KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning - Kinderboerderij
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
Artikel 10 Waarde - Natuur En Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Bestaande Situatie
1.3 Toekomstige Situatie
1.4 Stedenbouw
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Regionaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Conclusie
Hoofdstuk 3 Sectoraal Beleid
3.1 Wonen
3.2 Economische Zaken
3.3 Verkeer
3.4 Milieu
3.5 Water
3.6 Natuur & Landschap
3.7 Archeologie
3.8 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische Uitvoerbaarheid
4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Vooroverleg
5.1 Ministerie Infrastructuur En Milieu
5.2 Provincie Gelderland
5.3 Waterschap
Hoofdstuk 6 Plansystematiek
6.1 Algemeen
6.2 Regels
6.3 Flexibiliteitsbepalingen
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Verbeelding Bij Bomencompensatieplan
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek 2006
Bijlage 3 Advies Brandweer
Bijlage 4 Aanvullend Verkennend Bodemonderzoek 2006
Bijlage 5 Flora En Faunaonderzoek
Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio Gelderland-zuid
Bijlage 7 Veldonderzoek Rode Eekhoorn
Bijlage 8 Aanvullend Flora En Faunaonderzoek
Bijlage 9 Bomencompensatieplan En Groenbeheersplan

Nijmegen Goffert-Winkelsteeg - 3 (De Winckelsteegh)

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Vastgesteld op 25-11-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nijmegen Goffert-Winkelsteeg - 3 (De Winckelsteegh) met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP12003-VG01 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;

1.7 archeologische waarden

Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:

  • archeologische verwachtingswaarden;
  • vastgestelde archeologische waarden of resten.

1.8 archeologische verwachtingswaarde

de kans op archeologische vondsten of informatie.

1.9 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Monumentenwet 1988.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bedrijvigheid

het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.

1.13 beperkt kwetsbaar object

  • verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden.
  • Kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen.
  • Sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbar object kunnen worden aangemerkt.
  • Bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • Objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.
  • Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.

1.14 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 BEVI-bedrijf

bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

1.18 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.19 bijgebouw

een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.28 cultuur en ontspanning - kinderboerderij

voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning - kinderboerderij.

1.29 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.30 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.31 gebieden met een hoge archeologische verwachting

deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.

1.32 gebieden van zeer grote archeologische waarde

voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 gebouwd terras

aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.35 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen;
  2. 2. ziekenhuizen;
  3. 3. verpleeghuizen;
  4. 4. verzorgingstehuizen;
  5. 5. psychiatrische inrichtingen;
  6. 6. kinderdagverblijven.


geluidsgevoelige terreinen

  • I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
  • II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.36 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.37 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.38 historisch stedenbouwkundig erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.

1.39 historisch landschappelijk erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.

1.40 hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.41 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen.

1.42 hoofdgebouw(en)

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.43 hoogwaardig openbaar vervoer

een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.

1.44 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.

1.45 hotel/pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.46 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.47 kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.

1.48 landschappelijke waarden

waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.49 kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.50 kwetsbaar object

  • Woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten.
  • Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.
  • Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
  • Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.51 maatschappelijke voorzieningen

het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg), uitvaartcentrum, bibliotheek.

1.52 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.53 moestuin

gronden waarop op kleine schaal groenten, kruiden, bloemen en/of fruit worden verbouwd dan wel geteeld.

1.54 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.55 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.56 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.57 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.58 ondergeschikte kantoren

kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.59 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.60 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.61 overkapping

een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.62 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.63 parkeerdak

plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden.

1.64 parkeergarage

onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren.

1.65 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.66 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.67 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.68 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.69 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.70 recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.

1.71 seniorenwoning

woning bestemd voor zelfstandig wonende ouderen.

1.72 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.73 speelautomatenhal

een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.

1.74 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.

1.75 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, abri's en dergelijke.

1.76 straatprostitutie

het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.77 stacaravan

een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.

1.78 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.79 supermarkt

een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.80 terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.81 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.82 verblijfsgebied

binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.

1.83 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.84 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.85 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.86 winkelcentrum

een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.

1.87 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.88 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.

1.89 woonark

een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dat wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nachtverblijf.

1.90 woonboot

elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen. Hieronder vallen zowel woonschepen als woonarken.

1.91 woonschip

onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren.

1.92 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.93 zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

1.94 zeer kwetsbaar object

een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.

1.95 zorgwonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot, waarbij met behulp van zorg/ondersteuning door derden, zelfstandig gewoond wordt.

1.96 zorgwoning

een woning in een wooncomplex die bedoeld is voor mensen die uitsluitend met behulp van zorg/ondersteuning door derden zelfstandig kunnen wonen. Het betreft daarbij een woning die geschikt is voor rollatorgebruik dan wel voor rolstoelgebruik. In het wooncomplex zijn extra voorzieningen aanwezig, zoals een ontmoetingsruimte.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.2 de afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.

2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.7 de bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 gevellijn

de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.

2.10 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12003-VG01_0008.jpg"

2.11 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.12 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.14 het bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.

2.15 het bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.

2.16 het peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.17 het (bruto) verkoopvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.18 het vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische- en natuurwaarden;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals: schuilgelegenheden, bergingen, sport- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens voor voorzieningen van algemeen nut.

3.2 Bouwregels

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning - Kinderboerderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een kinderboerderij;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - dierenweide" voor een dierenweide;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  5. e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  6. f. bijgebouwen ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen in de naastgelegen bestemming;
  7. g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 12.2.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van het bepaalde in artikel 10.4

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b en 2a van de Staat van horeca-activiteiten;
  2. b. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, terrassen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 13.2;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' voor opslag ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. ondersteunende kantoren ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen;
  5. e. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen;
  6. f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

ter plaatse van de in lid 7.1 lid c genoemde aanduiding 'opslag' mag het gebouw uitsluitend gebruikt worden voor het stallen van goederen en voertuigen.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder fiets- en voetpaden), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen en taluds;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 12.2.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 9.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
  2. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 10 Waarde - Natuur En Landschap

10.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natuur en Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden, in het bijzonder de stedenbouwkundige, visueel-landschappelijke-, de geormofologische- en de ecologische waarden.

10.2 bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

12.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

12.3 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies;
  2. b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  3. c. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 12.2 is toegestaan;
  4. d. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

13.2 Ondersteunende horeca

In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  2. b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  3. c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
  4. d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
  5. e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
  6. f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  7. g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  8. h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  9. i. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.

13.3 Seksinrichting of escortbedrijf

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 veiligheidszone - barim 1

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - barim 1' zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.

14.2 veiligheidszone - barim 2

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - barim 2' zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Parkeerregels

16.2 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

  1. a. in de eerste plaats de planregels van artikel 9 Waarde - Archeologie 3;
  2. b. in de tweede plaats de planregels van artikel 11 Waarde - Natuur en Landschap

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

17.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg - 3 (De Winckelsteegh)'.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)

Staat van horeca-activiteiten

Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Lichte horeca

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • ijssalon;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • snackbar;
  • tearoom.

1b. Overige lichte horeca

  • bistro;
  • grillroom;
  • hotel of pension;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice).

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Middelzware horeca

  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

  • bedrijven genoemd onder categorie 1a, 1b en 2a met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn verkeersaantrekkende werking:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Toelichting op Staat van horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen. Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) welke mogelijkheden biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:

  • geluid;
  • geur;
  • verkeer.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  1. a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  2. b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  3. c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  1. a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
  2. b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):

Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

  1. a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel, zoals: cafetaria, ijssalon, lunchroom en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
  2. b. overige lichte horeca, zoals restaurants, hotels en pensions.

