Dorp Lent - 12 (Hotel Van der Valk)
Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen
Vastgesteld op 02-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Dorp Lent - 12 (Hotel Van der Valk) van de gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP141W12-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
1.9 archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bed and breakfast
een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning en ondergeschikt is aan de woonfunctie.
1.14 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.15 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.16 bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
1.17 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.21 bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.
1.22 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.26 bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, theater en wellness. Prostitutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'.
1.32 cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen.
1.34 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.
1.35 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.
1.36 erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
1.37 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).
1.38 evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
1.39 garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.40 garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen':
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medische centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
- I. terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
- II. woonwagenstandplaatsen.
1.43 gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.44 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.45 historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.
1.46 historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.
1.47 hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.48 hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.
1.49 hoofdgebouw(en)
gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken.
1.50 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.
1.51 hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.52 kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.
1.53 landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.54 kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.
1.55 maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek.
1.56 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.57 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.58 ondergronds bouwwerk
- a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.59 ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.60 ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.61 ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP141W12_GBKN20120515.dxf.
1.62 ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.63 overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.64 pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.65 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.66 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
1.67 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.68 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.69 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.70 recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
1.71 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.72 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.
1.73 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke.
1.74 straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
1.75 stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.
1.76 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.77 supermarkt
een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.
1.78 terreinen met een archeologisch belang
terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.
1.79 terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.
1.80 uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.81 voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.82 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.83 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.84 winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.
1.85 wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.
1.86 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
1.87 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.88 woonschip
elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.
1.89 zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.2 de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.
2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.
2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.7 de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.8 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
2.10 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.11 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.13 het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.
2.14 het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.
2.15 het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:
- a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
- d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
- e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.16 het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.
2.17 het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca - Hotel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - Hotel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hotel met bijbehorende voorziening zoals congreszalen en restaurant;
- b. terrassen en groenvoorzieningen;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- d. ter plaatse van de gronden met de aanduiding "openbare dienstverlening' tevens voor een fietsenstalling ten behoeve van het openbaar vervoer;
- e. ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - parkeerdak" tevens voor een parkeerdak;
- f. ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - parkeerterrein" voor een parkeerterrein;
- g. ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-erfafscheiding" voor een erfafscheiding;
- h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding -1" voor een luifel.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).
4.2 bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 4.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
- b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
6.2 Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. bouwen onder peil is toegestaan ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
- b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies;
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
7.2 Seksinrichting of escortbedrijf
7.3 wro-zone - wijzigingsgebied
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bouwvlak wijzigingen binnen de bestemming Horeca - Hotel onder de voorwaarden dat:
- a. er dient in de parkeerbehoefte inpandig te worden voorzien;
- b. er mag ook in de parkeerbehoefte worden voorzien middels een parkeerdak;
- c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen niet meer mogen bedragen dan 12 meter.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- d. de ruimte tussen bouwwerken.
9.2 Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Dorp Lent - 12 (Hotel Van der Valk).
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
West End Vastgoed is voornemens een Van der Valk hotel te bouwen op de locatie binnen Knoop Lent. Deze knoop wordt gerealiseerd als verkeersverdeelpunt voor verkeer naar de oude Waalbrug en naar de nieuwe stadsbrug 'De Oversteek'. Het kwalitatief hoogstaande gebied is een uitstekende ontwikkellocatie voor het hotel dat qua uitstraling en voorzieningenniveau tot de betere hotels in de regio moet gaan behoren.
Aangezien het huidige bestemmingsplan niet voorziet in een ontwikkeling op de beoogde locatie, dient voorliggende ruimtelijke onderbouwing als startpunt voor een herziening van het vigerende bestemmingsplan gericht op de realisatie van een hotel.
1.2 Juridisch Kader
Het geldende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan dorp Lent - 11(definitieve locatie station Nijmegen Lent e.o.). De bestemming die in dit plan is vastgelegd betreft Verkeer, deels met de dubbelbestemming Archeologie (waarde 3). Het bestemmingsplan voorziet dus niet in de beoogde bestemming. Hieronder treft u een afbeelding uit het bestemmingsplan dorp Lent - 11(definitieve locatie station Nijmegen Lent e.o.) aan.
Figuur 1: Verbeelding
1.3 Reikwijdte Van Het Project
Het plangebied is gelegen tussen het nieuwe stationsgebied Nijmegen Lent, de Prins Mauritssingel en de nieuw aan te leggen Graaf Alardsingel. Op onderstaande afbeelding is het plangebied waarvoor deze ruimtelijke onderbouwing geschreven is weergegeven.
figuur 2: globale aanduiding plangrenzen
Globaal kunnen we stellen dat in de toekomst de noord- en oostzijde van het gebied begrensd zullen worden door de Prins Mauritssingel, de westzijde door de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en de zuidzijde door het nieuw te ontwikkelen stationsplein.
1.4 Huidig Gebruik Projectgebied
De Lentse lus, die in de huidige situatie dienst doet als ongelijkvloerse verbinding voor fietsers en voetgangers, ligt voor een gedeelte op het huidige gebied. Met de aanleg van het kruispunt Laauwik is tevens een gelijkvloerse oversteek gecreëerd voor langzaamverkeer. Een groot deel van het projectgebied wordt momenteel niet functioneel gebruikt en kan dientengevolge getypeerd worden als braakliggend.
1.5 Situatie In Het Verleden
Voordat het gebied aan een ingrijpende herstructurering onderworpen werd, kenmerkte de locatie zich grotendeels door vrijstaande (woon)bebouwing. De bebouwing aan de zuidzijde van het plangebied (hoge Bongerd) dateert voornamelijk uit het midden van de vorige eeuw en kan getypeerd worden als eengezinswoningen.
De Lentse Lus vormt een belangrijk onderdeel van de locatie. De Lentse Lus diende in het verleden als verbinding voor zowel gemotoriseerd als langzaam verkeer tussen Lent en Lent Oost. De laatste jaren wordt deze verbinding alleen nog voor langzaam verkeer gebruikt.
De Lentse Lus zal, voordat de ontwikkeling gerealiseerd wordt, gesloopt worden. Daarmee zal het historisch kader van de locatie in zijn geheel verdwenen zijn.
1.6 Bestaande Situatie Omgeving
De bestaande situatie wordt eigenlijk geheel omgeven door verkeersstructuren. Aan de westzijde uiteraard de spoorlijn Arnhem - Nijmegen die zich door het talud tevens op enkele meters boven het maaiveldniveau van de locatie bevindt. De spoorlijn is een belangrijke OV-verbinding tussen Nijmegen/Venlo en Arnhem/Zwolle.
Aan de noord - en oostzijde van het plangebied bevindt zich de Prins Mauritssingel en de Griftdijk Noord. Deze singels zijn de belangrijkste verkeersaders tussen Arnhem/Elst, Lent en Nijmegen. Er geldt op alle wegen een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, waardoor het leefklimaat, sinds de snelheidsverlaging, ter plaatse van het plangebied in positieve zin is beïnvloed. De beide wegen zijn echter ook dusdanig van karakter dat er toch nog steeds gesproken kan worden van een barrière tussen het plangebied en de dorpskern van Lent.
De zuidzijde van het plangebied is momenteel nog een combinatie van lokale wegen en bestaande woonbebouwing. Deze zone zal in de toekomst omgevormd worden tot stationsplein voor het nieuw te bouwen station van Nijmegen Lent. De bestaande woonbebouwing zal gehandhaafd blijven.
De foto's op de volgende pagina geven een sfeerimpressie van de huidige omgeving van het plangebied.
Figuur 3: Prins Mauritssingel (rechts een stukje plangebied)
Figuur 4: Lentse Lus
Figuur 5: Lentse lus met links uitzicht op plangebied
Figuur 6: rechts zicht op locatie
1.7 Toekomstige Situatie
Het plangebied is aan een grote herstructurering onderhevig. De verkeersstructuren richting de stad worden ingrijpend gewijzigd. In november 2013 wordt de nieuwe stadsbrug De Oversteek geopend. Daarvoor wordt de verkeerstructuur in het plangebied hierop aangepast. Deze aanpassing is medio 2013 gereed.
1.8 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt ingegaan op het relevante beleidskader op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarna wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de toekomstige situatie van het plangebied en omgeving. In hoofdstuk 4 worden de verschillende beleidsvelden besproken. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte
De structuurvisie infrastructuur en Ruimte is begin 2012 in werking getreden. In de nationale structuurvisie wordt het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid samengevoegd en geactualiseerd. Relevante speerpunten van het Rijksbeleid t.a.v. de realisatie van het van der Valk Hotel Nijmegen - Lent worden hier behandeld.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028).
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van knooppunten. Regio Nijmegen wordt in het rijksbeleid genoemd als 'stedelijke regio met een concentratie van topsectoren'. De ontwikkeling van locatie van der Valk Nijmegen-Lent draagt naast het vergroten van de concurrentiekracht bij aan deze focus. Door de omvangrijke infrastructurele veranderingen rond Nijmegen-Lent wordt tevens de bereikbaarheid van het gebied vergroot welke kansen biedt voor een succesvolle inpassing van het hotel in de omgeving.
Naast deze drie hoofddoelen zijn in de SVIR dertien specifiekere 'nationale belangen' opgenomen waarvan er twee betrekking hebben op de ontwikkeling van het hotel. Alleen deze punten worden benoemd, te weten:
- Nationaal belang 4, 'Efficiënt gebruik van de ondergrond': Bij de ontwikkeling van het hotel dient rekening te worden gehouden met bodemaspecten te weten; Archeologie (zoals het cultureel erfgoed de Limes), ondergrondse rijksinfrastructuur (buisleidingen), het beheren van niet verwijderbare (resten van) bodemverontreiniging en de bescherming van de grondwaterkwaliteit en –kwantiteit.
- Nationaal belang 6, 'Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem': Gezien de locatie van het Van der Valk hotel Nijmegen - Lent ten opzichte van station Nijmegen-Lent, is te verwachten dat ten gevolge van de oplevering van het Hotel het aantal passagiers daar toeneemt. Daarnaast wordt de toekomstige infrastructuur voor gemotoriseerd- en fietsverkeer aangepast aan de huidige ontwikkelingen het gebied.
2.1.2 Conclusie
De ontwikkeling van het Van der Valk Hotel Nijmegen-Lent past binnen de kaders van het rijksbeleid. Op geen van de beleidsthema's zijn tegenstrijdigheden.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Gelderland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat beschreven in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. De structuurvisie wordt eind 2012 geactualiseerd. Onderwerpen van de Gelderse structuurvisie die voor de realisatie van het Van der Valk Hotel Nijmegen Lent van belang zijn worden hier ingekaderd.
Het streekplan verdeelt Gelderland in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem - Nijmegen, moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. De realisatie van het Van der Valk Hotel Nijmegen - Lent valt onder het beleid rond stadsregio Arnhem – Nijmegen en sluit in deze aan bij het beleid van de provincie ''stedelijke ontwikkeling''.
2.2.2 Stedelijke ontwikkeling
Hoofddoel van het provinciale beleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten: “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”. Locaties voor stedelijke uitbreiding dienen te passen in het bundelingsbeleid en te zijn afgestemd op de uitgangspunten van infrastructuur, water en milieu. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet worden voldaan aan de basiskwaliteitseisen van bodem (waaronder archeologie), water, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Stedelijke uitbreidingen moeten aansluiten bij de ruimtelijke structuur/kenmerken van de regio, met aandacht voor de actuele marktvraag. De provincie heeft afspraken gemaakt met de regio's om indicatief de reservering van uitbreidingsruimte voor stedelijke functies uit te werken in zoekzones voor stedelijke functies. In al deze aspecten past de realisatie van het hotel binnen het provinciale beleid van stedelijke ontwikkeling.
2.2.3 Locatiebeleid economische activiteiten
Om voldoende geschikte vestigingsplaatsen voor bedrijvigheid en voorzieningen te kunnen bieden moeten provincies een locatiebeleid hebben voor economische activiteiten. Vraag en aanbod van terreinen en locaties moeten zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd. De provincie stelt bij verordening regels (onder andere conform de SER-ladder) aan bestemmingsplannen voor nieuwe bedrijventerreinen en locaties voor kantoren binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing. De bescheiden aanwezigheid van hotels in de omgeving en de geografische ligging het toekomstige Van der Valk Hotel Nijmegen - Lent geven aan dat aan deze richtlijn wordt voldaan.
2.2.4 Infrastructuur
Doel van het ruimtelijk- infrastructurele beleid is het streven naar een goede bereikbaarheid. De economische centra, grote steden en concentraties van wonen en voorzieningen moeten goed bereikbaar zijn voor burgers en bedrijven. Inzet is een maximale benutting van de bestaande structuren en bundeling van infrastructuur en ruimtegebruik. Bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblemen kunnen worden voorkomen door stedelijke ontwikkeling af te stemmen op de vervoerscapaciteit en milieubelasting van bestaande en reeds geplande infrastructuur. In de tweede plaats moet gezocht worden naar verstedelijkingslocaties die goed aansluiten op de infrastructuur. Kan hieraan niet worden voldaan, dan zal bij stedelijke ontwikkeling ook de bijbehorende infrastructuur moeten worden gerealiseerd of de capaciteit worden uitgebreid. Hiervan is op de locatie van het hotel geen sprake vanwege de ruime aanwezigheid van verkeersontsluitingen. Daarnaast zijn er intensiveringsplannen op het bestaande spoornet Arnhem-Nijmegen welke bijdragen aan een kwalitatieve spoorontsluiting.
De provincie stimuleert daarnaast het fietsverkeer op de korte en middellange afstand, met name in stedelijke gebieden en naar economische centra, scholen en recreatieve voorzieningen. Bij verstedelijking moet bereikbaarheid met de fiets onderdeel zijn van de planvorming. De 'Snelbinder' voorziet het hotel van een goede fietsverbinding met de binnenstad van Nijmegen.
2.2.5 Ruimtelijke verordening Gelderland (RVG)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich daarbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie zoals hierboven beschreven. De RVG is 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Hiervan is alleen het verstedelijkingsbeleid relevant voor de realisatie van Hotel Van der Valk Nijmegen-Lent.
2.2.6 Verstedelijking
De Ruimtelijke Verordening legt het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vast door voorschriften die bepalen dat nieuwe bebouwing voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt: binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones bedrijventerreinen uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking. Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan plaatsvinden buiten deze gebieden. Het gaat dan om nieuwe bebouwing die functioneel gebonden is aan het buitengebied, bij functieverandering naar een niet-agrarische functie, bij oprichting van nieuwe landgoederen en voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan ontheffing verlenen, indien er sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde gebieden en als de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
In de Stadsregio Arnhem-Nijmegen zijn grootschalige detailhandelsvestigingen alleen toegestaan in en direct aansluitend op de binnensteden van Arnhem en Nijmegen en de stadsdeelcentra Kronenburg/Gelredome en Dukenburg. Daarnaast is een Zoekgebied PDV A325 opgenomen, waarbinnen drie locaties in aanmerking komen voor de vestiging van bovenlokale winkel- en vrijetijdsvoorzieningen: Gelredome, Aamse poort en Ressen. Hotel Van der Valk Nijmegen-Lent bevindt zich in binnenstedelijk gebied.
2.2.7 conclusie
De ontwikkeling van het Van der Valk Hotel Nijmegen-Lent past binnen de kaders van zowel de provinciale structuurvisie als binnen de toetsingsregels van de RVG zoals hierboven beschreven.
