik van de ruimte te bevorderen worden in de provinciale verordening regels moeten worden gesteld voor nieuwe bebouwing binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing. Ook voor (herbestemming van) bestaande bebouwing buiten het bestaand bebouwd gebied worden regels gesteld. De provinciale verordening geeft tevens de regels voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing buiten bestaand bebouwd gebied.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

2.2.1 Structuurvisie

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem – Nijmegen, moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen.

Het Streekplan kijkt 10 jaar vooruit en richt zich op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht (generiek beleid):

  • ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur;
  • natuur en water in het 'groenblauw raamwerk';
  • landbouw in het multifunctioneel gebied.

Rood raamwerk

Hoofddoel van het Streekplan is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Bundelingsbeleid en het organiseren van stedelijke netwerken staan hierbij centraal. Daarnaast hecht het Streekplan veel belang aan locatiebeleid: het bundelen van bovenlokale stedelijke functies aan knooppunten in het rode raamwerk. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen het rode raamwerk en heel Nijmegen valt in het stedelijk netwerk.

Ter versterking van het rode raamwerk wordt in beginsel gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het bestaand stedelijk gebied, de reeds geplande uitbreidingen en de meest kansrijke knooppunten. Dit is mogelijk door uitbreidingen rondom de knooppunten in de centrumgebieden in de twee steden, Arnhem met Rijnboog, Centrumvisie Oost, Stadshart Zuid en Nijmegen met Koers West als uitbreiding van het centrumgebied en de Spoorzone.

2.2.2 Ruimtelijke Verordening provincie Gelderland

De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden.

Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

Verstedelijking

De vigerende Gelderse ruimtelijke structuurvisie hanteert als uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking bij voorkeur plaatsvindt binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de zoekrichting voor uitbreiding woningbouw en de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Op deze wijze wordt uitvoering gegeven aan het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De verordening legt het hierboven beschreven beleid vast door voorschriften te geven die bepalen dat de nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied en de genoemde zoekrichting en zoekzones van de Stadsregio. Slechts een beperkt deel kan onder voorwaarden daarbuiten plaats vinden. Het gaat dan bijvoorbeeld om nieuwe bebouwing die functioneel gebonden is aan het buitengebied, functieverandering naar niet-agrarische functies en de oprichting van nieuwe landgoederen. Ook kunnen Gedeputeerde Staten onder voorwaarden een ontheffing verlenen, bijvoorbeeld als de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Wonen

Het Gelders kwalitatieve woonbeleid gaat uit van regionale woningmarkten. Aan de hand van basisdocumenten levert de provincie aan de regio's informatie over de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de komende jaren. Deze informatie wordt per regio als indicatieve taakstelling door GS vastgesteld in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgestelde KWP voor de betreffende regio en de daarin opgenomen regiototaal aan woningen.

2.2.3 Conclusie

Het plangebied ligt binnen het rode raamwerk van de structuurvisie. Het voorgestane initiatief sluit aan bij de genoemde doelstellingen in de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

2.3 Regionaal Beleid

Het Regionaal Plan (RP) vormt een richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele en sociale ontwikkelingen. Met het Regionaal Plan wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In dit Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen. Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van het Regionaal Plan.

Wonen

Centraal in de ruimtelijke structuur van de stadsregio staat de ontwikkeling van het stedelijk kerngebied: een min of meer verstedelijkte, samenhangende zone die zich uitstrekt van Zevenaar via Arnhem en Nijmegen tot aan Wijchen. De precieze taakstelling voor wonen tot 2020 is nog niet helemaal duidelijk. Wel is bekend dat in de regio in de periode 2005-2015 tenminste 34.000 woningen worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Daarnaast zullen door herstructurering van bestaande wijken circa 8.000 woningen in dezelfde planperiode gesloopt en vervangen worden. Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. Uiteraard moet bij de uitwerking van de plannen niet alleen rekening worden gehouden met de specifieke regionale beleidsregels, maar ook met die uit het nationaal ruimtelijk beleid en het streekplan, alsmede wet- en regelgeving. De programmering van de woningbouw dient plaats te vinden met in achtneming van de in de per gemeenten vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen.