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende werking:

  1. a. cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen;
  2. b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. (bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²). Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs grotere verkeerswegen.

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het terrein van zorginstelling "De Winckelsteegh" Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een aantal wijzigingen ten opzichte van het herstructureringsplan zoals dat in 2007 voor het gehele terrein van de zorginstelling is gemaakt. Een deel van de herstructureringsopgave is uitgevoerd. Er heeft vervangende nieuwbouw plaatsgevonden, een aantal gebouwen is gesloopt, er zijn bomen verdwenen, er zijn nieuwe bomen geplant en groenvoorzieningen zijn vernieuwd. Inmiddels is een ander deel van de plannen door veranderde inzichten over zorg en wijzigingen in de financiering van de AWBZ gewijzigd. Voor een aantal van deze wijzigingen is een aanpassing van het bestemmingsplan nodig. Voor de herstructureringsopgave van 2007 en het daaraan gekoppelde bestemmingsplan is destijds een uitvoerige ruimtelijke onderbouwing gemaakt (Pluryn Werkenrode Groep, ruimtelijke onderbouwing De Winckelsteegh Te Nijmegen, adviesbureau Cuypers). De uitgangspunten uit deze ruimtelijke onderbouwing zijn ongewijzigd. Het nu voorliggende bestemmingsplan Nijmegen Goffert Winkelsteeg - 3 (De Winckelsteegh) gaat alleen in op de wijzigingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12003-VG01_0001.png"

Figuur 1: Locatie in zijn omgeving

1.2 Bestaande Situatie

De Winckelsteegh is een locatie van Pluryn. Het terrein is gelegen aan de Winkelsteegseweg in de wijk Jonkerbosch. Het gebied ligt ingeklemd tussen de bedrijven van de Winkelsteeg, de sportvelden van de Winkelsteeg en aan de zuidzijde de woningbouw van de Edelstenenbuurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12003-VG01_0002.png"

Figuur 2: Plangebied

Het terrein van de zorginstelling is 176.774m2 groot en bestaat voor een deel uit bosgebied en voor een deel uit een gebied met een groen, bosrijk karakter met losse bebouwing van afwisselende schaal en vormgeving. Het bosgebied is niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Hier vinden geen ontwikkelingen plaats. De bebouwing op het terrein heeft geen eenduidige oriëntatie ten opzichte van de hoofdassen. De aanwezige bebouwing is gesitueerd als vrijliggende elementen in een landschappelijke omgeving. De bebouwing op het terrein heeft diverse functies. Er zijn woongebouwen met 24-uurs zorg, dagactiviteitencentra, een zwembad, een manege, lunch café "Meneer Vos" en een hoofdkantoor.

1.3 Toekomstige Situatie

Voor het grootste deel blijven de plannen voor het terrein van "De Winckelsteegh" ongewijzigd. Voor een aantal onderdelen zijn de plannen gewijzigd en is een bestemmingsplanherziening nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12003-VG01_0003.png"

Figuur 3: Uitsnede bestemmingsplan Nijmegen Goffert - Winkelsteeg

Aan de hand van nummers op figuur 3 worden de wijzigingen toegelicht.

1. Aan de Winkelsteegseweg waren twee woongebouwen (Steiger en Rebellen) gesitueerd die niet meer voldeden aan de huidige eisen. Inmiddels zijn deze twee panden gesloopt en is vervangende nieuwbouw nodig. In het nu voorliggende bestemmingsplan is het bouwvlak opgeschoven en zo gesitueerd dat twee waardevolle bomen duurzaam behouden kunnen blijven.

2. Eerder plannen gingen uit van de sloop van de linkervleugel van het gebouw en het ter plaatse van planten van bomen ter compensatie van elders gerooid bos. Dit deel van het gebouw was wegbestemd. Recentelijk is het zwembad, onderdeel van hetzelfde gebouw gerenoveerd en is nu naast gebruik voor cliënten mede inzetbaar voor gebruik door andere zorginstellingen en verenigingen. Voor de linkervleugel van het gebouw is weer een bouwvlak opgenomen. Een aangepast bomencompensatieplan geeft inzicht waar bomen compensatie plaatsvindt.

3. De woongebouwen genaamd “Hobbits” en “Wicking” zouden gesloopt worden, zijn daarom in het bestemmingsplan wegbestemd en bestemd voor groen. Vanwege financiële redenen zijn de bestaande woongebouwen in 2011 gerenoveerd en is hiermee de kwaliteit voor 10 jaar gewaarborgd. In het nu voorliggende bestemmingsplan is weer een bouwvlak opgenomen.

4. In het bestemmingsplan was deze locatie bedoeld voor een nieuw behandelgebouw. Er wordt afgezien van de realisatie van dit behandelgebouw. Dit is een mogelijke plek ter compensatie van gerooide bomen. Voor dit gebied is de bestemming "maatschappelijk" opgenomen en het totale bebouwingspercentage aangepast. Binnen de nieuwe bestemming is ook aanplant van bomen mogelijk.

5. Voorheen 't Voske was een horecagelegenheid voor mensen binnen Huize Winckelsteeg. In de nieuwe situatie heet het pand "Meneer Vos" en is het pand geschikt gemaakt als onder andere vergadercentrum en lunchcafé. Het plan richt zich op 'omgekeerde' integratie, d.w.z. op het 'binnenhalen' van buurtbewoners, door een mooi terras een dierenweide en speelmogelijkheden voor kinderen. In het bestemmingsplan is nu de bestemming "Horeca" opgenomen.

6. Op deze locatie waren burgerwoningen gepland om een bijdrage te leveren aan de integratiegedachte. Inmiddels wordt het realiseren van burgerwoningen als niet haalbaar geacht en is de wens om hier een locatie van beschermd wonen van te maken. Voor dit gebied is de bestemming "maatschappelijk" opgenomen met een bebouwingspercentage.

1.4 Stedenbouw

Het terrein van zorginstelling "De Winckelsteegh" kenmerkt zich door een landgoedachtig karakter met een prominent hoofdgebouw, grote bospercelen, enkele uitgesproken laanstructuren, en groene open ruimten. De op het terrein staande bebouwing is verschillend van leeftijd, architectuur en functie. Het stedenbouwkundig plan uit 2007 heeft geleid tot een heldere zonering van de verschillende functies over het terrein. De nieuwe en gerenoveerde bebouwing hebben een positieve uitwerking op de beeldkwaliteit in het gebied. Het bomencompensatieplan en de zorg voor het groen dragen bij dat het terrein ook op termijn zijn landgoedachtig karakter behoudt.

Uitgangspunt bij het realiseren van de gewijzigde plannen is dat het terrein de heldere zonering behoud, de plannen een bijdrage leveren aan de gebruiks- en ruimtelijke kwaliteit en het groene karakter behouden blijft.

De gewijzigde bouwplannen zijn in omvang en hoogte soortgelijk aan de huidige bouwmogelijkheden. Daarnaast houden de plannen rekening met behoud van belangrijke bomen, is er ruimte voor de compensatie van groen en wordt voldoende afstand gehouden tot omliggende bebouwing en het monumentale hoofdgebouw.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het ruimtelijk beleid beschreven en in hoofdstuk 3 het sectorale beleid. Hoofdstuk 4 betreft de financiële uitvoerbaarheid en hoofdstuk 5 betreft het vooroverleg. In hoofdstuk 6 wordt de plansystematiek uitgelegd.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het voor het plan relevante ruimtelijke beleid besproken.

