KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 11
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water - 2
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
Artikel 11 Waterstaat - Waterlopen
Artikel 12 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijvigheid (Toelichting)
Bijlage 2 Staat Van Bedrijvigheid
Bijlage 3 Ecotopenkaart
Bijlage 4 Beleidsregels Parkeren
Bijlage 5 Profiel Van Vrije Ruimte (Pvvr)
Bijlage 6 Amz-cyclus
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie
2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie
2.3 Stedenbouwkundige Kenmerken
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Relevant Rijksbeleid
3.2 Relevant Provinciaal Beleid
3.3 Relevant Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.2 Wonen
4.3 Economische Zaken
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.5 Geluid
4.6 Trillingen En Spoor
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Geur
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Bodem
4.11 Water
4.12 Natuur En Groen
4.13 Duurzaamheid En Klimaatadaptatie
4.14 Cultuurhistorie En Archeologie
4.15 Verkeer En Parkeren
4.16 Kabels En Leidingen
4.17 Opsporing Ontplofbare Oorlogsresten (Ooo)
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Systematiek Van De Planregels
5.3 Beschrijving Per Bestemming En Gebiedsaanduiding
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
7.2 Overleg

Buitengebied Dorp Lent - 44 (Wijersterrein)

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Vastgesteld op 31-01-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 44 (Wijersterrein) met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aangebouwd bijgebouw

een bijgebouw dat direct grenst aan een aan- of uitbouw en niet tevens aan het hoofdgebouw. Voor een aangebouwd bijgebouw geldt de definitie van een bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid. Wanneer een aangebouwd bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.

1.7 aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Prostitutie is uitgesloten.

1.8 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

  • het verlenen van diensten en/of;
  • het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) en/of;
  • het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend;
  • het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast);

waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. Een seksbedrijf is uitgesloten.

1.9 achtergevel

de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw.

1.10 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan.

1.11 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.12 archeologisch monument

terrein dat is aangewezen als beschermd monument door het college van burgemeester en wethouders op basis van artikel 1 lid 1 van de Erfgoedverordening 2021, alsmede op basis van artikel 11 Monumentenwet 1988.

1.13 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.14 archeologisch rapport

een verslag vervat in rapportvorm van een archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.15 archeologische verwachtingswaarde

de kans op archeologische vondsten of informatie.

1.16 archeologische waarden

Onder archeologische waarden wordt verstaan:

  • archeologische verwachtingswaarden;
  • vastgestelde archeologische waarden of resten.

1.17 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.18 bed en breakfast

een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.

1.19 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.23 bijgebouw

een, vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel, dat op de grond staat. Onder een functioneel ondergeschikt gebouw wordt verstaan een gebouw dat bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingsruimte. Als een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.

1.24 bodemingreep

alle werken en werkzaamheden die genoemd zijn in 9.4.1.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwkundige afscheiding

gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien er sprake is van zelfstandige bouwkundige eenheden die in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden zijn.

1.28 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Daar waar gesproken wordt over de 'eerste bouwlaag' wordt bedoeld de bouwlaag op (dan wel bij benadering op) de begane grond. De 'tweede bouwlaag' is de bouwlaag direct boven de 'eerste bouwlaag'.

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.34 dakkapel

een dakkapel is een uitbouw in een schuin dakvlak, waardoor stahoogte ter plaatse verkregen wordt, voorzien van een verticaal raamkozijn, een dakvlak en zijwanden. Een dakkapel wordt geplaatst in een schuin dakvlak. Dat wil zeggen dat er rondom de dakkapel sprake moet zijn van een dak (met uitzondering van dakkapellen vanuit de nok). Wanneer een voorgevel gedeeltelijk wordt doorgebouwd boven de goot dan is er geen sprake van een dakkapel maar van een dakopbouw. Ook wanneer het bouwwerk boven de bestaande nok uitkomt is er sprake van een dakopbouw.

1.35 daknok

hoogste punt van een schuin dak.

1.36 dakopbouw

een uitbreiding op een bestaand dak. Bij platte daken: het gedeelte van een gebouw boven het oorspronkelijke platte dakvlak, uitgevoerd als kap of extra bouwlaag. Bij schuine kappen: een toevoeging aan een schuin dakvlak, niet zijnde een dakkapel, bedoeld om de woonruimte te vergroten, waarbij er tevens sprake kan zijn van een nokverhoging.

1.37 dakterras

verblijfsruimte op een plat dak ingericht als terras en/of tuin.

1.38 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan grootschalige- en perifere detailhandel. Een supermarkt is uitsluitend toegestaan wanneer dit in de bestemming is aangegeven.

1.40 erf

de gronden met eenzelfde bestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.

1.41 escortbedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee.

1.42 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.43 gebieden met een hoge archeologische verwachting

deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.

1.44 gebieden van zeer grote archeologische waarde

voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen;
  2. 2. ziekenhuizen;
  3. 3. verpleeghuizen;
  4. 4. verzorgingstehuizen;
  5. 5. psychiatrische inrichtingen;
  6. 6. kinderdagverblijven.


geluidsgevoelige terreinen

  • I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
  • II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.47 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.48 hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en/of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.49 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en/of uitbouwen.

1.50 hoofdgebouw

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.

1.51 hoogwaardig openbaar vervoer

een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.

1.52 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed en breakfast.

1.53 hospes/hospita

De 100% economisch en juridisch eigenaar die zélf daadwerkelijk in de zelfstandige woonruimte woont en minimaal 50% van deze woonruimte gebruikt voor zijn eigen huishouden en maximaal 2 onzelfstandige woonruimten verhuurt aan maximaal twee personen.

1.54 hotel/pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met eventueel als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.55 huishouden

een alleenstaande of twee of meer personen die hun hoofdverblijf in dezelfde woonruimte hebben en een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.56 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.57 kamergewijze bewoning

een (deel van een) gebouw waarin zich 3 of meer onzelfstandige woonruimten bevinden en/of dat wordt bewoond door drie of meer personen die geen gezamenlijke huishouding voeren.

1.58 kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.

1.59 kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.60 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

de standaardnorm die door de beroepsgroep van archeologen wordt gehanteerd voor de uitvoering van archeologisch onderzoek.

1.61 laden en lossen

onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

1.62 landschappelijke waarden

waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.63 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.64 milieugevoelige functie

een functie die gevoelig is voor hinder door geur, stof, geluid en/of, gevaar, zoals wonen, en wordt uitgeoefend in een milieugevoelig object.

1.65 milieugevoelig object

een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt door mensen voor wonen of verblijf waarbij het gebruik daarvoor permanent is, dan wel een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik.

1.66 moestuin

gronden waarop op kleine schaal groenten, kruiden, kleinfruit en/of bloemen worden verbouwd dan wel geteeld.

1.67 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.68 normaal onderhoud en beheer

normaal onderhoud en beheer betreft het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden die tot de betreffende bestemming behoren, waaronder tevens begrepen:

  1. a. werkzaamheden die worden uitgevoerd ten behoeve van onderhoud aan, alsmede vervanging van, ondergrondse infrastructuur waarbij gewerkt wordt in reeds bestaande tracés en waarbij derhalve niet in nog ongeroerde grond wordt gegraven;
  2. b. het baggeren van bestaande watergangen, waarbij geen werkzaamheden buiten de bestaande leggerprofielen van de watergangen worden uitgevoerd.

1.69 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van productie, distributie, winning, opslag of zuivering van gas, water of elektriciteit.

1.70 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.71 ondergronds

bij toepassing van Artikel 9 Waarde - Archeologie 3 onder maaiveld;

1.72 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.73 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.74 ondergeschikte kantoren

kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.75 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.76 oorspronkelijk hoofdgebouw

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.77 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.78 onzelfstandige woonruimte

woonruimte (kamer) in een (deel van een) gebouw, die door de aard van de inrichting en het gebruik het privédomein van de bewoner is, die (mede) is aangewezen op het gebruik van gezamenlijke voorzieningen elders in dat (deel van het) gebouw.

1.79 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.80 overkapping

een op de grond staand bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.81 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.82 parkeren

een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.83 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.84 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.85 prostituee

degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.86 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.87 prostitutiebedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie.

1.88 raamprostitutiebedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats.

1.89 recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.

1.90 seksbedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling. Onder een seksbedrijf wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.91 seksinrichting

voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.

1.92 speelautomatenhal

een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.

1.93 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.

1.94 stacaravan

een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.

1.95 stallen

in een garage of andere bewaarplaats zetten.

1.96 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.97 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatieborden, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, abri's en dergelijke.

1.98 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.99 supermarkt

een grote zelfbedieningswinkel, vaak onderdeel van een supermarktketen, waar hoofdzakelijk levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen, zoals groente, brood, vlees en/of zuivel - en huishoudelijke artikelen worden verkocht.

1.100 terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.101 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.102 verblijfsgebied

binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.

1.103 verkameren

het gebruiken of laten gebruiken van een (gedeelte van een) gebouw waar wonen is toegestaan ten behoeve van kamergewijze bewoning. Hieronder wordt tevens verstaan het toevoegen van onzelfstandige woonruimten aan bestaande situaties van kamergewijze bewoning.

1.104 vervoermiddel

een object dat bedoeld is om personen of goederen te vervoeren.

1.105 voertuig

vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren.

1.106 voorgevel

de bestaande voorgevel.

1.107 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.108 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.109 watersportactiviteiten

recreatief en/of educatief medegebruik van het water inclusief wedstrijden georganiseerd door de gebruikers van het watersportcentrum.

1.110 watersportcentrum

een gebouw met bijbehorende voorzieningen als toegestaan in bestemmingsplan Nijmegen Ruimte voor de Waal - 5 (WCN) voor:

  • de reddingsbrigade;
  • (sport)verenigingen voor watersportactiviteiten voor uitsluitend niet gemotoriseerde (georganiseerde) watersport;
  • maximaal 30% van het vloeroppervlak van het gebouw ten behoeve van (water)sport gerelateerde functies (zoals fysiotherapie, fitness/sportschool, (water)sportgerelateerde dienstverlening, (water)sportgerelateerde detailhandel en (water)sportgerelateerde verhuur voor uitsluitend niet gemotoriseerde (georganiseerde) watersport)

1.111 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.112 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.113 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.114 woonark

een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dat wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nachtverblijf.

1.115 woonboot

elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen. Hieronder vallen zowel woonschepen als woonarken.

1.116 woonschip

onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren.

1.117 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.118 zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

1.119 zeer kwetsbaar object

een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.

1.120 zelfstandige woonruimte

woonruimte met een eigen toegang die door één huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van één of meer gezamenlijke voorzieningen (zoals toiletruimte, badruimte en keuken) buiten die woonruimte, dan wel een standplaats voor een woonwagen.

1.121 zijdelingse perceelsgrens

de zijkanten van een perceel.

1.122 zijgevel

de bestaande zijgevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.2 afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.3 bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle, al dan niet met vergunning gebouwde, in een nader aan te geven gebied aanwezige bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. Ondergrondse bouwwerken worden meegerekend.

2.4 bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. Bij kavelsplitsing geldt dit percentage zowel voor de gezamenlijke bouwpercelen als voor ieder afzonderlijk bouwperceel.

2.5 bedrijfsvloeroppervlakte of winkelgebruiksoppervlak (wgo)

de totale vloeroppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.6 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies en antennes.

2.7 bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.8 bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.9 afwijkende bouwhoogte van een bouwwerk

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte' worden de 'gevellijn maatgevende bouwhoogte' en de 'gevellijn afwijkende bouwhoogte' als volgt bepaald:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0053.jpg"

2.10 bruto vloeroppervlak (bvo)

op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.11 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.12 diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.13 gevellijn

de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.

2.14 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen is in onderstaande schetsen aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0054.jpg"

2.15 afwijkende goothoogte van een bouwwerk

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte' worden de 'gevellijn maatgevende goothoogte' en de 'gevellijn afwijkende goothoogte' als volgt bepaald:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0055.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0056.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0057.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0058.jpg"

2.16 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.17 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.18 peil

de plaats van waar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten wordt als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de plaats op de verbeelding aangeduid met "meetpunt peil" of in andere gevallen de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de plaats op de verbeelding aangeduid met "meetpunt peil" of in andere gevallen de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Bij het bepalen van de hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld blijven plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing.

2.19 verkoopvloeroppervlak (vvo) of winkelvloeroppervlak (wvo)

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.20 vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 11

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

  1. a. Het bevoegd gezag kan ter bescherming van het woon- en leefklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de in lid 3.1 toegestane functies;
  2. b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en constructie van gebouwen en de inrichting van een perceel, indien hiertoe, met het oog op stedenbouwkundige-, ruimtelijk/functionele- of milieutechnische kwaliteit, aanleiding bestaat.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.1.2 onder a en/of b teneinde functies toe te laten die voorkomen in Bijlage 2 Staat vanbedrijvigheid in één categorie hoger dan genoemd, danwel in een verkeerscategorie hoger dan genoemd, voor zover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten respectievelijk verkeersaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. lid 3.1.2 onder a en/of b teneinde functies toe te laten die niet in Bijlage 2 Staat van bedrijvigheid zijn genoemd, voor zover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van deze Staat van bedrijvigheid;
  3. c. lid 3.1.2 onder b sub 2 teneinde geluidsgevoelige functies toe te laten die passen binnen de bestemmingsomschrijving waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan geen hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder is verleend, maar op grond van akoestisch onderzoek of anderszins aangetoond is dat de betreffende functie ruimtelijk aanvaardbaar is.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: speelvoorzieningen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  5. e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  6. f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 14.2.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 ten behoeve van moestuinen onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om het telen van groenten, kruiden, kleinfruit en bloemen;
  2. b. het uitsluitend gaat om hobbymatig gebruik van de gronden als moestuin;
  3. c. het oprichten van gebouwen niet is toegestaan;
  4. d. het gebruik als moestuin geen onevenredige hinder oplevert voor omliggende (woon)functies.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en groenvoorzieningen;
  2. b. gebouwen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  3. c. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  4. d. in- en uitritten, parkeervoorzieningen en overige verhardingen (waaronder terrassen) behorend bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen bebouwing;
  5. e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van parkeren van meer dan 50% is toegestaan;
  2. b. dakterrassen, met uitzondering van bestaande dakterrassen, zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen- en speelvoorzieningen en taluds;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenhuis' zijn bouwwerken toegestaan om het botenhuis en de bijbehorende steigers in de aangrenzende bestemming Water - 2 te kunnen bereiken;
  5. e. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidschermen;
  6. f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  7. g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 14.2.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik als garagebox en/of kiosk.

