Kwakkenberg 1994 - 5 (Woning aan de Bergweg)
Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen
Vastgesteld op 27-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Kwakkenberg 1994 - 5 (Woning aan de Bergweg) van de gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP13W5-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
1.9 archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bed and breakfast
een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning en ondergeschikt is aan de woonfunctie.
1.13 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.17 bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.
1.18 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.
1.27 erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
1.28 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen':
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medische centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
- I. terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
- II. woonwagenstandplaatsen.
1.31 gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.32 historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.
1.33 hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.34 hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.
1.35 hoofdgebouw(en)
gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken.
1.36 landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.37 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.38 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.39 ondergronds bouwwerk
- a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.40 ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP13W5_GBKN20101208.dxf.
1.41 overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.42 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.43 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
1.44 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.45 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.46 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.47 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatie- voorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke.
1.48 straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
1.49 terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.
1.50 uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.51 voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.52 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.53 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.54 wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.
1.55 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.2 de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.3 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.
2.5 de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.6 de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.7 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
2.9 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.11 het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.
2.12 het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.
2.13 het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:
- a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
- d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
- e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.14 het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische- en natuurwaarden.
3.2 Bouwregels
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, bos en groenvoorzieningen;
- b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- c. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en), mits niet meer dan 20% van de voor 'Tuin' bestemde gronden.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag:
- a. niet meer dan 20% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een vrijstaande woning;
- b. bos;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat:
- a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²;
- b. deze afwijkingsmogelijkheid enkel geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aan- en uitbouwen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. bewoning van bijgebouwen;
- b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.
2. Een vrijstaande woning en bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen en parkeervoorzieningen (zie artikel 5.1a en c) mogen slechts worden gerealiseerd, mits boscompensatie, zoals verwoord in paragraaf 3.9.3 Omgevingsvergunning van de Toelichting plaatsvindt.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 7 Waarde - Natuur En Landschap
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Natuur en Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden, in het bijzonder de stedenbouwkundige-, visueel-landschappelijke-, de geormofologische- en de ecologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
9.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
- b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
- f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
9.3 Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies;
- b. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- c. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- d. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 9.2 is toegestaan.
9.4 Radarbescherming
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
10.2 Seksinrichting of esortbedrijf
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Parkeerregels
11.2 Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:
a. in de eerste plaats de planregels in artikel 7;
b. in de tweede plaats de planregels in artikel 6.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Kwakkenberg 1994 - 5 (Woning aan de Bergweg).
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Parkeernormen
Bepalen van de gemeentelijke parkeernorm
Voor het bepalen van de parkeernorm wordt gebruik gemaakt van de parkeernormen van het CROW (publicatie 182 "Parkeerkencijfers-Basis voor parkeernormering, 3e gewijzigde druk, september 2008). De parkeernormen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Daarbij wordt in de gemeente Nijmegen uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
- conform de werkwijze van het CROW wordt ten eerste gekeken naar de stedelijkheidsgraad van de gemeente. Op basis van de CBS-cijfers van de omgevingsadressendichtheid valt Nijmegen in de klasse "stedelijk gebied";
- ten tweede wordt de stad onderverdeeld in verschillende stedelijke zones. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar: centrumgebieden (1), schil/overloopgebieden (2) en rest bebouwde kom (3). Onder de centrumgebieden vallen de binnenstad, Brabantse Poort, Heyendaal, Winkelsteeg en centrum Waalspronggebied. In de regel heeft iedere centrumzone een schil/overloopgebied. Onder rest bebouwde kom vallen alle overige gebieden, niet zijnde centrum- en schil/overloopgebieden. Wat betreft Winkelsteeg en Citadel Waalsprong dienen de grenzen nog vastgelegd te worden (zie kaart stedelijke zones);
- in de parkeerkencijfers wordt een onderscheid gemaakt in vaste parkeerbehoefte (privé) en publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar). De vormgeving en toegang van parkeerplaatsen moet hierop aansluiten;
- voor studio's (zelfstandige wooneenheden <50 m2) en seniorenwoningen gelden dezelfde normen als voor goedkope woningen;
- in afwijking van de CROW normen geldt voor studentenhuisvesting de norm van 0,2 parkeerplaats per eenheid. Deze norm is alleen geldig voor ontwikkelaars die voldoen aan de Campuswet en statutair hebben vastgelegd alleen voor studenten te bouwen. Voor bouwplannen voor studentenhuisvesting die gerealiseerd worden door ontwikkelaars die niet aan de vorengenoemde voorwaarden voldoen, geldt een norm van 0,4 parkeerplaats per eenheid;
- voor centrumgebieden (1) geldt ten aanzien van wonen boven winkels dat als er geen verandering in het feitelijk aantal m2 bruto woonvloeroppervlak (m2) optreedt, de parkeernorm gesteld is op nul. Er hoeft dan niet te worden voldaan aan de parkeernormen. Als er wel een uitbreiding van het aantal m2 bvo's plaatsvindt, dan gelden de parkeernormen wel;
- in het centrumgebied van de binnenstad wordt voor nieuwe functies alleen de vaste parkeerbehoefte (privé) berekend. De publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar) wordt in dit deel van de stad opgelost in de openbaar toegankelijke parkeergarages;
- per functie wordt een minimum en een maximum parkeerbehoefte aangegeven. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de gemeentelijke parkeernorm bij een bouwplan wordt standaard uitgegaan van de gemiddelde parkeerbehoefte. De bandbreedte wordt gebruikt bij de beoordeling van aanvragen die afwijken van de gemiddelde parkeerbehoefte. In specifieke gevallen kan er met een omgevingsvergunning beargumenteerd worden afgeweken van het gemiddelde;
- bij bouwplannen met meerdere verschillende functies wordt voor het bepalen van de gemeentelijke parkeereis een parkeerbalans opgesteld conform de voorgeschreven methode van het CROW.