2.3 Regionaal Beleid
Het Regionaal Plan (RP) vormt een richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het Regionaal Plan wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In het Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen. Hieronder volgen de voor de realisatie van Hotel Van der Valk relevante hoofdlijnen van het Regionaal Plan.
2.3.1 Werken
Het economisch profiel van de regio Arnhem - Nijmegen is breed. Er is een grote variatie in economische activiteiten. De regio kan zich profileren aan de hand van nieuwe kansrijke economieën die in de regio een sterke groei doormaken. Kennis is daarbij een belangrijke innovatieve factor. De Stadregio zet in op het ontwikkelen en versterken van een aantal hoogwaardige kennisconcentraties, zoals in Nijmegen rond de knopen Heyendaal en Winkelsteeg. Daarnaast wil de Stadsregio het klimaat voor de creatieve industrie stimuleren, bijvoorbeeld aan de rand van de binnensteden (Koers west). Daarnaast wordt in het regionaal plan ingezet op de A12-, A15- en A73-zone als concentratiegebieden voor regionale bedrijventerreinen, herstructurering en intensivering van bestaande bedrijventerreinen en clustering van perifere en grootschalige detailhandelsvestigingen in de A325-zone welke betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Doelstelling van het beleid in het Regionaal plan ten aanzien van werken is “het op zorgvuldige wijze ruimte inpassen voor het scheppen van voldoende werkgelegenheid voor de inwoners van de stadsregio, die aansluit bij het opleidingsniveau van de beroepsbevolking”. Hotel Van der Valk is een gerenommeerde werkgever die werkplaatsen biedt aan verschillende lagen van de beroepsbevolking van Nijmegen en omgeving. Dit sluit goed aan op de huidige woningbouw ontwikkelingen in deze regio.
2.3.2 Recreatie en toerisme
Inzetten op 'de gezonde regio' Eenzelfde vorm van kleinschalige dienstverlening, die we verspreid over de gehele regio terugvinden, is gericht op het beeld van de stadsregio als 'de gezonde, comfortabele regio', ook wel wellness (welzijn) en hospitality (gastvrijheid) genoemd. Deze recreatieve sector is sterk in ontwikkeling en zoekt nieuwe combinaties van zorg, buitenrecreatie, gezondheid en voeding. Sport en educatie, verblijfsrecreatie, studie- en congresfaciliteiten, ontspanning en gezondheidsprogramma's in een groene, relaxte omgeving. Dit vraagt om een aantrekkelijk landschap met een uitgebreid recreatief netwerk van routes. De regio zet zich in om deze sector, die vooralsnog bestaat uit veelal afzonderlijke initiatieven, te ontwikkelen als een samenhangend profiel voor de regio. Concepten als 'Health Valley' en 'Food Valley' krijgen immers hier hun vertaling in een grote variëteit van economische activiteiten. Hotel Van der Valk draagt hier ook aan bij.
2.3.3 Conclusie
Wat betreft het stimuleren van werkgelegenheid en verdere intensivering van het economisch klimaat in de KAN-regio, sluit de ontwikkeling van het Van der Valk Hotel Nijmegen-Lent goed aan bij de kaders van de regionale beleidsvisie.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie Nijmegen 2010
De gemeenteraad heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke
plannen en een ontwikkelingskader voor investeringen. Het werkingsgebied van de Structuurvisie is het grondgebied van Nijmegen in relatie tot ontwikkelingen in de regio of in (inter)nationaal verband. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de ambities van de gemeente Nijmegen. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. De ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie wordt eind 2012 geactualiseerd.
De Structuurvisie is de opvolger van het Kansenboek. In beide documenten staan drie kwaliteitsuitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal: nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen, typisch Nijmeegse kenmerken versterken en huidige woon- en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden. Hiernaast zijn er in de Structuurvisie drie nieuwe accenten genoemd die een rol spelen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen en ambities: Bruisende Stad, Verleden Verbeeld en Stad in Balans.
In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden: wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. De komst van Hotel van der Valk past binnen de volgende twee ambitiepunten van gemeente Nijmegen:
- Nijmegen omarmt de Waal.
- Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid.
2.4.2 Ontwikkelingsstrategie Waalsprong (2013)
In 2007 is het Ontwikkelingsbeeld Waalsprong opgesteld. Veel van de ambities daaruit zijn waargemaakt. Het Ontwikkelingsbeeld 2007 heeft een robuust raamwerk opgeleverd met een evenwichtige groen- en verkeersstructuur en een duurzaam watersysteem. Inmiddels is de tijd is veranderd: de economische crisis en de situatie op de woningmarkt betekent dat de vraag centraal staat en de gebiedsontwikkeling op kleinere schaal en meer organisch plaatsvindt. Tegelijkertijd willen we meer dan voorheen een meedenkende overheid zijn: minder hindermacht en meer facilitator. Het resultaat van de beschreven ontwikkelingen is dat we toe zijn aan een geactualiseerd Ontwikkelingsbeeld met een nieuw perspectief, een andere manier van gebiedsontwikkeling en een aangepaste fasering. Onze ambities voor de Waalsprong blijven echter onverminderd van kracht: het realiseren van een aantrekkelijk, kwalitatief en duurzaam stadsdeel. De ontwikkelingsstrategie 2013 geeft duidelijkheid over de koers tot en met 2016 en is tegelijkertijd globaal en flexibel genoeg om ruimte te bieden voor - nog onbekende en deels onvoorspelbare - toekomstige ontwikkelingen. De Ontwikkelingsstrategie Waalsprong 2013 is een uitwerking van de Stadsvisie 2020 en de Structuurvisie Nijmegen 2013 - 2020. Ook de geactualiseerde Nota Beeldkwaliteit is er in verwerkt.
In de ontwikkelingsstrategie Waalsprong is Knoop Lent gepositioneerd als een markante en stedelijke plek in de Waalsprong. Het ligt op een zichtlocatie en is goed bereikbaar. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in een treinstation, het Citadelcollege en sporthal de Triangel. De ambitie is om deze ontwikkeling voort te zetten in de omgeving van Knoop Lent tot een herkenbaar centrum.
Knoop Lent biedt volop mogelijkheden voor een mix van functies in een hogere dichtheid dan de rest van de Waalsprong. Ten westen van het spoor, kan gefaseerd een wijkwinkelcentrum worden ontwikkeld in combinatie met woningen. We passen het concept van de Citadel hierop aan. In het Ontwikkelingsbeeld 2007 werd nog uitgegaan van de ontwikkeling van het deelgebied Citadel als intensief, hoogstedelijk en multifunctioneel centrumgebied aan de Waal, vergelijkbaar met de Binnenstad met ruimte voor niet-dagelijkse branches. De ontwikkeling wordt nu gericht op de dagelijkse behoeften van de Waalsprongbewoners. Vanuit Knoop Lent zijn er overgangsgebieden naar de wijk Hof van Holland waarbij de mix van functies gradueel overgaat in wonen. Tevens wordt vanuit Knoop Lent expliciet de relatie gezocht met de Lentse kade en Veur Lent die gezamenlijk het hart vormen van de Waalsprong, waarbij ieder gebied zijn eigen identiteit en sfeer kent.
De Ontwikkelingsstrategie Waalsprong is op 29 mei 2013 door de Nijmeegse gemeenteraad vastgesteld.
Hoofdstuk 3 Toekomstige Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Toekomstige Situatie Plangebied En Omgeving
3.1.1 Positie plangebied
Het plangebied vormt een prominente schakel in de, in aanleg zijnde verbinding tussen de nieuwe westelijke Stadsbrug en de Prins Mauritssingel. De stadsbrug zal in november 2013 worden geopend. Daarmee wordt een nieuwe ontsluiting van Nijmegen-west via de noordzijde tot stand gebracht. Het plangebied grenst aan het zogeheten splitsingspunt Knoop Lent. Daarmee wordt een T-aansluiting gerealiseerd, om de verkeersstromen te verdelen naar Nijmegen-west en Nijmegen centrum en –oost; respectievelijk via de Graaf Alardsingel - Stadsbrug en de Prins Mauritssingel - Waalbrug.
Het huidige station Lent zal worden verplaatst in zuidelijke richting ten zuiden van de Graaf Alardsingel. Het station is gepland op een knooppunt van langzaam verkeerroutes vanuit Lent in westelijke richting en vanaf de binnenstad Nijmegen via de zogeheten Snelbinder (aan de Spoorbrug) in noordelijke richting. Op het nieuwe stationsplein komen deze routes samen. De noord-zuidroute maakt deel van van de snelfietsroute het Rijn-Waalpad.
Het plangebied maakt op deze wijze onderdeel uit van de noordelijke entree van Nijmegen voor zowel gemotoriseerd autoverkeer als voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. Daarmee is het plangebied een stedelijk knooppunt en is daarmee als vestigingsplaats voor een hotel, met publieksgerichte activiteiten, zoals congres- en vergaderruimten, bijzonder geschikt.
3.1.2 Verkenning / doorkijk situatie 2020
De locatieontwikkeling Knoop Lent, die met dit bestemmingsplan wordt geregeld, maakt onderdeel uit van een beoogde gebiedsontwikkeling, die kan worden aangeduid als een centrale plek Nijmegen Noord. Hiermee wordt bedoeld dat dit knooppunt, niet alleen voor verkeersstromen maar ook een verbindingsfunctie vervult naar het toekomstige voorzieningengebied vann het deelgebied “de Citadel”, ten westen van de spoordijk Het stationsplein wordt ruimtelijk verbonden met de westzijde. Recent is hiertoe de de onderdoorgang bij de Griftdijk-noord verbreed en is een nieuwe onderdoorgang gecreëerd . Het nieuwe stationsplein is in dat opzicht een poort naar het toekomstige voorzieningengebied voor Nijmegen Noord.
Een ander aspect (ook qua tijdsplanning) betreft twee ongelijkvloerse kruisingen ter plaatse van de Graaf Alardsingel (fietsbrug) en Prins Mauritssingel (fietstunnel) ten behoeve van het langzaam verkeer. De verbinding over de Graaf Alardsingel zal in 2013 gerealiseerd zijn. De verbinding onder de Prins Mauritssingel zal zo snel mogelijk na 2013 gerealiseerd worden. Hiervoor wordt een afzonderlijke planologische procedure doorlopen.
Kader: Beschrijving doorkijk 2020
Bebouwing ten noorden van Stationsplein Ten noorden van het stationsplein wordt bebouwing gesitueerd die georiënteerd is op knoop Lent, het verdere verloop van de Prins Mauritssingel richting Waalbrug en het stationsplein. Centraal in het bouwblok bevindt zich een binnenterrein dat gericht is op de spoordijk. Het binnenterrein is verbonden en zichtbaar vanuit het stationsplein en biedt de mogelijkheid voor expeditie en toegang tot een parkeervoorziening op of onder het binnenterrein en de bebouwing. De parkeervoorziening bestaat mogelijk uit een parkeergarage en voorziet in parkeerbehoefte van P&R en van het programma van (bovenliggende) bebouwing. |
Ongelijkvloerse oversteek locatie Prins Mauritssingel (PMS) en Graaf Alardsingel (GAS)
Medio 2013 zal er een fietsbrug over de Graaf Alardsingel zijn aangelegd. Voor de ongelijkvloerse oversteek in het verlengde van de Laauwikstraat in de vorm van een fietstunnel, zal de aanleg zo spoedig mogelijk starten van 2013. Belangrijke redenen voor deze ongelijkvloerse kruisingen zijn de toename van de verkeersintensiteit op deze twee verkeersaders. Aanleg van de ongelijkvloerse kruisingen hebben een belangrijke functie om de doorstroming van het verkeer te garanderen.
Openbaar Vervoer
Door/langs het plangebied zijn twee routes voor Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) geprojecteerd. Op korte termijn zullen daarvan bussen gebruik maken. Op de lange termijn (na 2020) wordt rekening de doorontwikkeling naar een tramverbining niet onmogelijk gemaakt.
De HOV-route ligt over de Waalbrug als tweezijdig in één richting bereden rijbanen aan weerszijden van de Prins Mauritssingel, steekt dan het kruispunt Prins Mauritssingel- Laauwikstraat schuin over en vervolgt dan het traject als eenzijdig in twee richtingen bereden rijbaan langs de zuidzijde van de Graaf Alardsingel. Er is een HOV-halte gepland direct naast het stationsplein.
Naast HOV zullen ook overige buslijnen langs het NS-station Nijmegen Lent rijden. Deze buslijnen kunnen mogelijk gebruik maken van de HOV-busbanen en halteren op het nieuwe stationsplein (en eventueel ook langs de Prins Mauritssingel nabij het kruispunt Laauwikstraat).
Fietsroutes
Het plangebied vormt een belangrijk uitwisselpunt van verschillende fiets- en looproutes. Allereerst ligt het Rijnwaalpad in het gebied (snelfietsroute Arnhem Nijmegen). Vanuit het zuiden komt de Snelbinder aan in het plangebied en vanuit het noorden wordt op korte termijn de Westelijke Parallelroute gerealiseerd (die aansluit op de reeds aangelegde Stadsas-Noord die weer aansluit op de Ovatonde), ten westen van het spoortalud. Als onderdeel van het Rijn-Waalfietspad zal een ongelijkvloerse kruising over de Graaf Alardsingel worden aangelegd, in het verlengde van de Griftdijk. Deze verbinding zal uitkomen op het westelijke stationsplein en maakt geen deel uit van voorliggend bestemmingsplan.
De toekomstige Passage voor langzaam verkeer onder het nieuwe station en stationsgebied, zal een belangrijke fiets- en loopverbinding vormen tussen de nog te realiseren wijken in de Nijmegen Noord, het bestaande dorp Lent ten oosten van de Prins Mauritssingel en de verbinding naar Nijmegen ten zuiden van de Waal via de Waalbrug en Snelbinder. De verbinding naar Lent is momenteel geregeld aan de hand van een fiets- en voetgangersbrug (Lentse Lus) die aansluit op de Laauwikstraat; daarnaast kan ook gelijkvloers worden overgestoken bij de verkeerslichten op het kruispunt. In het kader van het project Ombouw Prins Mauritssingel naar een T-splitsing wordt de Lentse Lus verwijderd. De gemeenteraad heeft aangegeven dat er een nieuwe ongelijkvloerse verbinding terug moet komen. Deze nieuwe ongelijkvloerse verbinding wordt aangelegt in de periode na realisatie van het splitsingspunt en valt buiten de kaders van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Sectoraal Beleid
4.1 Stedenbouwkundige Context
4.1.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan maakt een bouwontwikkeling mogelijk nabij het nieuwe station Nijmegen-Lent. Het gebied waarin dit bouwplan wordt mogelijk gemaakt wordt aangeduid met de stedelijke Knoop Lent.
4.1.2 De inpassing van het gebouw in de omgeving
Het hotel zal gelegen zijn aan het stationsplein en zorgt voor levendigheid op het stationsplein. Het plein wordt op het terrein van het hotel doorgetrokken tot aan de ingang van het hotel. In grote lijnen zal het hotel bestaan uit een basement van 2 lagen (ongeveer 12 meter hoog) en een hoteltoren van maximaal 14 lagen, zijnde 43 meter hoog. De totale bouwhoogte zal dus maximaal 55 meter bedragen.
De toren die op het basement geplaatst is, huisvest alle hotelkamers en enkele ondersteunende functies. Het volume meet ongeveer 19x28 meter en is met zijn kopgevel ook georiënteerd naar het stationsplein. Hiermee wordt bereikt dat de toren vanaf de Prins Mauritssingel een interessant volume wordt.