2.2 Rijksbeleid

In 2012 heeft het de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports, brainports en valleys met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor deze topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Besluit ruimtelijke ordening

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.

Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd als procesvereiste. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe wordt in artikel 3.1.6 van het Bro een artikellid ingevoegd (artikel 3.1.6, tweede lid, nieuw), op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen.

  1. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Sub a (Actuele) regionale behoefte

De te ontwikkelen locatie ligt in de wijk Goffert en ligt tegen de woonwijk Hatert aan en valt onder het stedelijk compacte woonmilieu. Op basis van de nieuwe woningmarktverkenningen blijkt in dit woonmilieu geen behoefte aan nieuwe toevoegingen van woningen, behoudens een eventuele toevoeging op het gebied van wonen met zorg.

De beschreven functie voorziet in een lokale behoefte. Het is dan ook niet zinnig deze behoefte op regionaal schaalniveau verder te onderzoeken.

Sub b Benutting van beschikbare gronden

Er is hier sprake van herontwikkeling van binnenstedelijk gebied. Het plan voorziet hiermee in een goede benutting van het bestaande stedelijke gebied.

Sub c Motivering locatie buiten bestaand stedelijk gebied

De gehele ontwikkelingslocatie valt binnen het bestaande stedelijke gebied van Nijmegen. Stap 3 van de duurzaamheidsladder hoeft daarmee niet doorlopen te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12003-VG01_0004.png"

Figuur 4: Ladder voor duurzame verstedelijking

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Omgevingsvisie Gelderland, vastgesteld door Provinciale Staten op 9 juli 2014. De inhoud van de omgevingsvisie is voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. 1. een duurzame economische structuur;
  2. 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

2.4 Regionaal Beleid

Het Groene Akkoord

Op 26 april 2013 ondertekende gemeenten, woningcorporaties en diverse marktpartijen uit de regio Arnhem-Nijmegen het Groene Akkoord, de nieuwe uitdaging in duurzaam bouwen. Het Groene Akkoord bevat geen extra eisen of regionale ambities voor duurzaam bouwen. Iedere gemeente is vrij om zelf hogere ambities voor bouwplannen of projecten te bepalen en vast te stellen.

In het Groene Akkoord staat het streven naar duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving in de Stadsregio Arnhem Nijmegen centraal. Het gaat er om geleidelijk aan meer duurzame woningen, kantoren en andersoortige utiliteitsbouw in de regio te realiseren, waarbij er wordt gestuurd op meer dan energiebesparing of duurzame energie. Daarnaast gaan de betrokken partijen voor minder milieubelastende materialen, een hoog comfort en een betere gebruikskwaliteit. Bij deze ontwikkeling wordt er niet alleen gekeken naar de nieuwbouw maar nog meer naar de renovatie en verbouw van bestaande gebouwen en woningen. Verder richten de partijen zich niet alleen op een beter aanbod, ook de vraag en het gebruik van de consument en gebouwgebruiker worden nadrukkelijk hierin betrokken. GPR stedenbouw en GPR gebouw worden de standaard instrumenten in de regio.

Het realiseren van een duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving in de regio Arnhem-Nijmegen kan alleen als we met z'n allen één duidelijke taal gaan hanteren voor duurzaam bouwen en renoveren. De instrumenten die wij hierbij gaan gebruiken zijn GPR Gebouw en GPR Stedenbouw. GPR staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijnen. Hiermee kunnen we eenvoudig en snel de huidige en gewenste duurzaamheidsprestaties van woningen, gebouwen en de omgeving waarin ze staan bepalen. In GPR zijn er vijf thema's: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde.

GPR Gebouw

GPR Gebouw geeft inzicht in de duurzaamheid van een gebouw, gebruikmakend van de meest recente methodes en ontwikkelingen. Na invoer van de gegevens worden prestaties zichtbaar op de modules Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde.

GPR Stedenbouw

GPR Stedenbouw biedt de gebruiker inzicht in de aspecten van duurzaamheid en duurzaamheidprestaties van een gebied. Van een nieuw stedenbouwkundig plan of van herstructurering van een bestaand gebied. Het instrument is geschikt voor gemeenten, projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen en anderen die zich verdiepen in de duurzaamheid van stedenbouw. GPR Stedenbouw brengt de belangrijkste thema's in beeld: Energie, Ruimtelijke inrichting, Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde.

2.5 Gemeentelijk Beleid

In december 2013 heeft het College van B&W de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke pijlers:

  • Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling.
  • Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers de ruimte geven.
  • Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in prijsklasse).

Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong.

De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. We zullen steeds meer met gemengde bestemmingen in bestemmingsplannen werken, om economische kansen mogelijk te houden.

2.6 Conclusie

Het hierboven genoemde beleid staat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 3 Sectoraal Beleid

3.1 Wonen

3.1.1 Woonvisie Nijmegen 2009-2020


Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, Wonen Leeft! In deze nota wordt het woonbeleid uiteengezet tot 2020. In de woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen:

Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. De Gemeente richt zich op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad.

Bewoners binden: is het tweede centrale uitgangspunt. De Gemeente zorgt dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als de Gemeente rekening houdt met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid waarbij de Gemeente ook als kwaliteitsimpuls de kansen benut om nieuwe bewoners aan te trekken. Dat betekent sterke wijken waar mensen een wooncarrière kunnen maken, die levensloopbestendig zijn en waarin voldoende variatie is in huur en koop, woningtype en prijsklassen. Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid te bieden kunnen bewoners aan Nijmegen gebonden worden. Hierbij spelen ook (zorg)voorzieningen, economische structuur en cultureel klimaat een rol.

3.1.2 De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020

Begin vorig jaar (28 februari 2014) is er een nieuwe woningmarktverkenning “De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020” vastgesteld. Deze woningmarktverkenning geeft de richting aan voor diverse locaties.

Huize Winckelsteegh ligt in de wijk Goffert en ligt tegen de woonwijk Hatert aan en valt onder het stedelijk compacte woonmilieu. Op basis van de nieuwe woningmarktverkenningen blijkt in dit woonmilieu geen behoefte aan nieuwe toevoegingen van woningen, behoudens een eventuele toevoeging op het gebied van wonen met zorg. Eén van de opgaven uit de Woonvisie Nijmegen is extra aandacht voor huisvesting van wonen met zorg.

3.1.3 Zorginstelling "De Winckelsteegh"

Op het terrein van De Winckelsteegh wonen 170 kinderen en volwassenen met een ernstig verstandelijke handicap, vaak in combinatie met ernstig meervoudige beperkingen en/of gedragsproblemen. Zij kunnen bij De Winckelsteegh terecht voor een woonplek, maar ook voor werk, dagbesteding, behandeling en vrijetijdsactiviteiten. Doordat alle voorzieningen op één terrein te vinden zijn, kunnen de cliënten zich vrij en veilig bewegen. Het brede, specialistische aanbod zorgt voor een goede balans tussen rust en activiteit, voor iedere individuele cliënt. De eigen kracht en mogelijkheden zijn daarbij leidend. Alle disciplines binnen De Winckelsteegh werken samen om voor iedereen het leven comfortabeler te maken. Ook voor cliënten die niet op het terrein wonen, biedt De Winckelsteegh de diverse voorzieningen aan. Logeren bij De Winckelsteegh is bijvoorbeeld een mogelijkheid. Pluryn is de zorgverlener van deze locatie en ondersteunt de doelgroep bij wonen, werken, leren, dagbesteding en vrije tijd. In het verleden was de trend om indien mogelijk de cliënten kleinschalig in de 'normale' woonomgeving te laten wonen. Voor dit terrein zijn in het verleden al plannen gemaakt om een deel van het terrein in te zetten voor eengezinswoningen. Daar wordt nu van afgezien. Pluryn wil het terrein behouden voor deze doelgroep en de gebouwen behouden en opknappen voor deze doelgroep.