Artikel 7 Water - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, aanleg- en vissteigers en watergangen hoofdzakelijk gericht op de recreatievaart;
  2. b. behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenhuis' is tevens een drijvend botenhuis toegestaan, uitsluitend voor de opslag van niet-gemotoriseerde vaartuigen, alsmede bijbehorende voorzieningen zoals drijvende aanlegsteigers (met vaste palen), een trekvlot en een loopbrug van de oever naar het drijvende botenhuis en de aanlegsteigers;
  4. d. ter plaatse van de middels de figuur 'relatie' verbonden aanduidingen 'passantenhaven' tevens voor een passantenhaven voor maximaal 150 plekken met de bijbehorende voorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de de aanduiding: 'specifieke vorm van water - waterkunstwerk' tevens voor een toegankelijk kunstwerk c.q. kunstobject dat maximaal 1,5% water van de hoofdgeul doorlaat;
  6. f. taluds, oevers en onderhoudsstroken;
  7. g. verkeer te water, met uitzondering van gemotoriseerd waterverkeer dat harder gaat dan 9 km/uur;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug voor langzaam verkeer en calamiteitenverkeer met de bijbehorende toe- en afritten;
  9. i. extensief recreatief medegebruik, waaronder gebruik ten behoeve van roeiverenigingen, alsmede watersportactiviteiten behorende bij het elders aan de Spielgelwaal in het Bastion gevestigde watersportcentrum.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen telkens voor een termijn van ten hoogste vijf jaren bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3.2 indien de gebruiker vooraf met betrekking tot planmatig onderhoud een verklaring van geen bezwaar van de waterbeheerder ingevolge artikel 3.1 van de Waterwet overlegt.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 15.1;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. bewoning van (al dan niet aangebouwde) bijgebouwen, anders dan huisvesting in verband met mantelzorg;
  2. b. dakterrassen, met uitzondering van bestaande dakterrassen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 9.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 te wijzigen in een andere archeologische dubbelbestemming dan wel een passende diepte met de dubbelbestemming 'waarde - Archeologie maatwerk 2' op te nemen, indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarde moet worden bijgesteld.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden van, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 11 Waterstaat - Waterlopen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  2. b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.

Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 11.5.1 is verleend.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de afvoer van hoog opperwater, sediment en ijs;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. verkeer te water;
  4. d. verbetering van de hoofdwaterkering alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit;
  5. e. het gebruik ten behoeve van de uitvoering van bouwwerken, werken en werkzaamheden, welke passen in het kader van het normale beheer en onderhoud van de rivier en/of kanaal, zoals oever- en kribvakverdedigingen en strekdammen en het plaatsen van bakens en scheepvaarttekens;
  6. f. realisatie, behoud en herstel van natuurwaarden.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst en gedenktekens zijn binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

14.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, kabels en leidingen, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

14.3 Jongerenontmoetingsplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingen Groen, Verkeer of Maatschappelijk ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
  2. b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
  3. c. de locatie bij voorkeur gelegen is nabij een speelvoorziening;
  4. d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
  5. e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.

14.4 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies;
  2. b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  3. c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  4. d. bouwen onder peil binnen de bestemming Gemengd - 11 is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  5. e. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximum diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  6. f. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 14.2 is toegestaan;
  7. g. bestaande ondergrondse gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  8. h. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

15.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

15.2 Bed en breakfast

In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.

15.3 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven

15.4 Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor een vergunningvrij evenement op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

15.5 Ondersteunende horeca

In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, perifere detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  2. b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  3. c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
  4. d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
  5. e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
  6. f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  7. g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  8. h. van het totale vloeroppervlak van een voorziening gericht op cultuur en ontspanning, een kantoor, maatschappelijke voorziening, een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  9. i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  10. j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.

15.6 Productiegebonden en ondergeschikte detailhandel

Productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel bij bedrijven is onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de detailhandel staat in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering. Zo geldt voor productiebedrijven, dat er alleen producten mogen worden verkocht die door het bedrijf zelf zijn geproduceerd;
  2. b. ondergeschikte detailhandel voor groothandelsbedrijven is niet mogelijk voor de zogenaamde foodcategorieën;
  3. c. de detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte, de overige bedrijfsruimte is niet toegankelijk voor consumenten;
  4. d. de detailhandelsfunctie is gemaximeerd ten aanzien van de hoofdfunctie en bedraagt maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande dat de maximum omvang ervan nooit meer dan 100 m² verkoopvloeroppervlakte bedraagt;
  5. e. voor de detailhandel gelden de openingstijden die ook voor de reguliere detailhandel van toepassing zijn.

15.7 Seksbedrijf

15.8 Verkoopstandplaatsen

Verkoopstandplaatsen zijn binnen de bestemmingen Groen en Verkeer toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor vergunningvrije standplaatsen op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Overige zone - trillinghinder

16.2 Overige zone - watersport 1

Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - watersport 1' zijn tevens watersportactiviteiten behorende bij het in het Bastion gevestigde watersportcentrum toegestaan.

16.3 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1' zijn nieuwe zeer kwetsbare objecten niet toegestaan.

16.4 Vrijwaringszone - dijk

  1. a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  2. b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' dient voor gebouwen, en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien deze zijn toegestaan op grond van samenvallende bestemmingsplannen, dan wel toegestaan via de functieaanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - gebouwen en bouwwerken toegestaan', rekening gehouden te worden met het PVVR zoals bepaald in Bijlage 5 Profiel van vrije ruimte (PVVR) behorende bij de regels van dit bestemmingsplan. Het PVVR is daarbij een driedimensionale ruimte waarbinnen holle ruimtes (zoals kruipruimten of ringbalken) niet zijn toegestaan;
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 16.4 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    2. 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

16.5 wetgevingzone - middeleeuwse kern

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - middeleeuwse kern' geldt in de bouwregels niet de tenzij-bepaling 'het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw', als opgenomen in de betreffende archeologische dubbelbestemming.

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning maximaal 0,5 meter afwijken van de maximale goot- en bouwhoogte van dit plan, voor zover dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Regels verkamering

18.2 Parkeerregels

18.3 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

  1. a. in de eerste plaats de planregels in artikel 10 Waterstaat - Waterkering;
  2. b. in de tweede plaats de planregels van artikel 12 Waterstaat - Waterstaatkundige functie;
  3. c. in de derde plaats de planregels van artikel 11 Waterstaat - Waterlopen;
  4. d. in de vierde plaats de planregels van Artikel 9 Waarde - Archeologie 3.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

19.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Dorp Lent - 44 (Wijersterrein)'.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijvigheid (Toelichting)

Algemeen

Een goede ruimtelijke ordening omvat ook het zoveel als mogelijk voorkomen van hinder en gevaar voor kwetsbare bestemmingen door milieubelastende activiteiten. Dit kan onder meer worden bereikt door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en hiervoor gevoelige functies. In de ruimtelijke ordening wordt dan ook gewerkt met "milieuzonering", die het mogelijk maakt om enerzijds hinder en gevaar voor alle betrokkenen te voorkomen en waarmee het anderzijds ook voor bedrijven mogelijk wordt gemaakt om zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Toepassing milieuzonering

Sinds 1986 geeft de vereniging van Nederlandse Gemeenten een brochure uit over bedrijven en milieuzonering. Doel van deze brochure "Bedrijven en Milieuzonering" (verder: "de VNG-brochure") was, en is nog steeds, het bieden van een op de praktijk van de ruimtelijke planvorming gerichte handreiking voor maatwerk op lokaal niveau. De, in de tijd steeds geactualiseerde, VNG-brochure, is in Nederland inmiddels uitgegroeid tot het meest toegepaste en geaccepteerde hulpmiddel, om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen, concreet voor een locatie, in te vullen. Ook voor de toepassing van milieuzonering in dit plan wordt gebruik gemaakt van de VNG-brochure (editie 2009).

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijven. De uitgangspunten met betrekking tot nieuwe bedrijfsvestigingen, maar ook nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van bedrijvigheid, worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de methodiek zoals omschreven in de VNG- brochure. Hierbij wordt in principe een "milieuzone" aangehouden tussen bedrijvigheid en "gevoelige objecten". De omvang van deze milieuzone is enerzijds afhankelijk van de mogelijke milieubelasting veroorzaakt door de soort bedrijvigheid, en anderzijds van de omgeving waarbinnen het gevoelige object is gelegen.

Deze "VNG-methodiek" vereist uiteraard enige toelichting.

milieubelasting

De potentiële milieubelasting veroorzaakt door een bepaalde vorm van bedrijvigheid wordt in de VNG-brochure per bedrijfstype bepaald in de bedrijvenlijst, in de VNG-brochure opgenomen als bijlage 1.

De als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijvigheid (verder: SvB), is een verbijzonderde afgeleide van deze bijlage 1 van de VNG-brochure. De SvB is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijvigheid (naar hoofdcategorieën), al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal milieucategorieën, veelal direct overgenomen uit de VNG-publicatie, waarbij afwijkingen, hieronder in deze toelichting, nader worden verduidelijkt.

De SvB is in zijn algemeenheid een categorale indeling, waarbij per bedrijfscategorie de mate van milieu-hygiënische hinderlijkheid, aan de hand van een aantal indicatoren (o.a. geur, gevaar, geluid, stof ), wordt aangegeven. In de SvB behorende bij dit bestemmingsplan zijn slechts drie milieuhinder-categorieën opgenomen: 1, 2 en 3.1. Hiervoor gelden specifieke milieuzones, waarvan de straal wordt gegeven in door de zgn. "richtafstanden". Voor de genoemde milieuhinder-categorieën gelden richtafstanden van respectievelijk 10, 30 en 50 meter.

Categorie 1 en 2 betreffen bedrijvigheid die wellicht toelaatbaar is tussen of soms zelfs onmiddellijk naast woonbebouwing. Categorie 3.1 betreft in principe kleine tot (middel)grote industrie. Deze categorie betreft activiteiten die slechts toelaatbaar zijn op afstand van woonbebouwing.

De omgeving

De in de SvB genoemde richtafstanden gelden in principe ten opzichte van een rustige woonwijk. De ervaren hinderlijkheid van bepaalde activiteiten hangt echter sterk samen met de reeds aanwezige belasting van de betreffende milieuaspecten. In bepaalde wijken heerst dan ook al een woon- en leefklimaat waar, zonder dat dit de kwaliteit van de leefomgeving aantast, in principe ook zwaardere bedrijvigheid kan worden toegelaten.

In dit soort wijken geldt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik niet wenselijk is om de functiescheiding zo ver mogelijk door te voeren. Op grond van dit alles onderscheidt men in de VNG-brochure, al vanaf de eerste publicatie, een tweetal omgevingstypen ('rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'), waarvoor verschillende richtafstanden gelden.

Volgens de VNG-brochure kunnen de richtafstanden voor een 'rustige woonwijk', zonder dat dit ten koste gaat van het bestaande woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van een gemengd gebied. Dit betekent dat voor de in deze SvB toegestane hindercategorieën 1, 2 en 3.1, in de gemengde gebieden afstanden gelden van resp. 0, 10 en 30 meter.

Deze "verkleining van de milieuzones" is overigens alleen mogelijk bij die milieuaspecten waarvan de ervaren hinderlijkheid wordt bepaald door de heersende achtergrondniveaus, zoals het geval is bij geluid of geur. Wanneer de richtwaarde voor gevaar (externe veiligheid) bepalend is voor de aan te houden afstand tussen bedrijvigheid en gevoelig object, is het uiteraard niet mogelijk om de milieuzone op deze manier te verkleinen.

Gemotiveerd toepassen (functiemengingsgebieden)

De toepassing van milieuzones en richtafstanden ten opzichte van de verschillende omgevingstypen, zoals een rustige woonwijk of gemengd gebied, gaat uit van het principe van functiescheiding.

Binnen bepaalde woongebieden bestaat echter van oudsher reeds een matige tot sterke functiemenging, waar milieubelastende en milieugevoelige functies op dusdanig korte afstand van elkaar zijn gesitueerd, dat de richtafstanden (en dus functiescheiding) niet goed toepasbaar zijn, zonder dat hiermee ook het karakter van het gebied (ongewild) wordt aangetast.

Daarnaast blijkt dat de door de aanwezige bedrijvigheid optredende overlast, door de betrokken aanwonenden, ook niet zozeer als hinderlijk wordt ervaren. Deze (niet als zodanig ervaren) milieuhinder wordt, binnen zekere grenzen (uiteraard wordt de mate van overlast wel begrensd door de milieuregelgeving), in deze gebieden ook geaccepteerd als de consequentie van het leven in een levendig gebied met functiemenging.

Functiemenging wordt in deze gebieden, zoals stadscentra, dorpskernen, winkelcentra en horecaconcentratiegebieden, dan ook welbewust nagestreefd en conflicteert hier dus met het principe van milieuzonering. De onderkenning van dit dilemma was de belangrijkste wijziging in het principe van milieuzonering zoals omschreven in de VNG-brochure van 2007. In deze publicatie werd dan ook voor het eerst een zoneringslijst opgesteld voor gebieden met functiemenging (bijlage 4 van de VNG-brochure). Een voor de VNG-brochure nieuwe omgevingscategorie, naast de al in eerdere publicaties omschreven "rustige woonwijk" en "gemengd gebied".

In gebieden met functiemenging wordt niet gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie, ruimtelijk relevante, milieucategorieën:

  • categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen en andere milieugevoelige functies kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijvigheid zijn daarbij toereikend. Gebouwen zijn aanpandig indien zij constructief aan elkaar zijn gebouwd, waardoor contactgeluid via een constructieve verbinding mogelijk is;
  • categorie B: activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere milieugevoelige functies dienen plaats te vinden. Gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien er sprake is van zelfstandige bouwkundige eenheden, die in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden zijn (201303879/1/A2);
  • categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder categorie B, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

De gebiedsontsluitingswegen vormen de hoofdinfrastructuur waarlangs categorie C bedrijven kunnen worden toegestaan. Deze bedrijven kunnen direct of indirect (via een zijweg) zijn ontsloten op een gebiedsontsluitingsweg. Het is daarbij van belang dat er geen verkeershinder voor de omgeving plaatsvindt.

Deze beoordeling geldt dus alleen voor als zodanig aangewezen gebieden met functiemenging. Buiten deze gebieden worden al deze bedrijven "gewoon" beoordeeld aan de hand van de in de VNG-brochure omschreven methodiek voor milieuzonering. Bijvoorbeeld een werkplaats waar kleding van leer gemaakt wordt, dient buiten de bovengenoemde aangewezen gebieden voor functiemenging, een minimale afstand van 30 meter in een woongebied en 10 meter in een gemengd gebied, aan te houden tot milieugevoelige objecten.