Ook dient het gebouw op de eerste twee lagen een oriëntatie te hebben op het voornoemde kruispunt. De inrichting van de buitenruimte aan de zijde van het splitsingspunt dient naadloos aan te sluiten op de inrichting van het stationsplein.
Het basement is alzijdig georiënteerd. De voorzijde van het hotel is gerelateerd aan het lijnenspel van het stationsplein en legt hiermee een direct verband tussen hotel en plein. Door vervolgens de oostzijde en de noordzijde te relateren aan respectievelijk de Prins Mauritssingel en de Graaf Alardsingel gaat het basement een relatie aan met zijn omgeving. Doelstelling is bovendien de gevelstructuur zodanig op te zetten dat geen van deze gevels als een 'achtergevel' getypeerd kan worden.
Van belang bij deze aanpassing is het situeren van het fietsparkeren. Het gebouw voorziet in een openbare fietsenstalling ten behoeve van het station.
Het parkeren wordt op eigen terrein opgelost in een gebouwde parkeervoorziening, zodat het parkeren grotendeels aan het zicht onttrokken wordt. De ontsluiting van de parkeervoorziening loopt via het stationsplein richting de Prins Mauritssingel. Dit geldt eveneens voor expeditieverkeer. Aan de zijde van het stationsplein is een mogelijkheid voor 'kort'parkeren.
De huidige opzet beantwoordt aan de ruimtelijke behoefte van het hotel en de stedenbouwkundige wensen van de gemeente. De doelstelling is in ieder geval een hoogwaardige architectuur toe te passen met een zorgvuldige detaillering en uitstraling. Hierbij speelt ook de toekomstige stationsomgeving een rol.
4.1.3 Specifieke criteria voor hoogbouw
Vanuit de hoogbouwnotitie zijn de volgende aanvullende criteria van toepassing.
- Bij hoogbouw is altijd het bijzondere toetsingsniveau van kracht.
- Hoogbouw dient een positieve bijdrage te leveren aan identiteit van buurt, wijk en/of stad.
- Hoogbouwontwerp wordt beoordeeld in relatie tot bestaande hoogbouw, als onderdeel van het silhouet van de stad. Het moet een verrijking zijn van het silhouet. Er moet rekening worden gehouden met de hoogteverschillen in het landschap.
- Er wordt ingezet op hoge eisen voor stedenbouwkundige inpassing. De aansluiting op de omliggende bebouwing dient overtuigend te zijn, zeker in cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Ook dient ingespeeld te worden op hoogbouw als landmark / herkenningspunt.
- Hoogbouw dient door een bijzondere architectonische kwaliteit een waardevolle bijdrage te leveren aan het uiterlijk van de stad.
- Hoogbouw mag geen achterkant hebben. Een alzijdige oriëntatie en presentatie wordt verwacht.
- Bij hoogbouw worden bijzondere eisen gesteld t.a.v. technische, fysische en milieu aspecten, zoals windhinder, schaduwwerking, geluidhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
- Er is een goede aansluiting op maaiveldniveau bij de menselijke maat, schaal, sfeer en functie van de omringende bebouwing.
- Er is bijzondere aandacht voor de invulling van de plint van het gebouw.
- Er is aandacht voor dakbeëindiging.
- Het ontwerp dient te getuigen van een hoogwaardige inrichting van de omliggende buitenruimte.
- Parkeren dient onder maaiveld of in een gebouwde voorziening te gebeuren.
- De beoordeling en advisering vindt plaats door het Ruimtelijk Kwaliteitsteam/ Commissie Beeldkwaliteit.
4.1.4 De inbedding van de hoogbouw in de omgeving.
De inbedding van het hotel Van der Valk dient enerzijds gezien te worden in relatie met het te ontwikkelen centrumgebied aan de westzijde van het station. Deze functie loopt vooruit op de voorgenomen stedenbouwkundige ontwikkelingen van de Citadel. Daarvan vormt station Lent een essentieel onderdeel. Dit is een kooppunt van vervoersbewegingen: openbaar vervoer, stedelijk wegennet voor auto- en langzaam verkeer.
Anderzijds is de locatie een belangrijk oriëntatiepunt bij de benadering van Nijmegen vanuit het Noorden. De Prins Mauritssingel sluit hier aan op de nieuwe stadsring.; Graaf Alardsingel als verlengde van de Oranjesingel. Deze eigenschap rechtvaardigt een markant gebouw. Komend vanuit het noorden wordt de functie van oriëntatiepunt versterkt door dit gebouw als hoogbouw uit te voeren. Daarbij blijft evenwel uitgangspunt dat het zicht op de Stevenstoren niet wordt belemmerd.
Stedenbouwkundig is het uitgangspunt dat hoogbouw altijd ingebed moet worden in de omgeving. Het ontwikkelingsbeeld Waalsprong 2007 en de notitie Hoogbouw 2005 zijn daarbij uitgangspunt. Vanuit deze kaders zijn er voorlopig geen voornemes om in de directe omgeving van het geplande hotel Van der Valk hoogbouw te projecteren. In het ontwikkelgebied "de Citadel wordt voorzien in een compact stedelijk gebied in een overwegende laagbouwsetting.
4.1.5 Bezonningsonderzoek
Door bureau Peutz is een bezonningsonderzoek (H4466-7-RA, 10 juni 2013) gedaan naar de mogelijke invloed van de hoogbouw op de bezonning van de omliggende woonbebouwing.
Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
Bij enkele woningen in de omgeving is sprake van enige verslechtering van de bezonning als gevolg van de geplande hoogbouw. Bij de dichtst bij het bouwplan gelegen woning aan de Spoorstraat is in februari /oktober een afname van de bezonningsduur vastgesteld van minder dan een uur. Bij enkele woningen aan de Pastoor van Laakstraat en de achterliggende woningen neemt afhankelijk van de ligging en het moment in het jaar de bezonningsduur af met een kwartier tot maximaal circa twee uur. Doordat het invloedsgebied zich gedurende het jaar verplaatst wordt bij geen van de woningen gedurende het hele jaar een verslechtering van de bezonning verwacht.
4.1.6 Windhinderonderzoek
Door bureau Peutz is een windhinderonderzoek (H4466-6-RA, 10 juni 2013) gedaan naar de mogelijke invloed van de hoogbouw op het windklimaat in de directe omgeving.
Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
- Het bouwplan geeft geen overmatige windhinder bij de bestaande woningen. Nergens in het plangebied is sprake van een beoordeling slecht (beoordeling loopgebied) en tevens wordt het gevaarcriterium niet overschreden.
Bij de verdere planuitwerking (omgevingsaanvraag) dient rekening gehouden te worden met het treffen van windafschermende maatregelen ter plaatse van de hoofdentree en het terras van de nieuwbouw.
4.2 Economische Zaken
4.2.1 Hotelonderzoek 2008
In 2008 is een onderzoek uitgevoerd naar de hotelsector in Nijmegen. Uit dit onderzoek bleek dat er ruimte is op de Nijmeegse hotelmarkt:
- De huidige rendementverwachting in Nijmegen is positief, met name in het congres- en toeristisch segment. Nijmegen heeft nu nog een relatief klein aanbod aan grootschalige hotels.
- In Nijmegen ontbreekt aanbod aan de bovenkant (4-sterren) en aan de onderkant van de markt (1-2 sterren).
- Er zijn mogelijkheden voor nieuwe hotels in specifieke marktsegmenten, gericht op bepaalde doelgroepen.
De hotelsector levert voor een stad als Nijmegen diverse voordelen. Zo draagt een goed hotelaanbod bij aan het verbeteren van het toeristisch klimaat in Nijmegen en zorgt voor het aantrekken van nog meer toeristen. Een aantrekkelijk hotelaanbod verbetert de levendigheid in de stad en zorgt voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. De hotelsector levert veel werkgelegenheid op. Daarbij gaat het zowel om directe (laag- en middelgeschoolde) banen, als om indirecte werkgelegenheid.
Voor nieuwe hotels geldt de beleidslijn dat, gezien de ruimte op de Nijmeegse hotelmarkt, nieuwe hotelinitiatieven op dit moment positief zullen worden benaderd en zullen worden beoordeeld op hun eigen merites. Het plan voor vestiging van een hotel aan de Prins Mauritssingel past binnen de huidig vastgestelde beleidslijn. De locatie is zeer geschikt, gezien de directe nabijheid van het stadscentrum en station Nijmegen Lent. Ook is de locatie gesitueerd in de directe nabijheid van het nog te ontwikkelen centrum van de Waalsprong Citadel/Hof van Holland.
Horeca
Horeca is toegestaan, in aanvulling op de hotelfunctie. Het gaat daarbij om lichte horeca: restaurant, café, lunchroom, terrasfunctie etc.
Congres
Tot 250 deelnemers zijn er in Nijmegen en directe omgeving prima mogelijkheden voor een meerdaags congres. Boven de 250 deelnemers is dat minder gemakkelijk. De ligging en bereikbaarheid en het aantal beschikbare hotelkamers, maakt dit hotel geschikt om meerdaagse congressen te gaan organiseren.
Wellness en Leisure
De vrijetijdseconomie wordt steeds belangrijker. We besteden steeds meer tijd aan beleven, ontspannen en persoonlijke verzorging. Voorzieningen op het gebied van wellness sluiten aan bij functies als een hotel en congres/vergaderfaciliteit.
4.2.2 Toeristisch - recreatieve monitor Regio Arnhem Nijmegen 2011
Dit onderzoek is uitgebracht door het RBT-Kan en dateert van mei 2012. Doel van deze monitor is inzicht geven in de economische betekenis van toerisme en recreatie in de regio. Belangrijkste conclusies uit deze monitor:
- Overnachtingen in de regio Arnhem-Nijmegen zijn gestegen met 12 % tot bijna 1,7 miljoen overnachtingen.
- De toeristisch-recreatieve bestedingen zijn in de afgelopen periode gestegen met 6 % t.o.v. de vorige meting. Toeristen besteden circa 1,3 mrd in de regio. Op verblijfstoeristisch gebied gaat het om een stijging van 15 %, de dagtoeristische bestedingen groeiden met 5 % en het zakelijk dagtoerisme met ruim 6%. De groei van de toeristisch-recreatieve bestedingen tussen 2009 en 2011 kan voor 42% worden verklaard door een volume-effect (meer overnachtingen, standplaatsen en dagbezoeken) en voor 58% door bestedingseffect (hogere bestedingen per persoon per dag).
Algemene conclusie van de monitor: de toeristische sector heeft goed gepresteerd, met name het verblijfstoerisme (pagina 3). De monitor bevat ook een aanbeveling. De aanbeveling is om gezien de resultaten van de afgelopen periode in combinatie met de potenties en aantrekkelijkheid van de regio in te zetten op een groei van het verblijfstoerisme (met de campagne Cool Breaks is hierin al een stap gezet). In dagrecreatief opzicht is de regio al sterk ontwikkeld (met sterke attracties, musea, evenementen, natuur, twee grote steden). Doorontwikkeling tot regio die ook meer als verblijfsregio te boek zal staan vergt onder andere meer toeristische verblijfscapaciteit met voldoende onderscheidend vermogen en een concurrerende kwaliteit.
Hotel-ontwikkeling in Nijmegen 2008-2013
In de toeristisch recreatieve monitor van het RBT Kan staat ook een overzicht met het aantal bedden in de regio. Hieruit blijkt dat Nijmegen nog steeds achterblijft in aantal (875 bedden) in vergelijking tot een stad als Arnhem ( 1344 bedden). In de monitor wordt ook geconstateerd dat als het gaat het om verblijfstoerisme Nijmegen in de Stadsregio vier andere deelgebieden voor moet laten gaan. De oorzaak is, volgens de onderzoekers, het relatief beperkte hotel-aanbod in Nijmegen.
Na oplevering van het hotel-onderzoek in 2008 heeft Nijmegen er slechtst beperkte hotel-capaciteit bij gekregen. Het gaat daarbij met name om de komst van een klein stadshotel in het hogere segment (14 bedden) en B&B's. De komst van grotere hotels is vooralsnog uitgebleven. Met de realisatie van een Van der Valk-hotel en het stadshotel Opus wordt in een leemte op de Nijmeegse hotelmarkt, die er nog steeds is voorzien.
Toerisme is nog steeds een groeisector
Toerisme is nog steeds een groeisector. In vervolg op de monitor heeft het RBT KAN de Strategische Marketingsvisie 2013-2016 uitgebracht. Het RBT-KAN geeft daarin als doelstelling aan om door middel van vernieuwende marketing- en promotie-inspanningen meer bezoekers te genereren die langer blijven, meer besteden en tot herhalingsbezoek overgaan, om zo het toeristisch marktaandeel van de regio Arnhem-Nijmegen in het bijzonder en dat van diverse deelgebieden in het bijzonder te vergroten. Als ambitie voor de komende vier jaar is geformuleerd het dagbezoek te verlengen naar meerdaags bezoek, waarmee de regio Arnhem-Nijmegen als verblijfsregio groeit. Inzet is om de regio als shortbreak-bestemming te promoten en zo meer bezoekers voor meerdere dagen uit zowel de internationale als de nationale te trekken. Focus op nieuwe doelgroepen: senioren, Nederlanders op korte vakantie, gezinnen met kinderen, de zakelijke markt en Duitsers, Belgen en Britten.
4.3 Verkeer
4.3.1 Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Het project Knoop Lent bestaat uit verschillende infrastructurele deelprojecten, waarbij de doorstroming van het autoverkeer centraal staat. Verkeer vanuit het noorden kan vanaf eind 2013 op het kruispunt Prins Mauritssingel - Graaf Alardsingel (Splitsingspunt) kiezen voor het vervolgen van de route via de Waalbrug of de Oversteek (Stadsbrug). De kruispunten Prins Mauritssingel - Graaf Alardsingel en Prins Mauritssingel - Laauwikstraat - Stationsplein zullen met verkeerslichten worden geregeld.
Het Stationsplein wordt dus als geregelde tak aangesloten op het kruispunt Prins Mauritssingel – Laauwikstraat – Stationsplein. Het Stationsplein is primair bedoeld voor autoverkeer dat trein- of buspassagiers komt halen of brengen. Daarnaast wordt een deel van de wijk Hoge Bongerd via het Stationsplein ontsloten op de Prins Mauritssingel. Ook het hotel wordt via het Stationsplein ontsloten op de Prins Mauritssingel. In de beoogde verkeerslichtenregeling is rekening gehouden met het aantal verkeersbewegingen passend bij een dergelijke (hotel)ontwikkeling.
De uitrit vanuit het hotel mondt uit op het Stationsplein, maar kruist eerst nog de fietsverbinding van/naar de beoogde fietstunnel Laauwikstraat. Verkeer vanuit de uitrit dient voorrang te verlenen aan fietsers op de fietsverbinding en aan verkeer op het Stationsplein.
4.3.2 Langzaam verkeer
Knoop Lent vormt vanaf 2013 de draaischijf voor fietsverkeer van/naar alle windrichtingen in Nijmegen-noord. Recht voor de beoogde uitrit van het hotel kruisen twee snelfietsroutes: de noord-zuid-route tussen fietsbrug Graaf Alardsingel en Snelbinder en de oost-west-route tussen Dorp-Lent en Citadel.
De fietsbrug Graaf Alardsingel en de meeste fietsinfrastructuur binnen Knoop Lent is medio 2013 opgeleverd. Waarschijnlijk wordt begin 2014 gestart met de aanleg van de fietstunnel Laauwikstraat.
