KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Dienstverlening
Artikel 8 Gemengd - 1
Artikel 9 Gemengd - 2
Artikel 10 Gemengd - 3
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Horeca
Artikel 13 Maatschappelijk
Artikel 14 Maatschappelijk - Religie
Artikel 15 Recreatie
Artikel 16 Sport
Artikel 17 Tuin
Artikel 18 Tuin - 1
Artikel 19 Verkeer
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Wonen - 1
Artikel 23 Woongebied
Artikel 24 Woongebied - 1
Artikel 25 Leiding - Riool
Artikel 26 Waarde - Archeologie 2
Artikel 27 Waarde - Archeologie 3
Artikel 28 Waterstaat - Waterinfiltratiegebied
Artikel 29 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene Bouwregels
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 34 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
Artikel 36 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen)
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)
Bijlage 3 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Afwijkingen
1.5 Visie Kern Lent
1.6 Dynamiek In De Omgeving
1.7 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte (Voorheen Nota Ruimte)
2.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Amvb Ruimte)
2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland (Rvg)
2.4 Structuurvisie Nijmegen 2010
2.5 Coalitieakkoord 2010-2014: Werken Aan Een Duurzame Toekomst
Hoofdstuk 3 Sectoraal Beleidskader
3.1 Groen, Natuur En Landschap
3.2 Water
3.3 Cultuurhistorie En Archeologie
3.4 Beeldkwaliteit
3.5 Economie
3.6 Wonen
3.7 Maatschappelijke Voorzieningen
3.8 Verkeer En Vervoer
Hoofdstuk 4 De Visie Kern Lent
4.1 Lent Nu
4.2 Lent In De Toekomst
4.3 Ambitie
4.4 Wonen
4.5 Voorzieningenstructuur
4.6 Groenvoorzieningen
Hoofdstuk 5 Historie En Ruimtelijke Structuur
5.1 Historische Ontwikkeling
5.2 Ruimtelijke Structuur
5.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Bedrijvigheid
6.2 Bodem
6.3 Geluid
6.4 Luchtkwaliteit
6.5 Externe Veiligheid
6.6 Fysieke Veiligheid
6.7 Klimaat
6.8 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 7 Mobiliteit
7.1 Algemeen
7.2 Ontsluiting Autoverkeer
7.3 Fietsverkeer
7.4 Openbaar Vervoer
Hoofdstuk 8 Watertoets
8.1 Algemeen
8.2 Waterhuishouding
Hoofdstuk 9 Ontwikkelingen
9.1 De Groene Oever
9.2 Voorzieningenhart De Ster
9.3 Woongebied Tussen Acacialaan En Visveldsestraat
9.4 Weverstraat
9.5 Lentse Tuinstraat
Hoofdstuk 10 Plansystematiek
10.1 Algemeen
10.2 Regels
10.3 Flexibiliteitsbepalingen
10.4 Wonen
10.5 Economische En Maatschappelijke Functies
10.6 Openbare Ruimte
Hoofdstuk 11 Uitvoerbaarheid
11.1 Economische Uitvoerbaarheid
11.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 12 Bijlagen Bij Toelichting
12.1 Stedenbouwkundige Matrix
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Visie Kern Lent, Mei 2007
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Nijmegen Kern Lent - Visveld, Januari 2012
Bijlage 3 Flora- En Faunaonderzoek Groene Oever Visveld Noord, 16 December 2011
Bijlage 4 Aanvulende Inventarisaties Van Vogels Etc.
Bijlage 5 Update Natuurwaarden De Waalsprong, November 2006
Bijlage 6 Analyse Externe Veiligheid Waalsprong A325, Arcadis, 7 September 2007
Bijlage 7 Externe Veiligheid De Waalsprong, Arcadis, 25 Januari 2006
Bijlage 8 Intrekkingsbrief Beroep Jan Linders

Nijmegen Kern Lent - Visveld

Bestemmingsplan - Nijmegen

Onherroepelijk op 06-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nijmegen Kern Lent - Visveld van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP19000-OH01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;

1.9 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bed and breakfast

een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.16 bedrijvigheid

het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.

1.17 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.

1.22 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwhistorisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.26 bouwmarkt

een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen.

1.33 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.

1.34 dienstverlenend bedrijf

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.

1.35 erf

de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.

1.36 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.37 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.38 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.39 garagebox

overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen;
  2. 2. ziekenhuizen;
  3. 3. verpleeghuizen;
  4. 4. de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen':
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medische centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven.


geluidsgevoelige terreinen

  • I. terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • II. woonwagenstandplaatsen.

1.42 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.43 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.44 historisch stedenbouwkundig erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.

1.45 historisch landschappelijk erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.

1.46 hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.47 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.

1.48 hoofdgebouw(en)

gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken.

1.49 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.

1.50 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.51 kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.

1.52 landschappelijke waarden

waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.53 lichte bedrijvigheid

het op ambachtelijke, niet machinale, wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten voor zover deze qua uitstraling en hinder inpasbaar zijn in de woonomgeving, zoals een instrumentenatelier, poppenatelier, kledingatelier, kunstschildersatelier, reparatiebedrijf voor kleine huishoudelijke apparatuur, verhuur van kano's, waterfietsen, zeilbootjes, duikschool, boekenrestauratiebedrijf, fotoatelier, sieradenatelier, fysiotherapeut;

1.54 kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.55 maatschappelijke voorzieningen

het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek.

1.56 mandjeswinkel

een (zelfbedienings)kruidenier met een beperkt assortiment aan levensmiddelen.

1.57 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.58 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.59 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.60 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.61 ondergeschikte kantoren

kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.62 ondergrond

voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand [nummer.dgn].

1.63 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.64 overkapping

een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.65 pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.66 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.67 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.68 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.69 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.70 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.71 recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.

1.72 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.73 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.

1.74 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke.

1.75 straatprostitutie

het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.76 stacaravan

een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.

1.77 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.78 supermarkt

een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.79 terreinen met een archeologisch belang

terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.

1.80 terreinen van zeer hoge archeologische waarde

terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.

1.81 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.82 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.83 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.84 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.85 winkelcentrum

een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.

1.86 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.

1.87 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.

1.88 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.89 woonschip

elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.

1.90 zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.2 de afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.7 de bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0022.jpg"

2.10 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.11 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 het bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.

2.14 het bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.

2.15 het peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.16 het (bruto) verkoopvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.17 het vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch tuinbouwbedrijf;
  2. b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' (ga) tevens voor een autogaragebedrijf;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer' tevens voor een werkplaats ten behoeve van een aannemersbedrijf;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een bedrijfswoning;
  5. e. ondergeschikte detailhandel;
  6. f. ondergeschikte kantoren;
  7. g. opslag en uitstalling;
  8. h. ontsluitingswegen;
  9. i. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  10. j. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren;
  2. b. bewoning (inclusief kamerverhuur) van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen;
  3. c. opslag van goederen op onbebouwde gronden met een totale stapelhoogte van meer dan 5 meter. De opslag van goederen dient vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken te zijn.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen ten algemene nutte, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, en voorzieningen voor tele- en datacommunicatie alsmede voor bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
  2. b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 32.5;
  3. c. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca, met uitzondering van het bepaalde in artikel 32.5.

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlenende bedrijven;
  2. b. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van detailhandel;
  2. b. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca.

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
  4. d. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 32.5;

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel (met uitzondering van een supermarkt), met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' tevens voor een mandjeswinkel tot een maximum verkoopvloeroppervlak van 400 m2;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1' tevens voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1' tevens voor horecabedrijven (met bijbehorende terrassen) voor zover deze voorkomen in categorie 1a en 1b van de Staat van horeca-activiteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' tevens voor horecabedrijven (met bijbehorende terrassen) voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b, 2a en 2b van de Staat van horeca-activiteiten, en voor een slijterij;
  6. f. ondergeschikte detailhandel;
  7. g. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  8. h. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 9.1 onder c teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. lid 9.1 onder c teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Artikel 10 Gemengd - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel (met uitzondering van een supermarkt);
  3. c. ondergeschikte detailhandel;
  4. d. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  5. e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten, en fiets- en voetpaden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - jongerenontmoetingsplaats' tevens voor een jongerenontmoetingsplaats;
  5. e. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  6. f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 31.2;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor een ontsluitingsweg;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwaccent 1' voor balkons.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, uitgezonderd de gronden met de aanduiding 'ontsluiting'.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b, 2a, 2b van de Staat van horeca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1' uitsluitend voor een horecabedrijf voor zover voorkomend in categorie 1a en 1b van de Staat van horeca-activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' voor wonen op de verdieping;
  4. d. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, terrassen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  5. e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 12.1 onder a teneinde horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van horeca-activiteiten.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'sport' tevens voor sportvoorzieningen;
  3. c. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 32.5;
  4. d. bestaande bedrijfswoningen;
  5. e. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen;
  6. f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Maatschappelijk - Religie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. levensbeschouwelijke diensten, zoals een kerkgebouw en uitvaartcentrum;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' voor een begraafplaats;
  3. c. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 32.5;
  4. d. bestaande bedrijfswoning;
  5. e. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  6. f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dierenweide' voor een dierenweide;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca.

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 32.5;
  3. c. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca, met uitzondering van het bepaalde in artikel 32.5.

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en groenvoorzieningen;
  2. b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  3. c. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' voor een ontsluitingsweg ten behoeve van fietsers en voetgangers.

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag:

  1. a. indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen;
  2. b. in overige gevallen mag de tot "Tuin" bestemde gronden geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren.

Artikel 18 Tuin - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en groenvoorzieningen;
  2. b. verhardingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen en taluds;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  5. e. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 31.2.

19.2 Bouwregels

19.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van garageboxen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken en;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen, sport- en speelvoorzieningen.

20.2 Bouwregels

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan' tevens voor één buitentennisbaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor een kantoor;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens voor een onderdoorgang;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' tevens voor een ontsluitingsweg ten behoeve van fietsers en voetgangers;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor opslag ten behoeve van een installatiebedrijf;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dierenweide' tevens voor een dierenweide;
  8. h. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  9. i. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.2 en lid 21.2.3 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat:

  1. a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²;
  2. b. deze afwijkingsmogelijkheid enkel geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aan- en uitbouwen.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. bewoning van bijgebouwen;
  2. b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen, uitgezonderd de gronden met de aanduiding 'beroep aan huis'.

Artikel 22 Wonen - 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  5. e. voor zover van toepassing dient voldaan te worden aan de vastgestelde hogere waarde Wet geluidhinder en de daarin opgenomen voorwaarden.

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat:

  1. a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²;
  2. b. deze afwijkingsmogelijkheid enkel geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aan- en uitbouwen.

Het bevoegd gezag kan tevens door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 voor het vergroten van de toegestane oppervlakte van een woning en bijgebouwen tot maximaal 85% van de oppervlakte van het bouwperceel met dien verstande dat:

  1. c. de vergroting van het percentage noodzakelijk dient te zijn in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
  2. d. belangen van derden niet onevenredig mogen worden aangetast en geen afbreuk mag
    worden gedaan aan de stedenbouwkundige samenhang van het gebied.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. bewoning van bijgebouwen;
  2. b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen;
  3. c. gebruik van woningen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca, tenzij dit in de regels is toegestaan.

Artikel 23 Woongebied

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. woonzorgvoorzieningen;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. tuinen en erven;
  6. f. verkeers- en verblijfsgebieden, waaronder straatmeubilair;
  7. g. verblijfsgebieden;
  8. h. ontsluitingswegen;
  9. i. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer-, groen-, sport- en speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen;
  10. j. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen
  11. k. nieuwe geluidsgevoelige functies zijn alleen toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2.2 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat:

  1. a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²;
  2. b. deze mogelijkheid enkel geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aan- en uitbouwen.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. bewoning van bijgebouwen;
  2. b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen;
  3. c. gebruik van woningen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca, tenzij dit in de regels is toegestaan.

Artikel 24 Woongebied - 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. tuinen en erven;
  3. c. verblijfsgebieden;
  4. d. ontsluitingswegen;
  5. e. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer-, groen-, sport- en speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen;
  6. f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. voor zover van toepassing dient voldaan te worden aan de vastgestelde hogere waarde Wet geluidhinder en de daarin opgenomen voorwaarden;

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 voor het toestaan van lichte bedrijvigheid op de begane grond van de gestapelde woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. lichte bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan in combinatie met wonen;
  2. b. lichte bedrijvigheid is alleen toegestaan op de begane grond van het hoofdgebouw tot een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 80 m2;
  3. c. de lichte bedrijvigheid dient gericht te zijn op aan het water verbonden recreatie;
  4. d. in combinatie met de lichte bedrijvigheid daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  5. e. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van
    het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  6. f. horeca is niet toegestaan.

24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. bewoning van bijgebouwen;
  2. b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.

Artikel 25 Leiding - Riool

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding.

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van archeologisch belang).

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 26.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 2 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

27.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 27.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
  2. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 28 Waterstaat - Waterinfiltratiegebied

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterinfiltratiegebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie (een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie met een zuiverende werking), zoals wadi's en infiltratiegebieden.

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 29 Waterstaat - Waterlopen

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.

29.2 Bouwregels

29.3 Afwijken van de bouwregels

29.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  2. b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.


Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 29.5.1 is verleend.

29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene Bouwregels

31.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.

31.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.

31.3 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies;
  2. b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  3. c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  4. d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  5. e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  6. f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt;
  7. g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 31.2 is toegestaan.

31.4 Radarbescherming

Artikel 32 Algemene Gebruiksregels

32.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

32.2 Bed en breakfast

In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor bedrijven, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en/of wonen is op de verdiepingen een bed en breakfast toegestaan.

32.3 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven

32.4 Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

32.5 Ondersteunende horeca

In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  2. b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  3. c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
  4. d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
  5. e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
  6. f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  7. g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  8. h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  9. i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  10. j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.

32.6 Seksinrichting of esortbedrijf

Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie en dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.

Artikel 34 Overige Regels

34.1 Parkeerregels

34.2 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

  1. a. in de eerste plaats de planregels van artikel 28 ;
  2. b. in de tweede plaats de planregels van artikel 29;
  3. c. in de derde plaats de planregels van artikel 27 ;
  4. d. in de vierde plaats de planregels van artikel 26;
  5. e. in de vijfde plaats de planregels van artikel 25.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht

35.1 Overgangsrecht bouwwerken

35.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 36 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nijmegen Kern Lent - Visveld.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen)

1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten

01 Landbouw, jacht en bosbouw Cat. Milieu-
aspect
0141.1 Hoveniersbedrijven 2 G30
0142 Dienstverlening voor het fokken/houden van dieren (geen veterinaire diensten) 2 G-GE30
05 Visserij, kweken van vis en schaaldieren
Cat Milieu-
aspect
0502 Kweken van vis en schaaldieren 3.1 G-GE30
15 Industrie
Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
Cat Milieu-
aspect
1511 Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) 3.2 G-GE100
1513.1 Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden 3.1 G-GE50
1513.2 Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige vleesverwerking 3.1 G-GE50
1551 Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2 G100
Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j 4.2 G100
1552 Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m2 2 G30
Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m2 3.2 G100
1561 Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u 4.1 G200
Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u 4.2 G300
1562 Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u 4.1 G-GE200
Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u 4.2 G-GE300
1571 Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u 4.1 G-GE200
Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u 4.2 G-GE300
1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1 G-GE200
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg meel/week 2 G-GE30
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg meel/week 3.2 G-GE100
1582 Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit 3.2 G-GE100
1584.2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m2 2 G-GE30
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m2 3.2 GE100
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m2 5.1 GE500
1585 Vervaardiging van deegwaren 3.1 GE50
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. 4.1 GE200
1591 Distilleerderijen en likeurstokerijen 4.2 GE300
1596 Bierbrouwerijen 4.2 GE300
17 Vervaardiging van textiel en textielproducten
Cat Milieu-
aspect
1771 Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken 3.1 G50
1772 Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en pullovers 3.1 G50
18 Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
Cat Milieu-
aspect
1822 Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding van leer) 2 G30
1823 Vervaardiging van onder- en nachtkleding 2 G30
1824 Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g. 2 G30
20 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet e.d. Cat Milieu-
aspect
2020 Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen 3.2 G-GE100
2030.2 Vervaardiging van overig timmerwerk 3.2 G100
21 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; uitgeverijen en drukkerijen e.d. Cat Milieu-
aspect
2112.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u 3.1 G-GE-S50
Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u 4.1 G200
Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u 4.2 G300
2121.1 Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton 3.2 G100
2123 Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier 3.2 G100
2125 Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren 3.2 G100
22 Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media Cat Milieu-
aspect
2222.1 Drukkerijen van boeken e.d. 3.2 G100
2222.2 Drukkerijen van tijdschriften 3.2 G100
2222.3 Drukkerijen van reclame 3.2 G100
2222.5 Drukkerijen van formulieren 3.2 G100
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2 G30
2223 Grafische afwerking en binderijen 1 G10
2224 Grafische reproductie en zetten 2 GE30
2225 Overige activiteiten verwant aan de drukkerij 2 G-GE30
2231 Reproductie van geluidsopnamen 1 G10
24 Vervaardiging van chemische producten
Cat Milieu-
aspect
2416 Vervaardiging van kunststof in primaire vorm 5.2 GE700
2430 Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek 4.2 GE300
2442 Formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1 G-GE50
2466 Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken 3.1 G-GE50
Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g. 4.1 G-GE200
25 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
Cat Milieu-
aspect
2522 Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage kunststofbouwmaterialen 3.1 G-GE50
Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen 4.1 GE200
Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen 4.2 GE300
2524 Vervaardiging van overige producten van kunststof 4.1 GE200
26 Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten Cat Milieu-
aspect
2612 Vormen en bewerken van vlakglas 3.1 G50
2613 Vervaardiging van holglas 3.2 G100
2621 Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens < 40 kW 2 G30
Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens = 40 kW 3.2 G100
2661.1 Vervaardiging van producten van beton voor de bouw 5.2 G700
2663 Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d 3.2 G100
Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d 4.2 G300
2670 Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 2.000 m2 3.1 G50
Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 2.000 m2 3.2 G100
27 Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van metaal Cat Milieu-
aspect
2710 Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 1.000t/j 5.2 G-GE700
2751 Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j 4.2 G300
2754 Gieten van overige non-ferrometalen 4.2 G300
28 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) Cat Milieu-
aspect
2811 Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.= 200 m2 3.1 G50
Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.> 200 m2 3.2 G100
2812 Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 m2 3.1 G50
Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 m2 3.2 G100
2851 Oppervlaktebehandeling, Algemeen 3.2 G100
Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren 3.2 G-GE100
2852 Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m2 3.1 G50
Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m2 3.2 G100
2863 Vervaardiging van hang- en sluitwerk 3.2 G100
2875 Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 m2 3.1 G50
Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 m2 3.2 G100
29 Vervaardiging van machines en apparaten
Cat Milieu-
aspect
2911 Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m2 4.1 G200
2921 Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m2 4.1 G200
2922 Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen,
p.o. > 2.000 m2
4.1 G200
2932 Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen tractoren),
p.o. > 2.000 m2
4.1 G200
2955 Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m2 4.1 G200
2956 Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m2 4.1 G200
30 Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en instrumenten Cat Milieu-
aspect
3002 Vervaardiging van computers 2 G-GE30
31 Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden Cat Milieu-
aspect
3110 Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en transformatoren 4.1 G-GE200
3130 Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1 G200
3162 Vervaardiging van koolelektroden 6 GE1500
32 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparaten en benodigdheden Cat Milieu-
aspect
3210 Vervaardiging van elektronische componenten 3.1 G50
3220 Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie 3.1 G50
33 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken Cat Milieu-
aspect
3310.1 Tandtechnische bedrijven 2 G-GE30
3310.2 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en protheseartikelen 2 G-GE30
3320 Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor de bewaking van industriële processen) 2 G30
3350 Vervaardiging van uurwerken 2 G30
34 Vervaardiging van transportmiddelen
Cat Milieu-
aspect
3420.1 Carrosseriebouw 4 G200
3420.2 Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers 4 G200
35 Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en opleggers) Cat Milieu-
aspect
3511 Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m1, baggermaterieel, booreilanden e.d. 5.1 G500
3512 Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, metaal < 25 m1 4.1 G200
3542 Vervaardiging van fietsen 3.2 G100
3543 Vervaardiging van invalidenwagens 3.2 G100
3550 Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g. 3.2 G100
36 Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen n.e.g. Cat Milieu-
aspect
3611 Vervaardiging van zitmeubels 3.2 G100
3612.1 Interieurbouw 3.2 G100
3612.2 Vervaardiging van bedrijfsmeubels 3.2 G100
3615 Vervaardiging van matrassen 3.2 G100
3622 Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) 2 GE30
3630 Vervaardiging van muziekinstrumenten 2 G-GE30
3663.1 Sociale werkvoorziening 2 G-GE30
3663.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1 G50
37 Voorbereiding tot recycling
Cat Milieu-
aspect
3720 Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval) 4.2 G300
40 Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water Cat Milieu-
aspect
4000.1 Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW 5.1 G500
4000.2 Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water 5.1 G500
4000.3 Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water 4.2 G300
41 Winning en distributie van water
Cat Milieu-
aspect
4100 Winning en distributie van water 3.1 G50
45 Bouwnijverheid
Cat Milieu-
aspect
4511.1 Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m2 3.1 G50
Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m2 3.2 G100
4511.2 Grondverzet b.o. < 2000 m2 3.1 G50
Grondverzet b.o. > 2000 m2 3.2 G100
4521.1 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m2 3.1 G50
Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m2 3.2 G100
4521.3 Leggen van kabels en buizen < 2000 m2 3.1 G50
Leggen van kabels en buizen > 2000 m2 3.2 G100
4522 Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m2 3.1 G50
Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m2 3.2 G100
4523.1 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen < 2000 m2 3.1 G50
Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen > 2000 m2 3.1 G50
4523.2 Stratenmaken < 2000 m2 3.1 G50
Stratenmaken > 2000 m2 3.2 G100
4525.1 Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m2 3.1 G50
Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m2 3.2 G100
4525.2 Vlechten van betonstaal < 2000 m2 3.1 G50
Vlechten van betonstaal > 2000 m2 3.2 G100
4525.4 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 2000 m2 3.1 G50
Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 2000 m2 3.2 G100
4531 Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m2 3.1 G50
Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m2 3.2 G100
4532 Isolatiewerkzaamheden < 2000 m2 3.1 G50
Isolatiewerkzaamheden > 2000 m2 3.2 G100
4533.1 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m2 3.1 G50
Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m2 3.2 G100
4533.2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 2000 m2 3.1 G50
Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 2000 m2 3.2 G100
4534 Overige bouwinstallatie < 2000 m2 3.1 G50
Overige bouwinstallatie > 2000 m2 3.2 G100
4541 Stukadoren < 2000 m2 3.1 G50
Stukadoren > 2000 m2 3.2 G100
4542 Timmeren < 2000 m2 3.1 G50
Timmeren > 2000 m2 3.2 G100
4544 Schilderen en glaszetten < 2000 m2 3.1 G50
Schilderen en glaszetten > 2000 m2 3.2 G100
4545 Overige afwerking van gebouwen < 2000 m2 3.1 G50
Overige afwerking van gebouwen > 2000 m2 3.2 G100
50 Reparatie van consumentenartikelen en handel
Cat Milieu-
aspect
5020.1 Auto-onderdelenservicebedrijven 2 G30
5020.2 Bandenservicebedrijven 2 G30
5020.3 Reparatie van specifieke auto-onderdelen 2 G30
5020.4 Carrosserieherstel 3.2 G100
5020.5 Overig onderhoud en slepen van auto's 2 G30
5030.1 Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en -accessoires 2 G30
5030.2 Groothandel en handelsbemiddeling in banden 2 G30
5040.1 Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en onderdelen en accessoires daarvan 2 G30
51 Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) Cat Milieu-aspect
5121.5 Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 500 t/u 3.1 G50
Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 500 t/u 4.2 G300
5121.8 Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u 3.1 G50
Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u 4.2 G300
5122 Groothandel in bloemen en planten 2 G30
5123.1 Groothandel in levend vee 3.2 G100
5123.2 Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren 3.2 G100
5124.1 Groothandel in huiden en vellen 3.1 GE50
5131.1 Groothandel in groenten en fruit 3.1 GV50
5132 Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet levend) 3.1 GV50
5133.1 Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten 3.1 GV50
5134 Groothandel in dranken 2 G30
5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 2 G30
5137 Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische producten) 2 G30
5138.1 Groothandel in snacks 2 G30
5138.3 Gespecialiseerde groothandel in overige voedings-/genotmiddelen n.e.g. 2 G30
5139 Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment 2 G30
5142.1 Groothandel in bovenkleding 2 G30
5142.3 Groothandel in onderkleding 2 G30
5142.6 Groothandel in textielwaren algemeen assortiment 2 G30
5143.2 Groothandel in audio- en videoapparaten 2 G30
5143.3 Groothandel in beeld- en geluidsdragers 2 G30
5143.4 Groothandel in verlichtingsartikelen 2 G30
5143.5 Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten 2 G30
5146.2 Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden 2 G30
5147.1 Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) 2 G30
5147.4 Groothandel in speelgoed 2 G30
5147.5 Groothandel in optische artikelen 2 G30
5147.8 Groothandel in muziekinstrumenten 2 G30
5147.9 Groothandel in huismeubilair 2 G30
5148.1 Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking 2 G30
5148.3 Groothandel in papier- en kartonwaren (geen verpakkingsmateriaal) 2 G30
5148.4 Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk 2 G30
5148.5 Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen schoolboeken, kantoormeubels en -machines) 2 G30
5148.6 Groothandel in fietsen en bromfietsen 2 G30
5148.7 Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. 2 G30
5151.2 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 100.000 m3 4.1 GV200
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 100.000 m3 5.1 GV500
5151.3 Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) 3.2 GE100
5152.2 Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten 3.2 G100
5152.3 Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten 3.2 G100
5153.1 Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.3 Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.4 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 2 G30
Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 3.2 G100
5153.5 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.6 Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.7 Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.8 Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5154.1 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 3.1 G50
5154.2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 3.1 G50
5155.1 Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing 3.2 GV100
5155.2 Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen 2 GR-S-G-GV100
5156.2 Groothandel in papier en karton 2 G30
5157.1 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m2 3.1 G50
Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m2 3.2 G100
5157.2 Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. < 1000 m2 3.1 G50
Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. > 1000 m2 3.2 G100
5157.3 Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 3.1 G50
Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 3.2 G100
5161 Groothandel in gereedschapswerktuigen 3 G50
5164.1 Groothandel in computers en -randapparaten e.d. 3.1 G50
5164.3 Groothandel in kantoormeubels 3.1 G50
5165.2 Groothandel in machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) 3.1 G50
5165.3 Groothandel in intern transportmaterieel 3.1 G50
5165.4 Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en vriestechniek 3.1 G50
5165.5 Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren 3.1 G50
5165.6 Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. 3.1 G50
5165.7 Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal 3.1 G50
5165.8 Groothandel in meet- en regelapparaten 3.1 G50
5165.9 Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ handel 3.1 G50
5166 Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren 3.1 G50
5171.2 Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen 2 G30
5171.3 Groothandel in emballage 2 G30
5171.4 Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. 2 G30
5171.5 Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. 2 G30
5172.2 Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen 2 G30
52 Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) Cat Milieu-aspect
5261 Postorderbedrijven 3.1 G50
5263.1 Colportage 3.1 G50
5263.2 Straathandel 3.1 G50
5271 Reparatie van schoeisel en lederwaren 1 G10
5272 Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten 1 G10
5273 Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen 1 G10
5274 Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. 1 G10
60 Vervoer, opslag en communicatie
Cat Milieu-
aspect
6010 Vervoer per spoor 4.2 G-GV300
6021.1 Openbaar personenvervoer over de weg 3.2 G100
6021.2 Geregeld besloten personenvervoer over de weg 3.2 G100
6022 Ongeregeld personenvervoer per taxi 2 G30
6023 Ongeregeld personenvervoer per autobus 3.2 G100
6024.1 Verhuisvervoer b.o, < 1000 m2 3.1 G50
Verhuisvervoer b.o, > 1000 m2 3.2 G100
6024.2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 1000 m2 3.1 G50
Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 1000 m2 3.2 G100
63 Dienstverlening voor het vervoer
Cat Milieu-
aspect
6311.2 Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 2000 m2 4.2 G300
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 2000 m2 5.2 G700
6312.1 Opslag in tanks 3.1 G50
6312.2 Opslag in koelhuizen e.d. 3.1 G50
6312.3 Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) 3.1 G50
6321 Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Autoparkeerterreinen parkeergarages 2 G30
Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2 G100
64 Post en telecommunicatie
Cat Milieu-
aspect
6411 Nationale postdiensten 2 G30
6412.1 Lokale postdiensten 2 G30
6412.2 Koeriersdiensten 2 G30
71 Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening Cat Milieu-
aspect
7110.1 Verhuur van personenauto's (geen operational lease) 2 G30
7110.2 Operational lease van personenauto's 2 G30
7121 Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen personenauto's) 2 G30
7122 Verhuur van schepen 3.1 G50
7123 Verhuur van vliegtuigen 3.1 G50
7132 Verhuur van bouwmachines en -werktuigen 3.1 G50
7133 Verhuur van computers en kantoormachines 3.1 G50
7134.2 Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. 3.1 G50
7140.3 Verhuur van leesportefeuilles 2 G30
7140.4 Verhuur van kleding, huisraad e.d. 2 G30
7140.5 Verhuur van overige roerende goederen n.e.g. 2 G30
72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
Cat Milieu-
aspect
7250 Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines 1 G10
73 Speur- en ontwikkelingswerk
Cat Milieu-
aspect
7310.1 Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij 2 G-GE30
7310.3 Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk 2 G-GE30
7310.4 Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2 G-GE30
74 Overige zakelijke dienstverlening
Cat Milieu-
aspect
7470.1 Reiniging van gebouwen 3.1 GE50
7470.2 Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. 3.1 GE50
7481.1 Fotografie 2 G30
7481.3 Ontwikkelcentrales 2 G30
90 Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige dienstverlening Cat Milieu-
aspect
9000.1 Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. 4.1 GE200
Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. 4.2 GE300
Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. 5.1 GE500
9000.2 Afvalinzameling 3.1 G-GE50
9000.3 Afvalverwerking
- kabelbranderijen 3.2 GE100
- Vuilstorten 4.2 G-GE300
- Vuiloverslagstations 4.2 G-GE300
- Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. 4.2 GE300
v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr. 5.2 GE700
v.c. > 20.000 ton/jr. 4.1 GE-S200
92 Cultuur, sport en recreatie
Cat Milieu-
aspect
9211.1 Productie van (video)films (geen televisiefilms) 2 G30
9220.1 Omroeporganisaties 2 G30
93 Overige dienstverlening
Cat Milieu-
aspect
9301.1 Wasserijen en linnenverhuur 3.1 G50
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 2 G-GE30
9301.3 Wasverzendinrichtingen 2 G30
9301.3 Wassalons, wasserettes 1 G10

1.2 Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten

Inleiding


In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (vooral brand en explosiegevaar);
  • verkeer;
  • visuele aspecten.

Gebruikte bronnen


Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten.


In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken.


Model Nijmegen


De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie.

De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen.

Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn:

  • bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen;
  • dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven;
  • activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming;
  • garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op specifieke locaties worden toegestaan.


Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven


In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan:

categorie 1 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.
categorie 2 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies.
categorie 3 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen.
categorie 4 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn.
categorie 5 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald.
categorie 6 komen in Nijmegen niet voor.

In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven:

milieucategorie richtafstanden
rustige wijk gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1000 m 700 m

De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden.

Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen

In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.

In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie.

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)

2.1 Staat van horeca-activiteiten

Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Deze bedrijven zijn in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden). Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Lichte horeca

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.

1b. Overige lichte horeca

  • bistro;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
  • hotel of pension.

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Middelzware horeca

  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

  • bedrijven genoemd onder categorie 1a, 1b en 2a met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn verkeersaantrekkende werking:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

2.2 Toelichting op Staat van horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen. Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) welke mogelijkheden biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:

  • geluid;
  • geur;
  • verkeer.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  1. a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  2. b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  3. c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  1. a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
  2. b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):

Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

  1. a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel, zoals: ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
  2. b. overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg en/of afhaalservice).

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende werking:

  1. a. cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen;
  2. b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. (bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²). Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs grotere verkeerswegen.

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Flexibiliteit

Het is mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen die niet zijn genoemd in de Staat van horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven, kan voor de vestiging van deze bedrijven met een omgevingsvergunning worden afgeweken.

Bijlage 3 Parkeernormen

Bepalen van de gemeentelijke parkeernorm

Voor het bepalen van de parkeernorm wordt gebruik gemaakt van de parkeernormen van het CROW (publicatie 182 "Parkeerkencijfers-Basis voor parkeernormering, 3e gewijzigde druk, september 2008). De parkeernormen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Daarbij wordt in de gemeente Nijmegen uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • conform de werkwijze van het CROW wordt ten eerste gekeken naar de stedelijkheidsgraad van de gemeente. Op basis van de CBS-cijfers van de omgevingsadressendichtheid valt Nijmegen in de klasse "stedelijk gebied";
  • ten tweede wordt de stad onderverdeeld in verschillende stedelijke zones. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar: centrumgebieden (1), schil/overloopgebieden (2) en rest bebouwde kom (3). Onder de centrumgebieden vallen de binnenstad, Brabantse Poort, Heyendaal, Winkelsteeg en centrum Waalspronggebied. In de regel heeft iedere centrumzone een schil/overloopgebied. Onder rest bebouwde kom vallen alle overige gebieden, niet zijnde centrum- en schil/overloopgebieden. Wat betreft Winkelsteeg en Citadel Waalsprong dienen de grenzen nog vastgelegd te worden (zie kaart stedelijke zones);
  • in de parkeerkencijfers wordt een onderscheid gemaakt in vaste parkeerbehoefte (privé) en publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar). De vormgeving en toegang van parkeerplaatsen moet hierop aansluiten;
  • voor studio's (zelfstandige wooneenheden <50 m2) en seniorenwoningen gelden dezelfde normen als voor goedkope woningen;
  • in afwijking van de CROW normen geldt voor studentenhuisvesting de norm van 0,2 parkeerplaats per eenheid. Deze norm is alleen geldig voor ontwikkelaars die voldoen aan de Campuswet en statutair hebben vastgelegd alleen voor studenten te bouwen. Voor bouwplannen voor studentenhuisvesting die gerealiseerd worden door ontwikkelaars die niet aan de vorengenoemde voorwaarden voldoen, geldt een norm van 0,4 parkeerplaats per eenheid;
  • voor centrumgebieden (1) geldt ten aanzien van wonen boven winkels dat als er geen verandering in het feitelijk aantal m2 bruto woonvloeroppervlak (m2) optreedt, de parkeernorm gesteld is op nul. Er hoeft dan niet te worden voldaan aan de parkeernormen. Als er wel een uitbreiding van het aantal m2 bvo's plaatsvindt, dan gelden de parkeernormen wel;
  • in het centrumgebied van de binnenstad wordt voor nieuwe functies alleen de vaste parkeerbehoefte (privé) berekend. De publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar) wordt in dit deel van de stad opgelost in de openbaar toegankelijke parkeergarages;
  • per functie wordt een minimum en een maximum parkeerbehoefte aangegeven. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de gemeentelijke parkeernorm bij een bouwplan wordt standaard uitgegaan van de gemiddelde parkeerbehoefte. De bandbreedte wordt gebruikt bij de beoordeling van aanvragen die afwijken van de gemiddelde parkeerbehoefte. In specifieke gevallen kan er met een omgevingsvergunning beargumenteerd worden afgeweken van het gemiddelde;
  • bij bouwplannen met meerdere verschillende functies wordt voor het bepalen van de gemeentelijke parkeereis een parkeerbalans opgesteld conform de voorgeschreven methode van het CROW.

kaart: stedelijke zones

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0023.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0024.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0026.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0027.png"

tabel: parkeernormen

Stedelijke zone Centrum Schil Rest
Min Max Min Max Min Max eenheid1 bezoek2
Woning duur 1,3 1,5 1,5 1,7 1,7 2,0 woning 0,3 pw
Woning midden 1,2 1,4 1,4 1,6 1,6 1,8 woning 0,3 pw
Woning goedkoop/
studio's/seniorenwoningen
1,1 1,2 1,2 1,4 1,3 1,6 woning 0,3 pw
Serviceflat/aanleunwoning 0,3 0,6 0,3 0,6 0,3 0,6 woning 0,3 pw
Kamer verhuur 0,2 0,6 0,2 0,6 0,2 0,6 kamer 0,2 pw
Binnensteden/hoofdwinkel-
gebieden
2,5 3,5 - - - - 100 m2 bvo 85%
Stadsdeelcentra - - 2,8 3,8 3,0 4,0 100 m2 bvo 85%
Wijk-, buurt- en dorpscentra, supermarkt 2,5 4,0 2,5 4,0 2,5 4,0 100 m2 bvo 85%
Bouwmarkt/tuincentrum/kring-loopwinkel - - 2,2 2,7 2,2 2,7 100 m2 bvo
(Week)markt 0,15 0,24 0,15 0,24 0,15 0,24 m kraam 85%
(Commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie) 1,5 2,0 2,0 2,5 2,5 3,0 100 m2 bvo 20%
Kantoren (kantoren zonder baliefunctie) 0,8 1,5 1,0 1,7 1,2 1,9 100 m2 bvo 5%
Arbeidsextensieve/
bezoekersextensieve bedrijven
0,4 0,5 0,5 0,6 0,7 0,8 100 m2 bvo 5%
Arbeidsintensieve/
bezoekersextensieve bedrijven
1,0 1,5 1,5 2,0 2,0 2,5 100 m2 bvo 5%
Showroom 0,6 0,8 0,8 1,0 1,2 1,4 100 m2 bvo 35%
Grootschalige detailhandel - - 4,5 6,5 5,5 7,5 100 m2 bvo 85%
Bedrijfsverzamelgebouw 0,8 1,7 0,8 1,7 0,8 1,7 100 m2 bvo 10%
Café/bar/discotheek/cafetaria 4,0 6,0 4,0 6,0 5,0 7,0 100 m2 bvo 90%
Restaurant 8,0 10,0 8,0 10,0 12,0 14,0 100 m2 bvo 80%
Museum/bibliotheek 0,3 0,5 0,5 0,7 0,9 1,0 100 m2 bvo 95%
Bioscoop/theater/schouwburg 0,1 0,2 0,1 0,2 0,2 0,3 zitplaats
Jachthaven 0,5 0,7 0,5 0,7 0,5 0,7 ligplaats
Sporthal (binnen) 1,5 2,0 1,7 2,2 2,0 2,5 100 m2 bvo 95%
Sportveld (buiten) 13,0 27,0 13,0 27,0 13,0 27,0 ha. netto terrein 95%
Dansstudio/sportschool 2,0 3,0 2,0 3,0 3,0 4,0 100 m2 bvo 95%
Squashbanen 1,0 2,0 1,0 2,0 1,0 2,0 baan 90%
Tennisbanen 2,0 3,0 2,0 3,0 2,0 3,0 baan 90%
Golfbaan - - - - 6,0 8,0 hole 95%
Bowlingbaan/biljartzaal 1,5 2,5 1,5 2,5 1,5 2,5 baan/tafel 95%
Stadion 0,04 0,2 0,04 0,2 0,04 0,2 zitplaats 99%
Evenementenhal/beurs-/
congresgebouw
3,0 5,0 4,0 7,0 5,0 10,0 100 m2 bvo 99%
Zwembad 7,0 9,0 8,0 10,0 9,0 11,0 100 m2 opp. basin 90%
Themapark/pretpark 4,0 12,0 4,0 12,0 4,0 12,0 ha. netto terrein 99%
Overdekte speeltuin/hal 3,0 12,0 3,0 12,0 3,0 12,0 100 m2 bvo 90%
Manege - - - - 0,3 0,5 box 90%
Cultureel centrum/wijkgebouw 1,0 3,0 1,0 3,0 1,0 3,0 100 m2 bvo 90%
Ziekenhuis 1,5 1,7 1,5 1,7 1,5 1,7 bed
Verpleeg/verzorgingstehuis 0,5 0,7 0,5 0,7 0,5 0,7 wooneenheid 60%
Arts/maatschap/kruisgebouw/therapeut 1,5 2,0 1,5 2,0 1,5 2,0 behandelkamer 65%
Apotheek 1,7 2,7 1,7 2,7 1,7 2,7 100 m2 bvo
Beroepsonderwijsdag (MBO, ROC, WO, HBO) 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 20,0 collegezaal
Beroepsonderwijsdag (MBO ROC, WO, HBO) 5,0 7,0 5,0 7,0 5,0 7,0 leslokaal
voorbereidend beroepsonderwijsdag (VWO, HAVO, Vbo) 0,5 1,0 0,5 1,0 0,5 1,0 leslokaal
Avondonderwijs 0,5 1,0 0,5 1,0 0,5 1,0 student
Basisonderwijs 0,5 1,0 0,5 1,0 0,5 1,0 leslokaal
Creche/peuterspeelzaal/
kinderdagverblijf
0,6 0,8 0,6 0,8 0,6 0,8 arbeidsplaats
Hotel 0,5 1,5 0,5 1,5 0,5 1,5 kamer
Volkstuin - - - - 0,3 0,3 perceel
Religiegebouw 0,1 0,2 0,1 0,2 0,1 0,2 zitplaats
Begraafplaats/crematorium 15,0 30,0 15,0 30,0 15,0 30,0 gelijktijdige begrafenis/
crematie

1 In de tabel is het aantal parkeerplaatsen per eenheid aangegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het aantal parkeerplaatsen per woning, kamer, 100 m2 bruto vloeroppervlak, meter kraam, zitplaats, ligplaats, ha. netto terrein, baan, hole, baan/tafel, 100 m2 opp. bassin, box, bed, wooneenheid, behandelkamer, collegezaal, leslokaal, student, arbeidsplaats, perceel of gelijktijdige begrafenis/crematie.