Voor de duidelijkheid moet dan wel worden opgemerkt dat wat betreft de mate van overlast die een bedrijf mag veroorzaken naar gevoelige objecten (veelal genormeerd via het Activiteitenbesluit), geen verschil bestaat tussen een gebied met functiemenging en de andere woongebieden. Wel zal het bevoegde gezag in functiemengingsgebieden gemakkelijker aan mogen nemen dat een bepaalde bedrijfsfunctie uit de A-, B- of C- categorie, past binnen een beoogde bestemming, zonder dat hiervoor diverse milieuonderzoeken moeten worden opgevraagd omdat niet wordt voldaan aan een bepaalde minimale afstand.

Uiteraard geldt dit beleid niet voor alle bedrijfstypen. In een gebied met functiemenging wordt uiteraard niet beoogd om ruimte te maken voor een groot transportbedrijf of chemische fabriek, maar biedt de VNG-brochure een afwegingskader voor de soorten van bedrijvigheid waar functiemenging voor mogelijk is. Dit afwegingskader is ook toegepast bij de SvB, behorend bij dit bestemmingsplan:

  • categorie A voor activiteiten in milieucategorie 1;
  • categorie B voor activiteiten maximaal in categorie 1 voor wat betreft aspect gevaar; categorie 2 voor stof en geur; categorie 3.1 voor geluid met een index van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen);
  • categorie C, als categorie B, maar met een maximale index van 2G (goederen) en 3P (personen).

Bovendien geldt de functiemenging-mogelijkheid niet voor alle bedrijven in een bepaalde bedrijfscategorie. Aangesloten wordt ook hier bij de VNG-brochure, waarin voor de toelaatbaarheid van de verschillende activiteiten, de volgende randvoorwaarden worden gegeven:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/ of laad en losactiviteiten vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten, inclusief opslag, geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  4. 4. de activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Deze randvoorwaarden hebben als consequentie dat bepaalde gelijksoortige typen van milieubelastende activiteiten, juist in een gebied waar functiemenging wordt nagestreefd, toch volledig anders beoordeeld moeten worden. Bijvoorbeeld een school met een schoolplein kan dan op grond van de derde voorwaarde niet worden gezien als een type B activiteit. Milieuzonering blijft hier dus aangewezen, waardoor categorie 2 van toepassing blijft. Dit terwijl een school zonder schoolplein (of een schoolplein met een aantoonbaar ondergeschikte functie) in een functiemenging-gebied juist wel moet worden gezien als type B, conform de SvB. Het gaat immers, conform de jurisprudentie dienaangaande, bij de beoordeling om datgene wat "in hoofdzaak" plaats vindt bij een milieubelastende activiteit. Met andere woorden; het gaat hier om datgene wat in hoofdzaak milieubelastend is (in casu: het schoolplein).

De acceptatie van het principe van functiemenging heeft er toe geleid dat de toepassing van de VNG-brochure in de bestemmingsplanpraktijk vanaf 2007 in plaats van het "gemotiveerd afwijken" als nieuw uitgangspunt het "gemotiveerd toepassen" heeft kozen. In de VNG-brochure (p.40) zelf wordt hierover opgemerkt: "Er kan naar keuze gebruik worden gemaakt van meerdere lijsten, voor de inpassing van activiteiten in gemengd gebied zijn de milieucategorieën A, B en C opgenomen [...]. Na vaststelling van de lijsten in het bestemmingsplan is bij afwijkingen uiteraard een zorgvuldige motivering nodig."

Gemotiveerd afwijken

De VNG-brochure is bedoeld als hulpmiddel en niet als blauwdruk. Ook wanneer functiemenging niet aan de orde is, laat jurisprudentie zien dat, van de brochure kan/moet worden afgeweken wanneer aannemelijk wordt gemaakt dat, ondanks het voldoen aan de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden, de bedrijfsvoering door nieuwe ontwikkelingen in sommige gevallen toch wordt beperkt. Of omgekeerd kan het ook aan de orde zijn dat een goed woon- en leefklimaat bij kleinere afstanden juist wel kan worden gewaarborgd. Belangrijke voorwaarde hierbij is echter wel dat aan dergelijke afwegingen een zeer gedegen nader onderzoek ten grondslag moet liggen.

Er kan dus "mits zorgvuldig gemotiveerd", ook worden afgeweken van de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden voor functiescheiding. Hierbij dienen ook de mogelijke (toekomstige) gevolgen voor het woon- en leefmilieu, toch al direct te worden meegewogen in de belangenafweging. De Raad van State meent dat een bevoegd gezag zich reeds bij de bestemmingsplanprocedure een oordeel dient te vormen of, uitgaande van de "representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden", geen onoverkomelijke problemen zijn te verwachten. Hierdoor kan de belangenafweging dienaangaande ook niet worden doorgeschoven naar de Wabo- (milieu)vergunningverlening (o.a. ABRvS 200408416/1, Zaanstad). Bestemmingsplannen mogen immers geen bestemmingen bevatten die niet kunnen worden gerealiseerd omdat bij voorbaat al vaststaat dat niet aan de milieueisen kan worden voldaan.

Vooralsnog valt uit de jurisprudentie nog niet eenduidig af te leiden wat dan de toetsingsgrondslag van deze nadere motivatie zou moeten zijn. Waarschijnlijk is dat hiervoor het Activiteitenbesluit kan worden gebruikt. Het Activiteitenbesluit is een algemene maatregel van bestuur waarin regels zijn opgenomen die nodig zijn ter bescherming van het milieu tegen de nadelige gevolgen van bedrijfsactiviteiten, die gelden voor de overgrote meerderheid van de bedrijven in Nederland. De normen die het activiteitenbesluit bevat, hebben in principe geen 'omgekeerde werking', het bevat dus geen normen voor een 'redelijk woon- en leefklimaat' voor milieugevoelige functies. Het bestemmingsplan, dan wel een besluit tot afwijking daarvan, blijft hierdoor het middel om een woon- en leefklimaat van omwonende te beschermen (o.a. ABRvS 201302600/1/A1, Lingewaard).

Toch kent de bestuursrechter in de praktijk al wel degelijk een omgekeerde werking toe aan de normen van het Activiteitenbesluit. Wanneer een bedrijf, door bijvoorbeeld nieuwvestiging van een woning, niet meer aan de normen van het Activiteitenbesluit zou kunnen voldoen, wordt het bestemmingsplan geacht niet meer te voldoen aan het uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening. Dit vanuit de gedachte dat indien aan het Activiteitenbesluit wordt voldaan, er in beginsel sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Of er bij vestiging van milieubelastende functies in een bestemmingsplan een redelijk woon- en leefklimaat aan milieugevoelige functies wordt geboden, wordt dus, zoals hierboven al uitgewerkt, in beginsel bepaald aan de hand van de richtafstanden, of mogelijkheid tot functiemenging, als omschreven in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Ook toekomstige ontwikkelingen worden dan geacht te zijn meegewogen. Wanneer aan de VNG-richtafstand, of voorwaarde voor functiemenging, wordt voldaan, dan hoeft er dus in principe geen toets meer aan het Activiteitenbesluit, of (soms) vigerende vergunning, plaats te vinden. Uiteraard geldt hiervoor wel de uitzondering dat, wanneer (onderbouwd) aannemelijk wordt gemaakt dat de criteria van de VNG-brochure in het concrete geval niet volstaan, nader onderzoek noodzakelijk is.

Wanneer de richtafstand echter groter is dan in een voorliggende situatie kan worden gehaald, of wanneer niet aan de criteria voor functiemenging kan worden voldaan, is bedrijfsvestiging toch nog steeds niet helemaal uitgesloten. Dit omdat, door middel van een algemene afwijkingsbevoegdheid, ook de mogelijkheid geboden wordt, om van de, op de VNG-brochure gebaseerde, SvB af te wijken. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt ook voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen en/of voor bedrijven uit een hogere milieuhindercategorie dan het bestemmingsplan toelaat. Uiteraard dient hieraan wel een zorgvuldige motivering, in de bovenstaande zin, ten grondslag te liggen.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen waarbij kwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd, dient ook rekening te worden gehouden met de milieuzones rondom de bedrijven. Ook hier geldt dat bij inachtneming van de VNG-criteria in principe geen nader onderzoek noodzakelijk is. Maar net zoals bedrijven soms kunnen worden gerealiseerd op kortere afstanden dan volgens de VNG-richtlijnafstanden wenselijk is, kunnen omgekeerd ook woningen op geringere afstanden dan de richtafstanden toelaatbaar zijn, wanneer het betreffende bedrijf enerzijds geen uitbreidingsmogelijkheden meer heeft (wanneer er dus aannemelijk wordt gemaakt dat wordt uitgegaan van de "representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden") en er anderzijds sprake is van een "goed woon- en leefklimaat" ter plaatse van de geprojecteerde nieuwbouw.

Of deze situatie zich inderdaad voordoet, kan worden beoordeeld aan de hand van het aanvullend toetsingskader, zoals opgenomen in bijlage 5 van de VNG-brochure. De jurisprudentie laat hierbij echter zien dat aan de normstelling van het Activiteitenbesluit de plaats toekomt die de VNG-brochure reserveert voor haar eigen normstelling in het "Toetsingskader voor ontheffingen en planherzieningen". De gemeente Nijmegen zoekt dan ook bij de toepassing van dit VNG-toetsingskader aansluiting bij de jurisprudentie.

De verbijzonderde Staat van Bedrijvigheid

De keuze voor de bovenstaande wijze van milieuzonering betekent tevens dat, anders dan in voorgaande bestemmingsplannen van de gemeente Nijmegen, ook detailhandel, dienstverlening, kantoren, sport, maatschappelijke, culturele en recreatieve functies zijn onderworpen aan de VNG-methodiek. Het doel hiervan is om duidelijkheid en rechtszekerheid ten aanzien van deze functies, met een vaak grote maatschappelijke impact, te verschaffen. De SvB is dan ook gemodelleerd in deze zin.

De SvB van dit bestemmingsplan wijkt dan ook op enkele onderdelen af van de bedrijvenlijst van bijlage 1 van de VNG-publicatie. Allereerst valt qua vormgeving op dat, anders dan in de VNG-brochure (bijlage 1 van de VNG-brochure volgt de SBI-indeling), de indeling van de methodiek van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), is aangehouden. Hierbinnen werden vervolgens de verschillende functies en hoofdgroepen van de VNG-brochure (inclusief code) ingebracht. Tevens is aangegeven of de betreffende categorie in aanmerking komt voor functiemenging en zo ja, welk type (A, B of C) van toepassing is.

Bijlage I van de VNG-brochure kan worden gezien als een samenvatting en tevens uitwerking van de door het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) uitgewerkte "Index per klasse bij de SBI 2008" (het bestand: sbi2008versie2012indexperklasse.xls; verder: "de CBS-lijst"). Voor zover niet geheel duidelijk is of een concreet bedrijf te plaatsen is in een bepaalde bedrijfscategorie van SvB, is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om de (veel gedetailleerder) indeling uit de CBS-lijst uit 2012 bepalend te laten zijn. Om hierover echter onduidelijkheid te voorkomen, is dan ook bij ieder met name genoemd bedrijf de meer gedetailleerdere SBI-code van de CBS-lijst opgenomen, terwijl bij de omschrijving toch is aangesloten bij de Bijlage I van de VNG-brochure, waardoor de betreffende categorie-indeling van het specifieke bedrijf toch duidelijk te herleiden is.

Daarnaast zijn er enkele inhoudelijke wijzigingen, die in het onderstaande puntsgewijs zullen worden toegelicht:

  • in de lijn van het gestelde in de casus ABRvS 200004956/1 (Amsterdam) en de aanbevelingen dienaangaande in de VNG-brochure, zijn, gelet op de karakteristieken van het plangebied, in de SvB alleen bedrijven ondergebracht tot en met milieucategorie 3.1;
  • gelet op het karakter van de omgeving zijn agrarische bedrijven, evenals dienstverlenende bedrijven in deze sector, niet opgenomen in de SvB. In aansluiting met de SVBP2012 hebben kantoren een eigen hoofdcategorie (sub D) gekregen, waarbinnen de diverse kantoor-aanduidingen in de VNG-brochure zijn ondergebracht. Het betreft hier kantoren zonder overwegende baliefunctie, waarvan de grootte in principe dus bepalend is voor de te verwachten milieuhinder. Kantoren met (overwegende) baliefunctie zijn gerangschikt onder de categorie dienstverlening;
  • ten opzichte van de VNG-publicatie is gekozen voor een afwijkende beoordeling van de hinderaspecten die samen hangen met autohandel- en reparatiebedrijven, benzinestations en aanverwante bedrijven. Gebleken is dat de overlast ten aanzien van "reparaties waarbij de garagedeuren niet zijn gesloten" of "buitenreparaties" in de woonbebouwing vooral 's zomers tot grote problemen kan leiden. Dit terwijl de opslag van brandstoffen en olieachtige producten op zichzelf voor ongewenste risico's zorgen, waardoor wij van mening zijn dat nieuw vestiging in woongebieden in principe niet gewenst is. Daarnaast zijn het naar onze mening niet alleen de bedrijfsprocessen zelf die in dit verband als risicovol moeten worden beoordeeld, maar ook de frequente verkeersbewegingen van en naar dit soort bedrijven, ook met motorvoertuigen die niet optimaal functioneren (en daarom voor onderhoudsbeurten of ter reparatie worden aangeboden). De bedrijfstypen met SBI-2008 codes 45 en 473 zijn dan ook niet opgenomen in de SvB voor dit gebied;
  • vergelijkbare overwegingen hebben bij bedrijfstypen die in de VNG-brochure zijn gerangschikt onder SBI-2008 code 4752 (bouwmarkten, tuincentra en hypermarkten), SBI-code 82992 (veilingen voor huisraad, kunst e.d.) en SBI-code 47.1 (supermarkten, warenhuizen) waar een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking vanuit gaat (als bedoeld in categorie 2P, blz 83 van de VNG-brochure), er voor gezorgd dat deze niet zijn opgenomen, dan wel zijn uitgezonderd in de SvB;
  • in relatie tot de systematiek die bij dit bestemmingsplan ten aanzien van de categorie-indeling wordt gehanteerd, kon echter niet worden volstaan met het simpelweg niet benoemen van de bovenbedoelde detailhandel, die als categorie 2 hinderlijk wordt beschouwd in de VNG-brochure. Dit omdat dit type bedrijven dan via de restcategorie 47: "Detailhandel voor zover n.e.g." toch positief bestemd zou worden. Dit is opgelost door te verwijzen naar categorie 47.5/47.7 Winkels in overige (huishoudelijke) artikelen, excl. bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten (cat.2), waarmee deze uitzondering expliciet is gemaakt. Ook supermarkten en warenhuizen, beide met een verkeersbelasting 2P, zijn uitgezonderd door te verwijzen de SBI-categorieën 47.11 en 47.19.2, waarbij deze vormen van detailhandel expliciet zijn uitgezonderd.

