KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
Artikel 4 Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Huidige Situatie
1.3 Toekomstige Situatie
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Cultuurhistorie
3.2 Archeologie
3.3 Fysieke Veiligheid
3.4 Verkeer
3.5 Milieu
3.6 Groen
3.7 Water
Hoofdstuk 4 Juridische Vormgeving
4.1 Plansystematiek En Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Exploitatie
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Brief Raad Van State
Bijlage 1 Brief Raad Van State

Buitengebied Dorp Lent - 29 (Fietsbrug en aanpassing Snelbinder Lent)

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Onherroepelijk op 22-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 29 (Fietsbrug en aanpassing Snelbinder Lent)van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.6 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.12 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwhistorisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.20 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.21 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen;
  2. 2. ziekenhuizen;
  3. 3. verpleeghuizen;
  4. 4. de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen':
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medische centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven.


geluidsgevoelige terreinen

  • I. terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • II. woonwagenstandplaatsen.

1.22 historisch stedenbouwkundig erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.

1.23 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.24 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.26 ondergrond

voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP140W29_GBKN20110324.dgn.

1.27 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.28 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.29 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.30 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.31 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke.

1.32 straatprostitutie

het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.33 terreinen met een archeologisch belang

terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.

1.34 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.35 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.2 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 het peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen, overkluizingen, ongelijkvloerse kruisingen, viaducten, onderdoorgangen, taluds en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug (geen busbanen toegestaan), taluds, ongelijkvloerse kruising, viaduct dan wel overkluizing met bijbehorende voorzieningen;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, taluds en bermen;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van afvoer en berging, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  5. e. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  6. f. nutsvoorzieningen, zoals ondergrondse kabels en leidingen;
  7. g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 6.2.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, waterlopen en waterpartijen alsmede voor oevers en onderhoudsstroken, bruggen zonder pijlers en andere waterstaatkundige werken en;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen.

4.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 10 meter.

6.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn.

6.3 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies;
  2. b. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 6.2 is toegestaan.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Seksinrichting of esortbedrijf

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

8.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 29 (Fietsbrug en aanpassing Snelbinder Lent).

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor deze herziening van het bestemmingsplan is de wens om een fietsbrug en een aanpassing van de bestaande Snelbinder in Lent te realiseren.

Dit bestemmingsplan bevat alle relevante informatie die noodzakelijk is voor de wijziging van de bestemmingsregeling van de betrokken gronden. In dit eerste hoofdstuk wordt de huidige en toekomstige situatie beschreven.

1.2 Huidige Situatie

Ruimtelijke context

Het beeld van het plangebied voor Knoop Lent waar de fietsbrug onderdeel van uit gaat maken wordt in de huidige situatie bepaald door het spoortalud, waarop de spoorlijn Arnhem-Nijmegen ligt, de Lentse Lus, Prins Mauritssingel en de Griftdijk Noord. De Griftdijk Noord takt vanuit noordwestelijke richting via een spoorse doorsnijding onder het spoor (coupure) door, ten zuiden van de Lentse Lus aan op de kruising Prins Mauritssingel/Laauwikstraat. De locatie van fietsbrug ligt ten noordwesten van het plangebied Knoop Lent, aan de westzijde van het spoortalud in het verlengde van de Griftdijk Noord.
De westzijde van het spoortalud heeft momenteel een landelijk en agrarisch karakter met lintbebouwing waar de Griftdijk (Noord) doorheen loopt.
De oostzijde van het spoortalud wordt bepaald door de Prins Mauritssingel. Op de Prins Mauritssingel worden verschillende soorten van bebouwing georiënteerd. De oostzijde laat een raakvlak van stedelijkheid enerzijds (Prins Mauritssingel) en dorps anderzijds (bebouwing Lent) zien.

Tijdelijk station, P&R en wooninformatiecentrum Waalsprong

Ten noorden van de huidige spoorse doorsnijding bevindt zich het tijdelijk treinstation dat vervangen gaat worden. Aan weerszijden van het talud zijn de perronopgangen aanwezig. Aan de oostzijde van het spoortalud bevinden zich het P&R-terrein, fietsenstallingen en 'kluizen' en het wooninformatiecentrum Waalsprong.

Snelbinder
De Snelbinder is de snelfietsroute tussen station Nijmegen Centraal en Nijmegen Noord. De Snelbinder die gekoppeld is aan de spoorbrug, ligt parallel aan het spoortalud richting plangebied. De Snelbinder landt vervolgens aan op de huidige Lentse Lus ten oosten van het spoortalud.

Tijdelijke verkeerssituatie

Momenteel is er in het gebied sprake van een tijdelijke verkeerssituatie omdat het gebied wordt getransformeerd. De Graaf Alardsingel en het splitsingspunt zijn nog niet gerealiseerd. De Lentse Lus, die voorheen de enige verbinding was tussen de oost- en westzijde van Lent en zowel langzaamverkeer als gemotoriseerd verkeer faciliteerde, doet in de huidige situatie enkel dienst als een langzaamverkeersverbinding.
Daarnaast is er sprake van een nieuwe gelijkvloerse kruising op de Prins Mauritssingel ter hoogte van de Laauwikstraat. Op deze kruising wordt zowel langzaam- als gemotoriseerd verkeer afgewikkeld.

1.3 Toekomstige Situatie

Ruimtelijke context

De huidige situatie gaat flink op de schop. De Griftdijk Noord die momenteel nog in het plangebied ligt, maakt binnen het projectgebied Knoop Lent plaats voor de Graaf Alardsingel. De Graaf Alardsingel vormt in de toekomst de verbinding tussen de Prins Mauritssingel en de nieuwe stadsbrug “de Oversteek” en omarmt de noordoostkant van de Citadel, het nieuwe stadshart van Nijmegen Noord.
De huidige Prins Mauritssingel buigt in de toekomstige situatie net iets ten noorden van de huidige Lentse Lus af in zuidwestelijke richting en sluit dan aan op de Graaf Alardsingel. De Graaf Alardsingel en de Prins Mauritssingel vormen tezamen een T-splitsing, die ten noorden van de huidige Lentse Lus wordt geprojecteerd. Na de T-splitsing zet de Prins Mauritssingel zich voort in zuidelijke richting. Om de verkeersstromen in het profiel van de Graaf Alardsingel te kunnen faciliteren zal de huidige coupure in het spoortalud in zuidelijke richting worden verbreed.

Nieuw station Nijmegen Lent

Het huidige station wordt vervangen en verplaatst in zuidelijke richting. De hoofdentree bevindt zich dan aan het stationsplein. Dit plein wordt in de toekomst gekenmerkt door een oostelijk en westelijk deel aan weerszijden van het spoortalud. Door middel van een circa 30 meter brede passage worden de pleindelen verbonden. De passage dient als een verbindende schakel tussen Citadel en Lent, het faciliteren van een belangrijke langzaamverkeersverbinding en als een perronverbinding.
Ten noorden van de verbrede coupure bevindt zich een secundaire entree van het nieuwe station Nijmegen Lent. De perrons strekken zich uit tussen de noordelijke en de zuidelijke opgangen.

Aanpassing Snelbinder

De Snelbinder zal samen met de voorgestelde fietsbrug onderdeel uit gaan maken van het Rijn-Waalpad, een snelfietsroute tussen Arnhem en Nijmegen. Om de Snelbinder in de plannen van Knoop Lent te kunnen inpassen, is het noodzakelijk dat de aanlanding van de Snelbinder wordt ingekort en verlaagd, zodat deze kan aanlanden op het stationsplein ten oosten van het spoortalud en ten zuiden van de passage.

De fietsbrug

De fietsbrug die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, bevindt zich ten westen van het spoortalud, deels op het tracé en grotendeels in het verlengde van de huidige Griftdijk Noord. De brug kruist de Graaf Alardsingel en zet zich voort in zuidelijke richting om vervolgens af te buigen naar het Stationsplein.
De noordelijke aanlanding bevindt zich direct ten zuiden van de toerit naar het toekomstige Citadelcollege aan de Griftdijk Noord. De zuidelijke aanlanding bevindt zich op de rand van de Citadel.
De fietsroute kan daarna worden vervolgd via stationsplein/passage in zuidelijke of oostelijke richting.

