Nijmegen Vossenpels Zuid
Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen
Onherroepelijk op 26-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Vossenpels Zuid van de gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP22100-OH01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
1.9 archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bed and breakfast
een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woningof in de directe nabijheid van de woning
1.14 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.15 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.16 bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
1.17 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.21 bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.
1.22 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwkavel
aaneengesloten stuk grond bestaande uit één of meerdere kadastrale percelen waarop (deels) bebouwing mag plaatsvinden.
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.27 bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, kleinschalig museum, muziekschool, muziektheater, sauna, theater en wellness. Prostitutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten.
1.31 cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.
1.32 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen. Hierbij inbegrepen zijn internetwinkels.
1.33 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.
1.34 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.
1.35 erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
1.36 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).
1.37 evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
1.38 garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.39 garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen':
- verzorgingstehuizen;
- psychiatrische inrichtingen;
- medische centra;
- poliklinieken;
- medische kleuterdagverblijven.
- I. terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
- II. woonwagenstandplaatsen.
1.42 gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.43 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.44 historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.
1.45 historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.
1.46 hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.47 hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.
1.48 hoofdgebouw(en)
gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken.
1.49 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.
1.50 hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.51 internetwinkel
Bedrijfsmatige verkoop van produkten of goederen zonder vaste openingstijden, waarvan de ruimtelijke uitstraling overeenkomt met die van detailhandel.
1.52 kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.
1.53 landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.54 kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.
1.55 maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek.
1.56 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.57 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.58 ondergronds bouwwerk
- a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.59 ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.60 ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.61 ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand [nummer.dgn].
1.62 ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.63 overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.64 particulier opdrachtgeverschap
situatie waarbij de burger of een groep van burgers - in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst - tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning.
1.65 pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.66 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.67 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
1.68 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.69 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.70 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.71 recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
1.72 ruimtelijke uitstraling van internethandel
Ruimtelijke effecten die ontstaan naar de omgeving vanwege het feit dat :
- fysieke goederen zichtbaar worden getoond aan het passerende publiek en/of
- fysieke goederen met regelmaat worden verhandeld middels afhalen of verzenden en/of,
- sprake is van elektronische transactie en de mogelijkheid tot contante transactie en/of,
- fysieke goederen voor langere tijd worden opgeslagen.
1.73 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.74 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.
1.75 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke.
1.76 straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
1.77 supermarkt
een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.
1.78 terreinen met een archeologisch belang
terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.
1.79 terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.
1.80 tijdelijke woonunit
een verplaatsbare woning die in de periode tussen 3 maanden voorafgaand aan de start van de bouwwerkzaamheden van een nieuwe woning en 3 maanden na voltooiing van deze bouwwerkzaamheden op het bouwperceel aanwezig is
1.81 uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.82 voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.83 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.84 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.85 winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.
1.86 wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een vrijstaand of aaneengeschakeld gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.
1.87 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
1.88 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.89 woonschip
elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.
1.90 zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.2 de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.
2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.
2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.7 de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.8 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
2.10 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.11 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.13 het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. Een tijdelijke woonunit telt op geen enkele wijze mee voor wat betreft de (maximale) bouwmogelijkheden op een bouwkavel
2.14 het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.
2.15 het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:
- a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
- d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
- e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.16 het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.
2.17 het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
voor al het voorstaande geldt: aen tijdelijke woonunit telt op geen enkele wijze mee voor wat betreft de wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor zelfstandige horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a en 1b van de Staat van horeca-activiteiten met bijbehorende terrassen;
- c. ter plaatse van de aanduiding "Tuin" voor tuinen en groenvoorzieningen
- d. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
- f. tuinen en erven;
- g. verkeer en verblijf;
- h. (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in milieucategorie 1 en 2 conform bijlage 1
- i. tijdelijke woonunits
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 Bouwregels teneinde een hogere goot-en nokhoogte toe te staan met dien verstande dat
- a. hiervoor een advies van de gemeentelijk cultuurhistoricus is uitgebracht;
- b. er een inrichtingsplan ten grondslag ligt
3.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Gemengd - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, kantoren, dienstverlening, cultuur en ontspanning en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
- b. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
- e. tuinen en erven;
- f. ter plaatse van de aanduiding "Tuin" voor tuinen en groenvoorzieningen
- g. verkeer en verblijf;
- h. (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in milieucategorie 1 en 2 conform bijlage 1 van deze regels
- i. tijdelijke woonunits
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 4.1 Bestemmingsomschrijving teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- b. 4.1 Bestemmingsomschrijvingteneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Artikel 5 Gemengd - 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, kantoren , dienstverlening, cultuur en ontspanning en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
- b. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor zelfstandige horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a en 1b van de Staat van horeca-activiteiten met bijbehorende terrassen met een maximum van 100 m2;
- d. ter plaatse van de aanduiding "os " voor de ontsluiting van het achtergelegen gebied;
- e. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
- g. tuinen en erven;
- h. ter plaatse van de aanduiding "Tuin" voor tuinen en groenvoorzieningen
- i. verkeer en verblijf;
- j. (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in milieucategorie 1 en 2 conform bijlage 1 van deze regels
- k. tijdelijke woonunits
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 5.1 onder b teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- b. lid 5.1 onder b teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
- c. bij een omgevingsvergunning kan, met toepassing van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, worden afgeweken van het bepaalde in 5.4.4 Horeca en worden toegestaan dat een bruto vloeroppervlakte van 150 m² wordt toegestaan voor zelfstandige horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b en 2a van de Staat van horeca-activiteiten met bijbehorende terrassen, met dien verstande dat het maximum aantal m2 bvo horeca binnen de gehele bestemming niet meer dan 350 m2 mag bedragen
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen landschappelijk- en natuurlijke waarden;
- b. bijbehorende voorzieningen, zoals: schuilgelegenheden, bergingen, sport- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
6.2 Bouwregels
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen en taluds;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 15.2.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor de bouw van een kiosk met dien verstande dat:
- a. de bebouwde oppervlakte van een kiosk maximaal 50 m² mag bedragen;
- b. de maximale bouwhoogte 5 meter en de maximale goothoogte 3 meter mag bedragen;
- c. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van garageboxen voor enige vorm van detailhandel en/ of horeca
Artikel 8 Wonen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding ' onderdoorgang' voor een onderdoorgang;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat:
- a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²;
- b. deze afwijkingsmogelijkheid enkel geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aan- en uitbouwen.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. bewoning van bijgebouwen;
- b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en groenvoorzieningen;
- b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- c. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag:
- a. indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen;
- b. in overige gevallen mag de tot "Tuin" bestemde gronden geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
- d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 15.2
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van archeologisch belang).
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 11.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 2 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 3
12.1 bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).
12.2 bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 12.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
- b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 13 Waterstaat - Waterlopen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
- b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 13.5.1 is verleend.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
15.1 Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
15.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
- b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
- f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
15.3 Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. bouwen onder peil is toegestaan ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
- b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies;
- c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt;
- g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 15.2 is toegestaan.
15.4 Radarbescherming
15.5 Retentiecapaciteit
Ter voorkoming van wateroverlast mag uitsluitend worden gebouwd en verharding worden aangelegd als de berekende retentiecapaciteit in oppervlaktewater, voor berging van hemelwater, in dan wel buiten het plangebied gerealiseerd wordt.
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
16.1 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven
16.2 Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
16.3 Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:
- a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
- b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
- d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
- e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
- f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.
De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
16.4 Seksinrichting of esortbedrijf
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 18 Overige Regels
18.1 Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.
18.2 Parkeerregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
19.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Nijmegen Vossenpels Zuid.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen)
1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
01 | Landbouw, jacht en bosbouw | Cat. | Milieu- aspect |
0141.1 | Hoveniersbedrijven | 2 | G30 |
0142 | Dienstverlening voor het fokken/houden van dieren (geen veterinaire diensten) | 2 | G-GE30 |
05 | Visserij, kweken van vis en schaaldieren | Cat | Milieu- aspect |
0502 | Kweken van vis en schaaldieren | 3.1 | G-GE30 |
15 | Industrie Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | Cat | Milieu- aspect |
1511 | Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) | 3.2 | G-GE100 |
1513.1 | Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden | 3.1 | G-GE50 |
1513.2 | Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige vleesverwerking | 3.1 | G-GE50 |
1551 | Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j | 3.2 | G100 |
Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j | 4.2 | G100 | |
1552 | Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m2 | 2 | G30 |
Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m2 | 3.2 | G100 | |
1561 | Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u | 4.1 | G200 |
Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u | 4.2 | G300 | |
1562 | Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u | 4.1 | G-GE200 |
Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u | 4.2 | G-GE300 | |
1571 | Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u | 4.1 | G-GE200 |
Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u | 4.2 | G-GE300 | |
1572 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 4.1 | G-GE200 |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg meel/week | 2 | G-GE30 |
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg meel/week | 3.2 | G-GE100 | |
1582 | Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit | 3.2 | G-GE100 |
1584.2 | Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m2 | 2 | G-GE30 |
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m2 | 3.2 | GE100 | |
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m2 | 5.1 | GE500 | |
1585 | Vervaardiging van deegwaren | 3.1 | GE50 |
1589 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. | 4.1 | GE200 |
1591 | Distilleerderijen en likeurstokerijen | 4.2 | GE300 |
1596 | Bierbrouwerijen | 4.2 | GE300 |
17 | Vervaardiging van textiel en textielproducten | Cat | Milieu- aspect |
1771 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken | 3.1 | G50 |
1772 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en pullovers | 3.1 | G50 |
18 | Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | Cat | Milieu- aspect |
1822 | Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding van leer) | 2 | G30 |
1823 | Vervaardiging van onder- en nachtkleding | 2 | G30 |
1824 | Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g. | 2 | G30 |
20 | Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet e.d. | Cat | Milieu- aspect |
2020 | Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen | 3.2 | G-GE100 |
2030.2 | Vervaardiging van overig timmerwerk | 3.2 | G100 |
21 | Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; uitgeverijen en drukkerijen e.d. | Cat | Milieu- aspect |
2112.1 | Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u | 3.1 | G-GE-S50 |
Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u | 4.1 | G200 | |
Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u | 4.2 | G300 | |
2121.1 | Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton | 3.2 | G100 |
2123 | Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier | 3.2 | G100 |
2125 | Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren | 3.2 | G100 |
22 | Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media | Cat | Milieu- aspect |
2222.1 | Drukkerijen van boeken e.d. | 3.2 | G100 |
2222.2 | Drukkerijen van tijdschriften | 3.2 | G100 |
2222.3 | Drukkerijen van reclame | 3.2 | G100 |
2222.5 | Drukkerijen van formulieren | 3.2 | G100 |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | G30 |
2223 | Grafische afwerking en binderijen | 1 | G10 |
2224 | Grafische reproductie en zetten | 2 | GE30 |
2225 | Overige activiteiten verwant aan de drukkerij | 2 | G-GE30 |
2231 | Reproductie van geluidsopnamen | 1 | G10 |
24 | Vervaardiging van chemische producten | Cat | Milieu- aspect |
2416 | Vervaardiging van kunststof in primaire vorm | 5.2 | GE700 |
2430 | Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek | 4.2 | GE300 |
2442 | Formulering en afvullen geneesmiddelen | 3.1 | G-GE50 |
2466 | Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken | 3.1 | G-GE50 |
Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g. | 4.1 | G-GE200 | |
25 | Vervaardiging van producten van rubber en kunststof | Cat | Milieu- aspect |
2522 | Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage kunststofbouwmaterialen | 3.1 | G-GE50 |
Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen | 4.1 | GE200 | |
Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen | 4.2 | GE300 | |
2524 | Vervaardiging van overige producten van kunststof | 4.1 | GE200 |
26 | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten | Cat | Milieu- aspect |
2612 | Vormen en bewerken van vlakglas | 3.1 | G50 |
2613 | Vervaardiging van holglas | 3.2 | G100 |
2621 | Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens < 40 kW | 2 | G30 |
Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens = 40 kW | 3.2 | G100 | |
2661.1 | Vervaardiging van producten van beton voor de bouw | 5.2 | G700 |
2663 | Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d | 3.2 | G100 |
Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d | 4.2 | G300 | |
2670 | Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 2.000 m2 | 3.1 | G50 |
Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 2.000 m2 | 3.2 | G100 | |
27 | Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van metaal | Cat | Milieu- aspect |
2710 | Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 1.000t/j | 5.2 | G-GE700 |
2751 | Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j | 4.2 | G300 |
2754 | Gieten van overige non-ferrometalen | 4.2 | G300 |
28 | Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) | Cat | Milieu- aspect |
2811 | Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2812 | Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2851 | Oppervlaktebehandeling, Algemeen | 3.2 | G100 |
Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren | 3.2 | G-GE100 | |
2852 | Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2863 | Vervaardiging van hang- en sluitwerk | 3.2 | G100 |
2875 | Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
29 | Vervaardiging van machines en apparaten | Cat | Milieu- aspect |
2911 | Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2921 | Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2922 | Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2932 | Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen tractoren), p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2955 | Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2956 | Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
30 | Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en instrumenten | Cat | Milieu- aspect |
3002 | Vervaardiging van computers | 2 | G-GE30 |
31 | Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden | Cat | Milieu- aspect |
3110 | Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en transformatoren | 4.1 | G-GE200 |
3130 | Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad | 4.1 | G200 |
3162 | Vervaardiging van koolelektroden | 6 | GE1500 |
32 | Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparaten en benodigdheden | Cat | Milieu- aspect |
3210 | Vervaardiging van elektronische componenten | 3.1 | G50 |
3220 | Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie | 3.1 | G50 |
33 | Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken | Cat | Milieu- aspect |
3310.1 | Tandtechnische bedrijven | 2 | G-GE30 |
3310.2 | Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en protheseartikelen | 2 | G-GE30 |
3320 | Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor de bewaking van industriële processen) | 2 | G30 |
3350 | Vervaardiging van uurwerken | 2 | G30 |
34 | Vervaardiging van transportmiddelen | Cat | Milieu- aspect |
3420.1 | Carrosseriebouw | 4 | G200 |
3420.2 | Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers | 4 | G200 |
35 | Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en opleggers) | Cat | Milieu- aspect |
3511 | Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m1, baggermaterieel, booreilanden e.d. | 5.1 | G500 |
3512 | Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, metaal < 25 m1 | 4.1 | G200 |
3542 | Vervaardiging van fietsen | 3.2 | G100 |
3543 | Vervaardiging van invalidenwagens | 3.2 | G100 |
3550 | Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g. | 3.2 | G100 |
36 | Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen n.e.g. | Cat | Milieu- aspect |
3611 | Vervaardiging van zitmeubels | 3.2 | G100 |
3612.1 | Interieurbouw | 3.2 | G100 |
3612.2 | Vervaardiging van bedrijfsmeubels | 3.2 | G100 |
3615 | Vervaardiging van matrassen | 3.2 | G100 |
3622 | Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) | 2 | GE30 |
3630 | Vervaardiging van muziekinstrumenten | 2 | G-GE30 |
3663.1 | Sociale werkvoorziening | 2 | G-GE30 |
3663.2 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 3.1 | G50 |
37 | Voorbereiding tot recycling | Cat | Milieu- aspect |
3720 | Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval) | 4.2 | G300 |
40 | Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water | Cat | Milieu- aspect |
4000.1 | Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW | 5.1 | G500 |
4000.2 | Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water | 5.1 | G500 |