De voorzieningen zijn gerenoveerd of nieuw gebouwd (onder andere kinderboerderij, zwembad en horeca) en ook voor de buurtbewoners open gesteld. Dit past binnen de trend, omgekeerde integratie; namelijk van het binnenhalen van buurtbewoners. Voorheen waren de voorzieningen alleen voor de cliënten van het terrein. De woningbouw van eengezinswoningen is komen te vervallen en er worden nu drie gebouwen gerealiseerd voor woongroepen (beschermd wonen).

Het betreft hier een invulling van wonen met zorg voor een doelgroep die al op deze locatie gehuisvest is. De invulling bestaat uit woningen/gebouwen voor deze zorgdoelgroep (zorgcategorie > 4) en vallend onder de Wet langdurige zorg (Wlz). De voorzieningen worden waar mogelijk ook open gesteld voor de buurtbewoners.

3.1.4 Conclusie

Het plan past binnen het wonen met zorg beleid.

3.2 Economische Zaken

3.2.1 Horeca

In de horecanota Gastvrij Nijmegen (2007) zijn de beleidslijnen voor horeca opgenomen. Op de locatie De Winckelsteegh gaat het om horeca in de categorie 1a, 1b en 2a. waarbij de nadruk ligt op het restaurant en als nevenactiviteit zalenverhuur.

Deze horeca past onder de beleidslijn voor unieke locaties, gelegen buiten het stadscentrum. Het gaat hier om een hele specifieke locatie, geschikt voor horeca-activiteiten, niet direct concurrerend met horeca-activiteiten in de omgeving.

3.3 Verkeer

3.3.1 Bereikbaarheid

De zorginstelling "De Winckelsteegh" wordt ontsloten via de Winkelsteegseweg. De Winkelsteegseweg is een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u.

3.3.2 Openbaar Vervoer

Voor het gebruik van het openbaar vervoer is de zorginstelling aangewezen op de bushaltevoorziening "Begraafplaats Jonkerbos" gelegen aan de Weg door Jonkerbos.

3.3.3 Parkeren

De planontwikkeling moet binnen het plangebied in haar eigen opgeroepen parkeerbehoefte voorzien. Dit houdt in dat de parkeerbehoefte op eigen terrein opgelost dient te worden.

De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels Parkeren. Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone Schil/Overloopgebied.

Er kunnen voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.

3.4 Milieu

3.4.1 Bedrijvigheid

Bedrijvigheid in de zin van de Wet milieubeheer is die bedrijvigheid die onder het activiteitenbesluit valt of een omgevingsvergunning nodig heeft. Een bepaalde activiteit is een inrichting indien zowel sprake is van een bedrijfsmatige omvang binnen een zekere begrenzing als een vermelding van de activiteit in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht. In het nieuwe bestemmingsplan zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar, verkeer en visuele aspecten van belang. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is een verbijzonderde afgeleide van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.

De Winckelsteegh is een voorziening voor ernstig verstandelijk gehandicapten met overnachtingsmogelijkheid. Deze instelling valt onder SBI code 87.20 (2008). De richtwaarden ten opzichte van woongebieden is 30 meter ten gevolge van geluid. De dichtstbijzijnde woningen bevinden zich aan de Toermalijnstraat 1 en de Jaspisstraat 13. De gevel van deze woningen ligt op 30 meter van het dichtsbijzijnde bouwvlak van De Winckelsteegh. Eventuele hinder van het terrein zal minimaal zijn vanwege de groenstructuur op het terrein en de beperkte hinder van dit deel van het terrein waar alleen 'beschermd wonen' staat gepland. Om deze reden kan dus worden afgeweken van de richtwaarde voor dit deel van het terrein.

"De Winckelsteegh" kan hinder ondervinden van bestaande bedrijvigheid in de buurt aangezien personen overnachten op de betreffende locatie.

Op de Winkelsteegseweg zijn de volgende bedrijven gevestigd. Op nummer 146 is dit het bedrijf Azmani met SBI code 50104, op nummer 148 een benzine servicestation (Hopman Pompexploitatiemij B.V.) met SBI code 5050 en op nummer 150 Autobedrijf Bochane (SBI 50104). De richtafstand tot een rustige woonwijk van al deze bedrijven is 30 meter. Het dichtstbijzijnde gebouw van "De Winckelsteegh" is niet bestemd voor overnachtingen en ligt op iets meer dan 30 meter. Hinder van enige omvang is dus ook niet te verwachten.

3.4.2 Bodem

3.4.3 Geluid

In het plan wordt onder andere de (her)bouw van woningen met 24-uurszorg voorzien. Overige bebouwing binnen het plangebied blijft bestaan.

3.4.4 Luchtkwaliteit

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

  1. a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
  2. b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijnstof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.

Het plan voor het terrein van "De Winckelsteegh" voorziet o.a. in de volgende wijzigingen:

  • twee woongebouwen met 24-uurs zorg aan de Winkelsteegseweg zijn gesloopt. Op deze locatie is het bouwvlak verschoven.
  • Horeca (“Meneer Vos”) is geschikt gemaakt voor 'omgekeerde' integratie, d.w.z. op het 'binnenhalen' van buurtbewoners. Voorheen alleen voor cliënten van zorginstelling "De Winckelsteegh".
  • Woningbouw is komen te vervallen en er worden nu drie gebouwen gerealiseerd voor woongroepen (beschermd wonen), omdat er nog geen concreet bouwplan is wordt een bouwvlak opgenomen met een bebouwingspercentage.

Dit plan heeft een zodanig gering netto verkeerseffect (een zgn. NIBM-project), waardoor het plan niet aan de grenswaarden getoetst hoeft te worden.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • geen afstandscriterium;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1e lijnsbebouwing);
  • GGD heeft het advies “niet in 1e lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

De Gemeente Nijmegen conformeert zich zo veel mogelijk aan deze GGD-richtlijn. Het plangebied bevindt zich op voldoende grote afstand tot drukke doorgaande wegen, zodat dit aspect hier niet aan de orde is.

3.4.5 Externe veiligheid

Inleiding

De Gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de volgende risicobronnen; enkele bedrijven en het Maas-Waal Kanaal.

Toetsing aan Plaatsgebonden risico (PR)

Onder het (PR) wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden (PR 10-6) aangegeven voor kwetsbare objecten en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Daar waar gesproken wordt van een plaatsgebonden risicocontour wordt de PR 10-6 contour bedoeld.

De PR 10-6 contour van de hogedruk aardgasleiding ligt op de leiding (is nul meter). Deze ondergrondse leiding heeft een druk van 40 bar en een doorsnede van 324 millimeter. Ook het nabij gelegen Maas-Waal kanaal en de overige risicobronnen hebben geen PR contour over het plangebied liggen.

De verantwoording van het groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden. Voor de verantwoording van het groepsrisico rond bedrijven geldt een ander afwegingskader dan de verantwoording van de risico's rond transportroutes.