Vormgeving fietsbrug

Het idee is om de brug een contrasterende vormgeving te geven ten aanzien van de betonnen coupures en er een transparant en elegant geheel van te maken. De fietsbrug en de coupures moeten de nodige afstand tot elkaar hebben zodat ze onafhankelijk van elkaar beleefd kunnen worden.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 en 3 van deze toelichting komt alle beschikbare informatie over het plangebied aan bod. In het tweede hoofdstuk wordt het relevante beleid en in het derde hoofdstuk de omgevingsaspecten besproken.

In hoofdstuk 4 komt de juridische vormgeving van het plan aan bod.

De toelichting wordt afgesloten met een hoofdstuk over de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid

2.1 Inleiding

Om het plan te verankeren in het ruimtelijk beleid van de provincie en de gemeente wordt in dit hoofdstuk het relevante ruimtelijk beleid besproken. Het groenbeleid wordt afzonderlijk in hoofdstuk 3 besproken.

2.2 Provinciaal Beleid

Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem – Nijmegen moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden.

Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie.

Stedelijke ontwikkeling

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”. Locaties voor stedelijke uitbreiding dienen te passen in het bundelingsbeleid en te zijn afgestemd op de uitgangspunten van infrastructuur, water en milieu. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet worden voldaan aan de basiskwaliteitseisen van bodem (waaronder archeologie), water, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Stedelijke uitbreidingen moeten aansluiten bij de ruimtelijke structuur/kenmerken van de regio, met aandacht voor de actuele marktvraag. De provincie heeft afspraken gemaakt met de regio's om indicatief de reservering van uitbreidingsruimte voor stedelijke functies uit te werken in zoekzones voor stedelijke functies.

Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG)

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. De wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden.

Hieronder volgen de voor dit plan relevante hoofdlijnen van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

Verstedelijking

De Ruimtelijke Verordening legt het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vast door met voorschriften die bepalen dat nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt: binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones bedrijventerreinen uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking. Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan plaatsvinden buiten deze gebieden. Het gaat dan om nieuwe bebouwing die functioneel gebonden is aan het buitengebied, bij functieverandering naar een niet-agrarische functie, bij oprichting van nieuwe landgoederen en voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven. Gedeputeerde Staten hunnen hiervan ontheffing verlenen, indien er sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde gebieden en als de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen

Het Regionaal Plan (RP) vormt een richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het Regionaal Plan wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Het doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In dit Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030

De gemeenteraad heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen, maar ook een ontwikkelingskader voor investeringen. Het werkingsgebied van de Structuurvisie is het hele grondgebied van Nijmegen in relatie tot ontwikkelingen in de regio of in (inter)nationaal verband. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. Alleen de ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie wordt in de loop van 2012 geactualiseerd. Daarin wordt onder andere nieuw beleid en het nieuwe Coalitieakkoord, verwerkt.


De Structuurvisie gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, dat is gekoppeld aan de Stadsbegroting. In Nijmegen is ervoor gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, waarin per coalitie accenten gelegd kunnen worden en om te bepalen of het nodig is om de ruimtelijke ambities bij te stellen.

Ruimtelijke ambities voor Nijmegen 2030

In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden: wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt:

- Nijmegen omarmt de Waal;

- goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen;

- multifunctionele Knopen met een eigen identiteit;

- meer ruimte voor groen en water;

- wonen in sterke en ongedeelde wijken;

- vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid.

2.4 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de beleidsnota's van de verschillende overheden.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden Waalsprong

Voor het gehele Waalspronggebied heeft een inventarisatie van de belangrijkste cultuurhistorische waarden plaatsgevonden. Op de inventarisatiekaart zijn lijnvormige elementen als historische wegen, waterlopen en het tracé van de Waaldijk aangegeven. Daarnaast zijn gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde aangeduid, waaronder de dorpskern van Lent, de uiterwaarden van de Waal en het dorp Ressen.

Cultuurhistorische waarden in het plangebied

In het bestemmingsplangebied zijn de volgende cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig:

- Griftdijk: de Griftdijk is aangelegd bij het graven van de Grift in het begin van de 17de eeuw. Deze trekvaart vormde een nieuwe snelle vaarverbinding tussen Nijmegen en Arnhem. Na verzanding en uiteindelijke sluiting van de vaart verdween de waterloop vrijwel geheel uit het landschap, maar de begeleidende dijkstructuur is als hoofdwegstructuur behouden gebleven. Op diverse locaties zijn restanten van het oude dijkprofiel en de lintbebouwing langs de dijk herkenbaar. Het dijktracé is van oudsher structuurbepalend voor de ontwikkeling van het gebied tussen Nijmegen en Arnhem en vormt de historische verbindingsweg tussen beide steden en verschillende dorpen in het tussenliggende gebied. Hierdoor heeft deze structuur cultuurhistorische waarde.

- Spoorlijn/Defensiedijk: spoordijk uit de jaren '70 van de 19de eeuw; door het hoge talud en het massieve, sterk scheidende karakter heeft de structuur een uitgesproken eigen identiteit. In 1950-1951 werd de spoordijk onderdeel van de Eisenhower(- of Defensie)dijk, één van de markante structuren binnen de IJssellinie. De poortdoorgang bij de Griftdijk Noord bezit nog de betonnen schotsleuven, waarmee de defensiedijk kon worden afgesloten. De IJssellinie, die zich uitstrekt van Nijmegen tot Zwolle is als geheel een uniek relict van de Koude Oorlog en heeft een hoge cultuurhistorische waarde.

De oude structuurlijnen, zoals de Griftdijk en de spoorlijn/defensiedijk, blijven met dit bestemmingsplan gehandhaafd. Een fietsbrug over de Griftdijk doet geen afbreuk aan de cultuurhistorsiche waarde van deze structuur. Hiermee is het uitgangspunt uit de MER Waalsprong, waarin staat dat in het kader van nieuwe ontwikkelingen moet worden bezien of oude structuurlijnen een toonaangevende betekenis kunnen behouden, opgevolgd.

Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie zijn er daarom geen bezwaren tegen het voorgestelde bestemmingsplan.

3.2 Archeologie

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).


Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de archeologisch belangrijke zones zijn aangegeven.

Het plangebied van het bestemmingsplan ligt in een gebied dat op de archeologische beleidskaart is aangeduid als een gebied met een nader te onderzoeken belang (waarde 1). Hier geldt een lage verwachting voor het aantreffen van archeologische resten. Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang krijgen geen aanduiding in het bestemmingsplan. Er hoeft geen archeologisch onderzoek plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0001.png"

Archeologische beleidskaart

Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan melding te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze melding dient te gebeuren bij de minister van OCW, i.e. de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

3.3 Fysieke Veiligheid

Vanuit brandweer Nijmegen ziet men geen belemmeringen t.a.v. het beoogde plan. Wèl is er een tweetal aandachtspunten:

  • Bij de hoogte van de fietsbrug dient rekening gehouden te worden met onderlangs passerende brandweervoertuigen (minimaal 4,20 meter tussen wegdek en onderzijde brug);
  • bij de aanpassing van de Snelbinder dient rekening gehouden te worden met mogelijk gebruik van de Snelbinder door een brandweervoertuig (o.a. m.b.t. bochtstralen en draagvermogen).

De voorwaarden die de brandweer stelt t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de 'Nijmeegse Bouwverordening' (artikel 2.5.3 en artikel 5.1.2) en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.

3.4 Verkeer

Bereikbaarheid

Hoofdwegen autoverkeer

De stedelijke hoofdwegen in de Waalsprong zijn onderdeel van de toegangswegen naar de stad en vervullen een functie voor het verbinden van stadsdelen en de bereikbaarheid met de regio. De belangrijkste wegen zijn de Prins Mauritssingel en de toekomstige Graaf Alardsingel; deze zijn verbonden met respectievelijk de Waalbrug en de nieuwe Stadsbrug. Voor de interne bereikbaarheid van het gebied zijn de Griftdijk, Vossenpelssestraat, Vrouwe Udasingel, Turennesingel, Parmasingel, Groenestraat en de Prins Hendrik VI-singel van belang. Het voornemen is de Griftdijk op termijn uit te rusten met een bewonersvriendelijke knip ten zuiden van de Stationsstraat. De Laauwikstraat en de dijken krijgen op termijn een minder belangrijke rol voor de afwikkeling van het autoverkeer. Uitgangspunt in het Voorkeursmodel is dat de ontsluiting van de autowegen zo is opgezet dat autoverkeer zo snel mogelijk uit de woongebieden naar de Prins Mauritssingel wordt geleid. De afstand naar voorzieningen moet daarbij langer zijn dan met de bus of de fiets.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0002.jpg"

De Waalsprong wordt Duurzaam Veilig ingericht. Daarbij moeten op het hoofdwegennet functie, gebruik en vormgeving op elkaar zijn afgestemd. Basis daarbij is de wegencategorisering waarbij onderscheid wordt gemaakt naar:

- gebiedsontsluitingsweg (maximum snelheid 50);

- erftoegangswegen (30 km-zones).

