Nijmegen Oost
Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen
Vastgesteld op 26-06-2013 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Oost van de Gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP13000-ON01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
1.9 archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bed and breakfast
een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning en ondergeschikt is aan de woonfunctie.
1.14 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.15 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.16 bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
1.17 beperkt zelfredzame personen
van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurszorg.
1.18 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.19 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.20 bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.
1.21 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.25 bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, theater en wellness. Prostitutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten.
1.28 cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen.
1.30 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.
1.31 dienstverlening
een bedrijf / organisatie met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.
1.32 erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
1.33 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).
1.34 evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
1.35 garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.36 garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.
1.37 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen':
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medische centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
- I. terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
- II. woonwagenstandplaatsen.
1.39 gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.40 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.41 historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.
1.42 historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.
1.43 hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.44 hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak
1.45 hoofdgebouw(en)
gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken.
1.46 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.
1.47 hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.48 kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.
1.49 landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.50 kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.
1.51 kwetsbare objecten
kwetsbare objecten volgens artikel 1, onder L, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen 2004.
1.52 maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek. Uitgezonderd hiervan is een centrum voor verslavingszorg.
1.53 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.54 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.55 ondergronds bouwwerk
- a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.56 ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.57 ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.58 ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP9000_GBKN20120322.dxf.
1.59 ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.60 overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.61 pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.62 perceelsgrens
de grens van een kadastraal perceel.
1.63 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
1.64 praktijkruimte
ruimte op de begane grond voor de uitoefening van beroepsmatige werkzaamheden welke qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar zijn met aan huis gebonden beroepen of bedrijven
1.65 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.66 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.67 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.68 recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
1.69 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.70 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.
1.71 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke.
1.72 straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
1.73 stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.
1.74 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.75 supermarkt
een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.
1.76 terreinen met een archeologisch belang
terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.
1.77 terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.
1.78 uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.79 voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.80 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.81 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.82 winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.
1.83 wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.
1.84 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
1.85 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.86 woonschip
elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.
1.87 verdieping
laag van een gebouw, niet zijnde de begane grond en het souterrain;
1.88 zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
1.89 zeer kwetsbare objecten
een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.2 de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen de bestemming toegestane activiteit/functie.
2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.
2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.7 de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.8 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
2.10 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.11 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.13 het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.
2.14 het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.
2.15 het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:
- a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
- d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
- e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.16 het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.
2.17 het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen , alsmede bestaande bedrijven die voorkomen in een andere categorie ingevolge de Staat van bedrijfactiviteiten Model Nijmegen;
- b. ter plaatse van de aanduiding ''ga" tevens voor een garagebedrijf;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-benzineservicestation zonder lpg' uitsluitend voor een benzineservicestation zonder lpg;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens voor een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
- e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - Timmerbedrijf" tevens voor een timmerbedrijf zoals opgenomen in de Staat van inrichtingen in de bijlage;
- f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf- Aannemersbedrijf" tevens voor een aannemersbedrijf zoals opgenomen in de Staat van inrichtingen in de bijlage ;
- g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf- Drukkerij" tevens voor een drukkerij zoals opgenomen in de Staat van inrichtingen in de bijlage; ;
- h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-Elektromotoren revisie" tevens voor een Elektromotoren revisie bedrijf zoals opgenomen in de Staat van inrichtingen in de bijlage ;
- i. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-Touringcarbedrijf" tevens voor een touringcarbedrijf zoals opgenomen in de Staat van inrichtingen in de bijlage ;
- j. ter plaatse van de aanduiding "bw" voor een bedrijfwoning;
- k. ondergeschikte detailhandel;
- l. wonen op verdieping ;
- m. ondergeschikte kantoren;
- n. opslag en uitstalling;
- o. ontsluitingswegen;
- p. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- q. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Voorzover deze gronden zijn gelegen binnen de dubbelbestemmingen Waarde -Cultuurhistorie 2 is parkeren niet toegestaan, met dien verstande dat bestaand gebruik is toegestaan en bevoegd gezag hiervoor op grond van artikel 26.4 of artikel 27.4 een omgevingsvergunning kan verlenen.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren;
- b. bewoning (inclusief kamerverhuur) van begane grond en souterrrain;
- c. opslag van goederen op onbebouwde gronden met een totale stapelhoogte van meer dan 5 meter. De opslag van goederen dient vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken te zijn.
- d. bedrijvigheid is alleen toegestaan op de begane grond
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- b. lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan opslag van goederen op onbebouwde gronden met een totale stapelhoogte van meer dan 5 meter. De opslag van goederen dient vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken te zijn.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.1 onder teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- b. lid 4.1 onder teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 5 Bos
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische- en natuurwaarden;
- c. ter plaatse van de aanduiding "os" voor ontsluiting van het perceel
- d. bijbehorende voorzieningen zoals: schuilgelegenheden, bergingen, sport- en speelvoorzieningen, bestaande parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden;
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel inclusief een supermarkt;
- b. ter plaats van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel sdh- bl" uitsluitend voor het kweken en verkopen van bloemen en planten, een en ander met bijbehorende voorzieningen
- c. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 25.4 Ondersteunende horeca;
- d. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca, met uitzondering van het bepaalde in artikel 25.4.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuur en ontspanning, wonen, kantoren, dienstverlening, en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
- b. ter plaatse van de aanduiding "b" tevens voor bedrijven zoals opgenomen in milieucategorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen) ;
- c. ter plaatse van de aanduiding "sb -1" tevens voor bedrijven zoals opgenomen in milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen), alsmede voor bedrijven in categorieën 3310.2 en 7310.3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen);
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd 1" tevens voor horeca in categorie 1A, 1B en 2A van de Staat van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen);
- e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd 3 " tevens voor een hotel of pension ;
- f. ter plaatse van de aanduiding "bg" tevens voor een vrijstaand bijgebouw;
- g. ter plaats van de aanduiding "do" tevens voor een centrum voor verslavingszorg;
- h. ter plaatse van de aanduiding "Ji" tevens voor justitiële inrichtingen;
- i. ter plaatse van de aanduiding "on" tevens voor onderwijsvoorzieningen;
- j. ter plaatse van de aanduiding "sport" tevens voor sportvoorzieningen;
- k. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- l. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, kantoren, detailhandel, cultuur en ontspanning, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van gemengd 1" tevens voor horeca met bijbehorende terrassen; in categorie 1A, 1B en 2A van de Staat van horeca-activiteiten ;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van gemengd 2" tevens voor horeca met bijbehorende terrassen; in categorie 1A, 1B, 2A en 2B van de Staat van horeca-activiteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding "horeca" voor een restaurant op verdieping;
- e. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf" tevens bedrijven zoals opgenomen in milieucategorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten
- f. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden met dien verstande dat ter plaatse van aanduiding "sz (speelvoorziening uitgesloten)" dit niet is toegestaan ;
- d. ter plaatse van de aanduiding "sg-wkk" tevens voor een ondergrondse warmtekracht koppeling;
- e. ter plaatse van de aanduiding "beb"(beeldbepalende boom) voor te handhaven bomen;
- f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding (sba) -ongb" tevens voor ondergrondse parkeervoorzieningen in één bouwlaag en (ondergrondse) verbinding tussen bebouwing" met dien verstande dat rekening wordt gehouden met te handhaven bomen op gronden met de aanduiding "Beb";
- g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding (sba) -lb" tevens voor een loopbrug tussen bebouwing op het niveau van eerste tot en met derde bouwlaag boven maaiveld met dien verstande dat rekening wordt gehouden met te handhaven bomen op gronden met de aanduiding "Beb ;
- h. ter plaatse van de aanduiding "bg" tevens een vrijstaand bijgebouw;
- i. ter plaatse van de aanduiding "os" voor verhardingen, ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
- j. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- k. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel24.2
10.2 Bouwregels
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de lid 10.1bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
- a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen ter plaatse van het gebied met de aanduiding specifieke vorm van groen - Kops plateau
- b. het kappen van bomen en andere beplanting ter plaatse van het gebied met de aanduiding specifieke vorm van groen - Kops plateau
10.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 11 Kantoor
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 1.59
- c. bestaande bedrijfswoning;
- d. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Maatschappelijk - Religie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kerken;
- b. bestaande bedrijfswoningen;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Recreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatieve voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' tevens voor volkstuinen;
- c. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 25.4 Ondersteunende horeca;
- d. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden;
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca, met uitzondering van het bepaalde in artikel 25.4 Ondersteunende horeca.
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 25.4 Ondersteunende horeca;
- c. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca, met uitzondering van het bepaalde in artikel 25.4 Ondersteunende horeca.
Artikel 16 Tuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en groenvoorzieningen;
- b. gebouwen, overkappingen en bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- c. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Voorzover deze gronden zijn gelegen binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 is parkeren niet toegestaan, met dien verstande dat bestaand gebruik is toegestaan en bevoegd gezag voor nieuwe parkeervoorzieningen op grond van artikel 22.3 Afwijken van debouwregels een omgevingsvergunning kan verlenen.
Voorzover deze gronden zijn gelegen buiten de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie 2 geldt ten aanzien van het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen:
- a. indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen;
- b. indien sprake is van gronden binnen de aanduiding "karakteristiek" niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen;
- c. in overige gevallen mag de tot "Tuin" bestemde gronden geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren.
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding : sba-k" ten behoeve van een kiosk:
- c. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen, en taluds;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 24.2
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor de bouw van een kiosk met dien verstande dat:
- a. de bebouwde oppervlakte van een kiosk maximaal 50 m² mag bedragen;
- b. de maximale bouwhoogte 5 meter en de maximale goothoogte 3 meter mag bedragen;
- c. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van garageboxen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken en;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' als ligplaats voor woonschepen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' voor een brug met bijbehorende toe- en afritten;
- d. bijbehorende voorzieningen zoals: groen, sport- en speelvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregels
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn maximaal [aantal] woonschepen toegestaan, waarvan de inhoud per woonschip niet meer mag bedragen dan [inhoud] m³.
Artikel 19 Wonen
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding "prr"' voor kantoor en /of praktijkruimte op de begane grond van het hoofdgebouw;
- c. ter plaatse van de aanduiding "os" voor ontsluiting;
- d. ter plaatse van de aanduiding ' onderdoorgang' voor een (onder)doorgang;
- e. ter plaatse van de aanduiding "b" voor kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
- f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf- Timmerbedrijf" tevens voor bedrijven in milieucategorieën 1 en 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen) alsmede voor bedrijven in categorieën 3612.2 en 4542 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen) ;
- g. bijbehorende voorzienin; gen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- h. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat:
- a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²;
- b. deze afwijkingsmogelijkheid enkel geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aan- en uitbouwen.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. bewoning van bijgebouwen;
- b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.
Artikel 20 Leiding - Riool
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie 3
21.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).
21.2 bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie 2
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuur historische waarden van de gronden, in het bijzonder het beschermd stadsgezicht 19e eeuwse Stadsuitleg.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.4 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de commissie Beeldkwaliteit omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning cultuurhistorische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de cultuurhistorische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.
22.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 24 Algemene Bouwregels
24.1 Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
24.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
- b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
- f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
24.3 Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. bouwen onder peil is toegestaan ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
- b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'.
- c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt;
- g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 24.2 is toegestaan.
24.4 Jongerenontmoetingsplaatsen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd af te wijken ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen binnen de bestemmingen Groen en Verkeer onder de voorwaarden dat:
a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
c. de locatie gelegen is nabij een speelvoorziening;
d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
25.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
25.2 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven
25.3 Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
25.4 Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor detailhandel, cultuur en ontspanning, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:
- a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
- b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
- d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
- e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
- f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.
De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
25.5 Seksinrichting of esortbedrijf
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
26.1 Archeologisch rijksmonument
Gronden ter plaatse van de aanduiding 'archeologisch rijksmonument' zijn op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient bij het bevoegd gezag een monumentenvergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet te worden aangevraagd.
26.2 Nationaal landschap
De gebiedsaanduiding nationaal landschap heeft het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het gebied, zoals vastgelegd in de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten waardevolle landschappen", ten doel.
26.3 Veiligheidszone -lpg
Binnen de gebiedsaanduiding veiligheidszone-lpg zijn kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) niet toegestaan.
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 28 Overige Regels
28.1 Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de ruimte tussen bouwwerken
- d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
28.2 Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
29.1 Overgangsrecht bouwwerken
29.2 Overgangsrecht gebruik
29.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
Voor het gebouw ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf- persoonsgebonden overgangsrecht” geldt het volgende:
Het gebruik als werkplaats mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als werkplaats ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als werkplaats door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van het gebouw als werkplaats.
Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Nijmegen als eigenaar staan ingeschreven op het betreffende adres.
Artikel 30 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van bestemmingsplan Nijmegen Oost.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)
1.1 Staat van horeca-activiteiten
Categorie 1: lichte horeca
Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Deze bedrijven zijn in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden). Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Lichte horeca
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.
1b. Overige lichte horeca
- bistro;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
Categorie 2: middelzware horeca
Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
2a. Middelzware horeca
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- bedrijven genoemd onder categorie 1a, 1b en 2a met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, Chinees, McDrive).
Categorie 3: zware horeca
Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn verkeersaantrekkende werking:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
1.2 Toelichting op Staat van horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen. Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke (APV) welke mogelijkheden biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:
- geluid;
- geur;
- verkeer.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
- b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):
Categorie 1: lichte horeca
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat om bedrijven die uit het oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
- a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel, zoals: ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
- b. overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg en/of afhaalservice).
Categorie 2: middelzware horeca
Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende werking:
- a. cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen;
- b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, McDrives e.d. (bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²). Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs grotere verkeerswegen.
Categorie 3: zware horeca
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen)
2.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
01 | Landbouw, jacht en bosbouw | Cat. | Milieu- aspect |
0141.1 | Hoveniersbedrijven | 2 | G30 |
0142 | Dienstverlening voor het fokken/houden van dieren (geen veterinaire diensten) | 2 | G-GE30 |
05 | Visserij, kweken van vis en schaaldieren | Cat | Milieu- aspect |
0502 | Kweken van vis en schaaldieren | 3.1 | G-GE30 |
15 | Industrie Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | Cat | Milieu- aspect |
1511 | Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) | 3.2 | G-GE100 |
1513.1 | Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden | 3.1 | G-GE50 |
1513.2 | Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige vleesverwerking | 3.1 | G-GE50 |
1551 | Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j | 3.2 | G100 |
Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j | 4.2 | G100 | |
1552 | Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m2 | 2 | G30 |
Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m2 | 3.2 | G100 | |
1561 | Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u | 4.1 | G200 |
Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u | 4.2 | G300 | |
1562 | Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u | 4.1 | G-GE200 |
Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u | 4.2 | G-GE300 | |
1571 | Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u | 4.1 | G-GE200 |
Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u | 4.2 | G-GE300 | |
1572 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 4.1 | G-GE200 |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg meel/week | 2 | G-GE30 |
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg meel/week | 3.2 | G-GE100 | |
1582 | Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit | 3.2 | G-GE100 |
1584.2 | Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m2 | 2 | G-GE30 |
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m2 | 3.2 | GE100 | |
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m2 | 5.1 | GE500 | |
1585 | Vervaardiging van deegwaren | 3.1 | GE50 |
1589 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. | 4.1 | GE200 |
1591 | Distilleerderijen en likeurstokerijen | 4.2 | GE300 |
1596 | Bierbrouwerijen | 4.2 | GE300 |
17 | Vervaardiging van textiel en textielproducten | Cat | Milieu- aspect |
1771 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken | 3.1 | G50 |
1772 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en pullovers | 3.1 | G50 |
18 | Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | Cat | Milieu- aspect |
1822 | Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding van leer) | 2 | G30 |
1823 | Vervaardiging van onder- en nachtkleding | 2 | G30 |
1824 | Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g. | 2 | G30 |
20 | Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet e.d. | Cat | Milieu- aspect |
2020 | Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen | 3.2 | G-GE100 |
2030.2 | Vervaardiging van overig timmerwerk | 3.2 | G100 |
21 | Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; uitgeverijen en drukkerijen e.d. | Cat | Milieu- aspect |
2112.1 | Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u | 3.1 | G-GE-S50 |
Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u | 4.1 | G200 | |
Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u | 4.2 | G300 | |
2121.1 | Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton | 3.2 | G100 |
2123 | Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier | 3.2 | G100 |
2125 | Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren | 3.2 | G100 |
22 | Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media | Cat | Milieu- aspect |
2222.1 | Drukkerijen van boeken e.d. | 3.2 | G100 |
2222.2 | Drukkerijen van tijdschriften | 3.2 | G100 |
2222.3 | Drukkerijen van reclame | 3.2 | G100 |
2222.5 | Drukkerijen van formulieren | 3.2 | G100 |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | G30 |
2223 | Grafische afwerking en binderijen | 1 | G10 |
2224 | Grafische reproductie en zetten | 2 | GE30 |
2225 | Overige activiteiten verwant aan de drukkerij | 2 | G-GE30 |
2231 | Reproductie van geluidsopnamen | 1 | G10 |
24 | Vervaardiging van chemische producten | Cat | Milieu- aspect |
2416 | Vervaardiging van kunststof in primaire vorm | 5.2 | GE700 |
2430 | Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek | 4.2 | GE300 |
2442 | Formulering en afvullen geneesmiddelen | 3.1 | G-GE50 |
2466 | Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken | 3.1 | G-GE50 |
Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g. | 4.1 | G-GE200 | |
25 | Vervaardiging van producten van rubber en kunststof | Cat | Milieu- aspect |
2522 | Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage kunststofbouwmaterialen | 3.1 | G-GE50 |
Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen | 4.1 | GE200 | |
Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen | 4.2 | GE300 | |
2524 | Vervaardiging van overige producten van kunststof | 4.1 | GE200 |
26 | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten | Cat | Milieu- aspect |
2612 | Vormen en bewerken van vlakglas | 3.1 | G50 |
2613 | Vervaardiging van holglas | 3.2 | G100 |
2621 | Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens < 40 kW | 2 | G30 |
Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens = 40 kW | 3.2 | G100 | |
2661.1 | Vervaardiging van producten van beton voor de bouw | 5.2 | G700 |
2663 | Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d | 3.2 | G100 |
Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d | 4.2 | G300 | |
2670 | Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 2.000 m2 | 3.1 | G50 |
Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 2.000 m2 | 3.2 | G100 | |
27 | Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van metaal | Cat | Milieu- aspect |
2710 | Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 1.000t/j | 5.2 | G-GE700 |
2751 | Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j | 4.2 | G300 |
2754 | Gieten van overige non-ferrometalen | 4.2 | G300 |
28 | Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) | Cat | Milieu- aspect |
2811 | Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2812 | Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2851 | Oppervlaktebehandeling, Algemeen | 3.2 | G100 |
Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren | 3.2 | G-GE100 | |
2852 | Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2863 | Vervaardiging van hang- en sluitwerk | 3.2 | G100 |
2875 | Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
29 | Vervaardiging van machines en apparaten | Cat | Milieu- aspect |
2911 | Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2921 | Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2922 | Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2932 | Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen tractoren), p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2955 | Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2956 | Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
30 | Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en instrumenten | Cat | Milieu- aspect |
3002 | Vervaardiging van computers | 2 | G-GE30 |
31 | Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden | Cat | Milieu- aspect |
3110 | Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en transformatoren | 4.1 | G-GE200 |
3130 | Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad | 4.1 | G200 |
3162 | Vervaardiging van koolelektroden | 6 | GE1500 |
32 | Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparaten en benodigdheden | Cat | Milieu- aspect |
3210 | Vervaardiging van elektronische componenten | 3.1 | G50 |
3220 | Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie | 3.1 | G50 |
33 | Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken | Cat | Milieu- aspect |
3310.1 | Tandtechnische bedrijven | 2 | G-GE30 |
3310.2 | Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en protheseartikelen | 2 | G-GE30 |
3320 | Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor de bewaking van industriële processen) | 2 | G30 |
3350 | Vervaardiging van uurwerken | 2 | G30 |
34 | Vervaardiging van transportmiddelen | Cat | Milieu- aspect |
3420.1 | Carrosseriebouw | 4 | G200 |
3420.2 | Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers | 4 | G200 |
35 | Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en opleggers) | Cat | Milieu- aspect |
3511 | Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m1, baggermaterieel, booreilanden e.d. | 5.1 | G500 |
3512 | Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, metaal < 25 m1 | 4.1 | G200 |
3542 | Vervaardiging van fietsen | 3.2 | G100 |
3543 | Vervaardiging van invalidenwagens | 3.2 | G100 |
3550 | Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g. | 3.2 | G100 |
36 | Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen n.e.g. | Cat | Milieu- aspect |
3611 | Vervaardiging van zitmeubels | 3.2 | G100 |
3612.1 | Interieurbouw | 3.2 | G100 |
3612.2 | Vervaardiging van bedrijfsmeubels | 3.2 | G100 |
3615 | Vervaardiging van matrassen | 3.2 | G100 |
3622 | Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) | 2 | GE30 |
3630 | Vervaardiging van muziekinstrumenten | 2 | G-GE30 |
3663.1 | Sociale werkvoorziening | 2 | G-GE30 |
3663.2 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 3.1 | G50 |
37 | Voorbereiding tot recycling | Cat | Milieu- aspect |
3720 | Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval) | 4.2 | G300 |
40 | Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water | Cat | Milieu- aspect |
4000.1 | Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW | 5.1 | G500 |
4000.2 | Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water | 5.1 | G500 |
4000.3 | Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water | 4.2 | G300 |
41 | Winning en distributie van water | Cat | Milieu- aspect |
4100 | Winning en distributie van water | 3.1 | G50 |
45 | Bouwnijverheid | Cat | Milieu- aspect |
4511.1 | Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4511.2 | Grondverzet b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Grondverzet b.o. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4521.1 | Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4521.3 | Leggen van kabels en buizen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Leggen van kabels en buizen > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4522 | Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4523.1 | Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
4523.2 | Stratenmaken < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Stratenmaken > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.1 | Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.2 | Vlechten van betonstaal < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Vlechten van betonstaal > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.4 | Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4531 | Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4532 | Isolatiewerkzaamheden < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Isolatiewerkzaamheden > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4533.1 | Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4533.2 | Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4534 | Overige bouwinstallatie < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige bouwinstallatie > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4541 | Stukadoren < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Stukadoren > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4542 | Timmeren < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Timmeren > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4544 | Schilderen en glaszetten < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Schilderen en glaszetten > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4545 | Overige afwerking van gebouwen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige afwerking van gebouwen > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
50 | Reparatie van consumentenartikelen en handel | Cat | Milieu- aspect |
5020.1 | Auto-onderdelenservicebedrijven | 2 | G30 |
5020.2 | Bandenservicebedrijven | 2 | G30 |
5020.3 | Reparatie van specifieke auto-onderdelen | 2 | G30 |
5020.4 | Carrosserieherstel | 3.2 | G100 |
5020.5 | Overig onderhoud en slepen van auto's | 2 | G30 |
5030.1 | Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en -accessoires | 2 | G30 |
5030.2 | Groothandel en handelsbemiddeling in banden | 2 | G30 |
5040.1 | Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en onderdelen en accessoires daarvan | 2 | G30 |
51 | Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) | Cat | Milieu-aspect |
5121.5 | Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 500 t/u | 3.1 | G50 |
Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 500 t/u | 4.2 | G300 | |
5121.8 | Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u | 3.1 | G50 |
Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u | 4.2 | G300 | |
5122 | Groothandel in bloemen en planten | 2 | G30 |
5123.1 | Groothandel in levend vee | 3.2 | G100 |
5123.2 | Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren | 3.2 | G100 |
5124.1 | Groothandel in huiden en vellen | 3.1 | GE50 |
5131.1 | Groothandel in groenten en fruit | 3.1 | GV50 |
5132 | Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet levend) | 3.1 | GV50 |
5133.1 | Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten | 3.1 | GV50 |
5134 | Groothandel in dranken | 2 | G30 |
5136 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | G30 |
5137 | Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische producten) | 2 | G30 |
5138.1 | Groothandel in snacks | 2 | G30 |
5138.3 | Gespecialiseerde groothandel in overige voedings-/genotmiddelen n.e.g. | 2 | G30 |
5139 | Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment | 2 | G30 |
5142.1 | Groothandel in bovenkleding | 2 | G30 |
5142.3 | Groothandel in onderkleding | 2 | G30 |
5142.6 | Groothandel in textielwaren algemeen assortiment | 2 | G30 |
5143.2 | Groothandel in audio- en videoapparaten | 2 | G30 |
5143.3 | Groothandel in beeld- en geluidsdragers | 2 | G30 |
5143.4 | Groothandel in verlichtingsartikelen | 2 | G30 |
5143.5 | Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten | 2 | G30 |
5146.2 | Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden | 2 | G30 |
5147.1 | Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) | 2 | G30 |
5147.4 | Groothandel in speelgoed | 2 | G30 |
5147.5 | Groothandel in optische artikelen | 2 | G30 |
5147.8 | Groothandel in muziekinstrumenten | 2 | G30 |
5147.9 | Groothandel in huismeubilair | 2 | G30 |
5148.1 | Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking | 2 | G30 |
5148.3 | Groothandel in papier- en kartonwaren (geen verpakkingsmateriaal) | 2 | G30 |
5148.4 | Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk | 2 | G30 |
5148.5 | Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen schoolboeken, kantoormeubels en -machines) | 2 | G30 |
5148.6 | Groothandel in fietsen en bromfietsen | 2 | G30 |
5148.7 | Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. | 2 | G30 |
5151.2 | Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 100.000 m3 | 4.1 | GV200 |
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 100.000 m3 | 5.1 | GV500 | |
5151.3 | Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) | 3.2 | GE100 |
5152.2 | Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten | 3.2 | G100 |
5152.3 | Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten | 3.2 | G100 |
5153.1 | Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.2 | Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.3 | Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.4 | Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 | 3.2 | G100 | |
5153.5 | Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.6 | Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.7 | Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.8 | Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5154.1 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5154.2 | Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5155.1 | Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing | 3.2 | GV100 |
5155.2 | Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen | 2 | GR-S-G-GV100 |
5156.2 | Groothandel in papier en karton | 2 | G30 |
5157.1 | Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5157.2 | Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5157.3 | Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5161 | Groothandel in gereedschapswerktuigen | 3 | G50 |
5164.1 | Groothandel in computers en -randapparaten e.d. | 3.1 | G50 |
5164.3 | Groothandel in kantoormeubels | 3.1 | G50 |
5165.2 | Groothandel in machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) | 3.1 | G50 |
5165.3 | Groothandel in intern transportmaterieel | 3.1 | G50 |
5165.4 | Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en vriestechniek | 3.1 | G50 |
5165.5 | Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren | 3.1 | G50 |
5165.6 | Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. | 3.1 | G50 |
5165.7 | Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal | 3.1 | G50 |
5165.8 | Groothandel in meet- en regelapparaten | 3.1 | G50 |
5165.9 | Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ handel | 3.1 | G50 |
5166 | Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren | 3.1 | G50 |
5171.2 | Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen | 2 | G30 |
5171.3 | Groothandel in emballage | 2 | G30 |
5171.4 | Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. | 2 | G30 |
5171.5 | Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. | 2 | G30 |
5172.2 | Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen | 2 | G30 |
52 | Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) | Cat | Milieu-aspect |
5261 | Postorderbedrijven | 3.1 | G50 |
5263.1 | Colportage | 3.1 | G50 |
5263.2 | Straathandel | 3.1 | G50 |
5271 | Reparatie van schoeisel en lederwaren | 1 | G10 |
5272 | Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten | 1 | G10 |
5273 | Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen | 1 | G10 |
5274 | Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. | 1 | G10 |
60 | Vervoer, opslag en communicatie | Cat | Milieu- aspect |
6010 | Vervoer per spoor | 4.2 | G-GV300 |
6021.1 | Openbaar personenvervoer over de weg | 3.2 | G100 |
6021.2 | Geregeld besloten personenvervoer over de weg | 3.2 | G100 |
6022 | Ongeregeld personenvervoer per taxi | 2 | G30 |
6023 | Ongeregeld personenvervoer per autobus | 3.2 | G100 |
6024.1 | Verhuisvervoer b.o, < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Verhuisvervoer b.o, > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
6024.2 | Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
63 | Dienstverlening voor het vervoer | Cat | Milieu- aspect |
6311.2 | Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 2000 m2 | 4.2 | G300 |
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 2000 m2 | 5.2 | G700 | |
6312.1 | Opslag in tanks | 3.1 | G50 |
6312.2 | Opslag in koelhuizen e.d. | 3.1 | G50 |
6312.3 | Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) | 3.1 | G50 |
6321 | Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Autoparkeerterreinen parkeergarages | 2 | G30 |
Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 3.2 | G100 | |
64 | Post en telecommunicatie | Cat | Milieu- aspect |
6411 | Nationale postdiensten | 2 | G30 |
6412.1 | Lokale postdiensten | 2 | G30 |
6412.2 | Koeriersdiensten | 2 | G30 |
71 | Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
7110.1 | Verhuur van personenauto's (geen operational lease) | 2 | G30 |
7110.2 | Operational lease van personenauto's | 2 | G30 |
7121 | Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen personenauto's) | 2 | G30 |
7122 | Verhuur van schepen | 3.1 | G50 |
7123 | Verhuur van vliegtuigen | 3.1 | G50 |
7132 | Verhuur van bouwmachines en -werktuigen | 3.1 | G50 |
7133 | Verhuur van computers en kantoormachines | 3.1 | G50 |
7134.2 | Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. | 3.1 | G50 |
7140.3 | Verhuur van leesportefeuilles | 2 | G30 |
7140.4 | Verhuur van kleding, huisraad e.d. | 2 | G30 |
7140.5 | Verhuur van overige roerende goederen n.e.g. | 2 | G30 |
72 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | Cat | Milieu- aspect |
7250 | Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines | 1 | G10 |
73 | Speur- en ontwikkelingswerk | Cat | Milieu- aspect |
7310.1 | Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij | 2 | G-GE30 |
7310.3 | Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk | 2 | G-GE30 |
7310.4 | Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | G-GE30 |
74 | Overige zakelijke dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
7470.1 | Reiniging van gebouwen | 3.1 | GE50 |
7470.2 | Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. | 3.1 | GE50 |
7481.1 | Fotografie | 2 | G30 |
7481.3 | Ontwikkelcentrales | 2 | G30 |
90 | Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
9000.1 | Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. | 4.1 | GE200 |
Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. | 4.2 | GE300 | |
Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. | 5.1 | GE500 | |
9000.2 | Afvalinzameling | 3.1 | G-GE50 |
9000.3 | Afvalverwerking | ||
- kabelbranderijen | 3.2 | GE100 | |
- Vuilstorten | 4.2 | G-GE300 | |
- Vuiloverslagstations | 4.2 | G-GE300 | |
- Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. | 4.2 | GE300 | |
v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr. | 5.2 | GE700 | |
v.c. > 20.000 ton/jr. | 4.1 | GE-S200 | |
92 | Cultuur, sport en recreatie | Cat | Milieu- aspect |
9211.1 | Productie van (video)films (geen televisiefilms) | 2 | G30 |
9220.1 | Omroeporganisaties | 2 | G30 |
93 | Overige dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
9301.1 | Wasserijen en linnenverhuur | 3.1 | G50 |
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | G-GE30 |
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | 2 | G30 |
9301.3 | Wassalons, wasserettes | 1 | G10 |
2.2 Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten
Inleiding
In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (vooral brand en explosiegevaar);
- verkeer;
- visuele aspecten.
Gebruikte bronnen
Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten.
In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken.
Model Nijmegen
De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie.
De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen.
Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn:
- bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen;
- dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven;
- activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming;
- garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op specifieke locaties worden toegestaan.
Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven
In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan:
categorie 1 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. |
categorie 2 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. |
categorie 3 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen. |
categorie 4 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. |
categorie 5 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald. |
categorie 6 | komen in Nijmegen niet voor. |
In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven:
milieucategorie | richtafstanden | |
rustige wijk | gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1000 m | 700 m |
De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden.
Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen
In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.
In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie.
Flexibiliteit
De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Actualisatie
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Op grond van deze wet moeten "verouderde" bestemmingsplannen (dat wil zeggen plannen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet - 1 juli 2008- ouder waren dan 5 jaar) binnen 5 jaar na inwerkingtreding van de wet worden geactualiseerd. De wet legt een sanctie op het niet tijdig actualiseren: in gebieden waarvoor na 1 juli 2013 een verouderd plan geldt, mogen geen leges worden geheven voor omgevingsvergunningen. Deze uiterlijke termijn van vaststelling geldt ook voor het gebied Nijmegen Oost (het vigerende bestemmingsplan is immers onherroepelijk geworden op 14 augustus 2002).
1.2 Keuze Van Een Bestemmingsplan
Eerder is ervoor gekozen om voor het plangebied van Nijmegen Oost een (ontwerp) beheersverordening op te stellen in plaats van een bestemmingsplan.
Het Wijkcomité Oost heeft in het kader van de actualisatie haar voorkeur (zie ook de publicatie in de Wijkkrant van 8 oktober 2011) uitgesproken voor de inzet van het instrument bestemmingsplan in plaats van een beheersverordening.
Voorafgaand aan het ontwerp-beheersverordening voor Nijmegen Oost is ook een ontwerp- beheersverordening opgesteld voor het aangrenzende gebied van Groenewoud Kwakkenberg. Bij de vaststelling van die beheersverordening in de gemeenteraad ontstond echter een fundamentele discussie over de toepasbaarheid van het instrument bestemmingsplan. Met name in de Kwakkenberg werd de vraag gesteld of de verruiming van de woonfunctie (het theoretisch omzetten van villa 's naar appartementengebouwen, rijwoningen en/of twee onder één kappers) binnen de bestemming “Wonen” op grond van dit instrument wel is toegestaan.
De gemeente Nijmegen vindt het discutabel of dergelijke veranderingen van het gebruik binnen de Woonbestemming, zeker ook als er niet louter inpandige bouwkundige wijzigingen plaatsvinden, nog wel als “kruimelgeval” gezien (als bedoeld in het Besluit Omgevingsrecht, bijlage 2, artikel 4, onder 9) kunnen worden of niet toch als ruimtelijke relevante ontwikkeling. Het laatste is niet toegestaan met het instrument beheersverordening.
Om aan deze juridische onduidelijkheid een einde te maken, is besloten ook voor het gebied Nijmegen Oost alsnog een bestemmingsplan op te stellen. Dit betekent dat de beheersveordening is “omgezet” naar een bestemmingsplan.
Voor de doorvertaling van de op handen zijnde aanwijzing van beschermd stadsgezicht door de RCE is dat geen probleem. Immers op grond van artikel 36, lid 1, van de Monumentenwet 1988 kan de gemeenteraad voor de bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht ook een bestemmingsplan vaststellen.
1.3 Plangebied
Om te voorkomen dat er vanuit actualisatieoogpunt onwenselijke “witte vlekken” ontstaan is het belangrijk dat alle plangebieden in Nijmegen naadloos op elkaar aansluiten. Het plan- gebied van het bestemmingsplan Nijmegen Oost sluit aan op de volgende gebieden: bestemmingsplan Centrum Binnenstad, bestemmingsplan Bottendaal Galgenveld, bestemmingsplan Ooyse Schependom en het plangebied van het bestemmingsplan Groenewoud Kwakkenberg.
Het gebied dat in het bestemmingsplan is opgenomen ligt aan de oostzijde van de gemeente en grenst aan het grondgebied van de gemeente Beek Ubbergen. Deze buurgemeente heeft recentelijk voor het aangrenzende gebied het bestemmingsplan "Beschermd dorpsgezicht en Stuwwal " opgesteld.
Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Postweg en de Sophiaweg. Aan de westzijde wordt de begrenzing gevormd door de Groesbeekseweg, terwijl verder aan die zijde de Sloetstraat en Bijleveldsingel nog net tot het gebied van het bestemmingsplan behoren. De Berg en Dalseweg, de Straalmanstraat en de Mr. Franckenstraat behoren aan de noordzijde tot het in het bestemmingsplan gelegen gebied. Aan de (noord)oostzijde wordt de grens gemarkeerd door de nieuwe Ubbergseweg en de gemeentegrens nabij het Kops Plateau en de Holleweg.
Afbeelding: globale begrenzing gebied behorende tot het bestemmingsplan
Het plangebied wijkt enigzins af van de begrenzing van het vigerend bestemmingsplan Nijmegen Oost 2002. De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 256,8 ha, tegen 262 ha voor het plangebied van Nijmegen Oost. De volgende gebieden zaten wel in bestemmingsplan Nijmegen Oost, maar zijn niet begrepen in het plangebied:
- kruising Groesbeekseweg -Coolemans Beynenstraat
- kruising Groesbeekseweg- Van Heutsstraat
- kruising Groesbeekseweg- Coehoornstraat
- kruising Groesbeekseweg-Gelderse laan
- gebied in noordoosthoek bij Ubbergse en Oude Ubbergseweg
- gebied tussen St. Canisiussingel en Straalmanstraat
Deze gebieden zijn reeds begrepen in de gebieden van bestemmingsplannen, te weten de plannen: Nijmegen Ooyse Schependom, Nijmegen Centrum en Nijmegen Bottendaal Galgenveld.
In het plangebied bevinden zich geen ontwikkellocaties.
1.4 Vigerend Planologisch Regime
Het belangrijkste vigerende plan voor Nijmegen Oost betreft het bestemmingsplan Nijmegen Oost. Het bestemmingsplan kent een flexibel karakter en is vastgesteld door de raad op 5 oktober 1999. Het besluit omtrent de goedkeuring van Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Gelderland dateert van 16 mei 2000. GS hebben destijds o.a. goedkeuring onthouden aan de in het plan opgenomen bouwmogelijkheid voor 5 (nieuwe) woningen op de stuwwal. De uitspraak van de Raad van State met betrekking tot de ingediende beroepen is van 14 augustus 2002. Het bestemmingsplan is sindsdien onherroepelijk. De uitspraak had gevolgen voor:
- De speelplaats bij basisschool "de Muze" in relatie tot het woon- en leefklimaat van de bewoners aan de Dommer van Polderveldtweg. De Afdeling onthield goedkeuring aan een deel van de plankaart. Zowel de oorspronkelijke, oostelijke locatie als de locatie aan de zuidzijde garandeerden geen goed woon- en leefklimaat van de bewoners aan de Dommer van Poldersveldtweg. In het postzegelbestemmingsplan Nijmegen Oost 7 is vervolgens akoestisch onderzoek uitgevoerd, waaruit de conclusie volgde dat het verplaatsen van de speelplaats bij het overgrote deel van de woningen een reductie in geluid oplevert. De raad heeft via een motie op 9 juli 2003 reeds besloten geen geluidsscherm te plaatsen in het gebied tussen de woningen en de school. De Raad van State heeft ten aanzien van dit bestemmingsplan op 24 januari 2007 uitspraak gedaan. Zij oordeelde dat ook zonder dat het plan de mogelijkheid biedt om geluidschermen op te richten, van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van appellanten geen sprake is. In het bestemmingsplan is de huidige feitelijke situatie (ergo: verplaatste locatie speelplaats) opgenomen
- De bouwmogelijkheid voor 5 nieuwe woningen op de stuwwal. De onthouding van goedkeuring door GS werd intact gelaten door de Afdeling. De uitspraak van de Raad van State werd verwerkt in postzegelplan Nijmegen Oost-18. Het spreekt voor zich dat dit voorliggende nieuwe bestemmingsplan Nijmegen Oost niet voorziet in nieuwbouw van woningen op de stuwwal.
Daarnaast zijn alle (postzegel)plannen sinds de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Nijmegen Oost 2002 geinventariseerd. Voorts zijn er ten opzichte van het vigerende plan circa 35 zogenoemde "kruimelgeval" procedures doorlopen (voormalig artikel 19, lid 3, WRO). De volgende plannen zijn onherroepelijk1
- Nijmegen Oost – 1 Woningbouw Rode Dorp, fase 3 – Broerweg – Ubbergseveldweg – Iepstraat – Esdoornstraat – nabij Berg en Dalseweg
- Nijmegen Oost – 3 (Groesbeekseweg 141)
- Nijmegen Oost – 6 (verpleeghuis Margriet – Dr. Claes Noorduijnstraat – Ten Hoetstraat)
- Nijmegen Oost – 7 (speelplaats basisschool De Muze e.o. – Limoslaan en nabij Dommer van Poldersveldtweg)
- Nijmegen Oost – 8 (Postweg 125)
- Nijmegen Oost – 9 (Groesbeeksedwarsweg 299)
- Nijmegen Oost – 11 (Dominicanenstraat 2/4)
- Nijmegen Oost – 12 (nieuwbouw Dommer van Poldersveldtweg omgeving nr. 3)
- Nijmegen Oost – 13 (Dommer van Poldersveldtweg 13)
- Nijmegen Oost – 14 (woningbouw Dommer van Poldersveldtweg omgeving nr. 19)
- Nijmegen Oost – 15 (hoek Groesbeekseweg/Gelderselaan)
- Nijmegen Oost – 18 (Ubbergseveldweg 97-103 – hoek Beekmandalseweg)
- Nijmegen Oost – 21 (Coehoornstraat 15a)
- Nijmegen Oost – 26 (Hobbemastraat 1)
- Nijmegen Oost – 24 (Frans Halsstraat 33)
- Nijmegen Oost – 25 (Tooropstraat 139-141-143)
- Nijmegen Oost – 27 (Parkeerplaats Dommer van Poldersveldtweg)
- Nijmegen Oost – 29 (Park van Beethovenstraat-Bachstraat)2
Tegen de onherroepelijke bestemmingsplannen staan geen rechtbeschermingsmogelijkheden meer open. Zodra het voorliggende bestemmingsplan Nijmegen Oost van kracht wordt, komen deze plannen te vervallen.
- 1. Plannen die door de bestuursrechter de eindstreep niet hebben gehaald, zijn niet onherroepelijk. Een voorbeeld hiervan is, gelet op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juni 2012, bestemmingsplan Nijmegen Oost 28 (Frans Halsstraat / Paulus Potterstraat ).
- 2. Dit plan is onherroepelijk geworden per 12 juli 2012
1.5 Leeswijzer
De opbouw van deze toelichting bij dit bestemmingsplan is als volgt: hoofdstuk 2 beschrijft het instrument bestemmingsplan, hoofdstuk 3 behandelt de systematiek van het plan Nijmegen Oost, hoofdstuk 4 en 5 behandelen het ruimtelijke en sectorale beleid weer op relevante aspecten en ten slotte beschrijft hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Het Bestemmingsplan
2.1 Algemeen
Het gebied Nijmegen oost betreft bestaand stedelijk gebied. In het gebied wordt voornamelijk gewoond en gewerkt. Daarnaast is er een aantal voorzieningen gevestigd (zoals horeca, maatschappelijk/sport). In het plangebied Nijmegen Oost zijn geen grootschalige ontwikkelingen voorzien. Het gebied is relatief "uit-ontwikkeld". De gemeente wenst de bestaande kwaliteit van het woongebied met de daarin aanwezige voorzieningen, te handhaven.
Omdat de ontwerp beheers bestemmingsplan Nijmegen Oost als basis is gebruikt voor het bestemmingsplan Nijmegen Oost, is dit bestemmingsplan conserverend van aard. In het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd en er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld.
2.2 Bestanddelen Bestemmingsplan
Afgezien van een aantal wettelijke vereisten (vastlegging langs electronische weg, volledige verbeelding op papier, geometrische plaatsbepaling van het plangebied), heeft de gemeenteraad de vrijheid om het bestemmingsplan naar eigen inzicht in te richten. De Wro bepaalt dat het bestemmingsplan de volgende elementen kan bevatten:
- een verbod om bepaalde werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning;
- een verbod om bouwwerken te slopen zonder omgevingsvergunning;
- regels die de mogelijkheid bieden om af te wijken van het bestemmingsplan (qua bouwen en/of gebruik);
- overgangsrecht.
Daarnaast moet een bestemmingsplan digitaal beschikbaar worden gesteld en moet volledig, toegankelijk en begrijpelijk worden verbeeld. Een bestemmingsplan wordt digitaal vastgelegd. Een volledige verbeelding daarvan op papier wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de analoge verbeelding afwijkt van de digitale vastgestelde bestemmingsplan, dan is de inhoud van de digitale informatie beslissend.