2 Het “aandeel bezoekers” staat voor het percentage of het aantal bezoekers waarmee in het kencijfer rekening is gehouden. Het weergegeven kencijfer is dus inclusief bezoekersparkeren.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het College van B&W heeft op 12 maart 2002 besloten om in de periode van 2003-2011 elk jaar twee actualisatieplannen ter hand te nemen. Inmiddels heeft de gemeente - sinds de invoering van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 - ook te maken gekregen met een wettelijke plicht om haar bestemmingsplannen up-to-date te houden. Deze wettelijke plicht past ook goed in het streven van de gemeente om het aantal bestemmingsplannen te reduceren. Ook heeft de gemeente zich harmonisatie en uniformiteit van de regelingen van de diverse vigerende bestemmingsplannen ten doel gesteld.

Met het plan beoogt de gemeente Nijmegen een actueel planologisch-juridisch kader voor kern Lent en de nieuwbouwwijk Visveld te creëren.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Lent ligt aan de noordzijde van de Waal. De kern wordt doorsneden door de Prins Mauritssingel, die via de Waalbrug toegang biedt tot de bestaande stad. Van origine is Lent een op zich zelf staande dorpskern waar van oudsher veel tuinbouw te vinden was. Langzaam aan transformeert Lent als tuinbouwdorp van een landelijk/agrarisch gebied naar een nieuw stadsdeel waarbij Lent onderdeel uit gaat maken van de nieuwe uitleglocatie Nijmegen Noord. Een eerste aanzet is reeds gedaan door de realisatie van Visveld Noord en Zuid, ten noorden van de oude kern Lent.

Het plangebied wordt globaal begrensd door de watergang langs de Turennesingel en het Buske in het oosten, door de Steltsestraat en Lentse Tuinstraat in het zuiden, in het westen door de woningen langs de Weverstraat, Parallelweg en Warmoezenierstraat en door de Visveldsestraat en de watergang langs de Groot-Brittaniëstraat, en tenslotte in het noorden door een onbebouwde strook grond langs de Groot-Brittaniëstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0001.png"

Het plangebied (met rood omlijnd) van bovenaf gezien

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor delen van het plangebied gelden (delen van) de volgende grotere bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan Dorp Lent (vastgesteld bij besluit van de raad van de voormalige gemeente Elst van 29 maart 1977; het besluit omtrent goedkeuring door Gedeputeerde Staten van Gelderland is genomen op 2 november 1977);
  • bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent (vastgesteld door de raad van de voormalige gemeente Elst op 28 november 1989, het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten dateert van 9 juli 1990);
  • bestemmingsplan Lent Oost 2002 (vastgesteld bij besluit van de raad van 16 april 2003, goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland is genomen op 4 november 2003);
  • bestemmingsplan Visveld Oost 1995 (goedkeuringsbesluit GS dateert van 23 september 1997); dit plan geldt voor (delen van) de Pavialaan, Acacialaan, Kastanjelaan, Esdoornlaan, Olmlaan e.o.
  • bestemmingsplan Laauwik (vastgesteld door de raad van Nijmegen op 28 januari 2009);
  • bestemmingsplan Landschapszone (vastgesteld door de raad van Nijmegen op 16 december 2009).

Verder gelden enkele kleineredeelplannen, waaronder:

  • bestemmingsplan Laauwikstraat 29, overkapping zwembad (vastgesteld door de raad bij besluit 17 maart 1999, besluit van GS omtrent goedkeuring van 27 mei 1999);
  • bestemmingsplan Steltsestraat/Tuinstraat, woningbouwkavels (vastgesteld 17 maart 1999, besluit van GS omtrent goedkeuring van 18 mei 1999);
  • bestemmingsplan Steltsestraat - A, woningbouwkavel met kantoor/praktijkruimte (vastgesteld 9 juni 1999, besluit omtrent goedkeuring van 12 augustus 1999). Dit plan maakte de realisatie van een woning met een kantoor/praktijkruimte op het perceel gelegen tussen Steltsestraat 24 en 26 mogelijk.
  • bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 14, bouw van een vrijstaande woning aan de Tuinstraat 5b te Lent (vastgesteld 18 december 2002, besluit omtrent goedkeuring van GS van Gelderland van 6 februari 2003);
  • bestemmingsplan Dorp Lent - 6 (vastgesteld door de raad op 12 november 2003, besluit omtrent goedkeuring van GS van 6 februari 2004). Dit plan maakt woningbouw mogelijk tussen de Steltsestaat 39 en 45 en naast de Steltsestraat 22;
  • bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 19 (vastgesteld door de raad op 28 april 2010). Dit plan is opgesteld ten behoeve van de bouw van twee woningen aan de Tuinstraat tussen Tuinstraat 13 en 13a;
  • bestemmingsplan Griftdijk-Zuid 133 (congres-organisatiebureau), vastgesteld door de raad op 16 december 1998, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 25 januari 1999.

Het bestemmingsplan Nijmegen Kern Lent - Visveld vervangt de geldende bestemmingsplannen in het plangebied.

1.4 Afwijkingen

In het plangebied zijn in het verleden onder andere de volgende ontheffingen/afwijkingen verleend:

  • Olmlaan 19: ontheffing voor het verlenen van een tweede verdieping (ter plaatse is sprake van een hoogte van 8,35 m t.o.v. peil);
  • Laauwikstraat 71, bouw van een schuur van 60 m2;
  • oprichten hek Griftdijk 127;
  • Begoniastraat 27 en 29 plaatsen dakkapel met verlengde nok;
  • Begonistraat 56, plaatsen serre;
  • Laauwikstraat 80: bouw van kantoorruimte in een bestaande kas;
  • Floralaan 22-24, plaatsen carport;
  • Geldershofstraat 25, overkapping en schutting;
  • Griftdijk Zuid 107, persoonsgebonden unit ten behoeve van mantelzorg;
  • Hoge Bongerd 21, plaatsen erker aan de voorzijde van de woning;

(Onherroepelijke) ontheffingen en afwijkingen vertegenwoordigen "bestaande rechten". Uitgangspunt is in dit actualisatieplan niet te tornen aan deze rechten.

1.5 Visie Kern Lent

In mei 2007 is de Visie kern Lent door de gemeenteraad vastgesteld. Aanleiding voor het opstellen van de visie was dat rond de oude dorpskern van Lent veel ontwikkelingen gaande zijn. De Waalsprong en de plannen voor verruiming van de rivier geven de (leef)omgeving een drastisch ander aanzien. Bewoners van Lent maakten en maken zich daar zorgen over en willen graag - waar mogelijk - dat hun dorp zijn eigen identiteit behoudt. De gemeente ondersteunt dit en streeft naar een goede inpassing van de oude kern in de totale gebiedsontwikkeling van het nieuwe stadsdeel Nijmegen-Noord. Het gemeentebestuur heeft een ambtelijke werkgroep de opdracht gegeven om een visie op te stellen, in afstemming met het dorp. In 2005 is gestart met een analyse. In de eerste helft van 2006 is deze verder uitgewerkt tot de definitieve visie van 2007.

Het doel van de visie was een toekomstvisie te maken en ontwikkelingsperspectief te bieden voor de oude dorpskern Lent voor de komende 15 jaar. De visie is mede opgesteld om te dienen als onderlegger voor het op te stellen nieuwe bestemmingsplan voor Lent.

1.6 Dynamiek In De Omgeving

In de omgeving van het plangebied spelen diverse ontwikkelingen die van invloed zijn op kern Lent. Het gaat onder andere om:

Ombouw Prins Mauritssingel

De Prins Mauritssingel is omgebouwd naar een stadsweg. De inrichting van het tracé is veranderd. De ligging van het tracé wordt de komende jaren op onderdelen aangepast, omdat er een aansluiting naar de nieuwe stadsbrug gerealiseerd gaat worden. Komende vanuit de richting Arnhem ontstaat er een T-splitsing direct vóór de huidige Lentse Lus. Enerzijds zal de T-splitsing het oude traject richting Waalbrug oppakken en anderzijds verloopt het nieuwe traject, via de Graaf Alardsingel, richting de nieuwe stadsbrug.

Stationsomgeving

Het huidige station Nijmegen Lent is als een tijdelijke voorziening gebouwd. In de komende jaren krijgt het station zijn definitieve plek. Dit houdt in dat het station verschuift in zuidelijke richting en aan zal sluiten op de nog te realiseren wijk Citadel/Hof van Holland. De stationsomgeving krijgt in de toekomst meer betekenis dan in de huidige situatie omdat het een belangrijke schakel in het OV-netwerk zal zijn, een onderdeel van het nieuwe centrum Citadel/Hof van Holland en een verbindende factor tussen Lent en dit centrum zal vormen.

Dijkteruglegging Lent

Er is, in verband met de voorgenomen dijkteruglegging bij Lent, een MER Ruimte voor de Waal Nijmegen en een bestemmingsplan Nijmegen Ruimte voor de Waal opgesteld. Eind 2009 is in het Witte Huis de voorkeursvariant en een concept-inrichtingsplan Dijkteruglegging gepresenteerd. Het bestemmingsplan voor de dijkteruglegging is in 2011 in procedure gebracht en in maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.

Plannen voor de gebieden de Stelt en de Hoge Bongerd / de Schans

In 2005 is een startdocument voor De Stelt opgesteld. De plannen voor deze gebieden, die in exploitatie zijn bij de GEM Waalsprong, verkeren echter nog in een oriënterende fase.

Masterplan Citadel en voorontwerp-bestemmingsplan Citadel/Hofvan Holland

De Citadel/Hof van Holland zal het nieuwe centrum van Nijmegen-Noord worden. In dit centrum zullen bovenwijkse voorzieningen worden opgenomen, zoals winkels, horeca, en dienstverlenende voorzieningen. Daarnaast zullen in dit gebied ook woningen gerealiseerd gaan worden.

Woongebied Laauwik

Ten noorden van Lent wordt woongebied Laauwik gerealiseerd. Laauwik ligt ten westen van Visveld. De doorgaande structuren die in Visveld zijn geïntroduceerd, worden op een logische wijze doorvertaald in het plan van Lauwik. Zo worden ook belangrijke structuren die aanwezig zijn in Lent, de Visveldsestraat en het Lentseveld, gerespecteerd en voortgezet in de plannen van Laauwik. Op deze manier worden Visveld , Lauwik en Lent aan elkaar gehecht. De eerste woningen in Laauwik zijn in 2011 opgeleverd.

Plannen voor de Vossenpels

Begin 2012 is het ontwerpbestemmingplan Vossenpels-Zuid in procedure gebracht. Naar verwachting wordt dit bestemmingsplan in juni 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De exacte planning voor de ontwikkeling van de rest van Vossenpels staat nog niet vast.

1.7 Leeswijzer

Nadat in hoofdstuk 1 van de plantoelichting het plangebied kort is aangeduid en is aangegeven welke bestemmingsplannen op dit moment vigeren, is in hoofdstuk 2 het ruimtelijk beleidskader en in hoofdstuk 3 het sectorale beleidskader beschreven. In hoofdstuk 4 zijn met name die onderdelen uit de Visie kern Lent weergegeven, die van belang zijn voor dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de historie en ruimtelijke structuur van Lent beschreven. In hoofdstuk 6 tot en met 8 is ingegaan op de beleidsonderwerpen milieu, mobiliteit en water. In hoofdstuk 9 zijn enkele ontwikkellocaties beschreven. In hoofdstuk 10 is de plansystematiek en de bestemmingsregeling in hoofdzaak beschreven. In hoofdstuk 11 ten slotte is aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader

2.1 Structuurvisie Infrastructuur En Ruimte (Voorheen Nota Ruimte)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (voorheen de Nota Ruimte) is een gezamenlijk product van de voormalige ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ. De nota legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur.

Het kabinet streeft naar een algemene basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. De kwaliteit van het landschap verdient daarnaast ook een volwaardige plaats bij ruimtelijke afwegingen. Meer specifiek richt het kabinet zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter) nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid.

Het kabinet kiest in de Nota Ruimte voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen worden door het rijk alleen gesteld als een nationaal belang in het geding is.

2.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Amvb Ruimte)

De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

Wanneer een groot openbaar belang aan de orde is kan de desbetreffende minister uit eigen beweging of op verzoek van Gedeputeerde Staten of een college van B&W ontheffing verlenen van een regel uit de AMvB of provinciale verordening. In enkele gevallen en als een groot nationaal belang in het geding is kan het rijk afwijken van in de AMvB gestelde regels.

Bestemmingsplannen die vóór 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden moeten op 1 juli 2013 zijn aangepast. Bestemmingsplannen die daarna (maar voor inwerkingtreding van dit besluit) onherroepelijk zijn geworden moeten maximaal 5 jaar na inwerkingtreding aangepast zijn. Een uitzondering geldt voor bestemmingsplannen die gebaseerd zijn op recent vastgestelde provinciale structuurvisies, waarmee het rijk heeft ingestemd en bestemmingsplannen die niet strijdig zijn met de regels in dit besluit. Hieronder volgen de voor dit plan relevante hoofdlijnen van het ontwerpbesluit.

2.2.1 Bundelen van verstedelijking

Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen. De variatie tussen stad en land blijft behouden. Bij provinciale verordening wordt het bestaand bebouwd gebied aangewezen.

De AMvB Ruimte bepaalt dat in de provinciale verordening regels moeten worden gesteld voor nieuwe bebouwing binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing. Ook voor (herbestemming van) bestaande bebouwing buiten het bestaand bebouwd gebied worden regels gesteld. De provinciale verordening geeft ook regels voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing buiten bestaand bebouwd gebied.

2.2.2 Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Om de biodiversiteit in Nederland te beschermen, in stand te houden en verder te ontwikkelen heeft het rijk de EHS aangewezen. De provincie is verantwoordelijk voor de aanwijzing, (her)begrenzing, wijziging, compensatie en saldering van de EHS in een verordening. In de provinciale verordening worden regels aan bestemmingsplannen gesteld voor de realisatie, bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de beoogde natuurkwaliteit van de EHS.

2.2.3 Nationale landschappen

De twintig nationale landschappen, waaronder de Gelderse Poort, zijn gebieden met zeldzame en kenmerkende landschapskwaliteiten. De provincies begrenzen in een verordening de nationale landschappen en stellen regels op voor bestemmingsplannen, onder andere m.b.t. de mogelijkheden voor nieuwbouw van woningen conform het principe migratiesaldo nul. Als kernkwaliteiten van het nationaal landschap Gelderse Poort gelden kleinschalige openheid, groen karakter en reliëf door oeverwallen en dijken.

2.2.4 Grote rivieren

Om overstromingen te voorkomen moeten de grote rivieren voldoende afvoer- en bergingscapaciteit hebben. Het rijk begrenst in de AMvB Ruimte het rivierbed van alle grote rivieren. Het rivierbed van de Waal bij Nijmegen is begrensd als stroomvoerend deel. In het gehele rivierbed zijn in beginsel geen nieuwe bestemmingen of functies toegestaan, die vermijdbare nadelige gevolgen hebben voor het veilig en doelmatig gebruik en de ecologische toestand van het rivierbed of een belemmering kunnen vormen voor de vergroting van de afvoercapaciteit. Nieuwe bestemmingen en regels voor het rivierbed dienen verhoging van de waterstand en afname van het bergend vermogen zo veel mogelijk te beperken en resterende effecten te compenseren. Naast deze hoofdregel worden voorwaarden gesteld aan het bestemmingsplan bij nieuwe bestemmingen of gebruiksregels in het bergend en stroomvoerend deel van het rivierbed.

2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland (Rvg)

De Wro geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Hieronder volgen de voor dit plan relevante hoofdlijnen van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

2.3.1 Verstedelijking

De Ruimtelijke Verordening legt het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vast door met voorschriften die bepalen dat nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt: binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones bedrijventerreinen uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking. Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan plaatsvinden buiten deze gebieden. Het gaat dan om nieuwe bebouwing die functioneel gebonden is aan het buitengebied, bij functieverandering naar een niet-agrarische functie, bij oprichting van nieuwe landgoederen en voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven. Gedeputeerde Staten hunnen hiervan ontheffing verlenen, indien er sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde gebieden en als de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

2.3.2 Glastuinbouw

Glastuinbouw is een sector met een hoge dynamiek en relatief hoge economische betekenis. Concentratie van glastuinbouw blijft gewenst vanwege de grote landschappelijke en ruimtelijke impact van kassen. Geïsoleerd gelegen bedrijven zijn niet gewenst. In een bestemmingsplan wordt nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven slechts toegestaan in concentratiegebieden glastuinbouw. Zolang geen bestemmingsplan is vastgesteld dat in overeenstemming is met de verordening is nieuwvestiging buiten de concentratiegebieden verboden, net als uitbreiding van glastuinbouwbedrijven.

2.3.3 Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De provincie streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid en kwaliteit van de Gelderse natuur door het realiseren en beschermen van een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, cultuurlandschappen en verbindingszones. In een bestemmingsplan worden in een gebied gelegen binnen de EHS geen bestemmingen toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast. In afwijking hiervan kan een bestemmingsplan activiteiten die mede tot doel hebben de kwaliteit van de EHS te vergroten mogelijk maken, GS kunnen onder bepaalde voorwaarden ontheffing verlenen voor bestemmingen in EHS-gebied.

2.3.4 Waardevol open gebied

Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. In een bestemmingsplan worden geen bestemmingen toegestaan die de openheid van de waardevolle gebieden aantasten. Een uitzondering wordt gemaakt voor de oprichting van windturbines binnen de zoekzones windenergie van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en de uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend aan een bestaand agrarisch bouwperceel. Ook voor nieuwe bestemmingen in een waardevol open gebied die niet de openheid aantasten, maar wel andere kernkwaliteiten geldt een nee, tenzij-benadering.

2.3.5 Nationaal Landschap

In gebieden binnen een Nationaal Landschap, met de aanduiding waardevol landschap, kunnen slechts bestemmingen worden toegestaan, voor zover deze de kernkwaliteiten van het gebied behouden of versterken. In de toelichting op een bestemmingsplan, dat binnen de grenzen van een nationaal landschap valt, wordt gemotiveerd hoe bij de bouw van nieuwe woningen rekening wordt gehouden met de optimale benutting van de mogelijkheden om binnen het nationaal landschap de woningbehoefte door herstructurering te ondervangen.

2.4 Structuurvisie Nijmegen 2010

De gemeenteraad heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen, maar ook een ontwikkelingskader voor investeringen. Het werkingsgebied van de Structuurvisie is het hele grondgebied van Nijmegen in relatie tot ontwikkelingen in de regio of in (inter)nationaal verband. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. Alleen de ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie wordt in de loop van 2011 geactualiseerd. Daarin wordt nieuw beleid, zoals bijvoorbeeld het nieuwe Coalitieakkoord, verwerkt.

De Structuurvisie gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, dat is gekoppeld aan de Stadsbegroting. In Nijmegen is ervoor gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, waarin per coalitie accenten gelegd kunnen worden en om te bepalen of het nodig is om de ruimtelijke ambities bij te stellen.

2.4.1 Relatie met Kansenboek

De Structuurvisie is de opvolger van het Kansenboek. In beide documenten staan drie kwaliteits-uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal: nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen, typisch Nijmeegse kenmerken versterken, en huidige woon- en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden. Hiernaast zijn er in de Structuurvisie drie nieuwe accenten genoemd die een rol spelen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen en ambities: Bruisende Stad, Verleden Verbeeld en Stad in Balans.

2.4.2 Ruimtelijke ambities voor Nijmegen 2030

In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden: wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt:

  • Nijmegen omarmt de Waal;
  • Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen;
  • Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit;
  • Meer ruimte voor groen en water;
  • Wonen in sterke en ongedeelde wijken;
  • Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid.


afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0002.png"

2.5 Coalitieakkoord 2010-2014: Werken Aan Een Duurzame Toekomst

De economische crisis dwingt tot nadenken over de rolverdeling van overheid en burgers. Noodzakelijke keuzes worden niet uit de weg gegaan, bezuinigingen zijn onvermijdelijk. Per programma is gekeken of de doelen efficiënter bereikt kunnen worden. Het College hecht waarde aan meer zicht op de afweging van de verschillende belangen in de besluitvorming. De gemeente wil op een transparante, efficiënte en zakelijke manier samen met de stad de nieuwe uitdagingen aangaan. In april 2010 presenteerden GroenLinks, PvdA en D66 het coalitieakkoord 2010-2014 “Werken aan een duurzame toekomst”. Het akkoord zet in op een duurzame en sociale stad met een sterke economie.

2.5.1 We gaan op weg naar een duurzame stad

Er wordt fors geïnvesteerd in duurzaamheid. Bewoners, instellingen en bedrijven worden gestimuleerd om duurzaam te wonen, werken en leven. Nijmegen wil bijdragen aan het tegengaan van klimaatsverandering door o.a. het beheersen van de waterafvoer van de Waal. De dijkteruglegging in Lent is het grootste project voor waterbeheersing van Nederland. Daarnaast wordt ingezet op klimaatneutraliteit en het hybride warmtenet. Nijmegen wil duurzaam vervoer: dat betekent een transitie naar schonere brandstoffen en inzetten op het gebruik van HOV en fiets. Op het gebied van autoverkeer wordt ingezet op de A15, de A50, realisatie van de tweede Stadsbrug en het ontwikkelen van transferia. Tenslotte wordt er geïnvesteerd in het groengebieden in en om de stad.

2.5.2 We blijven een sociale stad

In het sociale beleid staat eigen verantwoordelijkheid en participatie van burgers voorop. Nijmegen ondersteunt de zelfredzaamheid van burgers en geeft extra aandacht aan mensen met minder kansen, bijvoorbeeld op het gebied van inkomen, re-integratie, zorg en welzijn. De integrale wijkaanpak wordt voorgezet. De focus is vooral gericht op veiligheid en leefbaarheid. Nijmegen heeft een sportief imago en dat moet zo blijven. Zo wordt het sportcollege Quick in Heseveld mogelijk gemaakt en komt er een onderzoek naar het Topsport en Innovatiepark.

2.5.3 We werken aan een sterke stad

Een duurzame sterke economie bevordert de werkgelegenheid. Nijmegen werkt aan een duurzame en innovatieve economie met kennisintensieve en creatieve bedrijvigheid. Een goede bereikbaarheid is een belangrijke vestigingsvoorwaarde voor bedrijven, maar dat geldt zeker ook voor een goede woonomgeving, groen en het aanbod van culturele activiteiten. De dynamiek in de stedelijke ontwikkeling wordt gestimuleerd door te werken aan grote strategische projecten, zoals: Waalsprong, ondersteuning Binnenstad, Koers West, Waalfront, Citadel, Novio Tech Campus, Station Goffert, herontwikkeling Spoorzone (o.a. Spoorzone-West, nieuwbouw Doornroosje en studentenhuisvesting). Ook wordt doorgegaan met herstructurering van wijken, zoals Hatert en Dukenburg en de winkelcentra Meijhorst en Malvert. Deze en de lopende projecten bieden voldoende mogelijkheden om de noodzakelijke groei de komende jaren te realiseren. Er is geen noodzaak meer om open groene plekken in de bestaande stad te bebouwen.

Hoofdstuk 3 Sectoraal Beleidskader

3.1 Groen, Natuur En Landschap

3.1.1 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet regelt de bescherming van een groot aantal soorten dieren en planten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Vaak kunnen plannen zo uitgevoerd worden, dat overtreding van de verbodsbepalingen niet aan de orde is.

Daarnaast is in de Flora- en faunawet een “algemene zorgplicht” opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, of ze nu wettelijk beschermd zijn of niet en ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. Bij ingrepen moet altijd zorgvuldig worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Een voorbeeld hiervan is de regel dat het kappen van bomen alleen mag plaatsvinden buiten het broedseizoen.

3.1.2 Natuurbeschermingswet

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet in werking getreden. Op grond van deze wet worden de volgende waardevolle natuurgebieden aangewezen en beschermd met het oog op het behoud van de biodiversiteit: Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden), Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht.

In de directe omgeving van het plangebied liggen de volgende beschermde gebieden:

  • de Waal inclusief uiterwaarden (Vogelrichtlijn);
  • de Gelderse Poort (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn).

Voor elk Natura 2000-gebied wordt in een aanwijzingsbesluit beschreven voor welke habitattypen en (vogel)soorten het gebied is aangewezen en welke instandhoudingsdoelstellingen hiervoor gelden. De Natuurbeschermingswet vormt hiervoor het wettelijke kader. Het is verboden om in en in de nabijheid van het Natura 2000-gebied zonder vergunning projecten of handelingen te verrichten, die de kwaliteit van de habitats en soorten kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben. Grootschalige ontwikkelingen zijn in en aan de rand van deze gebieden in principe dus niet mogelijk.

De externe werking van bestemmingsplan Kern Lent - Visveld kan in potentie gevolgen hebben voor beide richtlijngebieden Waal en Gelderse Poort.

De uiterwaarden die direct aan de Waalsprong liggen zijn relatief hoog en droog gelegen en worden in hydrologisch opzicht geheel bepaald door het regime van de Waal. Het is niet te verwachten dat vegetatiekundige potenties van de Gelderse Poort negatief worden beïnvloed door bestemmingsplan. Omdat richtlijnsoorten in het plangebied van het bestemmingsplan nauwelijks voorkomen, is een negatieve beïnvloeding van de meta-populatie door habitatverlies net buiten de richtlijngebieden niet te verwachten.

De ganzen en Kleine Zwaan in de Gelderse Poort zijn tot op zekere hoogte gevoelig voor horizonvervuiling en verstoring. Doordat de jacht op deze soorten is stopgezet zijn ze echter aanzienlijk minder schuw geworden. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat horizonvervuiling en toename van verkeer het voorkomen van de soorten negatief zal beïnvloeden.

Het is redelijkerwijs dan ook aannemelijk dat het bestemmingsplan geen gevolgen heeft voor de aangrenzende richtlijngebieden.

3.1.3 Ecologische Hoofdstructuur

De term 'Ecologische Hoofd Structuur' (EHS) is in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan van het (voormalige) Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij. De EHS vormt een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden, die worden verbonden door verbindingszones. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden terechtkomen en uitsterven en natuurgebieden mede daardoor hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

In de EHS geldt het 'nee, tenzij' principe. Ruimtelijke ingrepen zijn niet toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang. De effecten van een ingreep moeten bovendien worden gecompenseerd. Onder bepaalde voorwaarden kunnen projecten en ontwikkelingen die schadelijk zijn voor de natuur in een gebied tóch doorgaan. Bijvoorbeeld als ze onderdeel vormen van een groter plan dat mede tot doel heeft om de natuur in dat gebied te verbeteren.

De uitwerking van de EHS is een verantwoordelijkheid van de provincie. Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben in 2009 de laatste herbegrenzing van de EHS goedgekeurd. Deze is opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. De Waal en de uiterwaarden ten zuidwesten en zuidoosten behoren tot de EHS. Het plangebied behoort derhalve niet tot de EHS.

3.1.4 Nationale Landschappen

In de Nota Ruimte heeft het Rijk twintig Nationale Landschappen aangewezen. De Gelderse Poort is er één van. Het totale plangebied valt binnen de grenzen van het Nationale Landschap. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn hier alleen mogelijk wanneer is aangetoond dat zij een bijdrage leveren aan de landschappelijke kwaliteit van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0003.png"

Begrenzing Nationaal Landschap Gelderse Poort

3.1.5 De Groene Draad

Het groenplan “De Groene Draad - Kansen voor het Nijmeegse groen” (2007) heeft in Nijmegen de status van een groenstructuurplan. Dit beleidsplan geeft de mogelijkheid om actief te sturen op de ontwikkeling van groen in de stad. Het levert handvatten om groen een sterke positie te geven binnen de dynamiek van de stedelijke ontwikkelingen en beschrijft hoe we omgaan met het bestaande groen in de stad. Voor alle wijken zijn de karakteristieke kenmerken van het wijkgroen beschreven, die als toetsingskader dient voor verschillende plannen en ontwikkelingen in de stad. Ook is bekeken wat de behoeften of kansen zijn voor het groen in de wijk.

Voor de Waalsprong ligt de uitdaging in het integreren van het karakter van het oude land in het nieuwe (stedelijke) landschap. Bestaande groene lijnen kunnen zo een rol krijgen in de nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast biedt nieuwbouw bij uitstek de kans om wijken integraal op te zetten en rood en groen in balans vorm te geven. Vanuit ecologisch en recreatief oogpunt is het van belang om goede verbindingen met het omliggende landschap te realiseren.

Voor wat betreft Lent wordt zorgvuldig gezocht naar goede overgangen van het bestaande dorp naar de nieuwe wijken en de bestaande stad ten zuiden van de Waal.

De noordrand van Lent ligt vlakbij de Lentse plas, die onderdeel uitmaakt van de toekomstige Landschapszone grenzend aan Lent. Om een goede aansluiting te maken op de bestaande wijken worden de oude linten (Visveldsestraat, Lentseveld) doorgetrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0004.png"

In het Groenplan zijn zogenoemde ecologische hotspots en dooraderingen gedefinieerd. Dit zijn voor natuurwaarden waardevolle plekken in Nijmegen die beschermd en versterkt dienen te worden. Ecologische hotspot 3 (Fort Beneden Lent) en 4 (uiterwaarden bij Lent) grenzen aan het plangebied. Deze zijn waardevol vanwege hun flora en fauna en behoren eveneens tot de Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000. De droge ecologische dooradering wordt in Lent gevormd door de bermen van de spoorlijn en de A325. Met name voor flora is dit een waardevol gebied maar ook voor kleine diersoorten en vogels. De natte ecologische dooradering bestaat uit bestaande waterlopen maar ook de toekomstige waterstructuur van Nijmegen Noord is hier al ingetekend.

3.1.6 Handboek Stadsbomen

Het Handboek Stadsbomen vormt een nadere uitwerking van het Groenplan “De Groene draad - Kansen voor het Nijmeegse Groen” voor de instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen, dus de ook bomen op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving.

Zowel in het Groenplan als in het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur is de drager van het groen in Nijmegen en de bomen in deze structuur zijn dan ook beschermd. Mochten ontwikkelingen maatschappelijk noodzakelijk zijn en ten koste gaan van bomen in de hoofdstructuur dan dienen deze bomen 1 op 1 gecompenseerd te worden elders in de hoofdbomenstructuur.

In Lent ziet de hoofdbomenstructuur er als volgt uit:

  • Prins Mauritssingel
  • Laauwikstraat
  • Visveldsestraat
  • Eikenlaan/Turennesingel
  • Bloemenstraat
  • Vossenpelsestraat
  • Smitjesland
  • Steltsestraat
  • Vrouwe Udasingel

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0005.png"

3.1.7 Natuurwaardenkaart

De wijze waarop in Nijmegen omgegaan wordt met de natuurwetgeving is nader uitgewerkt in de Richtlijn Natuur, die doorvertaald is naar de Natuurwaardenkaart (2005). Deze kaart is opgesteld om in één oogopslag duidelijk te maken waar zich strikt beschermde soorten en/of habitats bevinden binnen Nijmegen. Op basis van deze kaart kan een inschatting gemaakt worden in hoeverre binnen een gebied beschermde en bedreigde planten- en diersoorten voorkomen.

3.1.8 Groen in Lent

De groenbeleving van Lent wordt bepaald door de aanwezigheid van volgroeide laanbomen en groene percelen met woningen en enigszins door de (voormalige) agrarische en tuinbouw functies aan de oude linten. Wat sterk meespeelt in de groenbeleving van kern Lent, is de ligging in een groene omgeving. Deze is goed zichtbaar vanuit verschillende randen en historische linten. Binnen de kern zelf is er nauwelijks sprake van stevige en consequent doorgetrokken groenstructuren. Voor het groen binnen de kern geldt dat het zeer versnipperd, in de vorm van hofjes, groene veldjes, plantsoenen, wadi's, speelplekken en trapveldjes in de kern voorkomt. De groenplekken liggen nagenoeg allemaal temidden van verschillende woonbuurtjes en nauwelijks aan doorgaande wegen. De Laauwickstraat, Steltsestraat, Vrouwe Udasingel en Turennesingel zijn wat bomenstructuur betreft de duidelijkste. Verder zijn er her en der bomen te vinden maar deze maken geen onderdeel uit van de hoofdbomenstructuur.

Het te beheren groen wordt in Lent gedomineerd door zogeheten bloem- en kruidenweiden. Dat zijn grasvlakken die 2 á 3 keer per jaar worden gemaaid. Bloemen- en kruidenweiden zijn aanwezig als bermen langs de dijken en langs de sloten in de wijk. In de directe omgeving van de woningen wordt het gras veelal als maaigazon onderhouden. Lent telt in totaliteit 3.114 bomen. Heesters en rozenbeplanting komen in de woonstraten relatief weinig voor. Bovendien zijn er vanuit de Kern diverse groene uitloopgebieden in de omgeving zoals de uiterwaarden, park Lingezegen, Park van de Baron Boetzelaer, de te realiseren Landschapszone etc.

3.1.9 Groen in Visveld

In Visveld bestaat het groen enerzijds uit de doorgaande groene lijnen van de hoofdbomenstructuur en anderzijds uit verspreide groene plekken. Ten noorden van de Vrouwe Udasingel ligt een centrale groene zone in noord-zuid richting die uitloopt in een park. Ook ten zuiden van de Vrouwe Udasingel ligt een groter park en verspreid enkele kleinere parkjes/plantsoenen. De Turennesingel voegt eveneens groen toe aan de oostkant van de wijk.

3.1.10 Waardevolle bomen

Dit zijn individuele exemplaren die dusdanig waardevol zijn, dat specifieke bescherming gewenst is. Om de monumentale status te bepalen zijn meerdere criteria gehanteerd:

  • leeftijd (minimaal 50 jaar), conditie (levensverwachting minimaal 10 jaar) en habitus;
  • ruimtelijke betekenis voor de omgeving (sfeerbepalend, structuurbepalend, herkenningspunt);
  • cultuurhistorische betekenis;
  • ecologische betekenis, genetische waarde;
  • uitzonderlijk formaat, snoeiwijze e.d.

De groeicondities van deze monumentale bomen en boomgroepen worden in het bestemmingsplan veiliggesteld. Handboek Stadsbomen over monumentale bomen in bestemmingsplan:

  • belangrijke, beeldbepalende (en/of monumentale) bomen die wij op bestemmingsplanniveau willen beschermen, worden in het Raamwerk Bestemmingsplan opgenomen.
  • rondom de te beschermen boom wordt een boombeschermingszone ingetekend. Deze zone blijft gevrijwaard van bebouwing.

In de tijd dat het Waalspronggebied nog tot grondgebied van de gemeente Elst behoorde, heeft deze gemeente een bomenverordening (1995) opgesteld. Hierin zijn twee lijsten met waardevolle bomen opgenomen:

  • nationale lijst monumentale en waardevolle bomen;
  • lokale lijst monumentale en waardevolle bomen.

Binnen dit bestemmingsplan staan de volgende monumentale bomen:

Nationale lijst:

  • Griftdijk Zuid 119
  • Griftdijk Zuid 129
  • Pastoor van Laakstraat 36
  • Pastoor van Laakstraat 44

Lokale lijst:

  • Laauwikstraat 29
  • Pastoor van Laakstraat 24
  • Pastoor van Laakstraat 54

3.2 Water

3.2.1 Nationaal Waterplan

In het Nationale Waterplan (NWP) wordt het Rijksbeleid voor het waterbeheer vastgelegd. Dit NWP werkt door naar plannen van de provincies en waterschappen. In het NWP wordt gekozen voor de strategie: ”meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten". Dit waterplan werkt buitendijks door in de beleidslijn Grote Rivieren. De doelstelling specifiek voor stedelijk waterbeleid is:

  • bij ontwikkelingen van locaties in de stad neemt de hoeveelheid groen en water per saldo toe, waardoor het stedelijke watersysteem robuuster en klimaatbestendiger wordt;
  • bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad.

3.2.2 Beleidslijn Grote Rivieren

De Waal is aangewezen als verbindingswater voor vrachtscheepvaart en heeft daarmee een belangrijke economische functie. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is door het rijk de beleidslijn Ruimte voor de Rivier opgesteld. Deze beleidslijn is inmiddels vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Uitgangspunt is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Er gelden twee concrete doelstellingen:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
  • ontwikkelingen tegengaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning in het kader van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken nodig. Daarnaast is een goede afweging in het ruimtelijk spoor noodzakelijk om te voorkomen dat er bestemmingsplancapaciteit ontstaat voor activiteiten die niet, of slechts onder bepaalde voorwaarden, zijn toegestaan. De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en de rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van initiatieven.

Stroomvoerend regime

Voor de bedijkte rivieren (waaronder de Waal) geldt dat de dijk een harde grens vormt. Hierdoor is de ruimte die de rivier beschikbaar heeft voor de maatgevende afvoer ingesnoerd. Het gebied achter deze dijken loopt grote risico's bij overstroming of dijkdoorbraak. Voor het waarborgen van de veiligheid van de gebieden achter de dijken is het bij hoogwater van groot belang dat een vlotte afstroming gegarandeerd is. Obstakels in het rivierbed dienen te worden voorkomen. De verwachte toenemende rivierafvoeren vragen om meer (buitendijkse) ruimte, waar deze nu al schaars is in dit gebied. Dit vraagt om terughoudendheid bij het toestaan van nieuwe ontwikkelingen in het rivierbed. Voor bedijkte rivieren is het stroomvoerend regime van kracht.