kaart: stedelijke zones
tabel: parkeernormen
Stedelijke zone | Centrum | Schil | Rest | |||||
Min | Max | Min | Max | Min | Max | eenheid1 | bezoek2 | |
Woning duur | 1,3 | 1,5 | 1,5 | 1,7 | 1,7 | 2,0 | woning | 0,3 pw |
Woning midden | 1,2 | 1,4 | 1,4 | 1,6 | 1,6 | 1,8 | woning | 0,3 pw |
Woning goedkoop/ studio's/seniorenwoningen | 1,1 | 1,2 | 1,2 | 1,4 | 1,3 | 1,6 | woning | 0,3 pw |
Serviceflat/aanleunwoning | 0,3 | 0,6 | 0,3 | 0,6 | 0,3 | 0,6 | woning | 0,3 pw |
Kamer verhuur | 0,2 | 0,6 | 0,2 | 0,6 | 0,2 | 0,6 | kamer | 0,2 pw |
Binnensteden/hoofdwinkel- gebieden | 2,5 | 3,5 | - | - | - | - | 100 m2 bvo | 85% |
Stadsdeelcentra | - | - | 2,8 | 3,8 | 3,0 | 4,0 | 100 m2 bvo | 85% |
Wijk-, buurt- en dorpscentra, supermarkt | 2,5 | 4,0 | 2,5 | 4,0 | 2,5 | 4,0 | 100 m2 bvo | 85% |
Bouwmarkt/tuincentrum/kring-loopwinkel | - | - | 2,2 | 2,7 | 2,2 | 2,7 | 100 m2 bvo | |
(Week)markt | 0,15 | 0,24 | 0,15 | 0,24 | 0,15 | 0,24 | m kraam | 85% |
(Commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie) | 1,5 | 2,0 | 2,0 | 2,5 | 2,5 | 3,0 | 100 m2 bvo | 20% |
Kantoren (kantoren zonder baliefunctie) | 0,8 | 1,5 | 1,0 | 1,7 | 1,2 | 1,9 | 100 m2 bvo | 5% |
Arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijven | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 0,7 | 0,8 | 100 m2 bvo | 5% |
Arbeidsintensieve/ bezoekersextensieve bedrijven | 1,0 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 2,0 | 2,5 | 100 m2 bvo | 5% |
Showroom | 0,6 | 0,8 | 0,8 | 1,0 | 1,2 | 1,4 | 100 m2 bvo | 35% |
Grootschalige detailhandel | - | - | 4,5 | 6,5 | 5,5 | 7,5 | 100 m2 bvo | 85% |
Bedrijfsverzamelgebouw | 0,8 | 1,7 | 0,8 | 1,7 | 0,8 | 1,7 | 100 m2 bvo | 10% |
Café/bar/discotheek/cafetaria | 4,0 | 6,0 | 4,0 | 6,0 | 5,0 | 7,0 | 100 m2 bvo | 90% |
Restaurant | 8,0 | 10,0 | 8,0 | 10,0 | 12,0 | 14,0 | 100 m2 bvo | 80% |
Museum/bibliotheek | 0,3 | 0,5 | 0,5 | 0,7 | 0,9 | 1,0 | 100 m2 bvo | 95% |
Bioscoop/theater/schouwburg | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | zitplaats | |
Jachthaven | 0,5 | 0,7 | 0,5 | 0,7 | 0,5 | 0,7 | ligplaats | |
Sporthal (binnen) | 1,5 | 2,0 | 1,7 | 2,2 | 2,0 | 2,5 | 100 m2 bvo | 95% |
Sportveld (buiten) | 13,0 | 27,0 | 13,0 | 27,0 | 13,0 | 27,0 | ha. netto terrein | 95% |
Dansstudio/sportschool | 2,0 | 3,0 | 2,0 | 3,0 | 3,0 | 4,0 | 100 m2 bvo | 95% |
Squashbanen | 1,0 | 2,0 | 1,0 | 2,0 | 1,0 | 2,0 | baan | 90% |
Tennisbanen | 2,0 | 3,0 | 2,0 | 3,0 | 2,0 | 3,0 | baan | 90% |
Golfbaan | - | - | - | - | 6,0 | 8,0 | hole | 95% |
Bowlingbaan/biljartzaal | 1,5 | 2,5 | 1,5 | 2,5 | 1,5 | 2,5 | baan/tafel | 95% |
Stadion | 0,04 | 0,2 | 0,04 | 0,2 | 0,04 | 0,2 | zitplaats | 99% |
Evenementenhal/beurs-/ congresgebouw | 3,0 | 5,0 | 4,0 | 7,0 | 5,0 | 10,0 | 100 m2 bvo | 99% |
Zwembad | 7,0 | 9,0 | 8,0 | 10,0 | 9,0 | 11,0 | 100 m2 opp. basin | 90% |
Themapark/pretpark | 4,0 | 12,0 | 4,0 | 12,0 | 4,0 | 12,0 | ha. netto terrein | 99% |
Overdekte speeltuin/hal | 3,0 | 12,0 | 3,0 | 12,0 | 3,0 | 12,0 | 100 m2 bvo | 90% |
Manege | - | - | - | - | 0,3 | 0,5 | box | 90% |
Cultureel centrum/wijkgebouw | 1,0 | 3,0 | 1,0 | 3,0 | 1,0 | 3,0 | 100 m2 bvo | 90% |
Ziekenhuis | 1,5 | 1,7 | 1,5 | 1,7 | 1,5 | 1,7 | bed | |
Verpleeg/verzorgingstehuis | 0,5 | 0,7 | 0,5 | 0,7 | 0,5 | 0,7 | wooneenheid | 60% |
Arts/maatschap/kruisgebouw/therapeut | 1,5 | 2,0 | 1,5 | 2,0 | 1,5 | 2,0 | behandelkamer | 65% |
Apotheek | 1,7 | 2,7 | 1,7 | 2,7 | 1,7 | 2,7 | 100 m2 bvo | |
Beroepsonderwijsdag (MBO, ROC, WO, HBO) | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | collegezaal | |
Beroepsonderwijsdag (MBO ROC, WO, HBO) | 5,0 | 7,0 | 5,0 | 7,0 | 5,0 | 7,0 | leslokaal | |
voorbereidend beroepsonderwijsdag (VWO, HAVO, Vbo) | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | leslokaal | |
Avondonderwijs | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | student | |
Basisonderwijs | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | leslokaal | |
Creche/peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf | 0,6 | 0,8 | 0,6 | 0,8 | 0,6 | 0,8 | arbeidsplaats | |
Hotel | 0,5 | 1,5 | 0,5 | 1,5 | 0,5 | 1,5 | kamer | |
Volkstuin | - | - | - | - | 0,3 | 0,3 | perceel | |
Religiegebouw | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,2 | zitplaats | |
Begraafplaats/crematorium | 15,0 | 30,0 | 15,0 | 30,0 | 15,0 | 30,0 | gelijktijdige begrafenis/ crematie |
1 In de tabel is het aantal parkeerplaatsen per eenheid aangegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het aantal parkeerplaatsen per woning, kamer, 100 m2 bruto vloeroppervlak, meter kraam, zitplaats, ligplaats, ha. netto terrein, baan, hole, baan/tafel, 100 m2 opp. bassin, box, bed, wooneenheid, behandelkamer, collegezaal, leslokaal, student, arbeidsplaats, perceel of gelijktijdige begrafenis/crematie.