Een bestemmingsplan bestaat dan ook uit de volgende bestanddelen:
- een object (verbeelding) dat bestaat uit het gebied waarop de bestemmingsplan betrekking heeft (het plangebied);
- regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten en die kunnen gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en eventueel overgangsrecht;
- Tenslotte is het noodzakelijk om het bestemmingsplan vergezeld te laten gaan van een toelichting waarin de gemaakte keuzen zijn onderbouwd.
2.3 Procedureel
Het ontwerp bestemmingsplan wordt, eenmaal daartoe vrijgegeven door het College van B&W, gedurende 6 weken ter visie gelegd. Dit wordt vooraf gepubliceerd. Tegen de vaststelling van een bestemmingsplan kan beroep worden aangetekend. Ook kan om schorsende werking worden vezocht (indienen van een verzoek om voorlopige voorziening). Vervolgens vindt door de bestuursrechter een toets plaats.
Hoofdstuk 3 Systematiek Van Het Bestemmingsplan
3.1 Regels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bouw- en gebruiksregels (waar de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht) en de bijlagen (met de Staat van bedrijfsactiviteiten en de Staat van horeca-activiteiten) .
Inleidende regels
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
Bouw-en gebruiksregels
In de bouw-en gebruiksregels wordt aangegeven op welke wijze een perceel of pand mag worden gebruikt en wat er mag worden gebouwd.
Binnen de in de regels genoemde bestemmingen kunnen te beschermen waarden, zoals archeologische waarden, voorkomen. Om deze waarden te beschermen is een dubbelbestemming opgenomen waarbij de te beschermen waarde voorrang krijgt op de reguliere gebruiksfunctie. In het bestemmingsplan Nijmegen Oost komen de archeologische waarden (Waarde-Archeologie 3) alsmede de Waarde-Cultuurhistorie 2 als te beschermen waarden voor. Om deze waarden zo goed mogelijk te beschermen zijn de bouwmogelijkheden in de regels beperkt en is er een verbod om bepaalde werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Daarnaast is er een sloopverbod opgenomen.
Ook de bestemming Leiding-Riool is een dubbelbestemming met als doel om de in het gebied aanwezige hoofdriolen te beschermen.
Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen zijn in het bestemmingsplan aanduidingen opgenomen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van de gebruiks-en dubbelfuncties met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel voor op de verbeelding als in de regels. Er worden in de SVBP 2008 zes soorten aanduidingen onderscheiden: gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren.
In deze bestemmingsplan komen gebiedsaanduidingen (bijvoorbeeld archeologisch rijksmonument), functie-aanduidingen (zoals horeca), bouwvlakken, bouwaanduidingen (zoals onderdoorgang, bijgebouwen), maatvoeringsaanduidingen (maximale goot- en bouwhoogte) en figuren (hartlijn leiding-riool) voor.
Algemene regels
De algemene regels in dit plan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (beeldende kunst, (bouw)werken ten algemenen nutte, dakvormen, ondergronds bouwen, radarbescherming), algemene gebruiksregels (aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, bed en breakfast, evenementen, ondersteunende horeca, seksinrichting of escortbedrijf), algemene afwijkingsregels en overige regels (uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening, voorrangsregeling gebruiksfuncties).
Overgangs- en slotregels
Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregel.
Omzettings-tabel
Hieronder staat aangegeven hoe in grote lijnen is omgegaan met meest voorkomende vigerende bestemmingen; in kolom 2 staat aangegeven welke bestemmingen terugkeren in het bestemmingsplan.
vigerende bestemmingen bestemmingsplan Nijmegen Oost 2002 | bestemmingen in bestemmingsplan Nijmegen Oost | Opmerkingen |
Kantoren en bijzondere doeleinden (inclusief horeca) | Gemengd 1 | Horeca mogelijk voor zover aangeduid |
Bijzondere doeleinden (inclusief horeca) | Gemengd 1 | Horeca mogelijk voor zover aangeduid |
Gemengde doeleinden | Gemengd 1/ Gemengd 2 Aanduiding “restaurant op verdieping” | Inclusief bedrijven milieucategorie 1 per aanduiding Indien aanduiding W of binnen winkelconcentratiegebied vigerend plan, dan Gemengd 2 (inclusief detailhandel) |
Woondoeleinden 1 en II | Wonen | Loslaten limiet 200 m2 kantoor/praktijkruimte begane grond in Woondoeleinden II |
Winkel | Gemengd 2 | bestemming is incl. detailhandel |
Horecadoeleinden en wonen | ||
Bedrijfsdoeleinden, met hier en daar maatbestemmingen | Bedrijf | Maatbestemmingen zijn aangepast. Indien > milieucategorie 2, |
Bos/ Bos en natuurgebied | Bos | Betreft provinciale EHS |
3.2 Flexibiliteit
Het bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de bestaande (planologisch) situatie.
In het bestemmingsplan zijn mogelijkheden opgenomen om een omgevingsvergunning te verlenen teneinde af te wijken van de bestemmingsplan. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Bij de dubbelfunctie Waarde-archeologie 3 bijvoorbeeld geldt een bouwverbod voor de overige voor deze gronden geldende gebruiksfuncties. Van dit bouwverbod kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken.
3.3 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
Op het moment dat zich een geval voordoet dat niet past binnen de bestaande situatie en waarvoor op grond van het bestemmingsplan ook geen omgevingsvergunning kan worden verleend, kan gebruik worden gemaakt van een aantal (wettelijke) instrumenten om "af te wijken" van het bestemmingsplan. Deze instrumenten worden hieronder nader beschreven.
3.3.1 Het vergunningvrij bouwen
In bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) zijn bouwactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:
- de geheel vergunningvije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplanhoeven te passen, zoals bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen, overkappingen, aanbouwen, zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van verkeer;
- de activiteiten uit artikel 3 van Bijlage II, die alleen vergunningvrij zijn als ze passen binnen een bestemmingsplan, zoals bouwwerken op het achtererf die niet hoger zijn dan 5 meter, zwembaden bij woningen, openbare speeltoestellen en onder omstandigheden veranderingen aan bouwwerken. Jurisprudentie ( zie LJN: BQ2559, Rechtbank Almelo) laat zien dat bouwwerken als bedoeld in artikel 2, bijlage 2, Bor bij de toetsing aan het bestemmingsplan niet in beschouwing hoeven te worden genomen.
Voor beide categorieën gelden de volgende uitzonderingen:
- vergunningvrij bouwen is niet toegestaan in beschermde stads-en dorpsgezichten en bij een monument dat beschermd is op grond van de Monumentenwet of een provinciale of gemeentelijke verordening;
- vergunningvrij bouwen is niet toegestaan in een gebied dat wegens explosiegevaar of op grond van veiligheidsrisico's onbebouwd moet blijven;
- het aantal woningen mag niet worden veranderd door vergunningvrij bouwen;
- wanneer een gebied archeologische resten bevat is verguningvrij bouwen over een oppervlakte van meer dan 50m2 (waarde-archeologie 3) niet toegestaan.
Voor de vergunningvrije activiteiten is geen procedure van toepassing. Deze activiteiten kunnen zonder meer worden uitgevoerd.
3.3.2 Planologische kruimelgevallen
In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen (artikel 4, Bor) . Het gaat om zogenaamde bijbehorende bouwwerken die groter zijn dan de vergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m, duurzame energie-installaties, gebruiksveranderingen (van bouwwerken) tot maximaal 1500 m2 binnen de bebouwde kom (inclusief inpandige bouwactiviteiten).
Voor de activiteiten die via de kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn geldt van 8 weken na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.
3.3.3 Projectafwijkingsbesluit
Voor de - op dit moment- onvoorziene omstandigheden, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de mogelijkheid van het bestemmingsplan af te wijken indien wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Voor het afwijken van het bestemmingsplan via dit instrument geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en eenieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De wettelijke proceduretijd bedraagt 26 weken (exclusief voorbereidingstijd, opstellen ruimtelijke onderbouwing etc.). Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.
3.3.4 Postzegelbestemmingsplan
Behalve de mogelijkheden uit de Wabo kent ook de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) nog een mogelijkheid om af te wijken van een bestemmingsplan. Indien zich een ontwikkeling voordoet, kan na afweging van alle relevante belangen een postzegelbestemmingsplan worden vastgesteld. Voor dat perceel komt het “moeder 'bestemmingsplan dan te vervallen.
Voor al deze gevallen ( activiteiten die via de kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt, projectafwijkingsbesluit, postzegelbestemmingsplan) geldt dat er leges verschuldigd zijn, afgezien van de leges voor de omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Beleid
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (voorheen Nota Ruimte)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is onlangs vastgesteld. In de SVIR wordt het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid geactualiseerd en geïntegreerd. In de SVIR schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Het Rijk formuleert 3 hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
- Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving, waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Daarbij worden scherpe keuzes gemaakt, die ook gevolgen hebben voor Nijmegen en de regio. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports en brainport met de bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de nationale landschappen, worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)
De ruimtelijke ordening krijgt gestalte door de inzet van uiteenlopende bevoegdheden en middelen: juridisch, financieel, bestuurlijk en communicatief. Met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de wetgever ter waarborging van de nationale en provinciale belangen, de begrenzing aan van de besluitmogelijkheden van lagere overheden in de 'juridische kolom'. Als nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels worden gesteld aan de inhoud van bestemmingsplannen. In 2009 is de AMvB Ruimte aan de Tweede Kamer aangeboden. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen.
Inmiddels wordt er op basis van de hierboven beschreven Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) gewerkt aan een nieuwe AMvB Ruimte, die in juridische termen wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is deels gebaseerd op eerdere planologische kernbeslissingen en beleidsnota's, die in de SVIR worden herbevestigd (o.a. voor grote rivieren, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke waarden). Op een later moment zal het besluit worden aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR (onder andere voor de rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen en de ecologische hoofdstructuur). Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden.
4.1.3 Conclusie
Binnen het plangebied zijn geen (grootschalige) veranderingen of nieuwe ontwikkelingen voorzien. Er wordt niet afgeweken van het hierboven beschreven rijksbeleid.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Gelderland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat beschreven in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. De structuurvisie wordt in de loop van 2012 geactualiseerd in een Omgevingsvisie.
Het streekplan verdeelt Gelderland in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem - Nijmegen, moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groenblauwe raamwerk geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten tenslotte vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden.
4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG)
De Wet ruimtelijke ordening geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich daarbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de hierboven beschreven provinciale structuurvisie. De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Hieronder volgen de voor dit bestemmingsplan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie en provinciale verordening:
- Verstedelijking: om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen gaat de Structuurvisie uit van “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”. De RVG legt het bundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem - Nijmegen vast: nieuwbouw voor wonen en werken moet voor het overgrote deel plaatsvinden binnen bepaalde contouren en zoekzones. Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan plaatsvinden buiten deze gebieden. Een groot deel van Nijmegen Oost ligt binnen de contour woningbouw. Nieuwe bebouwing voor wonen en werken is hier toegestaan.
Afbeelding: uitsnede provinciale verordening . Woningbouwcontour Bron:verordening op www.ruimtelijkeplannen.nl
- infrastructuur: met het ruimtelijk-infrastructureel beleid streeft de provincie naar een goede bereikbaarheid: de stedelijke ontwikkeling moet worden afgestemd op de vervoerscapaciteit en milieubelasting van bestaande en geplande infrastructuur. In de tweede plaats moet gezocht worden naar verstedelijkingslocaties die goed aansluiten op de infrastructuur. Kan hieraan niet worden voldaan, dan moet bij ontwikkelingen ook de bijbehorende infrastructuur worden gerealiseerd of de capaciteit worden uitgebreid.
- Detailhandel: doel van het beleid is het behoud van een duurzame en fijnmazige detailhandelstructuur. De bestaande winkelgebieden hebben prioriteit: nieuwe locaties voor detailhandel mogen niet ten koste gaan van bestaande detailhandelstructuur.
- Wonen: uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat gemeenten voorzien in een aanbod van woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen moeten passen in het Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen.
- Water: zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. In de verordening is een beschermingsbeleid vastgelegd, dat onderscheid maakt in waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. In Nijmegen Oost is geen sprake van een waterwingebied. Wel heeft een klein deel van het plangebied een overlap met de 25 jaars-beschermingszone Nieuwe Markt (zie blauwe contour op onderstaande afbeelding). De betreffende grondwaterwinning wordt echter in 2015 beëindigd. In het plan is voor het overlapgebied uitsluitend sprake van een bestemming die "hetzelfde of een lager risico voor het grondwater met zich meebrengt dan de vigerende bestemming mogelijk maakt". Daarmee is geen sprake van strijd met artikel 17.1 van de provinciale verordening.
Afbeelding: de blauwe contour is provinciaal grondwaterbeschermingsgebied. Bron: verordening op www.ruimtelijkeplannen.nl
- Natuur: bij stedelijke ontwikkeling is het belangrijk om te voorzien in de behoefte aan 'groen in en om de stad (GIOS)'. Hiervoor zijn in de Structuurvisie zones aangegeven. De provincie streeft daarnaast naar het veiligstellen van de Gelderse natuur door het realiseren en beschermen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Binnen de EHS zijn in principe geen bestemmingen toegestaan, waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast. Op onderstaande afbeelding is te zien welke delen van Nijmegen Oost zijn begrensd als EHS Natuur (groen). Op de afbeelding is ook te zien dat de gebieden met EHS verweving (oranje) buiten het plangebied zijn gelegen. De gebieden met EHS Natuur hebben in het bestemmingsplan een bestemming Bos of Groen gekregen.
Afbeelding: Kops Plateau: groen is EHS natuur met overwegend bestemming Groen in het plan.
Vigerende bestemmingen zijn leidend geweest. Bestaande bebouwing is verder als zodanig bestemd. Op het Kops Plateau is tenslotte binnen de EHS via afwijking (van de verordening) de bouw van een infocentrum voor het archeologisch monument mogelijk. Deze bouwmogelijkheid was al via vrijstelling opgenomen in het vigerend bestemmingsplan Nijmegen Oost.
Afbeelding: fragment provinciale EHS. Bron: Atlas Gelderland
- Landschap: de rand van de stuwwal in het gebied Nijmegen Oost ligt binnen het Nationaal Landschap Gelderse Poort. De hoofdstructuur van het landschap wordt hier bepaald door het contrast tussen de besloten hoefijzervormige stuwwal (hoog, droog, zandig) en het open rivierenlandschap en Groesbeekse bekken (laag, nat, zand en veen, overwegend grasland). Bewoning vind van oudsher aan de hogere randen plaats. Kenmerkend voor de reliëfrijke stuwwal zijn het gesloten boslandschap, de markante steile flanken met bronbeekjes en scherpe overgangen naar open landbouwgebieden. De bebouwing in het reliëfrijke noordelijke deel heeft het karakter van luxe wonen in een park- en bosrijke omgeving. In de ruimtelijke verordening Gelderland zijn de regels opgenomen ter behoud en versterking van de Nationale Landschappen. Meer specifiek is voor dit deel van het plangebied sprake van de volgende beleidscategorieën (zie ook onderstaande afbeeldingen).
Waardevol landschap (geen EHS, geen waardevol open gebied).
In gebieden binnen een nationaal landschap met de aanduiding waardevol landschap, kunnen slechts bestemmingen worden toegestaan voor zover deze de kernkwaliteiten van het gebied behouden of versterken. De kernkwaliteiten zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten waardevolle landschappen.
Waardevol landschap (samenvallend met EHS).
In deze gebieden is sprake van een stapeling van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kwaliteiten. Waar het waardevol landschap samenvalt met de EHS zijn nieuwe bestemmingen in principe niet toegestaan, tenzij aan de voorwaarden van het EHS-beleid wordt voldaan.
Afbeelding: waardevol landschap binnen het nationaal landschap (groen gearceerd) Bron: provinciale verordening
Waardevol open gebied (valt altijd binnen waardevol landschap).
De Waardevolle open gebieden van het streekplan liggen alle binnen Waardevolle landschappen. Hier geldt ‘nee’ voor ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten, zoals nieuwe bouwlocaties, en ‘nee, tenzij’ voor ruimtelijke ingrepen die de openheid niet aantasten maar eventueel wel andere kernkwaliteiten. Deze kernkwaliteiten zijn beschreven in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten nationale landschappen.
4.2.3 Conclusie
Het bestemmingsplan Nijmegen Oost voorziet hoofzakelijk in het vastleggen van de bestaande (planologische) situatie in het stedelijk gebied. Binnen het plangebied zijn geen (grootschalige) veranderingen of nieuwe ontwikkelingen voorzien. Er wordt niet afgeweken van het hierboven beschreven provinciaal beleid.
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Regionaal Plan Stadsregio Arnhem - Nijmegen
De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke ambities vast voor de ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen. Het Regionaal Plan laat zien hoe de betrokken gemeenten binnen de Stadsregio streven naar hoogwaardige regionale ontwikkeling van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen als geheel. Hiermee ontwikkelt de stadsregio ruimtelijk beleid tot 2020.
Het Regionaal Plan wordt door de Provincie beschouwd als uitwerking van het Streekplan en daarmee als toetsingskader voor lokale plannen. Centraal in de ruimtelijke structuur van de stadsregio staat de ontwikkeling van het stedelijk kerngebied: een min of meer verstedelijkte, samenhangende zone die zich uitstrekt van Zevenaar via Arnhem en Nijmegen tot aan Wijchen. De beleidsregels in het Regionaal Plan zijn uitgewerkt aan de hand van de thema's water, natuur, cultuurhistorie, landschap, land- en tuinbouw, recreatie, mobiliteit, wonen, werken, detailhandel en milieu. De hoofdlijnen:
- Wonen: Taakstelling is om in de regio in de periode 2005-2015 tenminste 34.000 woningen toe te voegen aan de woningvoorraad. Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. Nijmegen Oost ligt overwegend binnen deze contour. De programmering van de woningbouw dient tenslotte plaats te vinden in de Concessies Wonen, met in achtneming van de per gemeente vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen.
- Werken en bereikbaarheid: doelstelling is het op zorgvuldige wijze ruimte geven en inpassen voor het scheppen van voldoende werkgelegenheid voor de inwoners van de stadsregio, die aansluit bij het opleidingsniveau van de beroepsbevolking. Hiervoor zijn enkele beleidsregels opgenomen: er moeten zoekgebieden worden aangewezen voor bedrijventerreinen, uitbreiding en aanleg van nieuwe bedrijventerreinen gebeurt met een zorgvuldige ruimtelijke inpassing, kantoren voor bedrijven met een (boven)regionale functie worden tenslotte alleen ontwikkeld rond centrale stations, netwerkstations en langs hoogfrequente buslijnen.
- Natuur: Doelstelling is het realiseren van een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebiesden en natuurlijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. De Stadsregio kent geen aanvullende beleidsregels voor natuur t.o.v. het Streekplan Gelderland.
- Cultuurhistorie: Doelstelling is "behoud door ontwikkeling". De in een plangebiedc aanwezige cultuurhistorische waarden dienen te worden geinventariseerd en zo mogelijk worden geintegreerd in de planuitwerking.
4.3.2 Verstedelijkingsvisie
In navolging van het Regionaal Plan Stadsregio Arnhem - Nijmegen heeft de Stadsregio in juni 2011 de Verstedelijkingsvisie 'Van Koers naar Keuze' vastgesteld: een integrale visie waarin de hoofdlijnen uit het Regionaal Plan worden bevestigd. De Verstedelijkingsvisie is een uitwerking van de Verstedelijkingsopgave voor de periode 2010-2020, waarbij de ambities voor wonen, werken en mobiliteit worden gekoppeld:
- Wonen: de Stadsregio heeft tot 2040 een groeiend bevolkingsaantal, maar binnen de regio ontstaan wel grote verschillen in het tempo van de bevolkingsgroei. Daarnaast krijgen sommige gebieden te maken met een dalend bevolkingsaantal. Voor de periode 2010-2020 is in samenwerking met het Rijk besloten om circa 26.000 woningen te bouwen. Dit vormt ook het uitgangspunt voor afspraken met de provincie in het kader van het Kwalitatief WoonProgramma 3. Het Regionaal Plan heeft geleid tot subregionale afspraken over de gewenste kwalitatieve woningbouwopgave tot 2020, waarbij de bouwopgave wordt afgestemd op de behoefte. Het afronden van de ontwikkeling van de Vinex-locaties is hierbij een belangrijke schakel. Voor Nijmegen betekent dit dat afronding van de Waalsprong prioriteit heeft. Daar staat tegenover dat Nijmegen (tijdelijk) 1500 woningen uit de programmering heeft gehaald in verband met de (beperkte) vraag vanuit de markt. Voor Nijmegen Oost heeft dit geen ingrijpende gevolgen.
- Mobiliteit en economie: naast het woonklimaat is de bereikbaarheid belangrijk voor een goed vestigingsklimaat. De bereikbaarheid van de regio staat echter onder druk. De koppeling tussen ruimtelijke ontwikkelingen en bereikbaarheid is daarom een belangrijk aandachtspunt in de visie. In het Regionaal Plan wordt ingezet op bundeling van vervoersstromen en verknoping van verstedelijking in de regio langs een integrale ontwikkelingszone: de S-as. Dit is de centrale spooras, die loopt van Didam/Zevenaar naar Wijchen via de stedelijke kerngebieden Arnhem en Nijmegen. De verschillende modaliteiten dienen toekomstige groei op te kunnen vangen en goed op elkaar aan te sluiten. Het OV en de fiets hebben daarbij een voorname rol. Ruimtelijke ontwikkelingen rondom (OV) knooppunten worden dan ook gestimuleerd. Op het gebied van economie wordt ingezet op de vijf kansrijke clusters in de regio: Health, halfgeleiders, Energie- en Milieutechnologie, Mode/Vormgeving en Toerisme. Daarnaast is de A73-zone aangemerkt als een van de locaties waar verdere afstemming plaats dient te vinden met betrekking tot ruimte voor bedrijven. Voor Nijmegen Oost heeft dit geen ingrijpende gevolgen
4.3.3 Conclusie
Het bestemmingsplan Nijmegen Oost voorziet in het vastleggen van de bestaande (planologische) situatie in het stedelijk gebied. Binnen het plangebied zijn geen (grootschalige) veranderingen of nieuwe ontwikkelingen voorzien. Er wordt niet afgeweken van het hierboven beschreven regionale beleid.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030
De gemeenteraad van Nijmegen heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor ruimtelijke plannen en een ontwikkelingskader voor investeringen. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de ambities van de gemeente Nijmegen. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. De ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie wordt in de loop van 2013 geactualiseerd.