De woonvlekken in de Waalsprong (alle woonstraten) zijn of worden ingericht als 30 km-zone. Uitgangspunt is dat gemotoriseerd verkeer gebundeld wordt afgewikkeld over het stelsel van gebiedsontsluitingswegen. Door de ruimtelijke opbouw wordt getracht autoverkeer vanuit de woonwijk zo efficiënt mogelijk naar de meest nabijgelegen ontsluitingweg te leiden. Daarmee verbetert de verkeersveiligheid in de wijken.

De vorming van zgn. gebiedsontsluitingswegen B (menging van verkeer en verblijf) zoals die in de bestaande stad bestaan, moet worden voorkomen in het nieuwbouwgebied. Voor bestaande wegen (wegen van voor 1996) moet een keuze worden gemaakt, of gebiedsontsluitingsweg, of 30 km zone.

Het gedeelte van de Griftdijk-Noord binnen de bestemmingsplangrenzen verandert van aanzien. Er wordt een talud aangelegd die aansluit op de fietsbrug over de Graaf Alardsingel. Hiermee wordt dit deel van de Griftdijk ontoegankelijk voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van hulp- en reinigingsdiensten. Het deel van de Griftdijk-Noord ten zuiden van de kruising met de Westelijke Parallelroute krijgt alleen nog een functie voor gemotoriseerd verkeer als ontsluitingsroute van de brandweer, kantoren, woningen en het Citadel college.

Fietsverkeer

Het Voorkeursmodel 2003 geeft aan dat de fietspadenstructuur radiaal van opzet moet zijn en bestaat uit een netwerk van korte, veilige en aangename routes die woongebieden verbinden met voorzieningen, werkgebieden en de bestaande stad. Ook de Aanvulling MER Waalsprong geeft aan dat de kansen voor de fiets afhankelijk zijn van het maken van directe routes en een fijnmazig netwerk. Het doorbreken van de barrièrewerking van het spoor speelt hierbij een belangrijke rol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0003.jpg"

Een toename van het fietsgebruik wordt bereikt door een fietsroutenetwerk te realiseren met een maaswijdte van 400-600 meter, met rechtstreekse en samenhangende routes die alle belangrijke voorzieningen ontsluiten. Daarbij zijn ook comfort (verharding, doorstroming), aantrekkelijkheid en verkeersveiligheid belangrijke factoren. In het Ontwikkelingsbeeld is aangegeven dat met de bouw van de Snelbinder de bereikbaarheid van de bestaande stad vanuit de Waalsprong uitstekend is. Binnen en tussen de wijken zal een fijnmazig fietsnetwerk ontstaan. De noord-zuidgerichte lijnen die het ruimtelijk raamwerk vormen voor de Waalsprong zijn van groot belang voor het fietsroutenetwerk. Een aandachtspunt is de verbetering van de oost-westverbindingen in het gebied.

In oktober 2007 is de beleidsnotitie “De Doorsteek, gewenst fietsnetwerk in de Waalsprong” vastgesteld. In deze beleidsnotitie wordt uitgegaan van de realisering van snelfietsroutes met een noord-zuidrichting. Naast de bestaande verbindingen worden drie nieuwe oost-westverbindingen voor langzaam verkeer over het spoor en de Prins Mauritssingel gerealiseerd. De toevoeging van deze verbindingen heeft een groot effect op de bereikbaarheid van de wijk en bepaalt in belangrijke mate de samenhang van het fietsnetwerk. De verbindingen zijn gesitueerd ter hoogte van de Vrouwe Udasingel, ten zuiden van de Landschapszone (Groot Brittanniëstraat) en ten noorden van de Landschapszone. Inmiddels is de fietstunnel bij de Vrouwe Udasingel reeds aangelegd. De exacte uitvoering van de overige verbindingen is nog onderwerp van studie.

De fietsbrug zal deel uitmaken van de snelfietsroute en zal aansluiten op de Snelbinder en het westelijk deel van het Rijn/Waalpad. Hiermee zal een barrièreloze fietsverbinding ontstaan onder het spoor door en over de Graaf Alardsingel heen. Hiermee ontstaat ook een verbinding tussen de Citadel en Oud Lent.

Voor de aansluitingen moet het deel van de Griftdijk binnen het bestemmingsplangebied aangepast worden. Er zal een talud gerealiseerd moeten worden tot aan de fietsbrug. Aan de andere zijde van het spoor zal de snelbinder aangepast moeten worden zodat er een technische aansluiting kan worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0004.jpg"

Tracé fietsbrug in breder verband

Openbaar vervoer

Openbaar vervoer vormt een belangrijk onderdeel in het verkeerssysteem van de Waalsprong. Maatregelen op het gebied van (hoogwaardig) openbaar vervoer leveren een bijdrage aan de beperking van de groei van het autoverkeer. Openbaar vervoer bestaat uit trein, Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) en uit stads-en streeklijnen. Regiorail gaat in de toekomst de S-vorm Wijchen-Nijmegen-Arnhem-Zevenaar bedienen.

In het OV-systeem van de Waalsprong zijn nog veel ontwikkelingen te verwachten, waaronder de realisatie van nieuwe stations (Lent en/of Ressen) en de aanleg van HOV-routes. Nabij het centrumgebied komt het vervoersknooppunt van de Waalsprong te liggen, knooppunt Lent. Hier sluiten trein, regulier openbaar vervoer en HOV op elkaar aan.

De HOV-verbinding Waalsprong-centrum-Nijmegen CS-Heyendaal (één van de eerste zogenaamde Keizerlijnen) komt als meest kansrijk naar voren. Binnen de wijk splitst de HOV-verbinding zich in twee takken: één via de Griftdijk en de Fruitlaan naar Woonpark Oosterhout en dorp Oosterhout, en één via de Griftdijk en Groot Oosterhout naar Knooppunt Ressen. Bij Ressen sluit het HOV aan op een transferium, waar bezoekers aan Nijmegen hun auto kunnen parkeren om verder te reizen met het openbaar vervoer. Het transferium levert een bijdrage aan de vermindering van de verkeersdruk op de A325 en de Prins Mauritssingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0005.jpg"

Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aangewezen op de haltevoorzieningen van de Graaf Alardsingel, tegenover de sporthal. Daarnaast is station Nijmegen Lent op loopafstand bereikbaar voor het gebied.

Autoparkeren

Uitgangspunt bij het hanteren van parkeernormen voor nieuwbouw is dat het aantal parkeerplaatsen overeenstemt met de (verwachte) parkeerbehoefte. Het aantal noodzakelijke parkeerplaatsen wordt vastgesteld aan de hand van de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers. Voor de te ontwikkelen woningbouw wordt de parkeernormering gehanteerd conform publicatie 182 van het kenniscentrum CROW. Daarbij worden altijd de meest recente parkeerkencijfers van het CROW gehanteerd. Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone “Schil/Overloopgebied”. Voor deze bestemmingsplanwijziging zijn geen extra parkeerplaatsen noodzakelijk.

Verkeersveiligheid

Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Binnen de bestemmingsplangrenzen verandert de Griftdijk in een langzaamverkeerroute en wordt de rest uitgevoerd in een langzaam verkeerroute.

3.5 Milieu

3.5.1 Algemeen/Bedrijvigheid

Algemeen

Het bestemmingsplan beoogt het mogelijk maken van een fietsverbinding (de fietsbrug Lent) en een aanpassing van de Snelbinder in Lent. In relatie tot de naaste omgeving kan de gewenste invulling als passend worden aangemerkt.

Bedrijvigheid

Binnen het plangebied wordt de vestiging van bedrijven niet mogelijk gemaakt. Een milieuzonering voor bedrijven is dan ook niet van toepassing op onderhavig bestemmingsplan.

Indirecte hinder

Met betrekking tot de verkeersaantrekkende werking van het plan kan opgemerkt worden dat gezien het te verwachten gebruik als fietsroute, waarbij gevaarlijke kruisingen met gemotoriseerd verkeer worden voorkomen, geen verhoging van de indirecte hinder valt te verwachten.