4000.3 | Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water | 4.2 | G300 |
41 | Winning en distributie van water | Cat | Milieu- aspect |
4100 | Winning en distributie van water | 3.1 | G50 |
45 | Bouwnijverheid | Cat | Milieu- aspect |
4511.1 | Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4511.2 | Grondverzet b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Grondverzet b.o. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4521.1 | Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4521.3 | Leggen van kabels en buizen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Leggen van kabels en buizen > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4522 | Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4523.1 | Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
4523.2 | Stratenmaken < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Stratenmaken > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.1 | Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.2 | Vlechten van betonstaal < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Vlechten van betonstaal > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.4 | Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4531 | Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4532 | Isolatiewerkzaamheden < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Isolatiewerkzaamheden > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4533.1 | Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4533.2 | Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4534 | Overige bouwinstallatie < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige bouwinstallatie > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4541 | Stukadoren < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Stukadoren > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4542 | Timmeren < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Timmeren > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4544 | Schilderen en glaszetten < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Schilderen en glaszetten > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4545 | Overige afwerking van gebouwen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige afwerking van gebouwen > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
50 | Reparatie van consumentenartikelen en handel | Cat | Milieu- aspect |
5020.1 | Auto-onderdelenservicebedrijven | 2 | G30 |
5020.2 | Bandenservicebedrijven | 2 | G30 |
5020.3 | Reparatie van specifieke auto-onderdelen | 2 | G30 |
5020.4 | Carrosserieherstel | 3.2 | G100 |
5020.5 | Overig onderhoud en slepen van auto's | 2 | G30 |
5030.1 | Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en -accessoires | 2 | G30 |
5030.2 | Groothandel en handelsbemiddeling in banden | 2 | G30 |
5040.1 | Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en onderdelen en accessoires daarvan | 2 | G30 |
51 | Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) | Cat | Milieu-aspect |
5121.5 | Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 500 t/u | 3.1 | G50 |
Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 500 t/u | 4.2 | G300 | |
5121.8 | Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u | 3.1 | G50 |
Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u | 4.2 | G300 | |
5122 | Groothandel in bloemen en planten | 2 | G30 |
5123.1 | Groothandel in levend vee | 3.2 | G100 |
5123.2 | Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren | 3.2 | G100 |
5124.1 | Groothandel in huiden en vellen | 3.1 | GE50 |
5131.1 | Groothandel in groenten en fruit | 3.1 | GV50 |
5132 | Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet levend) | 3.1 | GV50 |
5133.1 | Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten | 3.1 | GV50 |
5134 | Groothandel in dranken | 2 | G30 |
5136 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | G30 |
5137 | Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische producten) | 2 | G30 |
5138.1 | Groothandel in snacks | 2 | G30 |
5138.3 | Gespecialiseerde groothandel in overige voedings-/genotmiddelen n.e.g. | 2 | G30 |
5139 | Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment | 2 | G30 |
5142.1 | Groothandel in bovenkleding | 2 | G30 |
5142.3 | Groothandel in onderkleding | 2 | G30 |
5142.6 | Groothandel in textielwaren algemeen assortiment | 2 | G30 |
5143.2 | Groothandel in audio- en videoapparaten | 2 | G30 |
5143.3 | Groothandel in beeld- en geluidsdragers | 2 | G30 |
5143.4 | Groothandel in verlichtingsartikelen | 2 | G30 |
5143.5 | Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten | 2 | G30 |
5146.2 | Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden | 2 | G30 |
5147.1 | Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) | 2 | G30 |
5147.4 | Groothandel in speelgoed | 2 | G30 |
5147.5 | Groothandel in optische artikelen | 2 | G30 |
5147.8 | Groothandel in muziekinstrumenten | 2 | G30 |
5147.9 | Groothandel in huismeubilair | 2 | G30 |
5148.1 | Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking | 2 | G30 |
5148.3 | Groothandel in papier- en kartonwaren (geen verpakkingsmateriaal) | 2 | G30 |
5148.4 | Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk | 2 | G30 |
5148.5 | Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen schoolboeken, kantoormeubels en -machines) | 2 | G30 |
5148.6 | Groothandel in fietsen en bromfietsen | 2 | G30 |
5148.7 | Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. | 2 | G30 |
5151.2 | Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 100.000 m3 | 4.1 | GV200 |
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 100.000 m3 | 5.1 | GV500 | |
5151.3 | Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) | 3.2 | GE100 |
5152.2 | Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten | 3.2 | G100 |
5152.3 | Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten | 3.2 | G100 |
5153.1 | Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.2 | Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.3 | Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.4 | Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 | 3.2 | G100 | |
5153.5 | Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.6 | Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.7 | Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.8 | Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5154.1 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5154.2 | Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5155.1 | Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing | 3.2 | GV100 |
5155.2 | Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen | 2 | GR-S-G-GV100 |
5156.2 | Groothandel in papier en karton | 2 | G30 |
5157.1 | Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5157.2 | Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5157.3 | Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5161 | Groothandel in gereedschapswerktuigen | 3 | G50 |
5164.1 | Groothandel in computers en -randapparaten e.d. | 3.1 | G50 |
5164.3 | Groothandel in kantoormeubels | 3.1 | G50 |
5165.2 | Groothandel in machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) | 3.1 | G50 |
5165.3 | Groothandel in intern transportmaterieel | 3.1 | G50 |
5165.4 | Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en vriestechniek | 3.1 | G50 |
5165.5 | Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren | 3.1 | G50 |
5165.6 | Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. | 3.1 | G50 |
5165.7 | Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal | 3.1 | G50 |
5165.8 | Groothandel in meet- en regelapparaten | 3.1 | G50 |
5165.9 | Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ handel | 3.1 | G50 |
5166 | Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren | 3.1 | G50 |
5171.2 | Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen | 2 | G30 |
5171.3 | Groothandel in emballage | 2 | G30 |
5171.4 | Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. | 2 | G30 |
5171.5 | Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. | 2 | G30 |
5172.2 | Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen | 2 | G30 |
52 | Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) | Cat | Milieu-aspect |
5261 | Postorderbedrijven | 3.1 | G50 |
5263.1 | Colportage | 3.1 | G50 |
5263.2 | Straathandel | 3.1 | G50 |
5271 | Reparatie van schoeisel en lederwaren | 1 | G10 |
5272 | Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten | 1 | G10 |
5273 | Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen | 1 | G10 |
5274 | Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. | 1 | G10 |
60 | Vervoer, opslag en communicatie | Cat | Milieu- aspect |
6010 | Vervoer per spoor | 4.2 | G-GV300 |
6021.1 | Openbaar personenvervoer over de weg | 3.2 | G100 |
6021.2 | Geregeld besloten personenvervoer over de weg | 3.2 | G100 |
6022 | Ongeregeld personenvervoer per taxi | 2 | G30 |
6023 | Ongeregeld personenvervoer per autobus | 3.2 | G100 |
6024.1 | Verhuisvervoer b.o, < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Verhuisvervoer b.o, > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
6024.2 | Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
63 | Dienstverlening voor het vervoer | Cat | Milieu- aspect |
6311.2 | Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 2000 m2 | 4.2 | G300 |
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 2000 m2 | 5.2 | G700 | |
6312.1 | Opslag in tanks | 3.1 | G50 |
6312.2 | Opslag in koelhuizen e.d. | 3.1 | G50 |
6312.3 | Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) | 3.1 | G50 |
6321 | Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Autoparkeerterreinen parkeergarages | 2 | G30 |
Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 3.2 | G100 | |
64 | Post en telecommunicatie | Cat | Milieu- aspect |
6411 | Nationale postdiensten | 2 | G30 |
6412.1 | Lokale postdiensten | 2 | G30 |
6412.2 | Koeriersdiensten | 2 | G30 |
71 | Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
7110.1 | Verhuur van personenauto's (geen operational lease) | 2 | G30 |
7110.2 | Operational lease van personenauto's | 2 | G30 |
7121 | Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen personenauto's) | 2 | G30 |
7122 | Verhuur van schepen | 3.1 | G50 |
7123 | Verhuur van vliegtuigen | 3.1 | G50 |
7132 | Verhuur van bouwmachines en -werktuigen | 3.1 | G50 |
7133 | Verhuur van computers en kantoormachines | 3.1 | G50 |
7134.2 | Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. | 3.1 | G50 |
7140.3 | Verhuur van leesportefeuilles | 2 | G30 |
7140.4 | Verhuur van kleding, huisraad e.d. | 2 | G30 |
7140.5 | Verhuur van overige roerende goederen n.e.g. | 2 | G30 |
72 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | Cat | Milieu- aspect |
7250 | Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines | 1 | G10 |
73 | Speur- en ontwikkelingswerk | Cat | Milieu- aspect |
7310.1 | Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij | 2 | G-GE30 |
7310.3 | Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk | 2 | G-GE30 |
7310.4 | Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | G-GE30 |
74 | Overige zakelijke dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
7470.1 | Reiniging van gebouwen | 3.1 | GE50 |
7470.2 | Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. | 3.1 | GE50 |
7481.1 | Fotografie | 2 | G30 |
7481.3 | Ontwikkelcentrales | 2 | G30 |
90 | Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
9000.1 | Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. | 4.1 | GE200 |
Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. | 4.2 | GE300 | |
Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. | 5.1 | GE500 | |
9000.2 | Afvalinzameling | 3.1 | G-GE50 |
9000.3 | Afvalverwerking | ||
- kabelbranderijen | 3.2 | GE100 | |
- Vuilstorten | 4.2 | G-GE300 | |
- Vuiloverslagstations | 4.2 | G-GE300 | |
- Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. | 4.2 | GE300 | |
v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr. | 5.2 | GE700 | |
v.c. > 20.000 ton/jr. | 4.1 | GE-S200 | |
92 | Cultuur, sport en recreatie | Cat | Milieu- aspect |
9211.1 | Productie van (video)films (geen televisiefilms) | 2 | G30 |
9220.1 | Omroeporganisaties | 2 | G30 |
93 | Overige dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
9301.1 | Wasserijen en linnenverhuur | 3.1 | G50 |
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | G-GE30 |
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | 2 | G30 |
9301.3 | Wassalons, wasserettes | 1 | G10 |
1.2 Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten
Inleiding
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (vooral brand en explosiegevaar);
- verkeer;
- visuele aspecten.
Gebruikte bronnen
De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen.
Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn:
- bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen;
- dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven;
- activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming;
- garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op specifieke locaties worden toegestaan.
categorie 1 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. |
categorie 2 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. |
categorie 3 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen. |
categorie 4 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. |
categorie 5 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald. |
categorie 6 | komen in Nijmegen niet voor. |
In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven:
milieucategorie | richtafstanden | |
rustige wijk | gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1000 m | 700 m |
De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden.
Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen
In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.
In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie.
Flexibiliteit
De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)
2.1 Staat van horeca-activiteiten
Categorie 1: lichte horeca
Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Deze bedrijven zijn in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden). Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Lichte horeca
- broodjeszaak;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- tearoom;
- traiteur.
1b. Overige lichte horeca
- bistro;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- hotel of pension.
Categorie 2: middelzware horeca
Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
2a. Middelzware horeca
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- bedrijven genoemd onder categorie 1a, 1b en 2a met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).
Categorie 3: zware horeca
Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn verkeersaantrekkende werking:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
2.2 Toelichting op Staat van horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen. Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) welke mogelijkheden biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:
- geluid;
- geur;
- verkeer.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
- b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):
Categorie 1: lichte horeca
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat om bedrijven die uit het oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
- a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel, zoals: ijssalons en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
- b. overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg en/of afhaalservice).
Categorie 2: middelzware horeca
Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende werking:
- a. cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen;
- b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. (bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²). Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs grotere verkeerswegen.
Categorie 3: zware horeca
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Bijlage 3 Parkeernormen
Bepalen van de gemeentelijke parkeernorm
Voor het bepalen van de parkeernorm wordt gebruik gemaakt van de parkeernormen van het CROW (publicatie 182 "Parkeerkencijfers-Basis voor parkeernormering, 3e gewijzigde druk, september 2008). De parkeernormen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Daarbij wordt in de gemeente Nijmegen uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
- conform de werkwijze van het CROW wordt ten eerste gekeken naar de stedelijkheidsgraad van de gemeente. Op basis van de CBS-cijfers van de omgevingsadressendichtheid valt Nijmegen in de klasse "stedelijk gebied";
- ten tweede wordt de stad onderverdeeld in verschillende stedelijke zones. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar: centrumgebieden (1), schil/overloopgebieden (2) en rest bebouwde kom (3). Onder de centrumgebieden vallen de binnenstad, Brabantse Poort, Heyendaal, Winkelsteeg en centrum Waalspronggebied. In de regel heeft iedere centrumzone een schil/overloopgebied. Onder rest bebouwde kom vallen alle overige gebieden, niet zijnde centrum- en schil/overloopgebieden. Wat betreft Winkelsteeg en Citadel Waalsprong dienen de grenzen nog vastgelegd te worden (zie kaart stedelijke zones);
- in de parkeerkencijfers wordt een onderscheid gemaakt in vaste parkeerbehoefte (privé) en publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar). De vormgeving en toegang van parkeerplaatsen moet hierop aansluiten;
- voor studio's (zelfstandige wooneenheden <50 m2) en seniorenwoningen gelden dezelfde normen als voor goedkope woningen;
- in afwijking van de CROW normen geldt voor studentenhuisvesting de norm van 0,2 parkeerplaats per eenheid. Deze norm is alleen geldig voor ontwikkelaars die voldoen aan de Campuswet en statutair hebben vastgelegd alleen voor studenten te bouwen. Voor bouwplannen voor studentenhuisvesting die gerealiseerd worden door ontwikkelaars die niet aan de vorengenoemde voorwaarden voldoen, geldt een norm van 0,4 parkeerplaats per eenheid;
- voor centrumgebieden (1) geldt ten aanzien van wonen boven winkels dat als er geen verandering in het feitelijk aantal m2 bruto woonvloeroppervlak (m2) optreedt, de parkeernorm gesteld is op nul. Er hoeft dan niet te worden voldaan aan de parkeernormen. Als er wel een uitbreiding van het aantal m2 bvo's plaatsvindt, dan gelden de parkeernormen wel;
- in het centrumgebied van de binnenstad wordt voor nieuwe functies alleen de vaste parkeerbehoefte (privé) berekend. De publieke parkeerbehoefte (aandeel bezoekers: openbaar) wordt in dit deel van de stad opgelost in de openbaar toegankelijke parkeergarages;
- per functie wordt een minimum en een maximum parkeerbehoefte aangegeven. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de gemeentelijke parkeernorm bij een bouwplan wordt standaard uitgegaan van de gemiddelde parkeerbehoefte. De bandbreedte wordt gebruikt bij de beoordeling van aanvragen die afwijken van de gemiddelde parkeerbehoefte. In specifieke gevallen kan er met een omgevingsvergunning beargumenteerd worden afgeweken van het gemiddelde;
- bij bouwplannen met meerdere verschillende functies wordt voor het bepalen van de gemeentelijke parkeereis een parkeerbalans opgesteld conform de voorgeschreven methode van het CROW.
kaart: stedelijke zones
tabel: parkeernormen
Stedelijke zone | Centrum | Schil | Rest | |||||
Min | Max | Min | Max | Min | Max | eenheid1 | bezoek2 | |
Woning duur | 1,3 | 1,5 | 1,5 | 1,7 | 1,7 | 2,0 | woning | 0,3 pw |
Woning midden | 1,2 | 1,4 | 1,4 | 1,6 | 1,6 | 1,8 | woning | 0,3 pw |
Woning goedkoop/ studio's/seniorenwoningen | 1,1 | 1,2 | 1,2 | 1,4 | 1,3 | 1,6 | woning | 0,3 pw |
Serviceflat/aanleunwoning | 0,3 | 0,6 | 0,3 | 0,6 | 0,3 | 0,6 | woning | 0,3 pw |
Kamer verhuur | 0,2 | 0,6 | 0,2 | 0,6 | 0,2 | 0,6 | kamer | 0,2 pw |
Binnensteden/hoofdwinkel- gebieden | 2,5 | 3,5 | - | - | - | - | 100 m2 bvo | 85% |
Stadsdeelcentra | - | - | 2,8 | 3,8 | 3,0 | 4,0 | 100 m2 bvo | 85% |
Wijk-, buurt- en dorpscentra, supermarkt | 2,5 | 4,0 | 2,5 | 4,0 | 2,5 | 4,0 | 100 m2 bvo | 85% |
Bouwmarkt/tuincentrum/kring-loopwinkel | - | - | 2,2 | 2,7 | 2,2 | 2,7 | 100 m2 bvo | |
(Week)markt | 0,15 | 0,24 | 0,15 | 0,24 | 0,15 | 0,24 | m kraam | 85% |
(Commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie) | 1,5 | 2,0 | 2,0 | 2,5 | 2,5 | 3,0 | 100 m2 bvo | 20% |
Kantoren (kantoren zonder baliefunctie) | 0,8 | 1,5 | 1,0 | 1,7 | 1,2 | 1,9 | 100 m2 bvo | 5% |
Arbeidsextensieve/ bezoekersextensieve bedrijven | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 0,7 | 0,8 | 100 m2 bvo | 5% |
Arbeidsintensieve/ bezoekersextensieve bedrijven | 1,0 | 1,5 | 1,5 | 2,0 | 2,0 | 2,5 | 100 m2 bvo | 5% |
Showroom | 0,6 | 0,8 | 0,8 | 1,0 | 1,2 | 1,4 | 100 m2 bvo | 35% |
Grootschalige detailhandel | - | - | 4,5 | 6,5 | 5,5 | 7,5 | 100 m2 bvo | 85% |
Bedrijfsverzamelgebouw | 0,8 | 1,7 | 0,8 | 1,7 | 0,8 | 1,7 | 100 m2 bvo | 10% |
Café/bar/discotheek/cafetaria | 4,0 | 6,0 | 4,0 | 6,0 | 5,0 | 7,0 | 100 m2 bvo | 90% |
Restaurant | 8,0 | 10,0 | 8,0 | 10,0 | 12,0 | 14,0 | 100 m2 bvo | 80% |
Museum/bibliotheek | 0,3 | 0,5 | 0,5 | 0,7 | 0,9 | 1,0 | 100 m2 bvo | 95% |
Bioscoop/theater/schouwburg | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 0,3 | zitplaats | |
Jachthaven | 0,5 | 0,7 | 0,5 | 0,7 | 0,5 | 0,7 | ligplaats | |
Sporthal (binnen) | 1,5 | 2,0 | 1,7 | 2,2 | 2,0 | 2,5 | 100 m2 bvo | 95% |
Sportveld (buiten) | 13,0 | 27,0 | 13,0 | 27,0 | 13,0 | 27,0 | ha. netto terrein | 95% |
Dansstudio/sportschool | 2,0 | 3,0 | 2,0 | 3,0 | 3,0 | 4,0 | 100 m2 bvo | 95% |
Squashbanen | 1,0 | 2,0 | 1,0 | 2,0 | 1,0 | 2,0 | baan | 90% |
Tennisbanen | 2,0 | 3,0 | 2,0 | 3,0 | 2,0 | 3,0 | baan | 90% |
Golfbaan | - | - | - | - | 6,0 | 8,0 | hole | 95% |
Bowlingbaan/biljartzaal | 1,5 | 2,5 | 1,5 | 2,5 | 1,5 | 2,5 | baan/tafel | 95% |
Stadion | 0,04 | 0,2 | 0,04 | 0,2 | 0,04 | 0,2 | zitplaats | 99% |
Evenementenhal/beurs-/ congresgebouw | 3,0 | 5,0 | 4,0 | 7,0 | 5,0 | 10,0 | 100 m2 bvo | 99% |
Zwembad | 7,0 | 9,0 | 8,0 | 10,0 | 9,0 | 11,0 | 100 m2 opp. basin | 90% |
Themapark/pretpark | 4,0 | 12,0 | 4,0 | 12,0 | 4,0 | 12,0 | ha. netto terrein | 99% |
Overdekte speeltuin/hal | 3,0 | 12,0 | 3,0 | 12,0 | 3,0 | 12,0 | 100 m2 bvo | 90% |
Manege | - | - | - | - | 0,3 | 0,5 | box | 90% |
Cultureel centrum/wijkgebouw | 1,0 | 3,0 | 1,0 | 3,0 | 1,0 | 3,0 | 100 m2 bvo | 90% |
Ziekenhuis | 1,5 | 1,7 | 1,5 | 1,7 | 1,5 | 1,7 | bed | |
Verpleeg/verzorgingstehuis | 0,5 | 0,7 | 0,5 | 0,7 | 0,5 | 0,7 | wooneenheid | 60% |
Arts/maatschap/kruisgebouw/therapeut | 1,5 | 2,0 | 1,5 | 2,0 | 1,5 | 2,0 | behandelkamer | 65% |
Apotheek | 1,7 | 2,7 | 1,7 | 2,7 | 1,7 | 2,7 | 100 m2 bvo | |
Beroepsonderwijsdag (MBO, ROC, WO, HBO) | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | collegezaal | |
Beroepsonderwijsdag (MBO ROC, WO, HBO) | 5,0 | 7,0 | 5,0 | 7,0 | 5,0 | 7,0 | leslokaal | |
voorbereidend beroepsonderwijsdag (VWO, HAVO, Vbo) | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | leslokaal | |
Avondonderwijs | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | student | |
Basisonderwijs | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | 0,5 | 1,0 | leslokaal | |
Creche/peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf | 0,6 | 0,8 | 0,6 | 0,8 | 0,6 | 0,8 | arbeidsplaats | |
Hotel | 0,5 | 1,5 | 0,5 | 1,5 | 0,5 | 1,5 | kamer | |
Volkstuin | - | - | - | - | 0,3 | 0,3 | perceel | |
Religiegebouw | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,1 | 0,2 | zitplaats | |
Begraafplaats/crematorium | 15,0 | 30,0 | 15,0 | 30,0 | 15,0 | 30,0 | gelijktijdige begrafenis/ crematie |
1 In de tabel is het aantal parkeerplaatsen per eenheid aangegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het aantal parkeerplaatsen per woning, kamer, 100 m2 bruto vloeroppervlak, meter kraam, zitplaats, ligplaats, ha. netto terrein, baan, hole, baan/tafel, 100 m2 opp. bassin, box, bed, wooneenheid, behandelkamer, collegezaal, leslokaal, student, arbeidsplaats, perceel of gelijktijdige begrafenis/crematie.