De Structuurvisie gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, gekoppeld aan de Stadsbegroting. Er is gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, zodat per coalitie accenten gelegd kunnen worden en om indien nodig de ruimtelijke ambities bij te stellen.
De Structuurvisie is de opvolger van het Kansenboek. In beide documenten staan drie kwaliteitsuitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal: nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen, typisch Nijmeegse kenmerken versterken en de huidige woon- en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden. Daarnaast zijn in de Structuurvisie drie nieuwe accenten genoemd die een rol spelen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen en ambities: Bruisende Stad, Verleden Verbeeld en Stad in Balans.
In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt:
- Nijmegen omarmt de Waal.
- Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen.
- Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit.
- Meer ruimte voor groen en water.
- Wonen in sterke en ongedeelde wijken.
- Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid.
Afgezien van een nieuw zwembad Nijmegen Oost (terwijl op de vrijkomende locatie een groene invulling plaatsvindt) , het wonen in sterke en ongedeelde wijken en het behoud en versterken van de groene kwaliteiten van de stuwwal zijn er geen specifieke ambities opgenomen voor Nijmegen Oost in de Structuurvisie. In de loop van 2012 wordt de Structuurvisie geactualiseerd.
4.4.2 Coalitieakkoord 2010-2014: Werken aan een duurzame toekomst
De economische crisis dwingt tot nadenken over de rolverdeling van overheid en burgers. De gemeente Nijmegen wil op een transparante, efficiënte en zakelijke manier samen met de stad de nieuwe uitdagingen aangaan. In april 2010 presenteerden GroenLinks, PvdA en D66 het coalitieakkoord 2010-2014 "Werken aan een duurzame toekomst". Het akkoord zet in op een duurzame en sociale stad met een sterke economie.
- We gaan op weg een duurzame stad. Bewoners, instellingen en bedrijven worden gestimuleerd om duurzaam te wonen, werken en leven. Nijmegen draagt bij aan het tegengaan van klimaatsverandering door o.a. het beheersen van de waterafvoer van de Waal en in te zetten op klimaatneutraliteit. Nijmegen wil duurzaam vervoer: een transitie naar schonere brandstoffen en gebruik van HOV en fiets. Tenslotte wordt geïnvesteerd in de groengebieden in en om de stad.
- We blijven een sociale stad. Nijmegen ondersteunt de zelfredzaamheid van burgers en geeft extra aandacht aan mensen met minder kansen. De eigen verantwoordelijkheid en participatie van burgers staat hierbij voorop. De integrale wijkaanpak wordt voorgezet met een focus op veiligheid en leefbaarheid.
- We werken aan een sterke stad met een duurzame, innovatieve economie van kennisintensieve en creatieve bedrijvigheid. Een goede bereikbaarheid is hiervoor een belangrijke vestigingsvoorwaarde, net als een goede woonomgeving, groen en het aanbod van culturele activiteiten. De dynamiek in de stedelijke ontwikkeling wordt gestimuleerd door te werken aan grote strategische projecten: zoals Waalsprong, Waalfront, Novio Tech Campus, Station Goffert en de herontwikkeling van de Spoorzone. Ook wordt doorgegaan met herstructurering van wijken. Hiermee zijn er voldoende mogelijkheden om de noodzakelijke groei de komende jaren te realiseren.
4.4.3 Conclusie
Het bestemmingsplan Nijmegen Oost voorziet in het vastleggen van de bestaande (planologische) situatie in het gebied. Binnen het plangebied zijn geen (grootschalige) veranderingen of nieuwe ontwikkelingen voorzien. Er wordt niet afgeweken van het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 5 Beleid En Omgevingsaspecten
5.1 Stedenbouw
5.1.1 Algemeen
Na de sloop van de verdedigingswerken is de 19e eeuwse schil rondom de binnenstad gebouwd naar ontwerp van de architect Bert Brouwer. Een gedeelte van het plan strekt zich in oostelijke richting uit (Altrade). Vervolgens heeft Nijmegen Oost zich ontwikkeld op de stuwwal langs oude veldwegen als de Berg en Dalseweg, de Ubbergseweg, Groesbeekseweg en Daalseweg/Tooropstraat. Deze straten vormen nog steeds de hoofdontsluiting van het stadsdeel richting het centrum van de stad. Ze worden ook wel radialen genoemd. Ook langs de dwars op de radialen staande veldwegen Groesbeeksedwarsweg, Dommer van Poldersveldtweg, Broerdijk, Postweg en Kwakkenbergweg (zie blauwe dwarsverbindingen op onderstaande afbeelding) vonden ontwikkelingen plaats.
Tot de Tweede Wereldoorlog is in de gebieden tussen de radialen op projectmatige basis woningbouw gerealiseerd. Na de tweede wereldoorlog is in de wederopbouwperiode de wijk Hengstdal gebouwd. In de periode 1980 tot 2005 is verspreid over Oost een aantal nieuwbouwprojecten gerealiseerd, zoals Kruisweg e.o., vervangende nieuwbouw Rode Dorp, het Limosterrein en het woningbouwproject achter het Canisiuscollege (Canisiustuin).
5.1.2 Situatie Nijmegen Oost
De ruimtelijke structuur van Nijmegen Oost wordt bepaald door de eerder genoemde radialen en dwarsverbindingen. De tussengebieden zijn opgevuld met woonbebouwing, soms in combinatie met lichte bedrijvigheid. De voorzieningen liggen over het algemeen langs of in de buurt van de radialen.
Afbeelding: ruimtelijke structuur Nijmegen Oost
Het licht geaccidenteerde stadsdeel Oost heeft een groene uitstraling door de frequent aanwezige laanbeplanting en de groene voortuinen. In het verlengde van de Wedren in zuidelijke richting treffen we een parkstrook aan. De begraafplaats aan de Daalseweg vormt - samen met het beoogde park aan de Beethovenstraat / Bachstraat - een groene enclave tussen de Groesbeeksedwarsweg en de Componistenbuurt. Daarnaast ligt er een aantal groene lobben vanuit het buitengebied het stadsdeel. De volgende deelgebieden zijn te onderscheiden (zie kaart):
- 19 eeuwse schil
Een dichtbebouwd stedelijk gebied van vrij hoge, gesloten en statige bouwblokken en mooie wegprofielen die zijn gerealiseerd aan het eind van 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw. Het is een gemeentelijk beschermd stadsbeeld, en op termijn een Rijksbeschermd stadsgezicht.
- Altrade
Aansluitend op de 19e eeuwse schil zijn kleinschaliger gevarieerde bouwblokken gerealiseerd. Het gaat enerzijds om gesloten bouwblokken, anderzijds om strokenbouw (niet-aaneengesloten rijen bebouwing met open hoeken op straatniveau). De bouwhoogte varieert van 1 bouwlaag met kap tot 2 bouwlagen met kap.
- Schildersbuurt
De Schildersbuurt bestaat uit woningbouw uit de jaren '30 in redelijk gesloten bouwblokken met voortuinen en tuinmuurtjes in oorspronkelijke tuinstadstructuur met eenduidige wegprofielen. De bebouwing bestaat overwegend uit 2 lagen met kap. De wijk heeft een groen karakter door grote straatbomen, plantbakken en voortuinen. De wijk kent een groot parkeerprobleem.
- Componistenbuurt
Dit is een complexmatig gebouwde tuinstadsbuurt van gesloten bouwblokken met voortuinen en tuinmuurtjes. Het grootste deel is vooroorlogs. De bebouwing bestaat overwegend uit 2 lagen met kap. Het beeld van de wijk is minder groen dan de Schildersbuurt, omdat er ten faveure van het parkeren veel straatbomen verdwenen zijn.
- Canisiustuin
Ter plekke van de voormalige tuin van het Canisiuscollege aan de Berg en Dalseweg is in de jaren '90 woningbouw in een royale opzet gerealiseerd. Veelal treffen we hier twee onder één kapwoningen aan, maar ook enkele rijtjeswoningen en appartementencomplexen.
- Steile stuwwal met losse bebouwing
De Ubbergseveldweg vormt de grens tussen de licht glooiende wijk Nijmegen Oost en de steile stuwwal. Onder aan de stuwwal treffen we de vlakke Ooypolder aan; een belangrijk uitloopgebied voor Oost. Op de steile stuwwal is de aanwezige bebouwing gevarieerd, zowel qua uitstraling als qua functie. Naast riante vrijstaande woningen en appartementencomplexen komen hier een hotel, kantoren, scholen en voormalige kloosters voor. Verderop naar het oosten ligt het Kops Plateau, een archeologisch interessant gebied, dat tevens tot de Ecologische Hoofdstructuur behoort.
- Hengstdal
De wijk Hengstdal is in de eerste helft van de vorige eeuw gebouwd na de ontmanteling van de vestingwerken in een erosiedal dat parallel ligt aan de stuwwal. Er werd gebouwd in lintbebouwing langs bestaande (veld)wegen, zoals de Daalseweg, Tooropstraat, Berg en Dalseweg en de Dommer van Poldersveldtweg. Na deze ongeplande stadsuitleg vond er vanaf de Eerste Wereldoorlog tot in de jaren '60 meer planmatige uitbreiding plaats binnen het historische patroon van linten. De woningbouwcorporaties hebben een belangrijke rol gespeeld bij de bouw van een aantal samenhangende woningbouwcomplexen in de wijk Hengstdal, waarbij een bijzondere vermenging ontstond van corporatieve complexen met particuliere woningen langs de lintwegen. Centraal door de wijk loopt in oost-westelijke richting de Van 't Santstraat-Hengstdalseweg. De Broerdijk die daar loodrecht op staat, vormt de overgang naar het naoorlogse Hengstdal. Kenmerkend voor Hengstdal is tenslotte de sterke vervlechting met het landschap en het licht glooiende, groene karakter. De wijk Hengstdal bestaat uit vier woonbuurten:
- 1. De Spoorbuurt tussen de Van 't Santstraat en het Limospark is een samenhangend rechthoekig buurtje uit jaren '20 en '30 met kleinschalige woonbebouwing en een mooi poortgebouw aan de Van 't Santstraat (Spoorbuurt Zuid)
- 2. De Spoorbuurt tussen de Van 't Santstraat en de Tooropstraat en tussen de Koolemans Beijnensstraat en de Dommer van Poldersveldtweg is een kleinschalig buurtje uit de jaren '20 en '30 met een afwisselend stratenpatroon. De Daalseweg loopt er als een diagonaal doorheen (Spoorbuurt Noord).
- 3. De Bomenbuurt is een rechthoekige tuinstadbuurt uit de jaren '30 tussen de Dommer van Poldersveldtweg en Broerdijk en tussen de Postweg en Tooropstraat.
- 4. Hengstdal/ Broersveld: binnen de driehoek Berg en Dalseweg, Postweg en Broerdijk is in de jaren '40 en '50 deze wederopbouw tuinstadwijk gebouwd. De wijk bestaat uit een combinatie van rijtjes eengezinswoningen met name in strokenbouw en flatbebouwing. Centraal ligt een groot groen plein met sport- en speelvoorzieningen aan de Beukstraat/ Hengstdalsweg.
Afbeelding: Impressie overgangsgebied Spoorbuurt Zuid-Limos: woningbouw Dunklerstraat en groengebied naar Limosterrein
In 2004 is er in opdracht van de corporaties en de gemeente Nijmegen een visie voor Hengstdal opgesteld ( "Wikken en wegen in waardevolle wijken: de methode in de praktijk"). Deze visie bevat zowel een cultuurhistorische als een woningmarktanalyse voor de deelgebieden Spoorbuurt, Bomenbuurt en Broersveld. Daarbij is o.a. gekeken naar locaties die, met inachtneming van de bestaande stedenbouwkundige structuur, voor vernieuwing in aanmerking komen.
Afbeelding: Impressie woonstraat in Hengstdal/ Broersveld
- Rode dorp
De oorspronkelijke dichtbebouwde tuinstadwijk van kleinschalige woonbebouwing is eind '90 jaren vervangen door nieuwbouwwoningen. Het stratenpatroon is overeind gebleven. Aan de rand nabij de Ubbergseveldweg is een appartementengebouw gerealiseerd.
- Kruisweg e.o.
Ten zuiden van het Kops Plateau is een villabuurt gebouwd. De Kruisweg loopt als een diagonaal door het gebied. Het driehoekige groene Tiberiusplein is een centrale plek in de buurt.
- Limos-terrein
Het voorheen afgesloten kazerneterrein is heringericht als een stadslandgoed met verschillende gebouwencomplexen. De monumentale gebouwen zijn gehandhaafd en hebben een nieuwe bestemming gekregen (ateliers, horeca, school, asielzoekerscentrum, woningen) en worden afgewisseld met eigentijdse nieuwbouw. Het park staat in verbinding met het buitengebied en heeft ook voor de aangrenzende wijken een functie.
Afbeelding: woningbouw Limosterrein en speeltuin in de openbare ruimte
5.1.3 Juridische vormgeving
Het Kops Plateau en de stuwwalzone hebben groene bestemmingen gekregen die het huidige karakter behouden en versterken. Ook voor de andere deelgebieden geldt dat deze conserverend zijn bestemd.
Vrijstaande bebouwing is in het stuwwalgebied een te behouden kwaliteit. Vandaar dat op de verbeelding van dit bestemmingsplan de grens van de bestemming Tuin en Wonen (onbebouwd) verder naar achteren is geprojecteerd.
5.2 Economie
5.2.1 Algemeen
In het Sociaal Economisch Beleid wordt uitgegaan van de volgende speerpunten:
- Groei en bloei van de zorgsector, incl. onder andere het benutten van de kansen rond 52 degrees en het verder uitbouwen van concept Health Valley.
- Het bestaande bedrijfsleven koesteren en versterken, met extra aandacht voor de Nijmeegse horeca en detailhandel, het aanpakken van verouderde bedrijventerreinen en accountmanagement.
- Ondernemerschap stimuleren.
- Mensen ontwikkelen: vraag en aanbod matchen.
Buurteconomie
Met het Nijmeegse economische beleid wil de gemeente de economische activiteiten in de wijken stimuleren. Hierbij gaat het met name om de vestiging van kleinschalige (ambachtelijke) ondernemingen en het stimuleren van starters. Ruimtelijk kan dit zich uiten in ondernemen in/aan huis (in de verordening gebonden aan een maximum van 50 m2 oppervlakte, uitgezonderd percelen met aanduiding "Prr"" ), behoefte aan woon-werkpanden en economische herontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid.
In de wijken kan ook gedacht worden aan het ontwikkelen en stimuleren van bedrijfspanden voor starters, "huiskamer"ondernemingen en woon-werkcombinaties. De aard en omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij de functie van de directe omgeving (wonen) en de behoefte. Gedacht moet worden aan ambacht, nijverheid, financiële en zakelijke dienstverlening.
Detailhandel
In de jaren '70 en '80 is binnen de Nederlandse distributieplanologie een fijnmazig netwerk van detailhandelsvoorzieningen gerealiseerd. Vanuit een theoretische benadering werd het distributielandschap verdeeld in winkelcentra van verschillende niveaus, logisch gespreid over de ruimte. Landelijk gezien heeft de detailhandel zich in de afgelopen jaren sterk ontwikkeld: schaalvergroting, branchevervaging en toenemende mobiliteit hebben geleid tot meer concurrentie op de markt. De "supermarktoorlog" heeft deze ontwikkeling nog verder versterkt. De detailhandelsvoorzieningen op buurtniveau zijn hierdoor onder druk komen te staan. Met name de buurtwinkelcentra verliezen hun functie. Ook voor kleinschalige branches als bijvoorbeeld de groenteboer en de slager e.d is het moeilijk het hoofd boven water te houden. De verwachting is dat het proces van schaalvergroting nog niet ten einde is. Dit kan toenemende leegstand in buurtwinkelcentra betekenen.
De Detailhandelstructuurvisie Nijmegen 2004 geeft een analyse van de bestaande voorzieningenstructuur in Nijmegen. Hoofddoelstelling van het beleid blijft versterken van de evenwichtig opgebouwde voorzieningsstructuur. Tegelijkertijd wil de gemeente ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen, rekening houdend met bestaand aanbod. Eind 2012 wordt de Detailhandelstructuurvisie Nijmegen 2004 geactualiseerd.
Horeca
Het horecabeleid bepaalt dat er in Nijmegen met name ruimte is voor horeca in het stadscentrum. Nijmegen heeft echter ook een aanzienlijk aanbod aan horeca buiten het stadscentrum. De aanwezigheid van voldoende parkeermogelijkheden, sfeer, persoonlijke aandacht en veiligheid zijn factoren die hieraan hebben bijgedragen. De horeca in de Nijmeegse wijken is aanvullend op de horeca in het stadscentrum en richt zich op een ander publiek. In de woonwijken heeft horeca in de eerste plaats een verzorgende functie, het speelt een rol in de kwaliteit van de dagelijkse leefomgevingen. In de wijk geldt dat nieuwe horeca kansen worden geboden, mits deze aanvullend op het aanbod, kleinschalig van omvang is en bestemd is voor eigen bewoners en dus een wijkfunctie vervult. Of de komende jaren ook nieuw horeca-aanbod zal ontstaan, hangt af van initiatieven vanuit de markt.
Naast de reguliere horeca is er ook ondersteunende horeca. Het gaat hierbij om zaken zoals winkels, recreatieve voorzieningen en sportvoorzieningen die geen (planologische) hoofdfunctie horeca hebben, maar waar men tegen betaling wel iets kan eten of drinken. Een beperkt deel van het oppervlak mag gebruikt worden voor het plaatsen van tafels en stoelen.
Voor ondersteunende horeca buiten het stadscentrum hanteert de gemeente een aparte beleidslijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteunende horeca bij food detailhandel, bij non-food detailhandel en bijzondere en recreatieve doeleinden. Voor deze ondersteunende horeca gelden de beperkingen zoals deze zijn opgenomen in de algemene gebruiksregels (artikel 25).
Kantoren
Nijmegen wil marktpartijen en eindgebruikers aan de stad binden door over voldoende aanbod aan kantoorruimte te beschikken. Gelet op de ontwikkeling van de vraag naar kantoorruimte en de aanbodgegevens uit de gemeentelijke planexploitaties, is de huidige planvoorraad in Nijmegen tot 2020 toereikend. Hoofddoelstelling van het kantorenmarktbeleid is het streven naar een dusdanig aanbod van kantoorlocaties dat kantoorgebruikers zo goed mogelijk worden gefaciliteerd en de werkgelegenheid zo goed mogelijk tot ontwikkeling kan komen. Bij het toewijzen van kantoorruimte wordt eerst gekeken naar leegstaande panden in de stad. Voor kantoren geldt het beleid zoals dat is vastgesteld in 2000. Daarin worden de Stationsomgeving, Brabantse Poort en de Waalsprong genoemd als de drie Nijmeegse kantorenlocaties. Tegelijk worden er randvoorwaarden aangereikt aan marktpartijen die kantoren willen ontwikkelen op andere potentiële locaties. Vestiging van kantoren tot 500 m² is overal toegestaan en kantoren tot 1000m² zijn toegestaan in de huidige panden langs singels/hoofdradialen. Om waardevolle panden te behouden kan tenslotte in panden tot 1500m² een omzetting naar een kantoorbestemming plaatsvinden.
Dit plan ziet niet op nieuwbouw van locaties voor kantoorvestiging.
Bedrijven
Het Nijmeegs beleid voor bedrijventerreinen is vastgelegd in de nota “Een andere kijk op Nijmeegse bedrijventerreinen” (2003). Kernpunten uit deze nota zijn: zuiniger omgaan met de beschikbare ruimte en een relatie leggen met de behoefte van de aanwezige beroepsbevolking. De belangrijkste uitgangspunten zijn 1) het vergroten van de werkgelegenheid voor laagopgeleide werknemers en 2) het bevorderen van moderne en kennisintensieve industriële werkgelegenheid voor de sterk groeiende groep hoger opgeleiden. Ook het thema “meer werk op minder meter” is nog steeds van kracht. Dat betekent dat wordt ingezet op intensivering van bestaande terreinen en inbreiding, voordat wordt overgegaan tot de aanleg of ontwikkeling van nieuwe (regionale) bedrijventerreinen.
Bedrijvigheid in de wijken moet qua aard en omvang aansluiten bij de functie van de directe omgeving (vooral wonen) en de behoefte. Bedrijvigheid aan huis is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 50m2 en onder voorwaarde dat het geen overlast voor de omgeving veroorzaakt (o.a. op het gebied van verkeer en milieu). In de wijken kan gedacht worden aan het ontwikkelen en stimuleren van bedrijfspanden voor starters, woon- werkcombinaties en huiskamerondernemingen.
5.2.2 Situatie Nijmegen Oost
Detailhandel
Van oudsher heeft zich in Nijmegen Oost spontaan veel detailhandel ontwikkeld, met name langs de oude uitgaande wegen. Er zijn twee goed functionerende winkelcentra:
- Het wijkwinkelcentrum aan de Daalseweg/Tooropstraat. Dit centrum heeft een belangrijke positie en fungeert als een langgerekt winkel- en horecalint met hier en daar verdichtingen ter plaatse van de supermarkten. In het winkelcentrum zijn twee supermarkten gevestigd (AH en Coop) en heeft een functie voor het hele stadsdeel Nijmegen Oost.
- De winkelconcentratie Van 't Santstraat/Hengstdalseweg heeft zich ontwikkeld tot een buurtwinkelcentrum met een supermarkt (C1000) en heeft als verzorgingsgebied de directe omgeving.