2.3.1 Conclusie

Het plangebied ligt in het bestaand stedelijk gebied. Het initiatief sluit hiermee aan bij de doelstelling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie

De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht iedere gemeente om een Structuurvisie op te stellen. De gemeenteraad heeft op 2 juni 2010 de Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030 vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities voor Nijmegen tot 2030. Het geeft de grondslag voor de onderbouwing van gemeentelijke bestemmingsplannen en is toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen. Maar de Structuurvisie is ook een kompas, inspiratie en ontwikkelingskader voor investeringen. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. Alleen de ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie wordt in de loop van 2011 geactualiseerd. Daarin wordt nieuw beleid, zoals bijvoorbeeld het nieuwe Coalitieakkoord, verwerkt.

Relatie met Kansenboek
De Structuurvisie is de opvolger van het Kansenboek. In beide staat een drietal kwaliteits-uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal:

  • nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen
  • huidige woon- en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden.
  • typisch Nijmeegse kenmerken versterken.

Hiernaast zijn in de Structuurvisie drie nieuwe accenten genoemd die een rol spelen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen en ambities: Bruisende Stad, Verleden Verbeeld en Stad in Balans.

Ruimtelijke ambities voor Nijmegen 2030
In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen verder uitgewerkt voor de beleidsvelden wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt:

  • Nijmegen omarmt de Waal
  • Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen
  • Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit
  • Meer ruimte voor groen en water
  • Wonen in sterke en ongedeelde wijken
  • Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid

Uitvoeringsprogramma
De Structuurvisie geeft een vooruitblik tot 2030. Het gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, dat is gekoppeld aan de Stadsbegroting. In Nijmegen is ervoor gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, waarin accenten gelegd kunnen worden per coalitie en om te bepalen of het nodig/wenselijk is om de ruimtelijke ambities bij te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0003.png"

Figuur 3: kaart structuurvisie

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Opzet

3.1 Stedenbouwkundig Ontwerp

Stedenbouwkundig is er geen bezwaar de woonfunctie te wijzigen in een maatschappelijke functie. Een maatschappelijke functie past juist bij het diverse beeld van de Hatertseweg. Het voorerf van Hatertseweg 574 en 574a heeft een ruime maat. In de huidige situatie is het voorerf van de geschakelde rijwoningen groen ingericht. Stedenbouwkundig is het wenselijk dat deze groene inrichting behouden blijft. Het levert een belangrijk bijdrage aan het groene karakter van de straat en de wijk.

3.2 Verkeer

3.2.1 Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het perceel/plangebied is op dit moment niet toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer. Via de achterzijde is het mogelijk om bij doorbraak van een garagebox een ontsluiting te realiseren.

3.2.2 Ontsluiting langzaam verkeer en verkeersveiligheid

Het perceel/plangebied kan vanuit elke toegang ontsloten worden voor fiets en voetgangers.

3.2.3 Ontsluiting openbaar vervoer

Voor gebruik van het openbaar vervoer zijn de toekomstige bewoners van de zorgwoningen aangewezen op de haltevoorzieningen aan de Hatertseweg. Deze bevinden zich ter hoogte van de Couwenbergstraat.

3.2.4 Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers van het CROW publicatie 182. Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone “Rest bebouwde kom”.

Per eenheid geldt een parkeernorm van 0,45 parkeerplaatsen. In het pand worden 8 slaapeenheden gerealiseerd. Het perceel biedt voldoende ruimte om de parkeerplaatsen op het achterterrein te realiseren. In totaal dienen vier parkeerplaatsen gerealiseerd te worden.