4.3.3 Parkeren
Uitgangspunt bij het hanteren van parkeernormen voor nieuwbouw is dat het aantal te realiseren parkeerplaatsen overeenstemt met de (verwachte) parkeerbehoefte. Het aantal noodzakelijke parkeerplaatsen wordt vastgesteld aan de hand van de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeervisie 2012 en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012).
De betreffende locatie ligt in een gebied wat is ingedeeld als stedelijke zone 'centrum'. Voor de onderhavige ontwikkeling gelden dus de volgende parkeernormen:
Programma | normstelling parkeerplaats (pp) |
Restaurant | 9 pp per 100m2 bvo |
Congres- / vergaderruimten | 4 pp per 100m2 bvo |
Bar | 5 pp per 100m2 bvo |
Hotel | 1 pp per kamer |
In deze parkeernormen is de parkeerbehoefte van zowel bezoekers als personeel samengenomen.
Rekenkundig dubbelgebruik van dezelfde parkeerplaatsen is toegestaan, voor zover de parkeerbehoeften van de verschillende deelfuncties ook daadwerkelijk aan verschillende gebruikstijden kunnen worden toegerekend. Deze genormeerde gebruikstijden zijn weergegeven in de parkeernormering.
Ook dienen voldoende fietsklemmen te worden gerealiseerd. Voor fietsparkeernormen wordt verwezen naar CROW-publicatie 230 'ontwerpwijzer fietsverkeer'.
4.3.4 Openbaar vervoer
Bij de ontwikkeling van Knoop Lent is rekening gehouden met twee HOV-verbindingen: vanaf knoop Lent richting Bemmel via de Prins Mauritssingel en vanaf knoop Lent richting Elst via de Griftdijk. De delen van de HOV-verbindingen die via de kruispunten Prins Mauritssingel – Graaf Alardsingel en Prins Mauritssingel – Laauwikstraat – Stationsplein lopen, worden als vrijliggende busbanen aangelegd. Het HOV zal zoveel mogelijk prioriteit krijgen binnen de verkeerslichtenregeling.
Bij het kruispunt Prins Mauritssingel – Laauwikstraat – Stationsplein worden haltes gerealiseerd. In eerste instantie blijven de haltes min of meer op de huidige locaties liggen, dus ten zuiden van het kruispunt. Vanaf eind 2013 zullen de haltes direct ten noordwesten van het kruispunt in gebruik worden genomen. Deze haltes liggen pal tussen het kruispunt en het hotel. Na het uitstappen kunnen de HOV-passagiers direct voor het hotel langs lopen richting o.a. stationsopgang en fietsenstalling.
4.3.5 Verkeersveiligheid
Het beoogde eindbeeld is dat het fietsverkeer volledig ongelijkvloers wordt afgewikkeld ten opzichte van doorgaand autoverkeer op de Prins Mauritssingel en de Graaf Alardsingel. In 2013 wordt de fietsbrug Graaf Alardsingel aangelegd. Daarnaast worden voorbereidingen getroffen om in 2014 te starten met de fietstunnel Prins Mauritssingel (t.h.v. Laauwikstraat). Verder zal het stationsplein onderdeel zijn van een 30kh-zone. Met deze maatregelen is de verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers geborgd.
4.4 Milieu
4.4.1 Bedrijvigheid
In de nabijheid van het bestemmingsplan, echter op een afstand van tenminste 60 meter, zijn woningen aanwezig. Volgens de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering, Editie 2009”, bedraagt de hindercontour voor een hotelfunctie 10 meter. Dit betekent dat het hotel ten minste op 10 meter afstand dient te liggen van gevoelige bestemmingen als woningen.
Voorts staat een dergelijke hotelfunctie ook genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten-functiemenging Categorie A “Activiteiten die zodanig weinig belastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend”.
Het voorliggend plan voldoet aan het bovenstaande.
Indirecte hinder
Met betrekking tot de indirecte hinder kan opgemerkt worden dat het beoogde hotel op deze locatie over voldoende parkeergelegenheid gaat beschikken op eigen terrein. Bovendien krijgt het plan een goede ontsluiting op de nieuwe wegenstructuur ter plaatse.
Een grotere parkeerdruk in de nabijgelegen delen van het dorp Lent, evenals toenemende overlast van aan- en afrijdend verkeer ten behoeve van het hotel zijn daarom niet te verwachten.
Conclusie
Het plan kan vanuit Milieu Algemeen/Bedrijvigheid als acceptabel worden aangemerkt.
4.4.2 Bodem
Binnen het plangebied zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:
Locatie | Onderzoeksbureau | Soort | Datum Rapport | Rapportnummer | Internnummer |
Griftdijk Noord 3 | Syncera | VO | 9-12-2005 | B05B0610 | 3410 |
Griftdijk Noord 5 | Heidemij Advies | VO | 31-12-1995 | 6432/18686 | 625 |
Griftdijk Noord 5 | Grontmij | VO | 1-4-2009 | 99046349 | 4463 |
Griftdijk Noord 5 | Grontmij | VO | 25-6-2009 | 99048092 | 4499 |
Griftdijk Noord 5 | DIBEC B.V. | NO | 21-11-2011 | 811.082-01 | 5119 |
Griftdijk Noord 5 | DIBEC B.V. | NO | 21-11-2011 | 811.082-01 (aanvulling) | 5120 |
Griftdijk Noord 5 | DIBEC B.V. | EV | 2-2-2010 | - | 4715 |
Griftdijk Noord 5 | DIBEC B.V. | EV | 14-6-2012 | - | 5118 |
Laauwikstraat / Prins Mauritssingel | Envita Nijmegen | VO | 8-4-2011 | 201096-10.RO2/JSP | 4933 |
VO = verkennend bodemonderzoek
EV = Evaluatierapport
De bodemrapportages zijn via het internet te raadplegen door op de plaats van # het interne nummer te plaatsen: http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/#.pdf.
Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de grond schoon tot licht verontreinigd is met zware metalen, PAK, minerale olie en/of bestrijdingsmiddelen. Het grondwater is schoon tot licht verontreinigd.
Binnen het plangebied is een asbest bodemsanering uitgevoerd. Uit de rapportage met intern nummer 5118 blijkt dat op een aantal plaatsen nog een beperkte hoeveelheid asbest verontreiniging aanwezig is. De asbestverontreiniging wordt bij de toekomstige ontwikkeling van het gebied verwijderd.
Ten behoeve van de omgevingsvergunning activiteit bouw, dient een actualiserend bodemonderzoek conform de NEN 5740/NEN 5707 te worden uitgevoerd.
De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik. De beperkte hoeveelheid asbest verontreinigde grond wordt bij de toekomstige ontwikkeling verwijderd. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.
4.4.3 Geluid
Het plan voorziet in de vestiging van een hotel. Geluidsgevoelige bestemmingen als wonen zijn niet voorzien. Een eventuele beoordeling aan de hand van de Wet geluidhinder (Wgh) is daarom niet aan de orde. Vanuit de Wgh behoeven er verder geen procedures te worden gevolgd.
4.4.4 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriele regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
(a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit en
(b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden voor de volgende stoffen: stikstofdioxide (NO2); fijn stof (PM10); benzeen (C6H6); zwaveldioxide (SO2); koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP). In Nederland worden in het algemeen alleen voor NO2 en PM10 mogelijk overschrijdingen verwacht.
De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.
Getalsmatig kan de normering voor NO2 en PM10 als volgt weergegeven worden:
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 | 40 ug/m3 | 1-1-2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ug/m3 | 1-6-2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 | 1-6-2011 |
Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:
- aannemelijk is gemaakt dat het plan niet leidt tot het overschrijden van een grenswaarde (vanaf ingangsdatum) danwel niet leidt tot een toename van reeds bestaande overschrijding van een grenswaarde;
- aannemelijk is gemaakt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; danwel bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit, door een met het plan samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (saldering);
- aannemelijk is gemaakt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen (zgn. NIBM-plan);
- (art. 5.16 lid 1 onder d Wm) de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd is genoemd, beschreven ofwel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een vastgesteld programma, bijvoorbeeld het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).
Een IBM-plan mag geen bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit op plaatsen waar de grenswaarden overschreden worden of dreigen te worden. Indien door een IBM-plan wel een bijdrage geleverd wordt aan een verslechtering boven de grenswaarde, dan moet aan het plan maatregelen gekoppeld worden om deze bijdrage te compenseren.
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Het NSL is een programma als bedoeld in artikel 5.16 lid 1 onder d Wm. Het NSL bevat een pakket van ruimtelijke ontwikkelingen c.q. projecten (Bijvoorbeeld (rijks)wegen, woningen, landbouw en industrie) en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met deze maatregelen zal Nederland tijdig aan de Europese luchtnormen voldoen. Deze maatregelen zijn onder meer: nationale, generieke maatregelen van het Rijk (stimulering roetfilters, belastingvoordeel voor schone auto's, etc.) en daarnaast maatregelen op het hoofd- of onderliggend wegennet zoals doorstromingsmaatregelen, snelheidsverlaging en schermen.
Het plangebied Hotel Van der Valk past binnen het projectgebied “Nijmegen Waalsprong”, dat als IBM-project opgenomen is in dit NSL onder IB-nr. 279. Tevens is de hoofdinfrastructuur van de Waalsprong (o.a. Nijmegen Stadsas onder IB-nr. 298, nu geheten Prins Mauritssingel) onderdeel van het NSL. Ten behoeve van de definitieve vaststelling van het NSL is het rekeninstrument Saneringstool (versie 3.1) ontwikkeld. De omvang van “de saneringsopgave” voor luchtkwaliteit wordt met dit instrument op een eenduidige en uniforme wijze in kaart gebracht. Het positieve effect op de luchtkwaliteit van de maatregelen is bepaald door middel van de Saneringstool 3.1. In deze Saneringstool leidt het inbrengen van de IBM-projecten in Nijmegen alsmede de voorgestelde maatregelen tot het tijdig oplossen van de knelpunten in de luchtkwaliteit in Nijmegen.
Het onderhavige bestemmingsplan voldoet met haar projectkenmerken aan de in het NSL opgenomen projectkenmerken. In de gebruikte verkeersmodellen voor de Saneringstool (versie 3.1) zijn de verkeerseffecten opgenomen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in Nijmegen (waaronder de eerdergenoemde in het NSL opgenomen IBM-projecten. Het onderhavige bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitsnormen en kan derhalve worden gerealiseerd.
4.4.5 Externe veiligheid
Algemeen
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die, in dit geval, voornamelijk ontstaan door de spoorlijn Arnhem - Nijmegen. De kans dat er een zwaar ongeval op deze route gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is zeer klein. De effecten van een dergelijk ongeval kunnen echter zeer groot zijn. In het bestemmingsplan voor Dorp Lent-12 (Hotel Van der Valk) moet van deze kans op een zwaar ongeval rekenschap gegeven worden, dit heet de verantwoording van het risico.
Criteria bij de invulling van de verantwoordingsplicht
In Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. De gemeente Nijmegen heeft hiernaast haar eigen beleidsvisie over hoe om te gaan met de verantwoording.
Externe risico's bestemmingsplan Dorp Lent-12 (Hotel Van der Valk)
Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden:
- a. Risico's ten gevolge van Inrichtingen en activiteiten die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen.
- b. Risico's ten gevolge van vervoer van gevaarlijke stoffen.
- c. Risico's ten gevolge van hogedrukaardgasleidingen
Ad a. Inrichtingen en activiteiten die onder Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen.
Inrichtingen en activiteiten die gevaar opleveren, bijvoorbeeld inrichtingen vallend onder het Bevi, zijn in de naaste omgeving van het plangebied niet aanwezig. Wel valt het
plangebied met zijn afstand van 3950 meter tot het bedrijf TWO Chemical Logistics BV aan De Vlotkampweg 67 op het industrieterrein West-Kanaaldijk nog net binnen het invloedsgebied van 4.250 van dat bedrijf.
Ad b. Vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het plangebied ligt op ongeveer:
- 22 meter uit het hart van het dichtstbijgelegen spoor van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen
- 30 meter uit het hart van de van de Prins Mauritssingel
- 1100 uit het hart van de rivier De Waal
De bovenstaande vervoersaders worden aangemerkt als routes gevaarlijke stoffen en hebben alle een invloedsgebied van 1500 meter.
Ad c. Hogedrukaardgastransportleidingen
Een hogedrukaardgastransportleiding is in de nabijheid van het plangebied niet aanwezig.
Plaatsgebonden risico (PR) en Groepsrisico (GR) en cumulatie van de onderscheiden rsico's
De risico's worden voor wat betreft externe veiligheid nog nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's (PR) en groepsrisico's (GR). Bovendien dient er nog gekeken te worden naar de cumulatie van risico's omdat het plangebied ligt binnen de risicocontouren van meerdere risicobronnen.
Plaatsgebonden risico (PR)
Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden (ijkpunten) aangegeven.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron.
Het groepsrisico wordt getoetst aan de hand van zogenaamde oriënterende waarden. Van deze oriënterende waarde kan in voorkomende gevallen eventueel worden afgeweken. Hieraan dient wel een Collegebesluit ten grondslag te liggen, waarin de onderbouwing van de afwijking is opgenomen (verantwoordingsplicht groepsrisico). Voorafgaand aan het Collegebesluit stelt het bevoegd gezag het bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) in de gelegenheid advies uit te brengen met betrekking tot het groepsrisico.
Cumulatie
Aan het eind van de verantwoording wordt ingegaan op de cumulatie van de risico's omdat binnen het plangebied alle bovenomschreven risicocontouren elkaar overlappen.
Hieronder worden de onderscheiden risico's voor TWO Chemical Logistics BV, de rivier de Waal, de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en de Prins Mauritssingel verantwoord.
Verantwoording plaatsgebonden (PR)
Met betrekking tot het plaatsgebonden risico (PR) kan opgemerkt worden dat de 10-6 contour van de spoorlijn zich binnen het baanlichaam van deze spoorlijn bevindt en dus geen invloed op planvorming uitoefent.
Met betrekking tot de Prins Mauritssingel kan in dit kader opgemerkt worden dat voor deze gemeentelijke route gevaarlijke stoffen geen PR 10-6 contour is te bepalen, het PR is daarvoor te laag. Voor zowel de rivier de Waal als wel het bedrijf TWO Chemicals Logistics BV kan opgemerkt worden dat de afstand tot deze risicobronnen dermate groot is dat de wel aanwezige PR 10-6 contouren op grote afstand van het plangebied liggen.
De conclusie is dat plaatsgebonden risico van geen van de risicobronnen de planvorming kan beïnvloeden.
Verantwoording plaatsgebonden (PR)
Algemeen
Voor de risicobronnen zijn in de beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen drie zones vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron. De zone indeling is schematisch weergegeven in onderstaande figuur:
Figuur 3.2: zone indeling
Zone 1 | Zone 2 | Zone 3 | |
Rijks- en spoorwegen, provinciale- en gemeentelijke wegen | 30 meter (invloedsgebied plasbrand) | 200 meter (aandachtsgebied BLEVE) | 1500 meter (invloedsgebied toxisch) |
Vaarwegen | 25 meter (invloedsgebied planbrand) | 90 meter (invloedsgebied BLEVE) | 1500 meter (invloedsgebied toxisch) |
Aardgastransportleidingen | PR 10-6 contour | 100% Letaalgrens | 1% letaalgrens |
LPG tankstations | PR 10-6 contour | 150 meter (invloedsgebied) | - |
LNG tankstations | PR 10-6 contour | 300 meter (invloedsgebied) | - |
Overige Bevi-inrichtingen | PR 10-6 contour | PR 10-8 contour | Invloedsgebied |
Uit het bovenstaande overzicht blijkt dat voor de spoorlijn als wel de Prins Mauritssingel het plangebied loopt tot in zone 1, met respectievelijk 22 en 26 meter afstand. Echter ligt het bebouwingsvlak niet op de plangrenzen, maar op respectievelijk 33 en 32 meter afstand en dus in zone 2. Volgens de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen dient alleen voor de spoorlijn een zware verantwoording externe veiligheid te worden geleverd. Met betrekking tot de Prins Mauritssingel is slechts een beknopte verantwoording als bij de rivier de Waal en TWO Chemical Logistics aan de orde.