Sector | Daalseweg /Tooropstraat | Van 't Santstraat | |
Detailhandel | dagelijks | - Coöp supermarkt - Albert Heijn supermarkt - Bakkerij Bereket | - C1000 supermarkt - Slagerij de Jong - Anushka Market |
niet-dagelijks | - Kruidvat - Wanco doe 't zelf - Reformhuis - Estafette reformartikelen - Foto R. Verheijen - Ingrids tabakszaak - Dobey dierenwinkel - Rijwielhandel Sloos - Wito tijdschriften - Hubo Scherpenzeel - Nimco House of shoes - Sfeerwinkel Jut & Jul - Roelofs autoverhuur | - Tapijt- en Gordijnhuis - Intertoys - Primera Ron Wolf |
Veel solitaire winkelpanden in Nijmegen Oost hebben inmiddels een gemengde bestemming gekregen. Een aantal van deze winkels kan overleven door specialisatie. Zodra de winkelfunctie wegvalt, is er ruimte voor dienstverlening, kleine buurtverzorgende bedrijfjes, kleinschalige kantoren of een woonfunctie.
Horeca
Nijmegen Oost heeft mede door het studentenleven van oudsher een aantrekkelijk en aanzienlijk aanbod van horecabedrijven. Horeca in de wijken heeft vaak alleen een wijk- of buurtverzorgend karakter. Sommige horecabedrijven in Nijmegen Oost overstijgen echter het verzorgingsgebied van de wijk. Dit is een geleidelijk gegroeide situatie en wordt meestal door de omgeving geaccepteerd. Voor deze wijk ligt het accent voor de komende jaren op versterking van de bestaande bedrijven en geen verdere ontwikkeling en/of toename van het aantal bedrijven. Naast cafés en restaurants is in Nijmegen Oost ook hotel Belvoir gevestigd, dat overigens ook over een café/ restaurant gedeelte beschikt.
Op een aantal plekken heeft een concentratie van cafés en restaurants plaatsgevonden:
- Aan de noordzijde van het pleintje bij de van 't Sandstraat/Dommer van Poldersveldtweg.
- Aan het begin van de Daalseweg en de Berg en Dalseweg.
- Aan het pleintje waar de van Heutzstraat uitkomt op de Groesbeekseweg.
- Rond de Tooropstraat en Berg en Dalseweg.
Op andere plekken is sprake van ondersteunende horeca, bijv. op de volgende adressen:
Adres | Naam | |
Cipresstraat 154 | Wijkcentrum Ark van Oost | |
Daalseweg 262 | Theater badhuis Kwatta |
Kantoren
In Nijmegen Oost komen diverse soorten kantoren voor, te weten:
- Grotere kantoren in gebouwen die volledig als kantoor in gebruik zijn.
- Kantoren gecombineerd met een woonfunctie.
- Praktijk aan huis.
Bedrijvigheid
In Nijmegen Oost zijn 1352 ondernemingen ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In onderstaande tabel zijn de meest voorkomende sectoren weergegeven. Het overgrote deel van de bedrijvigheid bevindt zich in woonhuizen in het gebied. Hierbij gaat het vaak om gezondheidszorg, kunstenaars, diverse soorten advisering en dienstverlening. Veel van de genoemde bedrijven hebben alleen een postadres ter plaatse. Op het adres vinden dan in praktische zin geen bedrijfsmatige activiteiten plaats.
Nr | SBI code | Categorie | Aantal |
1 | 86 | Gezondheidszorg | 181 |
2 | 90 | Kunst | 141 |
3 | 70 | Holdings (geen financiële), concerndiensten binnen eigen concern en managementadvisering | 128 |
4 | 85 | Onderwijs | 109 |
5 | 47 | Detailhandel (niet in auto's) | 95 |
6 | 74 | Industrieel ontwerp en vormgeving, fotografie, vertaling en overige consultancy | 83 |
7 | 73 | Reclame en marktonderzoek | 62 |
8 | 88 | Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting | 52 |
9 | 62 | Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie | 48 |
10 | 56 | Eet- en drinkgelegenheden | 45 |
11 | Overige categorieën | 408 | |
Totaal | 1.352 |
Tabel: Aantal bedrijven en instellingen naar sector
5.2.3 Juridische vormgeving
De bestaande economische functies (dienstverlening, detailhandel, horeca en kantoren) zijn overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan Nijmegen Oost. Het voorliggende bestemmingsplan geeft dezelfde vestigingsmogelijkheden (voor de bestaande situatie) als de voorheen geldende bestemmingsplannen.
Gemengd
Een belangrijk deel van de economische functies is voorzien van de bestemming Gemengd 1of 2. Met deze bestemming worden meerdere functies per locatie mogelijk gemaakt. Binnen Gemengd 1 is detailhandel niet toegestaan, binnen Gemengd 2 daartegen wel. Winkels die voorheen binnen het op de plankaart aangeduide winkelconcentratiegebied van bestemmingsplan Nijmegen Oost lagen, zijn opgenomen binnen de bestemming Gemengd 2.
De bestemming Gemengd 1 kent een brede doeleindenomschrijving. Zowel de functies cultuur en ontspanning, wonen, kantoren, dienstverlening, als maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Uitwisseling van functies behoort daarmee goed tot de mogelijkheden. Binnen deze bestemming zijn ook aanduidingen opgenomen. Voor de horeca gelden eveneens aanduidingen. Daarbij wordt o .a. een onderscheid gemaakt in horeca met én zonder bezorg/ afhaalservice. Ook bestaande hotels (zoals Belvoirhotel) kennen een afwijkende regeling. Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan daar waar een aanduiding "bedrijf" is opgenomen.
De bestemming Gemengd 2 wijkt af van de bestemming Gemengd 1 ten aanzien van de functie detailhandel. Deze is binnen de bestemming Gemengd 2 rechtstreeks toegestaan, maar niet binnen de bestemming Gemengd 1. Verder wijken deze 2 bestemmingen in beginsel niet van elkaar af.
Binnen de gemengde bestemmingen is voorts aangegeven dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. Zonder deze bepaling zou het namelijk mogelijk zijn om een nieuwe geluidsgevoelige functie toe te voegen, bijvoorbeeld een woning, zonder dat er akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Voorzover een locatie in een geluidszone van een weg valt, dient, wanneer zich een nieuwe geluidsgevoelige functie wil vestigen, eerst akoestisch onderzoek plaats te vinden. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden nagegaan of een hogere waarde kan worden verleend. De procedure hogere waarde moet gelijk oplopen met een herziening van het bestemmingsplan, zodat in een dergelijk geval een postzegelbestemmingsplan (dan wel een omgevingsvergunning in combinatie met een 'projectafwijkingsbesluit) moet worden opgesteld.
Detailhandel
Twee supermarkten hebben in het plan een bestemming Detailhandel gekregen. Een andere supermarkt heeft de bestemming Gemengd 2 gekregen. Dit onderscheid heeft te maken met de regelingen in het vigerende bestemmingsplan, waarbij het vertrekpunt is om geen bestaande rechten te ontnemen.
Horeca
In het vigerend plan kenden de horecagelegenheden overwegend een bestemming Gemengde doeleinden, met een aanduiding horeca. Disco's en dancings waren blijven niet toegestaan. De Nijmeegse Staat van horeca-activiteiten maakt een onderscheid qua zwaarte van de horeca-categorieën. De horecagelegenheden vallen overwegend binnen de gemengde bestemming, en hebben een aanduiding "specifieke vorm van gemengd - horeca 1" gekregen. Dit betekent dat horeca in de categorieën 1A, 1B en 2 A volgens de in de bijlagen opgenomen Staat van horeca-activiteiten is toegestaan. Dat betekent dat zowel een theehuis of cafetaria, maar ook een café of restaurant is toegestaan. Er is dus een zekere uitwisseling van horecafuncties mogelijk. Aangezien de ruimtelijke uitstraling grotendeels gelijk is, is van een ruimtelijk relevante ontwikkeling geen sprake.
Daar waar sprake is van horeca met een bezorg- en afhaalfunctie (bijvoorbeeld het Chinese restaurant aan de Bachstraat), geldt dat een aanduiding "specifieke vorm van gemengd -horeca 2" is opgenomen. In de verordening is ook een aanduiding "specifieke vorm van gemengd- horeca 3" opgenomen. Deze is specifiek opgenomen voor het Belvoir hotel, gevestigd aan de Graadt van Roggenstraat 101. Zware horeca (nachtclub, dancing e.d,) blijft uitgesloten.
In de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan is tenslotte rekening gehouden met het beleid voor ondersteunende horeca, zoals hiervoren opgenomen in paragraaf 6.2.1 van deze toelichting.
Kantoren
Grote kantoren zoals bijvoorbeeld het Estelgebouw aan de Bararossastraat (waarin Royal Haskoning is gehuisvest) hebben een gemengde bestemming gekregen. Hierbij is rekening gehouden met de ruime mogelijkheden, die al waren opgenomen in het vigerend bestemmingsplan Nijmegen Oost 2002. Binnen de bestemmingen Gemengd 1 en 2 zijn kantoren mogelijk.
Tevens zijn binnen de bestemming Wonen, met aanduiding Prr (kantoor en/of praktijkruimte op begane grond toegestaan) op de begane grond kantoren mogelijk. Voor kleine, aan huis gebonden kantoren gelden de juridische regels zoals deze hieronder zijn verwoord.
Bestemming Kantoor
Deze bestemming is uitsluitend toegekend aan 2 percelen die op dit moment voor een kantoorfunctie in gebruik zijn. Het betreft een pand dat als kantoor gebruikt wordt op het achterterrein aan de Fort Kijk in de Potstraat en een kantoorpand aan de Groesbeeksedwarsweg 165. Het feitelijk gebruik is hier leidend geweest voor de bestemmingskeuze.
Bedrijven
Een aantal bedrijven kent een bestemming Gemengd (1 of 2). Hoofdzakelijk is dat zo het geval, omdat in het vigerend bestemmingsplan ook reeds een gemengde bestemming op het perceel rustte. Deze bestemmingen maken bedrijven in milieucategorie 1 mogelijk.
De indeling in milieucategorieën kent zijn basis in de brochure Bedrijven en Milieuzonering (laatste versie is editie 2009)3 . Bij elke milieucategorie horen in principe aan te houden afstanden tussen bedrijven en een rustige woonwijk (of vergelijkbaar omgevingstype).
Andere bedrijven hadden in het vigerend bestemmingsplan een bestemming Bedrijfsdoeleinden en krijgen thans een bestemming Bedrijf, met dit verschil dat bedrijven die voorheen een maatbestemming hadden, aan deze bedrijven nu enige rek wordt gegeven. Dit houdt in dat als een autogarage (milieucategorie 2, code 5020.3 in bedrijvenlijst Model Nijmege ) stopt, we het hier ook mogelijk maken om andere bedrijven in een vergelijkbare (2) of lagere milieucategorie (1) te laten terugkeren en dus niet alleen een autogarage. De ruimtelijke impact is in het algemeen niet zodanig dat van een ontoelaatbaar geachte, relevante ruimtelijke ontwikkeling moet worden gesproken.
Bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 passen doorgaans goed in een woonomgeving en in gemengd gebied. Bedrijven die in het vigerende plan een maatbestemming kenden, maar zich reeds in een hogere milieucategorie dan milieucategorie 2 bevonden, krijgen een aangepaste planregeling. Om een voorbeeld te geven: indien het vigerende plan een specifieke bestemming Touringcarbedrijf (milieucategorie 3.2) kende, wordt in de regels dit touringcarbedrijf toegestaan alsmede bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2. Andere bedrijven in milieucategorie 3 worden dus uitgesloten.
In de bijlage 3 van de toelichting zit een overzicht van de belangrijkste bedrijvigheid in Nijmegen Oost opgenomen.
Ten aanzien van het perceel Berg en Dalseweg 432 is in de regels persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen voor de werkplaats bij het brandstofverkooppunt. Deze werkplaats was strikt genomen in strijd met de planvoorschriften van bestemmingsplan Nijmegen Oost, maar in overeenstemming met de regels van het daarvoor geldende bestemmingsplan Broersveld Kwakkenberg 1991 (bestemming Servicestation). Volgens de vakliteratuur kan het persoonsgebonden overgangsrecht zowel worden ingezet voor gevallen waarin het bestaande gebruik al in het voordien geldende bestemmingsplan onder de beschermende werking van het overgangsrecht viel, als voor de situatie dat onder het oude plan strikt genomen sprake was van illegaal gebruik (zie AB 2012/75).
Aan huis gebonden beroepen en bedrijven
Vanuit het beleid is het ondernemen in of aan huis gebonden aan een maximum van 50 m2. Voor percelen waar de bestemming de woonfunctie bij recht toestaat (met name bestemmingen Gemengd 1, Gemengd 2, alsmede de bestemming Wonen) mag maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot ten hoogste 50 m² worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit. Het beleid wordt in die zin gerespecteerd in de verordening. In het vigerende plan waren echter deels ruimere mogelijkheden opgenomen voor kantoren en "praktijkruimten" binnen woonbestemmingen, waarbij de gehele begane grond gebruikt mocht worden voor genoemde functies. Daarmee wordt de beleidsmatige grens van 50 m2 overschreden. Om aan bestaande rechten niet te tornen, is op die plekken een aanduiding "Prr " (kantoor en/of praktijkruimte op begane grond toegestaan) opgenomen.
- 3. De publicatie is nadrukkelijk bedoeld voor beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Dus niet voor bestaande situaties en niet voor milieuvergunningverlening.
5.3 Wonen
5.3.1 Algemeen
Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, "Nijmegen leeft". In deze nota is het woonbeleid uiteengezet tot 2020. In de Woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt:
- Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen de wijken en stadsdelen. Het doel is om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod, zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad. Ook het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen moeten in orde zijn.
- Bewoners binden is het tweede centrale uitgangspunt. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als we rekening houden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid, waarbij we ook de kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken. Dat betekent: sterke wijken waar mensen een wooncarrière kunnen maken, die levensloopbestendig zijn en waarin voldoende variatie is in huur en koop, woningtype en prijsklassen. Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid binden we bewoners aan Nijmegen. Hierbij spelen ook voorzieningen, de economische structuur en het cultureel klimaat een rol.
5.3.2 Situatie Nijmegen Oost
Nijmegen Oost bestaat uit de wijken Altrade, Hengstdal en Hunnerberg en is een geliefd stadsdeel met een aantrekkelijke en gewaardeerde mix aan woonmilieus en redelijk veel functiemenging. Het ligt gunstig tussen het stadscentrum van Nijmegen en de groene oostrand van de stad. Altrade en Hengstdal kennen een wat meer stedelijk karakter, de Hunnerberg is een rustiger woongebied. Er is sprake van een groot percentage koopwoningen. De sociaal-economische situatie is gunstig en er staan veel woningen met een hoge waarde.
Altrade bevat erg veel etagewoningen. De twee andere wijken hebben qua woningtype een meer gemengd aanbod. Van alle laagbouwwoningen in dit stadsdeel valt het grootste gedeelte in de koopsector. Ook wonen er veel studenten in Nijmegen-Oost en relatief weinig allochtonen. In Hengstdal is het percentage allochtonen hoger dan de rest van Nijmegen-Oost.
Voor Nijmegen Oost is geen intensief en gericht woonbeleid nodig. De courantheid van dit stadsdeel zorgt ervoor dat de markt op eigen kracht investeert in de kwaliteit van de particuliere voorraad. Delen van de aanwezige corporatieve voorraad (klein, gehorig, uitrusting) hebben in nabije toekomst wel een woontechnische upgrade nodig (Spoorbuurt en etagecomplexen Cipresstraat e.o.).
Woningmarktverkenningen Nijmegen 2010-2020
Op basis van de Woningmarktverkenning Nijmegen 2010-2020 wordt een toenemende belangstelling voor stedelijke woonmilieus geconstateerd, vooral in de wijken nabij het stadscentrum. Altrade heeft zo'n stadsbuurtwoonmilieu, dat wordt gekenmerkt door redelijk stedelijk wonen, gecombineerd met allerlei andere functies zoals winkels, horeca en kleine bedrijfjes. Mochten er zich in de toekomst hier nieuwe locaties voordoen dan kunnen in alle categorieën nog woningen worden toegevoegd, met uitzondering van de etagekoop. De wijken Hengstdal en Hunnerberg vallen onder het stedelijk compact woonmilieu. De vraag naar woningen in een stedelijk compact woonmilieu is gering en bestaat uit laagbouwhuur.
Wonen en zorg
De infrastructuur voor wonen en zorg is in Oost behoorlijk op peil en sluit redelijk aan bij de verwachte veroudering van de bevolking in de komende jaren. In bijna elke wijk binnen dit stadsdeel is een wijkservicepunt of een verzorgingshuis met een wijkfunctie aanwezig.In Hengstdal ontbreekt een wijkservicepunt en is de woonomgeving niet goed toegankelijk voor ouderen en mensen met een functiebeperking. Beschermde woonvormen en verzorgd wonen zijn wel voldoende aanwezig. Dat geldt niet voor combinaties van wonen en zorg. Ook in de wijk Hunnerberg is hieraan een tekort.
5.3.3 Juridische vormgeving
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de bestemmingen Wonen en Tuin. Het erf valt onder de bestemming Wonen.
Wonen en Tuin
De woongebieden hebben de bestemmingen Wonen en Tuin gekregen. Binnen de bestemming Wonen is een aanduiding ' bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw (woning) mag worden opgericht. De bestaande legale situatie is bestemd. Binnen de aanduiding 'bouwvlak' mogen ook aan- en uitbouwen worden gerealiseerd. Op het erf zijn bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m2. Aan- en uitbouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' tellen daarbij niet mee.
De bestemming Tuin ligt veelal aan de voorzijde van de woning. Binnen de bestemming Tuin zijn slechts beperkte bebouwingsmogelijkheden opgenomen. Overigens kan de bestemming Tuin ook in combinatie met andere bestemmingen voorkomen, zoals bijvoorbeeld de bestemmingen Gemengd 1 of 2.
Indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, mag maximaal 50% van de tuin voor parkeren gebruikt worden (met als uitzondering: indien sprake is van de dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie 2 is parkeren, behoudens bestaand gebruik,niet toegestaan). In overige gevallen mag de tuin geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren.
5.4 Maatschappelijke Voorzieningen
5.4.1 Algemeen
De gemeente Nijmegen zorgt voor sociale en maatschappelijke voorzieningen voor haar inwoners. Maatschappelijke voorzieningen, zoals sportvelden, zijn in principe voor iedereen. Voor bijzondere doelgroepen zoals gehandicapten en ouderen, maar ook voor de jeugd zijn er sociale voorzieningen die maatschappelijke participatie bevorderen. Soms is er ook maatwerk voor individuele inwoners, bijvoorbeeld ondersteuning bij de opvoeding. Het terrein sociale en maatschappelijke voorzieningen is breed en bestaat uit: sport-, recreatie, cultuur-, en welzijnsvoorzieningen; voorzieningen voor ouderen en gehandicapten; algemeen maatschappelijk werk; jeugd- en jongerenwerk; openbare gezondheidszorg; dierenwelzijn. Het werk op dit beleidsterrein wordt meestal uitgevoerd door zelfstandige instellingen die de gemeente financiert op basis van prestatieafspraken. Soms zijn dit vrijwilligersorganisaties, soms ook professionele (welzijns)stichtingen.
5.4.2 Situatie Nijmegen Oost
In Nijmegen Oost komt een scala van maatschappelijke voorzieningen voor. In de bijlage bij deze toelichting worden deze per adres genoemd. Tevens wordt aangegeven wat de vigerende bestemming en de nieuwe bestemming is. De voorzieningen zijn gerangschikt in de categoriën:
- kinderopvang e.d
- speelvoorzieningen en sportplaatsen
- cultuur en vrije tijd
5.4.3 Juridische vormgeving
In de bijlage bij deze toelichting (bijlage 2) is aangegeven wat de bestaande (vigerende) en wat de nieuwe bestemming wordt. Daar blijkt dat maatschappelijke voorzieningen hoofdzakelijk zijn opgenomen binnen de bestemmingen Gemengd 1 en Gemengd 2. Soms is een specifieke aanduiding binnen deze bestemming opgenomen, bijvoorbeeld "Do-drugsopvang", voor de Stichting Iriszorg beheerde drugsopvang aan de Koolemans Beynenstraat. Deze aanduiding houdt in dat de betreffende gronden tevens zijn bedoeld voor een drugsopvang. Het betreft een voortzetting van de bestaande drugsopvang van het Gelders Centrum voor Verslavingszorg, tegenwoordig eigendom van Stichting Iriszorg. In 2002 heeft de Raad van State de invloed op het woon-en leefklimaat van de omgeving reeds acceptabel bevonden.
Ook is bijvoorbeeld de aanduiding "j" (justitiële inrichting) opgenomen voor de jeugdgevangenis de Hunnerberg aan de Berg en Dalseweg. Onderwijsinstellingen daarentegen vallen in een gemengde bestemming met specifieke aanduiding "On".
De bestemming Recreatie is overgenomen uit het vigerend postzegelplan Nijmegen Oost 18 voor een perceel achter de Ubbergse Veldweg. De bestemming Sport is gelegd op het sportveld aan de Fagelstraat. Sporthal "de Ark van Oost " daarentegen heeft een gemengde bestemming gekregen met een aanduiding 'sport".
Binnen de bestemming Gemengd 1 en 2 is aangegeven dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. Zonder deze bepaling zou het namelijk mogelijk zijn om een nieuwe geluidsgevoelige functie toe te voegen, bijvoorbeeld een begeleid wonen project, zonder dat er akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Voorzover een locatie in een geluidszone van een weg valt dient, wanneer zich een nieuwe geluidsgevoelige functie wil vestigen, eerst akoestisch onderzoek plaats te vinden. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden nagegaan of een hogere waarde kan worden verleend. De procedure hogere waarde moet gelijk oplopen met een herziening van het bestemmingsplan, zodat in een dergelijk geval een postzegelbestemmingsplan (dan wel een omgevingsvergunning in combinatie met een 'projectafwijkingsbesluit) moet worden opgesteld.