2 Het “aandeel bezoekers” staat voor het percentage of het aantal bezoekers waarmee in het kencijfer rekening is gehouden. Het weergegeven kencijfer is dus inclusief bezoekersparkeren.
Bijlage 4 Hw Besluit
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
Het gebied "de Waalsprong" is de belangrijkste Nijmeegse uitbreidingslocatie en is gesitueerd aan de noordzijde van de rivier de Waal. In deze Vinex-locatie worden in totaal circa 12.000 woningen gerealiseerd. Onderdeel van de ontwikkeling van de Waalsprong is het deelgebied Vossenpels Zuid. Het deelgebied Vossenpels behoort tot de buurt Vossenpels in Nijmegen Noord en beslaat een oppervlakte van ruim 15 ha.
De buurt Vossenpels is gelegen ten zuiden van de buurt Pelseland, ten oosten van Visveld en Dorp lent en ten noord oosten van de Stelt.
Afbeelding: positionering Vossenpels ten opzichte van andere buurten in de Waalsprong
1.2 Doelstelling
1.2.1 Inleiding
De manier van ruimtelijke planning in de Vossenpels Zuid is niet die van "top down" gestuurde "blauwdrukplanning". In de Vossenpels Zuid gaat het om het verzamelen van kansrijke initiatieven op het gebied van wonen en werken. De gemeente Nijmegen en GEM Waalsprong zijn daarom een bijzonder proces gestart.
Normaal wordt eerst een plan gemaakt, waarna kopers voor de woningen worden gezocht. In Vossenpels is dat dus omgedraaid. Met behulp van de website "Plant je Vlag" konden burgers hun initiatief digitaal laten landen. Via deze "bottom up" benadering zijn verrassende ideëen naar voren gebracht (rouwcentrum, atelier, ecologische bouwmarkt etc.). Daarnaast is een "event" op locatie georganiseerd, zijn via diverse ateliers potentiële bewoners, ondernemers en andere belangstellenden uitgedaagd om vanaf het begin te participeren in het ontwerp- en ontwikkelproces. Bijna 200 Nijmegenaren hebben aan die oproep gehoor gegeven.
1.2.2 Ontwikkelingsvisie
De wensen en ideeën van deze groep vormen de basis voor de ontwikkelingsvisie (2012). Vossenpels wordt volgens deze visie geen gewone stadsuitleg, maar een plek voor wonen, werken, cultuur en vrije tijd. Een plek die niet de gebaande paden van planning en projectontwikkeling volgt, maar waar mensen zelf of samen met vrienden, buren of familie hun eigen woning, werkruimte of voorziening kunnen bouwen. Daarbij is volop ruimte voor creativiteit, spontaniteit en lef.
De ontwikkelingsvisie is de afgelopen periode uitgewerkt tot een ontwikkelingsplan. Hierin wordt ruimte en vrijheid geboden aan een veelheid van functies die passen bij een eigenzinnige en duurzame wijk. Maar er is tevens behoefte aan een bepaalde mate van zekerheid.
Zelf- en samenbouwers
Veel Nijmegenaren willen hun eigen woonwensen realiseren, maar zijn ook benieuwd naar de plannen van de buurman. De bouw van een huis is immers een grote investering , waarvan de waarde mede wordt bepaald door de omgeving.
Het ontwikkelingsplan voorziet daarom in een aantal heldere regels met betrekking tot functies, bebouwing en openbare ruimte in een gemengde wijk. Dit laatste aspect is belangrijk. Vossenpels is er niet alleen voor de "happy few" , maar ook voor bewoners met een kleine beurs.
Zelf- en samenbouwers met een middeninkomen kunnen daar met hulp van een starterslening (besluitvorming hierover voorbehouden) hun droomhuis realiseren. Het ontwikkelingsplan biedt daarnaast ruimte aan Meergeneratie Wonen Nijmegen (MWN) en Initiatiefgroep Ecologisch Woonproject Arnhem Nijmegen (IEWAN) die worden ondersteund door woningcorporatie Talis. Bij MWN ligt de nadruk op “samen leven”. IEWAN legt het accent op “samen bouwen”, waarbij het ecologische experiment niet wordt geschuwd.
De gemeente Nijmegen en GEM Waalsprong scheppen met "Plant Je Vlag" de voorwaarden voor een organische ontwikkeling in Vossenpels. Bewoners en ondernemers moeten het vervolgens zelf doen. Hun enthousiasme en initiatieven bepalen de ontwikkeldynamiek en toekomstige identiteit van deze unieke wijk op de grens van Nijmegen en het rivierenlandschap.
1.3 Voorgeschiedenis
Nijmegen had in de jaren tachtig van de vorige eeuw behoefte aan uitbreiding. Deze uitbreidingsbehoefte werd onderkend door zowel het Rijk als de Provincie. In 1992 heeft de provincie Gelderland (onverplicht) een MER Woningbouw Regio Nijmegen opgesteld. Daarin is gekeken waar in de regio Nijmegen een uitbreiding van woningbouw en bedrijventerrein het meest op zijn plaats zou zijn. Het gebied van de Waalsprong kwam daaruit als Meest Milieuvriendelijke Alternatief naar voren. In de Vierde nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) is vervolgens voor het Waalsprong gebied een taakstelling voor de realisatie van 10.000 tot 12.000 woningen en 50 ha bedrijventerrein vastgelegd. De gemeente Nijmegen heeft deze taakstelling uitgewerkt in het structuurplan “Land over de Waal” (1996). Door aanpassing van de gemeentegrenzen is in dezelfde periode het gehele Waalspronggebied Nijmeegs grondgebied geworden. Als uitwerking van het structuurplan “Land over de Waal” zijn 4 masterplannen opgesteld, die vervolgens zijn uitgewerkt in planologische procedures volgens de (oude) WRO. In 2001 bleek echter dat de door B&W verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO voor het woongebied Oosterhout Midden volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State niet gedragen werden door een (verplichte) milieueffectrapportage.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State was verder van mening dat de gemeente in een dergelijk geval de betrokken ministers om ontheffing had moeten vragen, hetgeen de gemeente had verzuimd (aldus de uitspraak van 3 mei 2001, nummer 200002213/1)
Daarop heeft de gemeente besloten de milieueffecten alsnog te onderzoeken. Uit het verrichte onderzoek volgde in eerste instantie de Milieueffectrapportage 2002, die de basis heeft gevormd voor de bestemmingsplannen Woonpark Oosterhout, Lent Oost en Stadsas Noord. Vervolgens zijn de aanbevelingen uit het MER 2002 verder onderzocht en uitgewerkt in het MER 2003. Eén van de onderzochte activiteiten in het MER betrof de bouw van circa 12.000 woningen.
Voorkeursmodel 2003
Op basis van dit MER is het zogenoemde Voorkeursmodel 2003 uitgewerkt, waarin de hoofdstructuur en de verschillende deelgebieden van de Waalsprong zijn vastgelegd. In het Voorkeursmodel is gekozen voor een ander ontwerp dan in het eerder genoemde Structuurplan "Land over de Waal". Anders dan in het Structuurplan is het centrum van de Waalsprong niet meer concentrisch in het hart van de Waalsprong gelegen, maar verschoven naar de rivier de Waal.
Hierdoor wordt de Waalsprong niet “een wijk achter de dijk”, maar een deel van Nijmegen aan de overkant van de rivier. Er wordt nadrukkelijk gezocht naar samenhang met het centrum van Nijmegen en de ontwikkeling van het Waalfront. De Waal vormt door de ontwikkeling van de Waalsprong niet langer de noordelijke begrenzing van de stad, maar stroomt tussen het historische centrum van Nijmegen en het nieuwe centrum van de Waalsprong. Door de aanleg van een nieuwe stadsbrug ontstaat er een binnenstedelijke verkeersring die de verschillende stadsdelen met elkaar verbindt. De nieuwe stadsbrug (en de aanleg van de Graaf Alardsingel) is van belang om de bereikbaarheid van de Waalsprong te kunnen garanderen.
In het Voorkeursmodel werd rekening gehouden met een eventuele dijkteruglegging. Indien deze geen doorgang zou vinden, zou de Vossenpels gevrijwaard kunnen blijven van woningbouw (zie afbeelding).
In de situatie dat de dijkteruglegging wel doorgang zou vinden, zou de Vossenpels wel ingezet worden voor woningbouw (zie afbeelding onderstaand, Voorkeursmodel Waalsprong).
De Vossenpels is dus een "compensatie-locatie" voor het verloren gaan van bouwmogelijkheden elders. Aangezien de dijkteruglegging doorgang vindt en de bestemmingsplanprocedure voor Nijmegen Ruimte voor de Waal inmiddels volop is opgestart, is inzet van de Vossenpels noodzakelijk geworden om het beoogde woningbouwprogramma te realiseren.
Over deze compensatie ( en de aanpassing van de Waalsprong) zijn tussen Rijk en gemeente Nijmegen afspraken gemaakt in het kader van het project Nijmegen Ruimte voor de Waal1 .
Op 20 juli 2004 heeft het College van B&W de nota “de weg naar bestemmingsplannen” vastgesteld. Deze nota biedt het kader om via bestemmingsplannen het Voorkeursmodel Waalsprong (vastgesteld door de raad medio 2003) nader uit te werken.
Om woningbouw mogelijk te maken in de Vossenpels is een bestemmingsplan herziening noodzakelijk.
- 1. Het betreft de in 2002 gesloten overeenkomst Nr. ON -1421, artikel 5
1.4 Planbegrenzing
Het plangebied wordt globaal begrensd door Bekkersland in het noorden, de Turennesingel en naastgelegen watersingel in het westen, de Vossenpelsestraat in het oosten en een deel van de Steltsestraat in het zuiden. Ten zuiden van het plangebied ligt de Bemmelsedijk.
Afbeelding: globale begrenzing plangebied Vossenpels Zuid
Het plangebied kent verder enkele deelgebiedjes aan de oostzijde van de Vossenpelsestraat en ten noorden van de Bekkersland.
1.5 Vigerend Planologisch Kader
De vigerende en in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen in het plangebied en directe omgeving betreffen:
bestemmingsplan | gemeente | plan gebied/ omgeving | vaststelling | onherroepelijk |
Buitengebied Dorp Lent | Nijmegen | plangebied | 28 november 1989 | 6 augustus 1992 |
Vossenpels, herziening Sportpark | Nijmegen | plangebied | 24 april 2002 | 1 december 2004, |
Lent Oost 2002 | Nijmegen | omgeving | 16 april 2003 | 4 november 2003 |
Nijmegen Ruimte voor de Waal | Nijmegen | omgeving | 1e kwartaal 2012 | |
Buitengebied Bemmel | Lingewaard | omgeving | 26 april 1979 | 4 februari 1985 |
Park Lingezegen | Lingewaard | omgeving | p.m | p.m |
Een aantal plannen is inmiddels ouder dan 10 jaar en dreigt zijn planologisch- juridische houdbaarheidsdatum te verliezen.
1.6 Juridisch Kader
1.6.1 Actualisatieverplichting
De vigerende bestemmingsplannen voor het plangebied, zoals genoemd in bovenstaande tabel, zijn eerder dan 1 juli 2003 onherroepelijk geworden. Op basis van artikel 9.1.4., lid 4, van de Invoeringswet Wro bestaat er de verplichting om uiterlijk 1 juli 2013 een vastgesteld actueel bestemmingsplan te hebben. Met voorliggend plan wordt geprobeerd ook daaraan tegemoet te komen en de vigerende bestemmingsplannen voor de desbetreffende percelen te actualiseren.
1.6.2 Crisis- en Herstelwet
Op het bestemmingsplan is de Crisis en Herstelwet van toepassing. Het betreft hier immers eeen "bouwproject van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied" ( zie artikel 1.1, eerste lid ChW, in combinatie met Bijlage 1, onder 3 "gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang"). Dit heeft consequenties voor de rechtsbescherming.
Zo dient de administratieve rechter binnen 6 maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak te doen en kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
Ruimtelijke ordening
Nota Ruimte
Momenteel geldt nog de Nota Ruimte (2005) “Ruimte voor ontwikkeling”. De Nota Ruimte legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op de gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur.
Ontwerp Structuurvisie infrastructuur en Ruimte
De nieuwe minister van Infrastructuur en Milieu heeft in juli een Ontwerp nota Infrastructuur en Ruimte vrijgegeven, samen met een concept planMER en een aangepaste AMvB Ruimte.
In de structuurvisie kiest het rijk onder het motto “je gaat erover of niet” voor een scherpe taakverdeling tussen de verschillende overheidslagen. Ook wil het rijk voorkomen dat alle overheidslagen zich met dezelfde onderwerpen bezig houden (“maximaal 2 bestuurslagen”). Drie hoofdlijnen staan centraal in het nieuwe beleid:
1. Nederland met het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid economisch structureel versterken.
2. Ruimtelijke ordening meer overlaten aan provincies en gemeenten.
3. Versterken van de samenhang tussen ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructurele investeringsbeslissingen.
Nijmegen behoort tot een zogenaamde stedelijke regio met een topsector lifesciences. Ook is Nijmegen en Oost Nederland belangrijk vanwege de achterlandverbindingen en zijn er veel natuurgebieden. Ook wil het rijk een strategie maken voor het totale rivierengebied van Maas, rijntakken en IJssel en staat de doortrekking van de A15 op de agenda.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) het aangewezen instrument.
Dit besluit is, met uitzondering van enkele artikelen, op 30 december 2011 in werking getreden. De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden.
Wanneer een groot openbaar belang aan de orde is kan de desbetreffende minister uit eigen beweging of op verzoek van gedeputeerde staten of een college van B&W ontheffing verlenen van een regel uit de AMvB of provinciale verordening. In enkele gevallen en als een groot nationaal belang in het geding is kan het rijk afwijken van in de AMvB gestelde regels
Infrastructuur
Nota Mobiliteit - Naar een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid
De Rijksnota Mobiliteit (NoMo) is het nationaal verkeers- en vervoersplan dat in 2005 is vastgesteld op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998). Doelen van de NoMo zijn dat in 2020 95% van de reizigers op tijd op plaats van bestemming aankomt, dat emissies van het autoverkeer met 40% worden teruggedrongen en dat het veiliger wordt op de weg. In de Nota streeft het rijk ernaar dat op snelwegen de gemiddelde reistijd in de spits maximaal anderhalf maal zo lang is als buiten de spits; voor stedelijke hoofdwegen wordt ernaar gestreefd dat de reistijd in de spits maximaal twee keer zo lang is als buiten de spits. Duurzame mobiliteit is een belangrijk thema vanuit leefbaarheid waarbij uitgangspunt is dat het milieu en de leefbaarheid geen schade meer ondervindt van verkeer en vervoer. Basisgedachte van de NoMo is dat overheden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de uitwerking van het mobiliteitsbeleid; de stadsregio werkt dit uit in het regionaal mobiliteitsplan.
n 2008 heeft het kabinet de Nota Mobiliteitsaanpak gepresenteerd. In hoofdlijnen is dit een voortzetting van de beleidslijnen uit de Nota Mobiliteit, zij het dat het beleid op onderdelen geïntensiveerd wordt. Het aantal reizigers op de weg en in het openbaar vervoer groeit en ook het goederenvervoer neemt toe. Dit gaat veel sneller dan in de Nota Mobiliteit was voorzien. De Nota Mobiliteitsaanpak is een concrete investeringsagenda tot 2020 met een omvang van ruim 7 miljard euro. Dit is 4 miljard euro meer dan uit de Nota Mobiliteit in 2006.
In 2020 streeft het rijk op de verbinding Nijmegen - Arnhem - Randstad naar minimaal 6 Intercity's met daarnaast hoogfrequente stoptreinen.
In 2010 heeft het nieuwe kabinet besloten het project kilometerheffing stop te zetten en extra te investeren in infrastructuur. Het vervallen van de kilometerheffing zal waarschijnlijk leiden tot een toename van de verkeersintensiteiten; de gevolgen voor het regionale en stedelijke verkeer zijn nog niet goed in beeld gebracht.