Op basis van de hiermee opgedane ervaringen is de methodiek van de "Staat van horeca-activiteiten (model Nijmegen)" gehandhaafd. Deze horeca-activiteiten zijn nu weliswaar ook ondergebracht in de SvB, maar er worden nog steeds in de in de volgende drie categorieën onderscheiden:

Categorie 1: lichte horeca

Dit betreft bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn en slechts in beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Hierbij gaat het vooral over (kleinschalige): restaurants, cafetaria's, ijssalons, koffiebars en dergelijke. Bedrijven van deze categorie met openingstijden uitsluitend in de dagperiode zijn geplaatst in categorie A. Bedrijven met avondopenstelling zijn ondergebracht in categorie B. Dit komt overeen met categorie 1 en 2 bij milieuzonering.

Categorie 2: middelzware horeca

Onder categorie 2 vallen de volgende bedrijven:

  • bedrijven die grotere hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door de ruime openingstijden (ook 's nachts). Hierbij kan worden gedacht aan café's en bars zonder al te zware muziekbelasting, taveernes, cocktailbars, etc. Deze bedrijven zijn over het algemeen passend binnen weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. Het zijn bedrijven die passen binnen type B, of categorie 3.1 bij functiescheiding;
  • bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels e.d. maar ook restaurants met een potentieel zeer hinderlijke haal- en brengservice. Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs de hoofdinfrastructuur. Dit zijn bij uitstek de categorie C bedrijven.

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers (verkeer) aantrekken, hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra.

Gelet op het aantal incidenten wat bij dit type bedrijven heeft plaatsgevonden de afgelopen jaren, blijkt aan de aanwezigheid van dergelijke bedrijven ook meer risico's verbonden dan tot uiting komt in de VNG-brochure. Deze bedrijven zijn naar onze mening dan ook alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Bovendien wordt bij dit soort bedrijven zeker niet voldaan aan de randvoorwaarden voor bedrijven die aan de methodiek voor functiemenging gesteld zijn. Deze bedrijven zijn dan ook niet opgenomen in de hierboven uitgewerkte methodiek voor functiemenging (A,B en C-typering).

Bijlage 2 Staat Van Bedrijvigheid

Bijlage 3 Ecotopenkaart

Bijlage 4 Beleidsregels Parkeren

Bijlage 5 Profiel Van Vrije Ruimte (Pvvr)

Bijlage 6 Amz-cyclus

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met het plan wordt beoogd om roeivereniging De Waal definitief te huisvesten op het voormalige Wijersterrein in Lent, en deze locatie tevens voor woningbouw te herontwikkelen. In het verleden was op deze locatie Wijers Dakbedekkingen gevestigd.

Locatie

In de oksel van de Waaldijk en het spoortalud ligt in Nijmegen Noord een buurtschap aan de dijk. Onderdeel van het buurtschap is het oude Wijersterrein, waar naast het bestaande PGEM-gebouw dat een monumentale status heeft, loodsen zijn gebouwd. Het buurtschap zelf is een menging van monumentale gebouwen en moderne gebouwen uit de 20e eeuw.

Roeivereniging

Het terrein wordt sinds enige tijd verhuurd wordt aan roeivereniging De Waal. De roeiverening stalt haar boten in de loodsen en gebruikt het oude PGEM-gebouw als clubhuis met kleedkamers, krachthonk en sociale ruimtes. De roeiers dragen hun boten vanaf de loodsen, waar ze onderhoud krijgen, over de dijk naar de Spiegelwaal waar middels een tijdelijke vlonder de boten te water worden gelaten. Deze route vanaf de loodsen is een loodzware en gevaarlijke route voor de roeiers door de steilheid van de hellingen en het kruisende verkeer.

Een nieuw drijvend botenhuis in de Spiegelwaal zal dit oplossen. Het drijvende botenhuis zal dienen als veilige opslag en vertrek/aankomst van de boten en hun roeiers. Het definitieve botenhuis zal dan ook kwalitatief en ruimtelijk aansluiten op de kwaliteit en uitstraling van de Lentse Warande. De functie is alleen het stallen, uitvaren en aanmeren van boten. De activiteiten als onderhoud, krachttraining, omkleden en sociale bezigheden zullen in het bestaande PGEM-gebouw blijven plaatsvinden.

Woningen

De loodsen op het Wijersterrein zullen worden afgebroken om ruimte te maken voor een strook nieuwbouw tussen de watersingel, het oude PGEM-gebouw en Oosterhoutsedijk 60. Dit betreft 17 woningen in de vorm van twee- en driekappers projectmatige bouw, alsmede één woning op het perceel van Oosterhoutsedijk 60. De ontsluiting van de projectmatige woningen zal gebeuren via Hof van Holland middels de nieuw aangelegde brug. Vanaf de dijk is het gebied bereikbaar voor langzaam verkeer.

Andere functies

De huisvesting van de roeivereniging maakt het ook logisch om na te denken welke andere functies mogelijk en gewenst zijn op deze plek, in het verlengde van de functies die inherent zijn aan de roeivereniging. De vergaderruimtes voor de roeivereniging zouden ook extern verhuurd kunnen worden of als flexwerkplek kunnen worden gebruikt. Een maatschappelijke functie is eveneens mogelijk. De functies kunnen in een zelfstandige vorm worden uitgeoefend en hoeven niet een relatie met de roeiactiviteiten te hebben.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen in een buurtschap in de oksel van de Waaldijk en het spoortalud in Nijmegen Noord. De locatie staat bekend als het voormalige Wijersterrein en wordt aan de oostzijde begrensd door het spoortalud, aan de zuidzijde door de woonpercelen aan de Oosterhoutsedijk 50 t/m 76, aan de westzijde gedeeltelijk door het perceel van Oosterhoutsedijk 78 en aan de noordzijde door de nieuwe watersingel.

De gronden in het plangebied zijn kadastraal bekend als Nijmegen, sectie F, nummer 1581,1583, 1584 en 1585 en 122. Het botenhuis in de Spiegelwaal betreft het kadastrale perceel Lent, sectie C, nummer 1698. Het plangebied beslaat een oppervlakte van circa 9.700 m² + het deel in de Spiegelwaal.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0001.jpg"

Plangebied indicatief (bron: Atlaz)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0002.jpg"

Plangebied indicatief (bron: Atlaz)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor het plangebied gelden meerdere vigerende bestemmingsplannen. Een deel van het plangebied is in de Spiegelwaal gelegen. Hiervoor gelden de bestemmingsplannen "Nijmegen Ruimte voor de Waal" dat door de raad is vastgesteld op 21 maart 2012 en het bestemmingsplan "Nijmegen Ruimte voor de Waal - 5 (WCN)" dat door de raad is vastgesteld op 18 februari 2020. Beide plannen zijn onherroepelijk. Ook geldt het bestemmingsplan "Nijmegen Dijkversterking Wolferen-Sprok" dat door de raad is vastgesteld op 28 april 2021 en onherroepelijk is.

Voor het overige geldt het bestemmingsplan "Buitengebied Dorp Lent" dat door de raad van de voormalige gemeente Elst op 28 november 1989 is vastgesteld; het plan is onherroepelijk.

De beoogde ontwikkeling past niet in de vigerende bestemmingsplannen. In Buitengebied Dorp Lent geldt de bestemming 'Bedrijfsdoeleinen', specifiek voor een dakdekkersbedrijf. In de Ruimte voor de Waal-bestemmingsplannen bestaat geen mogelijkheid voor een drijvend botenhuis.

Onderhavige bestemmingsplan vormt daarom het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Huidige Situatie

In de oksel van de Waaldijk en het spoortalud ligt in Nijmegen Noord een buurtschap aan de dijk. Het plangebied ligt aan het treinspoor, dat hier op een circa 7m hoge dijk ligt, met het treinstation Lent direct aan de zuidzijde van het plangebied. Voor het treinspoor geldt het Tracébesluit Programma Hoogfrequent Spoor (TB PHS) Nijmegen en Westentree, welke is vastgesteld op 29 april 2022.

Onderdeel van het buurtschap is het voorliggende Wijersterrein, waar naast het bestaande PGEM-gebouw, dat een monumentale status heeft, loodsen aanwezig zijn. Het buurtschap zelf is een menging van monumentale gebouwen en moderne gebouwen uit de 20e eeuw. De oriëntatie en de adressen van de aanliggende percelen zijn allemaal gelegen aan de Oosterhoutsedijk en worden met een enkele afrit vanaf de dijk ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0003.jpg"

Impressie huidige situatie woningbouwlocatie (bron: Daverveld/Reuvers)

Het Wijersterrein zelf is omringd met een hekwerk en kan middels een schuifpoort afgesloten worden. Dit is omdat het het terrein sinds enige tijd verhuurd wordt aan de roeivereniging De Waal. De roeiverening stalt haar boten in de loodsen en het oude PGEM-gebouw wordt gebruikt als clubhuis met kleedkamers, krachthonk en sociale ruimtes.

De roeiers dragen hun boten vanaf de loodsen, waar ze onderhoud krijgen, over de dijk naar de Spiegelwaal waar middels een tijdelijke vlonder met botenhuis de boten te water worden gelaten. Deze route vanaf de loodsen is een loodzware en gevaarlijke route voor de roeiers door de steilheid van de hellingen en het kruisende verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0004.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0006.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0009.jpg"

Impressie huidige situatie bij drijvende botenhuis (bron: Roeivereniging De Waal)

De Spiegelwaal, ontstaan door het project 'Ruimte voor de Rivier', strekt zich langs de Lentse Warande, een stedelijke kade aan de noordzijde van het water. Aan de zuidzijde bevindt zich het stadseiland met een struin- en strandgebied en het bestaande buurtschap. De Spiegelwaal is nu zeer intrek door voornamelijk recreanten in de vorm van zwemmers, zonaanbidders en diverse watersporten als suppers, kanovaarders, roeiers en zeilers.

2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie

Rondom het buurtschap zijn de laatste grote ontwikkelingen van de Waalsprong in volle gang. Aan de noordzijde van het buurtschap en het Wijersterrein is een watersingel aangelegd met noordelijk daarvan de woningbouw van Hof van Holland met een variërende hoogte tussen de 12 en de 60 meter. In de noordwestelijke hoek van het buurtschap is de zone tussen de dijk en de nieuwe watersingel ontsloten met één van de singelbruggen. In de zone tussen de dijk en de watersingel wordt een landschappelijke berm ten behoeve van de dijkversterking ingepast. Daarnaast worden er in Hof van Holland terpen gerealiseerd waar woningbouw zal gaan plaatsvinden in de vorm van losse kavel verkoop.

De loodsen van het Wijersterrein zullen worden afgebroken om ruimte te maken voor een strook nieuwbouw tussen de watersingel, het oude PGEM-gebouw en Oosterhoutsedijk 60. De woningbouw in de noordwestelijke hoek sluit aan op het kwellandschap en de oude schootslijn uit het Fort Beneden Lent die terug te vinden is in de terpen in de dijkzone. De woningbouw langs de watersingel sluit aan op het bestaande buurtschap en de beeldkwaliteit van de woningen aan de andere zijde van het water op de beeldkwaliteit in Hof van Holland. De stedenbouwkundige kenmerken van de woningbouwontwikkeling zijn beschreven in paragraaf 2.3.

Tussen het PGEM-gebouw en het spoortalud wordt een botenonderhoudszone ingericht. De ontsluiting van het plangebied zal gebeuren via Hof van Holland middels de nieuw aangelegde brug. Enkel voor langzaam verkeer zal de ontwikkeling bereikbaar zijn vanaf de dijk.

Door de sloop van de huidige opslagloodsen voor de boten is er behoefte aan nieuwe opslagcapaciteit. Dit wordt gerealiseerd in de vorm van een drijvend botenhuis in de Spiegelwaal, net iets ten westen van de spoorbrug. Deze wordt vergroot ten opzichte van het huidige tijdelijke botenhuis. Het botenhuis zal dienen als veilige opslag en vertrek/aankomst van de boten en hun roeiers. Dit definitieve botenhuis zal dan ook kwalitatief en ruimtelijk aansluiten op de kwaliteit en uitstraling van de Lentse Warande. De functie is alleen het stallen, uitvaren en aanmeren van boten. De activiteiten als onderhoud, krachttraining, omkleden en sociale bezigheden zullen in het bestaande PGEM-gebouw blijven plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0010.jpg"

Nieuwe situatie (Bron: Roeivereniging De Waal/ Boeijenjong Architechten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0011.jpg"

Nieuwe situatie (Bron: Roeivereniging De Waal/ Boeijenjong Architechten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0012.jpg"

Impressie nieuwe situatie, eerste fase lengte 34 m (Bron: Roeivereniging De Waal/ Boeijenjong Architechten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0013.jpg"

Impressie nieuwe situatie, tweede fase lengte 62 m (Bron: Roeivereniging De Waal/ Boeijenjong Architechten)

2.3 Stedenbouwkundige Kenmerken

2.3.1 Stedenbouwkundige analyse

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0014.jpg"

Analyse bebouwing Lent (Bron: Daverveld/Reuvers)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0015.jpg"

Historie buurtschap (Bron: Daverveld/ Reuvers)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0016.jpg"

Historie PGEM-gebouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0017.jpg"

Architectuur PGEM-gebouwen

2.3.2 Stedenbouwkundige uitwerking

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0018.jpg"

Indicatieve stedenbouwkundige visie (Bron: Daverveld/ Reuvers)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0019.jpg"

Volume buurtschap met toevoeging woningbouwontwikkeling (Bron: Daverveld/ Reuvers)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0020.jpg"

Visie en beeldkwaliteit PGEM-terrein (Bron:Daverveld/ Reuvers)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0021.jpg"

Visie en beeldkwaliteit Singel (Bron: Daverveld/ Reuvers)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0022.jpg"

Visie en beeldkwaliteit Schootsveld (Bron: Daverveld/ Reuvers)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0023.jpg"

Visie en beeldkwaliteit in relatie tot het buurtschap (Bron: Daverveld/ Reuvers)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0024.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0025.jpg"

Impressie ontwerp PGEM-terrein (Bron: Daverveld/ Reuvers)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0026.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0027.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0028.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0029.jpg"

Impressie ontwerp Singel (Bron: Daverveld/ Reuvers)

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0030.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0031.jpg"

Impressie ontwerp Schootsveld (Bron: Daverveld/ Reuvers)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Relevant Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 heeft het Rijk vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld.

De NOVI omvat een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht aan grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.

Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.

Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Binnen de NOVI worden drie afwegingsprincipes gehanteerd om te komen tot weloverwogen beleidskeuzes. Die zouden moeten helpen bij het afwegen en prioriteren van verschillende belangen en opgaven:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

De nationale overheid richt zich in de NOVI op 21 verschillende nationale belangen:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  • Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  • Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  • Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  • In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
  • Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  • Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
  • Beperken van klimaatverandering;
  • Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is,en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur;
  • Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
  • Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie;
  • Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  • Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater;
  • Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  • Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
  • Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
  • Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  • Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
  • Ontwikkelen van een duurzame visserij.