Conclusie

Rekening houdend met het bovenstaande kan vanuit algemene milieu-optiek en bedrijvigheid de gewijzigde bestemming als acceptabel worden aangemerkt.

3.5.2 Geluid

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen of gezoneerde geluidsbronnen mogelijk. Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bestaan er geen beperkingen voor dit plan.

3.5.3 Bodem

Algemeen

Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn. Daarom wordt de bodemkwaliteit beoordeeld in relatie tot het bestemmingsplan.

Bodemkwaliteit

Binnen het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd waaruit blijkt dat de grond licht verontreinigd is. Er zijn géén sterke verontreinigingen in de bodem aanwezig.

Conclusie

Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming worden geen maatschappelijke en financiële belemmeringen verwacht ten gevolge van een bodemverontreiniging.

3.5.4 Luchtkwaliteit

Algemeen

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, dan moet gelet worden op de volgende twee aspecten: a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor als bron van slechte luchtkwaliteit; b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.


Beoordeling ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.Het onderhavige plan, t.w. een fietsbrug over de Graaf Alardsingel in Lent en een aanpassing aan Snelbinder veroorzaakt op zichzelf geen gemotoriseerd verkeer en hoeft daarom niet getoetst te worden. Het realiseren van hoofd- en snelfietsverbindingen kan zelfs verlagend werken op de autoverkeerintensiteiten en daarmee een verbetering opleveren voor de luchtkwaliteit. Verder is de aanleg van de fietsbrug bevorderend voor de doorstroming van het autoverkeer op de Graaf Alardsingel en aansluitende hoofdverkeersstructuur en kan daarmee een verbetering opleveren voor de luchtkwaliteit.

ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Fietsroutes en fietsbrug zijn niet aangewezen als gevoelige bestemmingen, zodat ook dit aspect geen belemmering voor het plan inhoudt.


Conclusie Vanuit het aspect luchtkwaliteit volgen geen beperkingen voor dit plan.

3.5.5 Externe veiligheid

Algemeen

Het plan betreft de aanleg van een fietsverbinding. Deze invulling wordt niet aangemerkt als een (beperkt)gevoelige bestemming in het kader van externe veiligheid, voornamelijk omdat het geen activiteit is, waarbij het verblijf gedurende enige tijd van personen vooropstaat. In het plan worden geen verblijfsruimten mogelijk gemaakt.

Hoewel het plangebied binnen de beoordelingszone van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen is gelegen, waarbinnen de oriënterende waarde met betrekking tot het Groepsrisico (GR) ruimschoots wordt overschreden, vormt deze overschrijding voor de planvorming geen beperking. Dit omdat er binnen de plangrenzen geen verblijfsgebieden worden gerealiseerd.

Vanuit die optiek wordt het GR door de planvorming niet beïnvloed.

Conclusie

Met betrekking tot de aanleg van de fietsbrug Lent en de aanpassing van de Snelbinder Lent vormt externe veiligheid geen beperking voor de planvorming.

3.5.6 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd. Kernpunten liggen bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden.

Van het plan fietsbrug Lent en aanpassing Snelbinder Lent maken geen utiliteits- en /of woningbouw onderdeel uit, en dus bestaat er ook geen warmtevraag dan wel koelingbehoefte. Daarom zijn voor dit plan geen EPC-onderzoeken en energiescans van toepassing.

Er hoeven met betrekking tot dit plan dan ook geen klimaatdoelstellingen in beeld te worden gebracht.

3.6 Groen

Europees beleid

Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn

De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn maken deel uit van de Europese regelgeving en zijn van kracht in alle Europese lidstaten. Beiden kennen een gebiedsbeschermings- en een soortenbeschermingscomponent. Het aspect soortenbescherming van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn is in de Nederlandse Flora- en Faunawet opgenomen. De uiterwaarden van de Waal zijn aangemeld als Speciale Beschermingszone voor de Vogelrichtlijn en het gebied van de Gelderse Poort is tevens aangemeld als Speciale Beschermingszone voor de Habitatrichtlijn. Vanuit de Europese regelgeving dienen ingrepen in of nabij deze gebieden getoetst te worden op hun effecten ten aanzien van de beschermde status.

Nationaal beleid

Binnen de Nederlandse natuurwetgeving hebben twee wetten specifiek betrekking op de bescherming van de natuur. Het gaat hierbij om de Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet. De Flora- en Faunawet richt zich specifiek op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet zich beperkt tot de bescherming van specifiek aangemerkte gebieden.

Flora- en Faunawet

De bescherming van plant- en diersoorten is geregeld in de Flora- en Faunawet. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de regel dat het kappen van bomen alleen mag plaatsvinden buiten het broedseizoen.

Het plangebied dient door middel van een quick scan onderzocht te worden op de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten.

Flora- en faunaonderzoek

Door Bureau Waardenburg is in 2010 onderzoek gedaan naar het voorkomen van soorten die beschermd zijn ingevolge de Flora- en faunawet. Daarbij is getoetst of er ten aanzien van eventueel aanwezige beschermde soorten negatieve effecten optreden als gevolg van de realisatie van knoop Lent. Tevens is getoetst of er ten aanzien van Natura 2000-gebieden en/of de EHS negatieve effecten zijn te verwachten.

Hoofdconclusie is dat op voorhand de Flora- en faunawet het bestemmingsplan niet in de weg lijkt te staan. Om er zeker van te zijn dat negatieve effecten op beschermde soorten tijdens de realisatie wordt voorkomen wordt nader onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek zal begin 2011 starten en uiterlijk eind september 2011 zijn afgerond. In dit onderzoek wordt bijzondere aandacht besteed aan het voorkomen van vleermuizen. Mocht uit dit onderzoek naar voren komen dat er inderdaad negatieve effecten zijn te verwachten dan worden in of nabij het plangebied compenserende en/of mitigerende maatregelen getroffen. Hiervoor zijn voldoende mitigatiemogelijkheden in de directe omgeving beschikbaar.

Als voorkomen wordt dat de nabijgelegen beschermde gebieden door de ingreep worden verstoord door bijvoorbeeld licht en geluid, is er tevens geen sprake van negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal en de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Aangezien de voorgenomen realisatie niet leidt tot toename van licht en geluid zijn negatieve effecten derhalve niet te verwachten.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet heeft als doel het beschermen en instandhouden van bijzondere gebieden in Nederland. In de vigerende wet zijn twee categorieën beschermde gebieden: beschermde natuurmonumenten (particulier eigendom) en staatsnatuurmonumenten (staatseigendom). Handelingen binnen beschermde gebieden die de wezenlijke kenmerken van het gebied aantasten zijn in principe verboden, en worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgsbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen (de natuurwaarden die in het gebied worden nagestreefd) in gevaar kunnen brengen, moeten worden onderzocht.

De bescherming van Speciale Beschermingszones in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn is verankerd in de Natuurbeschermingswet.

In (de directe omgeving van) de Waalsprong liggen de volgende beschermde gebieden:

- de Waal inclusief uiterwaarden (Vogelrichtlijn);

- de Gelderse Poort (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0006.png"

Begrenzing Nationaal Landschap Gelderse Poort

Gezien de afstand van dit bestemmingsplan tot de Nb-wet gebieden zijn er geen effecten te verwachten.

Provinciaal beleid

Streekplan Gelderland 2005-2015

In het Streekplan Gelderland 2005-2015 wordt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van nationaal niveau vertaald naar het provinciale niveau. De EHS is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. In (de directe omgeving van) de Waalsprong vallen de volgende gebieden binnen de EHS:

- Uiterwaarden van de Waal;

- Landgoed Oosterhout;

- Fort Benedenwaal;

- Park de Woerdt (ten oosten van de Waalsprong).

Bij aantasting van de EHS is het compensatiebeginsel van toepassing. Dat betekent dat wanneer natuur- en landschapswaarden en recreatieve waarden verloren gaan, deze elders moeten worden gecompenseerd zodat per saldo geen kwaliteitsverlies optreedt en een duurzame situatie blijft bestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0007.png"

Het Regionaal plan 2005-2020 geeft de gemeenschappelijke beleidsambities weer voor de ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen. Aangezien het Regionaal Plan wordt beschouwd als uitwerking van het Streekplan fungeert het tevens als toetsingskader voor lokale plannen. Voor natuur is dit vastgelegd in de 'Richtlijn compensatie natuur en bos'. Als er voor een bepaalde ontwikkeling bos of een deel van een natuurgebied moet verdwijnen, dan is het beleid van de provincie heel helder. Het provinciale Streekplan (2005) zegt daarover: het totale oppervlak aan natuur en bos in de provincie mag niet verminderen. Waar iets verdwijnt, zal dat op een andere plaats vervangen moeten worden.