Water
Nationaal Waterplan
In het Nationale Waterplan (NWP) wordt het Rijksbeleid voor het waterbeheer vastgelegd. Dit NWP werkt door naar plannen van de provincies en waterschappen. In het NWP wordt gekozen voor de strategie: ”meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten". Dit waterplan werkt buitendijks door in de beleidslijn Grote Rivieren. De doelstelling specifiek voor stedelijk waterbeleid is:
- bij ontwikkelingen van locaties in de stad neemt de hoeveelheid groen en water per saldo toe, waardoor het stedelijke watersysteem robuuster en klimaatbestendiger wordt;
- bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad.
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel, 2008)
In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Uitvoering van het akkoord moet ertoe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is. In 2008 is dit NBW geactualiseerd en is aangegeven hoe we om moeten gaan met nieuwe klimaatscenario's. In 2012 moeten nieuwe normenstudies voor waterberging uitgevoerd worden. Ook zijn de doelen voor de waterkwaliteit (zie KRW) vastgelegd. De belangrijkste uitgangspunten:
- het waterbeleid wordt gebaseerd op de stroomgebiedbenadering;
- de watertoets als verplicht onderdeel van ruimtelijke ordeningsprocedures en de waterparagraaf is verplicht in ruimtelijke plannen;
- de trits “vasthouden, bergen en afvoeren” als strategie voor het tegengaan van wateroverlast. Hoger gelegen en/of bovenstrooms gelegen gebieden mogen niet langer hun waterproblemen afwentelen op lagergelegen, benedenstroomse gebieden.
Bestuursakkoord Waterketen
In 2005 heeft het kabinet besloten de doelmatigheid en de transparantie van de waterketen te verbeteren via de "bottom-up"-benadering. In 2007 hebben het Rijk en de koepelorganisaties IPO, UVW, VNG en WAVIN (drinkwaterbedrijven) het Bestuursakkoord Waterketen ondertekend. In de praktijk betekent dit dat in 2009 voor elke afvalwaterzuiveringsinstallatie en de aangesloten riolering een optimalisatiestudie moet zijn uitgevoerd. Dit is in Nijmegen gebeurd. De afspraken die hieruit volgen moeten worden vastgelegd in een bestuurlijke overeenkomst (Afvalwaterakkoord), waarin partijen hun rol in de waterketen kenbaar maken.
Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)
Deze Europese richtlijn en de later daaraan toegevoegde "dochterrichtlijn" Grondwater geven de beleidsregels aan voor het bereiken van een goede chemische en ecologische waterkwaliteit in alle oppervlaktewateren en het grondwater in Europa. Er wordt een onderverdeling gemaakt in Waterlichamen (waarover gerapporteerd wordt aan Brussel) en Overige wateren, waaronder alle stedelijke wateren van Nijmegen vallen. Nijmegen valt binnen Stroomgebied Rijn-West en daarbinnen weer in het beheergebied van waterschap Rivierenland. De Waal is ook een waterlichaam binnen dit stroomgebied, waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is.
Door het waterschap zijn gebiedsprocessen georganiseerd. De resultaten zijn verwoord in zeven gebiedsplannen. Daarin zijn de maatregelenpakketten (met resultaatsverplichting) en bijbehorende kosten en planningen aangegeven.
Waterwet
De waterwet integreert en moderniseert een achttal bestaande wetten. De wet maakt de taken en bevoegdheden van de verschillende overheden duidelijk. De waterwet verschaft de wettelijke grondslag voor de zorg van het waterschap voor de veiligheid tegen overstromingen, waterkwantiteit (inclusief grondwater) en waterkwaliteit. Zo verschuiven de operationele taken van het grondwaterbeheer (kleine onttrekkingen) van provincie naar waterschap. De provincie blijft verantwoordelijk voor grote industriële onttrekkingen, drinkwateronttrekkingen en de onttrekkingen van grondwater voor duurzame energie (koude-warmte-opslag). De gemeente heeft een zorgplicht voor grondwateroverlast erbij gekregen naast de twee waterketen zorgplichten voor afvalwater en hemelwater uit de Wet Milieubeheer. De Waterwet regelt ook dat het waterschap verantwoordelijk is voor de verlening van de Watervergunnning, die een flink aantal oude vergunningen integreert.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Algemene structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen.De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem – Nijmegen moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden.
2.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. De wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Hieronder volgen de voor dit plan relevante hoofdlijnen van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
Verstedelijking
De Ruimtelijke Verordening legt het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vast door met voorschriften die bepalen dat nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt: binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones bedrijventerreinen uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking. Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan plaatsvinden buiten deze gebieden. Het gaat dan om nieuwe bebouwing die functioneel gebonden is aan het buitengebied, bij functieverandering naar een niet-agrarische functie, bij oprichting van nieuwe landgoederen en voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven. Gedeputeerde Staten hunnen hiervan ontheffing verlenen, indien er sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde gebieden en als de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het plangebied ligt, zoals blijkt uit onderstaande kaart, overwegend binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio.
Enkele percelen, zoals Vossenpelssestraat 14- 16 en 22 liggen buiten de contour. Dit betekent in principe dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts mogelijk is nadat de raad een ontheffing heeft aangevraagd bij het College van Gedeputeerde Staten van Gelderland. In dit plan is niet méér dan de bouwvlakken uit de vigerende bestemmingsplan overgenomen.
Wonen
Het Gelders kwalitatieve woonbeleid gaat uit van regionale woningmarkten. Aan de hand van basisdocumenten levert de provincie aan de regio's informatie over de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de komende jaren. Deze informatie wordt per regio als indicatieve taakstelling door GS vastgesteld in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgestelde KWP voor de betreffende regio en de daarin opgenomen regiototaal aan woningen.
EHS
De provincie streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid en kwaliteit van de Gelderse natuur door het realiseren en beschermen van een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, cultuurlandschappen en verbindingszones. In een bestemmingsplan worden in een gebied gelegen binnen de EHS geen bestemmingen toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast. In de ruimtelijke verordening wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen bestemmingen in EHS-gebied met de functie “Natuur”en bestemmingen in EHS-gebied met de functies “Verweving” en “Verbindingszone”
In afwijking hiervan kan een bestemmingsplan activiteiten, die mede tot doel hebben de kwaliteit van de EHS te vergroten, mogelijk maken voor zover door die activiteiten de kwaliteit van de EHS verbetert en het areaal van de EHS gelijk blijft/toeneemt of het areaal van de EHS vergroot en daarmee een beter functionerende EHS ontstaat. Daarnaast kunnen Gedeputeerde Staten onder bepaalde voorwaarden ontheffing verlenen voor bestemmingen in EHS-gebied. De hierbij geldende spelregels ten aanzien van mitigatie, compensatie en saldering zijn opgenomen in de streekplanherziening “Herbegrenzing EHS”.
Initiatiefnemers van ingrepen binnen de EHS zullen de effecten van de ingrepen op de kernkwaliteiten en omgevingscondities moeten onderzoeken. Deze zijn vastgelegd in de streekplanuitwerking “Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur”.
Uit de afbeelding blijkt dat het gebied ten oosten van de Vossepelsestraat onderdeel uitmaakt van de EHS en is aangewezen als ecologische verbindingszone.
Waardevol open gebied
Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen luidt: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. In een bestemmingsplan worden geen bestemmingen toegestaan die de openheid van waardevolle gebieden aantasten. Een uitzondering wordt gemaakt voor de oprichting van windturbines binnen de zoekzones windenergie van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en de uitbreiding van agrarische bebouwing binnen of aansluitend aan een bestaand agrarisch bouwperceel. Ook voor nieuwe bestemmingen in een waardevol open gebied, die niet de openheid aantasten maar wel andere kernkwaliteiten, geldt een nee, tenzij-benadering.
Nationaal Landschap
In gebieden binnen een Nationaal Landschap met de aanduiding waardevol landschap, kunnen slechts bestemmingen worden toegestaan, voor zover deze de kernkwaliteiten van het gebied behouden of versterken. In de toelichting op een bestemmingsplan, dat binnen de grenzen van een nationaal landschap valt, wordt gemotiveerd hoe bij de bouw van nieuwe woningen rekening wordt gehouden met de optimale benutting van de mogelijkheden om binnen het nationaal landschap de woningbehoefte door herstructurering te ondervangen.
Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat het plangebied, voor zover gelegen ten oosten van de Vossenpelsestraat deel uitmaakt van waardevol open gebied en het nationaal landschap.
2.2.3 Combineren met Natuur, mogelijkheden in de EHS
In september 2010 is de nota "Mogelijkheden in de EHS" in Gelderland verschenen. Daarin worden interessante voorbeelden van functiecombinaties in de EHS
2.2.4 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan 2
Op weg naar duurzame mobiliteit - Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan 2 (PVVP2)
Het PVVP2 uit 2004 geeft invulling aan de provinciale taak ten aanzien van verkeer en vervoer volgens de Planwet Verkeer en Vervoer. De provincie Gelderland staat een duurzame balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefomgeving voor ogen waarbij het kernwoord duurzame mobiliteit is. Negatieve effecten van de toegenomen verkeersdruk op de bereikbaarheid van steden, de betrouwbaarheid van verkeersnetwerken, doorstroming, verkeersveiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving zijn een punt van zorg. Er moet ten aanzien van de mobiliteitsgroei een zorgvuldige afweging gemaakt worden met de wensen voor een krachtige economische ontwikkeling. Het streven naar een duurzame mobiliteit moet zich vertalen in een verkeers- en vervoerssysteem dat een sterke economie ondersteunt, de welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Het mobiliteitsbeleid dat de provincie wil voeren is gericht op maatregelen die de kwaliteit en daarmee de aantrekkelijkheid van het OV vergroten. De fiets speelt een belangrijke rol in de totale vervoersketen. Gelderland stimuleert fietsverkeer op korte en middellange afstand met name in stedelijke gebieden en naar economische centra, scholen en recreatieve voorzieningen. Voor de regio Arnhem Nijmegen liggen de accenten op de interne bereikbaarheid en internationale corridors.
2.2.5 Waterplan Gelderland 2010-2015
Het provinciale waterplan is opgesteld in 2009. In het plan wordt het rijks- en provinciaal waterbeleid doorvertaald naar een beleidskader voor gemeenten en waterschappen. Het bevat de doelstellingen en uitgangspunten voor de korte en lange termijn. Met name voor de Ruimte voor de Rivierprojecten, zoals de Dijkteruglegging Veur-Lent, is beleid aangegeven. Ook de uiterwaarden zijn genoemd, maar dit overlapt met het natuurbeleid voor die gebieden. Door functietoekenning worden deze doelstellingen gekoppeld aan het ruimtelijk ordeningsspoor en verkrijgen de aangewezen gebieden bescherming. De beleidslijnen hebben vooral betrekking op het landelijke gebied en spelen weinig op Nijmeegs grondgebied, m.u.v. de maatregelen in het rivierengebied:
- waarborgen veiligheid tegen overstromingen;
- realiseren van de kwantitatieve wateropgave in 2015, zoals vastgelegd in de provinciale verordening;
- verbeteren van de (ecologische) waterkwaliteit zoals vastgelegd in de (deel) stroomgebiedplannen;
- verbeteren van de watercondities ten behoeve van natte natuur (Natura 2000, TOP-lijst gebieden).
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Regionaal Plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen
Het Regionaal Plan (RP) vormt een richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het Regionaal Plan wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In het Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen.
Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van het Regionaal Plan.
Wonen
Centraal in de ruimtelijke structuur van de stadsregio staat de ontwikkeling van het stedelijk kerngebied: een min of meer verstedelijkte, samenhangende zone die zich uitstrekt van
Zevenaar via Arnhem en Nijmegen tot aan Wijchen. De precieze taakstelling voor wonen tot 2020 is nog niet helemaal duidelijk. Wel is bekend dat in de regio in de periode 2005-2015 tenminste 34.000 woningen worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Daarnaast zullen door herstructurering van bestaande wijken circa 8.000 woningen in dezelfde planperiode gesloopt en vervangen worden
Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. Uiteraard moet bij de uitwerking van de plannen niet alleen rekening worden gehouden met de specifieke regionale beleidsregels, maar ook met die uit het nationaal ruimtelijk beleid en het streekplan, alsmede wet- en regelgeving. De programmering van de woningbouw vindt plaats met in achtneming van de in de per gemeenten vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen.
Werken
Het economisch profiel van de regio Arnhem - Nijmegen is breed. Er is een grote variatie in economische activiteiten. De regio kan zich profileren aan de hand van nieuwe kansrijke economieën die in de regio een sterke groei doormaken. Kennis is daarbij een belangrijke innovatieve factor. De Stadregio zet in op het ontwikkelen en versterken van een aantal hoogwaardige kennisconcentraties, zoals in Nijmegen rond de knopen Heyendaal en Winkelsteeg. Daarnaast wil de Stadsregio het klimaat voor de creatieve industrie stimuleren, bijvoorbeeld aan de rand van de binnensteden (Koers west). Daarnaast wordt in het regionaal plan ingezet op de A12-, A15- en A73-zone als concentratiegebieden voor regionale bedrijventerreinen, herstructurering en intensivering van bestaande bedrijventerreinen en clustering van perifere en grootschalige detailhandelsvestigingen in de A325-zone.
Doelstelling van het beleid in het Regionaal plan ten aanzien van werken is “het op zorgvuldige wijze ruimte inpassen voor het scheppen van voldoende werkgelegenheid voor de inwoners van de stadsregio, die aansluit bij het opleidingsniveau van de beroepsbevolking”. Hiervoor zijn enkele beleidsregels opgenomen:
- In het 'Zoekgebied regionale bedrijventerreinen' wordt in de bestemmingsplannen voor deze zoekgebieden de definitieve begrenzing voor de bedrijventerreinen vastgelegd.
- Voor 'Bestaande bedrijventerreinen' en nieuwe terreinen in de zoekgebieden dienen de instrumenten uit de Nota bedrijventerreinen KAN van oktober 2003 voor zorgvuldig ruimtegebruik te worden toegepast
- Bij uitbreiding van bedrijventerreinen en nieuwe bedrijventerreinen vindt door de gemeenten een zorgvuldige ruimtelijke inpassing plaats, inspelend op landschappelijke waarden, cultuurhistorie en aardkundige kwaliteiten.
- Kantoren voor bedrijven met een (boven)regionale functie worden alleen ontwikkeld rond centrale stations, netwerkstations en langs hoogfrequente buslijnen. Binnen de hierboven genoemde bestaande bedrijventerreinen en zoekgebieden worden bedrijfsgebouwen uitgesloten, waarin meer dan 40% van het bruto vloeroppervlak wordt benut voor kantooractiviteiten en algemene ruimten. Voor kantoren op deze locaties gelden per locatie geen kwantitatieve randvoorwaarden.
2.3.2 Regionale Nota Mobiliteit- Stadsregio Arnhem-Nijmegen
De regionale nota mobiliteit (ReNoMo) is de regionale uitwerking van het rijksbeleid uit de Nota Mobiliteit voor het gebied van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. De basis voor de Regionale Nota Mobiliteit is het Regionaal Plan (2006) dat de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen tot 2020 beschrijft. De Stadsregio Arnhem Nijmegen (KAN) kiest nadrukkelijk voor het stimuleren en uitvoeren van projecten die de regionale bereikbaarheid verbeteren. Kerndoel is verbetering van de interne bereikbaarheid waarmee de focus verschuift naar een meer regionaal of bovenregionaal programma. Hoofdaspecten van het beleid zijn:
- Bundelen van vervoersstromen: het regionale mobiliteitsbeleid richt zich op projecten voor het faciliteren van grote regionale vervoersstromen. Dit zijn stromen op de regionale corridor (A325) en de radialen. Het regionaal openbaar vervoer (RegioRail) vervult een belangrijke functie binnen deze regionale corridor. Versterking van de netwerken openbaar vervoer (trein en bus), vindt plaats waar verdere uitbreiding van de infrastructuur voor het autoverkeer niet of beperkt mogelijk is. Inzetten op een goed (hoogwaardig) openbaar vervoernet is dan hoofdzaak.
- Optimaliseren ketenmobiliteit: de meerwaarde van het hoogwaardig openbaar vervoerssysteem moet verder worden benut om de groei aan mobiliteit op te vangen. De meerwaarde komt tot stand door verknoping met andere netwerken van auto, fiets en bus waarvoor de ontwikkeling van de vervoersknopen van groot belang is.
- Verkeersveiligheid: nadruk op preventieve maatregelen
- Fietsbeleid: afronden van het regionaal fietsnetwerk en het verbeteren van de ketenmobiliteit. Netwerkanalyse - Stadsregio Arnhem-Nijmegen
De actuele stand van zaken ten aanzien van de regionale bereikbaarheid is in 2006 onderzocht in de
Netwerkanalyse van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Basis voor de Netwerkanalyse is het
Regionaal Plan. De gevolgen van de ruimtelijk-economische keuzen uit het Regionaal Plan zijn in de netwerkanalyse onderzocht. Conclusie van de netwerkanalyse is dat de Stadsregio voor een grote opgave staat om de bereikbaarheid van bewoners en bedrijven op niveau te houden. Om de negatieve effecten te beperken zal een breed instrumentarium in een afgewogen mix moeten worden ingezet. Er zijn zes oplossingsrichtingen aangegeven waarmee in toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden:
- Prijsbeleid: het reguleren van autoverkeer middels een algemene heffing.
- Fiets: meer fietsgebruik heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de economische kerngebieden en leefbaarheid in met name het stedelijk gebied.
- Openbaar vervoer: het oplossend vermogen van het openbaar vervoer voor knelpunten op de weg blijkt beperkt. Meer en beter OV leidt tot een kleine verbetering van de bereikbaarheid en ontplooiingsmogelijkheden van inwoners en kan een alternatief zijn voor verplaatsingen die als gevolg van andere maatregelen niet meer worden gemaakt.
- Mobiliteitsmanagement: mobiliteitsmanagement moet automobilisten verleiden om een alternatief voor de auto te kiezen of de reis op een ander moment te maken.