Voor bedrijven zoals NXP en Broekman Logistics (voorheen TWO) geldt dat alleen zeer zeldzame toxische scenario's risico's in het plangebied veroorzaken. De gemeente Nijmegen heeft in haar beleidsvisie externe veiligheid (februari 2014) onderstaande standaard verantwoording hiervoor opgesteld.

Verantwoording groepsrisico bij niveau 3a
Inleiding
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied.

Ontwikkeling groepsrisico
Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.

Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.

Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen en de daarin gemaakte keuzes.

Er ligt een hogedruk aardgasbuisleiding nabij het plangebied. De belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijde van de buisleiding valt echter niet over het plangebied. De hogedruk aardgasbuisleiding heeft een 1% lethaal contour van 140 meter en een 100% lethaal contour van 70 meter. De afstand van de buisleiding tot het plangebied is meer dan 200 meter. Een verantwoording van het groepsrisico is dus niet noodzakelijk.

Het Maas-Waalkanaal is gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute) en maakt onderdeel uit van het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Volgens het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is een volledige groepsrisicoverantwoording alleen nodig indien de planontwikkeling binnen de 200 meter van het Maas-Waal kanaal ligt. Dit is niet het geval. Wel ligt het plan binnen het invloedsgebied van het Maas-Waal kanaal. Hier kan dus worden volstaan met een advies van de VRGZ over bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De VRGZ heeft zowel op 5 augustus 2014 als op 25 augustus 2015 advies uitgebracht. Het eerste advies betrof de ontwikkeling op het terrein van Pluryn inclusief een camping aan de zijde van het Maas-Waal kanaal. Deze camping is in het huidige plan vervallen. De VRGZ adviseert om toekomstige bewoners te informeren over de aanwezige risico's om hiermee de zelfredzaamheid van de bewoners te vergroten. Daarnaast wordt geadviseerd om de mechanische ventilatie van de panden van Pluryn te voorzien van een centraal bedienbare noodschakelaar.

3.4.6 Fysieke veiligheid

Het aspect (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De brandweer heeft geadviseerd op het aspect fysieke veiligheid.

3.4.7 Klimaat

Nijmegen streeft er naar om als stad energieneutraal te worden en de stad aan te passen aan klimaatveranderingen. Dit kan door energiegebruik te beperken en duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen.

Daarnaast leidt klimaatverandering tot wijzigende omstandigheden zoals extremer weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Opgaven op deze plek zijn het voorkomen van oververhitting en het realiseren van berging voor neerslag.

Met andere overheden en bouwpartijen in de regio hebben we in het Groen Akkoord afgesproken om de milieuprestatie van gebouwen met de GRP-systematiek uit te drukken en deze te publiceren. GPR scoort op vijf thema's de milieuprestatie van gebouwen en kan ingezet worden om de integrale kwaliteit van gebouwen te en verbeterpunten op te sporen. Als de ontwikkelaar nog geen licentie voor dit systeem heeft, kan de gemeente er één voor dit project ter beschikking stellen.

Voor zorgwoningen is een aparte module van GPR ontwikkeld. Hiermee is het eenvoudig mogelijk om inzicht te geven of en hoe de woningen voldoen aan de eisen op levensloopbestendigheid.

In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.

Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Het gebouw zal een groot dakoppervlak hebben. Door dit vergroend uit te voeren wordt de omgevingskwaliteit verbeterd en de waterhuishouding ontlast.

Voor woongebouwen liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezonder, comfortabeler gebouw.

Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatieontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.

Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.

3.5 Water

3.5.1 De Watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet.

Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Bestuursakkoord Water (mei 2011)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
  • Waterplan 2010 – 2015 (WP4)
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 30 oktober 2009)
  • Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014

3.5.2 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Goffert. Voor dit gebied zijn het Waterplan Nijmegen (2001), het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 en de Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) relevant. Er vinden wel wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming. Op het terrein staat een aantal gebouwen. Op twee bouwvlakken op het terrein worden gebouwen gesloopt en nieuwe gebouwen gerealiseerd. Een bouwvlak van 5.983 m2 mag voor 45% bebouwd worden, wat overeenkomt met 2.692 m2 terwijl het oppervlakte van het bestaande te slopen gebouw 847 m2 bedraagt. Een ander bouwvlak van 1.168 m2 mag voor 80% bebouwd worden, wat overeenkomt met 934 m2 terwijl het oppervlakte van de bestaande te slopen gebouwen 338 m2 bedragen. De totale toename van verhard oppervlak bedraagt 2.441 m2 bij de aanname dat rondom de bestaande en nieuwe gebouwen geen andere verhardingen waren en zijn.

3.5.3 Overleg

In het kader van de watertoets heeft overleg met het Waterschap Rivierenland plaatsgebonden.

3.5.4 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, nabij het plangebied wel.

Aan de noordzijde van het plangebied bevinden zich drie waterpartijen die als kanovijver en visvijver gebruikt worden. De gemeente is eigenaar van deze vijvers. Het waterschap voert het onderhoud van de vijvers uit. Het onderhoud van de oevers wordt in samenwerking tussen gemeente en waterschap uitgevoerd. Aan de westzijde van het plangebied ligt langs het Maaswaalkanaal de A-watergang die water naar het gemaal bij Heumen afvoert. Het waterschap en Rijkswaterstaat zijn beiden deels eigenaar van deze watergang. Het waterschap voert het onderhoud van de watergang uit. Vanuit de gemengde stelsels van de bovenstrooms gelegen wijk Neerbosch-Oost en de benedenstrooms gelegen wijk Hatert en vanuit verbeterd gescheiden stelsels op enkele bovenstrooms gelegen bedrijventerreinen kunnen bij hevige neerslag overstortingen naar de waterpartijen of watergang langs het kanaal plaatsvinden.

Het regenwater stort via gemengde of verbeterd gescheiden stelsel over op het oppervlaktewater. Aan de lozing van water stelt het waterschap eisen. Als kwantitatief gezien sprake is van een toename van verhard oppervlak kleiner dan 500 m2 hoeft geen extra berging te worden gerealiseerd. In de bestaande situatie is 1.185 m2 verhard oppervlak aanwezig. In de nieuwe situatie wordt 3.626 m2 verhard oppervlak aangelegd. De toename van het verharde oppervlak is 2.441 m2. Voor de eerste 500 m2 hoeft geen compensatie gemaakt te worden. Voor een toename van verhard oppervlak van 1.941 m2 moet aanvullende waterberging gemaakt worden.

Voor plannen van minder dan 5 ha wordt de vuistregel van het waterschap gehanteerd. Bij berging in droog vallende retentie voorzieningen geldt 664 m3 berging per ha toename verhard oppervlak. Hierbij geldt dat er geen inundatie plaats mag vinden, dus de berging mag in principe tot maaiveld. De volgende berekeningen zijn van toepassing op de te realiseren waterberging.

Berging in droogvallende retentie
Bergingsopgave per hectare 664 m³/ha
Bergingsopgave per plangebied 128,88
Diepte voorziening tot mv (bijvoorbeeld) 0,5 m
Te realiseren droogvallende retentie Maximaal 500

De oppervlakte van de te realiseren droogvallende retentie wordt later bepaald. Dit omdat nu nog niet duidelijk is hoe diep de voorziening wordt. Daardoor zijn de taluds en oppervlakte nog afhankelijk van het daadwerkelijk ontwerp. Hierbij is het van belang om te kijken of kindveiligheid ook een item is op deze locatie. Een oppervlakte van in ieder geval maximaal 500 m2 is noodzakelijk om de berging te realiseren. In de bestemming groen is het mogelijk om een droogvallende retentie te realiseren. Bij het ontwerp dient rekening gehouden te worden met bestaande bomen.