Gezien de afstand van dit bestemmingsplan tot de EHS zijn er geen effecten te verwachten.

Gemeentelijk beleid

Groenstructuurplan Nijmegen Rijk aan Groen (1997)

Met behulp van het groenstructuurplan 'Nijmegen Rijk aan Groen' geeft de gemeente richting aan haar groenbeleid en bepaalt ze de kaders en richtlijnen voor toekomstige ontwikkelingen. Het groenstructuurplan vervult hierbij de rol van een sturingsinstrument voor zowel de korte als de lange termijn en geeft een samenhangend toekomstbeeld voor de onbebouwde, openbare ruimte gericht op een kwalitatief aantrekkelijke stad. Met als centrale doelstelling het realiseren van een leefbare, groene stad om in te wonen, te werken en te recreëren.

Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:

  1. 1. inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  2. 2. een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  3. 3. vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  4. 4. de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

Voor de Waalsprong ligt de uitdaging in het integreren van het karakter van het oude land in het nieuwe (stedelijke) landschap. Bestaande groene lijnen kunnen zo een rol krijgen in de nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast biedt nieuwbouw bij uitstek de kans om wijken integraal op te zetten en rood en groen in balans vorm te geven. Vanuit ecologisch en recreatief oogpunt is het van belang om goede verbindingen met het omliggende landschap te realiseren.

Handboek Stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen vormt een nadere uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen” ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand. Dit Handboek vormt tevens een toelichting op de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), waarin de regels ten aanzien van bomen en groen zijn vastgelegd. Daarmee vormt dit Handboek hèt kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. Deze vallen buiten het kader van dit handboek. Voor bomen op gronden in eigendom van de gemeente Nijmegen die zijn gelegen buiten de eigen gemeentegrens (zoals Heumensoord), is de regelgeving van de betreffende gemeente van toepassing.

De hoofdpunten van het beleid zijn als volgt:

1. Niet alle bomen in Nijmegen zijn gelijk; we maken onderscheid tussen de hoofdboomstructuur en de zogenaamde buurtbomen. Binnen de hoofdboomstructuur staan alle bomen die een bovenlokale bijdrage leveren aan de identiteit/kwaliteit van Nijmegen. In de hoofdboomstructuur wordt gestreefd naar compleetheid en gaafheid. Bomen moeten hier tot volle wasdom kunnen komen. Om die reden geldt een stringent afwegingskader. De bomen die geen deel uitmaken van de hoofdboomstructuur, noemen we de “buurtbomen”. Dit zijn bijvoorbeeld bomen op woonerven, speelveldjes en langs sportvelden. Voor buurtbomen geldt een minder stringent kader.

2. Duidelijke kaders en uitgangspunten bij ruimtelijke ontwikkelingen; bij aanleg of herstructureringen in de openbare ruimte dient zowel boven- als ondergronds voldoende ruimte te worden gecreëerd om een duurzame en vitale ontwikkeling van bomen te waarborgen.

3. Duidelijke kaders en uitgangspunten ten aanzien van het boombeheer; met name in de naoorlogse periode en de grootschalige stadsuitbreidingen in de jaren '80 en '90 is niet altijd voldoende geïnvesteerd in goede groeiomstandigheden. Vanwege erfenissen uit het verleden hebben we te maken met toenemende kosten voor het boombeheer (gevoeligheid voor ziekten, wortelopdruk, veiligheidsrisico's en overlast). Het Handboek Stadsbomen geeft aan welke beheerskeuzen moeten worden gemaakt om de kwaliteit van ons bomenbestand duurzaam te waarborgen tegen aanvaardbare kosten. Centrale gedachte daarin is dat een verschuiving plaatsvindt van sturing op kwantiteit (aantallen bomen) naar sturing op kwaliteit (gezondere bomen, mooiere bomen).

4. Kapvergunningen objectiever, transparanter en beter reproduceerbaar: met de vaststelling van het Handboek is een puntensysteem voor kapvergunningen geïntroduceerd. Uitgangspunt en doelstelling hiervan is dat een meer integrale en evenwichtige afweging van belangen plaatsvindt.

5. Gezien de leeftijdopbouw van het bomenbestand zal de komende jaren een deel van de Nijmeegse bomen het einde van hun levensduur bereikt. Bomen hebben nu eenmaal niet het eeuwige leven. Om die reden wordt een vervangings- en verjongingsplan opgesteld.

Binnen dit bestemmingsplan behoort de Graaf Alardsingel tot de hoofdbomenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0008.jpg"

Uitsnede hoofdbomenstructuur (2009)

Richtlijn Natuur Nijmegen (2004)

De wijze waarop in Nijmegen omgegaan wordt met de natuurwetgeving is nader uitgewerkt in de Richtlijn Natuur. Bij de Richtlijn Natuur horen ook de Natuurwaardenkaart en de Natuurkalender. De Natuurwaardenkaart laat in één oogopslag zien waar in Nijmegen welke beschermde soorten zich bevinden. De Natuurkalender geeft aan wanneer welke werkzaamheden wel of niet mogen worden uitgevoerd. Het gaat hierbij zowel om reguliere beheer- en onderhoudswerkzaamheden als om bouw-, cultuur- en civieltechnische werkzaamheden.

Waardevolle en monumentale bomen

Dit zijn individuele exemplaren die dusdanig waardevol zijn, dat specifieke bescherming gewenst is. In 2010 is een inventarisatie gedaan en zijn de waardevolle en monumentale gemeentelijke bomen in kaart gebracht. Om de status te bepalen zijn meerdere criteria gehanteerd:

  • Leeftijd (minimaal 50 jaar), conditie (levensverwachting minimaal 10 jaar) en habitus;
  • ruimtelijke betekenis voor de omgeving (sfeerbepalend, structuurbepalend, herkenningspunt);
  • cultuurhistorische betekenis;
  • ecologische betekenis, genetische waarde;
  • uitzonderlijk formaat, snoeiwijze e.d..

De groeicondities van deze monumentale bomen en boomgroepen worden in het bestemmingsplan veiliggesteld.

In dit bestemmingsplan komen geen bomen voor van de lijst monumentale en waardevolle gemeentelijke bomen.

Groenstructuur

Binnen het plangebied zijn met name de lindenbomen uit 1950 langs de Griftdijk Noord kenmerkend. Indien deze door de uitvoering van het plan niet behouden kunnen worden, dan wordt aanbevolen om deze bomen in de directe omgeving te compenseren. Enerzijds om het talud van de fietsbrug landschappelijk in te passen en te verfraaien naar de omgeving toe en anderzijds om een groene ecologische structuur te creëren in combinatie met beplanting van het talud.

3.7 Water

Inleiding

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. In bestemmingsplannen is de watertoets verankerd in de zogenaamde waterparagraaf.

In deze waterparagraaf wordt ingegaan op de waterhuishoudkundige effecten van de aanpassing Snelbinder en de aanleg van de fietsbrug over de Graaf Alardsingel, onderdeel van Knoop Lent. In het overleg van 8 april 2011 zijn hierover procesafspraken gemaakt tussen Waterschap Rivierenland, GEM Waalsprong en Gemeente Nijmegen.

Het waterhuishoudkundig inrichtingsplan Waalsprong 2009 is het overkoepelende plan voor de waterhuishouding van de Waalsprong. Knoop Lent is meegenomen in de wateropgave van de Waalsprong. Er is echter nog geen besluit genomen waar het gebied naar toe moet afwateren als het uitontwikkeld is. Hierdoor is het op dit moment niet mogelijk om voor afzonderlijke deelplannen binnen Knoop Lent een waterhuishoudkundig plan uit te werken.

De uitwerking van de waterhuishoudkundige plannen zal onderdeel worden van het uitvoeringscontract met de aannemer van Knoop Lent. In de eisen van het contract wordt opgenomen dat het waterhuishoudkundige plan moet passen binnen de gestelde kaders die gelden voor de Waalsprong. De eisen zullen voorafgaand aan de aanbesteding met het waterschap worden besproken. Op deze wijze wordt geborgd dat:

  • het watersysteem voldoet aan de eisen van de waterbeheerder in dit geval Waterschap Rivierenland;
  • dat voldaan is aan de eisen voor een goede afstemming met de waterbeheerder in het kader van de watertoets.