- Benutting: bij benutting gaat het om vormen van dynamisch verkeersmanagement.
- Infrastructuur: het verruimen van schakels in het netwerk die vertraging veroorzaken. Op specifieke plaatsen kan verruiming bijdragen aan verbetering van de doorstroming.
2.3.3 Masterplan OV Stadsregio Arnhem-Nijmegen
Vastgesteld door de Stadsregio Arnhem Nijmegen (28 februari 2008) in samenwerking met diverse gemeenten, waaronder afdeling beleid openbare ruimte van gemeente Nijmegen.
Doelstelling van het Masterplan OV is de stadsregionale ambities op het gebied van openbaar vervoer tot 2020 vast te leggen. Uitgangspunt hiervoor is StadsregioRail, maar in aanvulling daarop wordt een aantal HOV-lijnen nagestreefd. De Nijmeegse HOV-visie is overgenomen in het Masterplan OV en is daarmee ingebed in het regionale beleid. Doel is om de regio duurzaam bereikbaar te maken en een netwerk te ontwikkelen waarin het StadsregioRail en een aantal HOV-lijnen de dragers zijn en het overige openbaar vervoer daarop aansluit.
2.3.4 Fietsvisie Stadsregio Arnhem Nijmegen
De Stadsregio heeft begin 2010 de Fietsvisie vastgesteld. Onderdeel van deze visie is de kaart 'primaire hoofdroutes' en de 'fietsruggengraten'. Daarin is het RijnWaalPad (op Nijmeegs grondgebied zowel het oostelijke als westelijke tracé) weergegeven en benoemd als fietsruggengraat.
2.3.5 Waterbeheerplan 2010-2015
Het Waterbeheerplan beschrijft de hoofdlijnen voor alle watertaken van het Waterschap Rivierenland (waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en zuivering afvalwater) in deze planperiode. Ook wordt een doorkijk gegeven naar het jaar 2027 in verband met de doelstellingen voor de waterkwaliteit vanuit KRW. Hiervoor worden watergangen verbreed, natuurvriendelijke oevers aangelegd, de hoeveelheid meststoffen verminderd en de rioolwaterzuiveringsinstallaties efficiënter gemaakt. De eerste drie maatregelen spelen op Nijmeegs grondgebied pas na 2015 (behoudens eerdere aanleg van natuurvriendelijke oevers).
Voor de waterketen lopen specifieke optimalisatietrajecten samen met gemeente en Rijkswaterstaat. Ook zal gewerkt worden aan het afsluiten van een afvalwaterakkoord tussen deze partijen. Doel van het waterschap is om schoonregenwater en gebiedsvreemd (grond)water uit de riolering, zoveel mogelijk te weren. Hierdoor wordt overbelasting van de rioolwaterzuiveringsinstallaties en het overstorten naar oppervlaktewater voorkomen.
In het stedelijke gebied lopen gezamenlijke acties voor vergroting van de waterberging en aanleg van natuurvriendelijke oevers in het kader van ons eigen waterplan Nijmegen 2001 (zie hieronder). De belangrijkste beleidswijziging is een andere waterbergingsnorm voor bestaand en nieuw stedelijk gebied. Dit moet in de watertoets worden meegenomen. Doelstelling van het waterschap is om haar beheersgebied in 2015 klimaatbestendig te hebben op basis van de huidige klimaatscenario's.
2.3.6 Keur op de waterkeringen en wateren Waterschap rivierenland (2006)
Deze keur is gebaseerd op de Waterstaatswet, de wet op de waterhuishouding en de Waterstaatswet 1900. De keur ziet dus toe op de uitoefening van de natte waterstaatszorg door waterschappen. De keur stelt regels in het belang van de waterkeringzorg en het waterkwantiteitsbeheer. De waterkwaliteitszorg is geen onderwerp van deze regeling, wat betreft de regulering van lozingen van schadelijke of verontreinigende stoffen op oppervlaktewater (bescherming van de fysisch/chemische waterkwaliteit). De Waterwet (voorheen de WVO) regelt dit.
2.3.7 WIW 2009
De uitgangspunten en hoofdcontouren van het watersysteem zijn voor de Waalsprong vastgelegd in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009, d.d. 20 november 2009 met kenmerk 9T9874.A0. Het WIW 2009 is op 26 januari 2010 door het College Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijmegen vastgesteld. Op 24 februari 2010 volgt de ondertekening door GEM, Waterschap Rivierenland en Gemeente Nijmegen.
Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is gekozen voor een duurzame ontwikkeling met zoveel mogelijk zichtbaar water van hoge kwaliteit. De leefomgeving van de bewoners van de Waalsprong wordt mede bepaald door de aanwezige vijvers en de zichtbaar afvoerende regenwatersystemen. Uitgangspunt is dat, door de aanleg van grote waterbergingsgplassen, de Waalsprong haar eigen waterafvoer verzorgd. De plassen bieden in natte perioden ruimte voor opslag van regenwater en verschaffen in droge perioden de mogelijkheid om de watersingels op peil te houden en de doorstroming te bevorderen. Het WIW heeft twee doelen:
- het plan is de grondslag voor bestuurlijke afstemming tussen betrokken partijen over de waterhuishoudkundige inrichting voor de Waalsprong;
- het plan geeft de kaders weer voor de inrichting van het watersysteem in deelplannen.
Een nevendoel van het WIW is gelegen in het feit dat in het verleden geen watertoetsprocedure is doorlopen bij het opstellen van de diverse plannen en de MER-procedure. Door het opstellen van het WIW, dat als beleids- en inrichtingsplan door gemeente en GEM Waalsprong in samenwerking met het waterschap is opgesteld, wordt dat ontbrekende deel van het toetsingsprocesingehaald. Voor de globale plannen is dat voldoende, voor de detailplannen zal in de waterparagraafsteeds aanvullende informatie moeten worden geleverd.
2.3.8 Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014
De Waterwet wijst het Rijk en de waterschappen aan als waterbeheerders voor grond- en opper-vlaktewater. In het grondwaterbeleidsplan is de rol, taak en positie van het waterschap op het gebied van grondwaterbeheer omschreven en worden de doelstellingen en beleidsuitgangspun-ten van Waterschap Rivierenland op dit gebied vastgelegd. Ook de rollen en taken van de andere betrokkenen bij het grondwaterbeheer (provincies, gemeenten en particulieren) worden kort be-schreven. Daarnaast gaat het plan in op de maatregelen en instrumenten die het waterschap in gaat zetten om deze doelstellingen te bereiken. De doelstelling van het waterschap voor grond-waterbeheer is opgenomen in het Waterbeheerplan 2010-2015. "Het onttrekken van grondwater zodanig reguleren dat er sprake is van een duurzaam gebruik van grondwater en negatieve ef-fecten van onttrekkingen zoveel mogelijk worden beperkt". In het grondwaterbeleidsplan wordt de bovenstaande doelstelling verder uitgewerkt aan de hand van drie subdoelstellingen:
1. Waterschap Rivierenland streeft naar een duurzaam beheerd grondwatersysteem met be-houd van de aanwezige strategische voorraad zoet grondwater;
2. Waterschap Rivierenland streeft naar een optimale afstemming van nieuwe grondgebruikfunc-ties op het grondwatersysteem, waarmee grondwateroverlast en -onderlast zoveel mogelijk wordt voorkomen;
3. Waterschap Rivierenland streeft naar een inrichting van het watersysteem die mede geba-seerd is op de kenmerken van het grondwater.
Om deze doelstellingen ten aanzien van grondwaterbeheer te bereiken hanteert het waterschap de volgende uitgangspunten:
- Grondwater is een integraal onderdeel van het waterbeheer binnen het waterschap;
- Grondwaterbeheer is een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende partijen;
- Het waterschap heeft een adviserende en faciliterende rol naar gemeenten.
Het waterschap geeft invulling aan het operationeel grondwaterbeheer door de volgende taken op het gebied van grondwater zelf uit te voeren:
Vergunningverlening en peilbeheer;
1. Het reguleren van grondwateronttrekkingen en infiltraties.
2. Het toepassen van de GGOR-methodiek, waardoor grondwater onderdeel is bij de afweging van peilbesluiten.
3. Het formuleren van grondwaterbeleid met betrekking tot calamiteiten (droogte).
4. Het beoordelen van gebouwschade.
Adviseren en samenwerking;
- Het meenemen van grondwateraspecten in het wateradvies.
- Het adviseren van gemeenten bij het opstellen van hun gemeentelijke rioleringsplan (GRP).
- Het gebruiken van gemeentelijke waterplannen om afspraken op het gebied van grondwater vast te leggen.
- Het participeren in gemeentelijke waterloketten en gemeentelijke grondwatermeetnetten.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Wonen
Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, Wonen Leeft! In deze nota wordt het woonbeleid uiteengezet tot 2020. In de woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen:
Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat.
2.4.2 Mobiliteit
Op 12 oktober 2011 heeft de gemeenteraad de Nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar (http://www2.nijmegen.nl/wonen/verkeervervoer/nieuws/_pid/center2/_rp_center2_elementId/1_1162053) vastgesteld. In die nota is het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer verwoord voor de komende jaren.
De bereikbaarheid van Nijmegen is wezenlijk voor de vitaliteit, leefbaarheid, duurzaamheid en het economisch klimaat van de stad en de omliggende regio. We streven ernaar om de bereikbaarheid van de knooppunten en de belangrijkste bestemmingsgebieden binnen de stad verder te verbeteren.
We kiezen daarbij voor een multimodale aanpak. Soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. We bieden de reiziger een keuze tussen een aantal aantrekkelijke alternatieven. Wij verstrekken actuele en betrouwbare informatie zodat iedereen bij elke reis een bewuste keuze kan maken. Daarnaast nemen we diverse maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. We bieden alle vervoerswijzen een volwaardig alternatief aan, binnen de grenzen die deze vervoerswijzen hebben.
Auto
Door de bouw van de nieuwe stadsbrug (de Oversteek) ontstaan meer mogelijkheden om het verkeer te spreiden. Hierdoor ontstaat een goed alternatief voor een deel van de verplaatsingen die nu nog door het centrum gaan. Wij willen inzetten op een goede doorstroming van het verkeer in de stad en ontwikkelen daarvoor de Groene Route. Dat is een aaneengesloten route, die gevormd wordt door de James Gavinweg (Waalbrug), Prins Mauritssingel, Graaf Alardsingel, de Oversteek, Energieweg, Neerbosscheweg, Weg door Jonkerbosch, Grootstalselaan en Scheidingsweg. Op deze route wordt
de doorstroming optimaal. Vanaf de Groene Route kan men inprikken naar de eindbestemming. Als de doorstroming op deze route op piekmomenten onder druk staat, wordt het verkeer op de invalswegen naar deze route toe 'gebufferd'. We zetten zwaar in op dynamisch verkeersmanagement: we monitoren het verkeer en waar nodig sturen we bij. Zo krijgen we steeds meer grip op verkeer. Ten noorden, zuiden en westen van Nijmegen bieden we transferia aan waar automobilisten kunnen overstappen op openbaar vervoer of (elektrische) fiets. Ten behoeve van het centrum breiden we het aantal parkeergarages uit op de Van Schaeck Mathonsingel (Keizer Karelgarage), achter de Hezelpoort en onder Plein 1944. Hierdoor kan een deel van het straatparkeren verdwijnen waardoor het verblijfsklimaat in het centrum wordt verbeterd.
Openbaar vervoer
We zetten in op een netwerk van StadsregioRail en Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) als dragers van het openbaar-vervoernetwerk in Nijmegen en de regio. Deze verbinden de belangrijkste knooppunten en bestemmingen met elkaar en bedienen de meeste reizigers. Het HOV biedt de reiziger comfort en maakt zoveel mogelijk gebruik van vrijliggende infrastructuur en rijdt vaak, snel en betrouwbaar. Voor Bemmel / Elst - Waalsprong - centrum - Nijmegen CS - Heyendaal (en wellicht door naar Groesbeek en Kleve) zien we kansen voor een tramverbinding, op de overige HOV-lijnen rijden HOV-bussen. Ten opzichte van de HOV-visie van de Stadsregio wil Nijmegen een HOV-lijn toevoegen tussen Beuningen, station Goffert en Heyendaal. De overige buslijnen bedienen de wijken en bieden enerzijds rechtstreekse verbindingen en anderzijds aansluiting op StadsregioRail en HOV. Daarnaast verbeteren wij de toegankelijkheid van het openbaar vervoer (ophogen haltes) en willen wij de dynamische reisinformatie uitbreiden.
Fiets
De fiets wordt steeds belangrijker. Met de komst van de elektrische fiets en de aanleg van snelfietsroutes wordt de fiets ook voor langere afstanden in het woon-werkverkeer interessant. Deze snelfietsroutes zijn vaak gericht op het centrum en station, maar we willen ook een aantal dwarsverbindingen aanbrengen. Deze snelfietsroutes moeten rechtstreeks, comfortabel, veilig en herkenbaar zijn. Om te voorkomen dat fietsers veel uitlaatgassen inademen, liggen de snelfietsroutes bij voorkeur niet vlak langs drukke autoroutes. Het onderliggende fietsnetwerk is fijnmazig en biedt tevens een goede kwaliteit. Fietsvoorzieningen langs gebiedsontsluitingswegen (50 km/h) zijn zoveel mogelijk vrijliggend. Daarnaast bieden we voldoende stallingsvoorzieningen. In het centrum breiden wij de capaciteit uit en bij de nieuwbouw van Doornroosje komt een grote openbare stalling voor ca. 3.500 fietsen.
Integratie van de drie netwerken
Hét kenmerk van mobiliteit op stedelijk niveau is dat de verschillende netwerken elkaar aanvullen en elkaar ook kruisen. Wij kunnen zo steeds weer een keuze maken welke vervoerwijze prioriteit krijgt. Alleen zo ontstaat een goed en evenwichtig verkeerssysteem en is de stad optimaal bereikbaar. Dit werken wij uit door te zorgen voor slimme uitwisselpunten. Ook stellen wij via Multimodaal Verkeers Management prioriteiten op kruispunten van netwerken.
Goederenvervoer
Vrachtvervoer zien we graag zoveel mogelijk rijden via de A50 en eventueel de nieuwe Oversteek en zo min mogelijk via het centrum. De bevoorrading van het centrum willen we milieuvriendelijker en efficiënter maken ('duurzame differentiatie'). De schoonste voertuigen krijgen daarbij ruimere toegangstijden voor het roadbarriergebied. Daarnaast streven we naar distributiecentra aan de rand van de stad in combinatie met gebundelde bevoorrading van het centrum.
Nieuwe technieken; nieuwe mogelijkheden
Door de nieuwste informatietechnologie kennen we steeds sneller en accurater de actuele verkeerssituatie voor autoverkeer en openbaar vervoer. Door de nieuwste communicatietechnologie kunnen we verkeersdeelnemers daarover snel informeren. Met de komst van smartphones en tablets kunnen mensen altijd en overal online zijn. Stimulering van Het Nieuwe Werken biedt kansen om de pieken van de spitsuren af te halen. Door een betere spreiding van het verkeer wordt het verkeerssysteem betrouwbaarder. Mensen werken vaker een dagje thuis of onderweg, of werken eerst twee uurtjes thuis en reizen pas na de spits naar hun werk. Het zijn vooral de werkgevers die dit moeten faciliteren en stimuleren. Een samenwerkingsverband zoals het Bereikbaarheidsoffensief kan daarin een belangrijke roOp 12 oktober 2011 heeft de gemeenteraad de Nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar (http://www2.nijmegen.nl/wonen/verkeervervoer/nieuws/_pid/center2/_rp_center2_elementId/1_1162053) vastgesteld. In die nota is het beleid ten aanzien van verkeer en vervoer verwoord voor de komende jaren.
De bereikbaarheid van Nijmegen is wezenlijk voor de vitaliteit, leefbaarheid, duurzaamheid en het economisch klimaat van de stad en de omliggende regio. We streven ernaar om de bereikbaarheid van de knooppunten en de belangrijkste bestemmingsgebieden binnen de stad verder te verbeteren.
We kiezen daarbij voor een multimodale aanpak. Soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. We bieden de reiziger een keuze tussen een aantal aantrekkelijke alternatieven. Wij verstrekken actuele en betrouwbare informatie zodat iedereen bij elke reis een bewuste keuze kan maken. Daarnaast nemen we diverse maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. We bieden alle vervoerswijzen een volwaardig alternatief aan, binnen de grenzen die deze vervoerswijzen hebben.
2.5 Cultuurhistorie
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009. Dit gedachtengoed, dat cultuurhistorie een belangrijke drager is voor ruimtelijke ontwikkelingen en als inspiratiebron gebruikt kan worden, komt voort uit het landelijke Belvedere-beleid, verwoord in de Nota Belvedere uit 1999. Het Belvedere gedachtengoed is de basis geweest voor de gemeentelijke Kadernota Beeldkwaliteit (2003). Deze nota beschrijft wat de ingrediënten zijn voor de typisch Nijmeegse beeldkwaliteit en hoe de gemeente deze wil stimuleren. De bijzondere historische gelaagdheid van de Nijmeegse identiteit is daarbij van uitzonderlijk belang. Door de cultuurhistorie ontwikkelingsgericht in te zetten als ontwerpinstrument “kunnen specifieke kwaliteiten en waarden van een plek worden aangegrepen om een nieuw plan te verankeren binnen het 'verhaal van de stad'”, zo stelt de Kadernota Beeldkwaliteit.
In de loop van de tijd is er al herhaaldelijk cultuurhistorisch onderzoek gedaan naar Nijmegen noord. Voor het gehele Waalspronggebied heeft het Gelders Genootschap in 1995 een inventarisatie van de belangrijkste cultuurhistorische waarden gedaan. De bevindingen zijn verwerkt in het rapport Het land over de Waal. Op de bijbehorende inventarisatiekaart zijn de waardevolle gebieden, historische structuren en monumenten aangegeven.