Het plangebied ligt voor wat betreft de Bevi inrichting TWO Chemical Logistics BV en de rivier de Waal in zone 3.
Onderstaand volgt de verantwoording GR voor de Spoorlijn Arnhem - Nijmegen
Bij de onderstaande verantwoording GR is gebruik gemaakt van de Externe veiligheidsstudie Van de Valk Hotel Lent, referentie9X5295.01/N0002/Nijm, d.d. 20 november 2012.
Uitgangspunten Groepsrisicoverantwoording Spoorlijn Arnhem - Nijmegen
- a. Algemene beschouwing
- 1. Beschouwen van personendichtheid binnen invloedsgebied
- 2. De hoogte van het huidige en toekomstige groepsrisico en de ligging daarvan ten opzichte van de oriëntatie waarde
- 3. De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst.
- 4. De aanwezigheid van beperkt zelfredzame groepen
- b. Noodzaak
- 1. Noodzaak van de ontwikkeling op deze risicovolle locatie moet worden aangetoond.
- 2. Voor- en nadelen van veiliger alternatieven worden inzichtelijk gemaakt.
- c. Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen
- 1. Mogelijkheid beperking ontwikkeling beschouwen
- 2. Mogelijkheden om afstand tot risicobron vergroten beschouwen
- 3. Beschouwen oriëntatie van de bebouwing ten opzichte van risicobron.
- 4. Minimaal twee van de risicobron afgerichte externe vluchtwegen.
- d. Bronmaatregelen
- 1. Beschouwen mogelijke veiligheidsmaatregelen aan de bron.
- e. Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen
- 1. Beschouwen mogelijkheden bouwtechnische veiligheidsmaatregelen.
- 2. Beschouwen mogelijkheden intern ontruimingsplan afstemmen op externe veiligheid.
- 3. Beschouwen interne vluchtwegen ten opzichte van de risicobron.
- 4. Beschouwen mogelijkheden ter verbetering van alarmering.
- 5. Beschouwen mogelijkheden tot het houden van rampoefeningen
- 6. Beschouwen mogelijkheden tot centraal afsluitbaar ventilatiesysteem
- f. Zelfredzaamheid
- 1. Advies van Veiligheidsregio met betrekking tot zelfredzaamheid inwinnen en beoordelen
- g. Bestrijdbaarheid
- 1. Advies van veiligheidsregio met betrekking tot bestrijdbaarheid inwinnen en beoordelen
- 1. Advies van veiligheidsregio met betrekking tot bestrijdbaarheid inwinnen en beoordelen
Hieronder volgt de puntsgewijze afhandeling van de uitgangspunten GR verantwoording
De spoorlijn Arnhem – Nijmegen
- a. Algemene beschouwing
- 1. Met betrekking tot de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de spoorlijn
Arnhem – Nijmegen gelegen, moet opgemerkt worden dat deze binnen het plangebied stijgt van 15 naar rond de 835 personen. In de naaste omgeving van het plangebied zal deze verder binnen de te beschouwen zone 1 en 2 van de spoorlijn toenemen door de ontwikkeling van een aantal nieuwbouwwijken ten westen van de spoorlijn. Deze ontwikkelingen hebben echter niets te maken met de onderhavige planontwikkeling. Het dorp Lent blijft in zijn huidige vorm behouden. Binnen het plangebied zelf, met een oppervlakte van ongeveer 0,75 ha, gaat uiteindelijk de dichtheid omhoog van rond 20 pers./ha naar rond 1100 pers./ha. - 2. Het groepsrisico als bepaald voor 2012 bedraagt: In 2012 zonder de nieuwe ontwikkeling: 0.016 x oriënterende waarde.In 2022 (na realisatie van het Basisnet Spoor) zonder en met de nieuwe ontwikkeling 0.045 resp. 0.229 x oriënterende waarde.
- 3. Met betrekking tot de te nemen maatregelen zijn vooral die voortvloeiende uit het Basisnet Spoor van belang, zoals minder wissels en minder storingsgevoelige wissels, betere beveiligingen op het spoor als bijvoorbeeld geavanceerd ATB, de brand-/hittewerende coating van de ketelwagons en het niet meer uit bloktreinen mogen bestaan met wagons gevaarlijke stoffen.
Dit resulteert uiteindelijk in beduidend lager berekende groepsrisico's voor de toekomst. Opgemerkt dient wel te worden dat het realiseren van deze maatregelen zich bevindt buiten de invloedsmogelijkheden van de Gemeente Nijmegen. - 4. De invulling van het bouwplan betreft alleen een uitgebreide hotelfunctie, wat aangemerkt kan worden als een kwetsbare bestemming, specifieke verblijfsruimten voor beperkt zelfredzame personen welke worden aangemerkt als zeer kwetsbare objecten zijn binnen deze hotelfunctie niet aanwezig.
- 1. Met betrekking tot de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de spoorlijn
- b. Noodzaak
- 1. De locatie kan als geschikt worden aangemerkt onder meer rekening houdend met de korte afstand zowel via de weg, als wel met het openbaar vervoer via de weg dan wel het spoor tot stadscentrum van Nijmegen
- 2. Het plan ligt op zeer korte loopafstand van het nieuw te bouwen station Nijmegen-Lent
- 3. Het plangebied heeft een directe fietstoegang via de zogenaamde snelbinder naar het centrum van Nijmegen.
- 4. De locatie is gesitueerd in de onmiddellijke nabijheid van het te ontwikkelen centrum van de Waalsprong Citadel/Hof van Holland.
- 5. De locatie is goed bereikbaar van de A325/N325/Prins Mauritssingel en de A15.
- 6. Het hotel vormt door zijn uitstraling en bouwmassa een goede accentuering van de toekomstige Knoop Lent.
- c. Alternatieven
In wezen zijn er weinig alternatieven binnen de gemeente Nijmegen aanwezig die een dergelijke functie op een enigermate gelijkwaardig geschikte plaats mogelijk maakt.
Een mogelijk alternatief zou zijn het plangebied Brabantse Poort, maar gezien de daar aanwezige risicovolle vervoersfuncties kan een dergelijke locatie niet de voorkeur genieten vanuit veiligheidsoptiek. Probleem binnen de gemeente Nijmegen is dat vooral het stadsgebied ten zuiden van de Waal redelijk is dichtgebouwd, en dit in Nijmegen ten noorden van de Waal de invulling al voor een groot deel vastligt. Dit houdt onder meer in dat aan te wijzen locaties of eveneens over risicopotenties beschikken of een hoog `in the middle of nowhere` gehalte beschikken, wat deze locaties zeker niet geschikter maakt dan de gekozen opzet. - d. Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen
- 1. De ontwikkeling betreft een hotelfunctie waar oorspronkelijk geen bebouwing aanwezig was. Het hieruit resulterend aantal aanwezigen is ten gevolge van dit plan zeer veel hoger dan de oorspronkelijke invulling met een villa en een viaduct, toeleidingsstroken voor de Snelbinder en verder onbebouwd terrein. Een beperking op het bouwplan is echter niet goed mogelijk gezien de meerdere aspecten buiten die van de externe veiligheid die hier binnen stedelijk gebied spelen, waaronder die van de ruimtelijke-/planologische- en financiële invulling zwaar wegen.
- 2. Aangezien de ontwikkellocatie op een bepaalde plaats binnen de gemeente Nijmegen ligt, en het een eigenschap is van onroerend goed dat deze locatie-gebonden is, is het binnen de planlocatie niet mogelijk de invulling zodanig te wijzigen dat het bouwplan op grotere afstand van de risicobron kan worden gesitueerd.
- 3. De ontwikkellocatie op zich ligt ten minste:
- 22 meter uit het hart van het dichtstbijgelegen spoor van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen;
Het bouwplan zelf ligt op tenminste: - 33 meter uit het hart van het dichtstbijgelegen spoor van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen;
De interne ontvluchtingmogelijkheid (centraal trappenhuis) van het hotel op ongeveer 80 meter van de risicobron, deze ontvluchtingmogelijkheid ligt gedeeltelijk ingekapseld binnen het gebouw, omgeven door een harde schil, en is daarmee redelijk calamiteitenresistent te noemen. Opgemerkt kan worden dat het overgrote deel van de aanwezigen daarmee over een voldoende veilige interne ontvluchtingmogelijkheid beschikt.
- 22 meter uit het hart van het dichtstbijgelegen spoor van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen;
- 4. Overdrachtsbeperkende maatregelen zijn binnen het overdrachtsgebied ten behoeve van deze locatie niet te treffen. Rondom de hotelfunctie is nu en in de toekomst geen afscherming aanwezig, maar blijft de locatie een open karakter houden.
- 5. Het plan is volledig ontsloten op de Griftdijk Noord, die een vluchtroute oplevert van de spoorlijn af.
Met betrekking tot de risicobron dient een tweede onafhankelijke ontvluchtingmogelijkheid gecreëerd te worden van de risicobron (het spoor) af. - 6. Aangezien het bouwplan van de ontwikkeling zich op meer dan 30 meter uit de spoorlijn bevindt kunnen vanuit het Basisnet Spoor geen aanvullende bouwkundige eisen aan de gevels worden gesteld.
- e. Bronmaatregelen
- 1. Met betrekking tot de mogelijke bronmaatregelen wordt opgemerkt dat maatregelen als bijvoorbeeld minder vervoer van gevaarlijke stoffen, maatregelen aan het wagenpark en het spoor zelf niet tot de mogelijkheden van de gemeente Nijmegen behoren om hierop invloed uit te oefenen. Wel zal bij inwerking trede van het Basisnet spoor het groepsrisico zoveel als mogelijk worden gemaximeerd door flankerende maatregelen als gecoate tankwagons, LPG-wagons verdelen in een trein, zodat deze wagons niet meer als bloktrein worden vervoerd maar er wagons zonder gevaarlijke (vloeibare) stoffen dienen te worden tussengeschakeld en maatregelen aan het spoor zelf om risicopunten als bijvoorbeeld wissels zoveel als mogelijk te beperken. Gevolg hiervan is dat het groepsrisico op termijn, ondanks toegenomen vervoer volgens de prognoses, zal dalen.
- f. Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen
- 1. Met betrekking tot bouwtechnische maatregelen kan worden opgemerkt dat het Basisnet Spoor hier wel in voorziet, maar alleen in zone 1, tot 30 meter afstand van het spoor. Aangezien het bouwplan zich op ten minste 33 meter afstand van het spoor bevindt zijn specifieke maatregelen via een wettelijke regeling niet af te dwingen. Bovendien betreft het hier een uitgebreide hotelfunctie, waarbij dergelijke voorzieningen die voornamelijk zullen bestaan uit sterk brandwerende (voornamelijk blinde) gevels niet wenselijk worden geacht. Gekozen is daarom toch voor gevels met veel licht en lucht.
- 2. Met betrekking tot de interne vluchtwegen wordt opgemerkt dat het centrale trappenhuis en entree van het hotel zich binnen de 200 meter zone (Blève gebied) vanaf de spoorlijn bevindt. Echter gezien de inpandige en afgeschermde ligging binnen het hotel is het niet aannemelijk dat dit trappenhuis niet als interne vluchtweg ten gevolge van een calamiteit op de risicobron te gebruiken zou zijn.
- 3. Binnen het plangebied worden uitsluitend een kwetsbare bestemming gerealiseerd. Actieve risicocommunicatie naar het personeel/de werknemers toe levert naar verwachting een positieve bijdrage aan het maken van een juiste gevaarinschatting door aanwezigen/verblijvenden in het hotel. Een juiste gevaarinschatting draagt bij aan de zelfredzaamheid van deze personen.
Met betrekking tot het plan zal specifieke voorlichting worden verstrekt over de risico's van een calamiteit op het spoor en om hen te (laten) informeren over hoe te handelen in geval van een incident bij het spoor en/of de singel.
De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid is daartoe in samenwerking met alle regiogemeenten een risicocommunicatiecampagne gestart. Onder de naam “Gelderland-Zuid denkt vooruit” zijn er diverse tools ontwikkeld om de inwoners te informeren over de mogelijke risico's en zijn er voor de twee belangrijkste handelingsperspectieven, te weten vluchten en schuilen, instructiekaarten aangemaakt. Werknemers zullen standaard een folder ontvangen. Verder zal in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd worden door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van de gemeente Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert. - 4. Aangezien het plangebied ook binnen het invloedsgebied van een toxisch scenario ligt, zal een centraal afsluitbaar ventilatiesysteem veplicht onderdeel uit gaan maken van het bouwplan.
Wettelijk adviseur
Ondanks dat nu en in de toekomst de oriënterende waarde nergens wordt overschreden, maakt een advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ), als wettelijk adviseur onderdeel uit van de besluitvorming.
Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
Uit onze analyse (zie bijlage) blijkt dat, als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen over het spoor, calamiteiten denkbaar zijn met zeer grote effecten binnen het plangebied. De kans op dergelijke calamiteiten is echter zeer klein.
Voor het bestrijden van dergelijke calamiteiten hebben wij gesignaleerd dat het aantal te verwachten slachtoffers van de maatscenario's (vrijkomen van een toxisch gas en een Blève) boven de mogelijkheden van de geneeskundige hulpverlening uit stijgt.
Ook de mogelijkheden tot zelfredding zijn niet optimaal. De verwachting is namelijk dat burgers (in dit geval grotendeels hotelgasten) niet voor alle maatscenario's in staat zijn een juiste inschatting te maken van het risico. Tevens is geconstateerd dat de gemeente Nijmegen geen actieve risicocommunicatiecampagne voert. Een dergelijke campagne kan een positieve bijdrage leveren aan het maken van een juiste gevaarinschatting door burgers bij calamiteiten.
Tot slot ligt het plangebied dermate dicht bij het spoor dat in geval van het scenario van de Blève (gasexplosie) schuilen zinloos is en vluchten niet mogelijk is indien het scenario zich zeer snel voltrekt.
Ter verbetering van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers zijn in de analyse in de bijlage mogelijke maatregelen benoemd. Wij wijzen u er echter op dat, hoewel deze maatregelen bijdragen aan het terugdringen van de risico's, de risico's niet tot nul kunnen worden gereduceerd. Ook na het treffen van de benoemde maatregelen kunnen zich calamiteiten voordoen waarbij de mogelijkheden voor de rampenbestrijding worden overstegen. Het is aan het bevoegd gezag dit risico expliciet te accepteren en in het ruimtelijk besluit te verantwoorden binnen de verantwoordingsplicht groepsrisico.