2 Het “aandeel bezoekers” staat voor het percentage of het aantal bezoekers waarmee in het kencijfer rekening is gehouden. Het weergegeven kencijfer is dus inclusief bezoekersparkeren.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Nijmegen bestaat uit een combinatie van stedelijke woongebieden afgewisseld met extensief bebouwde groene lobben, die vanuit het buitengebied diep de stad inlopen. De Kwakkenberg is onderdeel van zo'n lob.
De wijk Kwakkenberg kenmerkt zich door ruime kavels in een bosrijke en glooiende omgeving. Op de ruime kavels staan villa's op afwisselende afstand tot de weg. Deze slingerende rooilijn (=voorgevellijn) is karakteristiek voor de Kwakkenberg. Het groene bosrijke beeld overheerst. Behoud van deze bosdelen is essentieel voor het behoud van het specifieke karakter van de Kwakkenberg.
Figuur 1: Rode cirkel = inddicatief plangebied
De beoogde woningbouwlocatie aan de Bergweg is gelegen in de wijk Kwakkenberg nabij de Berg en Dalseweg. Hier wordt de bouw van één vrijstaande villa mogelijk gemaakt. Op de hoek Berg en Dalseweg-Sophiaweg bevindt zich een tankstation.
Figuur 2: Kadastrale kaart
De gronden binnen het plangebied zijn in eigendom van S.W. Properties II B.V.. Het betreft de volgende percelen:
eigendom | kadastraal nummer | oppervlakte |
S.W. Properties II B.V. | HTT02 I 00545 G0000 | 1640 m2 |
S.W. Properties II B.V. | HTT02 I 00894 G0000 | 2555 m2 |
Figuur 3: Kadastrale gegevens woningbouwlocatie Bergweg
Historie bestemmingsplan
In bestemmingsplan Kwakkenberg 1994 was voor de locatie aan de Bergweg de bestemming Bos opgenomen voor het noordelijke deel en een nader uit te werken woonbestemming WO-U voor het zuidelijke deel. De bestemming WO-U voorzag in de mogelijkheid eengezinswoningen en meergezinswoningen te bouwen in maximaal 2 bouwvlakken. Hiermee werd de mogelijkheid gecreëerd om binnen de twee bouwvlakken 32 seniorenappartementen op te richten. De bouwhoogte mocht maximaal 12m tot 15m zijn (respectievelijk goot- en nokhoogte). Belangrijk aspect hierbij was de samenhang tussen de noordelijke en zuidelijke percelen. De gemeente heeft steeds als voorwaarde gesteld dat de bebouwing op de zuidelijke percelen zorgvuldig zou moeten worden ingepast in de omgeving. Dit heeft geleid tot de bestemming "Bos" op de noordelijke percelen.
Figuur 4: Rode cirkel = indicatief plangebied
Uit: het bestemmingsplan Kwakkenberg 1994
Het bestemmingsplan Kwakkenberg 1994 is vervolgens na vaststelling door de gemeenteraad ter goedkeuring aangeboden aan Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. Aan de bestemming WO-U is door Gedeputeerde Staten van Gelderland echter goedkeuring onthouden. Aan de Bosbestemming is wel goedkeuring verleend. Doordat goedkeuring is onthouden aan de bestemming WO-U, viel de bestemming op dat deel van het perceel weer terug op de oude bestemming E2V uit het bestemmingsplan Broersveld Kwakkenberg 1971. De bestemming E2V voorzag in de bouwmogelijkheid van vrijstaande eengezinswoningen in maximaal 2 bouwlagen met kap. De bouwmogelijkheden, passend binnen het oude bestemmingsplan uit 1971, leiden tot een aanmerkelijk geringere inbreuk op de bestaande situatie dan de destijds voorliggende plannen van SWP voor 32 seniorenappartementen.
Tegen het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland met betrekking tot de bestemming Bos in bestemmingsplan Kwakkenberg 1994 is door de eigenaar van het perceel, S.W. Properties II B.V., beroep aangetekend bij de Raad van State. De Raad van State heeft dit beroep verworpen. De beslissing van Gedeputeerde Staten van Gelderland, in combinatie met de daarop volgende uitspraak van de Raad van State, heeft grote gevolgen gehad voor de door de gemeente gewenste planvorming, waarbij de noordelijke en zuidelijke delen steeds in samenhang met elkaar werden ontwikkeld, rekening houdend met de bebouwingsmogelijkheden uit het bestemmingsplan 1971 én de te behouden natuurwaarden.
Figuur 5: Rode cirkel = inddicatief plangebied
Uit: het bestemmingsplan Broersveld-Kwakkenberg 1971
Nu er ten opzichte van het bestemmingsplan Broersveld Kwakkenberg 1971 in het bestemmingsplan Kwakkenberg 1994 sprake is van een beperking van de bebouwings- mogelijkheden, heeft de eigenaar een schadeclaim bij de gemeente neergelegd. Besloten is om de eigenaar een schadevergoeding wegens geleden planschade toe te kennen in de vorm van geheel of gedeeltelijk herstel van de bouwmogelijkheden op de percelen die thans zijn bestemd als “Bos”. Het onderhavige bestemmingsplan Kwakkenberg 1994-5 voorziet in de mogelijkheid om op de locatie aan de Bergweg één vrijstaande villa te bouwen.
Bestemmingsplan Kwakkenberg 1994-5
Passend binnen de stedenbouwkundige structuur en de cultuurhistorische ontwikkeling van de Kwakkenberg is aan de Bergweg één royaal bouwvlak van 15 bij 15 meter opgenomen. Binnen dit bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van maximaal 75%. De reden om een groot bouwvlak met een bebouwingspercentage op te nemen is om een zekere vrijheid te bieden in het architectonisch ontwerp van de villa. De maximale goot- en nokhoogte is gesteld op 6 respectievelijk 10 meter.
Door situering van het bouwvlak op het hoge deel van de kavel en het realiseren van een woningtype dat rekening houdt met het reliëf en het bos, kan de visueel landschappelijke waarde van de Kwakkenberg behouden blijven. Om het bosrijke karakter en vrijstaande beeld kracht bij te zetten, ligt langs de weg de bestemming Tuin, waar alleen ondergeschikte aan-/uitbouwen en geen bijgebouwen gerealiseerd kunnen worden.
Om een doorgaande relatie met de bospercelen in de omgeving te waarborgen is het bouwvlak gesitueerd in het meest zuidoostelijke deel van de kavel, dichtbij de Bergweg en is voor een groot deel van het perceel de bestemming Bos opgenomen. De gronden met deze bestemming moeten als bos beheerd worden, waarbij een bomenlaag, een struiklaag en een kruidlaag ontwikkeld moet worden. Ook binnen de bestemmingen “Tuin” en “Wonen” is het streven het boskarakter zoveel mogelijk te behouden. Dit is geregeld in de regels van het bestemmingsplan.