3.2.5 Verkeersveiligheid

Aan de hand van de wegencategoriseringkaart is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de gebiedsontsluitingswegen A, B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de overige wegen binnen de bebouwde kom geldt 30 km/h. De Hatertseweg is een gebiedsontsluitingsweg A en hier geldt een maximum snelheid van 50 km/h.

3.3 Milieu

3.3.1 Geluid

De Wet geluidhinder is in dit geval niet van toepassing op wonen met 24-uurs zorg omdat de functie wonen als zodanig niet verandert. De bestemming Maatschappelijk staat ook andere functies toe dan wonen; deze functies zijn alleen toegestaan mits voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

3.3.2 Lucht

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende twee zaken:

a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

  1. a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.

De normering voor NO2 en PM10 is als volgt:

norm Ingangsdatum1
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 40 ug/m3 1-1-2015
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 40 ug/m3 1-6-2011
Daggemiddelde grenswaarde PM10 max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 1-6-2011

1 Door het van kracht worden per 1 augustus 2009 van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) en de gedeeltelijke buitengebruikstelling (derogatie) van grenswaarden zijn deze ingangsdata onlangs gewijzigd.

Bij de omzetting van woondoeleinden naar wonen met 24-uurs zorg moet aan de bovenstaande regelgeving en aan de luchtkwaliteitsnormen worden voldaan.

Conclusie

De verkeersaantrekkende werking van het plan is zodanig beperkt, dat het plan binnen de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen aangemerkt kan worden als een “niet in betekenende mate” (NIBM) plan. Toetsing aan luchtkwaliteitseisen is daarom niet nodig.

ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. De kern van het besluit is dat in zones luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van snelwegen en 50 meter langs provinciale wegen. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets.

3.3.3 Bedrijven

In de onmiddellijke nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die in de uitoefening van hun activiteiten beperkt zullen worden ten gevolge van de planontwikkeling.

Tevens zijn er in de naaste omgeving geen inrichtingen aanwezig waarvan de hindercirkels tot binnen het plangebied reiken.

3.3.4 Externe veiligheid

3.3.5 Bodem

De bestemming wordt gewijzigd van woondoeleinden naar maatschappelijk. Het nieuwe gebruik wonen met 24-uurs zorg wordt niet gevoeliger dan het huidige gebruik wonen. Er wordt maximaal 25 m2 bijgebouwd op het achterterrein, deze uitbreiding betreft een uitbreiding van de woonkamer met een maximale diepte van 2,50 meter.

Voor deze bestemmingsplanwijziging/herziening is geen bodemonderzoek nodig, omdat

  • de geplande uitbreiding niet groter is dan 50 m2;
  • én in ons bodeminformatiesysteem geen aanwijzing is gevonden dat er
  • bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden.

Daarom zullen er zover het de bodem betreft geen bijzondere financiële of milieutechnische problemen bestaan. Voor deze bestemmingsplanwijziging geldt dat geen bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden om te toetsen of de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling.

3.3.6 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden.

Het uitbreiden van het voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek tot een energiescan, waarbij zowel warmtevraag als koelingbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden, kan de bijdrage van dit project aan deze doelstelling in beeld brengen.

3.4 Waterhuishouding

3.4.1 De watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.

Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 2 (RIZA, december 2006)
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 15 december 2008)

3.4.2 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Hatert. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016” relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.

3.4.3 Oppervlaktewater/ hemelwater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

3.4.4 Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

3.4.5 Riolering/ hemelwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Hatertseweg. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. In het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water geldt als gemeentelijk beleid, om schoon hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.

Het betreft hier een inpandige functiewijziging en er zal gebruik worden gemaakt van de bestaande riolering.

3.5 Groen

3.5.1 Ecologische hoofdstructuur (EHS)

Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het beoogde project en eventuele compensatieverplichtingen is de provincie Gelderland. Uit onderstaande luchtfoto blijkt dat de locatie niet in of in de nabijheid van de EHS ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0004.png"

figuur beleidskaart Ecologische hoofdstructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0005.png"

3.5.2 Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998

De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het plangebied ligt op enkele kilometers van het Vogelrichtlijngebied "Waal".

Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en die de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kunnen brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde "externe werking" genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt "cumulatieve effecten" genoemd. Omdat het hier een functiewijziging betreft met een minimale uitbreiding treedt geen schade op aan een Natura 2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP1008-OH01_0007.png"

3.5.3 Flora en fauna

Ten behoeve van deze bestemmingsplanwijziging is geen flora en fauna onderzoek nodig omdat het hier gaat om een functieverandering van woondoeleinden naar wonen met 24-uurs zorg.

3.5.4 Groene hoofdstructuur

Binnen het plangebied is geen groen uit de groene hoofdstructuur aanwezig.

3.6 Archeologie

3.6.1 Inleiding

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.

3.6.2 Plangebied

Het plangebied ligt in een zone met een “nader te onderzoeken archeologisch belang” (waarde 1). Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang krijgen geen aanduiding in het bestemmingsplan. De archeologische maatregelen moeten via een erfgoedverordening worden geregeld. Een dergelijke verordening is nog niet vastgesteld.

3.6.3 Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten of bij Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen.

3.7 Cultuurhistorie

Op het terrein bevinden zich géén Beschermde Monumenten en het ligt ook niet in een van Rijkswege beschermd Stadsgezicht of een van Gemeentewege Beschermd Stadsbeeld.

Monumentale aspecten zijn hier niet in het geding. Vanuit cultuurhistorie zijn er dus géén opmerkingen over de voorgestelde herziening.

Hoofdstuk 4 Plansystematiek En Bestemmingen

4.1 Plansystematiek

4.1.1 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

4.1.2 Uitgangspunten per functie

Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is opgenomen omdat wonen met 24-uurs zorg niet valt onder de bestemming Wonen.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van deze ontwikkeling heeft het College van Burgemeester en Wethouders een anterieure overeenkomst vastgesteld. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de gemeentelijke plankosten. Eventuele planschade zal verhaald worden op de initiatiefnemer. De gemeentelijke plankosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is. Door de aanwezigheid van deze anterieure overeenkomst is er geen noodzaak een exploitatieplan te maken. Er is geen tijdvak of fasering vastgesteld conform artikel 6.12, lid 2 Wro. Tevens zijn er geen eisen, regels of uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13 Wro noodzakelijk.

Hiermee is deze bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 6 Vooroverleg

Over het ontwerp van het bestemmingsplan heeft vooroverleg ex artikel 3.1.1, lid 1 Bro plaatsgevonden met het Waterschap Rivierenland;

In haar brief van 23 november 2010 geeft Waterschap Rivierenland aan dat zij geen opmerkingen heeft over het onderhavige ontwerpbestemmingsplan.

Provincie Gelderland

In de brief van 5 juni 2008 (kenmerk 2008-008347) geeft Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland aan dat ze enkel bestemmingsplannen die van provinciaal belang zijn voor vooroverleg wil ontvangen. De provincie geeft hiermee invulling aan artikel 1.3.1, lid 2 Bro. De provinciale Gelderland is derhalve niet voor vooroverleg benaderd, omdat sprake is van een puur lokaal belang.

VROM-inspectie regio Oost

In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.

Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparaaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf:

  • Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
  • Grote rivieren
  • Kustfundament
  • IJsselmeergebieden
  • IJsselmeergebied Regionale watersystemen
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Nationale Landschappen
  • Rijksbufferzones
  • Recreatie
  • Derde Nota Waddenzee
  • Tweede Structuurschema Militaire Terreinen
  • Project Mainport Rotterdam

De Vrom Inspectie regio Oost is derhalve niet voor vooroverleg benaderd, omdat sprake is van een puur lokaal belang.

Uitspraak Rvs

Bijlage 1 Uitspraak Rvs