Planvoornemen
Het plan ziet op de definitieve huisvesting van een roeivereniging, gecombineerd met het herbestemmen van een voormalige bedrijfslocatie nabij woningen. Door de voormalige bedrijfslocatie te herbestemmen, ontstaat er een goed woon- en leefklimaat voor de omgeving. De overige ruimte op deze locatie wordt ingezet voor de zeer nodige woningbouw. Het monumentale PGEM-gebouw krijgt een nieuwe functie, waardoor dit industriële erfgoed behouden blijft. Daarmee draagt het plan bij aan een goede leefomgevingskwaliteit, een gezonde en veilige fysieke leefomgeving, worden er verschillende doelen gecombineerd, er wordt zorggedragen voor de woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften, en het behouden van cultureel erfgoed. Het plan is vanwege deze redenen in lijn met de uitgangspunten uit de NOVI. Ook wordt de toolbox Natuurinclusief toegepast, waardoor een bijdrage wordt geleverd aan de ecologische effecten en de effecten van klimaatverandering kunnen worden verminderd.

3.1.2 Natura 2000

In de Wet natuurbescherming zijn de nationaal en internationaal beschermde natuurgebieden aangewezen, de Natura 2000-gebieden. Voor deze gebieden moet duidelijk zijn wat de effecten van het planvoornmen op Natura 2000-gebieden zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0032.jpg"

Uitsnede Natura 2000-gebieden (bron: www.natura2000.nl)

Planvoornemen

Een deel van het plangebied, te weten het drijvende botenhuis, is gelegen in Natura 2000-gebied Rijntakken. In Bijlage 1 Update Voortoets Wet natuurbescherming en paragraaf 4.12 is hierop nader ingegaan. Hieruit blijkt dat de voorgenomen werkzaamheden op en het gebruik van de onderzoekslocatie geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied 'Rijntakken'.

Stikstof

Eind mei 2019 heeft de Raad van State een belangrijke uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De Raad van State heeft een streep gezet door het PAS. Iets specifieker: de Raad van State heeft geoordeeld dat het PAS niet meer gebruikt mag worden voor het geven van toestemming voor activiteiten die leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000-gebied. Er moet per geval een stikstofbeoordeling worden gemaakt om in beeld te brengen of wordt voldaan aan de Wet natuurbescherming (Wnb).

Volgens de stikstofstukken is de stikstofdepositietoename van deze ontwikkeling niet groter dan 0,00 mol/ha/jr (zie Bijlage 2 Stikstofrapport). Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied (Rijntakken e.a.) van zowel de aanlegfase als de gebruiksfase zijn op voorhand uit te sluiten. De berekening heeft plaatsgevonden met de meest recente versie van Aerius (versie januari 2023). De Wnb staat dus niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.

3.1.3 Beleidslijn Grote Rivieren

De Waal is aangewezen als verbindingswater voor vrachtscheepvaart en heeft daarmee een belangrijke economische functie. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is door het rijk de beleidslijn Ruimte voor de Rivier opgesteld. Deze beleidslijn is inmiddels vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Uitgangspunt is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Er gelden twee concrete doelstellingen:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
  • ontwikkelingen tegengaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning nodig (Wet beheer rijkswaterstaatswerken). De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van initiatieven.

Stroomvoerend regime
Voor de bedijkte rivieren (waaronder de Waal) geldt dat de dijk een harde grens vormt. Hierdoor is de ruimte die de rivier beschikbaar heeft voor de maatgevende afvoer ingesnoerd. Het gebied achter deze dijken loopt grote risico's bij overstroming of dijkdoorbraak. Voor het waarborgen van de veiligheid van de gebieden achter de dijken is het bij hoogwater van groot belang dat een vlotte afstroming gegarandeerd is. Obstakels in het rivierbed dienen te worden voorkomen. De verwachte toenemende rivierafvoeren vragen om meer (buitendijkse) ruimte, waar deze nu al schaars is in dit gebied. Dit vraagt om terughoudendheid bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen in het rivierbed. Voor bedijkte rivieren is het stroomvoerend regime van kracht.

Voor niet-riviergebonden activiteiten geldt een “nee, tenzij”- regime. Dat wil zeggen dat uitbreiding of vestiging van nieuwe, niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk is, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn. Zo kan er sprake zijn van een groot openbaar belang of zwaarwegend bedrijfseconomisch belang. Ook is het denkbaar dat een activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.

In het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' is de ruimtelijke doorwerking van de Beleidslijn grote rivieren geregeld.

3.1.4 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit Ruimtelijke Ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

In het Barro zijn een aantal onderdelen van nationaal belang opgenomen die beschermt worden. Voor dit plangebied zijn de onderdelen Rijksvaarwegen en Grote rivieren van belang.

3.1.5 Ladder duurzame verstedelijking

Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan. Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming.

Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen.

De derde trede van de eerdere Ladderonderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.

Er is een nieuw onderdeel toegevoegd aan artikel 3.1.6 (lid 3) Bro waarmee de Laddertoets bij flexibele planvormen (wijzigings- of uitwerkingsplan) kan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.

Planvoornemen

De in het plan voorziene ontwikkeling wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro van toepassing is.

Het planvoornemen bestaat uit de herontwikkeling van een voormalig bedrijfsterrein in binnenstedelijk gebied. Onderdeel hiervan is de toevoeging van 18 nieuwe woningen in de Waalsprong. Nijmegen heeft een grote woningbouwopgave, in alle woningtypen. Tevens bestaat het planvoornemen uit het definitief huisvesten van de groeiende (burger) roeivereniging De Waal en enkele daarop aansluitende functies voor externen in een zeer beperkte omvang, zoals flexwerkplekken en vergaderruimtes tot maximaal 500 m2 bedrijfsvloeroppervlakte en maatschappelijke voorzieningen. Huisvesting vindt plaats in het voormalige PGEM-gebouw, een gemeentelijk monument. Hiermee blijft industrieel erfgoed behouden en is daarmee sprake van hergebruik van een industrieel gebouw. Ook de plek is uniek. Kern van het veelomvattende “Ruimte voor de Waal-project” was het terugleggen van de dijk en het creëren van een nevengeul, genaamd de Spiegelwaal. Deze stroomt bij hoog water met de Waal mee en biedt extra capaciteit voor het afvoeren van water. Doordat dit slechts enkele dagen per jaar het geval is, is er er op de overige dagen prachtig recreatie-/sportwater ontstaan. Vanuit diverse watersportverenigingen worden de mogelijkheden van de Spiegelwaal benut. Het gaat om sporten zoals windsurfen, beachsporten, zeilen en activiteiten van de Nijmeegse Reddingsbrigade, kanoën en ook roeien.

Onderhavige stedelijke ontwikkeling voorziet daarmee in een behoefte voor woningbouw en de permanente huisvesting van een roeivereniging, waarmee tevens industrieel erfgoed behouden blijft. De aanvullende functies zijn functies die inherent zijn aan de sportvereniging, maar die ook voor externen kunnen worden gefaciliteerd.

3.1.6 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat er behoefte is aan woningbouw en de functies ten behoeve van een reeds bestaande roeivereniging worden mogelijk gemaakt, en ook voor externen toegankelijk kunnen worden gesteld.

3.2 Relevant Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – geeft de omgevingsvisie hier richting aan. In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant:

Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam
Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied ons vertrekpunt. Wij geven de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen. Wij gaan voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, breiden we uit aan de randen van onze steden of dorpen.

Onderhavige ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand verstedelijkt gebied en past daarmee binnen de omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de Provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De Provincie geeft hier richting aan door gezamenlijk zeven samenhangende ambities na te streven op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en woon- en leefklimaat. In de verordening zijn alleen regels opgenomen als dit nodig is om de provinciale ambities waar te maken of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. Daarom zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem in deze verordening opgenomen. Alleen de Waterverordeningen (per waterschap) en de Gelderse Vaarwegverordening 2009 zijn (nog) niet in de Omgevingsverordening opgenomen.

De Omgevingsverordening heeft daarom de status van o.a. ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

De ontwikkeling is gelegen in het volgende door de provincie aangewezen gebied:

  • Groene ontwikkelingszone

Groene ontwikkelingszone
De Groene ontwikkelingszone (GO) is onderdeel van het Gelders natuurnetwerk. Dit Gelders natuurnetwerk is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het NNN is het landelijke netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Het water van de Spiegelwaal en de vlonder zijn gelegen in de GO.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0035.jpg"

Uitsnede Omgevingsverordening Gelderland, kaart Regels Natuur - kaart 1, met de planlocatie indicatief bij de rode aanwijzer (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Planvoornemen

Het drijvende botenhuis is gelegen in de GO. Zoals aangegeven in de Omgevingsverordening kan een bestemmingsplan extensieve openluchtrecreatie toelaten als deze activiteit op een landschappelijk verantwoorde manier wordt ingepast en de kernkwaliteiten van de GO niet significant worden aangetast. Er zijn weinig mogelijkheden voor landschappelijke inpassing doordat dit deel van de GO en Spiegelwaal een stroomafvoerend rivierbed is. Om aan de vereiste voor landschappelijke inpassing invulling te geven is er voor een onopvallend ontwerp van de botenloods gekozen.

Het botenhuis is bestaand gebruik, maar zal worden uitgebreid en definitief planologisch worden toegestaan. De uitbreiding is kleinschalig en tast de kernkwaliteiten van het gebied niet aan. Zie ook paragraaf 4.12 Natuur en groen.

3.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat er geen sprake is van een aantasting van de Groene Ontwikkelingszone.

3.3 Relevant Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging'

In de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' beschrijft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de stad tot 2040. De Omgevingsvisie gaat om meer dan alleen ruimtelijke aspecten, zo beschrijft de visie hoe de inrichting van de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan sociale, maatschappelijke en economische doelen.
De Omgevingsvisie vervangt sectorale beleidsvisie voor thema's die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Hiermee biedt de Omgevingsvisie één integraal document met de kaders voor het ruimtelijk beleid van Nijmegen.

De Omgevingsvisie bouwt o.a. voort op bestaand beleid, het coalitieakkoord 2018-2022, en de structuurvisie uit 2013. In oktober 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Door actualisatie blijft de Omgevingsvisie actueel.

De Omgevingsvisie dient 4 doelen:

  1. 1. Een kader en inspiratie bieden voor initiatiefnemers uit de stad
  2. 2. Het geven van spelregels voor afstemming met de omgeving bij ontwikkelingen
  3. 3. Het in samenhang presenteren van de Nijmeegse ambities, als uitgangspunt bij het werk van medewerkers van de gemeente
  4. 4. Te gebruiken als sturingsinstrument voor het college van B&W en de gemeenteraad bij ruimtelijke ontwikkelingen en investeringen


Uitgangspunt: Groei binnen de bestaande stad

De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie is het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad. Zo blijft het aantrekkelijke landschap rondom de stad behouden en helpt verdichting bovendien om het draagvlak voor voorzieningen in stand te houden.
Ruimte voor nieuwe woningen en werkgelegenheid wordt dus gezocht binnen de bestaande stadsgrenzen, waarbij de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.

Opgaven en ruimtelijke keuzes
4 opgaven en 8 richtinggevende keuzes staat centraal in de Omgevingsvisie (zie figuren). Nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen altijd bij te dragen aan de 4 grote opgaven uit de Omgevingsvisie, en bij voorkeur aan meer dan één tegelijkertijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0036.png"
4 opgaven
De Economisch veerkrachtige stad, Sociale en gezonde stad, Aantrekkelijke stad, en Duurzame stad zijn de vier opgaven die de basis vormen van het bestuursakkoord (2018-2022) en de Omgevingsvisie. Van hieruit wordt de ontwikkeling van de stad bekeken en worden onze ambities geformuleerd.

  1. 1. Economisch veerkrachtige stad

We gaan onze economische kansen beter benutten. We willen dat de banengroei in onze stad zich gaat verhouden tot de bevolkingsgroei en mobiliseren ons onbenutte potentieel. Dit doen we met de stad én met de regio, die de motor is van onze economische groei. We hebben economisch sterke sectoren in de stad, maar we hebben ook dringend behoefte aan meer werkgelegenheid voor zowel hooggeschoolden als voor praktisch werkenden.

  1. 2. Sociale en gezonde stad
    Nijmegen is en blijft een sociale stad. We werken aan gevarieerde, gemengde wijken en willen sociale tegenstellingen en maatschappelijke onvrede verkleinen.
  2. 3. Aantrekkelijke stad

Nijmegen is een prachtige stad en dat blijven we. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. We willen onze sterke identiteit als stad met historie in een groene omgeving behouden en uitdragen. Nijmegen staat landelijk in de top 3 van steden met het hoogste percentage woningtekort. We blijven groeien. Het aantal ouderen neemt toe, maar er vestigen zich ook meer jongeren. Deze voor Nederland bijzondere dubbele groei vraagt veel van onze stedelijke voorzieningen.

  1. 4. Duurzame stad

Nijmegen loopt voorop in de uitvoering van de duurzaamheidsopgaven voor Nederland. We hebben de ambitie en de potentie om samen met de regio koploper op het gebied van duurzaamheid en circulariteit te blijven. De oplossingen die we samen met de stad en regio uitwerken voor de energietransitie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en circulaire economie zijn ook voor de rest van het land van belang.

8 richtinggevende keuzes

De 4 opgaven voor Nijmegen zijn goed te combineren, we kijken daarom naar integrale oplossingen. Waarbij we een vraagstuk vanuit meerdere invalshoeken benaderen en de oplossing bijdraagt aan het oplossen van meerdere problemen. Hieronder de kern van de richtinggevende keuzes uit de Omgevingsvisie.