De aanwezigheid van het nabijgelegen tankstation heeft tot gevolg dat er binnen een straal van 30 meter uit het tankstation niet gebouwd mag worden. Met de positie van het bouwvlak aan de Bergweg is hiermee rekening gehouden.
1.2 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 en 3 van deze toelichting komt alle beschikbare informatie over het plangebied aan bod. In het tweede hoofdstuk wordt het relevante beleid en in het derde hoofdstuk de omgevingsaspecten besproken. In hoofdstuk 4 wordt de juridische vormgeving van het plan uit de doeken gedaan. In hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke Beleid
2.1 Inleiding
Om het plan te verankeren in het ruimtelijk beleid van de provincie en de gemeente Nijmegen wordt in dit hoofdstuk het relevante ruimtelijk beleid besproken.
2.2 Rijksbeleid
Nota Ruimte
De Nota Ruimte is een gezamenlijk product van de (voormalige) ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ en legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020 met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op de gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur. In 2011 zal de Nota Ruimte worden vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Hieronder volgen de voor dit bestemmingsplan relevante hoofdlijnen van de Nota Ruimte.
- Het rijk benoemt Arnhem - Nijmegen in de Nota Ruimte als één van de nationale stedelijke netwerken, waarbinnen de gemeenten samenwerken op het gebied van ruimtelijke ordening, wonen, milieu, grondbeleid, economische ontwikkeling, verkeer en vervoer.
- Het rijk gaat uit van een bundelingsstrategie voor verstedelijking en economische activiteiten. Nieuwe bebouwing voor deze functies komt grotendeels geconcentreerd tot stand in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt.
- Van provincies en gemeenten wordt verwacht dat zij de balans tussen bebouwing en groen/blauw meenemen in hun ruimtelijke plannen. Het gaat daarbij ook om verbetering van de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de groene ruimte.
- Bescherming natuurwaarden: rijk, provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor diverse soorten beschermde natuurgebieden: Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natuurbeschermingswetgebieden en de Ecologische Hoofdstructuur. De provincies leggen in hun ruimtelijk beleid vast welke natuurkwaliteiten moeten worden beschermd. Ook buiten beschermde natuurgebieden kent Nederland veel soorten planten en dieren die het waard zijn om beschermd en ontwikkeld te worden.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. De AMvB Ruimte bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmings- plannen, waaronder het bundelen verstedelijking binnen of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied, het locatiebeleid voor economische activiteiten en de bescherming van de ecologische hoofdstructuur en nationale landschappen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden. Parallel aan de totstandkoming van de hierbovengenoemde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt gewerkt aan de borging van de nationale belangen in een aangepaste AMvB Ruimte.
Bestemmingsplannen die vóór 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden, moeten op 1 juli 2013 zijn aangepast. Bestemmingsplannen die daarna (maar voor inwerkingtreding van dit besluit) onherroepelijk zijn geworden moeten maximaal 5 jaar na inwerkingtreding zijn aangepast. Een uitzondering geldt voor bestemmingsplannen die gebaseerd zijn op recent vastgestelde provinciale structuurvisies, waarmee het rijk heeft ingestemd en bestemmingsplannen die niet strijdig zijn met de regels in dit besluit.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling past binnen het Rijksbeleid.
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 heeft het streekplan de status van een structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Met het streekplan kiest de provincie voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Het streekplan kijkt 10 jaar vooruit en richt zich op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht.
- In het rode raamwerk is het hoofddoel van het Streekplan om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak door toepassing van het bundelingsbeleid, het organiseren van stedelijke netwerken en locatiebeleid. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem-Nijmegen moet de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Er worden algemene en programmatische uitspraken gedaan over wonen, sociaal-culturele functies, bedrijventerrein en kantoren. Uitgangspunt van het Gelders Kwalitatief Woonbeleid is dat gemeenten, samenwerkend in de onderscheiden regio's, voorzien in een aanbod van woningen dat past bij de regionale kwalitatieve woningbeheofte. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen het rode raamwerk en heel Nijmegen valt in het stedelijk netwerk Arnhem - Nijmegen.
- In het groenblauw raamwerk buiten de stedelijke en landbouwgebieden, waaronder nationaal landschap de Gelderse Poort krijgen natuur en water de ruimte. De begrenzing en uitvoering van ecologische hoofdstructuur (EHS) is gedecentraliseerd naar de provincies. Zij hebben soms een eigen variant gemaakt: een provinciale Ecologische hoofdstructuur. Dat geldt ook voor de provincie Gelderland. Bescherming en ontwikkeling van de daar aanwezig kwaliteiten staat voorop. Het EHS-beleid is met name van belang aan de bestaande stadsranden en in de Waalsprong. Het perceel is niet gelegen in de EHS.
Uitsnede Kaart EHS behorende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland (vastgesteld d.d. 15 december 2010)
Figuur 6: Rode cirkel = indicatief plangebied
- In het multifunctioneel gebied heeft landbouw de primaat. Voor Nijmegen is hier vooral het beleid voor het Multifunctioneel Platteland en de Waardevol (Open) Landschappen van belang, evenals het beleid voor functieverandering in het buitengebied.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
De Wro geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals het bundelingsbeleid binnen het bestaand bebouwd gebied en de woningbouwcontour, het Kwalitatief Woonprogramma, bescherming van natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden.
Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen
De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke ambities vast voor de ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen. Het Regionaal Plan laat zien hoe de betrokken gemeenten binnen de Stadsregio streven naar hoogwaardige regionale ontwikkeling van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen als geheel. Met dit Regionaal Plan ontwikkelt de stadsregio ruimtelijk beleid en ruimtelijk relevant beleid voor de lange termijn tot 2020.
Het Regionaal Plan wordt de Provincie beschouwd als uitwerking van het Streekplan en daarmee als toetsingskader voor lokale plannen. De beleidsregels in het Regionaal Plan zijn uitgewerkt aan de hand van de thema's water, natuur, cultuurhistorie, landschap, land- en tuinbouw, recreatie, mobiliteit, wonen, werken, detailhandel en milieu.
Het Regionaal Plan bevat een woningbouwcontour. Binnen deze contour bepalen gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. Buiten de contouren bestaan specifieke randvoorwaarden. Doelstelling van de Stadsregio, zoals vastgelegd in het regionaal Plan, is het beschikbaar hebben van een juiste woning voor iedere (toekomstige) inwoner met betrekking tot prijs, eigendomssituatie, aard & type en locatie. Dit is conform het Gelders kwalitatief woonbeleid, dat uit gaat van voldoende aanbod van kwalitatief passende woningen en woonmilieus. Dit is ook het uitgangspunt geweest bij het vast stellen van de 'Contour woningbouw' door de Stadsregio.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling past binnen het Provinciale beleid met uitzondering van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Zie hiervoor paragraaf 2.5 Conclusie.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Nijmegen 2010
de nieuwe Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli 2008 van kracht ging, verplicht iedere gemeente om een Structuurvisie op te stellen De gemeenteraad van Nijmegen heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen, maar ook een ontwikkelings- kader voor investeringen. Het werkingsgebied van de Structuurvisie is het hele grondgebied van Nijmegen in relatie tot ontwikkelingen in de regio of in (inter)nationaal verband. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente en geeft de grondslag voor de onderbouwing van bestemmingsplannen. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. Alleen de ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie wordt in de loop van 2012 geactualiseerd. Daarin wordt onder andere nieuw beleid en het nieuwe Coalitieakkoord, verwerkt.