Voor niet-riviergebonden activiteiten geldt een “nee, tenzij”- regime. Dat wil zeggen dat uitbreiding of vestiging van nieuwe, niet-riviergebonden activiteiten in principe niet mogelijk is, tenzij op basis van voorafgaand onderzoek kan worden aangetoond dat specifieke omstandigheden van toepassing zijn. Zo kan er sprake zijn van een groot openbaar belang of een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang. Ook is het denkbaar dat een activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.

3.2.3 Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel, 2008)

In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Uitvoering van het akkoord moet ertoe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is. In 2008 is dit NBW geactualiseerd en is aangegeven hoe we om moeten gaan met nieuwe klimaatscenario's. In 2012 moeten nieuwe normenstudies voor waterberging uitgevoerd worden. Ook zijn de doelen voor de waterkwaliteit (zie KRW) vastgelegd. De belangrijkste uitgangspunten:

  • het waterbeleid wordt gebaseerd op de stroomgebiedbenadering;
  • de watertoets als verplicht onderdeel van ruimtelijke ordeningsprocedures en de waterparagraaf is verplicht in ruimtelijke plannen;
  • de trits “vasthouden, bergen en afvoeren” als strategie voor het tegengaan van wateroverlast. Hoger gelegen en/of bovenstrooms gelegen gebieden mogen niet langer hun waterproblemen afwentelen op lagergelegen, benedenstroomse gebieden.

Bestuursakkoord Waterketen

In 2005 heeft het kabinet besloten de doelmatigheid en de transparantie van de waterketen te verbeteren via de "bottom-up"-benadering. In 2007 hebben het Rijk en de koepelorganisaties IPO, UVW, VNG en WAVIN (drinkwaterbedrijven) het Bestuursakkoord Waterketen ondertekend. In de praktijk betekent dit dat in 2009 voor elke afvalwaterzuiveringsinstallatie en de aangesloten riolering een optimalisatiestudie moet zijn uitgevoerd. Dit is in Nijmegen gebeurd. De afspraken die hieruit volgen moeten worden vastgelegd in een bestuurlijke overeenkomst (Afvalwaterakkoord), waarin partijen hun rol in de waterketen kenbaar maken.

3.2.4 Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

Deze Europese richtlijn en de later daaraan toegevoegde "dochterrichtlijn" Grondwater geven de beleidsregels aan voor het bereiken van een goede chemische en ecologische waterkwaliteit in alle oppervlaktewateren en het grondwater in Europa. Er wordt een onderverdeling gemaakt in Waterlichamen (waarover gerapporteerd wordt aan Brussel) en Overige wateren, waaronder alle stedelijke wateren van Nijmegen vallen. Nijmegen valt binnen Stroomgebied Rijn-West en daarbinnen weer in het beheergebied van waterschap Rivierenland. De Waal is ook een waterlichaam binnen dit stroomgebied, waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is.

Door het waterschap zijn gebiedsprocessen georganiseerd. De resultaten zijn verwoord in zeven gebiedsplannen. Daarin zijn de maatregelenpakketten (met resultaatsverplichting) en bijbehorende kosten en planningen aangegeven.

3.2.5 Waterwet

Op 22 september 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet integreert en moderniseert een achttal bestaande wetten en regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet maakt de taken en bevoegdheden van de verschillende overheden (Waterschap, Rijkswaterstaat, provincie en gemeente) duidelijk. Met de Waterwet is tenslotte een vergunning aanvragen gemakkelijker geworden. Er hoeven geen afzonderlijke vergunningen meer te worden aangevraagd op basis van verschillende wetten, maar nog slechts één watervergunning. In de wet zelf is geregeld wie in voorkomende gevallen de Watervergunning voor een activiteit verleent, daarbij geadviseerd door het andere bevoegde gezag. Eén van die wetten die de Waterwet samenvoegt, is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) voor zover het de 'natte/ water' onderdelen van die wet betreft. Waar Rijkswaterstaat voorheen in het rivierbed vergunningen verleende op grond van de Wbr, doet zij dat nu op grond van de Waterwet en de daaruit voortgekomen besluiten. Dit betekent dat zowel het Waterschap (waterkering) als Rijkswaterstaat (hoogwaterafvoer/waterkwaliteit/ rivierbeheer) haar belangen toetst op grond van de Waterwet.

3.2.6 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het provinciale waterplan is opgesteld in 2009. In het plan wordt het rijks- en provinciaal waterbeleid doorvertaald naar een beleidskader voor gemeenten en waterschappen. Het bevat de doelstellingen en uitgangspunten voor de korte en lange termijn. Met name voor de Ruimte voor de Rivierprojecten, zoals de Dijkteruglegging Veur-Lent, is beleid aangegeven. Ook de uiterwaarden zijn genoemd, maar dit overlapt met het natuurbeleid voor die gebieden. Door functietoekenning worden deze doelstellingen gekoppeld aan het ruimtelijk ordeningsspoor en verkrijgen de aangewezen gebieden bescherming. De beleidslijnen hebben vooral betrekking op het landelijke gebied en spelen weinig op Nijmeegs grondgebied, m.u.v. de maatregelen in het rivierengebied:

  • waarborgen veiligheid tegen overstromingen;
  • realiseren van de kwantitatieve wateropgave in 2015, zoals vastgelegd in de provinciale verordening;
  • verbeteren van de (ecologische) waterkwaliteit zoals vastgelegd in de (deel) stroomgebiedplannen;
  • verbeteren van de watercondities ten behoeve van natte natuur (Natura 2000, TOP-lijst gebieden).

3.2.7 Waterbeheerplan 2010-2015

Het Waterbeheerplan beschrijft de hoofdlijnen voor alle watertaken van het Waterschap Rivierenland (waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en zuivering afvalwater) in deze planperiode. Ook wordt een doorkijk gegeven naar het jaar 2027 in verband met de doelstellingen voor de waterkwaliteit vanuit KRW. Hiervoor worden watergangen verbreed, natuurvriendelijke oevers aangelegd, de hoeveelheid meststoffen verminderd en de rioolwaterzuiveringsinstallaties efficiënter gemaakt. De eerste drie maatregelen spelen op Nijmeegs grondgebied pas na 2015 (behoudens eerdere aanleg van natuurvriendelijke oevers).

Voor de waterketen lopen specifieke optimalisatietrajecten samen met gemeente en Rijkswaterstaat. Ook zal gewerkt worden aan het afsluiten van een afvalwaterakkoord tussen deze partijen. Doel van het waterschap is om schoonregenwater en gebiedsvreemd (grond)water uit de riolering, zoveel mogelijk te weren. Hierdoor wordt overbelasting van de rioolwaterzuiveringsinstallaties en het overstorten naar oppervlaktewater voorkomen.

In het stedelijke gebied lopen gezamenlijke acties voor vergroting van de waterberging en aanleg van natuurvriendelijke oevers in het kader van ons eigen waterplan Nijmegen 2001 (zie hieronder). De belangrijkste beleidswijziging is een andere waterbergingsnorm voor bestaand en nieuw stedelijk gebied. Dit moet in de watertoets worden meegenomen. Doelstelling van het waterschap is om haar beheersgebied in 2015 klimaatbestendig te hebben op basis van de huidige klimaatscenario's.

3.2.8 Keur op de waterkeringen en wateren Waterschap rivierenland (2006)

Deze keur is gebaseerd op de Waterstaatswet, de wet op de waterhuishouding en de Waterstaatswet 1900. De keur ziet dus toe op de uitoefening van de natte waterstaatszorg door waterschappen. De keur stelt regels in het belang van de waterkeringzorg en het waterkwantiteitsbeheer. De waterkwaliteitszorg is geen onderwerp van deze regeling, wat betreft de regulering van lozingen van schadelijke of verontreinigende stoffen op oppervlaktewater (bescherming van de fysisch/chemische waterkwaliteit). De Waterwet (voorheen de WVO) regelt dit.

3.2.9 Waterplan 2001 (voor gebieden ten zuiden van de Waal en kern Lent)

Het Waterplan Nijmegen vormt voor de Nijmeegse waterpartners (gemeente Nijmegen, waterschap Rivierenland, Rijkswaterstaat, provincie Gelderland, Vitens) de inhoudelijke en procesmatige basis voor het samen werken aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving tegen de laagst maatschappelijke kosten. Het plan geeft vanuit een lange termijn visie (50 jaar) een beschrijving van het totale waterbeleid voor de middellange termijn (15 jaar) met een programma voor de eerste 5 jaar. Belangrijke doelstellingen zijn:

  • optimalisatie van de waterbeheerketen;
  • gezond maken van de stadswateren;
  • afkoppelen van regenwater op een liefst zichtbare wijze;
  • bevordering van het waterbewustzijn bij de Nijmegenaren.

3.2.10 Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (WIW)

Het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem voor de gehele Waalsprong. De uitgangspunten en hoofdcontouren van dit watersysteem zijn vastgelegd in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009, d.d. 20 november 2009 met kenmerk 9T9874.A0. Het WIW 2009 is op 26 januari 2010 door het College Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijmegen vastgesteld. Op 24 februari 2010 volgt de ondertekening door GEM, Waterschap Rivierenland en Gemeente Nijmegen.

Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is gekozen voor een duurzame ontwikkeling met zoveel mogelijk zichtbaar water van hoge kwaliteit. De leefomgeving van de bewoners van de Waalsprong wordt mede bepaald door de aanwezige vijvers en de zichtbaar afvoerende regenwatersystemen. Uitgangspunt is dat, door de aanleg van grote waterbergingsgplassen, de Waalsprong haar eigen waterafvoer verzorgd. De plassen bieden in natte perioden ruimte voor opslag van regenwater en verschaffen in droge perioden de mogelijkheid om de watersingels op peil te houden en de doorstroming te bevorderen. Het WIW heeft twee doelen:

  • het plan is de grondslag voor bestuurlijke afstemming tussen betrokken partijen over de waterhuishoudkundigeinrichting voor de Waalsprong;
  • het plan geeft de kaders weer voor de inrichting van het watersysteem in deelplannen.

Een nevendoel van het WIW is gelegen in het feit dat in het verleden geen watertoetsprocedure is doorlopen bij het opstellen van de diverse plannen en de MER-procedure. Door het opstellen van het WIW, dat als beleids- en inrichtingsplan door gemeente en GEM Waalsprong in samenwerking met het waterschap is opgesteld, wordt dat ontbrekende deel van het toetsingsprocesingehaald. Voor de globale plannen is dat voldoende, voor de detailplannen zal in de waterparagraafsteeds aanvullende informatie moeten worden geleverd.

3.3 Cultuurhistorie En Archeologie

3.3.1 Cultuurhistorie

De erkenning van het maatschappelijke belang van het cultuurhistorische erfgoed heeft er in Nijmegen voor gezorgd, dat cultuurhistorie een volwassen discipline is geworden in de ruimtelijke inrichting. De cultuurhistorische component is zelfs een belangrijke onderlegger bij de inrichting van de stad. Die gedachte is bepalend geweest voor de Kadernota Beeldkwaliteit uit 2003. De nota beschrijft wat de ingrediënten zijn voor de typisch Nijmeegse beeldkwaliteit en hoe de gemeente deze wil stimuleren. De bijzondere historische gelaagdheid van de Nijmeegse identiteit is daarbij van uitzonderlijk belang. En door de cultuurhistorie ontwikkelingsgericht in te zetten als ontwerpinstrument “kunnen specifieke kwaliteiten en waarden van een plek worden aangegrepen om een nieuw plan te verankeren binnen het 'verhaal van de stad'”, zo stelt de Kadernota Beeldkwaliteit.

Ook het nationale Belvedere-beleid kan als belangrijk kader worden gezien als het gaat om ruimtelijke vraagstukken. In de Nota Belvedere wordt aangegeven dat cultuurhistorie een belangrijke drager is voor ruimtelijke ontwikkelingen en als inspiratiebron kan worden gebruikt.

In het geval van de Waalsprong zijn verschillende historische lagen van belang, zoals de laag van de historische wegen- en waterstructuren, van de vestingwerken en die van de historische dorpsstructuren van Lent.

In de loop van de tijd is er al herhaaldelijk cultuurhistorisch onderzoek gedaan naar Nijmegen noord. De resultaten zijn onder meer neergelegd in het document “Het land over de Waal” van het Gelders genootschap (januari 1995), de MER Waalsprong 2002 en de beschrijving en conceptkaart van de Cultuurhistorische waardenkaart. In het geval van de Waalsprong zijn verschillende historische lagen van belang, zoals de laag van de historische wegen- en waterstructuren, van de vestingwerken en die van de historische dorpsstructuren van Lent. In 2009 is in het kader van het project Ruimte voor de Waal een beschrijving van de historische identiteit van het projectgebied Dijkteruglegging Lent samengesteld, onder de titel “Cultuurhistorie langs de dijk”. Tenslotte is het gemeentelijk en rijksmonumentenbeleid van toepassing op enkele objecten in dit gebied. Er is geen beschermd dorpsgezicht in Lent aanwezig.

3.3.2 Cultuurhistorische waarden Waalsprong

Voor het gehele Waalspronggebied heeft een inventarisatie van de belangrijkste cultuurhistorische waarden plaatsgevonden. Op de inventarisatiekaart zijn lijnvormige elementen als historische wegen, waterlopen en het tracé van de Waaldijk aangegeven. Daarnaast zijn gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde aangeduid, waaronder de dorpskern van Lent, de uiterwaarden van de Waal en het dorp Ressen.

3.3.3 Cultuurhistorische waarden kern Lent

In het bestemmingsplangebied zijn de volgende cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig:

  • in het algemeen de nog duidelijk zichtbare historische gelaagdheid van het dorpsgebied; de ontwikkeling en de groei van de nederzetting zijn in het wegenpatroon, de aard en de uiteenlopende ouderdom van de bebouwing nog goed afleesbaar;
  • de oude historische hoofdstructuur van het dorp, waarin de laatmiddeleeuwse wegenstructuur, zoals bekend van de 16de-eeuwse plattegrond van Jakob van Deventer nog volledig herkenbaar is; een deel van die wegenstructuur gaat zelfs terug op veel oudere achter- en dwarskadenstructuren;
  • het karakter van deze wegen, met daaraan verspreid staande lintbebouwing, is typerend voor de historische ontwikkeling van het gebied. Kenmerkend zijn de lange bebouwingslinten, die van buitenaf het dorpsgebied inlopen en tot aan de kern reiken en de hier langs gelegen verkavelingsstructuren;
  • het tracé van de Griftdijk Zuid en de Pastoor van Laakstraat, als herinnering aan de dijkstructuren langs de gedempte Grift. Deze structuren hebben een vroeg 17de-eeuwse oorsprong, waarbij de Griftdijk mogelijk terug gaat op een nog oudere structuur;
  • de midden 20ste-eeuwse toevoegingen aan de dorpsstructuur, met name het wederopbouwplan ten oosten van de Schoolstraat;
  • de “historische kern” van Lent tussen Pastoor van Laakstraat en Schoolstraat, bestaande uit een cluster van karakteristieke dorpswoningen, de twee kerken met kerkhoven en het St.Josephklooster;
  • het kleinschalige karakter van het dorp, waarin de fijne korrelgrootte overheerst, met voornamelijk grondgebonden woningen; in diverse panden leeft de agrarische achtergrond van het dorp voort;
  • diverse gemeentelijke en rijksmonumenten:
    1. 1. De in oorsprong middeleeuwse hervormde kerk Pastoor van Laakstraat 30 (RM)
    2. 2. met de naast gelegen voormalige pastorie Pastoor van Laakstraat 28 (GM)
    3. 3. de neogotische parochiekerk Onze Lieve Vrouw Geboorte uit 1877-1879 aan de Pastoor van Laakstraat 42 (GM)
    4. 4. het grote woonhuis Griftdijk Zuid 89-91 (GM)
    5. 5. het T-vormig opgezette huis Griftdijk Zuid 101 (GM)
    6. 6. de villa Griftdijk Zuid 119 (GM)
    7. 7. het woonhuis Griftdijk Zuid 121 (GM)
    8. 8. de grote T-boerderij met schuren Laauwikstraat 40-42 (GM)
    9. 9. de boerderij Laauwikstraat 47 (GM)
    10. 10. het voormalige St.Josephklooster aan de Schoolstraat 5-55 (GM)
    11. 11. de hallehuisboerderij Steltsestraat 24 (GM)
    12. 12. de voormalige school, thans dubbel woonhuis Tuinstraat 2-4 (GM)
  • diverse (nog) niet beschermde objecten met cultuurhistorische waarde, te weten:
    1. 1. Bloemhof 14-32
    2. 2. Griftdijk Zuid 77-79
    3. 3. Griftdijk Zuid 89-91
    4. 4. Griftdijk Zuid 93
    5. 5. Griftdijk zuid 125
    6. 6. Griftdijk Zuid 131
    7. 7. Laauwikstraat 9
    8. 8. Laauwikstraat 22
    9. 9. Laauwikstraat 28-34
    10. 10. Molenpad, oude tuinmuur, 19de eeuw
    11. 11. Pastoor van de Laakstraat 50-52
    12. 12. Pastoor van de Laakstraat 54
    13. 13. Pastoor van de Laakstraat 58-60
    14. 14. Pastoor van de Laakstraat, begraafplaats bij Hervormde kerk
    15. 15. Schoolstraat 12
    16. 16. Steltsestraat 7-9
    17. 17. Steltsestraat 12
    18. 18. Steltsestraat 14a
    19. 19. Steltsestraat 18
    20. 20. Steltsestraat 39
    21. 21. Tuinstraat 5
    22. 22. Wouter Reynderstraat 2-4
    23. 23. Weverstraat 37

Deze opsomming heeft juridisch gezien geen betekenis en heeft ook geen gevolgen voor de desbetreffende panden. De opsomming is bedoeld om een indruk te geven van cultuurhistorisch gezien waardevolle panden, die echter (nog) niet beschermd zijn. Wellicht dat enkele van genoemde panden in de toekomst wel een wettelijke bescherming krijgen, maar op dit moment is daarvan geen sprake.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0006.png"Rijksmonumenten (rood) en gemeentelijke monumenten (geel) in de kern van Lent.

3.3.4 Archeologie

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met het Verdrag van Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaand aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische gebieden/terreinen en hun waardering zijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0007.png"

Archeologische beleidskaart

3.3.5 Archeologische waarden

Het zuidelijke deel van het plangebied (Kern Lent ) ligt voor het overgrote deel in een gebied met een zeer hoge archeologische waarde (waarde 3). Alleen de westelijke rand van dit zuidelijk deel ligt in een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch belang(waarde 1).

Het noordelijk deel van het plangebied (Visveld) heeft grotendeels waarde 1 gekregen. Slechts een relatief kleine zone langs de Acacialaan is aangeduid met waarde 3.

Op terreinen/gebieden met een zeer hoge archeologische waarde (waarde 3) geldt dat de archeologische waarden in de bodem bewaard moeten blijven. Als dit, na afweging van alle belangen niet mogelijk blijkt, dient er archeologisch onderzoek plaats te vinden.

Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang (waarde 1) krijgen geen aanduiding in het bestemmingsplan. De archeologische maatregelen kunnen via een erfgoedverordening worden geregeld. Een dergelijke verordening is nog niet operationeel.

3.3.6 Archeologisch belang

Het gebied van Kern Lent kan beschouwd worden als een conglomeraat van bewoningsplaatsen en vermoede grafvelden uit verschillende perioden. Het grootste deel ervan gaat schuil onder de bestaande bebouwing. De hierna te noemen overblijfselen zijn in meerderheid aan het licht gekomen bij opgravingen en waarnemingen die vanaf 1998 aan de rand van het bebouwde gedeelte van Lent zijn uitgevoerd, na een verkennend onderzoek van archeologisch adviesbureau RAAP. In de jaren '70 waren echter al belangrijke ontdekkingen gedaan bij de aanleg van de Azaleastraat, en een decennium later bij waarnemingen in de oude kern van het dorp.

Het archeologisch belang kan moeilijk overschat worden. Het gebied herbergt een bewoningsgeschiedenis die voor Betuwse begrippen ongewoon langdurig is geweest, mogelijk ononderbroken vanaf ca. 1000 v.Chr. tot heden. Enkele bewoningsfasen verdienen daarbij bijzondere aandacht. Ten eerste de vroege ijzertijd. De voor Nederlandse begrippen ongewone skeletgraven uit die tijd houden de mogelijkheid open dat het hier om immigranten gaat, met name uit het Duitse midden-Rijngebied. De uitvoering van de nog niet ontdekte behuizingen uit die tijd kan voor extra aanwijzingen over de herkomst van deze gemeenschap zorgen.

Een andere periode die extra aandacht verdient is de Romeinse tijd. Met name door het gebouw in de Azaleastraat roept Lent voor die periode het beeld op van een burgerlijke vicus, een nederzettingstype dat gewoonlijk een dorpje met een ambachtelijk karakter, tevens een uitspanning voorstelt. De verkeersgeografische situatie van Lent, nabij de oversteek van de Waal, richting Elst en Meinerswijk (gemeente Arnhem), vormt in ieder geval een gunstige voorwaarde voor het ontstaan van een vicus. Een andere mogelijkheid is dat zich in Lent een agrarisch bedrijf naar Romeins model (villa) bevond. De weinige bekende gebouwen van het type Azaleastraat zijn namelijk verder slechts aanwijsbaar op villaterreinen. Tot nog toe zijn er in de Betuwe, en zeker in de oostelijke helft daarvan, geen vindplaatsen die duidelijk op de aanwezigheid van een villa duiden, een geheel andere situatie dan aan de zuidzijde van de Waal. Nader onderzoek kan op zijn minst het karakter van de nederzetting onthullen. Er is gerede kans dat daarbij ook de te verwachten hoofdweg naar Elst en de Rijn aan het licht komt.

Zowel de aanwezigheid van een vicus als die van een villa zou, samen met de gunstige situering, kunnen verklaren waarom Lent een markante uitzondering vormt op het beeld dat de bewoning in het gebied van de Waalsprong tijdens de 3e eeuw sterk afneemt en tot in de late middeleeuwen op een laag pitje blijft staan. Het moet echter nog bepaald worden of de bewoningscontinuïteit ook geldt voor de fase rond 300 n.Chr., terwijl ook de 5e en de 6e eeuw tot nog toe slechts door beperkte aantallen vondsten vertegenwoordigd zijn. Wel komen er steeds meer aanwijzingen dat de kern van Lent toen niet alleen bewoond was, maar dat zich daar een vroeg-Merovingische elite ophield.

Van de in graven aangetroffen elite uit de laat-Merovingische periode is de woonplaats nog niet bekend, net zo min als de standplaats van de vroegste kerk. Van beide elementen kunnen in het terrein nog resten aanwezig zijn.

Uiteraard omvatten de nog te verwachten bodemsporen tevens de sleutel tot de levenswijze en boven-lokale contacten van de bevolking in de achtereenvolgende bewoningsperioden, net zo goed als bv. de sociale verscheidenheid in de gemeenschap.

De waarde van de zone langs de Acacialaan wordt bepaald door de vondsten die direct ten westen van dit gebied zijn aangetroffen. Daar zijn vanaf 2002 door Bureau Archeologie en Monumenten diverse proefsleuven aangelegd. Vervolgens zijn plaatselijk ook vlakdekkende opgravingen verricht. Daarbij is duidelijk geworden dat her en der bewoningssporen voorkomen die stammen uit de overgangsperiode van bronstijd naar ijzertijd.

De activiteiten speelden zich deels af in de veelal droogstaande bedding van een restgeul die indertijd nog een diepte van ca. 2 m had. Een opmerkelijke vondst in dit verband is een in de restgeulbedding gegraven kuil die een kommetje met oor bevatte. De kuil kan als waterput zijn gebruikt. Zeker uit de vroege ijzertijd dateert een grafveld met een combinatie van skeletgraven en crematiegraven, een combinatie die in Nijmegen-Noord al op verschillende terreinen is vastgesteld, maar op landelijke schaal gezien nog steeds uitzonderlijk mag heten.

Tegen de bestaande kern van Lent aan is een omgracht boerenbedrijf van omstreeks de 11e eeuw na Chr. (late middeleeuwen) onderzocht. Het is de oudste boerenhoeve uit de periode na de Romeinse tijd die uit Lent bekend is.

Een opmerkelijke vondst uit de tussengelegen periode is een met almandijn ingelegd gouden zwaardschedebeslag dat als incidentele vondst uit de periode rond 500 na Chr. dateert (vroege middeleeuwen).

  • Het gebied met waarde 3 (gebied van zeer hoge archeologische waarde) bevat archeologische resten die behoudenswaardig zijn. De aanvrager van een omgevingsvergunning (sloop- bouw- en/of aanlegactiviteiten) dient aan te tonen dat het archeologisch bodemarchief en de bouwhistorische waarden niet zullen worden aangetast.
  • Indien de archeologische en bouwhistorische waarden niet kunnen worden beschermd, dient er archeologisch en bouwhistorisch onderzoek plaats te vinden voorafgaand aan sloop- en graafwerkzaamheden.
  • Aan dit onderzoek dient een door de gemeente Nijmegen goedgekeurd Programma van Eisen ten grondslag te liggen.
  • De kosten van dit onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).
  • In BP krijgt het gebied aangeduid met waarde 3, de dubbelbestemming 'gebied van zeer hoge archeologische waarde'
  • Bevoegd gezag (gemeente Nijmegen) houdt toezicht op de werkzaamheden. Indien het onderzoek door derden wordt uitgevoerd, zal het Bureau Archeologie en Monumenten gemeente Nijmegen directievoerend optreden. De kosten hiervan liggen bij de initiatiefnemer.

Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen melding te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze melding dient te gebeuren bij de minister van OCW dan wel bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

3.4 Beeldkwaliteit

Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit

In juni 2004 is de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit vastgesteld door de gemeenteraad van Nijmegen. In dit document zijn de toetsingscriteria opgenomen die het beleidskader vormen bij de toetsing van concrete bouwplannen. In de Uitwerkingsnota wordt de identiteit van een bepaald gebied beschreven en worden aan elk gebied bepaalde toetsingscriteria verbonden. Voor dit gebied geldt dat het een herstructurerings- en revitaliserings gebied betreft. Mede hierdoor kan dit gebied niet getoets worden aan de criteria die gekoppeld zijn aan de benoemde bouwstenen voor dit gebied. Wel kan worden opgemerkt dat er sprake is van een bijzonder toetsingsniveau.

Beleidskader Kunstopdrachten

De gemeente Nijmegen bouwde in de loop der jaren aan een uitgebreide verzameling van kunstwerken in de buitenruimte. In deze collectie zijn de verschillende tendensen en stromingen uit de kunstgeschiedenis terug te vinden. De collectie komt tot stand door toepassing van de Percentageregeling Beeldende Kunst. Jaarlijks wordt gewerkt aan de uitbreiding van de collectie met nieuwe opdrachten aan kunstenaars. Daarbij wordt steeds meer gewerkt vanuit de gedachte dat deze opdrachten bijdragen aan:

  • de zichtbaarheid en positie van kunst in de dagelijkse leefomgeving;
  • de kwaliteit en beleving van de stedelijke inrichting;
  • de identiteit van de stad.

Het kunstopdrachtenbeleid voor de periode 2008-2010 is vastgesteld in de notitie 'INbeelden, kunst in de openbare ruimte, gemeente Nijmegen'. Daarin wordt het accent gelegd op twee sporen. Enerzijds het realiseren van grootschalige, gewaagde en spraakmakende kunstwerken; anderzijds het stimuleren van particulier initiatief op het gebied van kunstopdrachten in de openbare ruimte.

Nijmegen heeft inmiddels een lange traditie en een bijzondere collectie op het gebied van kunst in de buitenruimte. Het beleid is erop gericht deze buitenruimtecollectie uit te breiden en de kwaliteit en beleving van de buitenruimte te bevorderen. Daarnaast is de opgebouwde kunstverzameling het middel bij uitstek om mensen gevraagd en ongevraagd met uitingen van kunst en cultuur te confronteren. De komende jaren blijft het streven naar artistiek-inhoudelijke kwaliteit de kernvraag bij elke opdracht. Verder is de inzet voortaan niet alleen in permanente maar ook in tijdelijke kunstwerken te investeren.

De nieuwe plannen concentreren zich op de volgende locaties: de Hessenberg (pleintje naast het Oude Weeshuis), de Waterkering (ter hoogte van het labyrint), een tijdelijk project in de directe omgeving van Museum Het Valkhof, een tijdelijk project in het dijkterugleggingsgebied, aan de Prins Mauritssingel ter hoogte van het voormalige Philipsgebouw en de toekomstige onderdoorgang voor fietsers en voetgangers, aan het uiteinde van het nieuwe stadsbrugtracé bij de aansluiting van de Energieweg op de Neerbosscheweg en in Park West waar bestaande kunstwerken in een beeldenpark zullen worden ondergebracht.

Beheerkwaliteit: Uitwerkingsplan IBOR-beleid: Inzicht in de toekomstige beheeropgave Waalsprong

Integraal Beheer van de Openbare Ruimte (IBOR) gaat uit van een gebiedsgerichte benadering van de openbare ruimte. Het uitgangspunt is dat ieder stukje openbare ruimte een inrichting én beheer moet hebben dat is afgestemd op de karakteristiek en het feitelijke gebruik van die openbare ruimte. Het Uitwerkingsplan |BOR-beleid: inzicht in de toekomstige beheeropgave Waalsprong (door de raad vastgesteld op 11 mei 2005) werkt het IBOR-beleid uit voor de nieuwe openbare ruimte van de Waalsprong en maakt inzichtelijk wat de gevolgen hiervan zijn voor de organisatie en financiering van het beheer en onderhoud van Nijmegen. Daarnaast heeft deze uitwerking een belangrijke functie om de randvoorwaarden voor de openbare ruimte en het toekomstig beheer gedurende het planvormingsproces te waarborgen: beheerbewuste planvorming.

Werkboek Buitenruimte Waalsprong deel 1 en deel 2

Voor de planontwikkeling van de Waalsprong is daarnaast een document (Werkboek Buitenruimte Waalsprong deel 1 en deel 2) opgesteld waarin de inrichting van de openbare ruimte vanuit een overallvisie wordt behandeld en gedefinieerd. Het doel van dit werkboek is te komen tot een gedifferentieerde en gevarieerde openbare ruimte passend binnen de financiële marges van de grondexploitaties. Tevens behandelt het werkboek de technische kwaliteitseisen en normeringen zoals die in Nijmegen worden gehanteerd. De gemeente Nijmegen is de toekomstige beheerder van de ingerichte en gerealiseerde openbare ruimte. Vanuit deze rol wil de gemeente sturing geven aan de te maken keuzes en de kwaliteit bewaken. Dit werkboek geldt voor de gehele Waalsprong inclusief de ingerichte en gerealiseerde openbare ruimte maar exclusief het oude dorp Lent. Het oude dorp Lent valt onder het Handboek inrichting Openbare ruimte. De gemeente Nijmegen heeft het Werkboek samen met GEM Waalsprong opgesteld. Deel 1 en 2 zijn vastgesteld door het College van B&W op 11 mei 2004. Deel 2 is inmiddels geactualiseerd en op 2 december 2008 opnieuw vastgesteld door het College.

3.5 Economie

3.5.1 Detailhandel

Detailhandelstructuur Nijmegen Noord (maart 2005)

In 2004 is er een (distributie-planologisch) onderzoek gedaan naar de gewenste detailhandelsstructuur in de Waalsprong. Het rapport heet Waalsprong Nijmegen, Advies Detailhandelsstructuur en is opgesteld door Droogh Trommelen Broekhuis. In het rapport is per deelgebied een analyse gemaakt van de grootte van het winkelcentrum in bedrijfsvloeroppervlak (bvo) en de gewenste functie van de verschillende centra. Op 15 maart 2005 heeft het college de gewenste detailhandelsstructuur voor Nijmegen-Noord vastgesteld. Dit houdt in:

  • qua typologie/karakteristiek een hoofdwinkelcentrum in het Centrumgebied (Citadel), een nieuw buurtwinkelcentrum in Oosterhout en een fullservicesupermarkt annex klein buurtwinkelcentrum in Lent-Oost (bestemmingsplan Laauwik biedt de mogelijkheid voor een supermarkt van 1500 m2, via vrijstelling 1800 m2);
  • een omvang van 20.000 m² bvo voor het hoofdwinkelcentrum (marge van circa 3.000 m² naar boven en beneden (afhankelijk van o.a. goede bereikbaarheid, lay-out winkelcentrum en marktomstandigheden)), van circa 3.000 m² bvo voor het nieuwe buurtwinkelcentrum in Oosterhout en van 1.500 - 1.800 m² bvo voor de fullservicesupermarkt/het kleine buurtwinkelcentrum in Lent-Oost;

3.5.2 Buurteconomie

Een van de speerpunten van het Nijmeegse economische beleid is het terugbrengen van economische activiteiten naar de stad én de wijken. Hierbij gaat het met name om de vestiging van kleinschalige (ambachtelijke) ondernemingen en het stimuleren van starters. Ruimtelijk kan dit zich uiten in:

  • ondernemen in / aan huis (met een maximum van 50 m2 oppervlakte);
  • behoefte aan woon-werkpanden;
  • economische herontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid.

De aard en omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij de functie van de directe omgeving (wonen) en de behoefte. Gedacht dient te worden aan ambacht, nijverheid, financiële en zakelijke dienstverlening.

3.5.3 Kleine kantoren

Met betrekking tot kleinschalige kantoren geldt het beleid zoals vastgesteld in 2001. In dat raadsbesluit is vastgelegd de vraag naar kleinschalige kantoren als volgt te accommoderen:

  • tot 1.000 m² toestaan langs singels en hoofdradialen in Nijmegen;
  • tot 1.500 m² kan in het kader van behoud van waardevolle panden een omzetting naar kantoorbestemming plaatsvinden;
  • tot 500 m² is een kantoorvestiging overal toegestaan.

Voor dit plangebied geldt met name de laatste regeling voor kleinschalige kantoren tot 500 m². Voor de vraag tot 500 m2 kan worden voorzien in woonwijken. Hierbij dient een afweging te worden gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk gelet op verkeersdruk, parkeerdruk, milieuwetgeving, etc. Vertrekpunt is het beperkten van de overlast voor de buurt. Het is niet toegestaan om woningen volledig als kantoor te gebruiken, maar een kantoor aan huis is (onder beperkende voorwaarden) wel mogelijk.

3.5.4 Horeca

Met betrekking tot horeca is in de Horecanota 'Eten en drinken in Nijmegen', een ruimtelijk-economische visie op de Nijmeegse horeca (januari 2006), een onderscheid gemaakt tussen horeca in het stadscentrum en horeca buiten het stadscentrum. Horeca in Nijmegen Noord valt in deze laatste categorie. De beleidslijn voor de horeca voor de Nijmeegse wijken buiten het stadscentrum is steeds geweest dat horeca de ruimte krijgt, mits het een aanvulling betreft op het bestaande aanbod en gericht is op de bewoners van die wijk.

Voor ondersteunende horeca buiten het stadscentrum wordt door de gemeente een aparte beleidslijn gehanteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteunende horeca bij food-detailhandel, ondersteunende horeca bij non-food-detailhandel en ondersteunende horeca bij bijzondere en recreatieve doeleinden.

Voor ondersteunende horeca bij bijzondere en recreatieve doeleinden geldt voorts dat:

  • de horeca-activiteit ondergeschikt dient te zijn aan de hoofdactiviteit;
  • openingstijden aangepast dienen te zijn aan openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • toegang tot horeca-activiteit uitsluitend via de hoofdactiviteit plaats mag vinden;
  • in het pand een vrij toegankelijke sanitaire ruimte aanwezig is;
  • voor de horeca-activiteit geen aparte reclame mag worden gemaakt.
  • het aantal m² ondersteunende horeca mag niet meer dan 10% van de totale oppervlakte van de hoofdfunctie bedragen. Voor sporthallen (12%) en sportvelden (150 m² voor één veld, 75 m² voor elk volgend veld met een maximum van 375 m²) gelden andere maten.

3.5.5 Hotelonderzoek

Uit het hotelonderzoek van de gemeente Nijmegen uit 2008 komt naar voren dat er ruimte is op de Nijmeegse hotelmarkt voor nieuwe initiatieven. Dit heeft er toe geleid dat er een algemene beleidslijn voor hotels is vastgesteld om de komst van nieuwe hotels in Nijmegen mogelijk te maken.

3.6 Wonen

3.6.1 Regionaal Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020

Het Regionaal Plan van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen 2005-2020 (vastgesteld door GS op 27 februari 2007) bevat een woningbouwcontour. Binnen deze contour bepalen gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. Buiten de contouren bestaan specifieke randvoorwaarden.

3.6.2 Woonvisie Nijmegen 2009-2020

Een goed woonklimaat is de basis voor een leefbaar, sociaal en vitaal Nijmegen. Als gemeente bouwen we geen woningen. Bij de gemeente gaat het om het stellen van de inhoudelijke en procesmatige kaders om de gewenste uitkomsten te bereiken. Hiervoor heeft Nijmegen de Woonvisie Nijmegen 2009-2020; Wonen Leeft! opgesteld. Hierin is een aantal uitgangspunten voor het wonen geformuleerd:

  • Nijmegen wil een ongedeelde stad zijn. Daarom werken we aan een gedifferentieerd woningaanbod op stedelijk niveau met meer variatie op wijkniveau en homogeniteit op straatniveau. Belangrijk uitgangspunt hierin is de realisatie van levensloopgeschikte wijken;
  • De gemeente wil bewoners binden. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken, met daarbij de volgende accenten: voldoende goedkope woningen voor lage inkomens, vasthouden van middenklassen en sociale stijgers, kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken.

3.6.3 Wonen en zorg in Lent / Visveld

De gemeente Nijmegen vindt het noodzakelijk de Waalsprong zo in te richten dat ook ouderen en mensen met een functiebeperking er kunnen wonen zo lang men wil. Daarvoor moeten er woonservicegebieden ingericht worden. In de woonservicegebieden wordt getracht om in combinatie met zorggerelateerde functies mensen met een fysieke, verstandelijke of psychische handicap zoveel en zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Dat betekent dat er geschikte woningen gebouwd moeten worden en dat er in de directe omgeving infrastructuur moet zijn voor de levering van zorg- en welzijnsdiensten. Deze diensten worden geleverd en gecoördineerd vanuit een 'zorgstation'. Voor wonen en zorg is het uitgangspunt drie wijkservicepunten met meerdere steunpunten. Dit wordt nu actief opgepakt door de Stichting Maat. Gepland staan nu drie servicewijken: Lent, Centrumgebied en Oosterhout, verdeeld in vijf zorggebieden. Daarmee kan dit nieuwe stadsdeel ook een goed woonmilieu bieden voor een in de toekomst ouder wordende bevolking.

De dorpskern Lent behoort tot het woonservicegebied Lent, waar ook de uitbreidingswijken Visveld en Laauwik toe behoren. Voor de servicewijk Lent is een planningskader opgesteld, uitgaande van 11.400 inwoners. We gaan er vanuit dat de huidige inwoners graag in hun eigen kern oud willen worden en niet in nieuwbouw in de rest van Nijmegen-Noord. Wat betreft de huisvesting van oudere Lentenaren dient er in de volgende behoefte te worden voorzien:

  • Het belangrijkste/grootste aantal is gelegen in levensloopbestendige woningen in de wijk, waar mensen die zorg nodig hebben kunnen blijven wonen. Hier gaat het om ca. 1500 woningen in totaal. Dat kan gedeeltelijk door nieuwbouw, maar zal ook gerealiseerd moet worden door verbetering van de bestaande woningvoorraad. Er staat ook al een aantal woningen voor ouderen in Lent (inclusief Diederikhove). Hier ligt voor de dorpskern Lent nog een opgave. Echter het merendeel van deze opgave zal uit de nieuwbouwlocaties moeten komen, die buiten dit bestemmingsplan vallen.
  • 172 woningen verzorgd wonen. Dit kan in kleinschalige woonvormen, en in woon-zorgcomplexen. Hiervan zijn er 38 in Sint Jozef aanwezig. Deze instelling heeft te kennen gegeven van uitbreidingsplannen, echter deze verkeren in prematuur stadium. Door diverse zorginstellingen als Driestroom, RIBW, Dichterbij en Pluryn worden kleinschalige verzorgde woonvormen reeds ingezet of staat gepland in dit gebied. Tevens is er een buurtstation gepland, redelijk centraal, goed bereikbaar en gecombineerd met voorzieningen. De verzorgde woonvormen zijn voldoende gerealiseerd en gepland in het woonservicegebied.
  • 81 plaatsen voor "beschermd wonen" waarbij 24 uurs zorg aanwezig is. (bijv. wonen voor dementerenden). In Sint Jozef zijn er 28. Daarnaast staan nog beschermde woonvormen geprogrammeerd.