In het Ontwikkelingsbeeld Waalsprong-Nijmegen bouwt aan een nieuw stadsdeel (2007), en de MER Waalsprong (2003) wordt gesteld dat in het kader van de nieuwe ontwikkelingen moet worden bezien of de oude structuurlijnen een toonaangevende betekenis kunnen behouden. Hierbij kan gedacht worden aan herkenbaarheid van en inspiratie door de specifieke cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten.
Naast de beschermde monumenten en de historische structuren is het vestingverleden ook een belangrijke cultuurhistorische laag in de Waalsprong.
In 2009 is in het kader van het project Ruimte voor de Waal een beschrijving van de historische identiteit van het projectgebied Dijkteruglegging Lent samengesteld, onder de titel “Cultuurhistorie langs de dijk”.
2.6 Brandveiligheid
De brandweer gaat ervan uit dat in Nijmegen gebouwen worden gebouwd die voldoen aan de eisen zoals die zijn vastgelegd in het bouwbesluit 2e fase en in de gemeentelijke bouwverordening. De hieruit voortkomende randvoorwaarden en richtlijnen worden weergegeven in bijlage 1 bij deze toelichting. In alle gevallen geldt dat indien er bijzondere objecten in de omgeving zijn, aanvullende eisen kunnen worden gesteld.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Bestaande Situatie
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied Vossenpels Zuid toegelicht.
3.1 Historische Ontwikkeling
3.1.1 Landschap
Eeuwenlang heeft de mens gewerkt aan het beheersbaar maken van het landschap in de Over-Betuwe. Op de hoger gelegen oeverwallen en stroomruggen ontstonden de nederzettingen, terwijl de lager gelegen natte gronden een agrarische functie kenden. Karakteristiek voor de Over-Betuwe zijn daarnaast de terpen en woerden waarop boerderijen werden gebouwd.
De kwetsbare landbouwgronden ondervonden bij hoog water ernstige hinder van het overstromingswater uit de naburige stroomopwaarts gelegen gebieden. Het rivierwater had door het ontbreken van dijken immers vrij spel in het gebied. Dat was de reden dat in de middeleeuwen, toen het gebied steeds intensiever in gebruik werd genomen, de dorpsgemeenschappen ieder voor zich besloten tot het opwerpen van kaden of waterkeringen. Zo ontstonden de eerste achterkaden en dwarskaden die het overtollige water naar de binnenlandse kommen leidden. In Lent zijn de Steltsestraat, de Laauwikstraat en de Zaligestraat waarschijnlijk als achter- en dwarskadestructuren ontstaan. Ten noorden hiervan lag een lage, moerassige overstromingsvlakte, die bij hoge waterstanden in de Waal onder water kwam te staan. Uiteindelijk zijn ook aan de rivierzijde “voorkades” opgeworpen die het wassende rivierwater in toom moesten houden. Men vermoedt dat in de 13de en 14de eeuw dit systeem van half- en driekwart bedijkte gebieden door het aaneensluiten van de voorkades volledig is bedijkt. Er ontstond een doorgaande bandijk, waardoor ook de komgebieden niet langer werden overstroomd bij hoog water. Deze gebieden werden ontgonnen, verkaveld en voorzien van een ingewikkeld stelsel van weteringen, zegen, leigraven en sloten. Rudimenten daarvan zijn in de omgeving van Lent terug te vinden en sommige hebben nog steeds een functie in de waterbeheersing. Het tracé van de Visveldse- of Boven Zeeg, die deel uitmaakte van het complexe middeleeuwse weteringenstelsel, begrenst het projectgebied aan de westzijde.
3.1.2 Wegenstructuren
De historische wegenstructuur in de Over-Betuwe, die voor een deel samenvalt met de vroegere kaden, vormde de basis van de blokvormige verkaveling. Deze oude wegen vertakken zich vanuit het hart van de (kerk)dorpen het land in, waar ze als lintstructuren nog duidelijk herkenbaar zijn. In het plangebied van de Waalsprong zijn onder andere de Griftdijk, Visveldsestraat, Lentseveld en Vossenpelsestraat nog herkenbaar als historische linten, die vanuit het dorp Lent het achterliggende landschap ontsluiten. De oude kadestructuren als de Steltsestraat en de Laauwikstraat ontwikkelden zich binnen het dorpsgebied eveneens tot vestigingslocaties. Hier ontstond een vrij intensieve lintbebouwing.
De Griftdijk is van oudsher de belangrijkste verbindingsweg tussen Nijmegen en Arnhem en heeft daarom een bijzondere cultuurhistorische waarde. De dijk herinnert aan de trekvaart die hier in 1611 in gebruik werd genomen.
3.1.3 Tuinbouw
Onder meer als gevolg van dijkdoorbraken werd goede overslaggrond in het gebied afgezet. Deze vruchtbare grond was zeer geschikt voor de tuinbouw. Al in de 16de eeuw werd in het land ten noorden van de Waal groente en fruit geteeld. Vanaf de tweede helft van de 19deeeuw maakte de fruitteelt een sterke groei door. Veel akkers maakten plaats voor boomgaarden, gelegen op de goed ontwaterde hoge stroomruggen. Omstreeks 1900 verschenen de eerste kassen in het gebied. Naast fruitteelt nam ook de potplantenteelt een grote vlucht. In de tweede helft van de 20ste eeuw moderniseerde de glasbouw zodanig, dat Lent een “glazen dorp” werd. In het projectgebied bevinden zich tussen de Laauwikstraat en Bekkersland en tussen de Steltsestraat en Laauwikstraat grote kassencomplexen.
3.1.4 Groei van het dorp
In de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw groeide Lent, tot verdere bloei gekomen door de succesvolle tuinbouwactiviteiten, tot een flink dorp, waarbij vooral werd gebouwd langs de bestaande structuren: de Griftdijk, de oude ontginningslinten en de eeuwenoude kade- en dijkwegen.
Langs de wijkranden, zoals de Steltsestraat, verdichtte zich de oude lintbebouwing, waartussen zich tot op de dag van vandaag kleine tuindersbedrijven met kassencomplexen wisten te handhaven. Ook vindt men hier nog resten van oudere agrarische bedrijvigheid in de vorm van 19de-eeuwse boerderijen. De voormalige tuinderswoningen zijn in het recente verleden voor een groot deel omgezet naar burgerwoningen waardoor uiteindelijk veel kassencomplexen, die voorheen gekoppeld waren aan de woning, verdwenen zijn.
3.1.5 Huidig beeld
Het tegenwoordige beeld van het projectgebied is dat van de hoogtijdagen van de potplantenteelt in Lent. Achter de uit de jaren '50 en '60 daterende tuinderswoningen, die deel uitmaken van de lintbebouwing langs de Laauwikstraat, liggen grote aaneengesloten kassen. Een deel daarvan is inmiddels gesloopt. In de ligging van de huispercelen en de bouwrichting van de kassen is de historische verkaveling herkenbaar gebleven.
3.2 Ruimtelijke Structuur
De geschiedenis van Vossenpels weerspiegelt de dynamiek van de Waal. Deze gletsjerrivier krijgt haar water vooral van smeltend ijs uit de Alpen. Na de ijstijd werd het klimaat warmer en natter. De rivier had meer ruimte nodig en ging meanderen. Deze waaiers besloegen bijna de hele Betuwe. Direct langs de rivier lagen “stroomruggen”. Maar de Waal overstroomde met grote regelmaat. Vanaf de 11e eeuw werden er dijkjes en kades aangelegd die de rivier moesten intomen. De Steltsestraat, Laauwikstraat en het sfeervolle deel van de Vossenpelssestraat (tussen Laauwikstraat en Waaldijk) zijn dergelijke “kades”. Hierlangs ontwikkelde zich de eerste bewoning. Het noordelijke deel van de Vossenpelssestraat (richting Bemmel) is pas in de 19e eeuw ontstaan.
Tijdens het overstromen van de Waal sloegen de grove afzettingen het eerst neer en maakten “oeverwallen”. Vossenpels ligt op zo'n oeverwal. De lichte zavel in de ondergrond is gemakkelijk bewerkbaar en dat maakte het gebied ideaal voor tuinbouw. Veel voormalige kwekers wonen nog steeds in het gebied. Naast hun woningen, zijn er in Vossenpels nog andere agrarische restanten aanwezig. Deze tekenen het verschil tussen het gebied ten noorden en ten zuiden van de Laauwikstraat.
Het noordelijke deelgebied oogt als een open veld. Bijzondere elementen bevinden zich aan de randen en versterken het stoere en agrarische karakter, zoals de boomgaard langs het Bekkersland en het kassencomplex langs de Turennesingel. Ook het tuindersbedrijf op de hoek van Laauwikstraat en Vossenpelssestraat is er één van de grote korrel. Het ligt tegenover het voormalige waterwingebied van Vitens, de landschappelijke schakel tussen Vossenpels en de voormalige dijkdoorbraak (of: wiel) bij Zijdewinde aan de Waaldijk. De gemeente Nijmegen heeft het waterwingebied aangekocht als uitbreiding van Park Lingezegen.
Bestaande erven langs de stokoude kades begrenzen het zuidelijke deelgebied. Het intieme karakter van het gebied tussen Laauwikstraat, Steltsestraat en Vossenpelssestraat wordt versterkt door de aanwezigheid van mooie solitaire bomen, hagen en een kleine tuinderskas. Doorkijkjes bieden zicht op de Waaldijk en het verderop gelegen Wijnfort, onderdeel van een reeks 19e eeuwse verdedigingswerken. Het was oorspronkelijk de bedoeling om ook de tussengelegen dijkzone bij het plan te betrekken, maar daar is voorlopig vanaf gezien. De conditie van de bodem is hier dermate complex dat aanvullend onderzoek nodig is.
3.3 Infrastructuur
De planontwikkeling van de Waalsprong is van grote invloed op de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte in Lent, waar de planontwikkeling Vossenpels-zuid onderdeel van uit maakt. De woongebieden worden gefaseerd aangelegd, de voorzieningen worden uitgebreid; dit geldt ook voor de wegen en fietspaden in/langs het gebied. Voorts zijn er ten behoeve van de bouwactiviteiten in het gebied tijdelijke maatregelen nodig. Te denken valt aan de werkzaamheden rond de Knoop Lent, de dijkteruglegging in het kader van het project Ruimte voor de Waal en de bouwplannen rond het plangebied. Een goede afstemming van de beheersactiviteiten met de planontwikkelingen in het gebied is van groot belang; dergelijke beheersmaatregelen staan los van de ruimtelijke kaders van dit bestemmingsplan. Door alle werkzaamheden in en rond Lent moet er de komende jaren regelmatig en langdurig rekening worden gehouden met hinder voor het autoverkeer. Per project worden omleidingen voor het autoverkeer ingesteld.
De huidige verkeersstructuur voor het autoverkeer komt voort uit een historisch gegroeid wegennet tussen Nijmegen en Arnhem (Prins Mauritssingel) en tussen Nijmegen de omliggende kernen Oosterhout/Elst (Griftdijk) en Bemmel (Vossenpelssestraat).
3.4 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden
3.4.1 Cultuurhistorische waarden
In het projectgebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten.
In het projectgebied zijn de volgende cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig:
- Het karakter van de historische structuren Vossenpelssestraat, Steltsestraat en Laauwikstraat, met daaraan verspreid staande lintbebouwing, is typerend voor de historische ontwikkeling van het gebied. Kenmerkend zijn de lange bebouwingslinten, met de historische verkavelingsstructuren, bestaande uit langgerekte kavels waarop vrijstaande woningen zijn gesitueerd. De woningen bestaan over het algemeen uit één bouwlaag met een kapverdieping. Achter de woningen zijn de kassen gesitueerd.
- Het restant van de voormalige Visveldse- of Boven Zeeg.
- De kassencomplexen als herinnering aan het tuindersverleden van Lent.
- Het voormalige waterpompstation met woning aan de Vossenpelssestraat 14-16. Het complexje heeft cultuurhistorische waarde, omdat het de eerste drinkwatervoorziening in Lent betreft. Het is illustratief voor de ontwikkeling van de moderne nutsvoorzieningen in de eerste helft van de 20ste eeuw, die zich aanvankelijk beperkten tot de stedelijke centra, maar in de loop van de jaren '20 en '30 ook het platteland steeds verder ontsloten. De architectuur van het complex is kenmerkend voor utiliteitsbouw in het interbellum. Waterpompstation en woning vormen samen een ensemble.
3.4.2 Archeologische waarden
Hoofdstuk 4 Beschrijving Van De Nieuwe Situatie
4.1 Ontwikkelingsvisie Plant Je Vlag
In het kader van het motto " Plant je Vlag" is een (globaal) Ontwikkelingsvisie voor Vossenpels Zuid opgesteld. In deze visie hebben de particuliere ideëen die op de website www.plantjevlag.nl zijn geuit, een plek gekregen.
Verder poneert de Ontwikkelingsvisie het concept van " Organisch bouwen". Dit is een ontwikkelingsgerichte manier van bouwen waarbij zelfbouwers beginnen met een kleine woning op een royaal kavel en dit vervolgens in de loop der tijd verder uitbreiden.
In de Vossenpels wordt zowel ruimte geboden aan "zelfbouwers" als aan "samenbouwers", aldus de Ontwikkelingsvisie.
4.2 Ruimtelijke Structuur
Een post-agrarisch landschap
Het stedenbouwkundig ontwerp speelt in op de cultuurhistorische ontwikkeling van Vossenpels. De stokoude kades zijn en blijven belangrijke ruimtelijke “dragers”. De kenmerkende structuur van zelfstandige bebouwing op ruime erven wordt daar behouden. Het ontwerp speelt verder in op het reeds aanwezige verschil tussen het gebied ten noorden en ten zuiden van de Laauwikstraat.
Het huidige karakter van het noordelijke deelgebied wordt als het ware uitvergroot. De lange lijnen in de verkaveling verwijzen naar het agrarische patroon van voorheen. De grote verkavelingsblokken kunnen flexibel worden ingevuld. Zo is er in een blok van 40 X 70 meter ruimte voor zes grote of vijftien kleine kavels. Het is ook mogelijk dat twee buren samen bouwen, of dat een groepje gelijkgestemden een cluster woningen rondom een gemeenschappelijke tuin ontwikkelen.
Afbeelding: centrale as Laauwikstraat door plangebied
Het zuidelijke deelgebied krijgt een intiem karakter. Ook hier volgt de structuur het oorspronkelijke agrarische patroon, maar dat heeft een uitgesproken compositorisch resultaat tot gevolg. De nieuwe bebouwing voegt zich naar bestaande erven, bomen en hagen in het gebied, zoals de prachtige linde, beuk, plataan en kastanje op het open veld naast Laauwikstraat 92. Ook andere agrarische relicten vragen om hergebruik, zoals de voormalige tuinderskas achter Laauwikstraat 90.
Het laantje tussen De Erven en Woongemeenschap verbindt het noordelijke en zuidelijke deelgebied met elkaar. Deze route is belangrijk, bijvoorbeeld voor de kinderen die naar de brede school in Visveld gaan. Een tweede verbinding zou wenselijk zijn, maar de huidige eigendomsverhoudingen verhinderen dat vooralsnog. Het plan houdt de mogelijkheid hiervoor wel nadrukkelijk open. Ditzelfde geldt voor een aantal additionele verbindingen dat Vossenpels in haar omgeving verankert.
Boomgaard Bekkersland
Dit agrarische relict is onderdeel van de recreatieve uitloop van de aangrenzende wijken (Lent-Oost). Het plan houdt de mogelijkheid open om hier op termijn een wandel- en fietsverbinding te realiseren.
Tuindersbedrijf op de hoek
Dit complex op de hoek van de Laauwikstraat en Vossenpelssestraat ligt tegenover het voormalige waterwingebied van Vitens. Het plan houdt de mogelijkheid open om hier op termijn een verbinding met Park Lingezegen te realiseren.
Dijkzone
De ontwikkeling van dit gebied is uitgesteld en valt buiten het plangebied. Het wandel- en fietsnetwerk in het zuidelijke deelgebied wordt echter wel dusdanig ontworpen, dat de dijkzone hier eenvoudig op kan worden aangetakt.
Steltsestraat
De eventuele herontwikkeling van bestaande percelen langs de Steltsestraat kan op termijn worden aangegrepen om een extra wandel- en fietsverbinding tussen Vossenpels en De Stelt te realiseren.
4.3 Deelgebieden
Hiernavolgend wordt nader ingegaan op de diverse deelgebieden.
Boomgaard
De boomgaard is een aantrekkelijke plek voor bewoners die van bouwen en tuinieren houden. De lommerrijke laantjes verwijzen naar het agrarische patroon van voorheen. De rijbaan is smal, zodat bewoners en bezoekers voorzichtig rijden. Tevens ontstaat er ruimte voor extra groen dat als vanzelf in de privé tuinen overgaat. De laantjes leiden naar een nieuwe boomgaard met historische appelrassen, een idyllische plek die door bewoners zelf kan worden beheerd. Bewoners bepalen langs de laantjes en rondom de boomgaard de maat van hun kavel. Zij kunnen 'schouder aan schouder' bouwen op een kavel van 125 m2 of zelfs op een kavel tot 1.000 m2.
De erven
De erven liggen op een steenworp afstand van het voormalige waterwingebied tegenover restaurant Zijdewinde, onderdeel van het toekomstige Park Lingezegen. Het is een aantrekkelijke plek voor bewoners en ondernemers die worden aangetrokken door de mix van bestaande en nieuwe bebouwing. Een aantal kavels ligt in het historische lint langs de Laauwikstraat en Vossenpelssestraat waar de tuinders wonen. Deze liggen op het zicht en daarom zeer geschikt voor combinaties van wonen, werken en kleinschalige voorzieningen. De mix van grote en kleine kavels achter het historische lint vormen het 'achtererf', een stoere plek voor echte doeners.