De Structuurvisie gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, dat is gekoppeld aan de Stadsbegroting. In Nijmegen is ervoor gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, waarin per coalitie accenten gelegd kunnen worden en om te bepalen of het nodig is om de ruimtelijke ambities bij te stellen.
In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden: wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt:
- Nijmegen omarmt de Waal
- Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen
- Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit
- Meer ruimte voor groen en water
- Wonen in sterke en ongedeelde wijken
- Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid
Conclusie
De Structuurvisie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
2.5 Conclusie
De beschreven beleidskaders, met uitzondering van de Ruimtelijke Verordening Gelderland staan de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg. Omdat de locatie aan de Bergweg niet is gelegen binnen de woningbouwcontour en/of de contour bestaand bebouwd gebied is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken conform de Ruimtelijke Verordening Gelderland hier in principe niet toegestaan. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan echter ontheffing verlenen. Deze ontheffing is inmiddels aangevraagd en verleend.
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Wonen
Woonvisie 2009-2020
Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, Wonen Leeft! In de woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen.
- Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad.
- Bewoners binden is het tweede centrale uitgangspunt. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als we rekening houden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid en is ook richtinggevend voor de kwaliteitsimpuls in wijken, willen we ook de kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken. Dat vraagt om wervende woonmilieus, van hoogstedelijk tot meer ontspannen.
Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid te bieden kunnen bewoners aan Nijmegen gebonden worden. Hierbij spelen ook voorzieningen, economische structuur en cultureel klimaat een rol.
Beleidslijn Wonen voor de wijk
De wijk Kwakkenberg valt onder stadsdeel Nijmegen Oost. Voor dit stadsdeel is geen intensief woonbeleid nodig. De courantheid van dit stadsdeel zorgt ervoor dat de markt op eigen kracht investeert in de kwaliteit van de particuliere voorraad. Voor de langere termijn is het wenselijk dat in Oost het accent meer op laagbouwwoningen wordt gelegd. Zowel in de goedkope als duurdere huursector in het kader van de ongedeelde stad als in de koopsector.
Het woonmilieu van de Kwakkenberg valt onder de Groenstedelijke woonmilieus: de woningdichtheid is er laag en het aantal laagbouwwoningen relatief hoog. Het accent ligt op koopwoningen. In dit woonmilieu is de vraag met name gericht op laagbouwwoningen zowel in de koop als huursector. Binnen de gemeente Nijmegen blijkt uit onderzoek (WoOn 2009) een sterke vraag - naar met name koopwoningen - in het groen stedelijk woonmilieu, die het aanbod ruimschoots overschrijdt en niet of nauwelijks te realiseren zijn binnen de bestaande woningbouwcontouren.
Conclusie
Het plan aan de Bergweg past binnen het woonbeleid en komt tegemoet aan de grote behoefte aan woningen binnen het groenstedelijk woonmilieu, die niet of nauwelijks te realiseren zijn binnen de bestaande woningbouwcontouren.
3.2 Cultuurhistorie
Het betreffende perceel bevindt zich op de hoek van de Berg en Dalseweg en de Bergweg in de wijk Kwakkenberg. De Kwakkenberg is in 1915 Nijmeegs grondgebied geworden. De gemeente Nijmegen wilde in dit fraaie bosgebied een villawijk voor welgestelden realiseren. Om te voorkomen dat er andere gebouwen dan villa's werden gebouwd, legde de gemeente Nijmegen op de terreinen de erfdienstbaarheid op “om op het verkochte geen fabrieken, arbeiderswoningen, danslocalen of herbergen” te bouwen. Ook werd een aantal publiek- rechtelijke beperkingen in het bestemmingsplan opgenomen, zoals het feit dat het gebied bijna geheel werd aangewezen voor de bestemming 'eensgezinshuizen'. Sinds 1915 is de Kwakkenberg een villawijk in een fraaie, bosrijke omgeving gebleven.
De ligging van de villa's in een bosachtige omgeving op ruime percelen met rondom een tuin bepalen de cultuurhistorische waarde van de Kwakkenberg en het directe gebied rondom de locatie aan de Bergweg. Het gemeentelijk beleid met betrekking tot cultuurhistorie is vastgelegd in de Kadernota Beeldkwaliteit. In deze nota is vastgelegd dat cultuurhistorie een rol moet spelen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de stad, omdat cultuurhistorie, als dynamisch gegeven, de rode draad is in de ontwikkeling van de stad in verleden, heden en toekomst.
Conclusie
De bestemmingsplanwijziging van de locatie aan de Bergweg sluit aan bij de karakteristieke uitstraling van het gebied, aangezien op het perceel één afzonderlijke, vrijstaande woning mogelijk wordt gemaakt, met aan de voorzijde tuin en aan de achterzijde en de noordelijke zijkant van het perceel bos.
3.3 Archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geimplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones met hun waardering zijn aangegeven.
Het locatie aan de Bergweg ligt in een gebied dat op de beleidskaart staat aangeven als een terrein van zeer hoge archeologische waarde vanwege waardevolle archeologische sporen uit de Romeinse tijd. In 2008 is in de directe nabijheid (perceel Berg en Dalseweg 369) een archeologische begeleiding uitgevoerd, waarbij een crematiegraf is aangetroffen, daterend in de late 1e eeuw/ begin 2e eeuw na Chr.. Ook zijn de bermgreppels van een Romeinse weg gevonden.