3.7 Maatschappelijke Voorzieningen

Het beleid voor natuurspeelplekken houdt in dat de gemeente Nijmegen wil investeren in de totstandkoming van nieuwe natuurspeeltuinen. In de notitie Spelen wordt gesproken over twee nieuwe natuurspeeltuinen: een kleine natuurspeelplek in Nijmegen-Noord naast voorzieningenhart De Ster en de natuurspeeltuin Brakkestein. De komende jaren zal worden gekeken of we, zeker in Nijmegen-Noord, niet meer natuurlijke speelplekken kunnen realiseren.

3.8 Verkeer En Vervoer

3.8.1 Startnotitie MER A15

In 2007 is gestart met de studie naar de mogelijke doortrekking van de A15 naar de A12. In 2008 is hiervoor de Startnotitie voor het MER verschenen. In de studie wordt naast een aantal varianten voor de doortrekking van de A15 ook het Regiocombialternatief bestudeerd. Hierin zal de bestaande weginfrastructuur worden verbeterd. in combinatie met een extra inzet in het openbaar vervoer.

3.8.2 Infrastructuur in de stadsregio Arnhem-Nijmegen

De bereikbaarheid van Nijmegen is mede afhankelijk van de ontwikkelingen in de stadsregio. De Stadsregio Arnhem-Nijmegen staat voor een grote opgave om de bereikbaarheid van bewoners en bedrijven op niveau te houden. Daarom is in 2007 de Regionale Nota Mobiliteit gemaakt. Hierbij is gekozen voor een verdubbeling van de A50 en de aanleg van de Stadsbrug bij Nijmegen. Ook zullen Rijk en provincie doorgaan met de voorbereiding van de doortrekking van de A15 naar de A12. Het openbaar vervoer en de fiets zullen daarnaast sterk gestimuleerd worden, met een centrale rol voor het spoor als een snel alternatief voor de auto en een overstappunt tussen auto, bus/tram en fiets.

3.8.3 Nota mobiliteit in Balans

In het gemeentelijk verkeersbeleid staat het beter benutten van wegen centraal en daarmee: het verbeteren van de doorstroming van het verkeer, het versterken van duurzame vervoerswijzen en het ontwikkelen van een duurzaam veilig verkeerssysteem. Waar het wegennet onvoldoende capaciteit heeft zal eerst onderzocht moeten worden of openbaar vervoer en fiets de problematiek kunnen oplossen. Daarna worden maatregelen als positieve of negatieve prijsprikkels bekeken. Zijn deze maatregelen onmogelijk, dan kan gedacht worden aan nieuwe weginfrastructuur. Na verwachting zal voor de zomer van 2011 nieuw beleid worden vastgesteld door de gemeenteraad. De nieuwe nota vervangt in zijn geheel de Nota Mobiliteit in Balans en dient na vaststelling als het vigerende beleid voor het bestemmingsplan.

3.8.4 Parkeervisie en Parkeerbalans binnenstad

De gemeente wil met het parkeerbeleid zoveel mogelijk aansluiten op het (gewenste) gedrag. Het parkeren in Nijmegen moet helder, duidelijk en prettig zijn. Parkeerbeleid en beprijzen wordt ingezet om op sommige plekken de automobiliteit te beheersen en daarmee de leefbaarheid te bevorderen. Hiermee wordt te grote druk van autoverkeer op bepaalde gebieden en wegen voorkomen (vooral het centrum en de wegen ernaar toe) en worden alternatieven zoals fiets en openbaar vervoer gestimuleerd. Belangrijke uitgangspunten/ontwikkelingen zijn:

  • Nieuwe parkeergarages zijn voorzien aan rand van het centrum namelijk aan de van Schaeck Mathonsingel en Achter de Hezelpoort. De Wedren is een te onderzoeken plek voor een parkeergarage.
  • Bij alle (woning)bouwplannen moet worden voldaan aan de parkeernormen (CROW, publicatie 182) zoals vastgesteld in de Parkeervisie.

3.8.5 Hoogwaardig Openbaar vervoer

Nijmegen streeft naar de aanleg van zes HOV lijnen in de regio. Vier daarvan worden gerealiseerd op Nijmeegs grondgebied. In de HOV netwerk analyse van de Stadsregio wordt een ambitie uitgesproken voor een tramverbinding. Aan de spoor en HOV-verbindingen zullen ook transferia gekoppeld worden. Het HOV-lijnennet gaat de knooppunten, de transferia en de omliggende woongebieden met elkaar verbinden. Hiervoor is ook het normale lijnennet van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. De fijnmazigheid van een openbaar vervoer netwerk is van belang voor de bereikbaarheid, maar zorgt er ook voor dat het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief is voor de auto.

3.8.6 Transferia

De gemeente Nijmegen wil transferia aanleggen aan de rand van de stad. Transferia worden als een belangrijk middel gezien om de bereikbaarheid te verbeteren. Transferia worden bij voorkeur gerealiseerd op plaatsen die goed bereikbaar zijn en dienen aan te sluiten op het HOV- en fietsnetwerk. Zo is, om de file voor de Waalbrug beheersbaar te houden, een transferium opgericht bij het Keizer Augustusplein: de Waalsprinter. Waar de andere transferia exact komen te liggen is nog niet vastgesteld.

3.8.7 Fiets

De fiets is een belangrijk vervoersmiddel binnen de stad. In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. Daarom is de fiets een goed alternatief voor de auto. De gemeente werkt daarom aan het opwaarderen van het fietsroutenetwerk. Veiligheid, comfort, directheid en aantrekkelijkheid zijn hierbij belangrijke aspecten. Ook werken we de komende jaren aan de rest van het fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden. Een fijnmazig netwerk en goede veilige stallingen zijn tenslotte een stimulans voor het gebruik van de fiets.

Hoofdstuk 4 De Visie Kern Lent

4.1 Lent Nu

In de Visie kern Lent, die in mei 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld, staat dat het huidige karakter van Lent "oprecht dorps" is:

  • door de dorpse opzet;
  • door de hechte sociale structuur;
  • omdat er weinig maatschappelijke problemen zijn;
  • met een dorpse openbare ruimte, zij het niet zonder gebreken;
  • met verkeersoverlast;
  • door de aanwezigheid van dorpsvoorzieningen en bedrijvigheid;
  • met een gezonde zorgstructuur;
  • met positieve, maar ook negatieve milieukwaliteiten.

De band met de omgeving is bepalend:

  • Lent kent een unieke dorpsomgeving;
  • de nabijheid van de stad;
  • bereikbaarheid is een zorgpunt;
  • het dorp heeft een kwetsbaar milieu;
  • de Waalsprong is volop in aanbouw.

4.2 Lent In De Toekomst

Verder staat in de visie dat het, wat betreft de identiteit de vraag is of Lent zijn eigenheid en karakter kan behouden. Kansen en bedreigingen zijn er op dit front voor:

  • het zichtbaar en voelbaar houden van de tuindorp opzet en cultuurhistorie;
  • de veranderingen in de sociale structuur en eventuele maatschappelijke problemen, omdat Lent in een nieuw stadsdeel van Nijmegen komt te liggen;
  • de hoeveelheid openbare ruimte en de kwaliteit ervan;
  • ontwikkelingen in het verkeer;
  • het voortbestaan van de ‘eigen’ voorzieningen;
  • de ruimte en bereikbaarheid voor bedrijvigheid;
  • het zorgaanbod ‘om de hoek’ voor Lentenaren;
  • het milieu.

Verbinding wordt nadrukkelijk gezien als kans voor Lent:

  • door een goede algemene bereikbaarheid;
  • tussen de dorpshelften;
  • met de dijk, rivier en uiterwaarden;
  • met het buitengebied;
  • met de omringende dorpen en nieuwe buurten;
  • met het stadsdeelcentrum Citadel;
  • met de Nijmeegse binnenstad;
  • tussen Lentenaren en andere Waalsprongbewoners.

4.3 Ambitie

In de planontwikkeling van de Waalsprong is de positie van oud Lent een even uitdagende als complexe opgave. Omringd door gebieden waarvoor de planvorming ter hand wordt genomen en de realisatie van woningbouw is begonnen, is in nauwe samenspraak met bewoners van de oude dorpskern ook gestart met het ontwikkelen van een visie. De visiegeeft antwoord op het vraagstuk van de ontwikkeling van de oude dorpskern in een snel veranderende omgeving. De belangrijkste strategische ruimtelijke opgave in de dorpsvisie is dan ook de vraag op welke wijze de oude dorpskern Lent haar identiteit kan behouden en versterken en op welke wijze zij zich kan aansluiten bij de ontwikkelingen in de directe omgeving. Op basis van de gesprekken met de bewoners en belanghebbenden is gekozen voor een dubbelspoor waarin zowel de herkenbaarheid van de oude dorpskern een plek krijgt als de integratie van Lent met de omgeving.

De omgeving van de oude dorpskern Lent is sterk in verandering. Het komt te midden van een nieuwe stadswijk te liggen, binnen een vernieuwde verkeersstructuur en met een stadsdeelcentrum om de hoek. Voor het de oude dorpskern zelf geldt de ambitie om de bestaande identiteit van tuindorp te behouden en zo mogelijk te versterken. Dit kan door:

  • de goede elementen van het eigen woonmilieu en sociale klimaat vast te houden;
  • het dorpshart als centrale ontmoetingsplek te versterken;
  • het zichtbaar houden van de tuinbouwhistorie en de oude dorpslinten;
  • verbetering van de inrichting, het beheer en het gebruik van de openbare ruimte;

De verkenning en versterking van de eigen dorpse identiteit lijkt een goede eerste stap in de toekomst. Hieraan is in de analyse nadrukkelijk aandacht besteed. Vanuit die analyse is gekeken op welke wijze de samenhang met omliggende deelgebieden vorm kan krijgen. Lent blijft een tuindorp temidden van een nieuwe stadswijk, maar mag geen geïsoleerde enclave worden. De oude dorpskern maakt onlosmakelijk deel uit van de stad. Kansen voor verbinding moeten optimaal benut worden, door:

  • goede verkeersverbindingen, van en naar Lent;
  • het ombouwen van de Prins Mauritssingel (voorheen de A325) tot een stadsweg;
  • versterking van de ruimtelijke banden met de omgeving.

4.4 Wonen

In de Visie kern Lent is ten aanzien van het thema "Woonmilieu en sociaal klimaat" een gewenste ontwikkelingsrichting beschreven. Uitgangspunt is dat Lent een tuindorp blijft met de fysieke kenmerken die dit woonmilieutyperen. Lent wordt onderdeel van de stad, maar wel met een herkenbare eigen identiteit en een woonmilieu met dorpse kenmerken.

Uit de analyse is op te maken dat in Lent het dorpsgevoel op dit moment nog bestaat. De mensen kennen elkaar, er is gezelligheid en saamhorigheid, er zijn groepen bewoners die activiteiten organiseren en zich inzetten voor de leefbaarheid en men probeert problemen eerder zelf op te lossen. De oude dorpskern van Lent kent een bovengemiddeld aantal vrijwilligers. Wel zien de werkers de eerste veranderingen in het sociale klimaat. De oude dorpskern maakt steeds meer onderdeel uit van de stad en dat heeft gevolgen voor het oude dorpskarakter. Bewoners van buitenaf, die vaak wat andere leefgewoonten hebben, nemen in aantal toe. In de huurwoningen komen geleidelijk aan meer probleemhuishoudens te wonen. En er ontstaan subgebiedjes met meer sociale problematiek, die om speciale aandacht vragen. Bestaande verenigingen als DVOL gaan sterk groeien met nieuwe leden uit de nieuwe buurten van Visveld. Zoals in de centrale ambitie aangegeven: we maken van de oude dorpskern geen geïsoleerde enclave. Het sociale klimaat in de oude dorpskern zal met de Waalsprongontwikkelingen en de nieuwe bewoners veranderen. Uitgangspunt is dat er ruimte blijft voor bestaande verenigingen, de sociale samenhang en sociale binding.

Uit de analyse voor deze visie blijkt dat Lent niet alleen sociale kenmerken heeft die nog als “dorps” zijn te typeren, maar ook die fysieke uitstraling nog heeft . De typisch dorpse fysieke kenmerken (tuindorp) dienen behouden te blijven.

Net als alle Nijmeegse stadswijken geldt voor Lent het gemeentelijke woonbeleid, zoals vastgelegd in de Woonvisie 2005. Deze visie stelde de gemeenteraad in 2001 vast. Het Nijmeegse woonbeleid hanteert de volgende uitgangspunten:

  • Een ongedeelde stad;
  • Bewoners binden;
  • Bouwen voor de buurt van de toekomst.

Voor het Nijmeegse woningbouwbeleid heeft de gemeente voor heel Nijmegen bepaald welk type woonmilieu waar voorkomt en welk toekomstperspectief ervoor geldt. Dit woonmilieubeleid haakt aan op één van de drie centrale opgave voor het wonen in Nijmegen: het aanbod van voldoende woonmilieus, van goede kwaliteit en gevarieerd van opzet. Een woonmilieutypering geeft de richting aan voor de woningbouwprogrammering en eventueel andere beleidsvelden, zoals ruimtelijke structuur en beeldkwaliteit.

De oude dorpskern van Lent is in woonmilieutermen een ‘gedifferentieerd tuindorp’. Een geliefd woonmilieu waar binnen Nijmegen een tekort aan bestaat. Andere wijken die op dit moment binnen deze categorie vallen zijn Hazenkamp, Hees, Weezenhof, Oosterhout en Brakkenstein. Dit woonmilieu kenmerkt zich door een accent op laagbouw (meer dan 2/3) in rijen en vrijstaand, waarbij meer dan 50% van de woningen koopwoningen zijn. Alle prijsklassen komen voor, zowel in de vrije sector als sociale woningbouw. Het accent op laagbouw wil niet zeggen dat er geen gestapelde woningbouw voor kan komen in het gedifferentieerde tuindorp.

Voor de ontwikkelingen in Lent is het belangrijk om het huidige woonmilieu 'gedifferentieerd tuindorp' als uitgangspunt te nemen. Door te herstructureren/intensiveren op een aantal locaties in het dorp kan de identiteit van de oude kern Lent als gedifferentieerd tuindorp verder worden versterkt. Het woonmilieubeleid formuleert als algemeen gewenst perspectief voor gedifferentieerde tuindorpmilieus dat bij nieuwbouw een accent dient te liggen op laagbouw en het realiseren van goedkope woningen. Dit laatste in het kader van het gemeentelijk beleid te streven naar 'de ongedeelde stad', waardoor qua woningprijzen wordt aangestuurd op differentiatie.

Op het gebied van wonen en zorg is het planningskader in 2008 geactualiseerd en wordt er gewerkt aan de invulling van diverse plannen. Zo zijn er twee projecten verzorgd wonen gerealiseerd voor RIBW en ouderen in Lent aan de Vrouwe Udasingel.

4.5 Voorzieningenstructuur

Lent bestaat van oudsher uit verschillende delen. Van een echte eenheid in de structuur is daarom nooit sprake geweest. Toch is er een hart aan te wijzen, een centrale ontmoetingsplek. Het gaat om het gebied aan de Pastoor van Laakstraat-Laauwikstraat-Schoolstraat-Steltsestraat. Er zijn winkels, horecagelegenheden, kerken en sociaal-maatschappelijke voorzieningen te vinden, voor jong en oud. Ook de verschillende historische panden en de groenelementen en het Dorpsplein geven de plek het karakter en aanzien van een dorpshart. Uitgangspunt is dat het hart ook in de toekomst een centrale ontmoetingsplek voor bewoners van de oude kern Lent blijft. Het toekomstperspectief voor het hart kent twee speerpunten:

  • behoud van de voorzieningenfunctie;
  • verbetering van inrichting en uitstraling van het gebied.

Hiermee is een sociale en fysieke opgave voor het gebied gedefinieerd.

Met de nieuwbouw van woningen, winkels en voorzieningen verandert de voorzieningenstructuur in het Waalspronggebied ingrijpend. Doel is dat voor de bewoners van het stadsdeel een evenwichtig voorzieningenniveau ontstaat; levensvatbaar en goed bereikbaar. Voor het Waalspronggebied is door het College van B&W bepaald dat er drie winkelgebieden zullen worden gerealiseerd. Het gaat om het centrumgebied Citadel, buurtwinkelcentrum Nijmegen-Oosterhout en een grote winkel voor dagelijkse boodschappen in Lent-Oost. Deze veranderingen zullen gevolgen hebben voor de positie en het functioneren van het huidige hart van de oude dorpskern Lent.

Voor het bepalen van de optimale winkelstructuur in Nijmegen-Noord is een distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd. Volgens dit onderzoek is de voorgestelde nieuwe structuur de optimale voor dit gebied. Er wordt in de rapportage ook ingegaan op de bestaande winkelvoorzieningen in Lent. Volgens het onderzoeksbureau komen deze onder druk te staan met de komst van het toekomstige hoofdwinkelcentrum. De ondernemers in Lent hebben in het verleden toezeggingen gekregen over een voorkeurspositie onder marktconforme condities. De supermarkt in Lent heeft reeds aangegeven geïnteresseerd te zijn in een verplaatsing. Functiewijziging voor het achterblijvende vastgoed ligt dan voor de hand. Zonder beleid en maatregelen voor behoud en versterking van het hart dreigt de (winkel)voorzieningenstructuur binnen de oude dorpskern van Lent zich in een andere richting te ontwikkelen dan wenselijk bleek bij de inventarisatie voor deze visie. Door marktwerking dreigt - met de komst van de Citadel en de winkel in Lent-Oost - de detailhandelsfunctie van de oude dorpskern te verdwijnen. De supermarkt verplaatst zich en de achterblijvende bebouwing zal van functie wijzigen. Zittende ondernemers als de bakker, slager en apotheek moeten de keuze maken of men zich verplaatst naar de Citadel of dat men in de oude kern blijft. Een enkeling zal blijven, maar het is waarschijnlijk dat de winkelfuncties op de lange termijn verdwijnen uit het dorpsbeeld doordat de concurrentie te groot is. Het hart verliest dus de winkelfunctie zoals deze momenteel aanwezig is. Dat heeft een aantal nadelen:

  • Het karakter van het hart zal veranderen;
  • Identiteit van hart verandert;
  • Voorzieningen zijn minder goed bereikbaar voor de ouderen in de oude kern.

Aan de andere kant kunnen wel alternatieve functies terugkeren. Denk hierbij aan zakelijke dienstverlening, sociaal/medische voorzieningen en woningbouw. Ook is de nieuwe winkelstructuur geografisch gespreid waardoor alle inwoners in de Nijmegen-Noord winkelvoorzieningen op beperkte afstand kunnen bereiken. De parkeerproblemen rondom de huidige supermarkt behoren dan ook tot de verleden tijd. Zittende ondernemers kunnen zelf kiezen om mee te doen met de nieuwe winkelstructuur.

In de Visie kern Lent is ten aanzien van het thema "voorzieningenstructuur" een gewenste ontwikkelingsrichting opgenomen. Op blz. 13 van deze Visie staat onder andere dat de komst van de nieuwe winkelstructuur vaststaat en dat de oude dorpskern van Lent haar positie binnen dit nieuwe speelveld moet bepalen en bevechten. De gewenste ontwikkelingsrichting voor Kern Lent is die van sociale investering. Winkelvoorzieningen krijgen de ruimte om behouden te blijven als op de oude kern gerichte functies. Vanuit deze sociale dimensie is het streefbeeld een compacte buurtstrip waar ambachtelijke ondernemers m.n. voor Lentenaren een pakket dagelijkse goederen aanbieden. In deze compact buurtstrip is ruimte voor enkele (kleine) winkels (een kleine buurtsuper/servicepunt, bakker, slager, bloemist en horeca met verblijfsfunctie (terras)). Verder staat in de visie dat er aanvullende dorpsfuncties moeten komen c.q. moeten blijven in de directe omgeving die de haalbaarheid van de winkelstrip ook in de toekomst kunnen garanderen. Denk hierbij aan functies als gemeenschapshuis/sporthal De Spil, basisschool De Geldershof, Rabobank, postagentschap, etc.

Behoud van de sociale functie van de voorzieningenstructuur voor de kern van Lent is het meest reële ontwikkelingsperspectief. Toch zijn er ook verdere kansen voor versterking, door de nieuwbouwontwikkelingen en de nieuwe verkeersstructuur. Het hart zal in de toekomst komen te liggen te midden van woonbuurten, goed verbonden voor fietsers en voetgangers met station Lent en de Citadel via de Laauwikstraat. Dit kan het gebied aantrekkelijk maken voor speciaalzaken, kleinschalige detaillisten, persoonsgerichte dienstverleners met een specifieke doelgroep. Als de huidige supermarkt verdwijnt en de aansluiting van de Laauwikstraat op de Prins Mauritssingel wordt gelijkvloers, met andere woorden als de Lentse Lus verdwijnt, ontstaat veel nieuwe ruimte, die een nieuwe invulling verlangt. Deze zal moeten aansluiten op de bestaande functies in het gebied en kan dus zowel wonen als werken betreffen (zie blz. 14 van de visie).

In het bestemmingsplan is er daarom voor gekozen om in delen van de Laauwikstraat, de Lentse Schoolstraat en de Griftdijk Zuid, vanuit leefbaarheidsoptiek en om de sociale cohesie in Lent te waarborgen, detailhandel toe te blijven staan. De handhaving en ontwikkeling van de Laauwikstraat en directe omgeving tot compacte buurtstrip, waar ondernemers met name voor Lentenaren een pakket dagelijkse goederen aanbieden, is in het plan mogelijk gemaakt. De vestiging van een supermarkt op deze gronden is in het plan, gelet op de uitkomsten van het distributie-planologisch onderzoek, uitgesloten. Alleen op het perceel aan de Laauwikstraat 2, waar thans (medio 2012) nog de supermarkt Jan Linders is gevestigd, is de mogelijkheid geboden een kruidenierszaak/mandjeswinkel met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 400 m2 te exploiteren. Een supermarkt is ook daar niet toegestaan.

4.6 Groenvoorzieningen

In de Visie kern Lent staat dat, ondanks de diverse groenelementen, bijzondere functies en (historische) gebouwen, het gebied verder niet de uitstraling en gebruikswaarde heeft die het zou kunnen hebben. Deels heeft dit te maken met de inrichting van de openbare ruimte en deels met het feit dat er verschillende besloten particuliere terreinen zijn, met ieder een eigen afgebakende groeninrichting en parkeergelegenheid. Er liggen kansen om met een betere inrichting een meer herkenbaar, aantrekkelijk en toegankelijk hart te maken. Uitgangspunten voor de inrichting en gebruik van de openbare ruimte zijn:

  • De openbare ruimte in het gebied moet in de toekomst beter en herkenbaarder worden ingericht; kansen hiervoor doen zich voor als de Lentse Lus verdwijnt en herinrichting aan de orde is;
  • Het hart dient goed bereikbaar te blijven. De Laauwikstraat wordt aangesloten op de Prins Mauritssingel en verbonden met de Citadel.
  • Er dient voldoende parkeergelegenheid te zijn in het openbaar gebied, binnen de kaders van het stedelijke parkeerbeleid.

Uitgangspunt voor de particuliere terreinen in het gebied: de gemeente spant zich in om met de eigenaren te kijken of er kansen liggen om:

  • Lent meer dan nu een groene centrale functie te geven. Deels is het groen nu al toegankelijk, zij het enigszins verborgen;het gebied een betere uitstraling te geven en tot een eenheid te maken;
  • het gebied beter te benutten door het slimmer in te richten en faciliteiten te delen (bijvoorbeeld parkeerplaatsen).

In de Visie kern Lent wordt ook benadrukt dat het belangrijk is om de tuindorp-opzet zichtbaar en voelbaar te houden en zo mogelijk te versterken. Hiermee kan de oude dorpskern Lent haar identitiet behouden maar daarnaast moet wel gezorgd worden voor een goed aansluiting bij de ontwikkelingen in de directe omgeving.

Hoofdstuk 5 Historie En Ruimtelijke Structuur

5.1 Historische Ontwikkeling

Structuren in het landschap

In de Over-Betuwe heeft de mens eeuwenlang gewerkt aan het beheersbaar maken van het landschap. Op de hoger gelegen oeverwallen en stroomruggen ontstonden de nederzettingen, terwijl de lager gelegen natte gronden een agrarische functie kenden. Karakteristiek voor de Over-Betuwe zijn daarnaast de terpen en woerden waarop boerderijen werden gebouwd. De kwetsbare landbouwgronden ondervonden bij hoog water ernstige hinder van het overstromingswater uit de naburige stroomopwaarts gelegen gebieden. Dat was de reden dat in de middeleeuwen, toen het gebied steeds intensiever in gebruik werd genomen, de dorpsgemeenschappen ieder voor zich besloten tot het opwerpen van kaden of waterkeringen. Zo ontstonden de eerste achterkaden en dwarskaden die het overtollige water naar de binnenlandse kommen leidden.

In Lent zijn de Steltsestraat, de Laauwikstraat en de Zaligestraat waarschijnlijk als achter- en dwarskadestructuren ontstaan. Ten noorden hiervan lag een lage, moerassige overstromingsvlakte, die bij hoge waterstanden in de Waal onder water kwam te staan. Uiteindelijk zijn ook aan de rivierzijde “voorkades” opgeworpen die het rivierwater in toom moesten houden. Waarschijnlijk is in de 13de en 14de eeuw door het aaneensluiten van de voorkades dit systeem van half- en driekwart bedijkte gebieden volledig bedijkt. Er ontstond een doorgaande bandijk, waardoor ook de komgebieden niet langer werden overstroomd bij hoog water. Deze gebieden werden ontgonnen, verkaveld en voorzien van een ingewikkeld stelsel van weteringen, zegen, leigraven en sloten. Rudimenten daarvan zijn in het gebied terug te vinden en sommige hebben nog steeds een functie in de waterbeheersing. De oude weteringen vormden natuurlijke grenzen tussen het grondgebied van de verschillende dorpen.

De historische wegenstructuur in de Over-Betuwe, die voor een deel samenvalt met de vroegere kaden, vormde de basis van de blokvormige verkaveling. Deze oude wegen vertakken zich vanuit het hart van de (kerk)dorpen het land in, waar ze als lintstructuren nog duidelijk herkenbaar zijn. In het plangebied van de Waalsprong zijn onder andere de Griftdijk, Visveldsestraat, Lentseveld en Vossenpelsestraat nog herkenbaar als historische linten, die vanuit het dorp Lent het achterliggende landschap ontsluiten. Naar het zuidwesten toe verbond het Molenpad de oude kern met het agrarische gebied en de locatie van de korenmolen aan de Oosterhoutsedijk.

De Griftdijk is van oudsher de belangrijkste verbindingsweg tussen Nijmegen en Arnhem en heeft daarom een bijzondere cultuurhistorische waarde. De dijk herinnert aan de trekvaart die hier in 1611 in gebruik werd genomen.

Onder meer als gevolg van dijkdoorbraken werd goede overslaggrond in het gebied afgezet. Deze vruchtbare grond was zeer geschikt voor de tuinbouw. Al in de 16de eeuw werd in het land ten noorden van de Waal groente en fruit geteeld. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw maakte de fruitteelt een sterke groei door. Veel akkers maakten plaats voor boomgaarden, gelegen op de goed ontwaterde hoge stroomruggen. Omstreeks 1900 verschenen de eerste kassen in het gebied. Naast fruitteelt nam ook de potplantenteelt een grote vlucht. In de tweede helft van de 20ste eeuw moderniseerde de glasbouw zodanig, dat Lent een “glazen dorp” werd.

Het dorp

Het Lentse dorpsgebied is al vele eeuwen in gebruik. Als één van de weinige plekken in de Over-Betuwe kent Lent nog bewoning in de laat-Romeinse tijd (270-450 na Chr.) en ook uit de donkere eeuwen daarna zijn bewoningssporen bekend. Vermoedelijk is al in de 8ste eeuw een kerkje gesticht, met daarbij een begraafplaats. Hoewel de locatie ervan niet bekend is, wordt aangenomen dat de kerk westelijk van de Azaleastraat gebouwd is, mogelijk op de plaats van de huidige, kleine protestantse kerk. Op en rond het Dorpsplein zijn voldoende verkavelingssporen, kuilen, waterputten en nederzettingsaardewerk uit die periode en de daaropvolgende volle middeleeuwen (900-1250) gevonden om aan te nemen dat het areaal van de huidige dorpskern van Lent toen ook in gebruik was.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0008.jpg"

Lent op de kaart van Jacob van Deventer, circa 1560. Langs de doorgaande weg van de bandijk naar het noorden bevindt zich lintbebouwing. Op het tracé werd in het begin van de 17de eeuw De Grift aangelegd. De twee woonkernen (het dijkdorp en het kerkdorp) liggen nog geïsoleerd van elkaar.

Hoewel de plaats zeker in de vroege middeleeuwen van boven-lokaal belang was, zijn er tot het einde van de 12e eeuw geen historische bronnen die ons over Lent(e) inlichten. Dat de nederzetting een agrarisch karakter had, hoeft niet betwijfeld te worden. Daarvan getuigt ook een omgreppelde hoeve uit de 11e/12e eeuw waarvan de sporen langs het Lentseveld zijn blootgelegd. Een bijzonder infrastructureel element is een geplaveide smalle weg met flankerende greppels uit de 10e/11e eeuw die onder het Dorpsplein is ontdekt. Voor het plaveisel heeft men vooral Romeinse bouwkeramiek en stukken natuursteen verzameld, waaronder Romeins bouwmateriaal en afgedankte middeleeuwse maalstenen.

De Grift

Intensief verkeer tussen Nijmegen en Arnhem was in het verleden lang niet zo eenvoudig als tegenwoordig. Niet alleen vormden twee brede rivieren een belangrijk obstakel, ook moest gebruik worden gemaakt van een omslachtige omwegen.

In 1595 werd door de Stad Nijmegen, gesteund door Arnhem, in 1595 besloten tot de aanleg van een kanaal, dwars door de Betuwe. De Grift werd een feit en was bij de opening in 1611 verreweg de allereerste speciaal gegraven trekvaart van de Noordelijke Nederlanden. De 14 kilometer lange trekschuitenvaart was bestemd voor vracht- en personenvervoer met lange brede schuiten. Het bevaarbaar houden van de vaart was voor Nijmegen en Arnhem, die de Grift exploiteerden, een grote zorg. Regelmatig moest de vaart worden leeg gebaggerd en het onderhoud van de oevers, de Griftdijk, de bruggen, de sluizen en andere kunstwerken kostte veel geld.

Voor Lent en omgeving was de komst van de Grift ingrijpend. Het dorpsgebied werd in tweeën gekliefd, grond moest worden onteigend en enkele huizen werden gesloopt. In het gebied ten oosten van de Grift ondervonden de boeren overlast door het ontregelde water-lossingssysteem als gevolg van de aanleg van de vaart en de hoge Griftdijk.

Maar de vaart had ook gunstige gevolgen. Veel Lentenaren vonden emplooi in de overslag van goederen. Zo ontstond in Lent een bescheiden economisch knooppunt, waar door de kooplieden in de Lentse herbergen goede zaken werden gedaan. Er was veel werk voor stalhouders, kadesjouwers, polderjongens (voor het onderhoud) en ambachtslieden, die reparaties verrichtten aan trekschuiten en voertuigen. Het tot nieuwe bloei gekomen Veur-Lent aan de dijk en het noordelijk gelegen oude dorp groeiden bovendien langzaam naar elkaar toe, want langs de Grift werden percelen uitgegeven voor bebouwing. Zo ontstond de markante lintbebouwing aan weerszijden van de vaart. Een structuur, die nu, bijna vierhonderd jaar later nog steeds herkenbaar is. Eind 17de eeuw groeide Lent verder uit tot het grootste aaneengebouwde dorp in de Betuwe.

In 1707 werd het Pannerdensch Kanaal geopend, waarmee een geduchte concurrent van de Grift op het toneel verscheen. Het goederentransport op de vaart stagneerde en dit leidde tot een periode van economische achteruitgang. Uiteindelijk is de Grift in 1742 voor alle scheepvaartverkeer gesloten en in gedeelten verkocht. Onderhoud bleef achterwege en op diverse plaatsen werden dammen in de vaart opgeworpen. Ondernemers trokken weg. De Grift verwerd in het Lentse gebied tot een soort siergracht, werd beplant met notenbomen en het woondomein van rijke Nijmegenaren en andere welgestelden, die langs de schilderachtige vaart hun grote herenhuizen bouwden. De Griftdijk werd het traject van de hoofdweg naar Elst en Arnhem.

In 1930 verdween de Grift uit het dorpsbeeld van Lent bij de aanleg van de nieuwe Waalbrug en de aansluitende rijksweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0009.jpg"

Lent op de chromotopografische kaart van circa 1900. Dijk- en kerkdorp zijn aan elkaar gegroeid door de lintbebouwing langs de Grift, die in het dorpsgebied nog geheel aanwezig is. Grift, bandijk, spoorweg en de oude wegenstructuren vormen het raamwerk van de dorpsstructuur. Het dorpsbeeld wordt sterk bepaald door de vele boomgaarden, weitjes en akkers.

Groei van het dorp

In de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw groeide Lent, tot verdere bloei gekomen door de succesvolle tuinbouwactiviteiten, tot een flink dorp, waarbij vooral werd gebouwd langs de bestaande structuren: de Griftdijk, de oude ontginningslinten en de eeuwenoude kade- en dijkwegen. Al rond 1800 ontwikkelde zich ook ten westen van de Grift enige bebouwing langs de Weverstraat, een L-vormig landweggetje tussen Grift en Molenpad. In de jaren '20 verrees hier temidden van de boerderijen en landarbeiderswoningen een school.

Pas na de Tweede Wereldoorlog werden nieuwe straatjes aan het dorpsplan toegevoegd: de eerste nieuwbouwwijkjes verrezen als inbreidingen binnen de bestaande structuren. Een voorbeeld is het complex kleine woningwetwoningen dat ten noorden van de Weverstraat werd gerealiseerd, deels aan een bestaand landweggetje, deels aan enkele nieuw gevormde straatjes. Een ander vroeg naoorlogs wijkje ontstond rond 1950 ten zuiden van de Laauwikstraat. Het wijkje bestaat uit enkele rijen geschakelde woningwetwoningen en vrijstaande huizen en winkels aan de vernieuwde Schoolstraat en het westelijke deel van de Laauwikstraat. Het was de aanzet voor de ontwikkeling van een nieuw dorpscentrum, dat met de aanleg van het Dorpspleintje omstreeks 1960 zijn beslag kreeg. Ook moesten in de vroeg-naoorlogse periode talloze huizen en boerderijen worden herbouwd. Gelegen in de frontlinie had het dorp ernstig geleden. Vele panden lagen in puin. De incidentele wederopbouwactiviteiten zijn vooral langs de Griftdijk en de Weverstraat nog afleesbaar aan de bonte afwisseling van oude, behouden gebleven panden en nieuwe woningen van kort na de Tweede Wereldoorlog.

In de jaren zestig en zeventig volgden, opnieuw binnen de bestaande lintstructuren, verschillende buurtjes in het oostelijke dorpsgebied, tussen de Steltsestraat en de Laauwikstraat. Het gaat hier om kleine complexen grondgebonden geschakelde woningen in een eenvoudige open verkaveling. Langs de wijkranden verdichtte zich de oude lintbebouwing, waartussen zich tot op de dag van vandaag kleine tuindersbedrijven met kassencomplexen wisten te handhaven. Ook vindt men hier nog resten van oudere agrarische bedrijvigheid in de vorm van 19de-eeuwse boerderijen.

In de jaren tachtig van de 20ste eeuw werden de eerste plannen ontwikkeld voor bebouwing van de uitgestrekte gronden ten noorden van de Laauwikstraat. Het eerst voltooid werd een wijkje ten oosten van de Visveldsestraat (Goudenregenstraat), dat begin jaren negentig werd uitgebreid met een buurtje rond de Haagbeukstraat en Acaciastraat. Deze activiteiten vormden de eerste aanzet tot de grootschalige uitbreidingen ten noorden van de Laauwikstraat. De wijken Visveld en Laauwik zijn hier belangrijke onderdelen van het nieuwe Nijmeegse stadsdeel De Waalsprong. Oude structuren als de Visveldsestraat en het Lentseveld fungeren als raamwerk voor de nieuwe woonbuurten.

5.2 Ruimtelijke Structuur

Lent ligt in een landschappelijk/ agrarische omgeving, waar tuinbouw (kassen) een belangrijk onderdeel van uitmaakt. Daarnaast ligt Lent in een rivierenlandschap gekenmerkt door dijken, uiterwaarden en kolken. Van oorsprong bestaat het dorp Lent uit twee 'kernen'. De kern aan de oostzijde van de Prins Mauritssingel met de twee kerken en het voormalige St. Jozefklooster, waar dit bestemmingsplan over gaat. Daarnaast de kern aan de Oosterhoutsedijk met dijkbebouwing en diverse horecagelegenheden, die geen onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan.

Een duidelijk herkenbare structuur is de prins Mauritssingel (voorheen A325), die het huidige Lent in tweeën deelt. Deze singel vormt tezamen met de Waalbrug de verbinding tussen de snelweg en het stadscentrum van Nijmegen. Tezamen met de Lenste lus vormen ze een stedelijke infrastructuur, die contrasteert met het dorpse karakter Lent.

Een ander aanwezige structuur is de structuur van historische bebouwingslinten. Denk hierbij aan: de Lentseveld, Visveldsestraat, Steltsestraat, Tuinstraat, Laauwikstraat. Deze linten vallen voor een deel samen met de vroegere kaden en vormde de basis van de blokvormige verkaveling van de oude kern. De oude wegen vertakken zich vanuit het hart van het kerkdorp het land in. Aan deze linten is nog veel oude bebouwing terug te vinden. Het zijn voornamelijk bedrijfswoningen van tuinbouw en agrarische bedrijven, die zijn omgezet naar burgerwoningen en waarvan de bedrijfsfunctie is verdwenen. Ook zijn in de loop van de jaren nieuwe woningen aan de linten toegevoegd.

De linten worden gekenmerkt door vrijstaande en individueel ontwikkelde woningen, met ruime en groene voortuinen en op relatief grote kavels. De bebouwwing kent een verscheidenheid aan architectuur/ bouwstijl en bouwdatum. De losse structuur wordt versterkt door de wisselende rooilijnen en richtingen van de voorgevels.

Naast de linten zijn er ook nog enkele historische wegen (van ruim voor 1900) met historische bebouwing. Het betreft hier de Schoolstraat, de Pastor van Laakstraat en het voormalige Molenpad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0010.png"

De Griftdijk is een bijzonder element in de structuur van historische linten. Deze had niet alleen de functie van belangrijke verbindingsweg tussen Nijmegen en Arnhem, maar was daarvoor een belangrijke vaarweg. De kern van Lent werd door de aanleg van deze vaarweg (rond 1600) definitef in tweeën gedeeld. In eerste instantie door de aanleg van de waterweg, later door de rijksweg en de aanloop naar de Waalbrug.