Watersysteem Waalsprong

Oppervlaktewater; kwantiteit

Het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem voor de gehele Waalsprong. De uitgangspunten en hoofdcontouren van dit watersysteem zijn vastgelegd in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009, d.d. 20 november 2009 met kenmerk 9T9874.A0. Het WIW 2009 is op 26 januari 2010 door het College van Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijmegen vastgesteld. Op 24 februari 2010 is het WIW 2009 ondertekend door GEM Waalsprong, Waterschap Rivierenland en Gemeente Nijmegen.

Uitgangspunt ten behoeve van het watersysteem in de Waalsprong is dat (schoon) regenwater en vuilwater zoveel mogelijk gescheiden blijven. In de Waalsprong wordt voor de afvoer van het schone hemelwater een systeem aangelegd dat bestaat uit goten, wadi's, singels en plassen. Het hemelwater dat op het gebied valt, wordt in eerste instantie geborgen in wadi's. In de wadi's vindt (in)filtratie van het water plaats. Wanneer de wadi's vol zitten, wordt het overtollige water direct afgevoerd naar de singels. Het gefilterde water uit de wadi's komt vertraagd via het drainagesysteem onder de wadi's op het singelsysteem terecht. De singels staan op hun beurt in verbinding met de drie plassen in de Landschapszone en voeren het water op deze manier af. Onderweg vindt een natuurlijke zuivering van het water plaats met behulp van natuurvriendelijke oevers en biologische activiteit in het water.

In de Waalsprong ontstaat op deze wijze een waterkringloop. In natte periodes wordt het wateroverschot opgevangen in de waterplassen. In drogere tijden wordt het water vanuit de plassen rondgepompt door de singels. Op deze wijze blijft het ecosysteem het hele jaar door in stand. Door de singels en plassen zoveel mogelijk te voorzien van natuurvriendelijke oevers, kan in en rond het water in de Waalsprong een bijzonder ecosysteem ontstaan, dat kansen biedt voor zowel planten- als diersoorten

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W29-OH01_0009.png"

De plassen in de landschapszone dienen voor circa 60 ha als retentieoppervlak voor regenwater uit de gehele Waalsprong. Na realisatie zullen deze waterplassen eveneens een belangrijke recreatieve functie vervullen.

Oppervlaktewater; kwaliteit

Bij het afkoppelen van regenwater dient waar mogelijk conform het convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. In het WIW 2009 is opgenomen dat bij aanleg van waterpartijen gestreefd wordt naar tenminste aanleg van natuurvriendelijke oevers aan één zijde van de watergangen. De zuivering van het afstromende hemelwater wordt zo veel mogelijk gereguleerd door de aanleg van wadi's die het water filteren. In overleg met Waterschap Rivierenland is toepassing van alternatieve filtersystemen mogelijk.

Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Bij hoog water op de Waal treedt kwel op, afhankelijk van de afstand tot de Waal en de weerstand van de deklaag. De afstand ten opzichte van de Waal is ca 1,1 km en de invloed van de kwel is in de bestaande situatie aanwezig. In het plangebied zijn geen watergangen aanwezig, maar huidige aanwezige watergangen rond het gebied functioneren voornamelijk voor het afvangen van de kwel en vallen droog bij lage grondwaterstanden.

In de Waalsprong wordt de grondwaterstand sinds 2000 gemeten voor de grondwateronttrekkingsvergunning voor het bouwen in de Waalsprong. Voor de MER dijkteruglegging Lent wordt sinds maart 2009 de grondwaterstand gemeten nabij de projectlocatie. Grondwatergegevens laten zien dat het grondwater zich gemiddeld rond 7,5 à 8 m +NAP zich bevindt. Bij hoge afvoeren in de Waal boven de 12 m +NAP stijgt het grondwater ongeveer tot 9 m +NAP. Tijdens de droogteperiode in 2003 zakte het grondwater uit tot 6,6 m +NAP.

Als gevolg van de dijkteruglegging bij Lent (met de aanleg van een kwelscherm) en de inrichting van het watersysteem Waalsprong zal het grondwaterregime in de toekomst veranderen. De verandering en het effect van het kwelscherm zal gevolgd worden door monitoring. Gemeente Nijmegen en Waterschap Rivierenland hebben een gezamenlijk Meetplan stedelijk Water opgesteld met monitoringsactiviteiten. Vanuit het nationale project Ruimte voor de Waal wordt het effect van het kwelscherm en eventuele aanvullende maatregelen gevolgd gedurende 25 jaar.

Algemeen deel: Knoop Lent

Knoop Lent is een verzamelnaam voor de volgende deelprojecten:

- de aanleg van een T-splitsing die de Prins Mauritssingel verbindt met de Graaf Alardsingel;

- verbreding van de huidige doorgang onder het spoor (Griftdijk Noord) naar de Graaf

Alardsingel;

- de aanleg van het definitieve treinstation Nijmegen Lent;

* het inrichten van een nieuw stationsplein aan de 'oude' Lentse kant van het spoor;

* de aanleg van een nieuwe doorgang voor voetgangers en fietsers onder het spoor; deze komt onder het definitieve treinstation.

* het aanbrengen van geluidsschermen langs het spoor (van het definitieve station tot aan de spoorbrug).

* het aanpassen van de Snelbinder (het fietspad langs de spoorbrug) zodat het aansluit op Knoop Lent en aanleg fietsbrug Graaf Alardsingel.

In de onderstaande tabel staan de wijzigingen van de verharde oppervlakten met betrekking tot de onderdelen in dit bestemmingsplan.

Onderdeel Wijziging verhard oppervlakte
Talud brug noordzijde
Afname:
de aanleg van het brugtalud leidt tot een vermindering van het verhard oppervlakte van circa 1.700 m2 naar circa 780 m2. reden hiervoor is dat het verharde oppervlakte van de Griftdijk-Noord vanaf de aansluiting Spoorstraat inclusief het westelijk fietspad zal komen te vervallen als gevolg van de realisatie van de fietsbrug.
Brugconstructie Geen wijziging:
De brugconstructie valt binnen het bestemmingsplan Graaf Alardsingel. Het hemelwater van de brug blijft afgewaterd op dit gebied.
Talud brug zuidzijde Toename:
de aanleg van het talud leidt tot een toename van het verhard oppervlakte naar circa 560 m2. Het water zal vrij afwateren naar het maaiveld, dan wel worden individuele maatregelen getroffen.
Fietspad van brug naar stationsplein Toename:
de aanleg van het talud leidt tot een toename van het verhard oppervlakte naar circa 840 m2. Het water zal vrij afwateren naar het maaiveld, dan wel worden individuele maatregelen getroffen.
Aanpassing Snelbinder Geen wijziging:
De aanpassing van de Snelbinder leidt niet tot een wijziging van het verharde oppervlakte. De fietsbrug wordt alleen verlaagd. Het deel dat wordt ingekort valt binnen het bestemmingsplan Definitief Station Lent.

In de huidige situatie watert het regenwater af naar de berm van de Griftdijk. Binnen het plangebied van Knoop Lent is geen oppervlaktewater aanwezig. Voor de toekomstige situatie zijn tot op heden vier opties mogelijk die in samenhang bekeken moeten worden:

- Afvoer naar het bestaande gemengde stelsel van Lent (biedt beperkte capaciteit);

- Afvoer naar het toekomstige verbeterd gescheiden stelsel van Citadel/Hof van Holland;

- Afvoer na alternatieve filtering via het regenwaterriool Graaf Alardsingel naar het singelsysteem Waalsprong;

- Afvoer naar wadi's en via het regenwaterriool Graaf Alardsingel naar het singelsysteem Waalsprong.

In de fase waarin het watersysteem Waalsprong nog niet gerealiseerd is, geldt dat de realisatie van nieuw verhard oppervlak waterneutraal moet worden uitgevoerd. Dit betekent dat compenserende maatregelen moeten worden genomen, zodat het oppervlaktewatersysteem na het gereedkomen van de verharding niet zwaarder wordt belast dan voordien. De initiatiefnemer moet bij de aanvraag van de watervergunning zelf aangeven op welke manier en waar hij de compensatie gaat maken. De afvoer uit het gebied mag de landelijke afvoernorm van 1,5 1/s/ha niet overstijgen. In de tijdelijke situatie kan op het bestaande slotenstelsel van het huidige agrarische watersysteem afgevoerd worden, mits dit niet ten nadele is van nog in agrarisch gebruik zijnde percelen.