Afbeelding: overzicht deelgebieden
Rondom de kas
Dit buurtje ligt tussen de historische linten langs de Laauwikstraat en Steltsestraat. Blikvanger is de bestaande plantenkas, aan de zuidkant van de Laauwikstraat. Het is de bedoeling om deze te transformeren tot een creatieve plek voor kleinschalige werkfuncties en voorzieningen. Het maakt de kas tot het hart van een groene én levendige woonomgeving. Bewoners bepalen zelf hoe groot hun woon- en werkkavel wordt en of zij zelf of samen gaan bouwen. Bij de verdeling moet wel rekening worden gehouden met de enorme beukenhaag midden op het terrein, een agrarisch relict welke het behouden waard is.
De singel
De oevers van de Turennesingel zien er nu nog wat kaal uit, maar dat gaat veranderen. Het waterpeil zal stijgen en er ontstaat een aantrekkelijk riet- en wilgenlandschap waar planten en dieren goed gedijen. Het is de bedoeling om het huidige wandelpad te vervangen door een houten bruggetje dat middenin het water ligt. Toekomstige bewoners profiteren op die manier van het beste van twee werelden. Zij hebben vrij uitzicht over de singel en hun in het riet verscholen tuin ligt heerlijk op de middag- en avondzon. De entree van de woningen ligt aan het laantje dat wordt gedeeld met het levendige buurtje rondom de kas. Kortom: wonen op het raakvlak van natuur en cultuur!
De hoek
Vossenpels is een plek met geschiedenis. Het gebied weerspiegelt de dynamiek van de rivier. De Laauwikstraat is een stokoude “kade”, waarlangs de eerste bewoning ontstond. Langs het sfeervolle deel van de Vossenpelssestraat (tussen Laauwikstraat en Waaldijk) zijn zelfs nog terpjes te vinden. Op deze bijzondere en zichtbare plek zijn enkele bijzondere kavels voor wonen, werken en kleinschalige voorzieningen beschikbaar.
Woongemeenschap
Meergeneratie Wonen Nijmegen (MWN) en Initiatiefgroep Ecologisch Woonproject Arnhem Nijmegen (IEWAN) willen hun droom in Vossenpels realiseren. MWN bestaat uit bewoners die met verschillende generaties samenwonen in een duurzame omgeving. IEWAN bestaat uit zelf- en samenbouwers die willen experimenteren met duurzame technieken. Hoewel het accent op huren ligt, kan er ook een aantal koopwoningen worden gerealiseerd. De buurt krijgt daarnaast de beschikking over een aantal werkplaatsen en kleinschalige voorzieningen, zoals een theehuis en stiltecentrum.
De gebouwen van de Woongemeenschap en de bestaande bomen vormen een compositie. De volumes van deze compositie definiëren de kruising van de laantjes en het hart van het buurtje. Een maximale bouwhoogte van vier lagen met kap is via binnenplanse planafwijking mogelijk gemaakt, om het gemeenschappelijke karakter te versterken
Het Experiment 2015
Het grote kassencomplex aan de Turennesingel ligt op een prominente locatie en komt pas in 2015 vrij voor herontwikkeling. De gemeente Nijmegen en GEM Waalsprong gebruiken de tussenliggende periode om te onderzoeken of de bestaande kassen geheel of gedeeltelijk kunnen worden getransformeerd tot een vernieuwend en duurzaam woon- en werkmilieu.
4.4 Verkeersstructuur
4.4.1 Inleiding
De toekomstige verkeersstructuur is gebaseerd op eerdere besluitvorming, te weten het raadsbesluit 'Verkeersstructuur Waalsprong' (9 mei 2007) en het raadsbesluit 'Dorpensingel-Oost'(voorlopige werknaam) van 6 juli 2011.
In de toekomstige verkeersstructuur wordt de rol van de Prins Mauritssingel sterker, mede vanwege de komst van nieuwe stadsbrug over de Waal (De Oversteek). De Prins Mauritssingel, de Graaf Alardsingel en de Westelijke Parallelroute (voorlopige werknaam) vormen het primaire hoofdnetwerk, met als doel om het verkeer tussen Nijmegen en Arnhem te faciliteren en te geleiden via beide waalbruggen. Het zogenaamde Splitsingspunt (kruispunt Prins Mauritssingel – Graaf Alardsingel) speelt een cruciale rol in dit verkeerssysteem: hier kan de automobilist naar de rest van de stad kiezen voor de westelijke route via De Oversteek of voor de oostelijke via de huidige Waalbrug. De verkeerslichten op het primaire wegennet worden zodanig afgesteld dat de doorstroming van het autoverkeer zo goed mogelijk is. Het onderliggende wegennet wordt gevormd door de wegen Griftdijk, Woenderskampweg (voorlopige werknaam) Oude Groenestraat, Keizer Hendrik 6e-singel, Dorpensingel-Oost Vrouwe Udasingel, Turennesingel en Parmasingel. Doel van dit onderliggende wegennet is om de woongebieden in Nijmegen -Noord te ontsluiten en aan te sluiten op primaire hoofdnetwerk.
4.4.2 Verkeersinfra in relatie tot Vossenpels
Momenteel zijn de Laauwikstraat, de Vossenpelssestraat en de Turennesingel de belangrijkste gebiedsontsluitingswegen in het plangebied. Dit zijn alle 50-km/u-wegen. In de toekomst zal de Turennesingel de belangrijkste ontsluitingsweg zijn. De Vossenpelssestraat en de Laauwikstraat zullen dan een minder belangrijke rol spelen, vooral omdat verkeer van/naar Bemmel dan via de Dorpensingel-oost zal worden geleid; op deze wegen zal op termijn (ongeveer vanaf 2016) wellicht 30 km/u worden ingesteld. Bovendien zal op de Vossenpelsestraat een verkeersknip worden aangebracht.
Het plangebied Vossenpels-zuid wordt ontsloten door de Vossenpelssestraat en de Laauwikstraat. Op deze wegen zal op termijn (ongeveer vanaf 2016) 30 km/u worden ingesteld; de wegprofielen dienen te worden aangepast conform eisen aan erftoegangswegen. Deze wegen moeten wel beschikbaar blijven voor het openbaar vervoer en hulpdiensten. De overige straten in het plangebied vormen wellicht onderdeel van 30km/uur zones.
4.4.3 Parkeren
Uitgangspunt bij het hanteren van parkeernormen voor nieuwbouw is dat het aantal parkeerplaatsen overeenstemt met de (verwachte) parkeerbehoefte. Het aantal noodzakelijke parkeerplaatsen wordt vastgesteld aan de hand van de door burgemeester en wethouders vastgestelde parkeervisie en de hierin aangegeven parkeerkencijfers. Voor de te ontwikkelen woningbouw wordt de parkeernormering gehanteerd conform publicatie 182 van het kenniscentrum CROW. Daarbij worden altijd de meest recente parkeerkencijfers van het CROW gehanteerd.
Om de parkeernormering voor bouwplannen te bepalen is een viertal factoren van invloed. Dat zijn de mate van stedelijkheid, het gebied in de stad, de minimum- en maximumparkeerbehoefte en de soort bebouwing. Ten eerste wordt gekeken naar de stedelijkheidsgraad van de gemeente. Nijmegen valt op basis van de CBS-cijfers van de omgevingsadressendichtheid in de klasse “sterk stedelijk”. Ten tweede wordt de stad onderverdeeld in verschillende stedelijke zones. Hierbij wordt door het CROW een onderscheid gemaakt naar: centrumgebieden (1), schil/overloopggebieden (2) en rest bebouwde kom (3). Per functie/bestemming wordt een minimum en een maximum parkeerbehoefte aangegeven. Dit is de bandbreedte. Voor het bepalen van de gemeentelijke parkeereis bij een bouwplan wordt standaard uitgegaan van de “gemiddelde” parkeerbehoefte. De bandbreedte wordt gebruikt bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen. In specifieke gevallen kan er beargumenteerd worden afgeweken van het gemiddelde. Bij bouwplannen met meerdere verschillende functies wordt voor het bepalen van de gemeentelijke parkeereis een parkeerbalans opgesteld conform de voorgeschreven methode van het CROW. Voor woningen is een en ander samengevat in onderstaande tabel.
Vossenpels-zuid wordt ingedeeld als 'rest bebouwde kom'. Daarbij gelden parkeernormen van:
- Woning prijsklasse duur: 1,85 pp
- Woning prijsklasse midden: 1,7 pp
- Woning prijsklasse goedkoop: 1,45 pp
Deze waarden zijn inclusief 0,3 pp bezoekersparkeren. Voor woningen met een woonwerkfunctie moet een aanvullende voorziening van 0,3 parkeerplaats per woning worden toegevoegd.
Er worden geen voorwaarden gesteld waar de parkeerplaatsen gerealiseerd worden, in de openbare ruimte of op eigen erf. Wel dienen bezoekersparkeerplaatsen op openbaar terrein gerealiseerd te worden. Als richtlijn dienen alle woningen in een of andere vorm over een parkeerplaats op eigen terrein te beschikken. De resterende openbare ruimte krijgt hiermee een hoogwaardiger kwaliteit, waarbij er bijvoorbeeld meer ruimte is voor groenvoorzieningen. Opritten, carports, parkeerterreinen en collectieve garages worden beschouwd als parkeerplaats op eigen terrein. Individuele garages bij bijvoorbeeld halfvrijstaande woningen worden niet als parkeerplaats beschouwd, omdat deze in de praktijk veelal dienst doen als berging. Publicatie 182 van het CROW geeft ook aan hoe in de parkeerbalans moet worden omgegaan met een garage, oprit of carport op eigen terrein. De waardering van de openbare ruimte neemt toe door concentraties parkeerplaatsen op te lossen in gebouwde parkeervoorzieningen. Deze voorzieningen krijgen de voorkeur bij bijvoorbeeld appartementsgebouwen of winkelvoorzieningen.
Voor niet-woonfuncties wordt aangesloten bij de gemeentelijke parkeernormen, zie http://www2.nijmegen.nl/content/568069/parkeereis_bij_bouwplannen.
4.4.4 Fiets
Het huidige fietsnetwerk loopt op hoofdlijnen parallel aan het autonetwerk. Langs de meeste hoofdwegen liggen vrij- of aanliggende fietspaden. Daarnaast lopen ook diverse fietsverbindingen dwars door woonwijken heen.
Het toekomstige fietsnetwerk in Nijmegen-Noord is vastgelegd in het collegebesluit 'Fietsnetwerk Waalsprong' (16 oktober 2007). Hierin zijn snelfietsroutes en overige fietsroutes benoemd. Momenteel is het RijnWaalpad (snelfietsroute Arnhem – Nijmegen) in uitvoering. Deze en andere snelfietsroutes zijn bedoeld om de omliggende kernen én de woongebieden in Nijmegen-Noord met Nijmegen ten zuiden van de Waal te verbinden. Snelfietsroutes bieden de fietsers comfort: ze worden uitgevoerd in rood asfalt; de fiets heeft zo veel mogelijk voorrang. Waar snelfietsroutes drukke wegen kruisen, wordt de hinder die de fietser hiervan ondervindt zo veel mogelijk beperkt. Veel (snel)fietsroutes worden gefaseerd aangelegd, afhankelijk van de realisatie van woningbouwplannen.
Daarnaast worden in de woongebieden natuurlijk ook fietsvoorzieningen aangelegd, zodat een fijnmazig fietsnetwerk ontstaat. In en rond het plangebied lopen de belangrijkste fietsroutes via de Laauwikstraat, de Turennesingel en de Vossenpelssestraat. Voor deze laatste 2 straten geldt dat thans sprake is vrijliggende fietspaden, passende bij het huidige snelheidsregime.
Indien de Vossenpelssestraat en de Laauwikstraat 30 km/u worden, dan kan autoverkeer en fietsverkeer gemengd worden afgewikkeld. In de woonstraten zelf worden geen aparte fietsvoorzieningen aangebracht.
Nabij publieksaantrekkende voorzieningen moeten voldoende fietsenklemmen beschikbaar zijn; hierbij kan gedacht worden aan de winkels, scholen, sport- en horecavoorzieningen. Voor het bepalen van het aantal klemmen worden de kengetallen van het CROW gehanteerd
4.4.5 Openbaar vervoer
Het huidige openbaar vervoer netwerk in Nijmegen-Noord bestaat uit twee basissystemen: enerzijds een treinverbinding tussen Nijmegen en Arnhem (met een station in Nijmegen-Lent), anderzijds een netwerk van buslijnen tussen Nijmegen en de omliggende kernen (Oosterhout/Elst, Bemmel).
Het toekomstige openbaar vervoer netwerk is nog onderwerp van studie. Er zullen HOV-lijnen (Hoogwaardig Openbaar Vervoer) worden gerealiseerd, die de verbinding verzorgen tussen de knooppunten in Nijmegen onderling en met de omliggende kernen. Ook zullen er reguliere buslijnen blijven die de woonwijken ontsluiten en verbinden met overstappunten op het HOV. Rond 2017 zal het HOV als busnetwerk worden gerealiseerd. Onderzocht wordt of één of meer HOV-lijnen na 2025 als tramlijn kunnen functioneren. In oktober 2011 is de consessie verleend voor de periode 2013-2023. Samen met het betreffende vervoersbedrijf zal worden nagedacht over de optimalisatie van zowel HOV- als busnetwerk voor deze consessieperiode.
Bij station Lent zal het overstappen tussen verschillende vervoerswijzen zo optimaal mogelijk worden ingericht. Daarnaast zal het P&R Waalsprinter-terrein (bij de Ovatonde) een blijvende rol vervullen voor forensen en winkelpubliek die hier kunnen overstappen van auto op openbaar vervoer.
Momenteel rijdt er een bus via de Laauwikstraat en Vossenpelssestraat van/naar Bemmel. Het is de verwachting dat deze buslijn voorlopig blijft bestaan.
4.5 Waterparagraaf
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van het gemeentelijk grondgebied ten noorden van de Waal en ten oosten van de Prins Mauritssingel. Deze voormali-ge stadssnelweg en de spoorlijn vormden een waterscheiding. Deze waterscheiding is definitief opgeheven als de duiker onder het spoor en de Prins Mauritssingel, ter hoogte van de inmiddels deels gegraven plassen, en de verbindende watergangen tussen de plassen is gerealiseerd. In de eindsituatie is in de plassen voldoende berging aanwezig. Het regenwater van het dorp Lent en Visveld aan deze zijde van de waterscheiding wordt, totdat de Waalsprong één peilgebied is, naar Ressen afgevoerd. Het regenwater van het gebied Vossenpels ten zuiden van Bekkersland watert af op de Turennesingel. Binnen Vossenpels liggen A en C watergangen (zie figuur 1 Be-staande watergangen binnen Vossenpels). Deze watergangen zijn niet permanent watervoerend en vallen in de zomer droog.
Figuur 1: bestaande watergangen binnen Vossenpels
Het stadsdeel Waalsprong ligt in het poldergebied Betuwe met hoge grondwaterstanden en met oppervlaktewater dat in de huidige situatie dient voor waterberging en waterdoorvoer naar het achterland. In de nieuwe situatie voeren de overblijvende (kwel)sloten en de singels het water af naar de grote plassen in de landschapszone. Alleen bij zeer grote regenwater aanvoer wordt er water afgevoerd naar de Linge via Woonpark Oosterhout. Hier wordt dus een duurzaam (toekomstbestendig) watersysteem aangelegd. Dit watersysteem is beschreven in het Waterhuis-houdkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (WIW) en het watersysteem speelt een (mede)ordenende rol bij stedelijke ontwikkelingen. Het Vossenpelsgebied is echter (nog) niet opgenomen in het watersysteem van de Waalsprong. In overleg met Waterschap Rivierenland wordt gekeken of en hoe dit mogelijk wordt gemaakt.
Royal Haskoning heeft op 4 oktober 2011 gekeken of de verharde oppervlakten die voor de uiteindelijke vaststelling van het WIW zijn gehanteerd, afwijken van de huidige stand van zaken van Waalsprongplannen.
In de notitie concludeert Haskoning dat er op basis van het huidig denken over de Waalspronginvulling en op basis van de uitgangspunten WIW 2009 er ruimte is voor retentie voor extra af te koppelen oppervlak van 107 ha verharding. Dit biedt volgens de gemeente de mogelijkheid om een plandeel als Vossenpels Zuid alsnog op het watersysteem te zetten.In het plangebied Vossenpels Zuid kan uitgegaan worden van circa 7 ha verhard oppervlak.
Oppervlaktewater Waalsprong
Het toekomstige stedelijk watersysteem van de Waalsprong bestaat uit een netwerk van onderling verbonden singels, sloten en drie grote plassen. De singels hebben een meervoudige functie. Allereerst hebben ze een waterbergende functie om het regenwater op te vangen. Verder hebben ze een transportfunctie om onder natte omstandigheden het teveel aan regenwater af te voeren naar de plassen in de landschapszone. Bij hoge waterstanden voeren ze het kwelwater uit de Waal af naar deze plassen. De singels hebben verder een drainerende functie voor de tussenliggende woongebieden (ontwatering huizen). Tenslotte hebben de singels een ecologische functie en bepalen ze sterk de kwaliteit van de leefomgeving. De watergangen en singels zijn in beheer en onderhoud bij Waterschap Rivierenland. Alleen enkele kolken langs de dijk worden door de gemeente beheerd. Deze hebben alleen een natuurfunctie.
Er vinden in en rondom dorp Lent grote waterhuishoudkundige wijzingen plaats. De huidige zuid-noord lopende kwelsloten (zegen), zoals de sloot langs de Vossepelsestraat, fluctueren nu mee met de waterstand van de Waal. Bij lage rivierwaterstanden vallen deze sloten droog. Bij hoge rivierwaterstanden of in perioden met veel regen voeren deze watergangen water af naar het noorden. De watergang aan de westkant van de Vossenpelssestraat tot aan de Laauwikstraat en de watergang langs de Steltsestraat voert af richting de Turennesingel.