  1. 1. Compacte, dynamische stad:
    Omdat we de impact van groei op de omgeving zo klein mogelijk willen houden ligt de nadruk op verdichting. De groeiopgave willen we benutten om kwaliteit toe te voegen aan de stad, o.a. door meer functiemenging, informele werkmilieus en transformatie. Stedelijke knooppunten, daar waar voorzieningen, werklocaties en vervoersstromen samenkomen, zijn kansrijke plekken voor verdichting en functiemening. Bij nieuw te bouwen woningen verschuift het accent naar een- en tweepersoonshuishoudens, waaronder betaalbare woningen voor studenten, starters, ouderen en kwetsbare doelgroepen.
    Voor nieuwe kantoren is vooral het stationsgebied kansrijk. Brabantse Poort en Campus Heyendaal beschouwen we als toekomstbestendige kantoorlocaties.
    Voor onder meer logistiek en de maakindustrie ontwikkelen we in overleg met regio bedrijventerrein de Grift. Het Engieterrein wordt herontwikkeld voor watergebonden bedrijvigheid en bedrijven die duurzame energie opwekken. Op de campussen richten we ons op herontwikkeling, intensivering en functiemenging. In Winkelsteeg onderzoeken we de mogelijkheden voor een gemengd stedelijk milieu, daarbij rekening houdend met de perspectieven en ontwikkelmogelijkheden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid.
  1. 2. Toekomstbestendige wijken
    Om tot een inclusieve en vitale stad te komen, streven we onder meer naar een goede mix van allerlei typen woningen en woonmilieus in sociale huur, huur en koop. In combinatie met de daarbij passende, bereikbare en goed toegankelijke voorzieningen. Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen staan de leefwereld, het welbevinden en de gezondheid van inwoners centraal. Tijdelijke functies en initiatieven ondersteunen we om verbeteringen te realiseren.
  1. 3. Groene, gezonde stad

We willen als stad bijdragen aan de gezondheid van onze inwoners en het verbeteren van de biodiversiteit. Een gezonde leefomgeving is daarbij een belangrijk integraal thema, waarbij het o.a. gaat om luchtkwaliteit, geluidsbelasting, hitte, groen en water, bewegen en mobiliteit, ontmoeten en voorzieningen.
Dichtbij huis zijn er mogelijkheden om te ontmoeten, wandelen, spelen en sporten. Daarvoor ontwikkelen we o.a. een netwerk van aantrekkelijke beweegroutes op stad- en wijkniveau.

  1. 4. Duurzame mobiliteit
    In de regio Arnhem-Nijmegen werken we gezamenlijk aan duurzame mobiliteit en bereikbaarheid. Het gaat om het inzetten en stimuleren van schone vervoersmiddelen en het efficiënter benutten van vervoer.

Om de stad te laten groeien zonder mobiliteitsproblemen te laten ontstaan zetten we in op: lopen, fiets, OV en Mobility as a Service. Met deze vervoersvormen kunnen we een aantal maatschappelijke doelen bereiken. Duurzame mobiliteit brengt mensen in beweging, is goed voor de gezondheid en luchtkwaliteit, versterkt sociale cohesie, creëert gelijke kansen, versterkt de economische structuur en draagt bij aan de beleving van de stad.

  1. 5. Energieopgave
    Ons doel is dat Nijmegen uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij is. Samen met andere gemeenten, waterschappen en de provincie stellen we een Regionale Energie Strategie (RES) op. Hierin maken we keuzes voor de opwekking van duurzame elektriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en de daarvoor nodige opslag- en energie infrastructuur. De RES geeft met zoekgebieden aan welke gebieden in de regio geschikt zijn voor de opwekking van hernieuwbare energie.
  2. 6. Groter centrumgebied

De komende jaren werken we aan de verbreding van het centrum naar de gebieden rondom de Waal. Onder de noemer 'Nijmegen omarmt de Waal' realiseren we verschillende projecten en ontstaat hier een variatie van nieuwe gemengde milieus en hebben de rivieroevers een belangrijke openbare functie. Het gaat o.a. om de Stationsgebied, NYMA, Hof van Holland, Waalkade, Valkhofkwartier, Vlaams Kwartier, en Burchtstraat/ Augustijnenstraat.

  1. 7. Sterke campussen

De komende jaren blijven we investeren in de clusters Health & high Tech om nieuwe banen te creëren. We willen ruimte bieden aan nieuwe bedrijven en meewerken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit doen we mede door te investeren in uitstraling en kwaliteit en door de mogelijkheden voor intensivering en functiemenging op campussen te onderzoeken. De Novio Tech Campus, Campus Heyendaal en de binnenstad zijn sterke campussen in Nijmegen.

  1. 8. We omarmen het kanaal
    We zien een samenballing van opgaven rondom het Maas-Waalkanaal. Hier zien we kansen voor intensivering en transformatie in de huidige woongebieden in Dukenburg, Lindenholt, Neerbosch-Oost, Hatert, groene gebieden en de werkgebieden Winkelsteeg en Oost-Kanaalhavens. Door de Kanaalzone tot ontwikkeling te brengen werken we o.a. aan een betere verbinding van Dukenburg en Lindenholt met de rest van de stad en geven we de bestaande wijken rondom het kanaal een impuls. De transformatieopgave vraagt om verdere verkenning en onderzoek.

In relatie tot de beoogde ontwikkeling in het plangebied is het volgende beleid uit deze Omgevingsvisie relevant.

  • compacte, dynamische stad: het planvoornemen betreft de herontwikkeling van een voormalige bedrijfslocatie, in een buurtschapje aan de Oosterhoutsedijk in Lent.

3.3.2 Coalitieakkoord 2022-2026 'Ons Nijmegen, Stad van iedereen'

We zijn een aantrekkelijke stad en staan er goed voor. De potentie van de stad gaan we de komende vier jaar optimaal benutten. We groeien gezond verder, zowel in inwoneraantal als in werkgelegenheid. We blijven een sociale stad. We blijven aantrekkelijk voor bewoners, bedrijven, instellingen en bezoekers en investeren daarom in alle wijken. We vinden het vanzelfsprekend dat we een enorme duurzaamheidsslag maken. We investeren in een gezonde groei van onze stad en zorgen dat alle Nijmegenaren mee kunnen ontwikkelen.

De komende periode investeren wij fors in duurzaamheid: we gaan meters maken met iedereen in de stad. De ambities van Nijmegen zijn hoog, en we zijn trots op het feit dat we European Green Capital zijn. Nijmegen is en blijft een sociale stad. We werken aan gevarieerde, gemengde wijken en willen sociale tegenstellingen en maatschappelijke onvrede verkleinen. We stellen de vraag van de inwoner centraal en organiseren hulp zo dichtbij en goed mogelijk. We staan voor de uitdaging dit ook financieel beheersbaar te maken. De komende periode gaan we onze economische kansen beter benutten. We willen dat de banengroei in onze stad zich gaat verhouden tot de bevolkingsgroei en mobiliseren ons onbenutte potentieel. Dit doen we met de stad én met de regio, die de motor is van onze economische groei. Nijmegen is een prachtige stad en dat blijven we. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit; bij nieuwe ontwikkelingen in het noorden van de stad, in bestaande wijken en voor onze culturele en wijkvoorzieningen.

3.3.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de opgaven en keuzes uit de omgevingsvisie en het coalitieakkoord, bestaande uit een woningbouwontwikkeling en het huisvesten van een vereniging, waarbij industrieel erfgoed in stand wordt gehouden.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. De realisatie van de woningen kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject, maar blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:

  1. 1. Kenmerken van het project;
  2. 2. Plaats van het project;
  3. 3. Kenmerken van het potentiële effect.


In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn navolgend in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Uit de afweging is gebleken dat er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten, waardoor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of MER niet aan de orde is.

4.2 Wonen

4.2.1 Toetsingskader

Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025

In samenhang met de Nijmeegse omgevingsvisie is op basis van het woonbehoefteonderzoek een uitvoeringsagenda wonen opgesteld.

Op basis van de uitvoeringsagenda zetten we in op alle doelgroepen. We zetten ons daarbij extra in voor doelgroepen die hulp nodig hebben op de woningmarkt. In de huidige markt zijn dat één- en tweepersoonshuishoudens, starters, lage en middeninkomens en studenten. Daarnaast zetten we gericht in op ouderen en mensen met een hulpvraag. We maken ruimte om de woonmogelijkheden van voorgaande doelgroepen in de bestaande voorraad en bij nieuwbouw te vergroten. We voegen minimaal 10.000 woningen toe tot en met 2030. Ook bieden we ruimte voor bijzondere woonvormen. Het gaat dan om woonvormen die flexibel, tijdelijk of collectief van aard zijn.

De komende jaren worden de meeste woningen in de Waalsprong en in het Waalfront gebouwd. Vanuit het perspectief van de Omgevingsvisie verleggen we de focus naar de bestaande stad. Belangrijke gebieden om de woningbouwopgave en de versnelling in te vullen zijn: de binnenstad en stationsomgeving, de wijken en werklocaties rondom het Maas-Waalkanaal, campus Heyendaal en rondom de ov-knooppunten.

4.2.2 Planvoornemen

Het woningbouwprogramma bestaat uit 18 woningen, te weten 1 vrijstaande woning, 7 halfvrijstaande woningen en een rijtje van drie. De woningen vallen in de duurdere prijscategorie (> € 280.000,- conform Uitvoeringsagenda Wonen).

Conclusie

Met de toevoeging van deze woningen wordt bijgedragen aan de grote woningvraag. Met het plan worden woningen toegevoegd en wordt voorzien in de vraag naar grondgebonden woningen (halfvrijstaande woningen en rijwoningen).

4.3 Economische Zaken

4.3.1 Horeca

4.3.2 Kantoren, maatschappelijke- en commerciële dienstverlening

4.4 Bedrijven En Milieuzonering

4.4.1 Toetsingskader

4.4.2 Planvoornemen

In het plangebied worden een aantal woningen toegevoegd, een maatschappelijke/ gemengde bestemming en een botenhuis in de Spiegelwaal. De woningen sluiten aan op andere woonbestemmingen met uitzondering van de oostzijde waar de nieuwe woningen aansluiten aan de maatschappelijke/ gemengde bestemming. Binnen deze bestemming is alleen bedrijvigheid tot milieucategorie 2 of gelijkwaardig mogelijk. Tevens is uitsluitend ondergeschikte horeca mogelijk en dus geen groot terras. Gezien de nabijheid van het spoor en de Snelbinder (hoofdinfrastructuur) is hier sprake van een gemend gebied en wordt de toegestane categorie als één categorie lager beschouwd, welke voldoende is om te spreken van een goed woon- en leefklimaat. Deels is hiervoor een aanduiding opgenomen waarbinnen geen buitenactiviteiten mogen plaatsvinden, deels heeft een akoestische beoordeling plaatsgevonden (zie Bijlage 3 Memo geluidsaspecten parkeren. Het botenhuis wordt alleen gebruikt voor stalling van boten en zal dus ook geen hinder naar de omgeving veroorzaken. Hiermee is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.5 Geluid

4.5.1 Toetsingskader

4.5.2 Planvoornemen

Dit bestemmingsplan maakt nieuwe woningen dus nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk.


De woningen vallen binnen de geluidszone van de spoorlijn Nijmegen-Arnhem. De woningen liggen niet binnen de geluidszone van wegverkeer of een gezoneerd industrieterrein. Het Wijersterrein ligt binnen de geluidszone van de spoorlijn Nijmegen-Arnhem. Wanneer een nieuwe geluidsgevoelige bestemming in de zone via een ruimtelijk besluit mogelijk wordt gemaakt, wordt de voorkeursgrenswaarde in acht genomen. Uit akoestisch onderzoek (zie Bijlage 4 Akoestischonderzoek) blijkt dat de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai wordt overschreden.

Door middel van een hogere waarde kan door het bevoegd gezag een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) worden toegestaan. Deze waarde wordt vastgelegd in een Hogere Waardenbesluit. Voor dit gebied mag een dergelijk besluit worden genomen op grond artikel 3 van beleidsregels Hogere Waarden Wet Geluidhinder 2013 van de gemeente Nijmegen.

In het hogere waarden besluit staat welke maatregelen worden getroffen en welke afwegingen zijn gemaakt om de hogere geluidsbelastingen toe te staan. Woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen moeten voldoende geluidsisolerend worden gebouwd. Afhankelijk van de hoogte van de geluidsbelasting kunnen aanvullende eisen worden gesteld aan de indeling en de plaats ten opzichte van de geluidbron.

4.6 Trillingen En Spoor

4.6.1 Toetsingskader

4.6.2 Planvoornemen

Trillingen

De handreiking nieuwbouw en spoortrillingen stelt dat als de afstand tot het spoor minder dan 100 meter is, het aspect trillingen beoordeeld moet worden. Is de afstand groter dan 100 meter maar kleiner dan 250, dan kan dit ook geschieden op basis van de bodemgesteldheid, treinbeeld of klachten.

Alle woningen komen binnen 250 meter van de spoorbaan. Er komen ook woningen binnen 100 meter van de spoorlijn.

Er is hier sprake van nieuwbouw bij bestaand spoor. Dit maakt dat de SBR-richtlijnen van toepassing zijn. Er is door DGMR een trillingsonderzoek uitgevoerd (M.2021.1176.00.N001V2 d.d. 20-05-2022, zie Bijlage 5 Trillingsonderzoek). Dit onderzoek heeft als uitgangspunt de intensiteiten vanuit het PHS (Project Hoogfrequent Spoor) genomen, waarvoor een Tracébesluit is genomen. Hieruit blijkt het volgende:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0037.png"

Trillingscontouren (Bron: Bijlage 5 Trillingsonderzoek)

Binnen 95 meter van het spoor zullen bij fundering van woningen op staal aanvullende maatregelen moeten worden genomen daar de trillingsniveaus de waarde A2 overschrijden.

Binnen 80 meter van het spoor zullen bij fundering van woningen op palen aanvullende maatregelen moeten worden genomen daar de trillingsniveaus de waarde A2 overschrijden.

Dit betekent dat er voor meerdere woningen voldoende trillingsbeperkende maatregelen moeten worden genomen. Dit is door middel van een voorwaardelijke verplichting in de planregels in 16.1Overige zone - trillinghinder geborgd.

Indien er gebruik wordt gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheid (16.1.2), dan dienen toekomstige bewoners geïnformeerd te worden dat er mogelijk trillinghinder kan optreden.

Spoorwegwet

In het kader van de Spoorwegwet heeft ProRail vergunning verleend op grond van het bepaalde in artikel 19 lid 1 van die wet, voor de bouw van het onderhoudsgebouw ten behoeve van de roeivereniging, zie Bijlage 6 Vergunning Spoorwegwet. Daarmee wordt voldaan aan de belangen van ProRail.

4.7 Luchtkwaliteit

4.7.1 Toetsingskader

4.7.2 Planvoornemen

Het plan voorziet in de realisatie van ongeveer 18 nieuwe woningen en de vestiging van een sportvereniging met aanverwante functies.

Ad a: veroorzaker:

De bij het project behorende ritgeneratie veroorzaakt geen verkeersaantrekkende werking die een verslechtering van meer dan 3% veroorzaakt. Het plan draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.

Ad b: te beschermen object:

Een woning is geen gevoelige bestemming. Ter plaatse van het plan worden de grenswaarden niet overschreden. De nieuwe richtwaarden van de WHO die eind december zijn aangekondigd worden nog wel overschreden. De gemeente heeft zich daarom gecommitteerd aan het Schone Lucht Akkoord. Luchtkwaliteit is geen beperking voor het plan.