Aanbevelingen Veiligheidsregio Gelderland Zuid Onderstaand worden mogelijke maatregelen gegeven ter verbetering van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers. Dit betreft een niet-limitatieve opsomming. Niet alle maatregelen zijn te treffen binnen de ruimtelijke procedure. Indien u één of meerdere van onderstaande maatregelen overweegt te treffen, verzoeken wij u contact met ons op te nemen over de exacte uitvoering. Inrichting plangebied Indien men kiest om het hotel op de voorgestelde locatie te realiseren, dan valt door de inrichting van het terrein nog enige veiligheidswinst te behalen. Zo kan men kiezen om onderdelen met een lage bezettingsgraad (zoals een parkeerterrein of groenvoorziening) aan de zijde van het spoor te plaatsen en onderdelen met hogere bezettingsgraad juist zo ver mogelijk van het spoor te alloceren. Verder zou, aangezien het merendeel van het transport van gevaarlijke stoffen 's nachts plaatsvindt, overwogen kunnen worden om die bouwdelen waar 's nachts niet of nauwelijks mensen verblijven (bijvoorbeeld conferentiezalen, keukens en/of kantoorruimte) aan de zijde van het spoor te plaatsen en hotelkamers zo ver mogelijk van het spoor af te leggen. Bedrijfshulpverlening inlichten met betrekking tot incidenten met gevaarlijke stoffen Gasten van het hotel zijn deels toevertrouwd aan de zorg van het hotelpersoneel. Bekendheid van de bedrijfshulpverlening (BHV) van het hotel met de risico's van transport met gevaarlijke stoffen en inzicht in het juiste handelingsperspectief bij de verschillende scenario's, kan een adequaat optreden van de bedrijfshulpverlening bevorderen. Om die reden adviseren wij u de (toekomstige) eigenaar/gebruiker van het plangebied actief voor te lichten over de risico's en deze personen een handelingsperspectief te bieden in geval van een calamiteit. Eventueel aanwezige mechanische ventilatie voorzien van een mogelijkheid tot het centraal uitschakelen van deze ventilatie Indien toxische stoffen vrijkomen, dienen aanwezige personen de mogelijkheid te hebben om binnen gebouwen te schuilen. Het is dan van belang dat eventueel aanwezige mechanische ventilatie centraal uitschakelbaar is. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het van belang is om in geval van een calamiteit deze mogelijkheid ook daadwerkelijk te gebruiken. De gebruikers van het betreffende pand (bijvoorbeeld de BHV-organisatie) dienen derhalve op de hoogte te worden gesteld van deze mogelijkheid, bijvoorbeeld door actieve risicocommunicatie. Het beperken van de gevelopeningen aan de zijde van het spoor Om aanwezige personen de mogelijkheid te geven om binnen het pand te schuilen tegen de gevolgen van warmtestraling bij een plasbrandscenario, adviseren wij het pand uit te voeren met zo min mogelijk gevelopeningen aan de zijde van het spoor. De mate van effectiviteit van deze maatregel is vooral afhankelijk van de afstand van de bouwdelen tot het spoor: met name voor bouwdelen die zeer dicht bij het spoor liggen kan deze maatregel de overlevingskansen vergroten. Deze maatregel heeft daarnaast een positieve bijdrage indien personen binnen het gebouw moeten schuilen voor het vrijkomen van toxische stoffen. |
Uit het bovenstaande blijkt dat de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) inhoudelijke adviezen met betrekking tot zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid geeft, gaat de gemeente hieronder kort in op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Met betrekking tot het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid kan opgemerkt worden dat inderdaad de planvorming van een zodanige omvang is dat het groepsrisico binnen het plangebied toeneemt. In het onderstaande wordt ingegaan op het advies in het kader van de verantwoording van het groepsrisico en worden ook de onderwerpen beheersbaarheid en zelfredzaamheid kort beoordeeld.
- g. Zelfredzaamheid
- 1. Beïnvloeding van de planinrichting ten behoeve van de vermindering van de effecten van een calamiteit en de daaruit mogelijk voortvloeiende verbetering van de zelfredzaamheid van verblijvenden/aanwezigen kan slechts in beperkte mate worden beïnvloed door de gemeente Nijmegen. De inrichting van het buitenterrein van de inrichting staat niet ter beoordeling van de gemeente, maar dient een onderdeel te zijn van het intern inrichtingsplan van het hotel. Uiteraard zal het voorstel, overigens het gehele VRGZ advies worden meegegeven ter overweging aan de ontwerpers van het hotel. Aangezien er echter geen dwingend wettelijk kader is kan dit niet verder gaan dan een advies.
- 2. Het op een adequate wijze inlichten van de bedrijfshulpverlening evenals de medewerkers van het hotel is een gangbare methode om de zelfredzaamheid van personeel en hotelgasten in aanzienlijke mate te vergroten en zal daarom worden opgepakt bij ingebruikname van het hotel.
- 3. Ter vergroting van de zelfredzaamheid en de vermindering van het risico van een zogenaamd toxisch scenario zal het hotel dienen te worden voorzien van een mechanische ventilatie voorzien van een mogelijkheid tot het centraal uitschakelen van deze ventilatie in geval van een calamiteit. Doordat het hotel dag en nacht bezet zal zijn en gedreven wordt in ploegendienst zal het intern geen moeilijkheden geven om voor deze uit te schakelen ventilatie verantwoordelijke BHV-medewerkers aan te wijzen.
- 4. Het beperken van de gevelopeningen aan de zijde van het spoor zal een ingrijpende architectonische operatie zijn die de uitstraling en praktische inrichting van het gebouw in hoge mate kunnen beïnvloeden. Indien de exploitant hiermede akkoord kan gaan zal hieruit mogelijk enige veiligheidswinst kunnen worden gehaald. Echter is dit een afweging die de gemeente Nijmegen niet op basis van enige wettelijke regeling af kan dwingen. Deze afweging zal de exploitant zelf moeten maken.
- h. Bestrijdbaarheid
- 1. Het optimaliseren van de bereikbaarheid van incidenten op het spoor. Op zich is dit een aandachtspunt voor het gehele spoortraject 's-Hertogenbosch - Nijmegen - Arnhem voor zover binnen de gemeente Nijmegen liggend. De bereikbaarheid in de nabijheid van het plangebied is ook niet optimaal. Echter zal dit onderwerp zijn van de ter plaatse nog langs het spoor te entameren bestemmingsplannen. Zij maken daarom ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Het onderhavige plan kan hierin dan ook niet voorzien omdat een mogelijke realisering hiervan slechts voor een beperkte mate dit plangebied kan betreffen omdat dit plangebied slechts op ongeveer 90 meter aan het spoor grenst.
- 2. Het realiseren van blus-/koelwatervoorzieningen die direct bruikbaar zijn bij een incident op het spoor (primaire bluswatervoorzieningen met een minimale capaciteit van 90m3 water per uur) Met betrekking tot het niet in voldoende mate aanwezig zijn van blus- en koelwatervoorzieningen kan opgemerkt worden dat in het plangebied wel voldoende blus- en koelwatervoorzieningen aanwezig zullen zijn, maar dat dit op de terreinen aanpalend aan de spoorlijn niet het geval is voor wat mogelijke calamiteiten op het spoor betreft. Echter zal dit onderwerp zijn van de langs het spoor zelf te entameren bestemmingsplannen. Een invulling met betrekking tot voldoende blusmiddelen langs het spoor kan daarom ook geen onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan Dorp Lent-12. Het onderhavige plan kan hierin dan ook maar in beperkte mate voorzien.
Conclusie
Onderstaand volgt de verantwoording GR groepsrisico Prins Mauritssingel, de Rivier de Waal en de inrichting TWO chemical Logistics
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Prins Mauritssingel, de Rivier de Waal en TWO Chemical Logistics
Met betrekking tot elk van deze risico's is alleen het zogenaamde toxisch scenario van belang. Dit houdt tevens in dat voor deze drie risicobronnen de verantwoording dezelfde zal zijn. Daarom wordt deze verantwoording onderstaand gecombineerd uitgevoerd.
Verantwoording GR
Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich binnen het invloedsgebied van de Prins Mauritssingel ,een gemeentelijke weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, de rivier de Waal en de Bevi inrichting TWO Chemical Logistics BV aan De Vlotkampweg 67. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, de rivier en de risico's van de inrichting zijn relatief laag, voor wat betreft de rivier en de inrichting van wege de afstand tot de risicobron en voor wat betreft de weg voor wat betreft het algehele risico in verband met het beperkt gebruik wat van deze weg wordt gemaakt (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen).
Het groepsrisico
Het groepsrisico van de weg, de rivier en de inrichting liggen ruim beneden de oriëntatiewaarde (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen). Het maatgevend scenario voor alle drie risicobronnen is een toxisch scenario. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal daarom ook nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde ontwikkeling dus niet of nauwelijks toenemen.
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat binnen het plangebied uitgegaan wordt van een toxisch scenario en niet van een plasbrand. Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in het plangebied vele malen kleiner dan 1/1.000.000. (10-6) Gezien het zeer beperkte risico's van de risicobronnen zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.
Nieuwe bouwwerken, waar grotere massa's mensen aanwezig kunnen zijn, als bijvoorbeeld woonflats, hotels en kantoren, zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.
Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.
Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen en de daarin gemaakte keuzes.
Verantwoording cumulatie Groepsrisico's
Het plangebied ligt binnen de elkaar overlappende risicocontouren van een spoorlijn, een vaarweg, een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen en een Bevi inrichting. De cumulatie van deze vier risico's wordt hieronder verantwoord.
Domino effecten ontstaan wanneer het falen van de ene risicobron leidt tot het falen van de ander. Cumulatie van risico's is het optellen van het risico van afzonderlijke bronnen.
Voor zowel domino-effecten als cumulatie van risico's geldt dat kwantificering lastig, dan wel onmogelijk is. Tevens bestaat er geen landelijk toetsingskader waaraan getoetst kan worden. Afwegen van domino-effecten en cumulatie is onderdeel van groepsrisicoverantwoording. Indien relevant, worden beide aspecten in de verantwoording kwalitatief beschouwd bij de interpretatie van fN-curves. Gelet op de spoorlijn en de drie overige risicobronnen omdat de afstand van het bestemmingsplan Dorp Lent-12 tot twee van de risicobronnen uitermate groot is, de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen nauwelijks iets toevoegt en alleen de spoorlijn relevant is, en daarom kwantitatief in feite weinig aan de cumulatie kunnen toevoegen. Daarom is op deze locatie het toegevoegde risico van domino-effecten evenals die van cumulatie zeer beperkt. Beide aspecten werken daarom niet door in de groepsrisicoverantwoording.
Conclusie
In het bovenstaande zijn de relevante wegingspunten met betrekking tot alle vier risicobronnen opgevoerd.
Het plan levert voornamelijk door de externe veiligheid met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor een enigermate significante verhoging van het groepsrisico op. De overige drie risicobronnen voegen in feite nauwelijks iets toe en een van een significante stijging is hier zeker geen sprake.
Het bestemmingsplan Dorp Lent-12 is acceptabel vanwege de onderstaande redenen:
- 1. Het plan heeft vrij beperkt verhogende invloed op het groepsrisico, maar blijft als zodanig · ruim onder de oriënterende waarde groepsrisico.
- 2. Het plangebied ligt weliswaar geheel binnen het invloedsgebied van vier risicobronnen,
echter is alleen de spoorweg in dit kader relevant. De overige drie risicobronnen zijn dat niet. - 3. Het bestemmingsplan heeft geen betrekking op beperkt redzame personen en voldoet
daarmee aan het gestelde in de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen.
Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en achten het groepsrisico, dat tengevolge van het bestemmingsplan Dorp Lent-12 weliswaar stijgt maar ruim beneden de oriënterende waarde groepsrisico blijft, nu en in de in de toekomst, aanvaardbaar. Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan Dorp Lent-12.
Gelet op het gegeven dat er een risico voor wat betreft externe veiligheid bestaat en ondanks dat de adviezen van de Veiligheidsregio Gelderland–Zuid (VRGZ) in zoveel als doenlijk is binnen het plangebied van het Dorp Lent-12 zullen worden uitgevoerd, dit echter niet kwantitatief in berekeningen kan worden vervat en dit bovendien niet leidt tot een risico zijnde nul (0), zal er een zogenaamd restrisico overblijven. Dit restrisico wordt door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd.
Verantwoording
Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Concept Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van april 2012 en de daarin gemaakte keuzes. Deze beleidsvisie wordt gedragen door alle daarbij betrekken ambtelijke disciplines en is daardoor aan de basis van de bovenstaande verantwoording gelegd.
4.4.6 Fysieke veiligheid
Het aspect (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De brandweer heeft geadviseerd op het aspect fysieke veiligheid.
4.4.7 Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. Zeker in de relatief stenige omgeving rond dit project kan het microklimaat extremer zijn en tot hinder leiden.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
De verwachting is dat in de toekomst de luchtverontreiniging op deze locatie onder de geldende wettelijke normen zal liggen. Desondanks blijft dit een locatie met bronnen voor luchtverontreiniging, zoals door verkeer opwervelend stof. Hierin kan in het ontwerp rekening gehouden worden door te zorgen voor het afvangen van luchtverontreiniging (gevelbegroeiing, daktuinen etc.).
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen.
Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
In het gebied zal op relatief korte termijn een duurzaam warmtenet aangelegd worden, waarmee de primaire warmtebehoefte van het gebouw voorzien kan worden.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
4.4.8 Kabels, leidingen en explosieven
Explosieven
Op dit moment zijn er geen bekende 'niet-gesprongen' explosieven binnen het plangebied. Mede als gevolg van de bodemroering als gevolg van de huidige herstructureringswerkzaamheden door de gemeente Nijmegen is het niet de verwachting dat er explosieven aanwezig zijn. Afhankelijk van de bouwwijze van de nieuwe ontwikkeling is wellicht diepgaander bodemonderzoek nodig om alle risico's te vermijden. Dit zal voorafgaand aan of ten tijde van de daadwerkelijke start bouw worden beoordeeld.
4.5 Water
4.5.1 Inleiding
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. In bestemmingsplannen is de watertoets verankerd in de zogenaamde waterparagraaf.
In deze waterparagraaf wordt ingegaan op de waterhuishoudkundige effecten van de realisatie van hotel Van der Valk, onderdeel van Knoop Lent. In het overleg van 8 april 2011 zijn hierover procesafspraken gemaakt tussen Waterschap Rivierenland, GEM Waalsprong en Gemeente Nijmegen.
Het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 is het overkoepelende plan voor de waterhuishouding van de Waalsprong. Knoop Lent is meegenomen in de wateropgave van de Waalsprong. Er is echter nog geen besluit genomen waar het gebied naar toe moet afwateren als het uitontwikkeld is. Hierdoor is het op dit moment niet mogelijk om voor afzonderlijke deelplannen binnen Knoop Lent een waterhuishoudkundig plan uit te werken.
De uitwerking van de waterhuishoudkundige plannen is onderdeel geworden van het uitvoeringscontract met de opdrachtnemer van Knoop Lent. In de eisen van het contract is opgenomen dat het waterhuishoudkundige plan moet passen binnen de gestelde kaders die gelden voor de Waalsprong. De eisen zijn voorafgaand aan de aanbesteding met het waterschap besproken. Op deze wijze wordt geborgd dat:
- het watersysteem voldoet aan de eisen van de waterbeheerder, in dit geval Waterschap Rivierenland;
- voldaan is aan de eisen voor een goede afstemming met de waterbeheerder in het kader van de watertoets.
4.5.2 Watersysteem Waalsprong
4.5.3 Algemeen deel: Knoop Lent
Knoop Lent is een verzamelnaam voor de volgende deelprojecten:
- de aanleg van een T-splitsing die de Prins Mauritssingel verbindt met de Graaf Alardsingel.
- de verbreding van de huidige doorgang onder het spoor (Griftdijk Noord) naar de Graaf Alardsingel;
- de aanleg van het definitieve treinstation Nijmegen Lent;
- 1. het inrichten van een nieuw stationsplein aan de 'oude' Lentse kant van het spoor;
- 2. de aanleg van een nieuwe doorgang voor voetgangers en fietsers onder het spoor; deze komt onder het definitieve treinstation.