Conclusie
Op de betreffende locatie aan de Bergweg dient in alle gevallen waarbij de grond wordt verstoord en behoud of inpassing van de archeologische waarden niet mogelijk is, archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Archeologische maatregel: - Voor het hele plangebied dient een dubbelbestemming 'terrein met zeer hoge archeologisch waarde' met aanlegvergunningstelsel te worden opgenomen in de regels. Grondwerkzaamheden dieper dan 0.30 meter zijn vergunningplichting. - Verder moeten er regels t.a.v. de verlening van de omgevingsvergunning voor de aspecten bouwen en slopen worden opgenomen. Doel van deze maatregel is om de verwachte archeologische waarden in de bodem te beschermen. - Wanneer de bescherming van deze waarden niet of onvoldoende mogelijk is, dient voorafgaand aan verdere planvorming een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden. - Op basis van de resultaten van dit onderzoek neemt het bevoegd gezag (gemeente Nijmegen) het besluit of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. - Aan deze onderzoeken dient een door de gemeente Nijmegen goedgekeurd Programma van Eisen ten grondslag te liggen. - De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe). |
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan een melding te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze melding dient te gebeuren bij de minister van OCW, i.e. de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
3.4 Ruimtelijke Structuur
De villawijk Kwakkenberg kenmerkt zich door een open verkaveling met grote bosrijke percelen in een glooiende omgeving. Gedurende een lange periode zijn er woningen gebouwd in het bos, waardoor een grote diversiteit aan bouwstijlen is ontstaan. Op de ruime kavels staan villa's op afwisselende afstand tot de weg. Deze slingerende rooilijn (=voorgevellijn) is karakteristiek voor de Kwakkenberg. Het groene bosrijke beeld overheerst.
De locatie aan de Bergweg ligt in de wijk Kwakkenberg. Op het naastgelegen perceel bevindt zich een tankstation. Passend binnen de stedenbouwkundige structuur en de cultuurhistorische ontwikkeling van de Kwakkenberg is aan de de betreffende locatie aan de Bergweg één bouwvlak van 15 bij 15 meter opgenomen. Binnen dit bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van maximaal 75%. De maximale goot- en nokhoogte is gesteld op 6 respectievelijk 10 meter.
Door toevoeging van een vrijstaande villa op de locatie aan de Bergweg wordt de stedenbouwkundige structuur van vrijstaande woningen aan de Bergweg versterkt en afgerond. Immers op basis van bestemmingsplan Broersveld-Kwakkenberg 1971 is de bouw van vrijstaande woningen mogelijk. Het is belangrijk dat er voldoende afstand tussen de bouwmassa's wordt open gehouden en in een slingerende rooilijn (=voorgevellijn) langs de Bergweg gebouwd wordt. Deze twee voorwaarden zorgen ervoor dat uitstraling van de bosrijke omgeving zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Tussen het tankstation en het geplande bouwvlak blijft een royale strook bos als zodanig bestemd en daarmee gehandhaafd. De groenrelatie naar de overkant van de Berg en Dalseweg blijft daarmee in stand.
Conclusie
Toevoeging van één vrijstaande villa op de locatie aan de Bergweg betekent een afronding en versterking van de stedenbouwkundige structuur van de gehele Bergweg.
3.5 Fysieke Veiligheid
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving.
Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor dit pand minimaal 30 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van het gebouw dient maximaal 40 meter te bedragen.
Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang(en)/brandweertoegang(en) van de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.
Conclusie
Wat betreft de inrichting van de openbare ruimte en de situering van het bouwvlak worden geen beperkingen gezien.
De geplande situatie voldoet aan de voorwaarden op het gebied van de bluswatervoorzieining en bereikbaarheid. Vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid ziet de brandweer geen beperkingen ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de 'Nijmeegse Bouwverordening' (artikel 2.5.3 en artikel 5.1.2) en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
3.6 Verkeer
Bereikbaarheid
Gemotoriseerd verkeer
Ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer vindt plaats via de Bergweg.
Langzaam verkeer
Het plangebied kan vanuit elke toegang ontsloten worden door fiets en voetganger.
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Hengstdalseweg. Deze bevinden zich ter hoogte van de Berg en Dalseweg.
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers van het CROW publicatie 182. Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone “Rest bebouwde kom”.
De volgende norm is van toepassing: Woning duur: 1,85 pp per woning.
Verkeersveiligheid
Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. De Bergweg is ingericht als 30 km/h zone.
3.7 Milieu
3.7.1 Algemeen/Bedrijvigheid
Hoewel het plangebied oorspronkelijk als groenzone zou worden gehandhaafd kan niet gesteld worden dat de bestemming wonen detoneert in de omgeving, die in overwegende mate gekenmerkt wordt door groen en wonen.
Met betrekking tot bedrijvigheid dient rekening gehouden te worden met hindercirkels van de in de omgeving gelegen inrichtingen. Dit betreft de volgende in de onmiddellijke nabijheid gelegen inrichtingen:
Straat | nr. | Naam bedrijf | SBI Code | SBI-Omschrijving | Mil. Cat | Milieu-aspect |
Berg en Dalseweg | 432 | Garage Hengstdal | 5010.4 | Garagebedrijf | 2 | G30 |
Berg en Dalseweg | 432 | Tinq | 5050 | Benzinestation zonder LPG | 2 | G30 |
Sophiaweg | ong. | Vitens | 4100 | Distributie water | 2 | G30 |
Geen van de bovenvermelde hindercirkels raakt aan de geplande bebouwingslijn. Bedrijvigheid kan daarom niet als problematisch worden aangemerkt. Ook beperking van de bestaande bedrijvigheid ten gevolge van de beoogde woningbouw is niet te verwachten.
Conclusie
Het plan kan vanuit Milieu Algemeen/Bedrijvigheid als acceptabel worden aangemerkt.
3.7.2 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig. De voorkeurswaarde uit de Wgh voor wegverkeer bedraagt 48 dB. Deze waarde mag bij voorkeur niet worden overschreden. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hoge waarde worden vastgesteld. In de Wgh en de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder” staan deze voorwaarden omschreven.
De nieuw te bouwen woning ligt binnen de zone van de Berg en Dalseweg en Sophiaweg. Voor beide wegen is akoestisch onderzoek verricht. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat bij de nieuw te bouwen woning de voorkeurswaarde van 48 dB vanwege wegverkeer wordt overschreden. Dat is ten gevolge van wegverkeer op de Berg en Dalseweg. De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt 50 dB.
Conclusie
Een hogere waarde procedure is noodzakelijk. De geplande ontwikkeling kan worden gerealiseerd als voor de woning een hogere waarde van 50 dB is vastgesteld. Dat is inmiddels gebeurd. Het plan voldoet aan het ontheffingscriterium “opvullen open plaats tussen aanwezige bebouwing”. De woning heeft een geluidsluwe zijde en ook de buitenruimte kan aan de geluidsluwe zijde worden gesitueerd. Verder geldt voor de woning geen indelingseis.
Bij de nieuw te bouwen woning moet worden voldaan aan de geluidweringseisen, zodanig dat voor de toegestane binnenwaarden minimaal wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit.
3.7.3 Bodem
Voor deze herziening van het bestemmingsplan is geen bodemonderzoek nodig, omdat:
- Er nu nog geen bouwactiviteiten plaatsvinden.