Riolering

In en rond het plangebied zijn twee typen rioolstelsels aanwezig. Langs de Griftdijk Noord en Zuid is persriolering aanwezig. In dezelfde straten en de Pastoor van Laakstraat ligt gemengd vrijvervalriool.

Persriolering

Het aanwezige persriool voert het gemengde water af van Griftdijk-Noord 1-51 aan de andere kant van de spoorlijn en injecteert in het bestaande gemengde vrijverval stelsel ter plaatse van Griftdijk-Zuid 141.

Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is een pompenplan (Haskoning voor GEM Waalsprong, december 2004) opgesteld voor het afvoeren van het afvalwater. Het gebied ten westen van de Prins Mauritssingel gaat het afvalwater afvoeren door een nieuw centraal persriool langs de Griftdijk-Noord. Deze persleiding voert het afvalwater af richting het noorden naar de RWZI Arnhem Zuid. Als het nieuwe persriool wordt aangelegd, zal het bestaande persriool tussen Griftdijk Noord 51 en Griftdijk zuid 141 gaan vervallen en wordt het afvalwater van Griftdijk-Noord 1-51 op het centrale persriool geïnjecteerd. (Waterhuishoudingsplan Spoorstraat maart 2010, Rioleringsplan Spoorstraat oktober 2010).

Vrij verval riolering & verhard oppervlak

Binnen en langs het plangebied is gemengde vrijverval riolering aanwezig die afvoert naar het bestaande stelsel van Lent. Het binnen het plangebied aanwezige vrijverval riool verwerkt zowel het regenwater binnen als buiten het plangebied.

Deelproject: Aanpassen Snelbinder en fietsbrug Graaf Alardsingel

Het verharde oppervlak neemt door de aanpassing van de Snelbinder en de aanleg van de fietsbrug toe met 3.800 m2. Dit oppervlak mag niet overschreden worden, behalve als er voor de overschrijdende oppervlakte een oplossing wordt geboden, die na formele instemming van Waterschap Rivierenland mag worden uitgevoerd. Voor de toename van het verhard oppervlak dienen compenserende maatregelen te worden genomen. In de toekomstige situatie zal het plangebied op verschillende manieren afwateren:

- Het noordelijke deel van de fietsbrug ter plaatse van de Griftdijk Noord stroomt af naar de berm;

- Voor het zuidelijke deel van de fietsbrug inclusief het fietspadtracé tussen de fietsbrug en de passage zullen waar nodig tijdelijke maatregelen genomen worden;

- Het deel ten oosten van de Snelbinder/spoorlijn ter verlaging van de Snelbinder stroomt in de huidige situatie vrij af naar het spoortalud/maaiveld. Ook ter plaatse van de verlaging zal het hemelwater op dezelfde wijze afstromen.

Verbeelding en regels

Het plangebied krijgt de bestemming Verkeer. Dit maakt de volgende ontwikkelingen binnen de bestemming mogelijk:

- Realiseren van de fietsbrug over de Graaf Alardsingel (als onderdeel van de snelfietsverbinding (het RijnWaalpad) tot aan het station Nijmegen-Lent;

- Verlaging van de Snelbinder aan de oostzijde van het spoor.

In de planregels zijn nadere bepalingen opgenomen omtrent de waterstaatkundige voorzieningen ten behoeve van afvoer en berging van hemelwater.

Hoofdstuk 4 Juridische Vormgeving

4.1 Plansystematiek En Bestemmingen

Onderhavig bestemmingsplan heeft tot doel de realisatie van fietsbrug Lent en aanpassing van de reeds bestaande Snelbinder Lent.

Voor het bestemmingsplan is aangesloten bij het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen, waarin de standaardvoorschriften en een standaard kaartbeeld zijn geformuleerd. Verder is voor het plan aangesloten bij de bewoordingen en opbouw van planregels conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen (SVBP). Ten slotte voldoet het plan aan de bepalingen zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.

Voor onderhavige ontwikkeling is gekozen voor de bestemmingen: "Verkeer" en "Water" met aanduiding "brug" "(br)".

Hoofdstuk 5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan besproken.

5.2 Exploitatie

De voorgestelde wijziging maakt de realisering mogelijk van een fietsbrug en aanpassing aan de Snelbinder te Lent.

Realisatie van de fietsbrug en aanpassing van de Snelbinder vindt plaats binnen de gemeentelijke grondexploitatie Groot Infra Waalsprong. De kosten van een aanpassing van de Snelbinder zijn hierin opgenomen.

De kosten voor realisatie van de fietsbrug (plankosten, bouwkosten, verwervingen etc) worden gedekt vanuit het Programma Mobiliteit.

In het Programma Mobiliteit is daarvoor in 2011 € 6.053 miljoen geprogrammeerd voor ongelijk vloerse kruisingen in de Waalsprong.

Het Ontwikkelingsbedrijf DWS maakt met de afdeling Mobiliteit aparte procesafspraken om financiële risico's vroegtijdig te signaleren en te beheersen.

Vaststelling van een exploitatieplan op grond van artikel 6.12 Wro is niet noodzakelijk. In het bestemmingsplan zijn geen bouwplannen ex artikel 6.2.1 Bro opgenomen.

Financiële haalbaarheid

Bovenstaande overwegingen tonen aan dat de economische uitvoerbaarheid van de elementen betrekking hebbend op dit plan voldoende zijn gewaarborgd en het onderhavige bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het Bro overleg ex artikel 3.1.1 is het concept van het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de Inspectie VROM, het Waterschap Rivierenland, GEM Waalsprong, Platform Waalsprong, Prorail, Provincie Gelderland en Stadsregio Arnhem-Nijmegen.

De volgende overlegpartners hebben een reactie gegeven op het plan:

- Provincie Gelderland

De provincie heeft geen opmerkingen.

- GEM Waalsprong

De GEM heeft geen opmerkingen.

- Inspectie VROM

In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges en burgemeester en wethouders heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid gemeenten altijd overleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, - projectbesluiten en - structuurvisies. Dit geldt ook voor voorontwerpomgevingsvergunningen waarbij sprake is van strijd met een bestemmingsplan of met een beheersverordening.

Het betreffende plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB.

- Kamer van Koophandel Centraal Gelderland

De Kamer van Koophandel kan zich goed vinden in de realisatie van de fietsbrug en de aanpassing van de Snelbinder. De Kamer heeft eerder al aangegeven dat een ongelijkvloerse kruising noodzakelijk is.

Afstemming wegwerkzaamheden

De Kamer verzoekt de gemeente bij de uitvoering van de plannen de overlast voor het overige wegverkeer zoveel mogelijk te beperken en deze af te stemmen met andere (weg)werkzaamheden. Zoals in eerdere inspraakreacties al aangegeven vindt de Kamer een zorgvuldige afstemming van de verschillende wegwerkzaamheden van eminent belang. Dit om het economisch functioneren van de regio - en in het bijzonder in de stad Nijmegen en de Waalsprong - niet te belemmeren.

Daarnaast gaat de Kamer er vanuit dat de Snelbinder tijdens de aanpassingswerkzaamheden in gebruik blijft. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn dan vraagt de Kamer de gemeente het fietsverkeer een alternatief aan te bieden.

Reactie gemeente

Om de bereikbaarheid van Nijmegen en de directe omgeving te kunnen waarborgen wordt voor het project een faseringsplan voor de bouwperiode opgesteld. Dit betreft een uitwerking van de ontwerpopgave en maakt als zodanig geen deel uit van het bestemmingsplan. Voor de afstemming tussen de afzonderlijke projecten binnen de Waalsprong heeft de gemeente Nijmegen in 2010 een bereikbaarheidscoördinator aangesteld. Met deze bereikbaarheidscoördinator wordt de bouwfasering en de effecten van de projecten op de bereikbaarheid besproken en vastgesteld. Juist de bereikbaarheidscoördinator heeft als taak om de effecten van diverse projecten in beeld te brengen zodat daarin keuzes gemaakt kunnen worden.

Met de bereikbaarheidscoördinator worden eisen bepaald waar het project aan moet voldoen. Het geheel voorkomen van overlast kan, gezien de omvang van de ingreep, niet worden gegarandeerd. In het op te stellen faseringsplan voor de bouwperiode worden aan de bereikbaarheid en doorstroming stringente eisen gesteld.