Ook kan sprake zijn van aan huis gebonden beroepen of bedrijven, die in bovenstaande lijst onder voorzieningen staan (bijvoorbeeld voor de "voorziening "gitaarles Ed Galsatun, Koolemans Beijnestraat 8). Hiervoor geldt een woonbestemming.
Een aantal maatschappelijke voorzieningen is specifiek bestemd:
- Bestemming Maatschappelijk-Religie
Deze bestemming is o.a. gelegd op de bestaande kerken, zoals de kerk aan de Berg en Dalseweg, de parochiekerk Heilige Maria Geboorte.
- Bestemming Maatschappelijk-Begraafplaats
Deze bestemming is gelegd op de begraafplaats van de Dekenale Stichting Rooms Katholieke Begraafplaatsen Nijmegen.
5.5 Milieu
5.5.1 Algemeen
Bedrijven en milieuzonering
Bedrijvigheid is, in de zin van de Wet milieubeheer, die bedrijvigheid die vermeld staat in Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht en als zodanig als inrichting aangemerkt kan worden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen wordt gebruikt voor de milieuzonering in bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geluid, geur, stof, gevaar (vooral brand- en explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten van belang.
Nijmegen Oost bestaat uit de wijken Altrade, Hunnerberg en Hengstdal. De bedrijvigheid binnen dit gebied is beoordeeld aan de hand van de zoneringmethode van de VNG “Bedrijven en milieuzonering, editie 2009”. In deze bundel staan richtafstanden voor milieubelastende activiteiten vermeld. Hierin is een verdeling gemaakt ten aanzien van activiteiten gerangschikt naar SBI-codes. Uitgangspunt is dat vooral de bedrijvigheid, die is ingedeeld in de categorieën SBI 1 en 2, passend is binnen woongebieden.
Uitgangspunt is echter ook dat bestaande bedrijvigheid, die qua milieubelasting in principe niet thuishoort in een woongebied en waarvoor verplaatsing op korte termijn niet haalbaar is, op basis van verworven rechten moet worden geaccepteerd. Deze bedrijvigheid zal als een verbijzondering op de toegelaten categorieën worden toegestaan (zie ook 6.2.3. van de toelichting). Bij deze acceptatie dient er uiteraard wel van te worden uitgegaan dat deze bedrijvigheid dan ook aan de criteria moet voldoen die de Wet milieubeheer (Wm) hierbij oplegt, zodat niet van een onaanvaardbare hinder naar de omgeving sprake is.
Externe veiligheid
Met betrekking tot externe veiligheid onderscheiden we twee typen risico's:
- a. Risico's m.b.t. de externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven. Dit wordt geregeld in het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsgebonden risico's, zoals hieronder aangegeven.
- b. Risico's m.b.t. de externe veiligheid door vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen. Hiervoor is het rapport van Arcadis "Bouwstenen voor een inhaalslag" (16 januari 2003) maatgevend. Voor vervoer over het spoor is dit rapport echter achterhaald en geldt het rapport Externe veiligheid spooromgeving Nijmegen en Wijchen (3 april 2009).
De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's:
- Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden aangegeven.
- Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het groepsrisico wordt getoetst aan de hand van oriënterende waarden. Van deze waarde kan in voorkomende gevallen worden afgeweken. Hieraan dient een Collegebesluit ten grondslag te liggen, waarin de onderbouwing van de afwijking is opgenomen (verantwoordingsplicht groepsrisico). Voorafgaand aan het besluit stelt het bevoegd gezag het bestuur van de Regionale Brandweer in de gelegenheid advies uit te brengen over het groepsrisico.
Luchtkwaliteit
Bij de toets van ruimtelijk plan op luchtkwaliteit, zijn de volgende twee zaken van belang:
- a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
- b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uit- gewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007). Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen. De normering voor NO2 en PM10 is als volgt:
Norm | Ingangsdatum | |
Grenswaarde NO2 | 40 ug/m3 | 1 januari 2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ug/m3 | 1 juni 2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 | 1 juni 2011 |
Ad b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Het besluit heeft als doel om mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2 ) te beschermen. Het gaat dan met name om kinderen, ouderen en zieken. Met deze AMvB wordt de bouw van gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, verpleeghuizen en bejaardentehuizen, in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300m vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50m vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.
De GGD heeft in de “Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid” het volgende geadviseerd ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs snelwegen en drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
- liever niet binnen 300m van een snelweg,
- op minder dan 100m van een snelweg wordt sterk afgeraden,
- niet bouwen direct langs een drukke weg, dus niet in 1e lijnsbebouwing,
- aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50m van de rand van de drukke gemeentelijke weg.
De gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze richtlijn.
Geluid
Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals wonen en onderwijs, moet worden onderzocht of de geluidsbelasting niet te hoog is. De Wet geluidhinder stelt eisen aan de geluidhinder die wordt veroorzaakt door verkeer over weg, water en spoor en van gezoneerde industrieterreinen met als doel de geluidhinder te beperken. Aanvullend hierop wordt het Nijmeegs Geluidsbeleid gehanteerd. In de Wet zijn voorkeurswaarden opgenomen (zie onderstaande tabel). Bij geluidsbelastingen t/m deze voorkeurswaarden is er over het algemeen sprake van een prettig akoestisch klimaat. Om uiteenlopende redenen kan het toch wenselijk zijn om een hogere geluidsbelasting toe te staan. De wet geeft deze mogelijkheid, maar kent ook maximale waarden die niet mogen worden overschreden. Hogere geluidsbelastingen dan de voorkeurswaarde mogen pas worden toegestaan als hiervoor een aparte procedure is doorlopen: de hogere waarde procedure.
Geluidsbron | Voorkeurswaarde (voor woningen) |
Wegverkeerslawaai | 48 dB (Lden) |
Railverkeerslawaai | 55 dB (Lden) |
Industrielawaai | 50 dB (A) (LAeg) |
De voorkeurswaarden gelden alleen binnen wettelijk vastgelegde zones langs verkeerswegen, waterwegen en spoorwegen en langs gezoneerde industrieterreinen. Deze zones zijn zgn. aandachtsgebieden waarbinnen de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen bekeken moet worden. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen deze zones is altijd een akoestisch onderzoek vereist als het gaat om geluidsgevoelige bestemmingen. Wegen waarop een 30 km/uur regime van toepassing is kennen geen wettelijke zone. Er is dan ook geen wettelijke plicht deze wegen in een akoestisch onderzoek te betrekken.
Bodem
De uitvoerbaarheid van een bestemmingplan kan beïnvloed worden door het verontreinigd zijn van de bodem. Bij gevallen van ernstige bodemverontreiniging moet voldoende inzicht worden gegeven in de financiële realiseerbaarheid van het plan door middel van een saneringsplan.
5.5.2 Situatie Nijmegen Oost
Bedrijven en milieuzonering
De bedrijvigheid binnen Nijmegen Oost bestaat hoofdzakelijk uit detailhandel, supermarkten, horeca, kantoorgebouwen, dienstverlening, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, gasdrukregelstations, drie benzinestations waarvan één met LPG-verkoop, buurthuizen, dansscholen, een zwembad, sporthal, fitnesscentrum, sportscholen en gymnastiekzalen. In onderstaand overzicht zijn de bedrijven binnen het gebied Nijmegen Oost aangegeven, die niet vallen onder de categorieën horeca, sportvoorzieningen, kantoren, woongebouwen, opleidingsinstituten, detailhandel en medische praktijken. Ook nutsvoorzieningen zijn niet opgenomen.
De bedrijvigheid wordt conform het Besluit algemene regels milieubeheer onderverdeeld in de zogenaamde type A en type B bedrijven. Enkele bedrijven zijn gecategoriseerd als type C bedrijf. Bedrijvigheid met de minste milieubelasting (zoals detailhandel, supermarkten, dienstverlening, kantoorgebouwen) valt onder categorie type A. Bedrijvigheid met enige milieubelasting valt onder categorie type B (bijvoorbeeld horeca, sport- en dansscholen, garagebedrijven). Daarnaast is er bedrijvigheid waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Dit zijn type C bedrijven. In Nijmegen Oost betreft het ondermeer een drietal tankstations voor het wegverkeer, waarvan één met LPG-verkoop, een elektromotoren reparatie inrichting en een reparatiebedrijf voor hydraulische apparatuur.
Buiten het gebied zijn geen inrichtingen aanwezig waarvan de hindercirkels tot ver binnen het gebied reiken.
Nijmegen Oost is van oudsher een gemengd gebied, waar wonen en functies worden afgewisseld. De bepalingen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en omgevingsvergunningen bieden voldoende bescherming tegen een toename van hinder. Gezien de aard en omvang van de activiteiten die plaatsvinden (bestaande situaties) zijn er geen belemmeringen voor nabij gelegen woningen. In het bestemmingsplan worden bestaande functies gerespecteerd en vastgelegd in hun huidige aard en omvang.
Externe veiligheid
Bij de nieuwe Ubbergseweg bevindt zich een LPG-tankstation.
- LPG-station: in de 10-6 PR contour van een LPG-tankstation zijn kwetsbare objecten conform het BEVI (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen) niet toegestaan. Het invloedsgebied van LPG-tankstations is vastgesteld op 150 meter. Binnen deze contour geldt dat kwetsbare objecten wel zijn toegestaan. Deze zijn ook al aanwezig. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waar een uitgebreide verantwoording voor noodzakelijk is.
Inleiding
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied.
Ontwikkeling groepsrisico
Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.
Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.
De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.
Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen en de daarin gemaakte keuzes
Luchtkwaliteit
Wet milieubeheer
In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Tabel: luchtkwaliteit
norm | ingangsdatum | |
grenswaarde NO2 | 40 ìg/m3 | 1 januari 2015 |
jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ìg/m3 | 1 januari 2011 |
daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar > 50 ìg/m3 | 1 januari 2011 |
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
- de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dit is sinds de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) maximaal 3 % (Wm artikel 5.16.1.c), of;
- de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
- bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
- De ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
- er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.
Begin 2009 is de AMvB gevoelige bestemmingen vastgesteld met afstandseisen voor gevoelige objecten zoals kinderdagverblijven en scholen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen in Nijmegen-Oost moet bij gevoelige bestemmingen rekening worden gehouden met bovenstaande regelgeving. Plannen moeten getoetst worden aan de regelgeving voor luchtkwaliteit.
5.5.3 Luchtkwaliteit in Nijmegen Oost
Wegverkeer en luchtkwaliteit
Voor de luchtkwaliteit in het plangebied Nijmegen-Oost zijn naast de heersende achtergrondconcentraties de volgende wegen aan de randen van het plangebied van belang: Oranjesingel/Canisiussingel, Trajanusplein, Nieuwe Ubbergseweg en Groesbeekseweg. De wegen in het plangebied zijn minder van belang. De bestaande verkeersstromen zijn opgenomen in het rekenmodel in de heersende achtergrondconcentratie. Alleen bij ontwikkellocaties die extra verkeersbewegingen gaan opleveren zal een nadere toets nodig zijn.
Luchtkwaliteitsonderzoek
Uit recent luchtkwaliteitonderzoek blijkt dat direct langs de bovengenoemde wegen overschrijdingen van grenswaarden plaatsvinden. Overigens moet vermeld worden dat de meeste overschrijdingen plaatsvinden op het wegdek (en op het kanaal). Formeel hoeft boven het wegdek en direct langs de weg niet aan de grenswaarden voldaan te worden.
In onderstaande figuren zijn de jaargemiddelde NO2-concentraties in 2009 en 2015 weergegeven.
Aanbevelingen
De verwachting is dat in de nabije toekomst de luchtkwaliteit, mede door uitvoering van maatregelen in het NSL en het recent vastgestelde Uitvoeringsprogramma luchtkwaliteit Nijmegen 2010-2014, in het plangebied onder de dan geldende wettelijke normen zal liggen. Desondanks blijft dit een gebied met veel bronnen voor luchtverontreiniging, zoals door verkeer en opwervelend stof.
Hierin kan in ontwerpen rekening gehouden worden door:
- te zorgen voor het afvangen van luchtverontreiniging door groeninrichting (gevelbegroeiing, daktuinen etc.). Bovendien kan de groeninrichting ook bijkomende voordelen hebben op leefbaarheid en in het kader van klimaat (voorkomen van hitte-eilanden);
- daarnaast kunnen woningen afgeschermd worden van de vervuilde lucht, bijvoorbeeld door ventilatielucht voor mechanische ventilatie van achter het gebouw te betrekken
- nieuwe bedrijvigheid aan laten sluiten bij lopende ontwikkelingen zoals stadsdistributie en milieuzone in het stadscentrum;
- in de eerstelijns-bebouwing langs bovengnoemde drukke stadswegen dienen geen school, kinderdagverblijf of zorginstellingen als nieuwe bestemming geplaatst te worden. Dit dient ter bescherming van extra gevoelige groepen;
- verminderen behoefte verplaatsing per auto: zorgen voor befietsbare en beloopbare afstanden, m.n. naar bushaltes, bus- en treinstation en stads(-deel)centrum. Tevens zorgen voor goede fietsstallingsvoorzieningen. Het effect is minder en kortere gemotoriseerde vervoersbewegingen;
- beïnvloeden aandeel vrachtverkeer: zorgen voor goede routes buiten dit gebied. Het effect is mogelijk minder doorgaand vrachtverkeer, dat sterk vervuilend is;
- beïnvloeden rijgedrag door weginrichting: het effect is dat door sneller doorschakelen en niet te hard te rijden kan de emissie per voertuig worden teruggebracht.
- weren vervoersstromen: het effect is dat bepaalde vervuilende bronnen, zoals vrachtverkeer, binnen bepaalde gebieden in de gemeente worden geweerd. Dit zouden gebieden in de buurt van scholen, sportvelden of winkelboulevards kunnen zijn.
Geluid
In en rond het gebied van het bestemmingsplan Nijmegen-Oost liggen gezoneerde geluidsbronnen (alleen wegverkeer) die het gebied belasten. Het gaat om 21 gezoneerde wegen:
- Wegen met een onderzoekszone van 350 meter: Keizer Traianusplein, General James Gavinweg, St. Canisiussingel, Oranjesingel, St. Annastraat.
- Wegen met een onderzoekszone van 200 meter in stedelijk gebied en 250 meter daarbuiten: Nieuwe Ubbergseweg
- Wegen met een onderzoekszone van 200 meter: Groesbeekseweg, Postweg, Kwakkenbergweg, Broerdijk, Sophiaweg, Hengstdalseweg, Van 't Santstraat, Koolemans Beynenstraat, Coehoornstraat, Prins Bernhardstraat, Prins Hendrikstraat, Bijleveldsingel, Daalseweg, Berg en Dalseweg en Mr. Franckenstraat.
In het bestemmingsplan worden de bestaande functies in het plangebied Nijmegen Oost vastgelegd. Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toegestaan. Daarom hoeft er geen akoestisch onderzoek te worden verricht en ook geen hogere waarde procedure te worden doorlopen. In onderstaande paragraaf wordt ingegaan op de werking van de Wet geluidhinder en de geluidsbronnen die vallen onder de werking van de Wet geluidhinder.
Bodem
Voor het gehele beheersgebied is een nieuw bodemonderzoek niet aan de orde, omdat in het bestemmingsplan bestemmingen worden geconserveerd en geen sprake is van nieuwe ontwikkellocaties. Er zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend in dit plangebied. De bodem is geschikt voor de functies die in het gebied aanwezig zijn.
5.5.4 Juridische vormgeving
Bedrijf
Voor de juridische regeling van bedrijvigheid kan worden verwezen naar paragraaf 6.2.3.
In de bijlage 3 van de toelichting zit een overzicht van de belangrijkste bedrijvigheid in Nijmegen Oost opgenomen.
Bedrijf-Nutsvoorziening
Deze bestemming is gelegd op bestaande nutsvoorzieningen, waarbij de regeling uit het vigerend bestemmingsplan Nijmegen Oost 2002 leidend is geweest. Nutsbedrijven met een inhoud van meer dan 50m3 zijn opgenomen in de bestemming Bedrijf-Nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn alleen nutsvoorzieningen mogelijk. Ook de nutsvoorziening van Vitens aan de Sophiaweg 1b is voorzien van de bestemming Bedrijf-Nuts. Deze voorziening past in milieucategorie 2. De (overige) nutsbedrijven (zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations) met een inhoud van minder dan 50m3 zijn niet opgenomen op de plankaart. Deze nutsbedrijven zijn op grond van de algemene regels binnen alle bestemmingen toegestaan.
Voor ondergrondse nutsvoorzieningen van meer dan 50m3 is het mogelijk een specifieke aanduiding op te nemen.
5.6 Klimaat
Op klimaatgebied heeft de gemeente nog geen volledig overzicht van de huidige sterke en zwakke punten van de wijken in de stad. Deze informatie wordt wel verzameld in het kader van het Europese project Future Cities. Uit voorbereidende studies valt af te leiden dat wijken met voldoende groenstructuren, weinig aaneengesloten onbeschaduwde verharding en een watersysteem met oppervlakkige afwatering beter op klimaatveranderingen en klimaatextremen zijn voorbereid dan wijken waar dit niet het geval is.
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in de ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop vastgelegd in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015. Kernbegrippen hierbij zijn compensatie en adaptatie:
- Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken, duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er naar om als stad energieneutraal te worden.
- Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden, zoals extremere weers- omstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn: het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
5.7 Mobiliteit
5.7.1 Algemeen
In oktober 2011 heeft de gemeenteraad de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar vastgesteld. Deze nota beschrijft het verkeersbeleid van de gemeente Nijmegen en vervangt de Nota Mobiliteit in Balans uit 2001. Hieronder volgt een beknopte beschrijving.
De gemeente Nijmegen stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen het mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang.
Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en met het openbaar vervoer. Ook nieuwe grootschalige woning- bouwontwikkelingen zoals de Waalsprong moeten goed ontsloten worden voor fiets, openbaar vervoer en auto. Voor bedrijventerreinen geldt dat deze zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen op het HOV mogelijk is. Bij elke geplande nieuwe ontwikkeling wordt onderzocht wat de effecten zijn op de bereikbaarheid. Dat kan leiden tot extra maatregelen, de keuze voor een andere locatie of in het meest extreme geval tot het niet doorgaan van de ontwikkeling. Tenslotte richt het beleid zich op maatregelen die leiden tot een betere benutting van de bestaande infrastructuur en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen. Waar al deze maatregelen onvoldoende soulaas bieden, komt het vergroten van de capaciteit als optie in beeld.
Na de realisatie van de tweede stadsbrug (De Oversteek) eind 2013 zal de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderen. De doorstromingsproblematiek verschuift van het gebied ten noorden van de Waal naar de zuid- en westflank van de stad. De aanleg van De Oversteek wordt door de gemeente Nijmegen aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren.
Autoverkeer
Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Er is dan namelijk geen noodzaak om dóór Nijmegen te rijden als je niet ín Nijmegen moet zijn. Al het doorgaande verkeer gaat buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste windrichting kan benaderen. Binnen de stad hanteren we 3 beleidslijnen: doorstromen, doseren, overstappen.
- Doorstromen: met de bouw van De Oversteek ontstaan meer mogelijkheden om het verkeer te spreiden en kunnen we beter bijsturen in geval van calamiteiten. De gemeente zet in op een goede doorstroming van het verkeer in de stad en ontwikkelt daarvoor de "Groene Route" (zie onderstaande afbeelding): een aaneengesloten route waarop de doorstroming optimaal is.
- Doseren: als de doorstroming op deze route op piekmomenten onder druk staat, wordt het verkeer op de invalswegen naar de route toe “gebufferd”. De gemeente zet zwaar in op dynamisch verkeersmanagement: we monitoren het verkeer en waar nodig sturen we bij.
- Overstappen: ten noorden, zuiden en westen van Nijmegen bieden we transferia aan waar automobilisten kunnen overstappen op het openbaar vervoer of de fiets.
Tot in 2013 De Oversteek gereed is, zal de bereikbaarheid van de (binnen)stad onder toenemende druk staan. Ook omdat de aanpak van de wegen in de Waalsprong tijdelijk de doorstroming kan beperken. Ook na 2013 zijn er nog werkzaamheden die de bereikbaarheid beïnvloeden, zoals de Dijkteruglegging en het groot onderhoud aan de Waalbrug. Daarom zal voor het autoverkeer in sterke mate worden aangestuurd op het zo goed mogelijk managen van de verkeersstromen en het stimuleren van het spitsmijden.
Openbaar vervoer (OV)
Het OV moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het OV. Om regionale verplaatsingen beter te kunnen bedienen, wordt StadsregioRail ontwikkeld: meer regionale treinen per uur en extra stations op de verbinding tussen Duiven, Arnhem, Nijmegen en Wijchen. In Nijmegen gaat het om het nieuwe Station-Goffert. In aanvulling hierop wordt een netwerk van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) ontwikkeld. Het HOV bedient de belangrijkste knooppunten en bestemmingen in Nijmegen en omgeving en is vooral geschikt voor afstanden tussen de 3 en 10 kilometer. De stadsregio heeft zes te ontwikkelen regionale HOV-lijnen vastgelegd, waarvan er vier liggen op Nijmeegs grondgebied. Als eerste zal de lijn Heijendaal-Nijmegen Centraal-Centrum-Waalsprong worden ontwikkeld. De andere twee HOV-lijnen lopen van Nijmegen Centraal Station, via Plein '44 naar Beuningen en van de Waalsprong naar Nijmegen-Dukenburg. Het HOV-lijnennet gaat de knooppunten, transferia en omliggende woongebieden met elkaar verbinden. Ook het onderliggende lijnennet is van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. De fijnmazigheid van een openbaar vervoer netwerk is van belang voor de bereikbaarheid, maar zorgt er ook voor dat het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief is voor de auto.
Langzaam verkeer
In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. De fiets is hier een goed alternatief voor de auto. Van alle korte ritten (tot 7,5 km) wordt 37% per fiets afgelegd. Dit percentage willen we laten toenemen. De gemeente gaat daarom de komende jaren door met het opwaarderen van het fietsroutenetwerk en het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Ook werken wij de komende jaren aan de rest van het fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden. Een fijnmazig fietsnetwerk is belangrijk, omdat de fiets een belangrijk onderdeel moet gaan uitmaken van de vervoersketen, het verwisselen van vervoerssysteem, bijvoorbeeld van fiets op trein. Minstens zo belangrijk als goede fietsverbindingen zijn tenslotte goede en veilige stallingen.