3.5.5 Grondwater

Het plangebied bevindt zich in niet een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
  • een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)

Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

3.5.6 Riolering/ hemelwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Winkelsteegseweg. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel.

Het bedrijventerrein Winkelsteeg ten zuiden van de Nieuwe Dukenburgseweg is uitgevoerd als een verbeterd gescheiden stelsel.

Afvalwater en hemelwater worden ingezameld en onder vrijverval afgevoerd naar het gemengde stelsel in de Winkelsteegseweg en verder naar het rioolgemaal Hatert. Dit rioolgemaal pompt het water naar het gemengde stelsel van De Biezen.

Bij hevige neerslag wordt het afvalwater inclusief first flush afgevoerd op dit gemengde stelsel. Daarna stort dit verbeterd gescheiden stelsel via regenwateruitlaten over naar de drie waterpartijen. Vanuit deze waterpartijen kan water overstorten naar de A-watergang langs het Maaswaalkanaal.

Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwater'. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Bij indienen van de omgevingsvergunning voor dit plan moet een waterhuishoudkundig plan worden ingediend. Hierin dient tevens te worden aangetoond op welke infiltratie mogelijk is.

3.6 Natuur & Landschap

3.6.1 Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming.

Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

3.6.2 Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort'
  • Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')

In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd.

3.6.3 Flora en Faunawet

Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.

Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten.

Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.


Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van Economische Zaken.

3.6.4 Gelders Natuurnetwerk

Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, beschermt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

3.6.5 Groene Ontwikkelingszone

De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Bevoegd gezag voor de GNN/GO is de provincie Gelderland.

3.6.6 Groenplan 'De Groene Draad'

Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.


De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.

De Winkelsteeg is een mengeling van bedrijventerrein, instituten en een begraafplaats. De restanten van het voormalige landgoed, de monumentale bomenlanen, de brede bermen en de restanten van het bosgebied sluiten prachtig aan op het bosrijke karakter van de omgeving. Het vormt een groene verbinding tussen het Goffertpark en het Maas-Waalkanaal. Het sportcomplex aan de Vossendijk sluit hier mooi op aan.

Het groene en bosrijke karakter van het terrein Winkelsteeg is een belangrijke kwaliteit die zoveel mogelijk in stand gehouden dient te worden. Dit betekent niet dat geen ontwikkelingen mogelijk zijn maar wel dat deze zorgvuldig ingepast en afgewogen moeten worden en dat er zo nodig op het terrein groen gecompenseerd wordt.

Concrete wijzigingen t.o.v. het vigerende bestemmingsplan is de toevoeging van de bestemming Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij. De maximale bouwruimte binnen deze bestemming kan vergeleken worden met de verkleining van de bestemming Maatschappelijk in het westelijk deel van het terrein. Per saldo is er dus geen verkleining van de bestemming Groen. Een aantal van de andere bestemmingen Maatschappelijk worden wel nieuw toegevoegd maar deze verankeren de al bestaande en gebouwde situatie.

Zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitplan "De Winckelsteegh" uit 2007 wordt de groenstructuur op het terrein nog verder versterkt door de aanplant van bos, laanbomen, solitaire bomen en boomgroepen.

3.6.7 Handboek Stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.

De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.

De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:

  • Optimale inzet van middelen.
  • Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
  • Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
  • Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.

Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.

In dit bestemmingsplan zijn geen bomen van de hoofdboomstructuur in het geding.

3.7 Archeologie

Archeologie is binnen de planologie een conserverende waarde. Immers, archeologie is een niet aanvulbare waarde, wat wil zeggen wat eenmaal vernietigd is, nooit meer hersteld kan worden. Vandaar dat de omgang met archeologie zo op behoud is gericht. Behoud, bij voorkeur in situ, staat voorop, en dit principe zien we op elk niveau van archeologiebeleid terug.

De wens om archeologie in situ te behouden heeft verschillende achtergronden. Ten eerste het uitgangspunt dat de natuurlijke conservering de beste is, en ten tweede dat archeologie in zijn context begrepen moet worden. Een archeologische vondst, of het nu een voorwerp of een structuur is, is een drager van informatie, in relatie tot zijn omgeving. Het zal altijd iets kunnen zeggen over de lokale geschiedenis, vaak over de regionale geschiedenis en soms ook over de nationale geschiedenis of zelfs internationale geschiedenis. Archeologie zonder context heeft duidelijk aan waarde verloren.

Een derde uitgangspunt is de aanname dat toekomstige generaties mogelijk betere vormen van archeologisch onderzoek zullen hebben. Typerend voor gravend archeologisch onderzoek is dat het onderzoek het onderzoeksobject vernietigd: je kunt het maar eenmaal onderzoeken. Dit verklaart de nadruk op het goed documenteren van wat er tijdens het onderzoek aangetroffen wordt, zowel in het veld als nadien bij de uitwerking. Vandaar de hoop dat door nieuwe technieken dit mogelijk zal veranderen. Zouden we nu alles opgraven dan kan men later nooit meer onderzoek doen.

Een vierde en niet onbelangrijk punt is de economische kant van archeologisch onderzoek. Dit kan erg duur zijn, waardoor bijvoorbeeld de economische haalbaarheid van een plan in het geding kan komen. Maatregelen om de bodem niet of maar beperkt te verstoren zijn dan ook economisch zinvol.

Archeologie geeft inzicht in de (lokale) geschiedenis, en kan een belangrijke identiteitsdrager zijn. Het streven is om cultuurhistorische waarden, waaronder archeologie, mee te nemen bij inrichtingsplannen. Gebieden met een grote cultuurhistorische waarde hebben naast een grote leefbaarheid vaak ook een hogere economische waarde.

3.7.1 Rijksbeleid

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

3.7.2 Provinciaal beleid

De provincies hebben nog maar een beperkte rol als het om archeologie gaat. Door de Monumentenwet 1988 is de rol van het rijk en de provincies sterk afgenomen, ten gunste van de gemeenten. Deze zijn verantwoordelijk voor het opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en voor het daarvan afgeleide vergunningenstelsel. Er zijn enkele uitzonderingen hierop: de provincies zijn verantwoordelijk voor ontgrondingen, en kunnen op basis daarvan aan de ontgrondingsvergunning ook voorwaarden stellen die betrekking hebben op archeologie. Tevens is de provincie bevoegd gezag bij inpassingsplannen en bij mer-trajecten op provinciaal niveau.

De provincie Gelderland kent een groot belang toe aan goed archeologisch beleid op gemeentelijk niveau, en heeft daarom de instelling van regioarcheologen gefaciliteerd, zodat vrijwel alle Gelderse gemeenten kunnen beschikken over gedegen archeologische ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid. Daarnaast heeft de provincie voor een drietal grotere regio's zogenaamde kennisagenda's laten opstellen, om zo de bestaande kennis en kennislacunes inzichtelijk te maken. De provincie Gelderland is verder actief betrokken bij de nominatie van de Romeinse grenszone, de Limes, tot Unesco werelderfgoed. Het is de bedoeling dat de onder deze status vallende terreinen ook planologisch beschermd gaan worden.

3.7.3 Gemeentelijk beleid

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.

Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken, of sterk beperken. Initiatiefnemers worden dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden, of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.

3.7.4 Plangebied

Het plangebied ligt in een gebied met archeologische waarden. Het gaat daarbij om de waarde archeologie 3. Voor de waarde 3 gelden de regels van het recent onherroepelijk geworden facetbestemmingsplan Archeologie (2014).