Bebouwing

De historische kern is nog goed zichtbaar binnen de Griftdijk Zuid, de Tuinstraat, de Schoolstraat en de Laauwikstraat. Ook het Dorpsplein maakt onderdeel uit van deze kern. Huize St. Jozef, het voormalige St. Josefklooster, is gelegen aan de Schoolstraat en tevens georiënteerd op het plein. Andere prominente gebouwen die onderdeel uitmaken van de historische kern zijn de Martinuskerk en het daarbij horende Parochiehuis en de Onze Lieve Vrouw Geboortekerk die georiënteerd zijn op de Pastoor van Laakstraat / Prins Mauritssingel. In de huidige situatie lijken de kerken zich van het centrum af te keren. Maar in het verleden lagen ze aan de doorgaande weg / en vaart door Lent die duidelijk onderdeel was van het dorp. Nog opmerkelijk zijn verder een voormalige school aan de Tuinstraat en diverse oude panden in de historische kern.

Aan weerszijden van de dorpskern zijn in de jaren 50 de eerste uitbreidingen van het dorp gerealiseerd. Ten westen van de Prins Mauritssingel ligt een buurtje van korte rijtjes en twee onder een kappers. Ten oosten van de dorpskern liggen losse bebouwing van tweekappers en vrijstaande woningen en een buurtje van rijwoningen met geschakelde garages

Ten oosten van het Dorpsplein tussen de Laauwikstraat en de Steltsestraat, ten noordwesten van de Tuinstraat en aan de noordrand van het dorp liggen diverse kleine projectmatige uitbreidingen die gerealiseerd zijn tussen jaren 60 en eind jaren 80. Direct aan de Steltsestraat en de Tuinstraat betreft het een reeks 2-onder-1 kappers en in het gebied achter de Laauwikstraat een diversiteit aan rijwoningen. De uitbreidingen zijn in fases gerealiseerd vanwege het gefaseerd vrijkomen van agrarische percelen. Bijna alle woningen bestaan uit twee lagen met een kap met uitzondering van een eilandje met lage bungalows.

Halverwege jaren 70 en jaren 80 worden kleine uitbreidingen (met rijwoningen en twee-kappers) aan de noordzijde van de Laauwikstraat ten oosten van de Visveldsestraat gerealiseerd. Deze sorteren voor op de grote woningbouwontwikkeling van de Waalsprong die hier eind jaren negentig van start ging.

De eerste uitbreiding in het kader van deze VINEX-opgave betreft twee woongebieden die de afronding van de oostzijde van het dorp vormen. Het belangrijkste uitganspunt bij deze bouwplannen is de aansluiting op de stedenbouwkundige structuur en dichtheid van het bestaande dorp Lent door voornamelijk eengezinswoningen in lage dichtheid. Naarmate de afstand tot het bestaande dorp toeneemt is gekozen voor hogere bebouwing in de vorm van meergezinswoningen in een compactere dichtheid.

Hierna volgde van eind negentig tot het eerste decennia van 2000 de realisatie van de wijk Visveld met ongeveer 1000 woningen. Visveld maakt onderdeel uit van het zogenaamde 'Stadseiland' omsloten door de rivier en de toekomstige plassen. Centraal door Visveld loopt de Vrouwe Udasingel met aan beide zijden woonwerkpanden met een diversiteit aan bedrijfjes en ateliers en het voorzieningenhart De Ster is hier gesitueerd. De wijk wordt aan de oostzijde afgezoomd door de Turennesingel met statige woningbouw.

Kenmerkend voor het deel aan de zuidzijde van de Vrouwe Udasingel is de driehoekige vorm. Het gebied ontleent zijn identiteit en samenhang aan de rechte strakke lijnen en cirkelfragmenten in het stedenbouwkundig ontwerp. De woningbouw is hier divers van eengezinswoningen, patio's, geschakelde tweekappers en een appartementengebouw.

Het gebied ten Noorden van de Vrouwe Udasingel heeft een duidelijk rechthoekige vorm. Een zogenaamd gridpatroon is vertrekpunt geweest voor het stedenbouwkundig ontwerp. Kenmerk voor dit gebied is de eenvoud waarbinnen de verbijzonderingen zorgen voor de identiteit en herkenbaarheid van het gebied. Het plangebied kan ingedeeld worden in een aantal plandelen: de dragers, de randen, het binnengebied en de bijzondere elementen

De twee belangrijkste stedenbouwkundige dragers van het grid worden gevormd door het oude landweggetje Smitjesland (oost-west) dat is aangevuld met vrijstaande woningbouw die het lintkarakter versterken. Als contrast hierop heeft de wijkas (noord-zuid) een gebogen vorm met een gevarieerd beeld van geschakelde woningen. De wijkas heeft een belangrijke functrie als openbare ruimte en als langzaamverkeersverbinding.

De randen van deze buurt hebben een zekere mate van wandvorming, waardoor de buurt een herkenbare eenheid vormt. Het binnengebied bestaat uit drie kwadranten. Elk kwadrant heeft zijn eigen sfeer met verschillende woningtypen. Een aantal bijzondere elementen in de buurt versterken de identiteit en herkenbaarheid van het gebied. Denk aan de nog te ontwikkelen rand aan de plassen als contrast met de laagbouwwand erachter. Het groene plein als ontmoetings-en speelplek, het hogere appartementengebouw als scharnierpunt tussen de wijkas en het groene plein en tot slot het voorzieningenhart “De Ster”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0011.png"

Groenstructuur

Zoals in veel betuwse dorpen is het aandeel groen ìn het dorp gering. De groenbeleving van Lent wordt op dit moment bepaald door de aanwezigheid van groene woningbouwpercelen en door de (voormalige) agrarische en tuinbouwpercelen langs de oude linten. Wat sterk meespeelt in de groenbeleving van kern Lent, is de ligging in een groene omgeving. Deze is goed zichtbaar vanuit verschillende randen en historische linten. Binnen de kern zelf is er nauwelijks sprake van een stevige en consequent doorgetrokken groenstructuren. Het groen is versnipperd, in de vorm van hofjes, groene veldjes, plantsoenen, wadi's, speelplekken en trapveldjes. Ook zijn er geen duidelijk herkenbare bomenlanen in straatprofielen die onderdeel uitmaken van de hoofdgroenstructuur.

Bij de ontwikkeling van de Waalsprong is gekozen voor de realisatie van een herkenbare groenstructuur. Aan de oostrand van Lent en Visveld zorgt een groene zone met waterloop voor een afronding. De wijkas is daarnaast een groene langzaamverkeersroute die Visveld verbindt met de oude dorpskern. Aan deze groene route zijn een drietal plantsoenen gekoppeld. Deze groenstructuren worden versterkt met bomen. Daarnaast worden belangrijke ontsluitingsstructuren begeleid met groen en laanbeplanting. Denk aan de Turennesingel en de Vrouwe Udasingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0012.png"

5.3 Functionele Structuur

In het plangebied zijn diverse functies te vinden zoals winkels, bedrijven, horeca en maatschappelijke dienstverlening. Deze zijn vrijwel allemaal in de oorspronkelijke dorpskern te vinden en spelen een belangrijke rol bij levendigheid en het karakter van de oude kern.

De tiental winkels die het plangebied rijk is, zijn gesitueerd op verschillende plekken langs de oude dorpslinten. In de dorpskern zijn daarnaast enkele bedrijven en diverse locaties met dienstverlening gesitueerd. De dienstverlening betreft (kleine) kantoren zoals, makelaars, assurantiekantoren, een apotheek, een klein postkantoor en een bank. In de woonbuurten zijn verschillende kleine zelfstandige ondernemers die vanuit huis ondernemen.

Ook zijn in de voormalige dorpskern enkele horecabedrijven, zoals een chinees restaurant, diverse cafetaria, een brasserie en een cafe/restaurant en zalencentrum, gevestigd.

Tot slot zijn in de oorspronkelijke dorpskern ook maatschappelijke functies te vinden. In de dorpskern is een basisschool, twee kerken, een dierenweide, een politiekantoor, een kinderopvang en een sporthal aanwezig. Ook is er een kliniek voor de behandeling van angststoornissen. Ten behoeve van de bewoners van Visveld is een zogenaamd voorzieninghart gerealiseerd, waarin een multifunctioneel gebouw diverse maatschappelijke functies zijn geclusterd. Hier is een basisschool, kinderopvang, de GGD, een sporthal en een wijkcafe gevestigd en zijn mogelijkheden voor organisaties en particulieren op het gebied van sport, ontspanning, cursussen en cultuur.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Bedrijvigheid

Bedrijvigheid is in de zin van de Wet milieubeheer die bedrijvigheid die vermeld staat in het Inrichtingen en vergunningen Besluit (Bor-IvB) en als zodanig als inrichting aangemerkt zou kunnen worden. Het betreft dus lang niet alle bedrijven die in het plangebied gevestigd zijn. In het nieuwe bestemmingsplan zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar (vooral brand- en explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten van belang. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is een verbijzonderde afgeleide van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. Uiteraard bevat de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen ook typen bedrijven die binnen het plangebied Kern-Lent/Visveld zeker niet gewenst zijn. De wijken Kern Lent en Visveld bestaan in overwegende mate uit rustige woongebieden omsloten en doorsneden door een aantal hoofdverkeersaders. Uitgangspunt is dat vooral de bedrijvigheid, die is ingedeeld in de categorieën SBI 1 en 2, passend is binnen een woongebied. Uitgangspunt is echter ook dat bestaande bedrijvigheid, die qua milieubelasting in principe niet thuishoort in een woongebied en waarvoor verplaatsing op korte termijn niet haalbaar is, op basis van verworven rechten moet worden geaccepteerd. Deze bedrijvigheid zal als een verbijzondering op de toegelaten categorieën worden toegestaan.
Bij deze acceptatie dient er uiteraard wel van te worden uitgegaan dat deze bedrijvigheid dan ook aan de criteria moet voldoen die de Wet milieubeheer (Wm) hierbij oplegt, zodat niet van een onaanvaardbare hinder naar de omgeving sprake is. Langs de hoofdverkeersaders langs en door de wijken Kern Lent en Visveld, zoals de Prins Mauritssingel (de voormalige snelweg), Vrouwe Udasingel, Het Buske, Turennesingel, Laauwikstraat en de Griftdijk Zuid. Bovendien wordt het plangebied aan de westzijde gedeeltelijk begrensd door de spoorlijn Nijmegen-Arnhem.

Langs de bovengenoemde verkeersaders zijn echter nauwelijks bedrijven gevestigd.

In het navolgende overzicht zijn alleen die bedrijven binnen het plangebied aangegeven die niet onder de categorieën horeca, sportvoorzieningen, kantoren, woongebouwen, opleidingsinstituten, detailhandel en medische praktijken vallen.

Straat Huis nr. Naam SBI SBI Omschrijving Cat Milieuaspect
Gloxiniapad (I) 19 NUON 4000.3 Gasdrukregelstation 2 G30
Gloxiniapad (III) 19 NUON 4000.3 Gasdrukregelstation 2 G30
Griftdijk Zuid 93 Autobedrijf H. van Doorn 5010.4 Garagebedrijf personenauto's 2 G30
Griftdijk Zuid 109 Tuinbouwbedrijf N. J. Weel 0112.1 Teelt van groenten en bloemen 2 G30
Laauwikstraat 74 Rioolgemaal Gemeente Nijmegen 9000.1 Afvalwaterinzameling/-behandeling 4.1 G200
Lentseveld 0 NUON 4000.3 Gasdrukregelstation 2 G30
Magnolialaan 1 Liander 4000.3 Gasdrukregelstation 2 G30
Pastoor van Laakstraat 24 Veerdonk Mulder Bouwbedrijf 4521.1 Algemene burgerlijke-/utiliteitsbouw 3.1 G50
Lentse Tuinstraat 13 V.O.F. Brouwer van Marwijk 52485 Winkel in fietsen/constructiebedrijf 3.1 G50

Veel van de bedrijfsactiviteiten in het plangebied vallen onder de regeling voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten, die zijn toegestaan binnen de bestemming Wonen.

Er zijn buiten het plangebied een tweetal aantal inrichtingen aanwezig die ontwikkelingen binnen het plangebied kunnen beïnvloeden.

Straat Huis nr. Naam SBI SBI Omschrijving Cat. Milieuaspect
Bemmelsedijk 0 Gemeente Nijmegen 7522 Defensie Springterrein 4.1 G200
Paviastraat 0 Poldergemaal Kastanjelaan ong. 9000.1 Afvalwaterinzameling /-behandeling 4.1 G200

6.2 Bodem

Het beleid ten aanzien van bodem in bestemmingplannen wordt bepaald door de Wet ruimtelijke ordening en de Wet bodembescherming. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Het verontreinigd zijn van de bodem is een omstandigheid die invloed kan hebben op de uitvoerbaarheid. Bij gevallen van ernstige bodemverontreiniging moet voldoende inzicht worden gegeven in de financiële realiseerbaarheid van het plan door middel van een opgesteld saneringsplan. Voor iedere locatie binnen het plangebied waar veranderingen in functie, nevenfunctie of bouw plaats gaan vinden moet nagegaan worden of een bodemonderzoek nodig is of niet. Wanneer er onderzoek nodig is en er is geen recent onderzoek voorhanden, dan moet de initiatiefnemer onderzoek uit laten voeren. Het onderzoek wordt door Bureau Bodem van de gemeente Nijmegen beoordeeld. Uit het bodemonderzoek en de beoordeling blijkt of de bodemkwaliteit voldoende is voor de gewenste ontwikkelingen of dat een bodemsanering nodig is.

Het inzicht in de bodemkwaliteit hoeft in dit bestemmingsplan alleen bekend te zijn op locaties waar nog gebouwd gaat worden. Dat is voor drie locaties het geval, namelijk in het noorden van het plangebied (gebied Groene Oever), het gebied tussen de Visveldsestraat en Acacialaan, en voor de gronden bij het voorzieningenhart de Ster.

De bodemrapportages kunnen via internet worden geraadpleegd door in het internetadres http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/1234.pdf de cijfers 1234 te wijzigen in het interne nummer.

Groene Oever / Dansende villa's

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:

  • DHV, verkennend bodemonderzoek Keimate, ONA983597, 31-12-1998 (internnr. 1654)
  • DHV, verkennend bodemonderzoek Pelseland, ONA983598, 31-12-1998 (internnr. 1655)
  • BLGG, verkennend bodemonderzoek Pelselandse(weg), 76424, 14-08-1997 (internnr. 1819)
  • BLGG, verkennend bodemonderzoek Pelselandse(weg), 76334, 18-06-1997 (internnr. 1820)
  • Arcadis Heidemij Advies, verkennend bodemonderzoek Pelseland 21, 110302.OA9/8S4, 15-08-2000 (internnr. 2067)
  • Arcadis Heidemij Advies, nader bodemonderzoek Pelseland 21, 110302/OA0/200, 15-12-2000 (internnr. 2140)
  • Witteveen en Bos, actualiserend grondwateronderzoek Pelseland 21 en Smitjesland 17, 3182 NM60-500/achh/001, 10-01-2005 (internnr. 3182)

Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de grond en het grondwater licht verontreinigd zijn. Ter plaatse van de Pelseland 19-21 was tijdens het bodemonderzoek in 2000 een sterke verontreiniging met nikkel aangetroffen. Nadat de kassen aldaar waren gesloopt is in 2005 het grondwater nogmaals onderzocht. Daaruit blijkt dat een lichte verontreiniging en plaatselijk een matige verontreiniging met nikkel aanwezig is. Verondersteld wordt dat na sloop van de kas het bodemevenwicht herstellende is van de hoge dosis meststoffen. Meststoffen verstoren het bodemevenwicht waardoor nikkel vanuit de grond in het grondwater terecht komt.

Er is dus geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als wonen. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.

Omdat de bodemonderzoeken inmiddels ouder zijn dan 5 jaar dienen voorafgaand aan de bouwactiviteiten de bodemonderzoeken te worden geactualiseerd volgens de NEN 5740 en NEN 5707.

Gebied tussen Visveldsestraat en Acacialaan

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:

  • VWM Milieu, Verkennend bodemonderzoek Visveldsestraat 2, 96621, 31 december 1996 (internnr. 1042).
  • Van de Weijer Bedrijfmilieuzorg B.V., Verkennend bodemonderzoek Visveldsestraat 4, 9909.WBM, 23 april 1999 (internnr. 2031).
  • Centraal Bodemkundig Bureau, Verkennend bodemonderzoek Laauwikstraat 31, 6072461, 10 juli 2007 (internnr. 4293).
  • Grontmij, Verkennend bodemonderzoek Laauwikstraat 31, 221186, 25 mei 2009 (internnr. 4432).
  • Grontmij, verkennend bodemonderzoek Laauwik Vlek 35 Waalsprong [Deellocatie KC01 en KC02], 99043559 , 18 november 2008 (internnr. 4350 en 4350_01).
  • Grontmij, Verkennend bodemonderzoek Laauwik Vlek 35 Waalsprong [Deellocatie X3], 99047397, 26 mei 2009 (internnr. 4586 en 4586-01).
  • Envita Nijmegen, Verkennend bodemonderzoek Acaciastraat groenstrook, 201263-10/R02, 15 juni 2011 (internnr. 4941).

Uit deze bodemonderzoeken blijkt dat de grond (plaatselijk) licht verontreinigd is met zware metalen, PAK, minerale olie, drins, DDD en/of DDE. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met zink, tolueen en/of xylenen.

In de rapportage met internnr 4350 van 18 november 2008 staat dat er sprake is van een sterke verontreiniging met drins. Per 1 april 2009 zijn de normen voor drins gewijzigd waardoor slechts nog sprake is van een lichte verontreiniging met drins. Dat betekent dat op het perceel geen geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is.

In de rapportage met interne 4941 blijkt dat plaatselijk een sterke verontreiniging met zink aanwezig is. De omvang van de sterke verontreiniging bedraagt 20 m3. Daarmee is er geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreinigng.

Binnen het gehele plangebied is een verkennend asbest bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er visueel en analystische geen asbest op of in de grond aanwezig is. Alleen in rapportage met internnr 4941 dat bij één boring asbesthoudende golfplaat waargenomen.

De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als wonen. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.

De Ster

Op en nabij de gronden waar de uitbreiding van De Ster en woningbouw in combinatie met maatschappeliijke voorzieningen zijn voorzien, is in februari 2011 een bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage is digtiaal te bekijken via http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/4909.pdf. Uit het bodemonderzoek blijkt dat de grond schoon tot licht verontreinigd is. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik. Bij het realiseren van de bestemmingen worden geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging verwacht.

6.3 Geluid

Inleiding

In een bestemmingsplan worden de functies in een gebied (op)nieuw vastgelegd. Het gaat hier voornamelijk om een consoliderend bestemmingsplan. Middels dit bestemmingsplan worden er dus zo goed als geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toegestaan. Omdat in het consoliderende deel geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden toegestaan, hoeft daarvoor geen akoestisch onderzoek te worden verricht en ook hoeft er geen hogere waarde procedure te worden doorlopen. Voor de enkele nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die worden toegevoegd aan het bestemmingsplan, is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat voor drie locaties een hogere waarde procedure moet worden doorlopen.

In onderstaande paragraaf wordt ingegaan op de werking van de Wet geluidhinder en de geluidsbronnen die vallen onder de werking van de Wet geluidhinder.


Wet geluidhinder

Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zoals bijvoorbeeld wonen en onderwijs moet worden onderzocht of de geluidsbelasting niet te hoog is. De Wet geluidhinder stelt eisen aan de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeerswegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Aanvullend hierop wordt het Nijmeegs Geluidsbeleid gehanteerd.

De Wet geluidhinder heeft tot doel geluidshinder veroorzaakt door wegverkeer, railverkeer en gezoneerde industrieterreinen te beperken. Daarom zijn er in de wet voorkeurswaarden opgenomen. Bij geluidsbelastingen tot en met deze voorkeurswaarden is er over het algemeen sprake van een prettig akoestisch klimaat. Om uiteenlopende redenen kan het toch wenselijk zijn om een hogere geluidsbelasting toe te staan. De Wet geluidhinder geeft deze mogelijkheid, maar kent ook maximale waarden die niet mogen worden overschreden. Hogere geluidsbelastingen dan de voorkeurswaarde mogen pas worden toegestaan als hiervoor een aparte procedure is doorlopen, de hogere waarde procedure.

De voorkeurswaarden gelden alleen binnen vastgestelde zones langs de verkeers- en spoorwegen en de zones rond industrieterreinen. Deze zones zijn aandachtsgebieden waarbinnen aandacht moet worden besteed aan de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen. Wegen met een 30 km/uur regime en wegen die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen, hebben geen zone en hoeven in eerste instantie niet te worden onderzocht. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn deze wegen, afhankelijk van de verkeersintensiteit, mogelijk wel van belang.

In en rond het gebied van het bestemmingsplan Kern Lent - Visveld liggen gezoneerde geluidsbronnen die het gebied belasten.Voor railverkeer gaat het om een gezoneerde spoorlijn:

  • Spoorlijn Nijmegen-Arnhem (traject 245) >>> zone 300 meter

Voor wegverkeer gaat het om zes gezoneerde wegen:

  • Prins Mauritssingel >>> zone stedelijk gebied 350 meter, zone buitenstedelijk gebied 400 meter;
  • Vrouwe Udasingel >>> zone 200 meter;
  • Het Buske >>> zone 200 meter;
  • Turennesingel >>> zone 200 meter;
  • Laauwikstraat >>> zone 200 meter;
  • Griftdijk Zuid >>> zone 200 meter

In de onderstaande tabel staan de voorkeurswaarden uit de Wet geluidhinder voor woningen weergegeven.

Geluidsbron Voorkeurswaarden
Wegverkeerslawaai 48 dB
Railverkeerslawaai 55 dB
Industrielawaai 50 dB(A) (Laeq)

Nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zijn toegestaan buiten de zone van de spoorlijn Nijmegen-Arnhem (traject 245), Prins Mauritssingel, Vrouwe Udasingel, Het Buske, Turennesingel, Laauwikstraat en Griftdijk Zuid. Als nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de zone van één van bovenstaande geluidsbronnen ligt, maar de voorkeurswaarde niet wordt overschreden, dan zijn deze ook toegestaan. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden dan zijn geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan als er een hogere waarde is vastgesteld door het college van B&W.

Alleen onder voorwaarden kan een hogere waarde worden vastgesteld. Daarbij moet rekening worden gehouden met de “Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder” d.d. maart 2007 vastgesteld door de gemeente Nijmegen. In de beleidsregels staat onder andere dat elke woning minimaal één geluidsluwe zijde moet hebben en ook dat de buitenruimten die als verblijfsruimte worden gebruikt aan de geluidsluwe zijde gesitueerd moeten liggen. Ook moet bij een geluidsbelasting hoger dan 53 dB vanwege wegverkeer, 58 dB vanwege railverkeer en 55 dB(A) vanwege industrielawaai worden voldaan aan indelingseisen, te weten:

  • tenminste één slaapkamer moet aan de geluidsluwe zijde liggen;
  • verblijfsruimten moeten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde liggen.

De hogere waarden-procedure moet gelijk oplopen met de procedure voor het bestemmingsplan. Het ontwerpbesluit hogere waarden moet tegelijk met het ontwerp-bestemmingsplan 6 weken ter inzage worden gelegd. De raad neemt vervolgens een definitief besluit.

Op een viertal locaties maakt het (ontwerp)bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk:

  • locatie Weverstraat;
  • locatie De Ster aan de Vrouwe Udasingel;
  • locatie Lentse Tuinstraat;
  • locatie Groene Oever / Dansende villa's aan de Groot-Brittanniëstraat.

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een (spoor)weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.

De woningen, onderwijsgebouwen, verzorgingstehuizen en medisch centra liggen binnen de zones van de Prins Mauritssingel, toekomstige Parmasingel, Vrouwe Udasingel, Het Buske en de spoorlijn Nijmegen-Arnhem. Voor deze (spoor)wegen is akoestisch onderzoek verricht. De Weverstraat, Groot Brittanniëstraat en Lentse Tuinstraat zijn volgens de Wet geluidhinder niet gezoneerd omdat de maximum toegestane snelheid 30 km/uur bedraagt. Ondanks dat deze wegen niet gezoneerd zijn, zijn deze wegen wel in het akoestisch onderzoek betrokken.

Uit de Wgh blijkt dat de voorkeurswaarde voor wegverkeer, in geval van woningen, 48 dB bedraagt. Ook voor onderwijsgebouwen, verzorgingstehuizen en medisch centra bedraagt die 48 dB maar dat is terug te vinden in het Besluit geluidhinder (Bgh). In het Bgh zijn ook de voorkeurswaarden voor railverkeer opgenomen, voor onderwijsgebouwen, verzorgingstehuizen en medisch centra bedraagt deze 53 dB en voor woningen 55 dB. Deze waarden mogen bij voorkeur niet worden overschreden. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hoge waarde worden vastgesteld. In de Wgh, Bgh en de “Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder” staan deze voorwaarden omschreven.

Uit de Wgh blijkt dat de maximum toegestane geluidsbelasting voor wegverkeer, in geval van woningen, 63 dB bedraagt. Ook voor onderwijsgebouwen bedraagt die 63 dB maar dat is terug te vinden in het Bgh. In het Bgh staat ook dat de maximum toegestane geluidsbelasting voor wegverkeer, in geval van verzorgingstehuizen en medisch centra, 53 dB bedraagt. Verder zijn nog de maximum toegestane geluidsbelastingen voor railverkeer in het Bgh opgenomen, deze bedragen voor woningen, onderwijsgebouwen, verzorgingstehuizen en medisch centra 68 dB.

In de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder zijn voorwaarden opgenomen voor woningen. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan kunnen woningen worden gerealiseerd. In het kort zijn de voorwaarden als volgt:

  • er moet een ontheffingscriterium van toepasssing zijn;
  • de woning moet minimaal één geluidsluwe zijde hebben;
  • de buitenruimte(n) van een woning, die als verblijfsruimte worden gebruikt, moeten aan de geluidsluwe zijde liggen;
  • bij een grotere geluidsbelasting dan 53 dB vanwege wegverkeer of 58 dB vanwege railverkeer gelden er indelingseisen.

De indelingseisen zijn als volgt:

  • verblijfsruimten van een woning moeten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde liggen;
  • ten minste één slaapkamer van een woning moet aan de geluidsluwe zijde liggen.

Locatie Weverstraat

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van wegverkeer de voorkeurswaarde niet wordt overschreden en ten gevolge van railverkeer op de spoorlijn Nijmegen-Arnhem wel. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van railverkeer op de spoorlijn Nijmegen-Arnhem bedraagt 60 dB, daarmee wordt de maximum toegestane geluidsbelasting niet overschreden.

Op dit moment wordt in het bestemmingsplan alleen de mogelijkheid geschapen voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen maar is nog niet bekend hoe deze binnen het bouwvlak worden gesitueerd. De locatie kan zo worden ingericht dat aan de Beleidsregels Hogere waarden Wet geluidhinder wordt voldaan.

Locatie De Ster aan de Vrouwe Udasingel

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van wegverkeer op de Vrouwe Udasingel de voorkeurswaarde wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Vrouwe Udasingel bedraagt 52 dB, daarmee wordt de maximum toegestane geluidsbelasting niet overschreden.

Op dit moment wordt in het bestemmingsplan alleen de mogelijkheid geschapen voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen maar is nog niet bekend hoe deze binnen het bouwvlak worden gesitueerd. De locatie kan zo worden ingericht dat aan de Beleidsregels Hogere waarden Wet geluidhinder wordt voldaan.

Locatie Lentse Tuinstraat

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat alleen ten gevolge van wegverkeer op de Prins Mauritssingel de voorkeurswaarde wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Prins Mauritssingel bedraagt 54 dB, daarmee wordt de maximum toegestane geluidsbelasting niet overschreden.

Op dit moment wordt in het bestemmingsplan alleen de mogelijkheid geschapen voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen maar is nog niet bekend hoe deze binnen het bouwvlak worden gesitueerd. De locatie kan zo worden ingericht dat aan de Beleidsregels Hogere waarden Wet geluidhinder wordt voldaan.

Locatie Groene Oever / Dansende villa's aan de Groot-Brittanniëstraat

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van wegverkeer de voorkeurswaarde niet wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer bedraagt 48 dB.

Conclusie

Ten gevolge van wegverkeer op de Prins Mauritssingel en Vrouwe Udasingel en railverkeer op de spoorlijn Nijmegen-Arnhem wordt de voorkeurswaarde overschreden maar de maximum toegestane geluidsbelasting niet. Er wordt aan de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder voldaan. Voor de locaties Weverstraat en De Ster aan de Vrouwe Udasingel moeten hogere waarden worden vastgesteld voor woningen, onderwijsgebouwen, verzorgingstehuizen en medisch centra. Terwijl voor de locatie Lentse Tuinstraat alleen hogere waarden moeten worden vastgesteld voor woningen.

Verder moet bij de woningen, onderwijsgebouwen, verzorgingstehuizen en medisch centra worden voldaan aan de geluidweringseisen, zodanig dat voor de toegestane binnenwaarden minimaal wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit. Hierbij moet worden uitgegaan van de totale geluidsniveau's. In het kader van het bestemmingsplan is dit nog niet aan de orde, pas in het kader van de bouwaanvraag.

6.4 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijnstof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

Tabel: luchtkwaliteit

norm ingangsdatum
grenswaarde NO2 40 ug/m3 1-1-2010 (1-1-2015)*
jaargemiddelde grenswaarde PM10 40 ug/m3 1-1-2005 (1-1-2011)*
daggemiddelde grenswaarde PM10 max. 35 dagen/jaar>50 ug/m3 1-1-2005 (1-1-2011)*

* na derogatie

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Hierdoor heeft Nederland derogatie (uitstel) gekregen voor het voldoen aan de grenswaarden. Tot die tijd gelden aangepaste grenswaarden:

  • NO2 jaargemiddeld: 60 µg/m3;
  • PM10 jaargemiddeld: 48 µg/m3.

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met de met het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit (sinds de inwerkingtreding van het NSL maximaal 3 %) (Wm artikel 5.16.1.c), of;
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met de met het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of in elk geval niet strijdig is met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Begin 2009 is de AMvB gevoelige bestemmingen vastgesteld met afstandseisen voor gevoelige objecten zoals kinderdagverblijven en scholen. Plannen voor gevoelige objecten zijn dan niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied moet bij gevoelige bestemmingen rekening worden gehouden met bovenstaande regelgeving. Plannen moeten getoetst worden aan de regelgeving voor luchtkwaliteit.

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriele regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007). Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

(a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit en

(b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden voor de volgende stoffen: stikstofdioxide (NO2); fijn stof (PM10); benzeen (C6H6); zwaveldioxide (SO2); koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP). In Nederland worden in het algemeen alleen voor NO2 en PM10 mogelijk overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.

Getalsmatig kan de normering voor NO2 en PM10 als volgt weergegeven worden:

norm ingangsdatum
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 40 ug/m3 1-1-2015
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 40 ug/m3 1-6-2011
Daggemiddelde grenswaarde PM10 max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 1-6-2011

Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat het plan niet leidt tot het overschrijden van een grenswaarde (vanaf ingangsdatum) danwel niet leidt tot een toename van reeds bestaande overschrijding van een grenswaarde;
  • aannemelijk is gemaakt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; danwel bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit, door een met het plan samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (saldering);
  • aannemelijk is gemaakt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen (zgn. NIBM-plan);
  • (art. 5.16 lid 1 onder d Wm) de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd is genoemd, beschreven ofwel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een vastgesteld programma, bijvoorbeeld het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

Een IBM-plan mag geen bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit op plaatsen waar de grenswaarden overschreden worden of dreigen te worden. Indien door een IBM-plan wel een bijdrage geleverd wordt aan een verslechtering boven de grenswaarde, dan moet aan het plan maatregelen gekoppeld worden om deze bijdrage te compenseren.

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Het NSL is een programma als bedoeld in artikel 5.16 lid 1 onder d Wm. Het NSL bevat een pakket van ruimtelijke ontwikkelingen c.q. projecten (Bijvoorbeeld (rijks)wegen, woningen, landbouw en industrie) en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met deze maatregelen zal Nederland tijdig aan de Europese luchtnormen voldoen. Deze maatregelen zijn onder meer: nationale, generieke maatregelen van het Rijk (stimulering roetfilters, belastingvoordeel voor schone auto's, etc.) en daarnaast maatregelen op het hoofd- of onderliggend wegennet zoals doorstromingsmaatregelen, snelheidsverlaging en schermen.

Het plangebied Nijmegen Kern Lent - Visveld is als onderdeel van woningbouwproject “Nijmegen Waalsprong” als IBM-project opgenomen in dit NSL onder IB-nr. 279. Tevens is de hoofdinfrastructuur van de Waalsprong (o.a. Nijmegen Stadsas onder IB-nr. 298) onderdeel van het NSL. Ten behoeve van de definitieve vaststelling van het NSL is het rekeninstrument Saneringstool (versie 3.1) ontwikkeld. De omvang van “de saneringsopgave” voor luchtkwaliteit wordt met dit instrument op een eenduidige en uniforme wijze in kaart gebracht. Het positieve effect op de luchtkwaliteit van de maatregelen is bepaald door middel van de Saneringstool 3.1. In deze Saneringstool leidt het inbrengen van de IBM-projecten in Nijmegen alsmede de voorgestelde maatregelen tot het tijdig oplossen van de knelpunten in de luchtkwaliteit in Nijmegen.

Het onderhavige bestemmingsplan voldoet met haar projectkenmerken aan de in het NSL opgenomen projectkenmerken. In de gebruikte verkeersmodellen voor de Saneringstool (versie 3.1) zijn de verkeerseffecten opgenomen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in Nijmegen (waaronder de eerdergenoemde in het NSL opgenomen IBM-projecten. Het onderhavige bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitsnormen en kan derhalve worden gerealiseerd.

Ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze AmvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • geen afstandscriterium;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1e lijnsbebouwing);
  • GGD Amsterdam heeft het advies “niet in 1e lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

6.5 Externe Veiligheid

6.5.1 Inleiding

Bij de onderstaande uitwerkingen van het thema externe veiligheid is ervan uitgegaan dat het bestemmingsplan Kern Lent - Visveld overwegend conserverend van aard is.

Binnen de externe veiligheid spelen twee begrippen een belangrijke rol: Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico wordt gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon dodelijk getroffen wordt door een ongeval ten gevolge van een activiteit met gevaarlijke stoffen indien deze persoon zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico geeft aan wat de kans per jaar is op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde activiteit.

Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:

  1. a. Externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven;
  2. b. Externe veiligheid door het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen.

ad a. Inrichtingen en bedrijven

Het gestelde onder a. wordt geregeld in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi). Dit besluit kent een nadere verdeling naar plaatsgebonden risico's (PR) en groepsgebonden risico's (GR). Voor wat betreft het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden (ijkpunten) aangegeven, het groepsrisico wordt getoetst aan de zogenaamde oriënterende waarden. Van de oriënterende waarde kan eventueel in voorkomende gevallen worden afgeweken. Hieraan dient wel een Collegebesluit ten grondslag te liggen waarin de onderbouwing van de afwijking is opgenomen (verantwoordingsplicht groepsrisico). Voorafgaand aan het Collegebesluit stelt het bevoegd gezag het bestuur van de Regionale Brandweer in de gelegenheid advies uit te brengen met betrekking tot het groepsrisico.

ad b. vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen

Met betrekking tot de externe veiligheid voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de transportassen binnen de gemeente Nijmegen in het zuidelijk deel van het Waalspronggebied, is het rapport “Ruimte voor de Waal – Nijmegen, Achtergrondrapport Externe Veiligheid”, van 1 oktober 2010 maatgevend.

6.5.2 Inrichtingen en bedrijven

Toepassing dient te worden gegeven aan het Bevi. In Artikel 5 lid 1 van het besluit staat omschreven: “Het bevoegd gezag neemt bij de vaststelling van een besluit als bedoeld in de artikelen 10, 11, eerste en tweede lid, 15, 17, eerste lid, 19, eerste, tweede en derde lid, 28, 37, 39b en 40, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en van een besluit tot het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 11 van de Woningwet, op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare objecten wordt toegelaten, de grenswaarde, genoemd in artikel 8, eerste lid, en de afstanden krachtens artikel 8.40 van de wet in acht. Het artikel 5 lid 1 betekent concreet dat een berekening naar het Plaats- en Groepsgebonden risico moet worden uitgevoerd en de waarden getoetst moeten worden aan de grens- cq voorkeurswaarden. Het besluit is van toepassing op risicovolle bedrijven, waaronder LPG-tankstations, BRZO-bedrijven, koel- of vriesinstallatie(s) met een inhoud van meer dan 1500 kg ammoniak, etc.

Een inrichting waarop het besluit van toepassing zou zijn is binnen het plangebied niet aanwezig. Ook buiten het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen waarvan de invloedssfeer tot in het plangebied reikt.

6.5.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen

Algemeen

Binnen en nabij het plangebied zijn de volgende potentiële risicobronnen aanwezig met betrekking tot het vervoer/transport van gevaarlijke stoffen:

  • vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor

Algemeen

Het plangebied ligt in de directe nabijheid van de spoorlijn Nijmegen - Arnhem. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Met betrekking tot deze risico's is op 24 oktober 2008 het rapport “Externe veiligheid spooromgeving Waalspronggebied” verschenen, welke is gebruikt als onderlegger voor het rapport “Ruimte voor de Waal – Nijmegen, Achtergrondrapport Externe Veiligheid”, van 1 oktober 2010.

Zoals eerder vermeld, worden de optredende risico's vanuit externe veiligheid onderverdeeld in:

a. Plaatsgebonden risico (PR)

b. Groepsrisico (GR)

Plaatsgebonden risico

Uit de bovenaangehaalde rapportage blijkt dat er geen PR risicocontour gevonden kan worden voor de waarde 10-6/jr., wel voor 10-7/jr. en 10-8/jr. Het PR vormt dus geen beperking vormt voor de planvorming.

Groepsrisico

Uit de rapportage blijkt ook dat momenteel binnen het afwegingsgebied (tot 200 meter van de route c.q. het tracé) de oriënterende waarde wordt overschreden naar aanleiding van de bouwplannen in het Waalspronggebied. Uiteindelijk zal dit in 2020 resulteren in een overschrijding van 1,08 maal de oriënterende waarde GR.

Plangebied

In het invloedsgebied, waarin ook het westelijk deel van het plangebied Kern Lent - Visveld ligt, is een nieuwe invulling voor wat de ruimtelijke ordening betreft wel toegestaan (omdat het buiten de PR risicocontour ligt) maar is de dichtheid van bebouwing/de aanwezige aantallen aanwezigen problematisch vanwege de uiteindelijke hoogte van het GR. Indien het bestemmingsplan wordt gewijzigd zal hier dan ook een afweging over moeten volgen. Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid, hulpverlening en rampbestrijding. Het begrip oriënterende waarde houdt tevens in dat het bevoegd gezag daarvan gemotiveerd kan afwijken. Het bevoegd gezag besluit mede op grond van de toetsing of er risicoreducerende maatregelen toegepast moeten worden. Er moet sprake zijn van een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging, waarin moet zijn aangegeven waarom in het specifieke geval eventueel een bouwplan toch gerealiseerd kan worden. De uitkomst van de afweging is vatbaar voor beroep.