Verkeersveiligheid
We willen een duurzaam veilig verkeerssysteem. We streven naar grote verblijfsgebieden waar een maximum snelheid geldt van 30 km/h. Op een aantal gebiedsontsluitingswegen geldt een snelheid van 50 km/h om daar het verkeer vanuit de wijk snel te kunnen afwikkelen.
In het plangebied bevinden zich zogenaamde erftoegangswegen en straten die als (woon)erf zijn ingericht. Voor de erftoegangswegen geldt een snelheidsregime van 30 km/ uur en voor de (woon)erven van 15 km/uur. De Postweg is tussen de Gelderse Laan en de Groesbeekseweg eenrichtingsverkeer.
De bestaande woonerven in het plangebied zijn ingericht conform de Uitvoeringsvoorschriften BABW als vermeld in Hoofdstuk II, paragraaf 4 (…).Deze inrichting zal als zodanig worden onderhouden
Parkeren
De afgelopen jaren zijn stedelijke, maar ook regionale en landelijke ontwikkelingen op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening en economie, van invloed geweest op het parkeerbeleid. Sinds 5 oktober 2012 is er een nieuwe parkeernota vastgesteld: “Kiezen en Delen” parkeren in Nijmegen, parkeernota 2013-2017 (Parkeernota). De Parkeernota biedt voldoende ruimte en mogelijkheden voor maatwerk met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Samen met stakeholders in de stad wordt gewerkt aan een verdere volmaking van de parkeerproducten. Daarbij worden de ontwikkelingen op het mobiliteitsvlak op de voet gevolgd, zoals de ingebruikname van de Oversteek, de vernieuwde Waalbrug, de stadsuitbreiding in Nijmegen Noord en de wenselijkheid van meer transferia. Verder wordt er ruimte gecreëerd voor nieuwe technologische ontwikkelingen op parkeergebied (o.a. routeringsysteem, digitalisering en meer mogelijkheden tot het bieden maatwerk).
Het parkeerbeleid wordt gestuurd op de punten leefbaarheid, aantrekkingskracht van de binnenstad en bereikbaarheid. Daarbij gaan we als leidraad uit van de volgende drie uitgangspunten:
- Leefbaarheid in de wijken: In de wijken zijn een rechtvaardige verdeling van de schaarse openbare ruimte (waaronder parkeerplaatsen) en het voorkomen van parkeeroverlast wenselijk. Hierbij is maatwerk noodzakelijk, bijvoorbeeld in de tijden waarop parkeerregulering van kracht is, tarieven en specifieke regelingen voor specifieke doelgroepen.
- Bruisende binnenstad: Aantrekkelijke, voldoende en goed bereikbare parkeerruimte in en om de binnenstad is erg belangrijk. De bezoekers van onze stad worden gastvrij ontvangen. Parkeren is een onderdeel van de service aan onze bezoekers. Dit betekent voldoende parkeergelegenheid, een kwalitatief hoogwaardig aanbod en duidelijkheid over de tarieven. Parkeren is immers direct gerelateerd aan de levensvatbaarheid van de economische functies en voorzieningen.
- Bereikbare parkeervoorzieningen: Vanuit de bereikbaarheid stimuleren we dat verkeersdeelnemers gericht kiezen of zij met fiets, auto of OV reizen. Het parkeerbeleid kan bijdragen aan het bevorderen van het selectieve gebruik van de auto, waarbij de groei van de automobiliteit voor kleinere afstanden wordt beperkt ten gunste van bereikbaarheid, leefbaarheid en luchtkwaliteit. Parkeren in het centrum blijft mogelijk, maar parkeren op afstand vormt een aantrekkelijk alternatief. Het uitgangspunt is dat de automobilist een keuze heeft waar hij zijn auto neerzet: binnen de singels, aan de rand van het centrum of goedkoop aan de rand van de stad in een transferium. Goede communicatie en informatie aan de bezoeker en een goede parkeerroutering zijn essentiële randvoorwaarden.
Verder kent de gemeente Nijmegen een Nota Parkeernormen. Voordat een bouwplan kan worden uitgevoerd, is een omgevingsvergunning nodig. Bij het beoordelen van een ontwikkeling kijkt de gemeente of rekening is gehouden met het vereiste aantal parkeerplaatsen. Op deze manier wordt overlast in de omgeving zoveel mogelijk beperkt. Soms kan niet worden voldaan aan het realiseren van de opgelegde parkeernorm. Een ontwikkelaar heeft dan de mogelijkheid om de parkeerplaatsen af te kopen. Dit bedrag wordt gestort in het bereikbaarheidsfonds. In de Nota Parkeernormen wordt helderheid gegeven over het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij diverse functies en de werkwijze bij het bepalen van de normen.
Expeditieverkeer
Op het gebied van goederenvervoer streeft Nijmegen naar een marktconform beleid, waarbij de overheid de randvoorwaarden schept om de markt tot kwalitatieve oplossingen te verleiden. Het streven is om tot een reductie van het aantal verkeersbewegingen te komen en daarbij zowel CO2-reductie als een gezonde businesscase te realiseren. Dit wordt bereikt door transportbedrijven die voorop durven lopen extra te belonen in de vorm van specifieke privileges. Daarnaast is ook afstemming met de markt en omliggende gemeenten (vooral Arnhem) van belang. De gemeente Nijmegen werkt mee aan het stimuleringsprogramma Lean & Green en kent tenslotte ook nog de Groene Hub: een project voor het verduurzamen van het goederen- en busvervoer. In dit project zorgen deelnemers uit de regio Arnhem-Nijmegen ervoor dat lokaal opgewekt groen gas gebruikt wordt voor het openbaar vervoer.
5.7.2 Situatie Nijmegen Oost
Nijmegen Oost ligt aan de oostzijde van Nijmegen, waar niet de grootste knelpunten op het gebied van bereikbaarheid liggen. Het gebied ligt niet aan de Groene Route (zie de afbeelding in 6.7.1). De Berg en Dalseweg en de Groesbeekseweg zijn belangrijkste toegangswegen naar Nijmegen, maar zijn in de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar niet aangemerkt als invalswegen of verdeelwegen.
Autoverkeer
In het plangebied is een diversiteit aan wegen en routes. Binnen het plangebied zijn veel gebiedsontsluitingswegen (50km/uur): de Nieuwe Ubbergseweg, Daalseweg, Koolemans Beynenstraat,Van 't Santstraat, Hengstdalseweg, Pr. Bernhardstraat, Coehoornstraat, Postweg, Broerdijk, Berg en Dalseweg, Mr. Franckenstraat en de Bijleveldsingel. De overige straten in het plangebied zijn zogenaamde erftoegangswegen. Hier geldt een snelheidsregime van 30 km/uur. De Postweg is tussen de Gelderselaan en de Groesbeekseweg éénrichtingsverkeer.
Verkeersveiligheid
Het plangebied Nijmegen Oost is ingericht volgens het principe van Duurzaam Veilig. De gemeente Nijmegen kende voor het vaststellen van de Nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar twee categorieën gebiedsontsluitingsweg: GOW-A en GOW-B. Met uitzondering van de Nieuwe Ubbergseweg vallen alle gebiedsontsluitingswegen in Nijmegen Oost onder de categorie GOW-B. In de Nota is aangegeven dat over deze wegen nog discussie wordt gevoerd of deze ingericht moeten worden conform GOW-A met zoveel mogelijk scheiding van modaliteiten of juist afgewaardeerd moet worden naar erftoegangsweg. Voor dit plangebied zijn de discussiewegen: Daalseweg, Bijleveldsingel, Koolemans Beynenstraat en de Broerdijk. Voor het wijzigen van categorie is geen planning gemaakt. Als er aanleidingen zijn, wordt dit meegenomen in de plannen.
In Nijmegen-Oost zijn er de afgelopen 5 jaar (2007-2011) 136 ongevallen gebeurd. Daarvan zijn er 35 met letsel. Dit cijfer wijkt niet af van andere wijken.
Langzaam verkeer
Nijmegen-Oost kent een hoog fietsgebruik. Er loopt een aantal belangrijke fietsroutes in de wijk:
- Pr. Bernhardstraat-Coehoornstraat-Groesbeekseweg
- Daalseweg – Prins Hendrikstraat
- Koolemans Beynenstraat – Van 't Santstraat -Hengstdalseweg
- Mr.Franckenstraat-Dominicanerstraat-Daalsedwarsweg-Groesbeeksedwarsweg
- Berg en Dalseweg
- Postweg – Limoslaan
De route via de mr. Franckenstraat tot de Groesbeekseweg is onderdeel van de snelfietsroute vanaf de Waalbrug naar de Heyendaalseweg en campus Heyendaal. De route via de Postweg-Limos naar de Dommer van Poldersveldtweg is ondermeer een belangrijke schoolroute.
Openbaar vervoer
Het plangebied wordt goed ontsloten door het openbaar vervoer.
Parkeren
In een groot gedeelte van het plangebied is betaald parkeren ingevoerd. De parkeerdruk in de wijk is op sommige locaties erg hoog. Dit heeft te maken met verschuivingen uit het gebied met betaald parkeren, maar heeft ook te maken met de inrichting van de straten. De inrichting voldoet niet meer aan de huidige wens van de bewoners.
Bereikbaarheid hulpdiensten
Nijmegen Oost kent een oude structuur van straten. Door de groei aan automobiliteit en dus parkeren zijn veel straten smal. Het is van groot belang dat de brandweer snel en betrouwbaar bij alle panden kan komen. Als er knelpunten zijn of zich ontwikkelen, dan wordt dit in een apart traject opgepakt.
5.7.3 Juridische vormgeving
Bestemming Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen (bijvoorbeeld aan de Wedren). en fietsenstallingen.
Binnen de bestemming Gemengd is parkeren ten behoeve van de binnen de bestemming toegestane functies toegestaan. Gebieden die thans als parkeerterrein worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld het Wedren terrein en het tegenovergelegen terrein aan de Bijleveldsingel, krijgen een bestemming Verkeer.
Ook delen van binnenterreinen met garageboxen (bijv. aan de Groesbeeksedwarsweg) hebben een bestemming Verkeer gekregen.
5.8 Groen
5.8.1 Algemeen
De Internationale natuurwetgeving bestaat uit gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en soortenbescherming (Flora & Faunawet).
- De Natuurbeschermingswet beschermt bijzondere gebieden. In deze wet zijn de volgende specifieke gebieden aangewezen en beschermd: a) Natura 2000-gebieden. Dit zijn alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. Rondom Nijmegen gaat het om de gebieden 'Uiterwaarden van de Waal' en de 'Gelderse Poort'. En b) Beschermde Natuurmonumenten. Rondom Nijmegen gaat het dan om de gebieden 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter'. Voor de natuurbeschermingswet geldt niet alleen een bescherming van het gebied, maar wordt ook gekeken in hoeverre ontwikkelingen in de omgeving van het beschermde gebied effect hebben op de beschermde status van het gebied, de zogenaamde externe werking. Voor enkele delen van Nijmegen Oost moet rekening gehouden worden met de externe werking op het Natura 2000 gebied gelegen in de Ooijpolder.
- De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de regel dat het kappen van bomen alleen mag plaatsvinden buiten het broedseizoen.
5.8.2 Situatie Nijmegen Oost
Over het algemeen zijn de bewoners van Nijmegen Oost tevreden over de groenvoorzieningen in hun wijk. Dit blijkt uit de Veiligheidsmonitor 2011. Deze peiling (een algemeen oordeel) is gehouden vóór de aanstaande komst van het park Van Beethovenstraat- Bachstraat. Ook als het gaat over de mening over het onderhoud van perken, plantsoenen en parken scoort Nijmegen oost gemiddeld.
Hoofdgroenstructuur
Het groen in Nijmegen Oost wordt gekenmerkt door: de stuwwalrand in het noord-oosten met het Kops Plateau als groot groengebied, het groengebied van Mariënbos dat doorloopt in de Lioms, enkele parken, begraafplaatsen en kloostertuinen. De boomstructuur is op sommige plaatsen monumentaal en geeft het overwegend stenige stadsdeel een groen karakter. In de kaartjes zijn de verschillende structuren opgenomen waarbij onderscheid is gemaakt tussen stedelijk niveau, wijkniveau en buurtniveau. De verschillende categorieën zijn voor het stadsdeel even waardevol. Zie ook onderstaande afbeeldingen. Het te realiseren park aan de Beethovenstraat/ Bachstraat ontbreekt nog op deze afbeeldingen.
Rooivergunning
In Nijmegen Oost valt de rand van de stuwwal en de 19de eeuwse stadsuitleg binnen het regiem van de rooivergunning. Dit geldt ook voor alle wegen die binnen de hoofdboomstructuur vallen en de gebieden uit de groenstructuur.
Afbeelding: Gebieden en wegen waarvoor een rooivergunning noodzakelijk is
Voor de aangewezen gebieden (groene kleur op de kaart) is een kapvergunning noodzakelijk. Bomen met een stamomtrek kleiner dan 95 centimeter mogen hier zonder vergunning gekapt worden. Is de omtrek 95 centimeter of groter, dan dient een vergunning te worden aangevraagd. Het rooien van bos en bosplantsoen met een oppervlakte van 150m2 of groter, is altijd vergunningplichtig, ongeacht de ligging op de gebiedskaart.
Grote bomen zijn eveneens altijd vergunningplichtig: alle bomen met een stamomtrek van 160 centimeter en meer, zijn vergunningplichtig (ongeacht de ligging op de gebiedskaart).
5.8.3 Juridische vormgeving groen
Bestemming Groen
Deze bestemming is overwegend toegekend aan het openbaar groen (plantsoenen, parken). De in het gebied voorkomende grotere groenvoorzieningen (niet zijnde bermen en/of andere ondergeschikte groenelementen binnen de weginrichting of groen met landschappelijke en/of natuurlijke waarden) zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de bestemming Groen zijn groenvoorzieningen, waterpartijen, fiets- en voetpaden, bestaande parkeervoorzieningen en verhardingen toegestaan. Daarnaast zijn op basis van de aanvullende bepaling "(Bouw)werken ten algemene nutte" tevens straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. toegestaan. Op grond van de begripsbepaling van straatmeubilair behoren dan ook bijvoorbeeld beeldende kunst, speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, afvalinzamelsystemen en reclameobjecten tot de mogelijkheden. In de bestemming Groen zijn nieuwe wegen en parkeervoorzieningen niet toegestaan, althans niet zonder verplicht gestelde aanlegvergunning.
Bos
De bestemming Bos is gelegd op de stuwwal, die deel uitmaakt van de EHS. Uitgangspunt is het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van ecologische- en natuurwaarden. Binnen de bestemming Bos is slechts beperkt bebouwing mogelijk.
In het vigerend bestemmingsplan Nijmegen Oost was in de voorschriften een (voormalig) aanlegvergunningstelsel opgenomen voor de stuwwalrand voor vergravingen en verhardingen (artikel 26).Omdat de zone "stuwwalrand" echter ontbrak op de plankaart, komt er geen juridische betekenis toe aan deze bepaling in het vigerend plan. Niettemin is in de bestemming Bos een aanlegvergunningstelsel (omgevingsvergunning om bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, te kunnen uitvoeren) opgenomen. Echter alleen indien sprake is van een gezamenlijk "verhard" oppervlak van 25 m2.
Daarnaast geldt de aanlegvergunningplicht onder meer ook voor het kappen van bomen.
Nationaal landschap
Voor het Nationaal Landschap is een gebiedsaanduiding Waarde-Nationaal Landschap opgenomen in de verordening.De gebiedsaanduiding nationaal landschap heeft het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het gebied, zoals vastgelegd in de streekplanuitwerking "Kernkwaliteiten waardevolle landschappen", ten doel.
5.9 Water
5.9.1 Algemeen
Voor het totale waterbeleid wordt de term Integraal Waterbeheer gebruikt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het watersysteem en de waterketen. Het watersysteem omvat de cyclus van het regenwater, oppervlaktewater, grondwater en de bijbehorende leefgemeenschappen. De waterketen omvat het menselijk ingrijpen hierin: grondwateronttrekking, de bewerking tot drinkwater, distributie en gebruik, inzameling van afvalwater via het riool, waterzuivering en uiteindelijk de lozing op het oppervlaktewater.
Voor zowel onderdelen van het watersysteem als van de waterketen kan het van belang zijn dat deze een (dubbel)bestemming krijgen in het bestemmingsplan. Dat geldt bijvoorbeeld voor oppervlaktewater, overstortvijvers, infiltratievoorzieningen (wadi's), waterkeringen en grondwaterbeschermingsgebieden. Ook moet in het bestemmingsplan rekening worden gehouden met zaken die geen eigen bestemming hebben, maar wel van belang zijn voor de voorschriften. Bijvoorbeeld als er een rioolpersleiding ligt, waarboven niet gebouwd mag worden of als er een belangrijk transportriool ligt. Hieronder volgt een korte beschrijving van de geldende wettelijke regelingen en beleidslijnen.
Waterwet
De Waterwet uit 2009 integreert en moderniseert een achttal bestaande wetten en regelt het beheer van het oppervlaktewater en grondwater. Het verbetert ook de samenhang tussen het waterbeleid en de ruimtelijke ordening. De Waterwet maakt de taken en bevoegdheden van de verschillende overheden (Waterschap, Rijkswaterstaat, provincie en gemeente) duidelijk. Door de Waterwet hoeven er geen afzonderlijke vergunningen meer te worden aangevraagd op basis van verschillende wetten, maar nog slechts één watervergunning.
Waterbeheerplan 2010-2015
Het Waterbeheerplan beschrijft op hoofdlijnen de watertaken van het Waterschap Rivierenland op het gebied van waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en de zuivering afvalwater. Ook wordt een doorkijk gegeven naar het jaar 2027 in verband met de doelstellingen voor de waterkwaliteit (Europese Kader Richtlijn Water). Voor de waterketen voert het waterschap specifieke optimalisatietrajecten uit samen met de gemeente en Rijkswaterstaat. Ook is een afvalwaterakkoord tussen de partijen afgesloten. Doel van het waterschap is het zoveel mogelijk weren van schoon regenwater en gebiedsvreemd (grond)water uit de riolering. Overbelasting van de rioolwaterzuiveringsinstallaties en overstorten naar het oppervlaktewater wordt hierdoor voorkomen.
In het stedelijke gebied lopen gezamenlijke acties voor de vergroting van de waterberging en de aanleg van natuurvriendelijke oevers in het kader van het waterplan Nijmegen 2001. De belangrijkste beleidswijziging hierin is een andere waterbergingsnorm voor bestaand en nieuw stedelijk gebied. Dit moet in de watertoets worden meegenomen. Doelstelling van het waterschap is om haar beheersgebied in 2015 klimaatbestendig te hebben op basis van de huidige klimaatscenario's.
Waterplan 2001
Het Waterplan van de gemeente Nijmegen vormt voor de waterpartners de inhoudelijke en procesmatige basis voor de samenwerking aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Belangrijke doelstellingen zijn:
- Optimalisatie van de waterbeheerketen samen met de waterpartners.
- Gezond maken van de stadswateren
- Afkoppelen van regenwater op een liefst zichtbare wijze
- Bevordering van het waterbewustzijn bij de Nijmegenaren.
5.9.2 Situatie Nijmegen Oost
Watersysteem
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Buiten het plangebied ligt in de Ooyse Schependom 't Meertje. Een hoekje van het plangebied, in de omgeving van de Wedren, behoort tot het grondwaterbeschermingsgebied Nieuwe Markt. Deze waterwinning wordt door Vitens echter in 2015 beëindigd, omdat de aanwezige grondwaterverontreiniging een bedreiging vormt voor het leveren van drinkwater van voldoende kwaliteit. De nu aanwezige 25-jaarszone kan worden ingekrompen tot een 10-jaars-zone. Deze grens ligt buiten het plangebied en dus wordt geen dubbelbestemming opgenomen in dit bestemmingsplan. Wel kan het stopzetten van de grondwaterwinning consequenties hebben voor de verspreiding van de grondwaterverontreinigingen in het plangebied. Dit kan beperkingen opleveren voor bovengrondse en ondergrondse functies.
De grondwaterstand (ten opzichte van het maaiveld) in het plangebied varieert sterk vanwege de verschillen in maaiveldhoogten. Maaiveldhoogten in het plangebied variëren globaal van 32m NAP in de noordwesthoek tot circa 60m bovenop de 'berg' bij de Berg en Dalseweg. De grondwaterstand varieert daarmee van 20m onder maaiveld tot circa 50m onder maaiveld.
Waterketen
Het hemelwater dat in Nijmegen-Oost valt op verhard oppervlak wordt voor het grootste deel afgevoerd naar het (gemengde) rioolstelsel. In enkele straten wordt het afstromende regenwater apart ondergronds opgevangen en geïnfiltreerd met behulp van horizontale infiltratieriolen. Dit betreft o.a. de Dommer van Poldersveldweg, van Lyndenstraat, Vonckstraat en op de Limos.
Nijmegen-Oost beschikt voor het grootste deel over een zogenaamd gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat hemelwater, huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater via dezelfde rioolleiding worden ingezameld en getransporteerd. Het ingezamelde water wordt onder vrij verval afgevoerd naar rioolgemaal De Biezen en vandaar via een persleiding naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Nijmegen in Weurt. In Nijmegen-Oost bevinden zich geen rioolgemalen en/of hoofdpersleidingen.
Om wateroverlast op straat op een acceptabel niveau te houden, zijn in het gemengde rioolstelsel op verschillende locaties noodoverlopen ingebouwd. Deze liggen buiten het plangebied. Grootschalige gebiedsgerichte rioolvervanging of –vernieuwing is de komende jaren niet aan de orde. Lokale rioolvervanging en –vernieuwing komt wel op diverse plekken voor.
5.9.3 Juridische vormgeving
Grondwaterbeschermingsgebied
Het grondwaterbeschermingsgebied behoeft, gezien het voorgaande, geen specifieke juridische bescherming.