4.8 Geur

4.8.1 Toetsingskader

De Wet geurhinder en veehouderij stelt regels ter bescherming van voor geur gevoelige objecten. Een geurgevoelig object is, kortgezegd, een gebouw waarin mensen gedurende de dag verblijven. In de wet is een meer gedetailleerde begripsbepaling opgenomen.

4.8.2 Planvoornemen

Het plangebied is in het stedelijk gebied gelegen. Binnen een straal van 1 km zijn geen veehouderijen gelegen. Geurproblematiek of beperking van bedrijven in hun bedrijfsvoering is hier niet aan de orde.

4.9 Externe Veiligheid

4.9.1 Toetsingskader

4.9.2 Planvoornemen

Plaatsgebonden risico

Onder het plaatsgebonden risico (PR) wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. De PR-contour van de genoemde risicobronnen blijft ver van de voorgenomen ontwikkeling en vormt dus geen belemmering voor de ontwikkeling.

Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden. Het plangebied ligt op ongeveer 500 meter van de Waal en de A325. Op deze afstand is alleen een zeer onwaarschijnlijk toxisch ongevalsscenario in het plangebied mogelijk vanuit deze bronnen. Het groepsrisico is daarom op een standaard wijze verantwoord in de beleidsvisie van februari 2014 (Beleidsvisie Externe Veiligheid Nijmegen, 2014 pagina 33).

Het plangebied ligt tevens op korte afstand van het spoor van Nijmegen naar Arnhem. Het toevoegen van kwetsbare objecten tussen de 30 en 200 meter vanaf het spoor dient volgens de beleidsvisie zwaar verantwoord te worden. Zeer kwetsbare objecten zoals basisscholen en kinderdagverblijven worden niet voorzien in het plan. Kwetsbare objecten zoals woningen zijn wel voorzien. Sinds het vaststellen van de beleidsvisie in 2014 is het 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' vastgesteld. Hierdoor zijn ook landelijk afspraken gemaakt over het veilig vervoer van gevaarlijke stoffen en zijn de risico's op het spoor aanzienlijk gedaald. Dit laatste blijkt ook uit de berekening die is gemaakt voor deze planontwikkelingen (ODRN Risico's Spoor, 1-2022, zie Bijlage 7 Risico's spoornul-situatie en Bijlage 8 Risico's spoor voor woningen). Het groepsrisico blijft met de planontwikkeling ver onder de 10% van de oriëntatiewaarde.

De restrisico's die overblijven in het plangebied zijn het gevolg van het mogelijk optreden van een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) -scenario en een toxisch scenario. Aangezien de gemeente geen invloed heeft op de veiligheid van het transport zelf en in de overdracht van bron naar object weinig zinvolle maatregelen denkbaar zijn, blijven alleen de objectgebonden maatregelen over om te overwegen. Dit zijn bijvoorbeeld maatregelen die mensen de gelegenheid geven langer te kunnen schuilen in een object of maatregelen die voorkomen dat onderdelen van gebouwen bezwijken bij een bepaalde overdruksituatie. Gezien het feit dat het groepsrisico ver onder de 10% van de oriëntatiewaarde ligt en het transport van gevaarlijke stoffen beperkt is zouden aanvullende bouwkundige maatregelen disproportioneel zijn ten opzichte van de te bereiken veiligheidswinst.

Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

De Veiligheidsregio Gelderland Zuid (VRGZ) heeft op 4 juli 2022 een advies uitgebracht over de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. De VRGZ gaat op deze aspecten akkoord met de gekozen verantwoording van het groepsrisico, zie Bijlage 9 Advies VRGZ.

4.9.3 Conclusie

De ontwikkeling van kwetsbare objecten in dit bestemmingsplan is aanvaardbaar.

4.10 Bodem

4.10.1 Toetsingskader

4.10.2 Planvoornemen

Het plangebied bestaat grotendeels uit agrarische percelen en aan de oostzijde een bedrijfsterrein aan de Oosterhoutsedijk 48 en een woning aan de Oosterhoutsedijk 60.

4.11 Water

4.11.1 Uitgangspunten Omgevingsvisie

  • Toekomstbestendige wijken: Elke wijk dient een kwalitatief goede openbare ruimte te hebben met groen, water, natuur, ecologie en groene verbindingen, die uitnodigt tot ontmoeting, spelen, bewegen en recreatie.
  • Groene, gezonde stad: Bij de verdere ontwikkeling van de stad gaan we uit van het natuurlijk systeem, dat bestaatuit groen, water en de ondergrond. Juist als we de stad gaan verdichten en intensiveren, wordt de kwaliteit van de groene en blauwe netwerken en plekken in de stad steeds belangrijker. Zowel voor de leefbaarheid voor mens en dier, de biodiversiteit en de klimaatadaptatie
  • We maken het natuurlijk systeem robuuster. We onderzoeken in samenhang met herinrichtingsprojecten welke kansen er zijn voor herstel of het zichtbaar maken van het natuurlijk systeem en van cultuurhistorische elementen daarin zoals landgoederen. We zorgen voor meer groen, extra oppervlaktewater en regenwater-infiltratiesystemen in de bodem, zodat onze grondwatervoorraad op peil blijft.

4.11.2 Toetsingskader algemeen

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.

Het plangebied is gelegen ten zuiden van Hof van Holland en is grenzend aan een nieuwe watersingel. In het gebied wordt woningbouw gerealiseerd. Daarnaast wordt de roeivereniging definitief gehuisvest met bijbehorend drijvende botenhuis in de Spiegelwaal (buitendijks). Het drijvende botenhuis zal dienen als veilige opslag en vertrek/aankomst van de boten en hun roeiers.

Het plangebied maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van de Waalsprong. Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 tot en met 2023, het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong (2009) (WIW) en de beleidsnota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' (2013) relevant.

Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 Versterken Verbinden Vergroenen. Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de Keur voor waterkeringen en wateren. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of nabij waterkeringen of watergangen kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels.

4.11.3 Oppervlaktewater

4.11.4 Grondwater

4.11.5 Afvalwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Oosterhoutsedijk. De riolering is uitgevoerd als gescheiden stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op verantwoorde wijze te verwerken. Afvalwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0040.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0041.png"
Afbeelding Huidige riolering nabij Wijersterrein Afbeelding Uitsnede pompenplan Waalsprong (2017)

Een rioolgemaal aan de Oosterhoutsedijk pompt het water naar het eindgemaal van de Waalsprong. De persleiding (PE-90) gaat via Oosterhoutsedijk en kruist het spoor richting de Parallelweg in pompgebied Lent. Hier wordt het geloosd op het vrijvervalstelsel. Het eindgemaal pompt het water verder naar de rioolwaterzuivering Arnhem zuid.

Het afvalwater van de gebouwen in het plangebied moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden. Voor het maken van nieuwe aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering moet een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering (zie www.nijmegen.nl > Diensten > Bouwen en wonen > Rioolaansluiting aanvragen). Op grond van de 'Verordening éénmalig rioolaansluitrecht' worden de kosten voor het maken van deze aansluiting op de aanvrager verhaald. Indien voor de afvoer van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden, zijn geen kosten verschuldigd.

Bouwen boven gemeentelijke riolering is niet toegestaan en kan betekenen dat riolering verlegd of dat de inrichting gewijzigd moet worden. Bij hoofdtransportleidingen dient rekening gehouden te worden met niet te bebouwen stroken aan weerszijden van de leiding van 6 m. Deze eis is vastgelegd in artikel 2.5.19 van de Nijmeegse bouwverordening.

Afvalwater en hemelwater moeten gescheiden ingezameld en afgevoerd worden. Het verdient aanbeveling afvalwater en hemelwater per woning of bedrijf via eigen aansluitingen op de riolering af te voeren. Het verdient tevens aanbeveling goede afspraken te maken over de afvoer van afvalwater en hemelwater over de percelen van derden als die situatie zich voordoet en die afspraken goed vast te leggen. Voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en hemelwater dienen op particulier terrein te liggen. In alle voorzieningen moet op particulier terrein een controleput geplaatst worden. Inpandige controleputten zijn toegestaan. Let op bij gescheiden stelsels dat foutieve aansluitingen voorkomen worden omdat deze de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden.

4.11.6 Hemelwater

Voor het hele plangebied geldt, in het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water, het gemeentelijk beleid om schoon hemelwater niet te vermengen met vuil afvalwater. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater moet waar mogelijk gebruik worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen (conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000).

Het plangebied valt onder het WIW 2009. Voor nieuwbouw in dit gebied geldt dat het afstromende hemelwater afgevoerd moet worden naar de singels. Het afstromende water van daken en wegen wordt in principe bovengronds afgevoerd naar de zaksloten en wadi's. Binnen het WIW geldt dat voor de filtering van het hemelwater in eerste instantie een bodempassage wordt toegepast. Alternatieven voor filtering moeten met het waterschap overlegd worden. Buitendijkse gebieden mogen hemelwater rechtstreeks lozen op de Waal.

Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan gevoegd zijn.

In het waterhuishoudkundige plan wordt eveneens getoetst of er voldoende berging mogelijk is in het watersysteem van de WIW. Als onvoldoende berging aanwezig is binnen dat systeem, moet in overleg met de gemeente Nijmegen en Waterschap Rivierenland naar aanvullende locaties voor waterberging gezocht worden.

Incidenteel is directe lozing van dakwater op watergangen toegestaan. Door de filterende werking van de wadi's zal de waterkwaliteit in de singels blijven voldoen aan de normen, wat verder versterkt wordt door de inrichting van de singels (natuurvriendelijke oevers).

De bodempassages worden bij voorkeur in grote eenheden in de openbare ruimte ingericht. Bodempassages worden bij voorkeur zo ingericht dat extensief onderhoud mogelijk is. Dubbel gebruik van bodempassages als speelveld is om praktische- en volksgezondheidsredenen niet mogelijk.

In de toekomstige situatie wateren daken en wegen af naar bodempassages. De minimale berging in de bodempassages bedraagt 10 mm ten opzichte van het afwaterende verharde oppervlak. De bodempassages voeren het water met drainageleidingen vertraagd af naar de aanwezige watergangen. De berging in de bodempassages wordt niet meegerekend in de berging van het oppervlakte-watersysteem.

Bij grotere regenbuien treden de overstorten (slokops/overstortputten) van de bodempassages in werking en wordt het teveel aan regenwater via overstortleidingen rechtstreeks naar oppervlaktewater afgevoerd. De voornaamste functie van de wadi's is een zuiverende.

In het op te stellen waterhuishoudkundig plan vindt nadere detaillering van de bodempassages en het daarop aangesloten verhard oppervlak plaats. Dit plan dient ter goedkeuring aan Waterschap Rivierenland en de gemeente Nijmegen voorgelegd worden. Voor de werkzaamheden is een watervergunning nodig.

De afvoercapaciteit van de slokops dient te voldoen aan de minimale afvoercapaciteit uit de meeste recente versie van de beleidsnota “Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer”. Voor de wadi's geldt dat er niet in gebouwd mag worden. Het groen heeft een dubbelfunctie als groen en waterfilterberging. De beleidsnota geeft richtlijnen voor het combineren van bomen en wadi's. In principe worden in wadi's geen bomen toegepast en bij voorkeur komt de kroonprojectie niet verder dan insteek van de wadi. De beleidsnota geeft ook richtlijnen voor het scheiden van de functies spelen en infiltratie.

4.11.7 Waterkering

De locatie van de botenwerkplaats ligt buiten de beschermingszone van de waterkering. Het Waterschap geeft aan dat er daarom voor deze werkzaamheden geen vergunning van het Waterschap nodig is.

4.12 Natuur En Groen

4.12.1 Wettelijk kader en planvoornemen

4.13 Duurzaamheid En Klimaatadaptatie

4.13.1 Uitgangspunten Omgevingsvisie

"Nijmegen als duurzame stad" is één van de vier hoofdopgaven van de Omgevingsvisie. We hebben de ambitie om voorop te lopen op het gebied van duurzaamheid en toekomstbestendigheid. We gaan uit van duurzaam grondgebruik, waarbij ontwikkelingen waarde aan de stad toevoegen en een bijdrage leveren aan het oplossen van onze grote opgaven. Circulair bouwen, klimaatadaptatie, natuurinclusief bouwen en energieneutraal zijn hierbij centrale (samenhangende) thema's, die ook elders in de stad vorm krijgen.

4.13.2 Duurzaamheid

4.13.3 Klimaatadaptatie

4.14 Cultuurhistorie En Archeologie

4.14.1 Cultuurhistorie

4.14.2 Archeologie

4.15 Verkeer En Parkeren

4.15.1 Bereikbaarheid

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied ligt kadastraal gezien aan de Oosterhoutsedijk en Jacques de Weertstraat. Het gemotoriseerd verkeer wordt via de noordzijde ontsloten aan de Jacques de Weertstraat dat verder aansluit via Hof van Holland. Aan de zuidzijde richting de Oosterhoutsedijk komt een “verkeersknip” in de weg, zodat die zijde alleen voor langzaam verkeer en als expeditieroute voor het transport van boten gebruikt mag worden.

De direct omliggende wegen functioneren als een erftoegangswegen binnen een 30km/u zone.

Langzaam verkeer

Het plangebied wordt voor de voetganger en fietser vanuit de Oosterhoutsedijk en Jacques de Weertstraat in alle richtingen ontsloten.

Openbaar vervoer

Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen aan de Griftdijk-zuid. Deze bevinden zich op ca. 800 m loopafstand.

4.15.2 Expeditie

Het expeditieverkeer ontsluit op dezelfde wijze als het overige gemotoriseerde verkeer.

De expeditieroute van het 'Clubhuis RV de Waal' met name het transporteren van boten kan plaatsvinden uit zuidelijke richting via de verkeersknip.

4.15.3 Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde nota “Parkeren in Nijmegen, auto en fiets, 2020 - 2030” en “Beleidsregels Parkeren Nijmegen, Parkeernormen Auto en Fiets”.

De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijke”; het plangebied valt in gebied "1e schil".

4.15.4 Verkeersveiligheid

Om de verkeersveiligheid te vergroten richten we onze wegen, waar mogelijk en wenselijk, in als 30 km/uur straten. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat de auto-intensiteit voldoende laag is. Dit is verwoord in het Ambitiedocument mobiliteit 2019-2030 'Nijmegen Goed op Weg'

Op de wegen binnen de bebouwde kom geldt voor de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen een maximum snelheid van 50 km/h. Voor de overige wegen binnen de bebouwde kom geldt 30 km/h.

Het plangebied ligt aan een erftoegangsweg, binnen de bebouwde kom. Hiervoor geldt een maximumsnelheid van 30 km/h.

4.15.5 Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie wordt berekend aan de hand van de “Beleidsregels Parkeren Nijmegen, Parkeernormen Auto en Fiets”. Dit is een uitwerking van de door raad vastgestelde nota “Parkeren in Nijmegen, auto en fiets, 2020 - 2030”.