- 3. het aanbrengen van geluidsschermen langs het spoor (van het definitieve station tot aan de spoorbrug).
- 4. het aanpassen van de Snelbinder (het fietspad langs de spoorbrug) zodat het aansluit op Knoop Lent en aanleg fietsbrug Graaf Alardsingel.
In de huidige situatie watert het regenwater af naar de berm van de Griftdijk. Binnen het plangebied van Knoop Lent is geen oppervlaktewater aanwezig. Voor de toekomstige situatie zijn tot op heden vier opties mogelijk die in samenhang bekeken moeten worden:
- Afvoer naar het bestaande gemengde stelsel van Lent (biedt beperkte capaciteit);
- Afvoer naar het toekomstige verbeterd gescheiden stelsel van Citadel/Hof van Holland;
- Afvoer na alternatieve filtering via het regenwaterriool Graaf Alardsingel naar het singelsysteem Waalsprong;
- Afvoer naar wadi's en via het regenwaterriool Graaf Alardsingel naar het singelsysteem Waalsprong.
In de fase waarin het watersysteem Waalsprong nog niet gerealiseerd is, geldt dat de realisatie van nieuw verhard oppervlak waterneutraal moet worden uitgevoerd. Dit betekent dat compenserende maatregelen moeten worden genomen, zodat het oppervlaktewatersysteem na het gereedkomen van de verharding niet zwaarder wordt belast dan voordien. De initiatiefnemer moet bij de aanvraag van de watervergunning zelf aangeven op welke manier en waar hij de compensatie gaat maken. De afvoer uit het gebied mag de landelijke afvoernorm van 1,5 l/s/ha niet overschrijden. In de tijdelijke situatie kan op het slotenstelsel van het huidige agrarische watersysteem afgevoerd worden, mits dit niet ten nadele is van nog in agrarisch gebruik zijnde percelen.
4.5.4 Riolering
De riolering rondom het plangebied is een gemengd rioleringsstelsel. Ingezameld afvalwater en hemelwater stromen onder vrij verval af naar het rioolgemaal van Lent, dat in de Laauwikstraat staat.
Langs de Griftdijk Noord ligt drukriolering. Het afvalwater van een aantal clusters woningen wordt ingezameld en naar drukrioolgemalen afgevoerd. Deze gemalen pompen het water via een persleiding naar het gemengde rioleringsstelsel van Lent. Deze persleiding doorkruist het plangebied.
Voor de afvoer van het afvalwater uit de bestaande en nieuwe gebieden in de Waalsprong is een pompenplan (Haskoning voor GEM Waalsprong, december 2004) opgesteld. Voor het gebied ten westen van de Prins Mauritssingel zal een nieuw rioolgemaal het afvalwater via een persleiding in noordelijke richting afvoeren. Deze persleiding zal aansluiten op de bestaande persleiding die het water naar het eindgemaal van de Waalsprong afvoert. Dat gemaal transporteert het water verder naar de RWZI Arnhem Zuid. Het nieuwe rioolgemaal is het rioolgemaal van de nieuwe wijk Hof van Holland.
4.5.5 Deelproject: Hotel Van der Valk
Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van hotel Van der Valk toe met bijna 7.100 m2. Dit oppervlak mag niet overschreden worden, behalve als er voor de overschrijdende oppervlakte een oplossing wordt geboden, die na formele instemming van Waterschap Rivierenland mag worden uitgevoerd. Voor de toename van het verharde oppervlak dienen compenserende maatregelen te worden genomen. In de toekomstige situatie zal het plangebied op de volgende manier afwateren:
- Het hemelwater dat afstroomt van de verharde oppervlakken in de omliggende intensief te gebruiken stationsomgeving wordt via een verbeterd gescheiden stelsel afgevoerd. Een rioolgemaal pompt dat deel van het afgevoerde hemelwater naar het bestaande gemengde stelsel van Lent.
- Het hemelwater dat afstroomt van het dak van het hotel wordt afgevoerd naar zaksloten. Vanuit de zaksloten wordt het water vertraagd naar oppervlaktewater of grondwater afgevoerd.
- Alleen bij hevige neerslag kan hemelwater vanuit de zaksloten overlopen naar oppervlaktewater en kan dus sprake zijn van rechtstreekse afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater.
- Alle zaksloten binnen het plangebied van het Splitsingspunt Lent zijn onderling verbonden via ondergrondse leidingen. De overstort naar oppervlaktewater bevindt zich aan de overzijde van het spoortalud.
4.6 Natuur & Landschap
4.6.1 EHS & Natuurbeschermingswet
Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden. Daarom geldt in de EHS een 'nee, tenzij'-regime. Indien een voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-afweging met positief gevolg doorloopt kan de ingreep plaatsvinden, mits de eventuele nadelige gevolgen worden gemitigeerd en resterende schade wordt gecompenseerd. Indien een voorgenomen ingreep niet voldoet aan de voorwaarden uit het 'nee, tenzij'-regime dan kan de ingreep niet plaatsvinden. Bevoegd gezag voor de beoordeling van het beoogde project en eventuele compensatieverplichtingen is de provincie Gelderland.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur.
4.6.2 Gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998
De gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op gebieden die zijn aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit zijn de Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.
Bij ruimtelijke ingrepen dient er altijd te worden nagegaan of er een vergunning nodig is op grond van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. In het vergunningentraject speelt het voorzorgsbeginsel een belangrijke rol. Het voorzorgbeginsel houdt in dat alle aspecten die met een project samenhangen (zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten) en de instandhoudingsdoelstellingen in gevaar kan brengen, moeten worden onderzocht. Toestemming wordt alleen verleend als op basis van de beste wetenschappelijke kennis zekerheid kan worden verschaft dat het project de instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar brengt. Bij twijfel wordt geen toestemming verleend. Als een project niet in een Natura 2000-gebied plaatsvindt, kan het mogelijk toch schade aanbrengen aan een Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de zogenaamde “externe werking” genoemd. Ook kan het project mogelijk schadelijke gevolgen hebben in combinatie met andere projecten. Dit wordt “cumulatieve effecten” genoemd.
Op enige honderden meters afstand van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden Gelderse Poort en Uiterwaarden Waal. Soorten en habitats die zijn aangewezen voor deze gebieden betreffen riviergebonden vissen, amfibieën en zoogdieren. Verder zijn riviergebonden habitats aangewezen en een reeks water- en moerasvogels.
In het plangebied komen geen soorten of habitats voor die voor deze gebieden zijn aangewezen. Evenmin is er biotoop voor de soorten van deze gebieden. De soorten en habitats van deze gebieden hebben ook geen binding met het plangebied. Hoewel het hotel zichtbaar zal zijn vanuit de beschermde gebieden, treden er geen effecten op bijvoorbeeld vogels. Vogels hebben geen migratiezones langs de planlocatie en ze zijn bovendien goed in staat langs een hoog gebouw te vliegen. Van externe werking is derhalve geen sprake. Effecten op Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal of Gelderse Poort zijn uitgesloten.
4.6.3 Flora en Fauna
Flora- en faunaonderzoek
Door Bureau Waardenburg is in 2010 en 2011 een quick-scan en een aanvullend onderzoek (met kenmerk 10-624/10.8300/GerHo en 1069/11.13155/GerHo) gedaan naar het voorkomen van soorten die beschermd zijn ingevolge de Flora- en faunawet. Daarbij is getoetst of er ten aanzien van eventueel aanwezige beschermde soorten negatieve effecten optreden als gevolg van de realisatie van knoop Lent. Tevens is getoetst of er ten aanzien van Natura 2000-gebieden en/of de EHS negatieve effecten zijn te verwachten.
Bureau Waardenburg heeft op basis van een oriënterend veldonderzoek (d.d. 22 augustus 2012) de effectenvan de gewijzigde ingreep beoordeeld.
Ten opzichte van het eerder getoetste plan zijn de belangrijkste verschillen
- bouw van een hotel van circa 16 verdiepingen
- in plaats van een grote open parkeerplaats wordt een parkeerplaats aangelegd met een grote hoeveelheid bomen
- aanplant van een bomenrij met lindes langs het hotel
Grondgebonden zoogdieren
Tijdens het recente veldbezoek (22 augustus 2012) zijn geen sporen gevonden van steenmarters. Er staat nog maar één gebouw in het gebied, dit gebouw is echter niet geschikt als verblijfplaats. Vaste verblijfplaatsen van deze soort komen niet voor omdat ook holle bomen en/of hopen met bijvoorbeeld snoeihout ontbreken. Het voorkomen van Steenmarters is hiermee uitgesloten.
Vogels met jaarrond beschermde nestplaats en overige vogels
Uit het onderzoek in 2011 is gebleken dat huismus, gierzwaluw en steenuil niet broeden in het plangebied. Het enige overgebleven gebouw is niet geschikt als broedplaats voor steenuil, gierzwaluw en/of huismus. Omdat in het plangebied inmiddels vrijwel geen gebouwen meer staan, is de vestiging van nieuwe broedparen in het gebied uitgesloten.
Vleermuizen
Het nog resterende pand in het plangebied is niet in gebruik door vleermuizen.In 2011 is geconstateerd dat het plangebied voor een kleine groep gewone vleermuizen betekenis heeft als foerageergebied. Geconcludeerd werd, dat (onder bepaalde voorwaarden) bij de verdere planontwikkeling geen foerageergebied verloren zou gaan. De komst van het hotel leidt ertoe dat er oppervlakte van het groen op peil blijft of zelfs wordt vergroot. Het hotel vormt geen belemmering voor foeragerende vleermuizen.
Overige soorten
In het plangebied kunnen nog steeds licht beschermde Tabel 1 soorten amfibieën voorkomen en algemeen voorkomende soorten als diverse soorten muizen en mol. Voor konijn en egel is het plangebied inmiddels niet meer van betekenis.
Conclusie
De betekenis als foerageergebied die het plangebied voor een kleine groep gewone dwergvleermuizen blijft behouden. Het plangebied biedt voor strikt beschermde soorten geen vaste rust- en of verblijfplaatsen. Voor de licht beschermde soorten die in het plangebied voorkomen bestaat vrijstelling van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ingrepen. Derhalve zijn er vanuit de natuurwetgeving geen belemmeringen die de komst van het hotel kunnen belemmeren. Wel dient dij de uitvoering van het project rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels.
4.6.4 Waardevolle bomen / groen
Er zijn in het plangebied geen monumentale bomen aanwezig.
4.6.5 Waardevol groen
Er is binnen het plangebied geen waardevol groen aanwezig.
4.6.6 Groenstructuur Knoop Lent
De groenstructuur rondom knoop Lent wordt gevormd door de toekomstige beplantingen die gerealiseerd worden met de aanleg van het verkeersknooppunt en het stationsplein.
De nieuwe aansluiting van de Prins Mauritssingel en de Graafalardsing worden voorzien van laanbeplantingen. Er is sprake van royale groene bermen bij het verkeersknooppunt Lent.
Voor de inrichting van het stationsplein is het concept gekozen van een Boomgaard. Dit is uitgewerkt in een plan met vele fruitbomen, gras en hagen. Een aantal monumentale bomen worden gehandhaafd bij de aanleg van het Stationsplein. Het talud van de spoorlijn krijgt ter plekke van het station een hoogwaardige groene inrichting. Verderop is het beeld een groen grastalud.
Het deel ten westen van de spoorlijn blijft voorlopig groen. De groenstructuur aldaar wordt bepaalt wanneer de stedenbouwkundige plannen uitgewerkt worden voor dit deel.
Beeld van onderdoorgang spoortalud
Beeld van het stationsplein
Beeld van inrichting Stationsplein
4.7 Archeologie En Cultuurhistorie
4.7.1 Cultuurhistorische waarden
Omdat de stadsuitbreiding van Nijmegen aan de overzijde van de Waal grote ruimtelijke gevolgen voor het dorp Lent zouden hebben heeft de gemeente het Gelders Genootschap opgedragen een onderzoek te doen naar de cultuurhistorische waarden van het gebied. In zijn rapport heeft het genootschap in 1995 waardevolle historische structuren, waardevolle gebieden en beschermde monumenten beschreven.
Onderdeel van het rapport is een kaart waarop die waardevolle gebieden, historische structuren en beschermde monumenten aangegeven zijn. De kaart is in 2002 geactualiseerd, was mede leidraad bij de planontwikkeling van het gebied en gebruikt voor de MER-procedure voor de Waalsprong. Het dorp Lent, met verschillende beschermde monumenten, is daarop geheel als waardevol gebied aangegeven.
De snelweg, die sinds de Tweede Wereldoorlog het dorp Lent doorsneed, is al teruggebracht tot een stadsweg. Het tijdelijke Station Nijmegen-Lent, dat een belangrijke functie heeft in de nieuwe stedenbouwkundige opzet, zal een definitieve vorm krijgen.
Het verkeer over de nieuwe Waalbrug zal via de Griftdijk bij het nieuwe Lentse station aansluiten op deze weg. Door de lagere verkeerssnelheden zijn ongelijkvloerse kruisingen hier niet meer nodig en worden de verbindingen tussen beide delen van het dorp weer op een natuurlijker wijze tot stand gebracht. Daarmee is de noodzaak van een viaduct verdwenen.
4.7.2 Plangebied
Het plan voor een hotel past bij de nieuwe functie van het gebied rondom het station. Op dit centrale punt tussen de nieuwe stadsuitbreidingen en het dorp Lent is een markant gebouw gedacht. Het viaduct, de Lentse lus, is cultuurhistorisch interessant als herinnering aan de tijd van de snelweg, maar was ook steeds symbool van die harde barrière in het dorp. Dat dit symbool nu kan verdwijnen, zal de visuele eenheid van het dorp ten goede komen.
4.7.3 Archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die ook als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en gebieden met hun waardering zijn aangegeven.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
De betreffende locatie is eigendom van de gemeente Nijmegen. De kosten voortvloeiende uit aanpassingen, noodzakelijk om bouwrijpe grond aan te bieden, zoals o.a. kosten van de inrichting van het openbaar gebied en gemeentelijke plankosten zijn verantwoord in de vastgestelde gemeentelijke planexploitatie Waalsprong. Dekking van de te maken kosten vindt plaats door de verkoop van bouwrijpe grond ten behoeve van het te realiseren hotel. Daarom kan gesteld worden dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Aangezien de grond al eigendom is van de gemeente Nijmegen is vaststelling van een exploitatieplan op grond van art. 6.12 WRO niet noodzakelijk.
Bovenstaande overwegingen tonen aan dat de economische uitvoerbaarheid van de elementen betrekking hebbend op dit plan voldoende zijn gewaarborgd en het onderhavige bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Conform de inspraakverordening heeft er inspraak plaatsgevonden via de zienswijzeprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen. De kennisgeving van de terinzagelegging heeft plaats gevonden via de website van de gemeente Nijmegen (http://bekendmakingen.nijmegen.nl) en de Staatscourant. De stukken hebben fysiek ter inzage gelegen bij de informatiebalie van de gemeente Nijmegen. De belangen van omwonenden zijn niet zo zwaarwegend dat die zich tegen verlening verzetten.
Hoofdstuk 6 Plansystematiek En Bestemmingen
Onderhavig bestemmingsplan heeft tot doel de realisatie van een hotel. Voor het bestemmingsplan is aangesloten bij de standaard planregels van de gemeente nijmegen. Verder is voor het plan aangesloten bij de bewoordingen en opbouw van planregels conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Ten slotte voldoet het plan aan de bepalingen zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.