Een waarde 3 gebied heeft een zeer hoge archeologische waarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 3 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 50 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

In het voorliggende geval gaat het om vondsten en sporen die teruggaan tot de steentijd, en die doorlopen tot in de nieuwe tijd. Bij een vorige ontwikkeling binnen het plangebied is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn archeologische sporen en vondsten gedaan uit de steentijd, de bronstijd, de ijzertijd, de middeleeuwen en de nieuwe tijd. 1 Dit onderstreept de hoge waarde voor dit gebied.

Tijdens het genoemde archeologisch onderzoek in 2013 is geconstateerd dat tot vlak voor de nieuwbouw er grote schade is toegebracht aan de archeologie in de bodem. Onder andere bij de sloop en het bouwrijp maken is onoordeelkundig met het archeologisch belang omgesprongen. Dit dient in de toekomst vermeden te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12003-VG01_0006.png"

Figuur 6: Plangebied op de ABAK van de gemeente Nijmegen.

De oranje gebieden hebben de waarde 3 archeologie. In grijs afgebeeld zijn de waarde 1 gebieden. De codes in de witte tekstblokken (Z-15, Z-16 en Z-17) zijn de terreincodes in de catalogus bij de ABAK. De licht gele vlakken zijn gebieden waar eerder (een vorm van) archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.

Vergunningplichtige ingrepen waarbij de bodem verstoord wordt kunnen niet zonder archeologisch onderzoek uitgevoerd worden. Er zijn verschillende opties voor het te verrichten archeologisch onderzoek, die hieronder kort worden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP12003-VG01_0007.jpg"

Figuur 7: Uitgebreid archeologisch onderzoekschema, volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

Het ruitje in het midden van de bovenstaande afbeelding staat voor het rapport dat moet aantonen hoe het met de archeologie binnen het plangebied is gesteld. De daarboven staande onderzoekstappen kunnen elkaar opvolgen, maar er kan ook gekozen worden om maar één bepaald soort onderzoek uit te voeren. In het algemeen geldt dat hoe lager men in de boom komt, hoe duurder het wordt, maar ook dat de data die gegenereerd worden steeds beter worden.

Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen. Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd.

  1. 1. J.A. den Braven, Archeologisch onderzoek (IVO-P en AB) aan de Winkelsteegseweg in Nijmegen. Resten uit de steentijd, bronstijd, ijzertijd, middeleeuwen en nieuwe tijd, Archeologische Berichten Nijmegen - Briefrapport 135, Nijmegen 2013.

3.7.5 Benodigd onderzoek

Afhankelijk van de plannen zullen bij de vergunningverleningen voorwaarden gesteld kunnen worden. De exacte eisen zullen pas geformuleerd kunnen worden als de concrete, bodemverstorende ingrepen, bekend zijn. Het archeologisch onderzoek zal als voorwaarde aan de vergunningverlening gekoppeld worden.

Aan de eventuele sloop van bestaande gebouwen en opstallen, alsmede aan het bouwrijp maken van het terrein, zullen bij de vergunningverlening voorwaarden gesteld worden die ervoor moeten zorgen dat het archeologisch belang ook in die fase(n) beschermd is. Deze voorwaarden kunnen onder andere de volgende zaken omvatten: alleen rechtstandig slopen, bouwrijp maken alleen onder archeologische begeleiding. Een en ander zal afhangen van de concrete plannen die bij de vergunningaanvraag worden ingediend.

Met het indienen van het door de bevoegde overheid goedgekeurd onderzoeksrapport zal dan aan de gestelde voorwaarden vanwege de archeologie voldaan zijn.

3.7.6 Meldingsplicht artikel 53 Monumentenwet 1988

Archeologische vondsten gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden, op basis van artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst. Om het documenteren van toevalsvondsten mogelijk te maken verdient het de aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 53 Monumentenwet 1988): Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Deze melding kan ook worden gedaan bij de gemeentearcheoloog.

3.8 Cultuurhistorie

3.8.1 Rijksbeleid

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.

De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten.

3.8.2 Gemeentelijk beleid

Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld.

Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding.

De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Het betreffende bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart. In gebiedstype 1 is er hoofdzakelijk sprake van woonwijken die in de afgelopen 50 jaar tot stand zijn gekomen en moderne bedrijventerreinen en industriegebieden. In deze gebieden zijn cultuurhistorisch waardevolle elementen in mindere mate aanwezig. Bij ruimtelijke plannen zal daarom alleen gestreefd worden naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren. Dit is voor deze gebieden voldoende om verwijzingen naar het verleden levend te houden. Op het terrein bevindt zich het gemeentelijk monument “de Winkelsteeg” (Winkelsteegseweg 99). Voor gemeentelijke beschermingen is de gemeentelijke monumentenverordening de basis.

3.8.3 Plangebied

De Winkelsteeg is een oud landgoed, waarvan het negentiende-eeuwse landhuis (Winkelsteegseweg 99, gemeentelijk monument) bewaard is gebleven. Het landgoed werd tot het midden van de 17e eeuw aangeduid als "Hofstede ter Hatert". In 1655 werd het huis omgedoopt tot hofstede De Winckelsteegh. In 1811 werd het huis herbouwd tot een neoclassicistisch buiten: een nagenoeg vierkant gebouw met op de hoeken geblokte pilasters en een fraaie natuurstenen trap voor de ingang. Het landgoed werd in 1878, evenals het ernaast gelegen landgoed De Hulsen, aangekocht door zeepfabrikant Dobbelman, die het herenhuis als zomerverblijf bewoonde. Sinds 1971 is het landgoed in gebruik door de Stichting Pluryn, locatie De Winckelsteegh. Het bosrijke karakter van het landgoed is behouden.

3.8.4 Gevolgen voor cultuurhistorische waarden

Om de monumentale kwaliteiten van het gemeentelijk monument goed tot zijn recht te laten komen is het van belang dat de groene setting bewaard blijft. Ook dient de omliggende bebouwing daarom niet in hoogte te concurreren met het landhuis. De bouwhoogte voor de drie gebouwen voor woongroepen wordt hoger dan het huidige gebouw. De hoogte blijft evenwel ruim onder de hoogte van het gemeentelijk monument. Het bouwvlak ligt net iets verder van het monument af dan het huidige gebouw. Omdat er een bebouwingspercentage van 45% is, wordt vanuit cultuurhistorisch oogpunt geadviseerd de nieuwbouw zo ver mogelijk van het monument te positioneren of de bouwhoogte aan de zijde van het monument lager te houden, zodat het nieuwe gebouw zo min mogelijk met het landhuis concurreert en het landhuis als vrijstaand gebouw omringd door groen beleefbaar blijft. De in het bestemmingsplan opgenomen strook met de bestemming 'bos' tussen het landhuis en het nieuwe gebouw kan, samen met de ruime afstand tussen de gebouwen, er mede voor zorgen dat de nieuwbouw niet met het monument gaat concurreren. Ook de bestemming 'groen' rondom de gebouwen zorgt voor behoud van het bosrijke karakter. Voor de overige bestemmingsplanwijzigingen is er geen aanleiding tot het maken van nadere opmerkingen.