De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijke”; het plangebied valt in gebied "1e schil".

4.16 Kabels En Leidingen

Er zijn geen ruimtelijk relevante kabels en leidingen in of in de directe nabijheid van het plangebied gelegen.

4.17 Opsporing Ontplofbare Oorlogsresten (Ooo)

Het plangebied is verdacht op geschutmunitie:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP140W44-VG01_0052.png"

Geschutmunitie:

VGG_001 Geschutmunitie

  • Tot en met 17 cm (Duits)
  • Tot en met 155 mm (geallieerd) Tientallen Verschoten Verticale afbakening: max -2,5 m MV.

Daar waar grondroerende werkzaamheden uitgevoerd gaan worden in naoorlogs ongeroerde grond dienen de werkzaamheden onder OOO-condities uitgevoerd te worden. Dit is een voortvloeisel uit de Arbowetgeving, die een opdrachtgever of initiatiefnemer verplicht om werkzaamheden onder veilige omstandigheden uit te laten voeren.

Er hebben echter na de oorlog reeds diverse grondroerende werkzaamheden plaatsgevonden. Op oude luchtfoto's is te zien dat zeker tot in 1949 het gebied in hoge mate nog een agrarische c.q. tuinbouwbestemming had en dat pas van foto's van 1964 te zien is dat er gerooid en gebouwd wordt.

Aanname is dat na de oorlog geroerde grond niet langer verdacht is.

Ik adviseer daarom om eerst een Vooronderzoek NaConflictsituatie (VNC) te laten maken inclusief een Risico Analyse (RA). Hieruit zal dan blijken welke verdachte gebieden precies afgewaardeerd kunnen worden en welke delen er overblijven die nog onderzocht dienen te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen.

De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels.

5.2 Systematiek Van De Planregels

Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

De planregels van het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 44 (Wijersterrein) bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsplanregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

5.2.1 Inleidende regels

Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.

5.2.2 Bestemmingsregels

De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen hebben verleend. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de planregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de welstandsnota.

De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

5.2.3 Algemene regels

Onder het kopje algemene regels zijn de regels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Hierbij gaat het om de volgende bepalingen:

  • Anti-dubbeltelregel: deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
  • Algemene bouwregels: regels over beeldende kunst, bouwwerken ten algemenen nutte, jongerenontmoetingsplaatsen en ondergronds bouwen.
  • Algemene gebruiksregels: er zijn regels opgenomen over het toestaan van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, bed en breakfast en evenementen.
  • Algemene afwijkingsregels: in deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
  • Overige regels: in de overige regels staan bepalingen omtrent parkeren en verkamering van woongebouwen. Daarnaast is een bepaling opgenomen over de voorrang van dubbelbestemmingen op enkelbestemmingen.
  • Ook zijn de gebiedsaanduidingen opgenomen binnen dit hoofdstuk. Dit zijn de aanduidingen die op de verbeelding met lijnen of rasters zijn weergegeven. In 5.3 is hier inhoudelijk op ingegaan.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht: In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht die aansluit bij het Besluit ruimtelijke ordening.
  • Slotregels: Als laatste is de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

5.3 Beschrijving Per Bestemming En Gebiedsaanduiding

Gemengd - 11
De bestemming Gemengd - 11 maakt diverse functies mogelijk, te weten sportvoorzieningen, maatschappelijke functies, ondersteunende horeca en kantoor. Hiervoor gelden per functie specifieke voorwaarden. Deze bestemming maakt daarmee de huisvesting van de roeivereniging mogelijk, met de bijbehorende onderhoudswerkzaamheden. Ook worden hiermee vergaderfaciliteiten en fysio mogelijk gemaakt. Deze functies mogen zowel door de roeivereniging worden gebruikt, als ook door externen. De gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.

Groen
De bestemming Groen is opgenomen voor de groenvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen. Ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming zijn eveneens toegestaan. Parkeerplaatsen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.

Tuin
De bestemming Tuin is opgenomen voor de (voor)tuinen bij de woningen. Hier zijn in beperkte mate gebouwen toegestaan, zoals erkers en uitstekende delen van het hoofdgebouw. Ook zijn groenvoorzieningen, tuinen, opritten en parkeervoorzieningen toegestaan.

Verkeer
Voor de interne ontsluitingsweg is de bestemming Verkeer opgenomen. Dit is de standaard verkeersbestemming, zoals deze binnen de gemeente wordt gebruikt. Hierbinnen zijn eveneens bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan.

Water - 2
De bestemming Water - 2 is opgenomen voor de Spiegelwaal. Dit betreft de vigerende bestemming uit Nijmegen Ruimte voor de Waal, aangevuld met de regels uit het bestemmingsplan voor het watersportcentrum Nijmegen Ruimte voor de Waal - 5 (WCN). Voorliggend bestemmingsplan voegt daar een bouw- en gebruiksregeling voor het drijvende botenhuis met bijbehorende voorzieningen aan toe, gekoppeld aan een aanduiding op de verbeelding. Het botenhuis is uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Het botenhuis is uitsluitend bedoeld voor de opslag van de roeiboten, alsmede voor andere niet-gemotoriseerde vaartuigen. Dat betekent dat er verder geen onderhoudswerkzaamheden mogen plaatsvinden, geen terras mag worden ingericht, en geen verenigingsactiviteiten mogen plaatsvinden. Aangezien dit deel van de Spiegelwaal zeer nabij natuurgebied is gelegen, is er ook geen buitenverlichting toegestaan.

Wonen
De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor het wonen. Daarnaast zijn aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan (voorwaarden zie artikel 15.1). Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • gebouwen en overkappingen;
  • bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.


De hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak, dat geheel mag worden bebouwd. De maximum bouwhoogte voor gebouwen is op de verbeelding weergegeven waarbij is gerekend vanaf peil. Voor het bepalen van de toegestane goot- en bouwhoogte gelden hier afwijkende regels ten opzichte van de standaard. De planregels in combinatie met de wijze van meten bieden hierover duidelijkheid. Aan- en uitbouwen, overkappingen en erfafscheidingen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan. Per bouwvlak is een maximum aantal wooneenheden opgenomen.

Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)
In gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt de archeologische dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht van meer dan 100 m2, een diepte van meer dan 30 cm en meer dan 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw, dient aan de hand van archeologisch onderzoek of anderszins te worden aangetoond dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk indien, bijvoorbeeld op basis van archiefonderzoek, kan worden aangetoond dat de grond in het verleden al diepgaand verstoord is. Dit geeft de archeologisch deskundige van de gemeente dan aan. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, een omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden vereist. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen om de dijk/ waterkering te beschermen. Hier geldt een (bouw)verbod voor de meeste (bouw)werkzaamheden. Door middel van een omgevingsvergunning voor het bouwen of aanleggen kan hiervan worden afgeweken. Het waterschap wordt daarbij om advies gevraagd.

Waterstaat - Waterlopen
Aangrenzend aan het plangebied is een watergang gelegen. De beschermingszone die daarbij hoort, ligt gedeeltelijk in het plangebied. Ook hier geldt een (bouw)verbod voor de meeste (bouw)werkzaamheden. Door middel van een omgevingsvergunning voor het bouwen of aanleggen kan hiervan worden afgeweken. Het waterschap wordt daarbij om advies gevraagd.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie heeft als hoofddoel de waterafvoerende functie van de Spiegelwaal (een rijkswaterstaatswerk) te beschermen. Dit betekent dat bij hoog water de doorvoer en afvoer van het water van de Waal via de Spiegelwaal prioriteit heeft. Andere functies in de Spiegelwaal mogen dit niet belemmeren. Om de afvoercapaciteit van het gebied zo veel mogelijk in stand te houden is bebouwing afhankelijk gesteld van een omgevingsvergunning waarbij van het bestemmingsplan afgeweken wordt. Bij het verlenen van die vergunning moet tevens de beheerder van het rijkswaterstaatswerk (Rijkswaterstaat) om advies gevraagd worden.

Overige zone - trillinghinder
Het plangebied is aangrenzend aan het spoortalud gelegen. De treinen kunnen trillingen veroorzaken. Middels deze gebiedsaanduiding zijn de hiervoor geldende regels in het bestemmingsplan opgenomen.

Overige zone - watersport 1
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - watersport 1' zijn tevens watersportactiviteiten behorende bij het in het Bastion gevestigde watersportcentrum toegestaan. Deze regeling is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Nijmegen Ruimte voor de Waal - 5 (WCN).

Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1
Zowel over de Waal als over het spoor vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Dat kan tot calamiteiten leiden. Vanwege dat mogelijke gevaar is geregeld dat nieuwe zeer kwetsbare objecten niet zijn toegestaan. Een zeer kwetsbaar object is een gebouw dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.

Vrijwaringszone - dijk
De gebiedsaanduiding vrijwaringszone - dijk is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Nijmegen Dijkversterking Wolferen-Sprok. In dat bestemmingsplan is de dijkversterking planologisch geregeld, met de bijbehorende beschermingszone van de waterkering, afgestemd op het nieuwe Profiel van Vrije Ruimte. Voor het bouwen binnen deze gebiedsaanduiding is advies van het waterschap nodig.

Wetgevingzone - waarde archeologie 1
In gebieden met een lage, middelhoge of onbekende verwachtingswaarde (waarde 1) is nog geen onderzoek gedaan en is het onbekend waar archeologische resten zich kunnen voordoen. Bij bodemingrepen van meer dan 2500 m2 en dieper dan 0,30 meter dient er archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe is met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin het kostenverhaal in voldoende mate gewaarborgd is. De kosten voor eventuele planschade komen eveneens geheel voor rekening van de initiatiefnemer.

Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is. Er wordt derhave geen exploitatieplan vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is op 13 september 2023 een vooraankondiging gepubliceerd. De zienswijzenprocedure wordt tevens als inspraak gezien. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter visie gelegen, van donderdag 28 september 2023 tot en met woensdag 8 november 2023, voor eenieder ter inzage gelegen. Er is één zienswijze binnengekomen. De zienswijze is in de zienswijzennota samengevat en voorzien van een beoordeling door het college van burgemeester en wethouders, zie Bijlage 14 Zienswijzennota. Ook is aangegeven of de zienswijze al dan niet tot aanpassing van het bestemmingsplan heeft geleid.

7.2 Overleg

Er heeft vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plaatsgevonden.

Het bestemmingsplan is ter vooroverleg toegestuurd aan:

  • Provincie Gederland, vanwege ligging in Natura2000-gebied en Groene Ontwikkelingszone
  • Waterschap Rivierenland
  • ProRail, vanwege ligging nabij spoor
  • Rijkswaterstaat, vanwege ligging in de Spiegelwaal
  • Liander, vanwege transformatorhuisje in het plangebied
  • Gasunie

De resultaten zijn hieronder opgenomen.

  • Provincie Gelderland

Na afstemming met de provincie adviseert de provincie positief over het planvoornemen. Het provinciale belang is hier de Groene Ontwikkelingszone en Natura2000. De drijvende botenloods en bijbehorende voorzieningen zijn in de Groene Ontwikkelingszone en binnen Natura2000 gelegen. De provincie geeft aan dat het onderzoeksrapport akkoord is. Wel is een versterkingsplan nodig waarin nader wordt uitgewerkt hoe hout onderwater kan fungeren als kraamplaats/ leefgebied voor waterleven. Dit versterkingsplan dient te worden geborgd met een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan.

Reactie gemeente

In de bestemming Water - 2 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen bij zowel het bouwen van het botenhuis, als ook het gebruiken van het botenhuis. Deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen in de planregels in 7.2.4 en 7.3.1 onder a.

  • Waterschap Rivierenland

Het waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen op het bestemmingsplan te hebben.

  • ProRail

ProRail geeft een reactie op twee onderwerpen, namelijk trillingen en geluid.

Trillingen

ProRail geeft aan dat de aangegeven trillingscontouren niet controleerbaar zijn, omdat het Wijersterrein niet in het rapport van DGMR (d.d. 20 mei 2022) zou zijn opgenomen. ProRail verzoekt om inzichtelijk te maken hoe de genoemde afstanden tot stand zijn gekomen.

Ook zou niet uit de toelichting en regels blijken op welke manier is geborgd dat wordt voldaan aan de normen uit Richtlijn SBR B. ProRail adviseert om een voorwaardelijke verplichting in de regels van het plan op te nemen.

Reactie gemeente

Op p. 15 van het rapport zoals opgenomen in Bijlage 5 Trillingsonderzoek zijn de afbeeldingen van de trillingscontouren opgenomen. Op de middelste afbeelding is het Wijersterrein gelegen. Voor de volledigheid is deze afbeelding aan de tekst in de toelichting toegevoegd.

In de regels is reeds als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in 16.1 Overige zone -trillinghinder. Daarin is dit ons inziens op juiste wijze verwerkt. Voor de inzichtelijkheid is dit in paragraaf 4.6 Trillingen en spoor in de toelichting toegevoegd.

Geluid

Het akoestisch onderzoek gaat uit van een berekening zonder geluidscherm. Vermeld is echter dat een geluidscherm is gepland, maar dat de oplevering daarvan nog niet verzekerd is. ProRail geeft aan dat geen hogere waardebesluit verleend kan worden, als er maatregelen mogelijk zijn die tot een lagere geluidsbelasting leiden. Nu de geluidschermen gepland zijn, zijn er dus maatregelen mogelijk. Daaruit volgt dat uitgegaan moet worden van de aanwezigheid van de geluidschermen en dat alleen op basis van daarvan eventueel een hogere waardenbesluit kan worden genomen.

Nu bij het verlenen van de hogere waarden geen rekening wordt gehouden met de te treffen maatregelen is het onduidelijk geworden of de voorgestelde maatregelen wel getroffen worden. Hierdoor is niet te beoordelen of er in dit geval nog sprake is van een goede ruimtelijke ordening. ProRail verzoekt u bij het verlenen van hogere waarden wel rekening te houden met het voorgenomen scherm.

Reactie gemeente

Aan de regels is toegevoegd dat de ingebruikname van de woningen is gekoppeld aan een voorwaardelijke verplichting die borgt dat de maatregelen uit het hogere waardenbesluit getroffen moeten zijn. Het hogere waardebesluit kan derhalve worden verleend op basis van aanwezigheid van geluidschermen. Daarmee is er sprake van een goede ruimtelijke ordening.

  • Rijkswaterstaat

Met Rijkswaterstaat heeft intensieve afstemming plaatsgevonden. De benodigde vergunningen op grond van de Waterwet zijn verleend (zie Bijlage 10).

  • Liander

Liander heeft aangegeven geen opmerkingen op het bestemmingsplan te hebben.

  • Gasunie

De Gasunie heeft aangegeven geen opmerkingen op het bestemmingsplan te hebben.