- In het bodeminformatiesysteem geen aanwijzing is gevonden dat er bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden op het gedeelte van het terrein waarvoor nu een bouwgelegenheid wordt gecreëerd.
- Uit het verkennend bodemonderzoek op een deel van de locatie, dat is uitgevoerd in 2004 door Royal Haskoning met ref. nr 9P7196.01, blijkt dat de bodem niet verontreinigd is;
Conclusie
Met betrekking tot de bodem zijn er geen bijzondere financiële of milieutechnische problemen. Voor deze bestemmingsplanwijziging geldt dat vooralsnog geen bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden om te toetsen of de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling. T.z.t. moet er wel een verkennend bodemonderzoek plaatsvinden in het kader van de Omgevingsvergunning.
3.7.4 Lucht
Algemeen
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijktijdig met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg minder dan 3% bijdraagt. Het plan op deze locatie voor 1 woning is niet in betekenende mate en hoeft daarom niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is daarom geen beperking voor het plan.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien. In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
- geen afstandscriterium;
- niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in eerstelijnsbebouwing);
- GGD heeft het advies "niet in eerstelijnsbebouwing" aangevuld met het advies dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.
Het plan betreft geen gevoelige bestemmingen, zodat ook dit aspect geen belemmering voor het plan inhoudt.
Conclusie
Het plan voldoet zowel aan het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) als aan het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Ook voldoet het plan aan de "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid".
3.7.5 Externe veiligheid
Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden:
- a. Risico's ten gevolge van inrichtingen, bijvoorbeeld die welke onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (Bevi).
- b. Risico's ten gevolge van vervoer van gevaarlijke stoffen.
Ad a
Inrichtingen en activiteiten die gevaar opleveren, bijvoorbeeld inrichtingen vallend onder het Bevi, zijn in de naaste omgeving van het plangebied niet aanwezig.
Ad b
Zowel een route gevaarlijke stoffen als wel een hogedrukgasleiding zijn in de naaste omgeving van het plangebied niet aanwezig.
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planvorming.
3.8 Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden.
Het uitbreiden van het voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek tot een energiescan, waarbij zowel warmtevraag als koelingbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden, kan de bijdrage van dit project aan deze doelstelling in beeld brengen.
3.9 Natuur En Landschap
3.9.1 Groenstructuurplan De Groene Draad - kansen voor het Nijmeegs groen 2007
In dit plan is het groenbeleid vastgelegd en de hoofdgroenstructuur aangegeven. De Kwakkenberg maakt deel uit van de hoofdgroenstructuur van de stad.
Nijmegen bestaat uit een combinatie van stedelijke woongebieden afgewisseld met extensief bebouwde groene lobben, die vanuit het buitengebied diep de stad inlopen. De Kwakkenberg is onderdeel van zo'n lob. De Kwakkenberg ligt op de bosrijke overgang met het buitengebied. Het is een villawijk met een open verkaveling op grote bosrijke percelen. Gedurende een lange periode zijn er woningen gebouwd in het bos, waardoor een grote diversiteit aan bouwstijlen is ontstaan. Het bos en de bosrestanten vormt de binding van de wijk. Behoud van deze bosdelen en restanten is essentieel voor het behoud van het specifieke karakter van de Kwakkenberg.
Het bos van de Kwakkenberg vertegenwoordigt een belangrijke landschappelijke waarde op de overgang van ommeland en de stad. Om deze waarde te behouden is het belangrijk dat er een aaneengsloten netwerk van bosgebieden en bosstroken blijft bestaan. In het groenplan staat opgenomen dat “de bosgebieden zo min mogelijk verder verdicht moeten worden omdat dit het boskarakter teveel aantast“. Het gebied is niet begrensd als Ecologische Hoofdstructuur of Natura 2000-gebied en is door de provincie niet aangemerkt als Waardevol Landschap.
Conclusie
Door situering van het bouwvlak op het hogere deel van de kavel en het realiseren van een woningtype dat rekening houdt met het reliëf en het bos, kan de visueel landschappelijke waarde van de Kwakkenberg behouden blijven. Om een doorgaande relatie met de bospercelen in de omgeving te waarborgen is het bouwvlak gesitueerd in het meest zuidoostelijke deel van de kavel en is voor een groot deel van het perceel de bestemming "Bos" opgenomen. De gronden met deze bestemming moeten als bos beheerd worden, waarbij een bomenlaag, een struiklaag en een kruidlaag ontwikkeld moet worden.
Om het bosrijke karakter en vrijstaande beeld te behouden en kracht bij te zetten, moet niet alleen bos gespaard blijven binnen de bestemming "Bos", maar ligt langs de weg de bestemming "Tuin". Binnen de bestemming "Tuin" en "Wonen" is het streven het boskarakter zoveel mogelijk te behouden. Binnen de bestemming "Tuin" mogen alleen ondergeschikte aan-/uitbouwen en geen bijgebouwen gerealiseerd worden. Dit is geregeld in de regels van het bestemmingsplan.
Figuur 7: Hoofdgroenstructuur bos en natuur
3.9.2 Natuurwaardenkaart
De visueel landschappelijke waarde van de Kwakkenberg bestaat uit de aanwezigheid van hoogteverschillen, waarbij de reliëfrijke hellingen begroeid zijn met loof- en naaldhoutbestanden. Bij de ontwikkeling van het perceel aan de Bergweg 4 moet dit glooiende karakter, in samenhang met de bosrijke vegetatie, behouden blijven. Door situering van het bouwvlak op het hogere deel van de kavel en het realiseren van een woningtype dat rekening houdt met het reliëf en het bos, kan deze visueel landschappelijke waarde behouden blijven.
Naast de landschappelijke waarde is de Kwakkenberg ecologisch gezien waardevol als schakel tussen de bosgebieden van de Mariënbos, Meerwijk en de Vier Perken in het zuiden en het Maartenskliniekbos, de stuwwal en uiteindelijk het natuurgebied van de Ooijpolder in het noorden. Nieuwe ontwikkelingen moeten zodanig gesitueerd worden dat deze relatie behouden blijft. Door het bouwvlak aan de Bergweg 4 in het meest zuidoostelijke deel van de kavel te situeren, kan een brede bosstrook aan de Berg en Dalseweg behouden blijven. Het bosgebied blijft daarmee aansluiting behouden met het bosgebied aan de overzijde van de Berg en Dalseweg.
De Kwakkenberg
Figuur 8: Rood is een hoge natuurwaarde.