Met betrekking tot het bestemmingsplan wordt opgemerkt dat het plan vooralsnog binnen de invloedszone van 200 meter vanaf het hart van de spoorlijn alleen conserverende bestemmingen kent, en die leiden niet tot een verhoging van het in de bedoelde zone aantallen aanwezige personen.

Er zal daarom ook geen toename plaatsvinden van het groepsrisico (GR) ten gevolge van het bestemmingsplan.

Verantwoording groepsrisico vervoer over het spoor

Onderstaand worden de voor dit plan relevante onderdelen vermeld:

Beschrijving huidig en toekomstig groepsrisico

  1. a. het groepsrisico;
  2. b. indien van toepassing: het eerder vastgestelde groepsrisico;
  3. c. een aanduiding van het invloedsgebied;
  4. d. de aanwezige dichtheid van personen en de in de toekomst redelijkerwijs voorzienbare dichtheid per hectare in dit invloedsgebied;
  5. e. een aanduiding van de vervoersstromen, in termen van de aard en de omvang van gevaarlijke stoffen die specifiek bijdragen aan de overschrijding van de oriëntatiewaarde, evenals een aanduiding in hoofdlijnen van de bijdrage van de verschillende transportstromen aan het groepsrisico;
  6. f. een aanduiding van de redelijkerwijs voorzienbare vervoerstromen in de toekomst (periode van tien jaar) met in begrip van een aanduiding van de invloed daarvan op het groepsrisico;
  7. g. de bijdrage in hoofdlijnen van de aanwezige en van de redelijkerwijs voorzienbare toekomstige (periode van tien jaar) (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico.

Bronmaatregelen en RO-maatregelen

De mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst (periode van tien jaar), met betrekking tot het vervoer en de ruimtelijke ontwikkelingen en de voor- en nadelen hiervan.

Beheersbaarheid

De mogelijkheden van de voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen.

Zelfredzaamheid

De mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.

Ad a.

Het resulterend groepsrisico van het spoor volgend uit de verwachte transporten gevaarlijke stoffen over dit spoor en de verwachte bevolkingsgroei in verband met de ontwikkeling van de Waalsprong zal uiteindelijk in 2020 resulteren in een groepsrisico van 1,08 maal de oriënterende waarde.

Ad b.

In 2002 is een inventariserend onderzoek gedaan naar de risico's met betrekking tot de Nijmeegse transportassen, “Bouwstenen voor een inhaalslag” uitgekomen 16 januari 2003. In dit rapport werd het groepsrisico nog bepaald op minder dan 0,5 maal de oriënterende waarde.

Ad c.

Het invloedsgebied van de spoorlijn betreft een strook van 200 meter ter weerszijden van de spoorlijn, gemeten uit het hart van het spoor.

Ad.d.

Het betreft hier een zeer beperkt deel van het plangebied van het bestemmingsplan Kern Lent - Visveld met een oppervlakte van ongeveer 3,6 ha. Het maximaal aantal aanwezigen betreft maximaal rond de 270 personen in de maatgevende nachtperiode, resulterend in dichtheid van 75 personen per ha. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan, zal er in de toekomst binnen de begrenzingen van dit plan geen significante stijging van de aantallen aanwezigen voordoen.

Ad.e.

Bij de berekening van het groepsrisico is rekening gehouden met de onderstaande vervoersstromen in spoorketelwagons.

Stofcategorie Jaar 2008 Jaar 2020
A Brandbare Gassen 200 700
B2 Toxisch gas (ammoniak) 0 200
C3 Brandbare vloeistoffen 350 1050
D3 Toxische vloeistoffen 54 50
D4 Zeer toxische vloeistoffen 30 50

Opgemerkt wordt dat de verdeling tussen dag en nacht 33% / 67% is. Gezien de vervoersstromen en de aanwezigheid 's nachts is de nacht voor de berekeningen maatgevend.

Bij de bovenstaande tabel kan nog opgemerkt worden dat veruit de grootste bijdrage aan het groepsrisico geleverd wordt door de stofcategorie A Brandbare Gassen.

Ad.f.

Onder Ad.e. is in de tabel aangegeven wat de verwachte vervoersstromen in het jaar 2020 zullen worden. Op het vervoer van toxische vloeistoffen na zullen zich voor alle gevaarlijke stoffen stijgingen voordoen. De verwachte stijging van het groepsrisico wordt veroorzaakt door een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen, gecombineerd met een grote stijging van de aantallen aanwezigen ten gevolge van het realiseren van de Waalsprong, waarbij ook binnen het invloedsgebied van de spoorlijn een aantal projecten zullen worden gerealiseerd. Daar heeft het onderhavige bestemmingsplan echter geen deel aan.

Ad.g.

Aangezien het plan conserverend van karakter is en slechts op een beperkt aantal locaties de bestemming wordt aangepast, echter wel aan het al langer bestaande gebruik, zal de planinvulling niet significant wijzigen. De thans aanwezige bebouwing is in zeer overwegende mate als kwetsbaar aan te merken. Dit wijzigt in de toekomst niet. Ook de legalisering van een al langere tijd aanwezig kinderdagverblijf op 180 meter van de spoorlijn met gelijktijdige realisering van een drietal woningen zal het groepsrisico niet kunnen beïnvloeden.

De hoogte van het groepsrisico zal ten gevolge van het bestemmingsplan in de toekomst niet wijzigen.

Op de onderwerpen bronmaatregelen en RO-maatregelen, beheersbaarheid en zelfredzaamheid wordt hierna ingegaan na het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.

Advies Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

In het kader van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico, heeft de sector brandweer van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid op 30 augustus 2011 een advies uitgebracht. Daarin staat dat geen gebruik gemaakt zal worden van het adviesrecht in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico, omdat het bestemmingsplan vanwege het conserverende karakter zeer minimale gevolgen zal hebben voor het risico. Het wordt daarom dan ook niet opportuun geacht om hiervoor een uitgebreide analyse van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid op te stellen. In overleg met de collega's van Brandweer Nijmegen wordt desalniettemin gewezen op de specifieke problemen voor de rampenbestrijding bij een calamiteit op het spoor. Deze mogelijkheden worden beperkt door slechte bereikbaarheid van incidenten op het spoor en het ontbreken van voldoende blus-/ koelwatervoorzieningen. Geadviseerd wordt deze beperkingen te beschouwen in het kader van de verantwoording van het groepsrisico.

Uit onze analyse blijkt dat, als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor door Nijmegen, calamiteiten denkbaar zijn met zeer grote effecten ter hoogte van het plangebied. De kansen op dergelijke calamiteiten zijn echter zeer klein. De mogelijkheden voor de rampenbestrijding bij deze calamiteiten zijn beperkt. Voor de bestrijding van een calamiteit op het spoor geldt dat onvoldoende blus-/ koelwater beschikbaar is om escalatie van het maatscenario te voorkomen. Daarnaast is de bereikbaarheid van incidenten op het spoor onvoldoende en stijgt het aantal te verwachten slachtoffers boven de mogelijkheden van de geneeskundige hulpverlening uit. Ook de mogelijkheden tot zelfredding zijn niet optimaal. Daarnaast voert de gemeente Nijmegen in zijn algemeenheid geen actieve risicocommunicatiecampagne(s). Een dergelijke campagne, gericht op de bewoners en bedrijven in de spoorzone, kan een bijdrage leveren aan het verhogen van het risicobewustzijn en daarmee de zelfredzaamheid van deze personen. Ter verbetering van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers, zijn in de analyse in de bijlage (geen onderdeel van deze weergave) mogelijke maatregelen benoemd. Hoewel deze maatregelen bijdragen aan het terugdringen van de risico's, kunnen de risico's niet tot nul worden gereduceerd. Ook na het treffen van de benoemde maatregelen kunnen zich calamiteiten voordoen waarbij de mogelijkheden voor de rampenbestrijding worden overstegen. Het is aan het bevoegd gezag dit risico expliciet te accepteren en in het ruimtelijk besluit te verantwoorden binnen de verantwoordingsplicht groepsrisico.

Onderstaand worden mogelijke maatregelen gegeven ter verbetering van de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers. Dit betreft een niet-limitatieve opsomming. Niet alle maatregelen zijn te treffen binnen de ruimtelijke procedure.

  • Het optimaliseren van de bereikbaarheid van incidenten op het spoor in Nijmegen. In de huidige situatie zijn incidenten op het spoor binnen de bebouwde kom van Nijmegen niet of nauwelijks te bereiken. Dit beperkt de mogelijkheden voor de rampenbestrijding. Om die reden adviseren wij u deze bereikbaarheid te optimaliseren. Hiervoor kunt u contact opnemen met het bureau proactie en preparatie van Brandweer Nijmegen. Wij wijzen u er volledigheidshalve op dat dit probleem niet alleen ter hoogte van dit plangebied speelt, maar langs grote delen van het spoor binnen de bebouwde kom van Nijmegen. Onzes inziens zou gekozen moeten worden voor een aanpak van de bereikbaarheid van het spoor binnen de gehele bebouwde kom.
  • Het realiseren van blus-/koelwatervoorzieningen specifiek voor de spoorzone in Nijmegen. Geconstateerd is dat onvoldoende direct bruikbare blus-/koelwatervoorzieningen beschikbaar zijn voor bestrijding van calamiteiten op het spoor in Nijmegen. Om escalatie van het maatscenario te voorkomen is het van belang dat de brandweer snel over veel blus-/koelwater beschikt. Over de exacte uitvoering van deze voorzieningen kunt u contact opnemen met het bureau proactie en preparatie van Brandweer Nijmegen. Overigens geldt dat langs vrijwel het gehele spoor in Nijmegen onvoldoende blus/koelwatervoorzieningen beschikbaar zijn. Net als voor de bereikbaarheid langs het spoor zou ook deze problematiek breed moeten worden beschouwd binnen de spoorzone in Nijmegen.
  • Burgers actief voorlichten over de risico's van gevaarlijke stoffen. Actieve risicocommunicatie kan een positieve bijdrage leveren aan het maken van een juiste gevaarinschatting door burgers die verblijven in de directe omgeving van het spoor. Een juiste gevaarinschatting draagt bij aan de zelfredzaamheid van deze personen. Om die reden adviseren wij u risicocommunicatie actief in te zetten. Er kan bijvoorbeeld worden gekozen voor het laten opnemen van handelingsperspectieven bij scenario's als gevolg van externe risico's in BHV-plannen van bedrijfspanden binnen het effectgebied. Daarnaast kunnen bewoners van de spoorzone gericht worden voorgelicht over de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen en over hoe men moet handelen in geval van een incident.

Reactie op het brandweeradvies

Met betrekking tot de bereikbaarheid van het spoor ter hoogte van het bestemmingsplan Kern-Lent/Visveld kan opgemerkt worden dat de bereikbaarheid van dit deel van het traject, voor zover niet meteen aangrenzend liggend aan het plan matig is te noemen. Echter zal dit onderwerp zijn van de ter plaatse nog te entameren bestemmingsplannen. Zij maken daarom ook geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan kan hierin dan ook niet voorzien omdat een mogelijke realisering hiervan niet dit plangebied betreft. Overigens wordt opgemerkt dat bronmaatregelen als bijvoorbeeld minder vervoer van gevaarlijke stoffen en bijvoorbeeld maatregelen aan wagenpark en spoor niet tot de mogelijkheden behoren omdat zij zich bevinden buiten de mogelijkheden van de gemeente Nijmegen om hierop invloed uit te oefenen.

Met betrekking tot het niet in voldoende mate aanwezig zijn van blus- en koelwatervoorzieningen kan opgemerkt worden dat in het plangebied op zich voldoende blus- en koelwatervoorzieningen aanwezig zijn, maar dat dit op de terreinen aanpalend aan de spoorlijn niet het geval is voor wat mogelijke calamiteiten op het spoor betreft. Echter zal dit onderwerp zijn van de langs het spoor zelf te entameren bestemmingsplannen. Een invulling met betrekking tot voldoende blusmiddelen langs het spoor kan daarom ook geen onderdeel uitmaken van dit bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan kan hierin dan ook niet voorzien.

Binnen het plangebied ligt één locatie, op ongeveer 180 vanuit het hart spoor, waar al langere tijd een kinderdagverblijf is gevestigd. Deze wordt via de bestemming “Gemengd - 1" binnen het bestemmingsplan opgenomen. Er zal met betrekking tot de aanwezige begeleiders specifieke voorlichting worden verstrekt over de risico's van een calamiteit op het spoor en hen te (laten) informeren over hoe te handelen in geval van een incident bij het spoor (en de Prins Mauritssingel).

Met betrekking tot zelfredzaamheid kan opgemerkt worden dat, op enkele uitzonderingen na, de aanwezigen/bewoners van het plangebied niet als verminderd zelfredzaam kunnen worden aangemerkt. Bovendien zijn in het invloedsgebied van de spoorlijn de vluchtmogelijkheden in voldoende mate aanwezig, waaronder voldoende vluchtmogelijkheden die van de mogelijke risicobronnen wegleiden.

De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid is in samenwerking met alle regiogemeenten een risicocommunicatiecampagne gestart. Onder de naam “Gelderland-Zuid denkt vooruit” zijn er diverse tools ontwikkeld om de inwoners te informeren over de mogelijke risico's en zijn er voor de twee belangrijkste handelingsperspectieven, te weten vluchten en schuilen, instructiekaarten aangemaakt. Burgers ontvangen standaard een folder als zij inschrijven bij de burgerlijke stand. Deze campagne is inmiddels gestart. Deze folder zal ook standaard gestuurd gaan worden naar de bewoners/gebruikers van de panden in het plangebied van het bestemmingsplan, voor zover gelegen binnen de onderscheiden risicocontouren van de vervoersassen gevaarlijke stoffen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Plaatsgebonden Risico

In de nabijheid van het plangebied ligt de rivier de Waal. Voor het plaatsgebonden risico (PR) geldt dat zowel voor de huidige situatie als voor de toekomstige situatie de 10-6 risicocontour voor de rivier niet kan worden bepaald, wel de 10-7 contour. Met het PR hoeft bij de invulling van dit plan geen rekening te worden gehouden.

Groepsrisico

Met betrekking tot het groepsrisico (GR) geldt dat in de huidige situatie binnen het beoordelingsgebied, tot 1000 meter vanaf het hart van de rivier, de oriënterende waarde GR nergens wordt overschreden. Zij is voor het verleden en thans bepaald op minder dan 10-2maal de oriënterende waarde. Een stijging naar aanleiding van het plan Kern-Lent/Visveld is uitgesloten, gezien de conserverende aard van het plan Ook de Waalsprongplannen in de nabijheid van Lent/Visveld zorgen niet voor een stijging van het GR voor 2020 en daarna.

Verantwoording groepsrisico vervoer over water

Onderstaand worden de voor dit plan relevante onderdelen vermeld:

Beschrijving huidig en toekomstig groepsrisico

  1. a. het groepsrisico;
  2. b. indien van toepassing: het eerder vastgestelde groepsrisico;
  3. c. een aanduiding van het invloedsgebied;
  4. d. de aanwezige dichtheid van personen en de in de toekomst redelijkerwijs voorzienbare dichtheid per hectare in dit invloedsgebied;
  5. e. een aanduiding van de vervoersstromen, in termen van de aard en de omvang van gevaarlijke stoffen die specifiek bijdragen aan de overschrijding van de oriëntatiewaarde, evenals een aanduiding in hoofdlijnen van de bijdrage van de verschillende transportstromen aan hetgroepsrisico;
  6. f. een aanduiding van de redelijkerwijs voorzienbare vervoerstromen in de toekomst (periode van tien jaar) met in begrip van een aanduiding van de invloed daarvan op het groepsrisico;
  7. g. de bijdrage in hoofdlijnen van de aanwezige en van de redelijkerwijs voorzienbare toekomstige (periode van tien jaar) (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico.

Ad a.

Het resulterend groepsrisico van het vervoer over water volgend uit de verwachte transporten gevaarlijke stoffen over dit water en de verwachte bevolkingsgroei in verband met de ontwikkeling van de Waalsprong zal uiteindelijk niet resulteren in een overschrijding van de oriënterende waarde. Het groepsrisico is thans minder dan 10-2 maal de oriënterende waarde, en zal hier ook tengevolge van de realisering van de Waalsprong ook na 2020 niet bovenuitkomen. Ook kan opgemerkt worden dat het gehele plan Kern Lent - Visveld op meer dan 300 meter uit de as van de rivier ligt, en daarom de eventueel spaarzame te entameren ontwikkelingen, die overigens in dit plan niet op voorhand mogelijk worden gemaakt, een slechts zeer marginale invloed op het groepsrisico zullen hebben.

Ad b.

Uit het onderzoek “Ruimte voor de Waal – Nijmegen, Achtergrondrapport Externe Veiligheid”, van 1 oktober 2010, gedaan naar de risico's met betrekking tot de Nijmeegse transportassen in het zuidelijk Waalspronggebied is het groepsrisico bepaald op minder dan 10-2 maal de oriënterende waarde in 2007.

Ad c.

Het invloedsgebied van de rivier de Waal betreft een strook van 1000 meter ter weerszijden van de rivier, gemeten uit het hart van de rivier. Opgemerkt dient te worden dat buiten de 300 meter lijn vanuit het hart van de rivier ontwikkelingen binnen dit invloedsgebied het groepsrisico slechts marginaal kunnen beïnvloeden.

Ad.d.

Het betreft hier een deel van het totale plangebied Kern Lent - Visveld met een oppervlakte van ongeveer 64.6 ha. Het maximaal aantal aanwezigen betreft maximaal rond de 2900 personen in de maatgevende nachtperiode, resulterend in een dichtheid van 45 personen per ha. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan, zal er in de toekomst binnen de begrenzingen van dit plan geen significante stijging van de aantellen aanwezigen voordoen, en zeker niet in het beschouwde invloedsgebied omdat dit gebied niet of nauwelijks ontwikkelingspotentie heeft.

Ad.e.

Bij de berekening van het groepsrisico is rekening gehouden met de in de onderstaande tabel opgenomen vervoersstromen in tankschepen. Met betrekking to de toekomstige vervoersstromen is in onderstaande tabel rekening gehouden met het maximale groeiscenario als opgenomen in Bijlage 2 van de “Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRvgs).

Stofcategorie Jaar 2007 cRvgs, Bijlage 2
GF3 Zeer Brandbaar Gas 1.195 2.135
GT3 Toxisch Gas 9 196
LF1 Brandbare vloeistof 9.497 9.882
LF2 Zeer brandbare vloeistof 6.764 13.958
LT1 Zeer licht toxische vloeistof 49 146

Ad.f.

Met de betrekking tot de verwachte verkeersstromen is in het bovenvermelde rapport rekening gehouden met het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen als opgenomen in de “Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen”. Ondanks deze vanuit de optiek van Externe Veiligheid forse groei, valt niet te verwachten dat binnen afzienbare tijd een benadering van de oriënterende waarde van het groepsrisico zal plaatsvinden.

Ad.g.

Aangezien het plan conserverend van karakter is en slechts op een beperkt aantal punten de bestemming wordt aangepast, echter wel aan het al langer bestaande gebruik, zal de planinvulling niet significant wijzigen. De thans aanwezige bebouwing is in sterke mate als kwetsbaar aan te merken. Dit wijzigt in de toekomst niet. De hoogte van het groepsrisico zal tengevolge van het bestemmingsplan Kern-Lent/Visveld in de toekomst niet wijzigen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

In het plangebied is een route gevaarlijke stoffen aanwezig, de Prins Mauritssingel (voormalige A325).

Plaatsgebonden risico

Met betrekking tot het plaatsgebonden risico (PR) geldt dat voor de huidige situatie als voor de toekomstige situatie de norm van 10-6 niet kan worden bepaald, wel de 10-7 contour. Met het PR hoeft bij de invulling van dit plan geen rekening te worden gehouden.

Groepsrisico

Met betrekking tot het groepsrisico (GR) geldt dat in de huidige situatie de oriënterende waarde nergens wordt overschreden. Het bestemmingsplan zal gezien zijn conserverend karakter geen aanleiding zijn voor een eventuele overschrijding van de oriënterende waarden.

Verantwoording groepsrisico vervoer over de weg

Onderstaand worden de voor dit plan relevante onderdelen vermeld:

Beschrijving huidig en toekomstig groepsrisico

  1. a. het groepsrisico;
  2. b. indien van toepassing: het eerder vastgestelde groepsrisico;
  3. c. een aanduiding van het invloedsgebied;
  4. d. de aanwezige dichtheid van personen en de in de toekomst redelijkerwijs voorzienbare dichtheid per hectare in dit invloedsgebied;
  5. e. een aanduiding van de vervoersstromen, in termen van de aard en de omvang van gevaarlijke stoffen die specifiek bijdragen aan de overschrijding van de oriëntatiewaarde, evenals een aanduiding in hoofdlijnen van de bijdrage van de verschillende transportstromen aan het groepsrisico;
  6. f. een aanduiding van de redelijkerwijs voorzienbare vervoerstromen in de toekomst (periode van tien jaar) met in begrip van een aanduiding van de invloed daarvan op het groepsrisico;
  7. g. de bijdrage in hoofdlijnen van de aanwezige en van de redelijkerwijs voorzienbare toekomstige (periode van tien jaar) (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;

Ad a.

Het resulterend groepsrisico van het vervoer over de weg volgend uit de verwachte transporten gevaarlijke stoffen over de Prins Mauritssingel (voormalige A325) en de verwachte bevolkingsgroei in verband met de ontwikkeling van de Waalsprong zal uiteindelijk rond 2020 niet resulteren in een overschrijding van de oriënterende waarde. Het groepsrisico zal, afhankelijk van de planinvullingen elders (o.a. Citadel en de Schans), uiteindelijk uitkomen op tussen 5 en 6 x 10-2 maal de oriënterende waarde.

Ad b.

Uit de bovenvermelde analyse blijkt dat het GR thans ligt rond 5 x 10-2 maal de oriënterende waarde.

Ad c.

Het invloedsgebied van de Prins Mauritssingel betreft een strook van 200 meter ter weerszijden die weg.

Ad.d.

Het betreft hier een beperkt deel van het totale plangebied Kern-Lent/Visveld met een oppervlakte van ongeveer 21,7 ha. Het aantal aanwezigen betreft maximaal rond de 1220 personen in de maatgevende nachtperiode, resulterend in dichtheid van 56 personen per ha. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan zal er in de toekomst binnen de begrenzingen van dit plan geen significante stijging van de aantellen aanwezigen voordoen, en zeker niet in het beschouwde invloedsgebied omdat dit gebied niet of nauwelijks ontwikkelingspotentie heeft.

Ad.e.

Bij de berekening van het groepsrisico is rekening gehouden met onderstaande vervoersstromen in tankwagens per jaar.

Stofcategorie Jaar 2007 Jaar 2020
GF3 Brandbare Gassen 130 130
LF1 Brandbare vloeistoffen 524 603
LF2 Brandbare vloeistoffen 492 566

De grootste bijdrage aan het groepsrisico wordt hierbij, ondanks de relatief geringe hoeveelheden ten opzichte van het totale vervoer van gevaarlijke stoffen over de Prins Mauritssingel, veroorzaakt door de brandbare gassen. Opgemerkt wordt voorts nog dat de mogelijke (beperkte) stijging van het groepsrisico in 2020 in hoofdzaak wordt veroorzaakt door de toename van de bebouwing in de Waalsprong.

Ad.f.

Met de betrekking tot de verwachte verkeersstromen is in het bovenvermelde rapport rekening gehouden met een groei van 0,0 % per jaar voor wat het vervoer van brandbare gassen betreft. Aangezien deze ondanks het relatief geringe aandeel in het totale transport veruit de grootste invloed heeft op het GR, zal de beperkte invloed van de brandbare vloeistoffen niet voor een significante toename van het GR kunnen zorgen.

Ad.g.

Aangezien het plan conserverend van karakter is en slechts op een beperkt aantal punten de bestemming wordt aangepast, echter wel aan het al langer bestaande gebruik, zal de planinvulling niet significant wijzigen ten opzichte van de bestaande toestand. De thans aanwezige bebouwing is in sterke mate als kwetsbaar aan te merken. Dit wijzigt in de toekomst niet. De hoogte van het groepsrisico zal tengevolge van het bestemmingsplan Kern-Lent/Visveld daarom in de toekomst niet wijzigen.

Conclusie verantwoording groepsrisico

Bij de beoordeling van risico's is de vraag aan de orde welke omvang van een ramp, gegeven de in dit plan zeer kleine kans hierop, nog aanvaardbaar is. Het gaat om de afweging van deze risico's tegen de maatschappelijke lusten en lasten. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is in deze afweging een ijkpunt. De groepsrisicoberekeningen in de rapportage “Ruimte voor de Waal – Nijmegen, Achtergrondrapport Externe Veiligheid”, van 1 oktober 2010 tonen het volgende aan:

  • Voor de rivier de Waal zal het groepsrisico niet stijgen en blijft onder 10-2 x de oriënterende waarde;
  • Voor de Prins Mauritssingel zal het groepsrisico in het ongunstigste geval marginaal toenemen tot 6 x10-2 maal de oriënterende waarde.
  • Voor de spoorlijn Nijmegen – Arnhem zal uiteindelijk het groepsrisico stijgen tot 1,08 maal de oriënterende waarde.

In het bovenstaande zijn alle wegingspunten al opgevoerd. In het bijzonder uit het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid blijkt dat er van een beïnvloeding van dit bestemmingsplan op de veiligheidsrisico's geen sprake is, ook niet voor wat het vervoer over het spoor betreft.

Afgewogen moet ook worden dat het bestemmingsplan, en wel vooral in het beschouwde gebied, met betrekking tot de externe veiligheid een al gedurende jaren bestaande situatie in het dorp Lent betreft. Wijzigingen hierin zullen zeer kostbaar zijn en in geen verhouding staan ten opzichte van de te behalen winst op het punt externe veiligheid. Waarbij natuurlijk opgemerkt moet worden dat het vervoer over het water en de weg in feite niet/nauwelijks gewogen behoeven te worden vanwege hun zeer lage groepsrisico's.

Met betrekking tot de vermindering van de groepsrisico's worden, voor zover praktisch uitvoerbaar, de adviezen van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid zoveel mogelijk uitgevoerd. Daarmee wordt echter het risico niet teruggebracht tot nul, er blijft een restrisico bestaan.

Gezien echter het maatschappelijk belang van het vast te stellen bestemmingsplan zal dit moeten worden aanvaard.

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en vinden het groepsrisico in het geconsolideerde gebied, na het nemen van de maatregelen als opgenomen onder Verantwoording groepsrisico vervoer over het spoor, aanvaardbaar.

6.6 Fysieke Veiligheid

6.6.1 Inleiding

Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid.

6.6.2 Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving.

Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.

6.6.3 Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.

Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand echter geen bijzondere beperkingen.

6.6.4 Bluswatervoorziening

De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor dit plan minimaal 30 m3 water per uur (panden na 1992) tot 60 m3 water per uur (overige panden) te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van het gebouw dient maximaal 40 meter te bedragen.

Op basis van het huidige plan zien wij, op enkele panden na, geen zwaarwegende beperkingen. Brandweer Nijmegen verwacht begin 2012 beleidsmatige afspraken te maken met betrekking tot knelpunten in de bluswatervoorziening.

6.6.5 Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang(en)/brandweertoegang(en) van de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn.

Het voorgelegde plan voldoet in overwegende mate aan deze voorwaarden. Afwijkingen zijn niet van dusdanige aard dat zij tot problemen zullen leiden.

6.6.6 Conclusie

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van de actualisatie van het voorliggende bestemmingsplan. Het advies van de brandweer is dus positief.

De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de 'Nijmeegse Bouwverordening' (artikel 2.5.3 en artikel 5.1.2) en nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.

6.7 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Groene energie wordt steeds meer toegepast. Dit betekent dat gebruik wordt gemaakt van natuurlijke energiebronnen, via de zon of de wind.

6.8 Kabels En Leidingen

Binnen het bestemmingsplan zijn kabels en leidingen gelegen van diverse nutsbedrijven. De aanwezigheid van deze kabels en leidingen vormt geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Mobiliteit

7.1 Algemeen

De planontwikkeling van de Waalsprong is van zeer grote invloed op de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte in Lent. De woongebieden worden gefaseerd aangelegd, de voorzieningen worden uitgebreid; dit geldt ook voor de wegen en fietspaden in het gebied. Voorts zijn er ten behoeve van de bouwactiviteiten in het gebied veel tijdelijke maatregelen nodig. Te denken valt aan de werkzaamheden rond Knoop Lent, de dijkteruglegging in het kader van het project Ruimte voor de Waal en de bouwplannen rond het plangebied. Een goede afstemming van de beheersactiviteiten met de planontwikkelingen in het gebied is juist in een wijk als Lent dus van groot belang. Dergelijke beheersmaatregelen staan los van de ruimtelijke kaders van dit bestemmingsplan. Door alle werkzaamheden in en rond Lent moet er de komende jaren regelmatig en langdurig rekening worden gehouden met hinder voor het autoverkeer. Per project worden omleidingen voor het autoverkeer ingesteld.

7.2 Ontsluiting Autoverkeer

Op 9 juli 2007 heeft de gemeenteraad besloten hoe de autoverkeersstructuur in de Waalsprong er uit zal zien. In afwijking hiervan is in de vergadering van 13 januari 2010 een motie aangenomen om de Dorpensingel-Oost toch aan te leggen, een “knip” aan te brengen in de Vossenpelssestraat en de aansluiting van de Parmasingel op de Prins Mauritssingel te laten vervallen. Ten aanzien van dit laatste onderdeel van de motie wordt onderzocht of de aansluiting op de Prins Mauritssingel bij de Parmasingel toch gehandhaafd moet blijven. In juli 2011 heeft de raad hierover een besluit genomen, inhoudende dat de aansluiting van de Parmasingel op de Prins Mauritssingel bij de Waalbrug volgens de oospronkelijke plannen uit te voeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0013.png"

Deze structuur wordt nu verder uitgewerkt in een tracéverkenning en ontwerp voor de Dorpensingel-Oost. Hierbij worden de gevolgen van de aanleg van de weg in beeld gebracht. Voorts vindt overleg met de gemeente Lingewaard plaats, omdat een deel van de weg op het grondgebied van die gemeente ligt. Op basis hiervan en van de financieringsmogelijkheden kan dit leiden tot een bestemmingsplanwijziging voor de aanleg van de Dorpensingel-Oost, waarin deze nieuwe ontwikkeling wordt vastgelegd.

De Prins Mauritssingel is de belangrijkste verbinding voor het autoverkeer in de Waalsprong. De weg maakt onderdeel uit van het stedelijk hoofdwegennet. De weg is onderdeel van de doorstroomroute waarvoor de gemeente een goede betrouwbare doorstroomsnelheid nastreeft. Zolang Nijmegen nog maar één autoverbinding over de Waal heeft is een gegarandeerde doorstroming in de spitsen niet haalbaar. Met de realisering van de nieuwe stadsbrug (de Oversteek) eind 2013 ontstaat de mogelijkheid om het autoverkeer beter te sturen en zal het autoverkeer ten noorden van de Vrouwe Udasingel gedoseerd worden.

De andere gebiedsontsluitingswegen in het plangebied zijn:

  • Vrouwe Udasingel
  • Turennesingel
  • Laauwikstraat
  • Het Buske

Dit zijn alle 50-km/u-wegen. De overige straten in het plangebied liggen in 30 km/uur zones.

De Laauwikstraat voldoet niet aan de eisen die gesteld worden aan een gebiedsontsluitingsweg. Er zijn geen vrijliggende fietspaden, parkeren zou volgens de richtlijnen niet aan de hoofdrijbaan, maar aan een parallelweg moeten plaatsvinden en ook de uitritten zouden niet rechtstreeks op de rijbaan mogen aansluiten. Het aanpassen van de weg aan deze eisen is niet mogelijk. Daarom kan overwogen worden hier een 30-km/u-regime in te stellen, te meer daar de verkeersintensiteiten af zullen nemen als de knip in de Vossenpelssestraat wordt gemaakt en de Parmasingel op de Prins Mauritssingel wordt aangesloten.

Voor de definitieve categorisering van alle genoemde 50-km/u-wegen moet nog een besluit worden genomen.

Parkeren

Op een aantal plaatsen in Lent wordt momenteel geparkeerd door automobilisten wier bestemming buiten de wijk ligt. Nabij het station Nijmegen Lent wordt zowel geparkeerd door gebruikers van trein en bus als door mensen die vanaf hier met de fiets naar de binnenstad gaan. De laatste categorie parkeren ook elders in Lent, zoals bij de trap naar de Snelbinder aan de Oosterhoutsedijk en onder en nabij de Waalbrug (met name bij evenementen in de stad). Waar de hinder te hoog wordt, moet afgewogen worden welke maatregelen we gaan treffen: faciliteren, ontmoedigen, reguleren of een combinatie hiervan.

Rondom het station Nijmegen Lent ontwikkelt zich de komende jaren een stedelijk knooppunt; er komt een voorzieningencentrum voor het hele stadsdeel Nijmegen-Noord, winkels, scholen, culturele voorzieningen en kantoren. In het kader van de verplaatsing van het station in zuidelijke richting en de aanleg van de aansluiting van de Graaf Alardsingel met de prins Mauritssingel moet het bestaande P&R-terrein binnen enkele jaren verplaatst worden.

De parkeerdruk neemt naar verwachting toe en afhankelijk van de snelheid waarmee de bouw vordert, zal naar verwachting het parkeren rondom Station Nijmegen Lent gereguleerd worden. Dit kan ertoe leiden dat ook in de omringende buurten de parkeerdruk toeneemt en er daarom overgegaan moet worden op het reguleren van het parkeren. Dit zal waarschijnlijk vooral spelen in de Hoge Bongerd, rond de Geldershofstraat en het westelijke deel van de Laauwikstraat. Als bewoners problemen ondervinden met parkeren, kunnen zij een verzoek doen om een parkeeronderzoek uit te laten voeren.

7.3 Fietsverkeer

Het Voorkeursmodel 2003 geeft aan dat de fietspadenstructuur radiaal van opzet moet zijn en bestaat uit een netwerk van korte, veilige en aangename routes die woongebieden verbinden met voorzieningen, werkgebieden en de bestaande stad. Ook de Aanvulling MER Waalsprong geeft aan dat de kansen voor de fiets afhankelijk zijn van het maken van directe routes en een fijnmazig netwerk. Het doorbreken van de barrièrewerking van het spoor speelt hierbij een belangrijke rol.

Een toename van het fietsgebruik wordt bereikt door een fietsroutenetwerk te realiseren met een maaswijdte van 400-600 meter, met rechtstreekse en samenhangende routes die alle belangrijke voorzieningen ontsluiten. Daarbij zijn ook comfort (verharding, doorstroming), aantrekkelijkheid en verkeersveiligheid belangrijke factoren. In het Ontwikkelingsbeeld is aangegeven dat met de bouw van de Snelbinder de bereikbaarheid van de bestaande stad vanuit de Waalsprong uitstekend is. Binnen en tussen de wijken zal een fijnmazig fietsnetwerk ontstaan. De noord-zuidgerichte lijnen die het ruimtelijk raamwerk vormen voor de Waalsprong zijn van groot belang voor het fietsroutenetwerk. Een aandachtspunt is de verbetering van de oost-westverbindingen in het gebied.

Het College heeft op 16 oktober 2007 de beleidsnotitie “De Doorsteek, gewenst fietsnetwerk in de Waalsprong” vastgesteld. De fietsnetwerkkaart uit de beleidsnotitie fungeert als de actualisatie van de kaart “langzaam verkeer” uit het Ontwikkelingsbeeld. In deze visie zal in Lent een fijnmazig fietsnetwerk moeten bijdragen aan het stimuleren van het fietsgebruik. Een deel van dit netwerk ligt er al, een deel moet nog ontwikkeld worden. Een goede aansluiting van de bestaande en nieuwe voorzieningen in Lent (Geldershofschool, sporthal, station) is hierbij van wezenlijk belang.

In De Doorsteek wordt uitgegaan van de realisering van snelfietsroutes met een noord-zuidrichting. Naast de bestaande verbindingen worden drie nieuwe oostwestverbindingen voor langzaam verkeer over het spoor en de Prins Mauritssingel gerealiseerd. De toevoeging van deze verbindingen heeft een groot effect op de bereikbaarheid van de wijk en bepaalt in belangrijke mate de samenhang van het fietsnetwerk. Deze verbindingen zijn gesitueerd ter hoogte van de Vrouwe Udasingel, ten zuiden van de Landschapszone (Groot Brittanniëstraat) en ten noorden van de Landschapszone.

De oost-west verbindingen bij de Vrouwe Udasingel en de Landschapzone wordt uitgevoerd als fietstunnel (Collegebesluit Prioritering en aanleg fietstunnels Waalsprong, 28 oktober 2008). Inmiddels is de fietstunnel onder de Prins Mauritssingel ter hoogte van de Vrouwe Udasingel aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0014.png"

Figuur: fietsnetwerk Waalsprong

Lent wordt doorsneden door drie noord-zuid snelfietsroutes: vanaf Ressen/Arnhem via de Zwarteweg/Visveldsestraat (het Rijn-Waalpad), De Grift/Elst via de Spoorstraat en Oosterhout via de Griftdijk. Deze routes leiden alle naar de bestaande Waalbrug en de Snelbinder en komen in Lent bij elkaar rondom het station. Een groot deel van deze routes moet de komende jaren worden aangelegd, het eerst de snelfietsroute naar Arnhem. Het RijnWaalpad is inmiddels in uitvoering.

Voor de kruisingen met de Prins Mauritssingel en de nieuw aan te leggen Graaf Alardsingel worden momenteel ongelijkvloerse oplossingen uitgewerkt.

Naast de 3 snelfietsroutes zijn er diverse routes benoemd in De Doorsteek:

  1. a. Pelseland - Groot Brittanniëstraat bij voorkeur door te trekken naar de Woenderskamp ten westen van de spoorlijn,
  2. b. Vrouwe Udasingel in het westen door te trekken onder A325 en spoor en aan de oostzijde naar de Bergstraat,
  3. c. de Laauwikstraat
  4. d. de Turennesingel,
  5. e. de Vossenpelssestraat,
  6. f. Smitjesland - Coldplaystraat - Pastoor van Laakstraat/Lentseveld.

Waar de fietsroutes langs 50km-wegen leiden wordt gestreefd naar vrijliggende fietspaden. Voor de Vossenpelssestraat zal door de knip voor het autoverkeer de verkeersfunctie op termijn minder belangrijk worden. Voor de Laauwikstraat wordt onderzocht of de straat kan worden ingericht als 30 km-zone.

De overige straten in het plangebied vormen onderdeel van 30km/uur zones. In deze zones worden in principe geen fietsvoorzieningen aangebracht. Snelfietsroutes kunnen hier worden aangelegd als zogenaamde “fietsstraten”.

De dijken zijn zowel voor de recreatieve fietser van belang als voor de verbinding van de bewoners van de Waalsprong en omgeving naar bestemmingen ten zuiden van de Waal. Voor de toekomst wordt deze rol steeds belangrijker. Inmiddels is voor de Oosterhoutsedijk een zomerweekendafsluiting (1 april t/m 1 oktober) vastgesteld, waardoor doorgaand autoverkeer op zaterdagen en zondagen tussen 10 en 18 uur niet mogelijk is. Na afronding van de plannen van het project Ruimte voor de Waal en de aanleg van de Turennesingel – Parmasingel zullen de dijken een overheersend autoluw karakter krijgen.

Nabij publieksaantrekkende voorzieningen moeten voldoende fietsenklemmen beschikbaar zijn; hierbij kan gedacht worden aan de winkels, scholen, sport- en horecavoorzieningen en het station Lent. Voor het bepalen van het aantal klemmen worden de kengetallen van het CROW gehanteerd.