Voor onderhavige ontwikkeling is gekozen voor de bestemmingen: "Horeca - Hotel" en de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3".
Hoofdstuk 7 Vooroverleg
7.1 Provincie Gelderland
Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden.
De provinciale afdelingen hebben geconstateerd dat in het ontwerp geen provinciale belangen aan de orde zijn. Zij zien daarom geen reden hierover advies uit te brengen. Dit hebben zij per brief van 16 januari 2013 bevestigd.
7.2 Waterschap
De inhoud van de waterparagraaf is besproken met het Waterschap Rivierenland. Zij hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben over het onderhavige ontwerpbestemmingsplan.
7.3 Ministerie Verkeer En Infrastructuur
In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.
Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf:
- Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
- Grote rivieren
- Kustfundament
- IJsselmeergebieden
- IJsselmeergebied Regionale watersystemen
- Ecologische hoofdstructuur
- Nationale Landschappen
- Rijksbufferzones
- Recreatie
- Derde Nota Waddenzee
- Tweede Structuurschema Militaire Terreinen
- Project Mainport Rotterdam
Voor het nationale ruimtelijke belang Grote rivieren geldt het beleidskader voor buitendijkse gebieden en voor reserveringen voor lange termijn locaties voor ruimte voor de rivier.
Het perceel is binnendijks gelegen en valt buiten de gebieden voor reservering van lange termijn locaties voor ruimte voor de rivier (dijkteruglegging bij Lent, bron: startnotitie milieu effect rapportage Ruimte voor de Waal Nijmegen, april 2009).
Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen en is geen vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro met de VROM inspectie noodzakelijk.
7.4 Ministerie Defensie
Per email van 16 januari 2013 heeft het Ministerie van Defensie aangegeven dat zij geen bezwaren hebben tegen de realisatie van dit plan. De toegestaande hoogte zal geen invloed hebben op de radar van Volkel.
7.5 Prorail
Per email van 1 februari 2013 geeft Prorail aan dat zij kunnen instemmen met de voorgenomen ontwikkeling.
7.6 Kamer Van Koophandel
Per brief van 17 december 2012 geeft de Kamer van Koophandel aan dat zij in hoofdlijnen kunnen instemmen met het ontwerpbestemmingsplan. Wel hebben zij opmerkingen over de bereikbaarheid en het parkeren:
De gemeente Nijmegen geeft in het bestemmingsplan terecht aan dat de verkeersprognoses een flinke toename van verkeersstromen laat zien aan de noordzijde van Nijmegen. De Graaf Alardsingel en de Prins Mauritssingel zijn daarbij belangrijke invalswegen voor het verkeer dat vanuit deze zijde de stad Nijmegen in wil.
In de toelichting geeft de gemeente aan dat de ontsluiting van het hotel via het stationsplein wordt ontsloten op de Prins Mauritssingel. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een verkeerslichtenregeling waarbij rekening gehouden wordt met het aantal verkeersbewegingen passend bij een dergelijk hotel. Het hotel heeft naast de reguliere hotelfunctie ook de ambitie om grootschalige congressen te organiseren. Gelet op het grote belang van zowel de Prins Mauritssingel en de Graaf Alardsingel voor de doorstroming van het verkeer, vragen wij de gemeente bij de inrichting van de verkeerslichtenregeling rekening te houden met een groter aantal verkeersbewegingen als gevolg van deze grootschalige congressen (piekmomenten).
Verder vinden in dit relatief kleine en filegevoelige gebied de komende jaren veel (bouw)werkzaamheden plaats. Een goede en betrouwbare bereikbaarheid is ook tijdens deze werkzaamheden van groot belang voor het functioneren van de regionale economie en de daar aanwezige bedrijvigheid. Wij vragen u dan ook om te zorgen voor een goede lokale en regionale afstemming van de diverse werkzaamheden. Tevens zien wij graag dat bij de aanbesteding het aspect "bereikbaarheid" zwaar wordt meegewogen.
Parkeren
Voor wat betreft het parkeren is het uitgangspunt dat deze op eigen terrein zal plaatsvinden. Kijkend naar de parkeernormen die de gemeente in het bestemmingsplan heeft opgenomen dan valt ons op dat deze voor de parkeercategorieën 'hotel' en 'restaurant' ruim zijn. Echter als het gaat om 'congressen/evenementen' vinden wij de parkeernormen aan de lage kant. De parkeernorm (4 parkeerplaatsen per 100 m2) die hier wordt gehanteerd zijn een ondergrens voor een "(zeer) sterk stedelijke" omgeving. Het CROW gaat namelijk in haar parkeerkencijfers uit van minimaal 4 en maximaal 7 parkeerplaatsen per 100 m2. Zeker gelet op de eerder genoemde ambities van het hotel voor de organisatie van grootschalige congressen (piekmomenten), hebben wij dan ook onze twijfels of de parkeervoorzieningen toereikend zullen zijn. Voorkomen dient te worden dat hotel/congresbezoekers gebruik gaan maken van de P+R faciliteiten bij station Lent of parkeervoorzieningen elders in de omgeving. Wij vragen de gemeente dan ook de parkeernorm nog eens kritisch tegen het licht te houden en zo mogelijk te verhogen.
Reactie gemeente
Knoop Lent wordt hét splitsingspunt voor het autoverkeer van en naar Arnhem, de Waalbrug en de nieuwe stadsbrug De Oversteek. Daarnaast komt er een definitief treinstation Nijmegen Lent, een stationsplein en een fietsbrug over de Graaf Alardsingel. Knoop Lent is een belangrijk onderdeel van de nieuwe verkeersstructuur in Nijmegen Noord. Het draagt bij aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen.
Op dit moment wordt volop aan de infrastructuur gewerkt, zodat het Splitsingspunt tijdig gereed voor de opening van de nieuwe stadsbrug 'De Oversteek'. Wij kunnen bevestigen dat bij de aanbesteding van dit infrastructurele werk in de aanbesteding de bereikbaarheid een belangrijk onderdeel heeft uitgemaakt. Uiteindelijk hebben wij dit werk gegund aan een aannemer die in de aanbesteding ten aanzien van het onderdeel bereikbaarheid en doorstroming een zeer goede score behaalde. Zo is het aantal benodigde weekendafsluitingen gereduceerd en blijft de functie van de Lentse Lus, als ongelijkvloerse kruising voor het fietsverkeer, tot medio 2014 in stand.
Voor de afstemming tussen de afzonderlijke projecten binnen de Waalsprong heeft de gemeente Nijmegen in 2010 een bereikbaarheidscoördinator aangesteld. Met deze bereikbaarheidscoördinator wordt de bouwfasering en de effecten op de bereikbaarheid besproken en vastgesteld. Juist de bereikbaarheidscoördinator heeft als taak om de effecten van diverse projecten in beeld te brengen, zodat daarin keuzes gemaakt kunnen worden.
De bereikbaarheid en verkeersdoorstroming is een belangrijk onderwerp wat veel aandacht vraagt. Met de bereikbaarheidscoördinator worden eisen bepaald waar het project aan moet voldoen.
Het geheel voorkomen van overlast kan, gezien de omvang van de ingreep, niet worden gegarandeerd.. Echter, gezien de locatie van de toekomstige bouwwerkzaamheden, gelegen buiten het hoofdwegennet van de Prins Mauritssingel en Graaf Alardsingel, worden geen negatieve effecten op de bereikbaarheid en doorstroming niet verwacht.
Ten aanzien van mogelijk negatieve effecten op de bereikbaarheid en doorstroming als gevolg van het organiseren van congressen kunnen wij u aangeven dat, gezien de intensiteit van het verkeer op de Prins Mauritssingel, deze niet van een maat en schaal zijn dat deze een negatief effect op de bereikbaarheid en doorstroming hebben.
De Nijmegen parkeernormen passen binnen de richtlijnen van de CROW. Vanuit het beleid om gebruik van andere vervoersmodaliteiten te bevorderen hanteert Nijmegen de bestaande normstelling. De situering van het hotel naast een treinstation en naast de snelfietsroute van het RijnWaalpad ondersteund dit beleid. Overigens kunnen bezoekers van het hotel, naast de in de aanwezige parkeerfaciliteiten, gebruik maken van het nabijgelegen transferium bij de Ovatonde.
7.7 Platform Waalsprong
Het platform heeft bij brief van 17 januari 2013 laten weten dat zij in grote lijnen kunnen instemmen met de bestemmingsplanherziening.
Planvorming
Al vaker krijgen we - zoals nu - deelplannen voorlegd, waardoor het totaaloverzicht ontbreekt. Afstemming en integrale afweging zijn doordoor lastig. Onduidelijk is daardoor ook de inbedding van het te realiseren hotel in de omgeving. Is dit in de toekomst een landmark, dat de horizon domineert of is het één van vele hoge gebouwen in het gebied?
Gezien de voorziene hoogte van de bebouwing verzoeken wij u ook een paragraaf over bezonning in het bestemmingsplan op te nemen.
Een bestemmingsplan dient zich ons insziens te beperken tot harde feiten en meetbare conclusies. Dat ontbreekt nogal eens. Veel opvattingen en conclusies lijken geschreven vanuit een subjectieve beleving en tekst is deels gebaseerd op aannames, die in werkelijkheid wellicht anders heel anders uitpakken. Enkele voorbeelden zijn verderop beschreven. De toon in het bestemmingsplan is erg toegeschreven naar hotelfunctie voor Van der Valk. We missen een duidelijke beschrijving van realiseerbaar omgevingsgroen.
Uit de mondelinge toelichting aan ons Platform Waalsprong begrijpen wij dat uw College het ontwerpbestemmingsplan op een informatieavond begin 2013 aan de bewoners van Lent en overige belanghebbenden toelicht. Dat juichen we toe. Daarbij geven wij u dringend in overweging de gemeente niet alleen te beperken tot de voorziene huidige bestemmingsplanherziening, maar dat de gemeente ook een totaalbeeld schetst van mogelijke hoogte en bebouwing op de langere termijn. In de communicatie zou de gemeente ook een referentiepunt kunnen kiezen. Bijvoorbeeld hoe hoog is dit ten opzichte van de kerk in Lent.
Verder betreuren wij het dat de bestemmingsplanherziening voor de aan te leggen fietstunnel, zeer dichtbij (en deels in) het bestemmingsplangebied gelegen niet meteen is meegenomen. Uit de toelichting bij het onderhavige bestemmingsplan wordt diverse keren gemeld dat de fietstunnel in 2014 gerealiseerd zal worden. Daar zijn wij blij mee. Wat ons betreft heeft de veiligheid voor langzaam verkeer topprioriteit, zeker op het toekomstige knooppunt aan wegen met aanzienlijke verkeersstromen. Dat betekent ook dat er tijdig begonnen moet worden met de bestemmingsplanherziening ten behoeve van de fietstunnel.
Reactie gemeente
Het bestemmingsplan behandelt datgeen waar nu besluitvorming over is. Er is reeds een vigerend bestemmingsplan voor het splitsingspunt beschikbaar (BP Graaf Alardsingel en BP Station Lent) Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het hotel en daarbij benodigde voorzieningen nabij het station. In een later stadium zal er een bestemmingsplanwijziging ten behoeve van de fietstunnel worden voorbereid. Op dit moment is de planvorming en besluitvorming nog niet zover gevorderd dat een combinatie met het bestemmingsplan van hotel Van der Valk mogelijk is. Wij begrijpen dat de opeenvolging van bestemmingsplannen uit oogpunt van overzichtelijkheid niet ideaal is. Wij zullen er ons voor inspannen om de integraliteit zoveel mogelijk te waarborgen.
Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van het Van der Valk Hotel Nijmegen - Lent inclusief voorzieningen zoals (fiets-)parkeren, congreszalen en groen gerealiseerd. In de volgende fase van het bestemmingsplan zal de conclusie uit een bezonningsstudie worden toegevoegd aan de stedenbouwkundige toelichting.
Verdere vragen/opmerkingen
paragraaf 4.1.2. De inpassing van het gebouw in de omgeving
1e regel 5e alinea: 'het parkeren ...... gebouwde parkeervoorziening'. Uit de mondelinge toelichting begrepen wij dat er een parkeergarage/kelder en een parkeerdek mogelijk gemaakt wordt. Het lijkt ons van belang dat juist de auto's op het parkeerdek aan het zicht zijn onttrokken.
1e regel na 6e alinea: 'huidige opzet beantwoordt...' : Niet alleen de ruimtelijke behoefte van het hotel en de stedenbouwkundige wensen van de gemeente zijn van belang, maar ook - en dat blijft onvermeld- de ruimtelijke impact voor bewoners.
Reactie gemeente
De daadwerkelijke uitwerking van het bouwplan zal getoetst worden door de commissie Beeldkwaliteit. De parkeergelegenheid op het dak wordt voorzien van een rand om het parkeren zoveel mogelijk aan het zicht vanaf het station te onttrekken.
De gemeente is er zich van bewust dat de komst van een hotel ook ruimtelijk impact heeft voor omwonenden.
paragraaf 4.1.3 Specifieke criteria voor hoogbouw
- geen achterkant, indien mogelijk specifieker beschrijven
- bijzondere eisen. Graag meetbare kwalificaties bij windhinder en vooral schaduwwerking
- parkeren. Om hoeveel auto's gaat het hierbij?
Reactie gemeente
Bij de omgevingsaanvraag zal het bouwplan o.a. getoetst worden aan de hand van de parkeernota 2012 en het uiterlijk wordt beoordeeld door de commissie Beeldkwaliteit. Dit vindt mede plaats op basis van de notitie Hoogbouw. In de plantoelichting van het bestemmingsplan is de conclusie uit de bezonningsstudie opgenomen.
Paragraaf 4.2 Economische zaken
- opnemen dat Van der Valk het aanbod aan de bovenkant bedient (4 sterren).
Reactie Gemeente
Uit de paragraaf blijkt dat er behoefte is aan een hotel die de bovenkant van de markt bediend en van der Valk voorziet hierin.
Paragraaf 4.3.1. Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
boven 2e alinea: 'aantal verkeersbewegingen passend bij een hotel. Wat is passend? Graag meetbaar benoemen.
boven pagina 27: Het aantal kamers, het aantal m2 bvo e.d. is bekend. Dat resulteert in hoeveel parkeerplaatsen, mede gelet op deeltijdfuncties, verschillende gebruikstijden, dubbeltellingen? Worden P&R plaatsen hierin ook betrokken als het hotel dit vraagt? Er ontstaat ongetwijfeld een grote parkeerdruk en overlast in directe omgeving. Daarbij komt nog dat het plan bovendien een goede ontsluiting krijgt op de nieuwe wegenstructuur ter plaatse.
Reactie gemeente
Bij de omgevingsaanvraag zal het bouwplan o.a. getoetst worden aan de hand van de parkeernota 2012, pas dan is exact bekend hoeveel m2 er gebouwd gaat worden. Uitgangspunt van de parkeernota is dat parkeren voor bezoekers en personeel op eigen terrein wordt opgelost. Het bestemmingsplan maakt dit ook mogelijk.
Artikel 3 Horeca
Op de locatie mogen horecabedrijven komen die voorkomen in categorie 1a, 1b en 2a van de Staat van horeca-activiteiten. In bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten staat dat dan maximaal 250m2 voor horeca ingericht mag worden. Dit lijkt ons zeer onwaarschijnlijk.
Reactie gemeente
Artikel 3 is aangepast en bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten is komen te vervallen.