De natuurwaarde van de Kwakkenberg is relatief hoog: er zijn aaneengesloten boselementen die een directe relatie hebben met de bossen die de stad omringen. De kans dat in deze gebieden met een hoge natuurwaarde beschermde plant- en diersoorten een leefgebied hebben, is groot. Om dit te onderzoeken is een zogenaamde quick scan van de flora en fauna noodzakelijk. Uit dit onderzoek komt naar voren dat het plangebied geen betekenis heeft voor beschermde planten, ongewervelden, vissen, amfibieën en reptielen. Steenmarters doorkruisen het gebied regelmatig, maar de ingreep heeft geen negatieve effecten op het leefgebied. Enkele bomen zijn mogelijk geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen of als nestboom voor sperwer of havik.
Om negatieve effecten voor de natuur te voorkomen, wordt een aantal maatregelen geadviseerd:
- 1. voorafgaand aan het kappen van bomen voor bebouwing, moeten de bomen geïnspecteerd worden op vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en havik- en sperwernesten. Als er vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn worden er mitigerende maatregelen opgesteld.
- 2. voorafgaand aan de werkzaamheden worden potentiële schuilplaatsen geïnspecteerd op aanwezige zoogdieren en amfibieën. Aangetroffen dieren worden verplaatst naar een geschikte locatie buiten het plangebied.
- 3. Om verstoring van broedende vogels te voorkomen worden graaf- en rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd.
- 4. In de tuin van de te realiseren woning worden geen verlichtingspunten geplaatst en geen bomen aangelicht om verstoring van vliegende vleermuizen te voorkomen.
Voorafgaand aan de bouwaanvraag dient een nader onderzoek te worden verricht naar vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels. Wanneer deze aanwezig zijn in het gebied dat aangewezen is als woongebied, moeten hiervoor mitigerende maatregelen getroffen worden. Deze maatregelen moeten gelijktijdig met de bouwaanvraag ingediend worden.
3.9.3 Omgevingsvergunning
Voor de realisatie van woningbouw moet een omgevingsvergunning (kapvergunning) aangevraagd worden. Omdat het betreffende gebied in het vigerende bestemmingsplan de bestemming bos heeft en het groter is dan 10 are, valt de kap van het bos voor woningen onder de provinciale richtlijn Compensatie Bos en Natuur. Dit betekent dat er bij het kappen van bos een compensatie verplicht is plus een kwaliteitstoeslag van 40%. Hiervoor is een compensatieplan opgesteld. Bij de gemeente Berkelland zal ten behoeve van dit bestemmingsplan 0,16 ha. nieuw bos aangelegd worden.
3.10 Waterhuishouding
De watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet. Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
- Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003)
- Landelijke Handreiking Watertoets 2 (RIZA, december 2006)
- Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 15 december 2008)
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Kwakkenberg. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016” relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Grondwater
Het plangebied bevindt zich in niet een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermings- gebied.
Riolering/ hemelwater
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Bergweg. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel.
Figuur 9: Riooltechnische ontsluiting
In het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water geldt als gemeentelijk beleid om schoon hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000 gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.
Kaders
Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt en geen ontheffing wordt verleend, moet een waterhuishoudkundigplan bij de gemeente worden ingediend.
Hoofdstuk 4 Juridische Vormgeving
Onderhavig bestemmingsplan heeft tot doel de realisatie van een bouwperceel mogelijk te maken aan de Bergweg te Nijmegen.
Voor het bestemmingsplan is aangesloten bij het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen, waarin de standaardvoorschriften en een standaard kaartbeeld zijn geformuleerd. Verder is voor het plan aangesloten bij de bewoordingen en opbouw van planregels conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen (SVBP). Ten slotte voldoet het plan aan de bepalingen zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.
Voor onderhavige ontwikkeling is gekozen voor de bestemmingen: "Wonen (W)", "Tuin (T)" en "Bos (BO)" en de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie 3 (WR - A3)" en "Waarde - Natuur en Landschap".
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan Kwakkenberg 1994 - 5 (Bergweg 4) maakt het mogelijk om één vrijstaande villa te kunnen bouwen, waardoor (een deel van) de schadeclaim in nature kan worden uitgekeerd.
Het restant van de schadeclaim zal uit de algemene middelen van de gemeente betaald worden.
Het bestemmingsplan is financieel-economisch uitvoerbaar.
Een exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening is dan ook niet noodzakelijk.
5.2 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het Bro overleg ex. artikel 3.1.1 is het concept van het ontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de Inspectie VROM, het Waterschap Rivierenland, de Provincie Gelderland en het Ministerie van Defensie (Volkel).
De overlegpartners hebben de volgende reacties gegeven op het plan:
- Waterschap Rivierenland
Het plan bevat geen ruimtelijk relevante wateraspecten (zoals bijvoorbeeld watergangen, persleidingen, waterkeringen of compenserende waterberging). Daarom hoeft de watertoets niet verder doorlopen te worden.
Voor de uitvoering van het plan is geen watervergunning van het waterschap vereist.
- Inspectie VROM
In de brief van 26 mei 2009 aan alle Colleges van Burgemeester en Wethouders heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie co"rdineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, - projectbesluiten en -structuurvisies richting gemeenten.
Het bovengenoemde plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB.
- Ministerie van Defensie (Volkel)
Met inachtneming van het voorbehoud zoals gemaakt in artikel 8.4 van de regels (radarbescherming) van het concept-ontwerpbestemmingsplan "Kwakkenberg 1994-5 stemt het Ministerie van Defensie in met deze concept-ontwerpherziening.
Wel wordt geconstateerd zoals ook telefonisch meegedeeld, dat de maximale hoogte van 65 meter boven NAP bij de gegeven bouwhoogten al zeer snel zal worden overschreden, in welk geval verdere afstemming met het Ministerie van Defensie (conform artikel 8.4.2) noodzakelijk is.
- Provincie Gelderland
Provinciaal Beleid
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de provinciale structuurvisie. Streekplan Gelderland 2005 (hierna: structuurvisie) en verschillende uitwerkingen en herzieningen daarvan. Voorts gelden er verschillende thematische structuurvisies.
Een gedeelte van het provinciale beleid is op grond van de Wro-Agenda vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland (hierna: verordening). De verordening stelt eisen ten aanzien van de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen.
Planbeschrijving
Het plan voorziet in de bouw van een vrijstaande woning op de locatie aan de Bergweg. Het plangebied ligt aan de oostzijde van Nijmegen, ten zuiden van de Berg en Dalse-wegen aan de rand van de villawijk De Kwakkenberg.
Provinciaal belang
Het voorontwerp geeft de provinciale afdelingen aanleiding om te adviseren. De geplande woning ligt buiten het bestaande bebouwde gebied en buiten de woningbouwcontour. Dit is in strijd met de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
Gedeputeerde Staten hebben om het bestemmingsplan toch mogelijk te maken, op 30 augustus 2011 een ontheffing van de verordening verleend.
Verder bevat voorliggend plan geen strijdigheid met het provinciale beleid.
De provinciale afdelingen adviseren het voorliggende plan verder in procedure te brengen.