7.4 Openbaar Vervoer

Inleiding

Openbaar vervoer vormt een belangrijk onderdeel in het verkeerssysteem van de Waalsprong. Maatregelen op het gebied van (hoogwaardig) openbaar vervoer leveren een bijdrage aan de beperking van de groei van het autoverkeer. Openbaar vervoer bestaat momenteel uit trein- en busverbindingen. Nabij het centrumgebied Hof van Holland / Citadel komt het vervoersknooppunt van de Waalsprong te liggen, station Nijmegen Lent. Hier sluiten trein, HOV en overige openbaar vervoer op elkaar aan.

Trein

Stadsregiorail is het systeem dat in de toekomst vooral op de lijn Wijchen-Nijmegen-Arnhem-Zevenaar een frequente treinverbinding moet gaan verzorgen.

In het OV-systeem van de Waalsprong zijn nog veel ontwikkelingen te verwachten, waaronder de realisatie van nieuwe stations (Lent en op termijn mogelijk Ressen).

Station Nijmegen-Lent is van wezenlijk belang voor de OV-ontsluiting van Lent. Er vertrekken hier overdag 4x per uur treinen naar Nijmegen en Arnhem. In de komende jaren wordt dit station verplaatst. De perrons liggen nu ten noorden van het viaduct over de Griftdijk; in de definitieve situatie zullen deze grotendeels ten zuiden hiervan liggen. Een fiets-voetgangerstunnel onder de Prins Mauritssingel door zal een veilige en comfortabele verbinding met het nieuwe station vormen.

Bus/tram

Momenteel wordt er samen met de regio gewerkt aan een Hoogwaardig Openbaar Vervoernet, waarbij er hoogfrequente en snelle verbindingen worden ontwikkeld op de belangrijkste relaties. De eerste HOV-verbinding die in de regio moet gaan rijden, is die van Arnhem via Huissen en Bemmel naar Nijmegen CS en Heijendaal.

Uit de gemeentelijke visie op HOV komt de HOV-verbinding Waalsprong - centrum - Nijmegen CS - Heyendaal als meest kansrijk naar voren. Het toekomstige tracé voor HOV is vanaf de Waalbrug - Prins Mauritssingel - Knoop Lent via de Prins Mauritssingel naar het Keizer Augustusplein (vml. Ovatonde). Sinds 2007 is hier een transferium in de Waalsprong gerealiseerd, waar automobilisten kunnen overstappen op de bus. Deze snelle busverbinding staat bekend als de Waalsprinter. Het transferium moet daarmee een bijdrage leveren aan de vermindering van de verkeersdruk op de A325 en Prins Mauritssingel. Als eerste aanzet voor deze HOV-verbinding rijdt sinds augustus 2010 tussen Arnhem en Nijmegen de RijnWaalsprinter, een kwartierdienst die de reizigers uit het middengebied snel naar de centra van Arnhem en Nijmegen en de knooppunten brengt.

De HOV verbinding wordt ondersteund door een stelsel van busverbindingen in de wijk. De bussen rijden via de Laauwikstraat naar Bemmel en via de Vrouwe Udasingel naar de Turennesingel. Daarmee is voor het grootste deel van de inwoners een bushalte binnen een straal van 500m. van de woning.

Hoofdstuk 8 Watertoets

8.1 Algemeen

In het kader van de watertoets heeft op hoofdlijnen overleg met het Waterschap Rivierenland plaatsgevonden.

8.2 Waterhuishouding

8.2.1 Algemeen

Het plangebied maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van het gemeentelijk grondgebied ten noorden van de Waal en ten oosten van de Prins Mauritssingel. Deze voormalige stads-snelweg en de spoorlijn vormen een waterscheiding totdat dit wordt opgeheven bij de realisatie van het totale watersysteem Waalsprong. Het regenwater aan deze zijde van de waterscheiding wordt nu naar Ressen (dorp Lent en Visveld) en naar Bemmel (Vossenpels) afgevoerd.

Het stadsdeel ligt in het poldergebied Betuwe met hoge grondwaterstanden en met oppervlaktewater dat in de huidige situatie dient voor waterberging en waterdoorvoer naar het achterland. In de nieuwe situatie voeren de overblijvende (kwel)sloten en de singels het water af naar de grote plassen in de landschapszone. Alleen bij zeer grote regenwateraanvoer wordt er water afgevoerd naar de Linge via Woonpark Oosterhout. Hier wordt dus een duurzaam (toekomstbestendig) watersysteem aangelegd. Dit watersysteem is beschreven in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 en het watersysteem speelt een (mede)ordenende rol bij stedelijke ontwikkelingen.

8.2.2 Oppervlaktewater

Het toekomstige stedelijk watersysteem bestaat uit een netwerk van onderling verbonden singels, sloten en drie grote plassen. De singels hebben een meervoudige functie. Allereerst hebben ze een waterbergende functie om het regenwater op te vangen. Verder hebben ze een transportfunctie om onder natte omstandigheden het teveel aan regenwater af te voeren naar de plassen in de land-schapszone. Bij hoge waterstanden voeren ze het kwelwater uit de Waal af naar deze plassen. De singels hebben verder een drainerende functie voor de tussenliggende woongebieden (ontwatering huizen).Tenslotte hebben de singels een ecologische functie en bepalen ze sterk de kwaliteit van de leefomgeving. De watergangen en singels zijn in beheer en onderhoud bij Waterschap Rivierenland. Alleen enkele kolken worden door de gemeente beheerd. Deze hebben alleen een natuurfunctie. Alle singels leveren naast hun waterfuncties ook nog een bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving.

Er vinden in en rondom dorp Lent grote waterhuishoudkundige wijzingen plaats. De huidige zuid-noord lopende kwelsloten (zegen), zoals de sloot langs de Visveldseweg, fluctueren nu mee met de waterstand van de Waal. Bij lage rivierwaterstanden valt deze sloot droog. Bij hoge rivierwaterstanden of in perioden met veel regen voerde deze watergang water af naar Ressen. In de nieuwe situatie voert deze sloot zowel via de Gracht van Lent als via een verbinding met de singel in Laauwik water af naar de toekomstige plassen. De andere oude kwelsloot aan de oostzijde van het dorp Lent (Visveld) is al vervangen door een singel. Omdat er nog geen plassen zijn aangelegd in de landschapszone stroomt deze singel nog niet rond. In droge tijden is er nu nog geen wateraanvoer en kan het waterpeil in deze singel flink zakken. In natte tijden stijgt het waterpeil aanzienlijk. Ten zuiden van het dorp wordt de singel pas aangelegd in de periode van 2015-2020, na of tegelijk met de dijkteruglegging.

Op de kaart uit de Notitie Tijdelijke Maatregelen zijn de ontwikkelingen in de tijd uitgezet. Met tijdelijke en definitieve kunstwerken wordt tot 2020 het watersysteem opgebouwd om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk een rondgaand watersysteem komt aan de oostzijde van de Prins Mauritssingel. In een tweede stap zullen de plassen onder het spoor door verbonden worden. Het totale watersysteem zal pas in 2020 gereed zijn.

De waterkwaliteit in de singels is niet optimaal. Er is nog niet veel gemonitoord, maar de verwachting is dat de hoeveelheden nutriënten (stikstof en fosfaat) mogelijk boven de MTR-normen zitten. Dit komt doordat de sloten en singels voornamelijk door regen en Waalwater gevoed worden en er af en toe overstorten plaatsvinden vanuit het gemengde rioleringsstelsel. Bij de nieuwe singels zijn zoveel mogelijk natuurlijke oevers aangelegd (minimaal éénzijdig), die een deel van de zuivering van het water zullen realiseren. De verwachting is dat, zodra er een volwaardig oppervlaktewatersysteem is, de waterkwaliteit verder zal toenemen. De plassen zullen dienen als een soort bezinkput voor het stof waaraan zich voedingsstoffen hechten. Regelmatig wordt in de toekomst water rondgepompt door de singels wat ook bevordelijk is voor de waterkwaliteit. Een eerste ecologische monitoring door het waterschap geeft aan dat de nieuwe oevers en vijvers zelf zich al goed aan het ontwikkelen zijn.

8.2.3 Grondwater

Het plangebied ligt in een poldergebied, waarbij het dorp Lent op een iets hogere zandige stroomrug gesitueerd is waar omheen vroeger lagergelegen kleiige gronden lagen. Deels zijn die lage gebieden nog aanwezig. De nieuwe woongebieden in Visveld zijn wel opgehoogd.

In een groot deel van dit stadsdeel kan de grondwaterstand vrij hoog zijn als de Waal hoog staat. Dan is er sprake van kwel. Dit zou kunnen toenemen door de dijkteruglegging. Daarom is als eis gesteld aan Rijkswaterstaat dat de huidige situatie niet mag verslechteren door de dijkteruglegging. Hiervoor zal een kwelscherm worden aangelegd. Maar dit zal niet alle kwel gaan tegenhouden. Kwelafvoer blijft dus nodig. De singel aan de voet van de nieuwe waterkering zal deze kwel voor een groot deel gaan afvoeren. Daarnaast zal de sloot dwars door het dorp (Visveldsestraat) kwel aantrekken en afvoeren.

In bijgaand figuur is schematisch te zien hoe tussen vijvers een opbolling van grondwater onder de huizen voorkomt. In de Waalsprong wordt echter geen fijnmazig vijversysteem aangelegd, zoals in Dukenburg, maar een singelssysteem om het hele stadsdeel heen. De grondwaterstand blijft dus schommelen door droge tijden en natte tijden. Met een gemiddelde maaiveldhoogte van 10m +NAP schommelt de ontwateringsdiepte tussen de 1 tot 1,5 m. In het oude dorp is dat meer (1,5 tot 2m). Voor huizen zonder kelders is dat niet erg. Kelders/souterrains moeten echter waterdicht gebouwd worden, wat in het verleden niet altijd is gebeurd. Voor nieuwe bebouwing in de Waalsprong is als eis opgenomen dat ze kruipruimteloos moeten worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0015.png"

figuur: Uitleg drooglegging versus ontwatering

8.2.4 Afvalwater

De riolering in het oude dorp Lent (deelplangebied 1) en de bebouwing tot eind 20e eeuw (deelplangebied 2) is als gemengd stelsel aangelegd. Afvalwater en afstromend hemelwater worden gezamenlijk ingezameld en getransporteerd. De gemengde riolering in het oude dorp stamt uit de jaren 70. Grootschalige rioolvervanging is de komende jaren nog niet aan de orde. In enkele straten worden naar verwachting wel riolen vervangen of gerenoveerd (met name delen van de Visveldse-straat, Salviastraat, Schoolstraat, Geldershofstraat en Laawikstraat). Het ingezamelde afvalwater en hemelwater wordt door een rioolgemaal bij de Petuniastraat via een persleiding langs de Laawikstraat naar het oosten afgevoerd, uiteindelijk naar de rioolwaterzuivering Arnhem-Zuid.

In Lent-Oost / Visveld (deelplangebied 3) is een stelsel aangelegd dat hemelwater en (huishoudelijk) afvalwater apart van elkaar inzamelt en transporteert. Dat geldt ook voor de Dr. Huijgenhof in dorp Lent. Het huishoudelijke afvalwater van Visveld wordt ingezameld via vrijverval riolen en vervolgens getransporteerd naar het rioolgemaal bij de Vrouwe Udasingel / Queenstraat. Vanaf dat rioolgemaal wordt het afvalwater via een persleiding langs de zuidtak van de Queenstraat en vervolgens langs Het Buske naar het noorden afgevoerd, uiteindelijk naar de rioolwaterzuivering Arnhem-Zuid.

8.2.5 Hemelwater

Voor het hele plangebied geldt, in het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water, het gemeentelijk beleid om schoon hemelwater niet te vermengen met vuil afvalwater. Schoon hemelwater dient liefst in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen (conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000). De gemeentelijke nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' (2010) is van toepassing op het oude dorp Lent en het zuidelijke deel van Visveld (deelplangebieden 1 en 2). Vanwege de grondwaterstanden tussen 1,00m en 2,50m beneden maaiveld, is infiltratie van het afstromende hemelwater in de bodem vrijwel overal maatwerk.

Het afstromende hemelwater wordt in Visveld en in de Dr. Huijgenhof afgevoerd naar de singels. Tussentijds vindt een zuivering plaats doordat het hemelwater na de oppervlakkige afstroming naar de wadi's infiltreert in de speciaal daaronder aangelegde zandige bodem. Dit gebeurt om verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen. Die verontreinigingen in het afstromende hemelwater komen voornamelijk van het verkeer (drukke wegen, parkeerplaatsen), vanuit de lucht (depositie) en van andere verontreinigingen op het afstromende oppervlak, zoals honden- en vogelpoep. Door de zuiverende werking van de wadi's zal de waterkwaliteit in de singels blijven voldoen aan de normen, wat verder versterkt wordt door de inrichting van de singels (natuurvriendelijke oevers). Monitoring moet uitwijzen of dat dit voldoende is om het ecosysteem blijvend op een hoog niveau te houden.

Hoofdstuk 9 Ontwikkelingen

9.1 De Groene Oever

9.1.1 Inleiding

De Groene Oever betreft de nog onbebouwde strook grond ten noorden van de Groot Brittaniëstraat, in het meest noordelijke deel van het plangebied. In het vorige bestemmingsplan Lent Oost 2002 was op deze gronden reeds een bouwmogelijkheid gelegd. Het plan voorzag in de mogelijkheid op deze gronden maximaal vijf appartementengebouwen te realiseren met een minimale onderlinge afstand van 40 meter (de zogenoemde Dansende Villa's). De bouwhoogte bedroeg maximaal 29 meter. Ook voorzag het plan in de mogelijkheid op deze gronden laagbouwwoningen te realiseren.

In de afgelopen jaren zijn deze bouwmogelijkheden niet gerealiseerd. Inmiddels is de planvorming over deze strook grond in deze zin veranderd, dat thans het voornemen bestaat om circa 78 laagbouwwoningen en één appartementencomplex met circa 39 appartementen te realiseren. Ten behoeve van deze planontwikkeling is een strook grond met een breedte / diepte van circa 5 meter uit het gebied van de Landschapszone aan het onderhavige plangebied toegevoegd. Voorts zijn enkele ondergeschikte onderdelen van de planregels uit het oude bestemmingsplan aangepast, zodat de thans beoogde planontwikkeling kan worden gerealiseerd.

Aan de strook grond is in het onderhavige bestemmingsplan de bestemming Woongebied - 1 toegekend. Deze bestemming voorziet zowel in appartementen als in laagbouwwoningen. De maximale bouwhoogte bedraagt 29 meter. Aan de hiervoor genoemde strook grond met een diepte van circa 5 meter, is de bestemming Tuin - 1 toegekend. Deze grond mag niet bebouwd worden.

9.1.2 Wonen

De Groene Oever ten noorden van Visveld wordt een aantrekkelijk en interessant woongebied. Aantrekkelijk vanwege de locatie tegen de plassen en dicht bij allerlei voorzieningen, maar ook vanwege de gestelde duurzaamheidambities: in de Groene Oever staat het thema 'Duurzaam wonen en leven' centraal. Iets dat afstraalt op de sfeer en identiteit binnen de wijk. Aan de hand van deze leidraad worden de wijk en de woningen ontworpen, met ruimte voor ideeën en woonidealen op het gebied van duurzaamheid van de toekomstige bewoners. Zo worden zo veel mogelijk natuurlijke bestratingen en erfafscheidingen toegepast. Daarnaast zijn er wadi's, veel bomen, en LED-verlichting op straat.

Ook worden de woningen duurzaam ontworpen. In de eerste plaats zijn nieuwbouwwoningen al veel energiezuiniger dan bestaande bouw. Maar het project gaat een stap verder. Zo wordt bij het ontwerp van de woningen extra aandacht besteed aan de te gebruiken materialen en afvalrecycling. Het project realiseert een CO2-reductie van 60%. De provincie en de gemeente vergoeden een substantieel deel van de kosten om de huizen verder te verduurzamen. De woningen en appartementen worden nu standaard uitgevoerd met het volgende duurzaamheidmaatregelen: zonnecellen, hotfill-aansluitingen en zonneboiler.

Bij het project staan de wensen van de kopers weer echt centraal. Zo wordt er onder meer gewerkt met het Wenswonenconcept. Bij Wenswonen bepaalt de koper grotendeels zelf de grootte, indeling en gevelindeling van de woning. Dit levert veel varianten op waardoor elke woning uniek is en past bij de eigen leefstijl en budget.

Het project heeft met vijf verschillende woningtypes een breed aanbod: tussenwoningen, hoekwoningen, tweekappers, vrijstaande woningen en appartementen, zodat er ook wordt ingespeeld op de verschillende woonbehoeftes.

Uit de woningmarktverkenningen en de wijkgewijzedoorvertaling blijkt de vraag naar grondgebonden woningen in dit woonmilieu. De vraag richt zich met name op de duurdere laagbouwhuur en de goedkope laagbouwkoopwoningen. Uit de woningmarktverkenningen Nijmegen 2010 blijkt ook een duidelijke overprogrammering van étagewoningen. Het is daarom goed dat dit plan is omgezet naar meer laagbouwwoningen.

9.1.3 Parkeren

Voor de te ontwikkelen woningen worden binnen het projectgebied en op de Groot Brittanniëstraat aan de zijde van het projectgebied de noodzakelijk vereiste parkeervoorzieningen aangelegd. Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers van het CROW publicatie 182.

Het projectgebied valt in de sterk stedelijke zone rest bebouwde kom en hiervoor gelden momenteel de volgende parkeernormen:

  • woning goedkoop 1,45 parkeerplaats per woning
  • woning midden 1,7 parkeerplaats per woning
  • woning duur 1,85 parkeerplaats per woning

Deze parkeernorm is inclusief 0,3 parkeerplaats per woning voor bezoek.

Het huidige verkavelingsplan gaat uit van de realisatie van 117 woningen; 43 woningen duur, 54 woningen midden, 20 woningen goedkoop. Uitgaande van deze woningcategorieën en de bijbehorende parkeernormen zijn in totaal 201 parkeerplaatsen voor de nieuwbouw benodigd.

Binnen het projectgebied zelf worden 136 parkeerplaatsen aangelegd; 32 parkeerplaatsen op eigen terrein en 104 parkeerplaatsen in openbaar gebied. Voor de overige 65 benodigde parkeerplaatsen moet gebruik worden gemaakt van de openbare parkeerplaatsen van de Groot Brittanniëstraat aan de zijde van het plangebied. Na aanleg van de benodigde ontsluitingen naar het nieuwe plangebied blijven er circa 110 parkeerplaatsen beschikbaar op de Groot Brittanniëstraat aan de zijde van het plangebied. Voor de huidige 63 woningen (huisnummers 112 t/m 236) van de Groot Brittanniëstraat zijn 102 parkeerplaatsen benodigd; 50 woningen parkeren op eigen terrein en de resterende 52 parkeerplaatsen bevinden zich op de openbare weg in de vorm van gestoken parkeerplaatsen van de Groot Brittanniëstraat. Dit betekent dat 58 parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor de ontwikkeling van de Groene Oever. Vanuit de plantwikkeling zijn 65 parkeerplaatsen op de Groot Brittanniëstraat benodigd, wat betekent dat de planontwikkeling op dit moment nog een tekort heeft van 7 parkeerplaatsen.

Het bestemmingsplan en het huidige verkavelingsplan bieden de mogelijkheid om binnen het gebied de Groene Oever in deze 7 parkeerplaatsen te voorzien. De uiteindelijke / definitieve toetsing aan de parkeernormen zal plaatsvinden bij de behandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen.

9.1.4 Flora en fauna

Bureau Waardenburg heeft onderzoek gedaan naar de effecten van het woningbouwproject Groene Oever in het kader van de Flora- en faunawet. De bevindingen zijn neergelegd in een rapport van 16 december 2011. In het rapport is geconcludeerd dat het plangebied betekenis heeft voor de beschermde kleine modderkruiper en dat de beschermde bittervoorn is aangetroffen in een smalle watergang. Als de betreffende watergang gedempt wordt buiten het voortplantingsseizoen van de kleine modderkruiper en de beschermde vissen voor het dempen worden overgezet naar geschikt water in de directe omgeving, worden echter geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden.

9.1.5 Bodem

De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van de volgende rapporten:

  • DHV, verkennend bodemonderzoek Keimate, ONA983597, 31-12-1998 (internnr. 1654)
  • DHV, verkennend bodemonderzoek Pelseland, ONA983598, 31-12-1998 (internnr. 1655)
  • BLGG, verkennend bodemonderzoek Pelselandse(weg), 76424, 14-08-1997 (internnr. 1819)
  • BLGG, verkennend bodemonderzoek Pelselandse(weg), 76334, 18-06-1997 (internnr. 1820)
  • Arcadis Heidemij Advies, verkennend bodemonderzoek Pelseland 19-21, 110302.OA9/8S4, 15-08-2000 (internnr. 2067)
  • Arcadis Hedemij Advies, nader bodemonderzoek Pelseland 19-21, 110302/OA0/200, 15-12-2000 (internnr. 2140)
  • Witteveen en Bos, nader bodemonderzoek Pelseland 19-21, 3182 NM60-500/achh/001, 10-01-2005 (internnr. 3182)

Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de grond en het grondwater licht verontreinigd zijn. Ter plaatse van de Pelseland 19-21 was tijdens het bodemonderzoek in 2000 een sterke verontreiniging met nikkel aangetroffen. Nadat de kassen aldaar waren gesloopt is in 2005 het grondwater nogmaals onderzocht. Daaruit blijkt dat een lichte verontreiniging en plaatselijk een matige verontreiniging met nikkel aanwezig is. Verondersteld wordt dat na sloop van de kas het bodemevenwicht herstellende is van de hoge dosis meststoffen. Meststoffen verstoren het bodemevenwicht waardoor nikkel vanuit de grond in het grondwater terecht komt.

Er is dus geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als wonen. Bij het realiseren van de bestemming worden zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging verwacht.

Omdat de bodemonderzoeken inmiddels ouder zijn dan 5 jaar dienen voorafgaand aan de bouwactiviteiten de bodemonderzoeken te worden geactualiseerd volgens de NEN 5740 en NEN 5707.

9.1.6 Geluid

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van wegverkeer de voorkeurswaarde niet wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer bedraagt 48 dB.

9.2 Voorzieningenhart De Ster

9.2.1 Inleiding

De Ster betreft het voorzieningenhart aan de Queenstraat 37b (dichtbij de Vrouwe Udasingel) te Lent. De Ster betreft een multifunctionele accommodatie die beheerd wordt door de gemeente Nijmegen. In De Ster bevinden zich onder andere een aula voor grote activiteiten, een sporthal, een wijkcentrum, basisschool Het Talent, een peuterspeelzaal, en een GGD. De grond ten zuiden van het voorzieningenhart is nog onbebouwd. Deze grond is deels eigendom van de gemeente Nijmegen en deels eigendom van een projectontwikkelaar. Op basis van het vorige bestemmingsplan Lent Oost 2002 mag deze grond worden bebouwd, onder andere ten behoeve van woningbouw en maatschappelijke voorzieningen.

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid De Ster uit te breiden ten behoeve van basisschool Het Talent. Aan deze grond is de bestemming Maatschappelijk gegeven (evenals aan de grond waarop het bestaande voorzieningenhart staat). Op de nog onbebouwde grond van de projectontwikkelaar is de bestemming Gemengd - 1 gelegd, zodat daarop wederom woningbouw en maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd kunnen worden. Aan een strook grond tussen de bestaande woningen aan de Vrouwe Udasingel en de beoogde nieuwbouw, is de bestemming Tuin gegeven.

9.2.2 Stedenbouwkundige inpassing

Het vorige bestemmingsplan Lent Oost 2002 is een globaal bestemmingsplan met ruime bouwmogelijkheden met als doel ontwikkeling van de wijk Visveld Noord mogelijk te maken. De stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied is gegarandeerd doordat de bouwplannen met behulp van een beeldkwaliteitplan in een ontwerpteam in samenhang met elkaar ontworpen zijn. Inmiddels is de wijk Visveld Noord grotendeels gerealiseerd. In het onderhavige actualisatiebestemmingsplan wordt de huidige situatie gedetailleerd vastgelegd, waarmee de gerealiseerde kwaliteit wordt beschermd voor de toekomst.

De gronden grenzend aan en ten zuiden van het voorzieningenhart De Ster zijn nog niet bebouwd. In het vorige bestemmingsplan hadden deze gronden echter wel een bouwmogelijkheid. Het is daarom van belang dat deze bouwmogelijkheid gereserveerd blijft voor eventuele uitbreiding van maatschappelijke voorzieningen of woningen in de toekomst. Vooruitlopend op een concreet plan moet deze locatie daarom in het actualisatieplan een (gedetailleerde) bestemming krijgen, die aansluit op de omgeving.

Het voorzieningenhart is een bijzonder gebouw in Visveld op een bijzondere plek. De bijzondere functie en bijzondere locatie moet tot uitdrukking komen in het gebouw. In de basis bestaat het gebouw uit een massa van maximaal 11 meter hoogte. De randen zijn steviger vormgegeven en wisselen af tot maximaal 13 meter (nu al) aan de parkzijde (Beatlesstraat/Queenstraat) en 13 meter aan de Vrouwe Udasingel (in de toekomst). Om de hoek en langzaam verkeersroute over de Queenstraat te benadrukken is een accent van maximaal 15 meter in de vorm van maatschappelijke voorzieningen hier mogelijk.

De paden en doorsteken in dit kwadrant van Visveld Noord hebben een belangrijke functie voor voetgangers en fietsers van en naar het voorzieningenhart en worden intensief gebruikt. De paden en doorsteken moeten daarom voldoende maat hebben en niet te nauw zijn. De meeste doorgangen hebben een maat van 10 meter van gevel tot gevel. De al gerealiseerde doorsteek ten noorden van dit project heeft een maat van 7 tot 9 meter en vormt een verbinding met de nieuwe doorsteek. Het nieuwe pad moet hierop aansluiten, vandaar dat hier een afstand van 8 meter van gevel tot gevel wordt aangehouden.

9.2.3 Bodem

Op en nabij de gronden waar de uitbreiding van De Ster en woningbouw in combinatie met maatschappeliijke voorzieningen zijn voorzien, is in februari 2011 een bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage is digtiaal te bekijken via http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/4909.pdf. Uit het bodemonderzoek blijkt dat de grond schoon tot licht verontreinigd is. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik. Bij het realiseren van de bestemmingen worden geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging verwacht.

9.2.4 Geluid

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van wegverkeer op de Vrouwe Udasingel de voorkeurswaarde wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Vrouwe Udasingel bedraagt 52 dB, daarmee wordt de maximum toegestane geluidsbelasting niet overschreden.

Op dit moment wordt in het bestemmingsplan alleen de mogelijkheid geschapen voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen maar is nog niet bekend hoe deze binnen het bouwvlak worden gesitueerd. De locatie kan zo worden ingericht dat aan de Beleidsregels Hogere waarden Wet geluidhinder wordt voldaan.

9.3 Woongebied Tussen Acacialaan En Visveldsestraat

9.3.1 Inleiding

De onbebouwde grond tussen de Acacialaan, Pavialaan en Visveldsestraat en de groenstrook langs de Acacialaan zijn reeds opgenomen in het onherroepelijke bestemmingsplan Laauwik uit 2009. In dat plan is aan deze gronden de bestemming Woongebied gegeven, met aan een groot deel van deze gronden tevens een bouwvlak. De bestaande groenstrook langs de Acacialaan heeft in dat plan de bestemming “Woongebied” zonder bebouwingsmogelijkheden. Deze bestemming stond geen bebouwing toe maar wel dat er ontsluitingen vanuit het woongebied op de Acacialaan werden gerealiseerd, evenals parkeervoorzieningen.

Dit gebied inclusief groenstrook is meegenomen in het onderhavige bestemmingsplan, omdat er - gelet op het inmiddels bekende bouwproject - behoefte is om de grens van het bouwvlak iets aan te passen richting de Acacialaan. Evenmin als het bestemmingsplan Laauwik, geeft ook dit bestemmingsplan geen gedetailleerd inzicht in de nieuwbouw, bijvoorbeeld als het gaat om de situering van de woningen in het gebied of hoe de woningen eruit komen te zien.

9.3.2 Stedenbouwkundige inpassing

Aan de onbebouwde grond is in het onderhavige plan wederom de bestemming Woongebied gegeven met een aangepast bouwvlak. Het bouwvlak is in vergelijking met het bouwvlak in het bestemmingsplan Laauwik maximaal 15 meter uitgebreid richting de Acacialaan. Ook is de grond in de bocht van de Acacialaan binnen het bouwvlak getrokken, zodat daar nog een woning kan worden gerealiseerd. Ten gevolge van de vergroting van het bouwvlak, kan dichter bij de groenstrook langs de Acialaan worden gebouwd. Om de groenstrook te beschermen en te behouden is daaraan in het bestemmingsplan de bestemming Groen gegeven. Dit betekent dat de groenstrook alleen ingericht kan worden als en ten behoeve van groen(voorzieningen) en dat het groen nu deel uitmaakt van de groenstructuur van Lent.

Hoewel de onbebouwde zone ten gevolge van het onderhavige bestemmingsplan dus iets wordt verkleind ten opzichte van het vorige bestemmingsplan, leidt deze aanpassing planologisch tot een verbetering voor het gebied. Het openbaar groen wordt namelijk op een logische manier aangesloten op de (recreatieve) groenstrook ten noorden van de Pavialaan. Zo vormen de groenstroken tezamen één groene zone zoals dat in de bestaande situatie het geval is. Het vorige bestemmingsplan bood de mogelijkheid om in de onbebouwde zone parkeren en ontsluitingswegen toe te staan. Niet zeker was hoeveel ruimte voor groen en spelen overbleef. In het nieuwe bestemmingsplan wordt het parkeren niet aan de rand maar bij de nieuwe woningen in het gebied opgelost. De onbebouwde gronden/groenstrook zijn alleen bestemd voor groen, spelen en voor de in/uitrit naar het woonbuurtje. Voor iedereen is nu dus duidelijk wat groen blijft.

9.3.3 Onderzoeken

Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Laauwik (uit 2009) zijn de benodigde onderzoeken uitgevoerd, zoals bodemonderzoek, archeologisch onderzoek, natuuronderzoek, flora- en faunaonderzoek en externe veiligheidsonderzoek. Uit deze onderzoeken volgt dat er geen belemmeringen zijn om in het gebied woningbouw te ontwikkelingen. Er is geen noodzaak om nu opnieuw onderzoek uit te voeren.

9.4 Weverstraat

9.4.1 Inleiding

In het kader van verkoop van gronden achter de Weverstraat 37 te Lent aan de Staat der Nederlanden, heeft het bestuur van de Vereniging Wouter Isaac Rijndersschool voor Protestants Christelijk Basisonderwijs te Lent de gemeente verzocht om medewerking om binnen het bestaande pand aan de Weverstraat 37 een drietal woningen te realiseren. De gemeente heeft daarop aangegeven dat zij zich zal inspannen om een dergelijke bestemmingswijziging mogelijk te maken.

9.4.2 Bodem

De drie woningen en/of de maatschappelijke voorzieningen, mogen in en op de plaats van het bestaande gebouw worden gerealiseerd. Het is dus niet nodig bodemonderzoek uit te voeren.

9.4.3 Geluid

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van wegverkeer de voorkeurswaarde niet wordt overschreden en ten gevolge van railverkeer op de spoorlijn Nijmegen-Arnhem wel. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van railverkeer op de spoorlijn Nijmegen-Arnhem bedraagt 60 dB, daarmee wordt de maximum toegestane geluidsbelasting niet overschreden.

Op dit moment wordt in het bestemmingsplan alleen de mogelijkheid geschapen voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen maar is nog niet bekend hoe deze binnen het bouwvlak worden gesitueerd. De locatie kan zo worden ingericht dat aan de Beleidsregels Hogere waarden Wet geluidhinder wordt voldaan.

9.5 Lentse Tuinstraat

9.5.1 Inleiding

Op de gronden aan de Lentse Tuinstraat is in het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 19 (Tuinstraat 13b - 13c) uit april 2010 de mogelijkheid geboden twee vrijstaande woningen te realiseren. Er bestaat thans behoefte aan een enigszins flexibelere regeling. De nieuwe regeling maakt het mogelijk op deze gronden of één woning, of twee vrijstaande woningen, of een twee-onder-één kapwoning te realiseren.

9.5.2 Bodem

Het is niet nodig bodemonderzoek uit te voeren, omdat dit gedaan is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 19 (Tuinstraat 13b - 13c) uit april 2010, dat ook in woningbouw voorzag.

9.5.3 Geluid

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat alleen ten gevolge van wegverkeer op de Prins Mauritssingel de voorkeurswaarde wordt overschreden. De hoogst berekende geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer op de Prins Mauritssingel bedraagt 54 dB; daarmee wordt de maximum toegestane geluidsbelasting niet overschreden.

Op dit moment wordt in het bestemmingsplan alleen de mogelijkheid geschapen voor het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen maar is nog niet bekend hoe deze binnen het bouwvlak worden gesitueerd. De locatie kan zo worden ingericht dat aan de Beleidsregels Hogere waarden Wet geluidhinder wordt voldaan.

Hoofdstuk 10 Plansystematiek

10.1 Algemeen

De planvorm moet er op gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Dit betekent dat niet alleen het bestaande gebruik van een perceel of pand wordt vastgelegd, maar ook wordt bekeken of op voorhand een ander gebruik aanvaardbaar is. Ook betekent het dat niet alleen de bestaande bebouwing wordt vastgelegd, maar wordt tevens bekeken in hoeverre extra bebouwingsmogelijkheden geboden kunnen worden. Ook wordt rekening gehouden met bestaande planologische mogelijkheden.

Nieuwe ontwikkelingen worden alleen meegenomen indien de ontwikkelingen voldoende concreet zijn en ruimtelijk kunnen worden onderbouwd. Veelal betreft het ontwikkelingen waarvoor al aparte procedures in gang zijn gezet, bijvoorbeeld een postzegelbestemmingsplan, die in dit bestemmingsplan worden ingepast. Voor ontwikkelingen die nog zijn voorzien of nog onvoldoende concreet zijn, zal te zijner tijd een postzegelbestemmingsplan opgesteld moeten worden.

Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld.

10.2 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht) en de bijlagen (met de Staat van bedrijfsactiviteiten, de Staat van horeca-activiteiten, en de parkeernormen).

Inleidende regels

Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.

Enkelvoudige bestemmingen

De bestemmingen Agrarisch - Glastuinbouw, Bedrijf, Bedrijf - Nutsvoorziening, Detailhandel, Dienstverlening, Groen, Horeca, Maatschappelijk, Maatschappelijk - Religie, Recreatie, Sport, Tuin, Tuin - 1, Verkeer, Water, Wonen, Wonen - 1, Woongebied - 1 zijn allemaal enkelvoudige bestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar slechts één hoofdfunctie is toegestaan.

Combinatiebestemmingen

De bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3, Woongebied, en Maatschappelijk zijn combinatiebestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar meerdere hoofdfuncties zijn toegestaan. Het kan dan gaan om de functies wonen, detailhandel, kantoren, dienstverlening, bedrijven en allerlei maatschappelijke functies.

Dubbelbestemmingen

De bestemmingen Leiding - Riool, Waarde Archeologie - 2, Waarde Archeologie - 3, Waterstaat - Waterinfiltratiegebied, en Waterstaat - Waterlopen zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen vallen zowel samen met enkelvoudige bestemmingen als met combinatiebestemmingen. De dubbelbestemmingen kunnen onderling ook samenvallen. Er gelden dan meerdere dubbelbestemmingen voor dezelfde gronden. Bij de algemene regels is een voorrangsregeling opgenomen voor wanneer dubbelbestemmingen samenvallen.

Algemene regels

De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (zoals beeldende kunst, ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (zoals aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven) en overige regels.

Overgangs- en slotregels

Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).

10.3 Flexibiliteitsbepalingen

Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouwmogelijkheden reeds bieden, zijn er extra mogelijkheden onder voorwaarden. Deze extra mogelijkheden kunnen worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. Met de gemeenteraad is echter afgesproken dat in nieuwe actualisatie bestemmingsplannen in beginsel geen gebruik meer wordt gemaakt van de mogelijkheid om wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden op te nemen. De raad wil namelijk zelf de plannen kunnen vaststellen waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit houdt in dat voor ontwikkelingen die niet in dit bestemmingsplan zijn opgenomen een postzegelbestemmingsplan moet worden opgesteld. Er zijn nog wel wijzigingsbevoegdheden opgenomen bij de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3.

Verder zijn in dit bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen om een omgevingsvergunning te verlenen (vml binnenplanse ontheffing).

Wijzigingsbevoegdheden

Bij de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3 zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om deze dubbelbestemming te kunnen laten vervallen of juist op te nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Omgevingsvergunning

Het aantal mogelijkheden om een omgevingsvergunning (vml binnenplanse ontheffing) te verlenen is in dit bestemmingsplan beperkt. Uitgangspunt is zoveel mogelijk rechtstreekse flexibiliteit (bouw- en gebruiksmogelijkheden) te bieden ter voorkoming van extra procedures.

Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (vml aanlegvergunning) en/of het slopen van een bouwwerk (vml sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.

10.4 Wonen

10.4.1 Algemeen

Voor de bestaande woonbebouwing in Nijmegen zijn in de stedenbouwkundige matrix de stedenbouwkundige uitgangspunten aangegeven (zie bijlage). Deze stedenbouwkundige matrix vormt onderdeel van het Standaard bestemmingsplan gemeente Nijmegen. Er wordt een vijftal gebiedstypen onderscheiden waarvoor stedenbouwkundige uitgangspunten zijn geformuleerd. Een gebiedstype vertegenwoordigt een stadsdeel van Nijmegen met een eigen stedenbouwkundige- en architectonische uitstraling en met een eigen identiteit. In de stedenbouwkundige matrix zijn 5 gebiedstypen opgenomen:

  • historisch gesloten bebouwing;
  • historisch open bebouwing;
  • tuinstad;
  • jaren '70 en '80 wijken;
  • overig.

Het plangebied valt onder gebiedstypen historisch open bebouwing, tuinstad en overig. De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de bestemmingen Wonen en Tuin zijn in de stedenbouwkundige matrix weergegeven. Ook in de bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 2 is rekening gehouden met de stedenbouwkundige uitgangspunten voor zover in deze bestemmingen ook grondgebonden woningen voorkomen. De stedenbouwkundige matrix is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting.

10.4.2 Juridische vormgeving

Er is onderscheid gemaakt in de bestemmingen Wonen, Wonen - 1, Woongebied en Woongebied-1, Tuin, en Tuin - 1.

Wonen, Wonen - 1, Tuin en Tuin - 1

De bestaande woongebieden hebben de bestemming Wonen, Wonen - 1 en Tuin gekregen. Binnen de bestemming Wonen is een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw (woning) mag worden opgericht. Aan de hand van de diepte van het achtererf is de grootte van het bouwvlak bepaald. In ieder geval is de bestaande legale situatie bestemd. Waar mogelijk zijn uitbreidingsmogelijkheden geboden. Binnen de 'aanduiding' bouwvlak mogen ook aan- en uitbouwen worden gerealiseerd. Op het erf zijn bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m2. Aan- en uitbouwen binnen de 'aanduiding' bouwvlak tellen daarbij niet mee. Ook de begrenzing tussen de bestemmingen Wonen en Tuin is aan de hand van de stedenbouwkundige matrix bepaald. De bestemming Tuin ligt veelal aan de voorzijde van de woning. Binnen de bestemming Tuin zijn slechts beperkte bebouwingsmogelijkheden opgenomen. De bestemming Tuin - 1 is opgenomen voor een strook grond aan de noordzijde van het plangebied. Deze strook grond dient onbebouwd te blijven. Overigens kan de bestemming Tuin ook in combinatie met andere bestemmingen voorkomen, zoals de bestemming Gemengd.