In samenwerking met de bereikbaarheidscoördinator wordt invulling gegeven aan de wijze waarop de bereikbaarheid van de stad zowel binnen de projecten individueel en in onderlinge samenhang geregeld gaat worden. Dit dient te resulteren in een integraal plan van aanpak met betrekking tot de werkzaamheden in de Waalsprong en de wijze waarop de bereikbaarheid van de stad wordt behouden.

Het bestemmingsplan regelt de fasering en bereikbaarheid tijdens de aanleg niet.

In de voorbereiding van de diverse werken in het kader van Knoop Lent is er intensief overleg tussen projectorganisatie, gemeentelijke bereikbaarheidscoordinator en ProRail. Het aanpassen van de Snelbinder zijn werkzaamheden die door ProRail wordt uitgevoerd.

Er zijn voor de uitvoering voor het aanpassen van de Snelbinder dan ook nadere afspraken gemaakt. Uitgangspunten zijn dat de Snelbinder voor maximaal 1 maand afgesloten mag worden. Tevens dient er een tijdelijke fietsverbinding te zijn van het deel dat afgesloten is tot de openbare ruimte. Een hoogteverschil tussen Snelbinder en tijdelijke fietspad kan bijvoorbeeld door een trapconstructie worden overwonnen.

De gemeente is van mening dat de bereikbaarheid en beschikbaarheid van verschillende verkeerstromen en doelgroepen essentieel is voor de opgave van Knoop Lent. Ondanks dat het bestemmingsplan de bereikbaarheid en beschikbaarheid niet regelt zal de gemeente hier intensief in contact treden met omwonenden, belanghebbenden en Kamer van Koophandel.

Financieel-economische uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan wordt ook ingegaan op de financieel-economische uitvoerbaarheid van de realisatie van de fietsbrug en de aanpassing aan de Snelbinder.

De Kamer is verheugd dat de gelden voor de realisatie van deze voorzieningen zijn gevonden en dat de financiën dus geen obstakel vormen om tot uitvoering van de plannen te komen.

De Kamer vertrouwt erop dat de gemeente rekening zal houden met hun opmerkingen.

Reactie gemeente

De opmerking wordt voor kennisneming aangenomen. Zie hetgeen reeds hiervoor van gemeentewege is opgemerkt.

- Platform Waalsprong

Het Platform heeft met betrekking tot hetgeen in het plan is opgenomen nog enkele opmerkingen.

Algemeen

Zoals het Platform al bij eerdere gelegenheden heeft opgemerkt is het van wezenlijk belang dat bij de uitvoering van de plannen een zorgvuldige afstemming plaatsvindt met de andere (weg)werkzaamheden in het gebied.

Ook is het belangrijk dat de tijd gedurende welke de Snelbinder niet gebruikt kan worden zo kort mogelijk wordt gehouden. Het Platform vraagt de gemeente hieraan aandacht te schenken en mogelijke alternatieven te overwegen.

Reactie gemeente

Zie antwoord van gemeentewege bij reactie van Kamer van Koophandel.

Veiligheid

Het stationsplein kent een oostelijk en een westelijk deel aan weerszijden van het spoortalud. Deze delen worden door een 30 meter brede passage met elkaar verbonden. De betreffende passage dient als een verbindende schakel tussen de Citadel en Lent, is een belangrijke fietsverbinding maar ook perronverbinding. Fietsers komen in die situatie met snelheid vanaf de Snelbinder en duiken onder het station door. Daar lopen ook voetgangers van en naar de perrons en Lent. Zonder infrastructurele maatregelen ter plekke voorziet het Platform daar een onveilige situatie.

Omdat er geen gevaarlijke kruisingen met gemotoriseerd verkeer zijn, wordt er geen indirecte hinder verwacht. Fietsers en voetgangers bewegen zich echter wel door elkaar heen. Ook hierdoor kan hinder ontstaan, kunnen zich onveilige situaties voordoen. Het Platform verzoekt de gemeente hier alert op te zijn en, waar nodig, sturende maatregelen te nemen.

Reactie gemeente

De opmerking van het Platform Waalsprong wordt ten harte genomen. Deels heeft deze betrekking op het bestemmingsplan Station Lent. In ieder geval wordt de mening gedeeld dat er aandacht moet zijn voor de inrichting van de gebieden specifiek voor de veiligheid van de verschillende gebruikers. Het bestemmingsplan regelt dit niet, het betreft een opmerking die vooral betrekking heeft op de nadere uitwerking van het plan.

- Waterschap Rivierenland

Het toegezonden concept-ontwerpbestemmingsplan geeft aanleiding tot het maken van opmerkingen. Deze reactie is aan te merken als wateradvies in het kader van de watertoetsprocedure.

Doorlopen proces

De fietsbrug over de Graaf Alardsingel en de aanpassing van Snelbinder Lent zijn onderdeel van de Knoop Lent. Bij Knoop Lent komen verschillende verkeersstromen samen. Er is nog geen besluit genomen over de toekomstige afwatering van Knoop Lent. Dit zal onderdeel worden van het uitvoeringscontract met de aannemer.

Dit maakt het toetsen van de afzonderlijke deelplannen complex. Daarom zijn in het overleg van 8 april 2011 procesafspraken gemaakt tussen Waterschap Rivierenland, GEM Waalsprong en Gemeente Nijmegen. Hierin is afgesproken dat de eisen aan het ontwerp voorafgaand aan de aanbesteding met het waterschap worden besproken.

Reactie gemeente

De opmerking van het Waterschap Rivierenland wordt gedeeld. Het ontwerp wordt ter toetsing aan het Waterschap aangeboden.

Ruimtelijke consequenties

In de waterparagraaf vindt het Waterschap de samenhang tussen de verschillende deelprojecten onvoldoende terug. Dit komt niet zozeer door de inhoud, maar door de structuur van de waterparagraaf. Hierdoor is niet duidelijk wat betrekking heeft op de Knoop Lent als geheel en wat specifiek op het deelplan 'Fietsbrug een aanpassing Lent'.

In bijlage 1 van deze brief is daarom een format gegeven voor de waterparagraaf. Dit format kan vervolgens ook voor de andere deelplannen binnen Knoop Lent worden gebruikt.

In de fase waarin het watersysteem Waalsprong nog niet is gerealiseerd, geldt dat de realisatie van nieuw verhard oppervlak waterneutraal moet worden uitgevoerd. Dit kan door tijdelijke voorzieningen te treffen, al dan niet in combinatie met andere deelplannen. In de eindsituatie voorziet het watersysteem van de Waalsprong in de bergings- en afvoercapaciteit. Het Waterschap zal bij het opstellen van de eisen voor de aanbesteding toezien op het waarborgen van de waterbelangen. Het Waterschap verwacht van de gemeente en GEM Waalsprong concrete voorstellen om aan de benodigde bergings- en afvoercapaciteit te kunnen voldoen.

Ten aanzien van de Regels verzoekt het Waterschap de gemeente in de bestemming 'Verkeer' ook 'waterstaatkundige voorzieningen ten behoeve van afvoer en berging' mogelijk te maken. Voor de modelregels daarvan wordt naar bijlage 2 van deze brief verwezen.

Reactie gemeente

De opmerkingen en gewenste aanvullingen zijn door de gemeente in het bestemmingsplan (Toelichting (paragraaf Water) en Regels (bestemming Verkeer)) overgenomen.

Conclusie

Het Waterschap adviseert negatief over het plan, tenzij de gemeente opneemt dat de bestemming Verkeersdoeleinden ook waterstaatkundige voorzieningen ten behoeve van berging en afvoer mogelijk maakt. Daarnaast vraagt het Waterschap de gemeente de opzet van de waterparagraaf aan te passen conform of naar voorbeeld van het bijgevoegde format.

Het Waterschap verzoekt de gemeente aan te geven op welke wijze haar opmerkingen worden verwerkt in het plan. Daarnaast wordt verzocht het Waterschap te betrekken bij de verdere procedure van het plan en de planning hiervan aan te geven.

Reactie gemeente

Zie hetgeen reeds hiervoor van gemeentewege is opgemerkt. In de Regels is de volgende toevoeging opgenomen bij de bestemming Verkeer:

- Wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van afvoer en berging, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

Bovendien is onder bestemming Verkeer het artikel 3.3 Berging van hemelwater opgenomen.

Het ontwerpbestemmingsplan zal naar het Waterschap worden toegezonden. Ook zal worden aangegeven wanneer het plan ter visie gaat.

Prorail en Stadsregio Arnhem-Nijmegen hebben niet gereageerd.

Brief Raad Van State

Bijlage 1 Brief Raad Van State