3.8.5 Conclusie

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn er daarom geen bezwaren tegen het bestemmingsplan, met dien verstande dat geadviseerd wordt om bij de uitwerking van de drie nieuwe gebouwen voor woongroepen de afstand tussen de nieuwbouw en het monument zo groot mogelijk wordt gehouden en/of de bouwhoogte aan de zijde van het monument lager wordt gehouden.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische Uitvoerbaarheid

De voorgestelde bestemmingsplanherziening maakt de aanpassing, welke noodzakelijk is om veranderde inzichten over zorg en wijzigingen in de financiering uit te voeren, van het herstructureringsplan uit 2007 mogelijk. Het structureringsplan uit 2007 is voor het gehele terrein van Huize De Winckelsteegh gemaakt. De betreffende locatie is in eigendom van de ontwikkelaar.

Met de ontwikkelaar is een regeling getroffen waarin o.a. afspraken zijn gemaakt over de te vergoeden plankosten aan de gemeente. Uit de herziening van het bestemmingsplan kan planschade voortvloeien als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Er dient voorkomen te worden dat de gemeente voor particuliere initiatieven planschade betaalt. Om die reden is in de regeling opgenomen dat Pluryn zich ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid van de planologische maatregel voor het terrein van “de Winckelsteeg” bereid verklaart de daaruit voortvloeiende voor vergoeding in aanmerking komende planschade volledig aan de gemeente te compenseren. Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is.

Door de aangegeven dekking is het kostenverhaal verzekerd en hoeft bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Voor dit bestemmingsplan is op 17 december 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Op 18 december 2014 heeft Pluryn een voorlichtingsavond gehouden voor omwonenden waarbij zij de gewenste wijzigingen op het terrein van Pluryn hebben toegelicht. Op deze avond is verteld dat de gemeente na besluitvorming door het college een informatieavond zal houden, waar het ontwerpbestemmingplan wordt toelicht. Deze informatieavond is begin februari 2015 georganiseerd.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen. De kennisgeving van de terinzagelegging heeft plaatsgevonden via de website van de gemeente Nijmegen (http://bekendmakingen.nijmegen.nl) en de Staatscourant. De stukken hebben fysiek ter inzage gelegen bij de informatiebalie van de gemeente Nijmegen.

Hoofdstuk 5 Vooroverleg

5.1 Ministerie Infrastructuur En Milieu

In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.

Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparaaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf:

  • Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
  • Grote rivieren
  • Kustfundament
  • IJsselmeergebieden
  • IJsselmeergebied Regionale watersystemen
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Nationale Landschappen
  • Rijksbufferzones
  • Recreatie
  • Derde Nota Waddenzee
  • Tweede Structuurschema Militaire Terreinen
  • Project Mainport Rotterdam

Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen. Er is dus geen vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro met het Ministerie noodzakelijk.

5.2 Provincie Gelderland

Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden.

5.3 Waterschap

Per brief van 15 februari 2012 (kenmerk 201206566) geeft het Waterschap Rivierenland aan dat zij beoordeeld of in een plan voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding. De gemeente kan zelf bepalen of een plan waterhuishoudkundig relevant is of niet via de landelijke website www.dewatertoets.nl.

Deze toetsing is gedaan en op 19 december 2014 heeft het Waterschap verklaard dat zij instemmen met de waterparagraaf.

Hoofdstuk 6 Plansystematiek

6.1 Algemeen

Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

Het doel van onderhavig bestemmingsplan is het juridisch kader scheppen voor het gebruik van de gebouwen en bijbehorende gronden ten behoeve van het wonen.

6.2 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsplanregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht) en de bijlagen (Staat van horeca-activiteiten). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.

6.2.1 Inleidende regels

Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.

6.2.2 Bestemmingsplanregels

In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor: "Bos, Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij, Groen, Horeca, Maatschappelijk en Verkeer".

Bos (BO)

Binnen deze bestemming is het bos opgenomen. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd binnen deze bestemming.

Daarnaast is binnen deze bestemming een vergunningenstelsel opgenomen. Bepaalde werken en werkzaamheden kunnen pas uitgevoerd worden nadat een vergunning is verleend waarbij moet worden afgewogen of geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op het bos.

Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij

Deze bestemming is opgenomen voor een kinderboerderij op het terrein van de zorginstelling De Winckelsteegh. Omdat op deze locatie geen andere functies ie onder cultuur en ontspanning vallen wenselijk zijn, is hiervoor een specifieke bestemming opgenomen.

Groen (G)

Binnen de bestemming Groen zijn bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers en rioolbuffers mogelijk. In de bestemming Groen zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan. Waardevolle bomen zijn niet apart aangeduid. Deze bomen worden via de kapverordening beschermd.

Horeca (H)

De bestemming Horeca is opgenomen voor horecavoorzieningen van enige omvang waarbij geen combinatie met andere functies voorkomt. In tegenstelling tot ondersteunende horeca mag er reclame worden gemaakt.

Maatschappelijk (M)

De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen van enige omvang waarbij geen combinatie met andere functies voorkomt. De gebouwen mogen ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen gebruikt worden.

Verkeer (V)

De bestemming Verkeer is opgenomen voor de openbare weg in brede zin. Hieronder wordt verstaan wegen, pleinen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk.

In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor: "Waarde - Archeologie 3" en "Waarde - Natuur en landschap".

Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)

In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologische deskundige, omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Deze dubbelbestemming beslaat het gehele plangebied.

Waarde - Natuur en landschap (dubbelbestemming)

Voor de bestemming "Groen" geldt een dubbelbestemming. Om de natuur en landschappelijke waarden zo goed mogelijk te beschermen zijn de bouwmogelijkheden in de regels beperkt en is er een verbod om bepaalde werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning.

6.2.3 Aanduidingen

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn binnen het bestemmingsplan aanduidingen te onderscheiden. Deze aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen en dubbelbestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel voor op de verbeelding als in de planregels voor.

In dit bestemmingsplan komen functie-aanduidingen (sport, specifieke vorm van groen - dierenweide en specifieke vorm van maatschappelijk - recreatief medegebruik), bouwvlakken, maatvoeringsaanduidingen (maximum goot-en nokhoogte, bebouwingspercentage en bebouwd oppervlak) voor.

6.2.4 Algemene regels

De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (beeldende kunst, (bouw)werken ten algemenen nutte, ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (evenementen en ondersteunende horeca) en overige regels (parkeerregels, voorrangsregeling bestemmingen).

6.2.5 Overgangs- en slotregels

Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregel.

6.3 Flexibiliteitsbepalingen

Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouwmogelijkheden reeds bieden, zijn er onder voorwaarden extra mogelijkheden. Deze extra mogelijkheden kunnen worden geboden via omgevingsvergunningen en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden.

Verder zijn in dit bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen om een omgevingsvergunning te verlenen.

Wijzigingsbevoegdheden

Bij de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 3 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze dubbelbestemming te kunnen laten vervallen of juist op te nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Omgevingsvergunning

Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Bij de dubbelbestemmingen geldt er veelal een bouwverbod voor de overige voor deze gronden geldende bestemmingen. Van dit bouwverbod kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken. Daarbij wordt getoetst aan de belangen die met de dubbelbestemming worden beschermd. Hiervoor dient veelal vooraf advies ingewonnen te worden bij een deskundige of beheerder. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden en/of een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Verbeelding Bij Bomencompensatieplan

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek 2006

Bijlage 3 Advies Brandweer

Bijlage 4 Aanvullend Verkennend Bodemonderzoek 2006

Bijlage 5 Flora En Faunaonderzoek

Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio Gelderland-zuid

Bijlage 7 Veldonderzoek Rode Eekhoorn

Bijlage 8 Aanvullend Flora En Faunaonderzoek

Bijlage 9 Bomencompensatieplan En Groenbeheersplan