Op grond van de algemene regel "Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten" zijn in woningen alsmede in aan- en uitbouwen onder voorwaarden andere functies toegestaan in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn in beginsel niet toegestaan in (vrijstaande) bijgebouwen. Een uitzondering is gemaakt voor de woon-werkwoningen aan de Vrouwe Udasingel. In de regels is onder de begrippen gedefiniëerd wat onder aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten moet worden verstaan.

Woongebied, Woongebied - 1

In het plan zijn nog onbebouwde gronden opgenomen waaraan reeds in het bestemmingsplan Lent Oost 2002 en het bestemmingsplan Laauwik mogelijkheden voor woningbouw zijn toegekend. Deze bestemmingsregelingen zijn in dit bestemmingsplan overgenomen en waar nodig op onderdelen geactualiseerd.

10.5 Economische En Maatschappelijke Functies

10.5.1 Algemeen

De in het plangebied voorkomende economische en maatschappelijke functies zijn: agrarisch - glastuinbouw, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren en maatschappelijke voorzieningen. Deze functies komen zowel zelfstandig als in combinatie met andere functies voor.

10.5.2 Juridische vormgeving

In het bestemmingsplan zijn de economische en maatschappelijke functies ondergebracht binnen één van de volgende bestemmingen:

  • Gemengd - 1
  • Gemengd - 2
  • Gemengd - 3
  • Dienstverlening
  • Maatschappelijk
  • Maatschappelijk - Religie
  • Bedrijf
  • Bedrijf - Nutsvoorziening
  • Agrarisch - Glastuinbouw
  • Detailhandel
  • Horeca

Gemengd

De bestemming Gemengd is opgenomen voor al die locaties waar meerdere functies zijn toegestaan. Het merendeel van de economische functies heeft de bestemming Gemengd - 2 gekregen. Met deze bestemming worden meerdere functies per locatie mogelijk gemaakt. Op deze manier wordt leegstand voorkomen, kan eenvoudig worden ingespeeld op marktontwikkelingen en wordt daarmee de buurteconomie gestimuleerd. Binnen de bestemmingen Gemengd en Maatschappelijk is aangegeven dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. Zonder deze bepaling zou het namelijk mogelijk zijn om een nieuwe geluidsgevoelige functie toe te voegen, bijvoorbeeld een woning, zonder dat er akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden nagegaan of een hogere waarde kan worden verleend. De procedure hogere waarde moet gelijk oplopen met een herziening van het bestemmingsplan, zodat in een dergelijk geval een postzegelbestemmingsplan moet worden opgesteld. Dit geldt ook indien er functieverandering plaatsvindt van de ene geluidsgevoelige functie in een andere geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld op een locatie van een kinderdagverblijf worden woningen gebouwd). Ook dan zal er akoestisch onderzoek dienen plaats te vinden.


Gemengd - 1: wonen en maatschappelijke voorzieningen

Deze bestemming is toegekend aan locaties waar wonen en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.


Gemengd - 2: wonen, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel

Deze bestemming is toegekend aan locaties waar wonen, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel (met uitzondering van een supermarkt) zijn toegestaan. Binnen deze bestemming is waar nodig een aanduiding voor horecabedrijven en bedrijven opgenomen en voorts op het perceel aan de Laauwikstraat 2 een mandjeswinkel van maximaal 400 m2 verkoopvloeroppervlak opgenomen.

Gemengd - 3: wonen, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen

Deze bestemming is toegekend aan locaties waar wonen, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Binnen deze bestemming is waar nodig een aanduiding voor detailhandel (met uitzondering van een supermarkt) opgenomen.

Dienstverlening

Daar waar grote zelfstandige dienstverlenende voorzieningen zijn gevestigd, is de bestemming Dienstverlening opgenomen. Daar zijn zelfstandige kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen niet toegestaan.


Maatschappelijk en Maatschappelijk - Religie

De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen van enige omvang, met name voor scholen, wijkcentra, verzorgingstehuizen en instellingen. Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn alleen bestaande woningen en bedrijfswoningen toegestaan. De overige maatschappelijke voorzieningen zijn opgenomen binnen de bestemmingen Gemengd of Maatschappelijk - Religie.

Bedrijf

Aan de voormalige locatie van de brandweerkazarne aan de Laauwikstraat en aan het autogaragebedrijf aan de Griftdijk Zuid 93 is de bestemming Bedrijf toegekend. Op deze gronden zijn bedrijven uit categorie 1 en 2 van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" toegestaan en op het perceel aan de Griftdijk Zuid tevens een autogaragebedrijf.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Binnen deze bestemming is alleen een nutsvoorziening mogelijk. Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van kleinschalige (bouw)werken ten algemenen nutte. Deze voorzieningen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan.

Agrarisch - Glastuinbouw

Aan de Steltsestraat en de Weverstraat liggen twee voormalige agrarische glastuinbouwcomplexen. Beide complexen zijn niet meer als zodanig in gebruik. Op dit moment is nog niet bekend hoe deze locaties herontwikkeld gaan worden. Vandaar dat in het bestemmingsplan ervoor gekozen is om de bestemmingsregeling uit het vorige bestemmingsplan qua functie te consolideren. De delen van de gronden waarop thans geen kassen meer staan, zijn buiten het bouwvlak gehouden.

Detailhandel

De detailhandel in Lent en Visveld bevindt zich vooral in de buurtstrip aan de Laauwikstraat. In het bestemmingsplan is detailhandel op deze gronden toegestaan, indien dat ook op basis van het vorige bestemmingsplan was toegestaan. Een supermarkt is niet toegestaan. Ter plaatse van de thans nog bestaande supermarkt van Jan Linders aan de Laauwikstraat 2, is in het plan opgenomen dat een mandjeswinkel is toegestaan met maximaal 400 m2verkoopvloeroppervlak. Detailhandel is mogelijk binnen de bestemming Detailhandel, Gemengd - 2 en door middel van een aanduiding 'detailhandel' ook binnen de bestemming Gemengd - 3.

Bij de algemene regels is een regeling opgenomen voor ondersteunende horeca. In gebouwen die mogen worden gebruikt voor detailhandel is onder voorwaarden ondersteunende horeca toegestaan.

Horeca

In het plangebied ligt een aantal horecabedrijven. Tevens komt het voor dat horeca een ondersteunende functie heeft. Hierbij gaat het met name om maatschappelijke- en sportvoorzieningen. Hiervoor is bij de algemene regels een aparte regeling opgenomen.

De bestemming Horeca is opgenomen voor horecavoorzieningen van enige omvang. Dit betreft het Chinees Indisch restaurant aan de Griftdijk Zuid en de cafetaria aan het Dorpsplein. Aan het horeca-bedrijf aan de Pastoor van Laakstraat is binnen de bestemming Gemengd - 2 de aanduiding 'horeca' toegekend en is ook de daar aanwezige slijterij positief bestemd.

In het bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van horecabedrijven gekoppeld aan de "Staat van horeca-activiteiten model Nijmegen". Dit is een lijst met horecabedrijven in Nijmegen, die al naar gelang de te verwachten hinder zijn ingedeeld in categorieën. Het betreft een algemene lijst, gebaseerd op de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering", aangevuld met de volgende ruimtelijk relevante criteria: de over het algemeen gebruikelijke openingstijden en de verkeersaantrekkende werking. De "Staat van horeca-activiteiten model Nijmegen" is met toelichting opgenomen in de bijlage bij de voorschriften.

Het horecabeleid staat positief tegenover nieuwvestiging van horeca in de wijken voorzover deze horeca op de wijk is gericht. Nieuwvestiging van horeca wordt in dit bestemmingsplan echter niet op voorhand mogelijk gemaakt. Wanneer zich hiervoor een initiatief aandient, zal hiervoor eerst een postzegelbestemmingsplan opgesteld moeten worden.

Bij de algemene regels is een regeling opgenomen voor ondersteunende horeca. In gebouwen die mogen worden gebruikt voor detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport is onder voorwaarden ondersteunende horeca toegestaan.

Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van bed- and breakfast. Onder een bed- and breakfast betreft een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning en ondergeschikt is aan de woonfunctie.

10.6 Openbare Ruimte

10.6.1 Algemeen

De openbare ruimte is in het bestemmingsplan onderverdeeld in de volgende bestemmingen:

  • Groen;
  • Recreatie;
  • Sport;
  • Verkeer;
  • Water.

Daarnaast zijn er de dubbelbestemmingen Leiding - Riool, Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3, Waterstaat - Waterinfiltratiegebied en Waterstaat - Waterlopen.

10.6.2 Juridische vormgeving

Groen

De in het plangebied voorkomende grotere openbare groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemd hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. Jongerenontmoetingsplaatsen zijn binnen de bestemming Groen alleen toegestaan op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - jongerenontmoetingsplaats'. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan. Ter plaatse van de Acacialaan zijn binnen de bestemming Groen twee ontsluitingen mogelijk gemaakt, ten dienste van het nog te ontwikkelen woongebied ter plaatse.

Recreatie

De bestemming Recreatie met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dierenweide' is opgenomen voor de dierenweide op de hoek van de Lentse Schoolstraat/Steltsestraat. Binnen deze bestemming is een dierenovernachtingsverblijf toegestaan.

Sport

De bestemming Sport is opgenomen voor de sporthal aan de Laauwikstraat. Deze sporthal wordt gebruikt door de naastgelegen basisschool en voor andere sportgelegenheden.

Op basis van de algemene regel "Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven" is in hoofdgebouwen die op grond van dit bestemmingsplan mogen worden gebruikt voor onder andere sport het gebruik als buitenschoolse opvang en/of kinderdagverblijf onder voorwaarden toegestaan. Ook is de algemene regel "Ondersteunende horeca" opgenomen. In gebouwen die mogen worden gebruikt voor onder andere sport is ondersteunende horeca onder voorwaarden toegestaan.

Verkeer

De bestemming Verkeer is opgenomen voor de openbare weg in brede zin. Hieronder wordt verstaan wegen, pleinen, busbanen, fiets- en voetpaden, bruggen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Daarnaast zijn op basis van de algemene regel "(Bouw)werken ten algemene nutte" tevens straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. toegestaan. Op grond van de definitiebepaling van straatmeubilair behoren ook de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bewegwijzering, verlichting, afvalinzamelsystemen, informatie- en reclameobjecten, e.d. tot de mogelijkheden. Deze aanvullende bepaling geldt overigens voor alle bestemmingen. Ook is er een algemene regel opgenomen voor "Beeldende kunst". Binnen alle bestemmingen is het oprichten van beeldende kunst tot een maximale bouwhoogte van 10 meter toegestaan. Verder zijn er bij de algemene regels "Parkeerregels" opgenomen. Wanneer er gebouwd wordt dan wel het gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken wijzigt, dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.

Water

Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, is de bestemming Water toegekend. De bestemming Water is opgenomen voor de belangrijkste watergangen en vijvers. In andere gevallen valt water onder de bestemming Groen. Gronden met de bestemming Water zijn bestemd voor de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken, kunstwerken zoals bruggen, duikers en andere waterstaatkundige werken. Ook zijn bijbehorend voorzieningen zoals groen, sport- en speelvoorzieningen mogelijk.

Leiding - Riool (dubbelbestemming)

Met de dubbelbestemming Leiding-Riool is de rioolwatertransportleiding aangegeven. In het bestemmingsplan is een zone van 2 meter aan weerszijden van de leiding aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Er kan wel een omgevingsvergunning, na advies van de leidingbeheerder, worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

In gebieden met een archeologisch belang (waarde 2) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 30 cm, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, ontheffing worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningen- en een sloopvergunningenstelsel opgenomen.

Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)

In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde ) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, ontheffing worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningen- en een sloopvergunningenstelsel opgenomen.

Waterstaat - Waterinfiltratiegebied (dubbelbestemming)

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterinfiltratiegebied is opgenomen voor die delen van de groenstroken, die als wadi functioneren en/of waar de eventuele ondergrondse toevoerleidingen liggen. De bestemming biedt bescherming aan bestaande en nieuw aan te leggen voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie in het plangebied. Voor deze gebieden mag ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet worden gebouwd. Er is wel een afwijkingsmogelijkheid, na advies van de waterbeheerder(s), opgenomen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. De aanleg van nieuwe infiltratievoorzieningen is binnen alle bestemmingen mogelijk op grond van de algemene regel "(Bouw)werken ten algemenen nutte".

Waterstaat - Waterlopen (dubbelbestemming)

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen is opgenomen voor de A-watergangen van het Waterschap. Dat wil zeggen dat zowel de hoofdbestemming Water hieronder valt als de aangrenzende oevers, die onder de beschermingszone vallen. Ook voor duikers in de watergang is deze bestemming opgenomen. In het bestemmingsplan is een zone van minimaal 1,5 meter aan weerszijden van de watergang aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Van deze bepaling kan wel worden afgeweken, na advies van de waterbeheerder(s). Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Hoofdstuk 11 Uitvoerbaarheid

11.1 Economische Uitvoerbaarheid

Met het plan beoogt de gemeente Nijmegen een actueel planologisch-juridisch kader voor kern Lent en Visveld te creëren. Dit bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Dat houdt in dat de bestaande situatie wordt vastgelegd en dat de vigerende bestemmingen (zoveel mogelijk) gehandhaafd blijven, met uitzondering van de volgende locaties:

  • Laauwikstraat 2

Het is niet langer toegestaan op dit perceel een supermarkt te exploiteren. Wel is het toegestaan op dit perceel een mandjeswinkel te exploiteren met een maximum verkoopvloeroppervlak van 400 m2;

  • Weverstraat 37

Op deze locatie wordt een bestemming gelegd waardoor het mogelijk wordt in het bestaande pand drie woningen te realiseren;

  • Pavialaan/Acacialaan

De aanwezige groenstrook is nu daadwerkelijk als groenvoorziening bestemd. Met de ontwikkelaar van het aangrenzende bouwplan, waarvan het bouwvlak is verruimd, is een separate overeenkomst gesloten;

  • Locatie Steltsestraat 46

Op deze locatie wordt de mogelijkheid om ter plaatse een winkel te exploiteren weggenomen.

Aan de ontwikkelingen ter plaatse van de Groene Oever, voorzieningenhart de Ster en de Lentse Tuinstraat zijn voor de gemeente geen financiële consequenties verbonden.

De productie-uren van de bestemmingsplanwijziging worden door middel van leges afgedekt. Uit de herziening van het bestemmingsplan kan schade voortvloeien als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Er dient voorkomen te worden dat de gemeente voor particuliere initiatieven planschade moet betalen. Om die reden wordt de onderhavige bestemmingsplanherziening verder in procedure gebracht onder de voorwaarde dat de initiatiefnemer zich ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid van de planologische maatregel bereid verklaart de daaruit voortvloeiende voor vergoeding in aanmerking komende planschade volledig aan de gemeente te compenseren. De gemeente gaat met de initiatiefnemer een verhaalsovereenkomst planschade aan. Voor zover het plan leidt tot planschade als gevolg van gewijzigde bestemmingen die door de gemeente zijn ingezet, komt de planschade ten laste van de gemeente.

Vaststelling van een exploitatieplan op grond van artikel 6.12 Wro is niet noodzakelijk. Voor zover er sprake is van bouwplannen ex art. 6.2.1. Bro, worden de kosten daarvan door middel van een exploitatieovereenkomst verhaald op de initiatiefnemer/grondeigenaar.

Op grond van het vorenstaande kan gesteld worden dat het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar is.

11.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro is het voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden worden aan onder andere het Waterschap Rivierenland, de provincie Gelderland, de inspectie VROM, het Platform Waalsprong, de Wijkraad Lent, de GEM, en de Kamer van Koophandel. Hieronder zijn de reacties weergegeven inclusief de gemeentelijke reactie daarop.

Kamer van Koophandel, Postbus 9292, 6800 KZ Arnhem
Samenvatting reactie
Reactie van gemeente
Detailhandel. De Kamer van Koophandel kan in grote lijnen instemmen met voorgenomen regeling van detailhandel (drie winkelgebieden en een grote winkel voor dagelijkse boodschappen in Lent-Oost). Het gehanteerde principe 'oud voor nieuw' is echter te strikt toegepast. Een kleine supermarkt (een buurtsuper voor de dagelijkse boodschappen) in Lent aan de Laauwikstraat 2 moet blijven.
Het volledig handhaven van de bestaande functie (supermarkt) op het perceel Laauwikstraat is tegenstrijdig met de uitgangspunten voor de detailhandelststructuur in Lent Oost. We gaan er vanuit dat in Lent Oost een volwaardige nieuwe fullservice supermarkt wordt gerealiseerd. Deze supermarkt krijgt een functie voor de deelgebieden van Nijmegen Noord ten oosten van de Prins Mauritssingel, maar ook voor de inwoners van het dorp Lent. Vanuit leefbaarheidsoptiek en om de sociale cohesie in Lent te waarborgen is in de visie Kern Lent de ontwikkeling van de Laauwikstraat en directe omgeving tot compacte buurtstrip neergelegd. Een compacte buurtstrip, kleinschalig van aard, waar ambachtelijke ondernemers met name voor Lentenaren een pakket dagelijkse goederen aanbieden. Naast enkele (kleine) winkels (bakker, slager, bloemist) past daarbij een kruidenierszaak met een bescheiden omvang. Voor het perceel Laauwikstraat 2 staan we daarom detailhandel toe met daarbinnen een maximum verkoopvloeroppervlak voor een mandjeswinkel van 400 m2. Een supermarkt is ook hier niet toegestaan.
De Kamer verzoekt de detailhandelsbestemmingen uit het oude bestemmingsplan in stand te laten, ook al zijn panden niet als zodanig in gebruik.
Wij hebben begrip voor de reactie van de Kamer van Koophandel om, gezien de onduidelijkheid over het programma, de planning en fasering van de Citadel, de detailhandelsbestemming niet uit het bestemmingsplan weg te laten. Voor de percelen (m.n. de strip aan de Laauwikstraat) waar in het oude bestemmingsplan detailhandel mogelijk was, zal de detailhandelsbestemming (exclusief een supermarkt) worden overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
Beroep en bedrijf aan huis is volgens de Kamer een goede zaak. De Kamer verzoekt om deze regeling ook van toepassing te laten zijn op bijgebouwen; de regeling in het bestemmingsplan vormt een onnodige belemmering.


Op grond van de algemene regel “Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten” zijn in woningen alsmede in aan- en uitbouwen onder voorwaarden andere functies toegestaan in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan in (vrijstaande) bijgebouwen. Het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit is dan immers niet meer direct gerelateerd aan de woning. Een dergelijke functieverandering kan ingevolge vaste jurisprudentie uitsluitend worden bewerkstelligd middels een wijziging of herziening van het bestemmingsplan (uitspraak ABRS 06/04/2005, 200404674/1). In de regels is onder de begrippen gedefiniëerd wat onder aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten moet worden verstaan.

Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

VROM-Inspectie, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Postbus 16191, 2500 BD Den Haag
Samenvatting reactie
Reactie van gemeente
Externe veiligheid en vervoer gevaarlijke stoffen. Ook bij een conserverend plan moet het groepsrisico i.v.m. routes vervoer gevaarlijke stoffen worden berekend en verantwoord worden; inschakelen regionale brandweer voor advisering is nodig. De Regionale brandweer is in de gelegenheid gesteld een advies uit te brengen. Dit advies wordt met het bestemmingsplan en andere stukken ter visie gelegd. In de toelichting van het bestemmingsplan is een verantwoording gegeven van het groepsrisico.
Geluid. Consequenties van geluidzones van wegen en van het spoor voor ontwikkelingen in bestemmingen Woongebied en Woongebied – 1 zijn niet aangegeven. De VROM-inspectie vraagt zich af of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde of dat er hogere grenswaarden moeten worden vastgesteld. Dan is alsnog akoestisch onderzoek nodig. Procedure Hgw moet gelijk oplopen met de procedure van het bestemmingsplan. Als nieuwe ontwikkelingen met geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone volgens de Wet geluidhinder liggen, wordt er akoestisch onderzoek verricht. Als blijkt dat de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder wordt overschreden, wordt een hogere waarde procedure doorlopen. Het ontwerpbesluit hogere waarde wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het gebied met de bestemming Woongebied is overgenomen uit het onherroepelijke bestemmingsplan Laauwik uit 2009, waarbij reeds akoestisch onderzoek is verricht. Voor dit gebied behoeft nu dus niet opnieuw onderzoek verricht te worden. Voor het gebied met de bestemming Woongebied – 1 is in het kader van onderhavig bestemmingsplan wel akoestisch onderzoek verricht. De resultaten daarvan zijn vermeld in de plantoelichting en het akoestisch onderzoek wordt met het bestemmingsplan en andere stukken ter visie gelegd. Een Hogere Waarde-procedure in verband met de bestemming Woongebied – 1 is niet nodig.

Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Grondexploitatie Maatschappij Waalsprong
Samenvatting reactie Reactie van gemeente
Plankaart 2: Meer woningen (in totaal ongeveer 60) moeten mogelijk zijn voor locatie ID-planontwikkeling. Het bij het woongebied betrokken hoekje (inclusief bouwvlak) kan worden weggehaald: de situatie zoals die in bestemmingsplan Laauwik is opgenomen voldoet.
Op de gronden met de bestemming Woongebied worden maximaal 59 woningen mogelijk gemaakt. Dit aantal is voldoende om het project te realiseren. Er bestaat tevens behoefte om op de hoek Acacialaan één woning te realiseren, zodat deze grond binnen het bouwvlak is gelegd.
Plankaart 3: Ivm artikel 22.2.2, lid g: De oppervlakte van een woning mag niet meer bedragen dan 60% van een bouwperceel. Wat wordt bedoeld met woning? Gaat dit alleen over hoofdbebouwing of gaat het ook over bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen. Afhankelijk van wat verstaan wordt onder woning is 60% van een bouwperceel genoeg of te gering. In het bestemmingsplan Laauwik is de maximale oppervlakte bebouwing 70% (woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen). In artikel 1, onder 86, staat het begrip 'wonen' als volgt omschreven: 'een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meer personen'. Het begrip 'hoofdgebouw(en)' is in artikel 1, onder 48, omschreven als 'gebouw of gebouwen die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken. Gelet op de gebouwen die op de gronden met de bestemming Woongebied – 1 gebouwd mogen worden, zal een woning tevens het hoofdgebouw zijn. De bepaling dat de oppervlakte van een woning niet meer mag bedragen dan 60% van een bouwperceel, heeft geen betrekking op bijgebouwen, omdat in bijgebouwen niet gewoond mag worden. De bepaling heeft wel betrekking op aan- en uitbouwen, voor zover deze aan de woning zijn gebouwd en dienen voor de huisvesting van één of meer personen. Het klopt dat in het bestemmingsplan Laauwik de maximale oppervlakte bebouwing van een bouwperceel 70% is; in die regeling worden bijgebouwen echter wel meegenomen bij het bebouwingspercentage (woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen). Overigens zijn naar aanleiding van deze reactie de regels bij de bestemming Woongebied – 1 aangescherpt, zodat misverstanden worden voorkomen.
In sommige situaties (bij kleine kavels langs/aan het water) kan niet voldaan worden aan de eis dat bijgebouwen op minimaal 12 meter achter de perceelsgrens moeten worden gebouwd (artikel 22.2.2, lid k). Inspreker verzoekt om deze afstand aan te passen (te verkleinen). Deze bepaling is aangepast. Bijgebouwen mogen nu uitsluitend worden gebouwd op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van de woning.
In artikel 22.2.2 lid l staat: 'de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een woning mag niet meer bedragen dan 60 m2, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel voor zover gelegen achter de in sub j van dit artikel bedoelde afstand van 12 meter mag zijn gebouwd' (moet overigens zijn 'bebouwd'). Bij woningen van Heijmans langs het water moet deze regeling aangepast worden vanwege de kleine kavels. Deze bepaling is aangepast. Nu is geregeld dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen bij een woning mag niet meer bedragen dan 60 m2.



Door wijziging van de parkeernormen kunnen meer parkeerplaatsen nodig zijn. Dit kan onevenredig nadeel opleveren voor de projectontwikkelaar. Onderscheid tussen parkeernorm voor dure en middeldure woningen heeft gevolgen voor het aantal parkeerplaatsen: dit aantal kan drastisch wijzigen. Bovendien is onduidelijk wat dure en wat middeldure woningen zijn. Nieuwe planontwikkelingen bestemmingsplannen en bouwplannen moeten voldoen aan de door B&W vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers en parkeernormen. Voor het vaststellen van de parkeernorm wordt gebruikt gemaakt van publicatie 182 Parkeerkencijfers-Basis voor parkeernormering" van het CROW. In bijlage 3 van de regels zijn de betreffende parkeerkencijfers en parkeernormen hieruit weergegeven. De prijscategorieën bedragen:
Koopwoningen: (prijspeil KAN 1 juli 2007):
- goedkoop tot 172.000,-
- middel tot 225.000,-
- duur tot 292.000,-

Huurprijzen 2009:
- goedkoop tot 517,64
- middel tot 652,52
- duur vanaf 652,52

Het voldoen aan de bijgestelde parkeernormen betekent inderdaad dat meer parkeerplaatsen voor een planontwikkeling noodzakelijk zijn. Dit is vooral aan de orde indien het plangebied valt binnen de Stedelijke zone Rest bebouwde kom. Indien de grenzen van Schil/overloopgebied niet zijn vastgesteld valt een plangebied binnen de stedelijke zone Rest bebouwde kom. De oude parkeernorm bedraagt 1,3 - 1,7 parkeerplaats per woning. De parkeernorm is hierbij afhankelijk of binnen het openbare gebied wordt geparkeerd (1,3 pp per woning) of met 1 parkeerplaats op eigen terrein + 0,7 parkeerplaats binnen het openbare gebied. De nieuwe parkeernorm (uitgaande van Rest bebouwde kom) bedraagt 1,45 - 1,7 - 1,85 parkeerplaats per woning.
Op plankaart 3 is aan de oostzijde van het plan de bebouwingsgrens naar het westen opgeschoven. Ook de grens van het woongebied 1 is naar het westen verschoven. Gevolg daarvan is dat het appartementengebouw en de parkeerplaatsen binnen het project van Heijmans niet meer passen. Inspreker verzoekt om de grens van het bouwvlak en de bestemmingsgrens van de bestemming Woongebied – 1 weer terug leggen conform het vorige bestemmingsplan. Daarmee is tevens geregeld dat parkeerplaatsen niet langer in de bestemming 'Groen' vallen. Het bestemmingsvlak Woongebied – 1 op verbeelding 3 is aangepast conform het verzoek van inspreker.
Inspreker verzoekt de plangrens 5 meter naar het noorden te verschuiven, waarmee tevens het woongebied verschuift. Dit is cruciaal voor de planontwikkeling van Heijmans. Aan dit verzoek is voldaan, met dien verstande dat aan de vijf meterstrook de bestemming Tuin – 1 is gegeven. Op deze grond is geen bebouwing toegestaan, zodat daardoor de achtertuinen, met zicht op de waterplas van de Landschapszone, open en onbebouwd blijven.

Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Platform Waalsprong, p/a Hobbemaweg 5, 6562 CP Groesbeek
Samenvatting reacties Reactie
Voor de opmerkingen gemaakt in de brief van 11 april 2011 vraagt het Platform opnieuw aandacht.
Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
Met de visie Kern Lent uit 2007 is nauwelijks iets gedaan. Bepaalde eerder uitgesproken voornemens worden in het voorontwerp-bestemmingsplan niet meer ingevuld of zelfs onmogelijk gemaakt. In plaats van met dit actualisatieplan de huidige situatie te conserveren, wordt gepoogd nieuw beleid te maken; beleid dat haaks staat op de visie.



De visie Kern Lent 2007 hebben we zeker betrokken biji het maken van dit bestemmingsplan. Een belangrijke hoofdlijn uit de visie is dat Lent haar eigen identiteit zoveel mogelijk moet behouden in een door de Waalsprong sterk veranderende omgeving. In het bestemmingsplan is dit getracht inhoud te geven door de bestaande (legale) situatie zoveel mogelijk positief te bestemmen (dus vast te leggen) en daarnaast enkele ontwikkelingen mogelijk te maken die passen bij Lent. Het gaat dan onder andere om het mogelijk maken van drie woningen in het pand aan de Weverstraat 37, nieuwbouw van basisschool de Geldersehof op de bestaande locatie, en uitbreiding van de dierenkliniek aan de Laauwikstraat 20. Voor zover inspreker doelt op het maken van nieuw beleid met dit bestemmingsplan, doelt zij waarschijnlijk op de regeling mbt detailhandel in het bestemmingsplan. Op dit punt zal hieronder worden ingegaan.
De kansen die er zijn voor de winkelstrip Laauwikstraat mogen niet actief onmogelijk worden gemaakt. Het verwijderen van de detailhandelsfunctie op panden die nu niet als zodanig in gebruik zijn is onjuist. In de visie Kern Lent is nog sprake van ontwikkelingsperspectief van een compacte buurtstrip met een pakket dagelijkse goederen. Dat is temeer belangrijk, omdat de realisering van de Citadel pas na 2016 is gepland.

Naar aanleiding van de reactie van onder andere deze inspreker, hebben wij besloten, gelet de onduidelijkheid over het programma, de planning en fasering van de Citadel, om detailhandel (niet zijnde een supermarkt) toe te staan op alle percelen waarop ook op basis van het vorige bestemmingsplan detailhandel was toegestaan. Voor wat betreft de supermarkt aan de Laauwikstraat 2 hebben wij besloten op dit perceel detailhandel toe te staan met daarbinnen een maximum verkoopvloeroppervlak van 400 m2 voor een mandjeswinkel. Een supermarkt is ook hier niet toegestaan.
Nu het pand van Jan Linders, behalve voor detailhandel, ook voor wonen, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen mag worden gebruikt, moet ook elders in de strip detailhandel (waaronder 'food') mogelijk worden gemaakt. Een norm van 200 m2 voor een supermarkt is niet levensvatbaar; dit zou op zijn minst 400 m2 moeten zijn.


Het volledig handhaven van de bestaande supermarkt op het perceel Laauwikstraat 2 is strijdig met de uitgangspunten voor de detailhandelststructuur in Lent Oost. We gaan er vanuit dat in Lent Oost een volwaardige nieuwe fullservice supermarkt wordt gerealiseerd. Deze supermarkt krijgt een functie voor de deelgebieden van Nijmegen Noord ten oosten van de Prins Mauritssingel, maar ook voor de inwoners van het dorp Lent. Vanuit leefbaarheidsoptiek en om de sociale cohesie in Lent te waarborgen is in de visie Kern Lent de ontwikkeling tot compacte buurtstrip neergelegd. Een compacte buurtstrip, kleinschalig van aard, waar ambachtelijke ondernemers met name voor Lentenaren een pakket dagelijkse goederen aanbieden. Naast enkele (kleine) winkels (bakker, slager, bloemist) past daarbij een kruidenierszaak met een bescheiden omvang. Voor het perceel Laauwikstraat 2 staan we daarom detailhandel toe met daarbinnen een maximum verkoopvloeroppervlak voor een mandjeswinkel van 400 m2. Een supermarkt is hier niet toegestaan.
Nu niet alle bestaande gebouwen op de verbeelding van het plan zijn opgenomen, kan dat voor toekomstige bewoners en bij uitbreidingen/aanpassingen tot problemen leiden. Een goede regeling in het plan zou dit kunnen voorkomen.


De ondergrond op de kaartbladen van de verbeelding, is gebaseerd op de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN). Het klopt dat niet alle bestaande gebouwen binnen het bouwvlak van bijvoorbeeld de bestemming Wonen zijn opgenomen. Dit doet zich vooral voor in het dorp Lent, in de later gebouwde wijken zoals Visveld speelt dit nauwelijks. Dit komt omdat in het dorp Lent voormalige agrarische bebouwing staat die in de loop der jaren voor bijvoorbeeld woondoeleinden in gebruik genomen is.
Niet alle bedrijvigheid is correct of soms zelfs helemaal niet opgenomen. Graag goede regeling om problemen in de toekomst te voorkomen.


In de plantoelichting zijn in de paragraaf Bedrijvigheid alleen die bedrijven opgenomen die als inrichting onder de Wet milieubeheer vallen, met uitzondering van de categorieën horeca, sportvoorzieningen, kantoren, woongebouwen, opleidingsinstituten, detailhandel en medische praktijken. Deze inrichtingen worden in de regels als aparte categorieën benoemd. Het betreft inrichtingen die bij de afdeling Milieu bekend zijn omdat zij een (wettelijk verplichte) melding hebben ingediend, dan wel over een milieuvergunning beschikken. Verder zijn alle mogelijke bedrijven in het plangebied geïnventariseerd aan de hand van digitale gegevensbestanden en een site van de Kamer van Koophandel. Daaruit is gebleken dat de meeste bedrijven in het plangebied vallen onder de categorie “aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten”. Deze activiteiten zijn in het plan toegelaten.
Hoofdstuk 5, onder 5.3 gaat mede over water; hoofdstuk 8 gaat compleet over water (waarbij exact de tekst van hoofdstuk 5 is gebruikt).
Dit is inderdaad dubbelop. In het bestemmingsplan is het gedeelte in (het oude) hoofdstuk 5 dat over water gaat verwijderd.

Niet alle verleende ontheffingen zijn genoemd in paragraaf 1.4 van de plantoelichting. Inspreker vraagt zich af of daarvoor straks wel 'bestaande rechten' gelden?
De verleende ontheffingen worden in het bestemmingsplan meegenomen.
In hoofdstuk 2.6.6 (hoofdbomenstructuur) zijn straten opgenomen die niet meer bestaan of een andere naam hebben gekregen. De tekst is aangepast aan de thans bestaande situatie.

Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Wijkraad Lent, p/a Turennesingel 52, 6663 GZ Lent
Samenvatting reacties Reactie
De reactie van Platform Lent is tevens namens de wijkraad Lent opgesteld. De wijkraad steunt de reactie van het Platform volledig. Op 6 januari 2011 heeft de wijkraad uitgebreid gesproken met wethouder Van der Meer over de afnemende aandacht van het college van B & W en over het uitblijven van de vertaling van de visie Kern Lent in het bestemmingsplan. Ondanks de uitspraak van de wethouder dat het voor de leefbaarheid van belang is dat er winkels en o.a. een bibliotheekdependance gehandhaafd blijven, geeft het voorontwerpplan een ander beeld te zien. Dit is pijnlijk en doet de relatie tussen gemeente en wijk geen goed. Daarom het verzoek om de bestemming detailhandel in de winkelstrip in stand te laten en om de gemaakte afspraken na te komen. Naar aanleiding van de reacties, hebben wij besloten, gelet de onduidelijkheid over het programma, de planning en fasering van de Citadel, om detailhandel (niet zijnde een supermarkt) toe te staan op alle percelen waarop ook op basis van het vorige bestemmingsplan detailhandel was toegestaan. Voor wat betreft de supermarkt aan de Laauwikstraat 2 hebben wij besloten op dit perceel detailhandel toe te staan met daarbinnen een maximum verkoopvloeroppervlak voor een mandjeswinkel van 400 m2. Een supermarkt is hier niet toegestaan. Het bestemmingsplan voorziet tevens in het mogelijk handhaven van de bibliotheek aan de Steltsestraat 1 door middel van de bestemming Maatschappelijk.

Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Waterschap Rivierenland, Postbus 599, 4000 AN Tiel
Samenvatting reacties Reactie
Het bestemmingsvlak met de bestemming Woongebied-1 aan de noordzijde van het plangebied grenst aan de toekomstige Lentse Plas, waar een natuurvriendelijke oever is voorzien. Het Waterschap heeft onvoldoende inzicht binnen welk plan de ruimte voor het onderhoud van deze natuurvriendelijke oever is opgenomen. Het Waterschap verzoekt om hierover meer duidelijkheid te verschaffen. Het onderhavige bestemmingsplan gaat ervan uit dat het onderhoud van de oever plaatsvindt vanaf het water. De gronden die direct aan het water grenzen, betreffen namelijk de toekomstige particuliere achtertuinen van de nieuwe woningen van het project Groene Oever.

Conclusie: Deze inspraak heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 12 Bijlagen Bij Toelichting

12.1 Stedenbouwkundige Matrix

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP19000-OH01_0021.png"

Bijlagen Bij Toelichting

  • Visie Kern Lent, mei 2007;
  • Akoestisch onderzoek Nijmegen Kern Lent - Visveld, januari 2012;
  • Flora- en Faunaonderzoek Groene Oever Visveld Noord, 16 december 2011;
  • Aanvullende inventarisaties van vogels met vaste nesten, amfibieën en vleermuizen in de wijken Groot Oosterhout, Laauwik en Citadel in het ontwikkelingsgebied de Waalsprong te Nijmegen, Alterra, 2008;
  • Update 2006 Natuurwaarden de Waalsprong, Alterra, november 2006;
  • Verkennend en nader bodemonderzoek groenstrook Acacialaan, Envita Nijmegen B.V., 15 juni 2011;
  • Verkennend bodemonderzoek Speelplaats Queenstraat, Envita Almelo B.V., 2 februari 2011;
  • Verkennend bodemonderzoek Visveldsestraat 4, Van de Weijer Bedrijfsmilieuzorg B.V., 23 april 1999;
  • Rapport verkennend onderzoek Laauwikstraat 31-33, Visveldsestraat 3, centraal bodemkundig bureau, 10 juli 2007;
  • Verkennend asbest- en aanvullend bodemonderzoek, Laauwikstraat 31-33, Grontmij, 25 mei 2009;
  • VWM Milieu, Verkennend bodemonderzoek Visveldsestraat 2, 96621, 31 december 1996;
  • Verkennend bodemonderzoek Keimate, DHV, 31 december 1998;
  • Verkennend bodemonderzoek, Pelseland, DHV, 31 december 1998;
  • Verkennend bodemonderzoek, Pelseland, BLGG, 18 juni 1997;
  • Verkennend bodemonderzoek, Pelseland, BLGG, 14 augustus 1997;
  • Verkennend bodemonderzoek Pelseland 21, Arcadis, 15 augustus 2000;
  • Nader bodemonderzoek, Pelseland 21, Arcadis, 15 december 2000;
  • Grondwateronderzoek Pelseland 21 en Smitjesland 17-19, Witteveen+Bos, 10 januari 2005;
  • Analyse externe veiligheid Waalsprong A325, Arcadis, 7 september 2007;
  • Externe veiligheid de Waalsprong, Arcadis, 25 januari 2006.

Een aantal van de hierboven genoemde rapporten is ook digitaal te raadplegen op www.ruimtelijkeplannen.nl. Alle rapporten staan als PDF-bestand op de gemeentelijke website. Verder zijn alle genoemde rapporten ter visie gelegd bij de Informatiebalie van het Open Huis van de gemeente.

Bijlage 1 Visie Kern Lent, Mei 2007

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Nijmegen Kern Lent - Visveld, Januari 2012

Bijlage 3 Flora- En Faunaonderzoek Groene Oever Visveld Noord, 16 December 2011

Bijlage 4 Aanvulende Inventarisaties Van Vogels Etc.

Bijlage 5 Update Natuurwaarden De Waalsprong, November 2006

Bijlage 6 Analyse Externe Veiligheid Waalsprong A325, Arcadis, 7 September 2007

Bijlage 7 Externe Veiligheid De Waalsprong, Arcadis, 25 Januari 2006

Bijlage 8 Intrekkingsbrief Beroep Jan Linders