Leiding- Riool
Met deze dubbelbestemming zijn de hoofdriolen aangegeven. Rondom de riolen is een strook van 4 meter aangehouden. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van het riool hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. De gemeente is de beheerder van deze riolen.
5.10 Archeologie
5.10.1 Algemeen
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: "Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen". Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is hiermee in overeenstemming en gericht op het zoveel mogelijk ontzien van het bodemarchief. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Een goede bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Hiervoor is door de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en gebieden met hun archeologische waardering zijn aangegeven.
Tenslotte geldt dat een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988)bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
5.10.2 Situatie Nijmegen Oost
Op diverse plaatsen in het plangebied zijn zeer belangrijke archeologische vondsten gedaan. De vroegste archeologische sporen en vondsten worden gevormd door laat-neolithische grafheuvels op de Hunerberg en op het Kops Plateau. Hier zijn in de midden-bronstijd ook enkele grafheuvels aangelegd, waaraan in de late bronstijd bovendien een cultusplaats is toegevoegd. Daarnaast zijn er op verschillende plekken nederzettingsresten uit de midden-bronstijd aangetroffen. De vondst van enkele bronzen voorwerpen uit dezelfde periode duidt er op dat op het plateau van de Hunerberg bronzen voorwerpen ritueel zijn gedeponeerd. In de late bronstijd en vroege ijzertijd, de urnenveldentijd, zijn rond de grafheuvels op de Hunerberg en het Kops Plateau urnenvelden aangelegd, grafvelden met een grote hoeveelheid crematiegraven. Deze clusters van graven strekken zich uit van het Kops Plateau tot het Valkhof, maar de locatie en de begrenzing ervan is nog niet volledig duidelijk. Ook uit de midden-ijzertijd zijn in Nijmegen-Oost nederzettingssporen en begravingen bekend.
Een belangrijk deel van de bij archeologisch onderzoek aangetroffen resten in Nijmegen Oost is afkomstig uit de Romeinse tijd. Het gaat daarbij voor een groot deel om sporen van militaire activiteiten. Op en rond de Hunerberg zijn sporen aangetroffen van twee legioenskampen, die respectievelijk uit de periode 19 –12 voor Chr. en 70 –104 na Chr. dateren. Om de laatste legerplaats lag de canabae legionis, waarvan op verschillende plaatsen op de Hunerberg en langs de Berg en Dalseweg sporen zijn aangetroffen. Het gaat voornamelijk om resten van bewoning en ambachtelijke activiteiten, maar ook zijn de funderingen van enkele openbare gebouwen gevonden, zoals het forum in het Rooie Dorp en het amfitheater in de Schildersbuurt. Het is nog niet helemaal duidelijk tot waar de canabae legionis zich uitstrekte. Sporen ervan kunnen nog op veel plaatsen aangetroffen worden. Vanuit Berg en Dal liep een aquaduct naar het legerplaats en de canabae legionis.
Resten hiervan zijn in het landschap nog aanwezig, zoals de Broerdijk. Hoger, op het Kops Plateau, zijn resten aangetroffen van een legerplaats die tussen 12 vóór en 70 na Chr. dateert. Het einde van de militaire activiteiten op het Kops Plateau wordt gemarkeerd door Bataafse opstand in 69 / 70 na Chr..
Op verschillende plaatsen zijn rond de legerplaatsen en de canabae legionis overblijfselen van grafvelden aangetroffen, waar de militairen en de bewoners van het kampdorp zijn begraven. Daarnaast zijn nog twee andere grafvelden aangetroffen. Het betreft een grafveld uit de vroeg-Romeinse tijd, dat aan weerszijde van de Museum Kamstraat is aangetroffen, waar burgers van Oppidum Batavorum begraven zijn. Het andere grafveld is te dateren in de 4e–5e eeuw en behoorde waarschijnlijk tot de Frankische nederzetting die aan de Canisiussingel / Berg en Dalseweg heeft gelegen. Ruim 400 graven zijn in de jaren tachtig tijdens opgravingen onderzocht, maar de schatting is dat het aantal bijzettingen wel eens hoger kan zijn geweest. In de omgeving kunnen zeker meer graven verwacht worden.
Enkele van de buitenwerken die bij de laatste fasen van de Nijmeegse vestingwerken horen – Fort Sterrenschans en Fort De Verbrande Molen – liggen binnen de grenzen van het plangebied Nijmegen-Oost. Verder moeten er nog verschillende lunetten hebben gelegen, die in de 18e eeuw als een soort schil om de eigenlijke stadsmuur heen zijn gebouwd, en die aan het eind van de 19e eeuw zijn gesloopt. Sporen van deze vestingwerken kunnen nog verwacht worden.
In het plangebied liggen enkele terreinen die op basis van de Monumentenwet bescherming genieten als archeologisch rijksmonumenten.
Afbeeling: in grijze kleur de archeologische rijksmonumenten
Hiertoe behoren delen van het Kops Plateau, gelegen ten noorden van de Ubbergseveldweg, waarop de gebiedsaanduiding "archeologisch monument" gelegd. .
Afbeelding: groene zone is archeologisch rijksmonument
Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologische rijksmonumenten met waarde 4 aangegeven.
In 1988 heeft de gemeenteraad een groot deel van Nijmegen-Oost reeds aangewezen als archeologisch waardevol gebied. Op de huidige archeologische beleidskaart is dit zelfde gebied met de waarde 3, gebied van zeer hoge archeologische waarde, aangegeven. Dit deel van het plangebied krijgt de dubbelbestemming: waarde-archeologie 3 met bijbehorende voorschriften.
Doel van deze maatregel is om de verwachte archeologische waarden in de bodem te beschermen.
5.10.3 Juridische vormgeving
In het gebied komen (zeer hoge) archeologische waarden voor. In artikel 38a Monumentenwet is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening moet houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten. Deze archeologische monumenten/waarden kunnen eveneens worden gezien als een belemmering om de bestaande (planlogische) situatie over te nemen. Het behoud en de bescherming van de archeologische waarden is er echter niet op gericht om bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden onmogelijk te maken. Wel worden er aan de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden voorwaarden verbonden (bijvoorbeeld het uitvoeren van een archeologisch onderzoek) om te waarborgen dat de archeologische waarden zo goed mogelijk behouden en beschermd blijven. Omdat op grond van deze nieuwe wetgeving de bestaande planologische situatie (onder voorwaarden) kan worden overgenomen, is er geen sprake van een ruimtelijke ontwikkeling en kan deze wetgeving worden meegenomen in het bestemmingsplan.
Bestenmming Waarde-Archeologie 3
De gemeente Nijmegen heeft een archeologische beleidskaart waarop de archeologische waarde van het gemeentelijke grondgebied is weergegeven. De beleidskaart onderscheidt in totaal vijf archeologische waarden, van 0 tot en met 4.
- Waarde 0 wordt toegekend aan gronden die al volledig verstoord zijn. Hier zijn geen archeologische waarden (meer) aanwezig. Waarde 1 wordt toegekend aan gronden die niet verstoord zijn, maar waarvan al wel bekend is dat hier geen archeologische waarden aanwezig zijn. Waarden 0 en 1 behoeven geen speciale bescherming en worden daarom niet in het bestemmingsplan doorvertaald.
- Waarde 2 wordt toegekend aan gronden waarvoor een hoge verwachting op potentieel behoudenswaardige vindplaatsen bestaat.
- Waar potentieel behoudenswaardige vindplaatsen aanwezig zijn, geldt waarde 3.
- Tenslotte wordt waarde 4 gebruikt voor archeologische rijksmonumenten.
Binnen het plangebied zijn gronden aanwezig die waarde 3 hebben. De archeologische waarde van deze gronden wordt in bestemmingsplan doorvertaald in de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 3. Vanwege de hoge archeologische waarde is bij Waarde - Archeologie 3 geen dieptemaat opgenomen voor grondwerken. Er mag ook in de bovengrond niet zonder meer grondwerk plaatsvinden. Bouw- en aanlegactiviteiten zijn afhankelijk gesteld van een omgevingsvergunning. Bij het verlenen hiervan moet het bevoegd gezag advies inwinnen bij de gemeentelijke archeoloog.
Waarde 4 wordt beschermd via de algemene aanduidingsregel "archeologisch rijksmonument".
Door het opnemen van dubbelbestemming Waarde Archeologie 3 zullen omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen en aanleggen eerst beoordeeld moeten worden op hun archeologische waarde. Blijkt dat de bescherming van de archeologische waarden niet of onvoldoende mogelijk is dan dient voorafgaand aan verdere planvorming een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek neemt het bevoegd gezag (gemeente Nijmegen) het besluit of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).
Alle archeologische rijksmonumenten hebben bescherming gekregen via de algemene aanduidingen " archeologisch rijksmonument".
Voor zover in het plangebied terreinen met waarde- archeologie 0 zijn gelegen, gelden daarvoor geen archeologische restricties. De archeologische waarden zijn daar immers reeds verdwenen.
Een infocentrum van beperkte omvang ten behoeve van het archeologisch rijksmonument is via afwijking mogelijk op het Kops Plateau, in de zone buiten de gebiedsaanduiding "archeologisch monument". De juridische planologische mogelijkheid van de bouw van het infocentrum was reeds opgenomen in het vigerende plan Nijmegen Oost.
5.11 Cultuurhistorie
5.11.1 Algemeen
Rijksbeleid cultuurhistorie en monumenten
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen.
Gemeentelijk beleid cultuurhistorie en monumenten
De cultuurhistorie is een belangrijke drager voor ruimtelijke ontwikkelingen en kan gebruikt worden als inspiratiebron. Dit is het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg, dat komt voort uit het landelijke Belvederebeleid (Nota Belvedere 1999). Het Belvederebeleid is de basis geweest voor de gemeentelijke Kadernota Beeldkwaliteit (2003). Deze nota beschrijft wat de ingrediënten zijn voor de typisch Nijmeegse beeldkwaliteit en hoe de gemeente deze wil stimuleren. De bijzondere historische gelaagdheid van de Nijmeegse identiteit is daarbij van uitzonderlijk belang. Door cultuurhistorie ontwikkelingsgericht in te zetten als ontwerpinstrument kunnen specifieke kwaliteiten en waarden van een plek worden aangegrepen om een nieuw plan te verankeren binnen het 'verhaal van de stad'.
De gemeentelijke monumentenverordening is de basis voor de gemeentelijke monumentenzorg. Hierin staat aan welke criteria een object moet voldoen om voor bescherming in aanmerking te komen.
5.11.2 Situatie Nijmegen Oost
Nijmegen-Oost heeft een rijke cultuurgeschiedenis. Romeinse tijd heeft hier al zijn sporen nagelaten, zoals de legerplaatsen op het Kopsplateau en de Hunnerberg. Lange tijd lag het gebied buiten de stadsomwalling van de middeleeuwse stad. Verschillende uitvalswegen, zoals de Berg en Dalseweg, Groesbeekseweg, Daalseweg en Tooropstraat waren veelal al wel bebouwd, hoofdzakelijk met agrarische woningen. Nadat in 1874 de verdedigingswerken werden geslecht en er een nieuwe stadsuitleg werd gerealiseerd raakte het gebied verder bebouwd. De historische uitvalswegen werden onderdeel van de nieuwe wijken. De bebouwing zette zich in het begin van de twintigste eeuw voort. In de jaren '20 en '30 zijn de Spoor- en Bomenbuurt van Hengstdal gerealiseerd. De oostelijke delen van Hengstal zijn na de Tweede Wereldoorlog bebouwd. Van alle perioden in de geschiedenis zijn in het plangebied sporen bewaard gebleven. Deze cultuurhistorische waarden zijn deels als beschermd monument of gebied aangewezen, maar er zijn ook veel niet-beschermde cultuurhistorische waarden die van belang zijn voor het karakter en de identiteit van Nijmegen-Oost.
Beschermde objecten en gebieden
In het plangebied bevinden zich diverse beschermde monumenten en gebieden. In Nijmegen-Oost bevinden zich de volgende gemeentelijke beschermde stadsbeelden:
- Beschermd stadsbeeld 19e-eeuwse stadsuitleg
- Beschermd stadsbeeld Hengstdal – Spoorbuurt
- Beschermd stadsbeeld Hengstdal – Bomenbuurt
19e-eeuwse stadsuitleg
De cultuurhistorische waarde van het gemeentelijk beschermde stadsbeeld 19e-eeuwse stadsuitleg heeft betrekking op de stedenbouwkundige opzet en de bebouwing. De verschillende straatprofielen en het groen, zowel de laanbeplanting als de groene voortuinen met hekwerken, zijn onderdeel van de bescherming. De gevelwanden zijn beschermd. Naast de kenmerkende gevels, is de hoogte van de bebouwing ook karakteristiek voor het gebied. De meeste panden bestaan uit twee bouwlagen en hebben een zolderverdieping onder een plat dak met aan de voorzijde een dakschild. Over het algemeen bestaat de bebouwing uit gesloten straatwanden en gesloten bouwblokken. In de 19e-eeuwse stadsuitleg bevinden zich hoofdzakelijk alleen aan de hoofdsingels vrijstaande villa's. De oorspronkelijke uitvalswegen zijn in het gebied herkenbaar door de verscheidenheid in bebouwing.
Voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied is het van belang dat de beschermde kwaliteiten van de 19e-eeuwse stadsuitleg behouden blijven, zoals de stedenbouwkundige opzet van gesloten straatwanden en bouwblokken, de hiërarchische opzet en de straatprofielen. Verder is het van belang dat er niet op grote schaal schaalvergroting plaatsvindt, maar de bestaande hoogte van de bebouwing als uitgangspunt wordt genomen en het groene karakter behouden blijft. In dit verband is een dubbelbestemming Waarde-Cultuurhistorie 2 gelegd op het gebied waarop de aanwijzing door het rijk betrekking zal hebben.
Het gebied is in procedure voor aanwijzing van een rijksbeschermd stadsgezicht. Dit heeft betrekking hebben op de stedenbouwkundige opzet en het bebouwingsbeeld, waarbij de gevels niet afzonderlijk beschermd zullen zijn.
Spoorbuurt en Bomenbuurt
De beschermde stadsbeelden Spoorbuurt en Bomenbuurt worden gekenmerkt door een tuinstadopzet met veel groen. De bebouwing in de Spoorbuurt bestaat veelal uit één of twee bouwlagen met pannendak. De buurt kent ruime straatprofielen en de tuinen worden afgescheiden door lage muurtjes of smeedijzeren hekken. Het stratenpatroon wordt afgewisseld door pleinvormige verwijdingen op bijzondere knooppunten. In de Bomenbuurt heeft het stratenpatroon een hiërarchische opzet: hoe belangrijker een straat is, des te langer, breder en rijker de inrichting. De bebouwing in deze buurt is afwisselend één bouwlaag met een kap en twee bouwlagen met een kap. Voor de ruimtelijke kwaliteit van beide buurten is van belang dat de beschermde kwaliteiten behouden blijven, zoals de stedenbouwkundige opzet van straten, bebouwing en groen, en dat de mogelijkheden voor schaalvergroting beperkt blijven, dus geen of zo min mogelijk verhoging van de bebouwing.
Overige cultuurhistorische waarden
Naast de beschermde objecten en gebieden zijn er ook niet-beschermde cultuurhistorische waarden. Behoud van deze waarden is van belang om het karakter en de identiteit van het gebied te kunnen bewaren.
- Groen: de groene overgang van het stedelijke gebied naar het poldergebied van de Ooypolder en de stuwwalrand is in het gebied van grote waarde. Deze rand zou daarom zo veel mogelijk onbebouwd moeten blijven, om het groene karakter te handhaven.
- Infrastructuur: ook holle wegen, zoals de Beekmandalseweg en de Holle Weg, op de grens met de gemeente Ubbergen, zijn van cultuurhistorische waarde. Holle wegen zijn natuurlijke uitsnijdingen in het landschap die van oudsher gebruikt werden als weg van lagere delen naar hoger gelegen plateaus. Holle wegen bevinden zich veelal aan de rand van stuwwallen. Het groene karakter van de wegen is kenmerkend. Deze wegen zouden herkenbaar moeten blijven als natuurlijk ontstane weg, als onderdeel van het stuwwallandschap. De historische uitvalswegen, zoals de Groesbeekseweg, Daalseweg-Tooropstraat en Groesbeeksedwarsweg, zijn van cultuurhistorische waarde. Deze wegen bestaan over het algemeen al eeuwenlang en leidde vanuit andere plaatsen naar de stad Nijmegen. Veelal zijn het op natuurlijke wijze ontstane wegen, waaraan in de loop der eeuwen bebouwing is ontstaan. Deze bebouwing kenmerkt zich door de kleinschaligheid. Voor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied is het van belang dat de kleinschaligheid van de uitvalswegen behouden blijft.
- De Schildersbuurt, gelegen tussen de Tooropstraat en Berg en Dalseweg (o.a. Frans Halsstraat, Rembrandstraat, Mesdagstraat, Vermeerstraat, Jozef Israëlsstraat), heeft cultuurhistorische waarde. Karakteristiek voor de buurt zijn de smalle straten, kleinschalige bebouwing en veel groen. De bebouwing betreft hoofdzakelijk woningen van 2 bouwlagen onder een pannendak, opgetrokken in baksteen metselwerk. De straatprofielen worden gekenmerkt door strakke rooilijnen, waarmee vrijwel gesloten bouwblokken zijn gerealiseerd. De woningen zijn tot stand gekomen tussen circa 1904 en 1940 en de architectuurstijl varieert van de chaletstijl tot de kenmerkende jaren '20 en '30 architectuur. De hoeken zijn veelal op zeer gedetailleerde wijze vormgegeven, hetgeen onder andere te zien is in de tuinafscheidingen. Voor deze buurt geldt eveneens dat het van belang is om de stedenbouwkundige opzet, de kleinschaligheid van de bebouwing en het groene karakter te behouden.
5.11.3 Juridische vormgeving
Waarde cultuurhistorie 2
In het gebied Nijmegen Oost is de aanstaande aanwijzing als beschermd stadsgezicht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed relevant. Het bestemmingsplan Nijmegen Oost anticipeert op deze aanwijzing. Op de verbeelding is de aanduiding "Waarde-Cultuurhistorie 2" opgenomen. Waarde -cultuurhistorie 2 is gelegd op het gebied dat de aanwijzing rijksbeschermd stadsgezicht krijgt. Er ligt in beginsel een bouw- en sloopverbod op deze gronden.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerp-bestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter visie gelegd. Dit wordt gepubliceerd .
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Er worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Bro op gronden van derden meegenomen in het bestemmingsplan. Een exploitatieplan zoals bedoeld in artikel 6.2.11 van de Wro is derhalve niet noodzakelijk .
6.3 Retrospectieve Toets
In het plangebied zijn de strijdigheden met het geldende bestemmingsplan bekend. Deze strijdigheden (opgesomd in bijlage 2 van deze toelichting) kunnen niet allen worden gelegaliseerd.
In de retrospectieve toets staat vermeld waaruit de strijdigheid met het geldende bestemmingsplan bestaat, welke acties hiertegen ondernomen zijn en hoe met de situatie wordt omgegaan in dit bestemmingsplan.
6.4 Handhaving
6.4.1 Het instrument handhaving
Handhaving van de fysieke omgeving is geen doel op zich. Het is een middel. Het kan ingezet worden om ambities en doelen van het bestuur te helpen realiseren. Voor handhaving springt het meest in het oog de bijdrage die zij kan leveren aan een veilige en leefbare fysieke omgeving, een omgeving waar het prettig is om te werken, te wonen en te verblijven.
Handhaving beperkt zich niet tot het constateren van overtredingen en opleggen van sancties. Integendeel. Onder handhaving valt ook de preventieve aanpak, dat wil zeggen het voorkomen van overtredingen.
6.4.2 het belang van integraal beleid en integrale uitvoering
Het belang van integraal beleid en integrale uitvoering
Van oudsher worden controles door verschillende gemeentelijke disciplines zelfstandig ingepland en geprioriteerd. Het –ieder voor zich- werken leidt ertoe dat inwoners en bedrijven worden geconfronteerd met verschillende (met elkaar niet samenhangende) eisen, diverse toezichthouders, andere benaderingswijzen. Een integrale werkwijze biedt voordelen . Integraal werken leidt tot minder toezichtlast, een grotere daadkracht van de gemeente en kansen voor efficiencywinst.
6.4.3 Begrippenkader
We hebben geconstateerd dat begrippen als handhaving, toezicht, inspectie e.d. door elkaar gebruikt worden. Het is daarom nuttig om vast te leggen wat we onder de diverse begrippen verstaan. Hierbij sluiten we aan bij landelijke trends:
- a. Handhaving: Het begrip handhaving wordt gebruikt als overkoepelend begrip (is ook landelijke trend), te weten alle inspanningen van de overheid gericht verbeteren van de naleving van regels.
- b. Toezicht: Wordt meestal gebruikt in relatie tot openbare ruimte, we stellen voor dit ook zo te gebruiken. Onder toezicht wordt niet verstaan het opleggen van sancties, we stellen voor om dit zo te laten en bij sancties te spreken van Bestuursrechtelijk optreden of Strafrechtelijk optreden.
- c. Inspectie: Dit wordt meestal gebruikt in de zin van de technisch toezicht (bijv. inspectie bouwplaats). We stellen voor het begrip inspectie te reserveren voor gebouwen (objecten, inrichtingen), en onder het begrip (net als bij toezicht openbare ruimte) niet te vatten het opleggen van sancties (maar daar weer te spreken van Bestuursrechtelijk optreden of Strafrechtelijk optreden).
6.4.4 Handhaving ruimtelijk beleid
Bij de gemeente Nijmegen, afdeling Stadsontwikkeling, zijn twee personen belast met de handhaving of naleving van de ruimtelijke regelgeving. Hierbij geldt de zogenaamde beginselplicht. Dit houdt in, dat de gemeente in beginsel verplicht is om tegen met het bestemmingsplan Nijmegen Oost strijdig gebruik op te treden. Dit zal zij ook doen na het indienen van klachten. Hierop zijn twee uitzonderingen, namelijk als er op korte termijn concreet zicht is op legalisering of wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.