Langs het plangebied ligt de Turennesingel als gerealiseerd onderdeel van het singelsysteem van de Waalsprong. In kader van de ontwikkeling van de Waalsprong wordt de komende jaren het singelsysteem verder aangelegd. Vanaf de Turennesingel wordt door het toekomstige gebied van de Stelt en de Schans de singel verder aangelegd tot aan de Citadel. Hierbij wordt waarschijnlijk een nieuwe duiker onder de spoordijk gerealiseerd.
Grondwater
Het plangebied ligt in een poldergebied, waarbij het dorp Lent op een iets hogere zandige stroomrug gesitueerd is. Daaromheen lagen van oorsprong de lagergelegen kleiige gronden, deels zijn die lage gebieden nog aanwezig. De nieuwe woongebieden in Visveld zijn wel opge-hoogd. Bij hoge rivierstanden in de Waal zoals in 1993 en 1995 kan gemiddeld 1x in de 25 jaar het grondwater in het plangebied tot aan het maaivled komen. Door de dijkteruglegging in combi-natie met de aanleg van het kwelscherm zal volgens de MER Dijkteruglegging Lent 2010 geen achteruitgang in het plangebied plaatsvinden. Het kwelscherm zal niet alle kwel gaan tegenhouden, kwelafvoer blijft dus nodig. De singel aan de voet van de nieuwe waterkering zal deze kwel voor een groot deel gaan afvoeren. Daarnaast zal de sloot dwars door het dorp (Visveldsestraat) zijn functie blijven behouden. Ook de sloten in het gebied Vossenpels dienen hun functie te blij-ven houden voor het afvangen van kwel en het afvoeren van regenwater. Uitzondering hierop is watergang 108948 C aan de westkant van het plangebied en ten noorden van de Laauwikstraat. Deze watergang ligt naast een perceel dat vanaf 2015 beschikbaar is. Bij inrichting van de betreffende kavel komt deze watergang te vervallen.
In figuur 2 is schematisch te zien hoe tussen vijvers een opbolling van grondwater onder de huizen voorkomt. In de Waalsprong wordt echter geen fijnmazig vijversysteem aangelegd, zoals in Dukenburg, maar een singelssysteem om door de Waalsprong heen. De grondwaterstand blijft dus schommelen door droge tijden en natte tijden.
Uit langdurige metingen (minimaal 8 jaar) van de grondwaterstanden in het plangebied is opgemaakt dat de volgende grondwaterstanden (GLG en GHG) binnen het plangebied aanwezig zijn:
- de GHG bedraagt in het oosten van het gebied circa NAP +9,28 m (peilbuis B40C0060) en loopt af tot circa NAP +8,98 m in het westen van het gebied (peilbuis B40C0530). Gemiddeld NAP +9,15 m;
- de GLG bedraagt in het oosten circa NAP +7,15 m (peilbuis B40C0060) en loopt op tot circa NAP +7,34 m in het westen (peilbuis B40C0530). Gemiddeld NAP +7,25 m.
Met een gemiddelde maaiveldhoogte van 10m +NAP schommelt de ontwateringsdiepte tussen de 0,85 tot 2,75 m. In het oude dorp is dat meer (1,5 tot 2m). Voor huizen zonder kelders is dat niet erg. Kelders/souterrains moeten echter waterdicht gebouwd worden, wat in het verleden niet altijd is gebeurd. Voor nieuwe bebouwing in de Waalsprong is als eis opgenomen dat ze kruipruimteloos moeten worden gebouwd.
Figuur 2: uitleg dooglegging versus ontwatering
Afvalwater
De riolering in het oude dorp Lent en de bebouwing tot eind 20e eeuw is als gemengd stelsel aangelegd. Afvalwater en afstromend hemelwater worden gezamenlijk ingezameld en getransporteerd. De gemengde riolering in het oude dorp stamt uit de jaren 70. Grootschalige rioolver-vanging is de komende jaren nog niet aan de orde. Het ingezamelde afvalwater en hemelwater wordt door een rioolgemaal bij de Petuniastraat via een persleiding Ø 315 mm in de Laauwik-straat/Vossepelsestraat naar het oosten afgevoerd, en uiteindelijk naar de rioolwater-zuivering Arnhem-Zuid. Voor de huidige bestaande bebouwing in het plangebied is een vacuümriolerings-stelsel aanwezig dat afvalwater inzamelt en transporteert naar het rioolgemaal in Lent. Vrij onlangs is dit stelsel gerenoveerd en zijn alle hemelwateraansluitingen hier vanaf gehaald.
Hemelwater
Voor het hele plangebied geldt, in het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water, het gemeentelijk beleid om schoon hemelwater niet te vermengen met vuil afvalwater. Schoon hemelwater dient liefst in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater moet waar mogelijk gebruik worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen (conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000). Als de Vossenpels onder de werking van het WIW wordt gebracht geldt voor de nieuwbouw in dit gebied ook dat het afstromende hemelwater afgevoerd moet worden naar de singels. Het afstromende water van daken en wegen wordt in principe bovengronds afgevoerd naar de wadi's. Binnen het WIW geldt dat voor de filtering van het hemelwater in eerste instantie een bodempassage wordt toegepast. Alternatieven voor filtering worden met het waterschap overlegd.
Incidenteel is directe lozing van dakwater op watergangen toegestaan. Door de filterende werking van de wadi's zal de waterkwaliteit in de singels blijven voldoen aan de normen, wat verder versterkt wordt door de inrichting van de singels (natuurvriendelijke oevers).
Ontwerp; algemene uitgangspunten en randvoorwaarden
Bij de planvorming is uitgegaan van de volgende algemene uitgangspunten en randvoorwaarden:
- dak- en wegwater wordt niet aangekoppeld aan de riolering maar zoveel mogelijk via boven-grondse voorzieningen onder vrijverval afgevoerd via wadi's naar oppervlaktewater;
- voor de Turennesingel wordt een streefpeil aangehouden van 7,90 m +NAP;
- het huidig maaiveld ligt gemiddeld op 10,00 m +NAP op basis van de terreinmeting (tekening-nummer AH571T001, Grontmij, 24-05-2011);
- bodempassages (wadi's):
- de berging in de bodempassages wordt niet meegerekend in de berging van het oppervlakte-watersysteem;
- molgoten in de wegen hebben een afschot van 5‰.
De bodempassages worden bij voorkeur in grote eenheden in de openbare ruimte ingericht. Bo-dempassages worden bij voorkeur zo ingericht dat extensief onderhoud mogelijk is. Dubbelge-bruik van bodempassages als speelveld is niet mogelijk om praktische- en volksgezondheidsre-denen.
De bodempassages wateren via de bestaande kwelsloten af op de Turennesingel.
Omdat de Vossenpels niet is opgenomen in de WIW dient het watersysteem van de Waalsprong wel doorgerekend te worden. De resultaten van deze berekening zullen worden opgenomen in het op te stellen waterhuishoudkundigplan Vossenpels.
Ontwerpafwatering
Het plangebied beslaat een oppervlak van circa 15,36 ha.
Op basis van het stedenbouwkundigplan is bepaald dat de tuinen als 50% verhard worden mee-genomen voor de bepaling van de berging. Wegen worden voor 100% meegenomen.
Op basis van het stedenbouwkundig ontwerp is bepaald dat het totaal verhard oppervlak van de nieuwe ontwikkeling circa 7,18 ha bedraagt.
In de toekomstige situatie wateren daken en wegen af naar bodempassages. De minimale ber-ging in de bodempassages bedraagt 10 mm ten opzichte van het afwaterende verharde opper-vlak. De bodempassages voeren het water met drainageleidingen vertraagd af naar de aanwezige watergangen.
Bij grotere regenbuien treden de overstorten (slokops/overstortputten) van de bodempassages in werking en wordt het teveel aan regenwater via diezelfde drainageleidingen rechtstreeks naar oppervlaktewater afgevoerd. De voornaamste functie van de wadi's is een zuiverende.
In het op te stellen waterhuishoudkundigplan vindt nadere detaillering van de bodempassages en het daarop aangesloten verhard oppervlak plaats. Dit plan dient ter goedkeuring en controle voorgelegd worden aan Waterschap Rivierenland en de gemeente Nijmegen.
Binnen het plangebied Vossenpels noord (tussen de Laauwikstraat en Bekkersland) zijn bodem-passages nodig. De exacte ligging en omvang van de bodempassages wordt in het waterhuis-houdkundigplan uitgewerkt. De westelijke rand van dit deel van het plangebied wordt pas na 2015 aangelegd. Tijdelijk zal langs de westelijk gelegen weg een kleine greppel worden aange-bracht voor de afvoer van regenwater. Deze sluit aan op de bodempassage aan de noordkant bij de boomgaard. In na 2015 zal een bodempassage aan de westrand ingericht worden voor de berging en zuivering van water.
Ten zuiden van de Laauwikstraat zullen op verschillende locaties bodempassages opgenomen worden. De exacte ligging zal in het waterhuishoudkundigplan worden opgenomen. Een aantal nieuwe woningen zal rechtstreeks op de watergang van de Laauwikstraat en de Vossenpels-sestraat afwateren. Dit betreft schoon dakwater en water dat afkomstig is van kavelverharding.
Bij het ontwerp van de afwatering is er van uit gegaan dat het beduikerde deel van de C water-gang langs de Laauwikstraat weer als zichtbare watergang aanwezig is.
De bestaande A-watergangen houden deze status met uitzondering van het oostelijk deel van watergang 107627 A vanaf de boomgaard.
In het waterhuishoudkundigplan wordt eveneens getoetst of er voldoende berging mogelijk is in het singelsysteem van de WIW. Indien er onvoldoende berging aanwezig is binnen dat systeem, zal in overleg met de gemeente Nijmegen, GEM Waalsprong en Waterschap Rivierenland ge-zocht worden naar aanvullende locaties voor waterberging.
Ontwerp peilen
Gezien de hoge grondwaterstanden binnen het plangebied en de invloed van de Waal is het minimale wegpeil vastgesteld op 9,85 m +NAP. Dit komt overeen met een gemiddeld maaiveldniveau binnen het plangebied. In de werkboek buitenruimte ontwikkelgebieden Nijmegen-noord – deel 2 (2008) is vastgelegd dat het minimale vloerpeil 0,15 m boven het wegpeil dient te liggen. Het minimale vloerpeil bedraagt dan 10,00 m +NAP. Voor bovengrondse afvoer van hemelwater naar wadi's of andere voorzieningen zal nog een aanvullend afschot nodig zijn, de minimale bouwpeilen worden dan bepaald door de hoogte kruin weg + 15 cm. Ontsluitingswegen sluiten aan op de Laauwikstraat en Vossenpelssestraat. Deze liggen op circa 10,25 tot 10,75 m +NAP.
Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. De afstand ten opzicht van de Waal is ongeveer 300 tot 700 meter. Er is invloed van kwel in de bestaande situatie. De huidige aanwezige watergangen functioneren voornamelijk voor het afvangen van de kwel en vallen droog bij lage grondwaterstanden.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal gebouwd wordt. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
- 1. een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
- 2. maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
- 3. een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos).
In de Waalsprong wordt voor de grondwateronttrekkingsvergunning voor het bouwen in de
Waalsprong sinds 2000 gemeten. Voor de MER dijkteruglegging Lent wordt sinds maart 2009 de
grondwaterstand gemeten nabij de projectlocatie. Gemeten grondwaterstanden laten zien dat het
grondwater zich gemiddeld tussen NAP +7,50 en +8,00 m bevindt. Bij hoge afvoeren in de Waal boven NAP + 12,00 m stijgt het grondwater tot ongeveer tot NAP +9,15 m (GHG). Bij de droogteperiode in 2003 zakte de grondwaterstand tot NAP +7,25 m (GLG). Om aan de eisen van drooglegging en ontwatering te voldoen wordt het minimale aanlegniveau (zie ook par. Ontwerp peilen) in het waterhuishoudkundigplan voor het plangebied nader uitgewerkt.
Afvalwater
Afvalwater binnen Vossenpels wordt middels een droogweerafvoer (DWA) systeem verzameld en naar een centraal gelegen rioolgemaal binnen het plangebied geleid. Vanaf dit rioolgemaal wordt een aansluiting gemaakt op de bestaande persleiding in de Laauwikstraat. Deze transporteert het afvalwater richting de RWZI in Arnhem-Zuid.
Het DWA-systeem komt in de openbare weg te liggen . Bij het ontwerp van het DWA wordt rekening gehouden met de mogelijkheid om bestaande woningen langs de Laauwikstraat in de toekomst aan te sluiten op het afvalwatersysteem van Vossenpels.
4.6 Functies Binnen Bestemming Gemengd 1-3
4.6.1 Inleiding
De Vossenpels wordt een nieuwe wijk in de Waalsprong waar mensen zelf de kans krijgen hun woon-, werk- en leefomgeving te realiseren. De gemeente Nijmegen en GEM Waalsprong kiezen een bijzondere aanpak voor de ontwikkeling van deze nieuwe wijk. Een ontwikkeling die vooral gericht is op lokale ondernemerszin, lokale vindingrijkheid en zelf-organiserend vermogen. Dus geen blauwdrukken en niet al te grootschalig denken. Er wordt ruimte geboden voor ideeën en initiatieven van bewoners en ondernemers. Een plek wordt gemaakt waar mensen zelf of samen met vrienden, buren of familie hun eigen woning, werkruimte of voorziening kunnen bouwen. Met deze vraaggerichte (bottom up) benadering worden verrassende en uiteenlopende wensen naar voren gebracht. Wensen waarbij diverse bestemmingen als wonen, werken en cultuur met elkaar worden gecombineerd.
Afgelopen decennia is in de ruimtelijke ordening van Nederland en ook Nijmegen vooral sprake geweest van scheiding van functies. Dit heeft geleid tot eenvormige woonwijken, bedrijventerreinen, kantoorparken, recreatiecentra en winkelcentra. Dit terwijl de behoefte van de mensen die in de stad wonen, werken en leven vaak veel gevarieerder is en juist meer verscheidenheid vraagt. Door hier ruimte aan te geven kan de stad interessanter, dynamischer en meer van de mensen zelf maken. Het bestemmingsplan voor de Vossenpels maakt daarom gemengde bestemmingen mogelijk. Deze zijn in drie categorieën ingedeeld, categorie 1 t/m 3, waarbij categorie 3 de meeste ruimte biedt voor een variatie aan bestemmingen. Belangrijk hierbij is overigens dat de functies kleinschalig blijven en passen in een woonomgeving. Dat neemt niet weg dat de Vossenpels een levendigere en avontuurlijke wijk wordt dan de meest andere wijken in de Waalsprong en daarmee ook andere type bewoners aantrekt.
4.6.2 Wonen
De Vossenpels wordt een aantrekkelijk en interessant woongebied. Aantrekkelijk vanwege de locatie dichtbij de rivier en ook niet ver van allerlei voorzieningen. Maar ook aantrekkelijk en interessant vanwege de gekozen vorm van woningbouwontwikkeling. Alle ca. 200 woningen worden gerealiseerd via particulier opdrachtgeverschap, collectief of individueel. Hier wordt concreet vorm en inhoud gegeven aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om meer vormen van particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw te realiseren. De woonwens van mensen staat hier echt centraal. Mensen zijn hier geen woonconsument maar woonproducent. Individuen of groepen kunnen hier een kavel kopen en zelf hun woning realiseren. Deze vorm van woningbouw sluit goed aan bij de trend naar individualisering en zelfontplooiing, leidt tot meer variatie en levendigheid in het ontwerp, en grote betrokkenheid van bewoners bij hun woonomgeving.
Een dergelijke vorm van planontwikkeling stelt eisen aan de ontwikkelingsvisie en stedenbouwkundige opzet voor het gebied. Flexibiliteit is daarbij een centraal begrip.
In “Plantjevlag”, de ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor de Vossenpels Zuid , is dat terug te zien. Gekozen is voor een onderscheid in twee gebieden: Vossenpels "noord" (boven Laauwikstraat) speelt in op het oude agrarische landschap en bijbehorende verkaveling, open en stoer. Vossenpels "zuid" (zuiden van Laauwikstraat) wordt grotendeels afgeschermd door bestaande kavels en krijgt hierdoor het karakter van een meer intieme binnenwereld.
Deze twee woongebieden zijn, samen met een betrokken bewonersgroep, verder ingevuld. Dit heeft geleid tot een verkavelingsopzet die ruimte laat voor grote en kleinere kavels. Zo kan worden aangesloten bij de wensen van mensen en groepen die hier zelf hun woning willen bouwen. De bepalingen in het bestemmingsplan ten aanzien van de woongebouwen beperken zich dan ook tot het aangeven van een beperkt aantal randvoorwaarden ten aanzien van bouwvlekken, rooilijnen en bouwhoogtes. Dit biedt de flexibiliteit om mensen in een zekere vrijheid, zonder overbodige beperkingen, hun woonwens te kunnen laten realiseren. Want dat is immers de kern van particulier opdrachtgeverschap.
4.6.3 Detailhandel
Binnen de bestemmingen Gemengd 2, 3 wordt detailhandel toegestaan.
In 2004 is er een (distributie-planologisch) onderzoek gedaan naar de gewenste detailhandelsstructuur in de Waalsprong. Het rapport, genaamd Waalsprong Nijmegen, Advies Detailhandelsstructuur is opgesteld door Droogh Trommelen Broekhuis.
Het rapport maakt een onderscheid tussen boodschappen doen, recreatief winkelen en gerichte aankopen doen. Frequente food en non-food aankopen vallen hier onder boodschappen doen.
In het rapport is per deelgebied een analyse gemaakt van de grootte van het winkelcentrum in bedrijfsvloeroppervlak (bvo) en de gewenste functie van de verschillende centra. Op 15 maart 2005 heeft het college de gewenste detailhandelsstructuur voor Nijmegen Noord vastgesteld. Dit houdt in:
- qua typologie/karakteristiek een hoofdwinkelcentrum in het Centrumgebied (Citadel), een nieuw buurtwinkelcentrum in Oosterhout en een fullservicesupermarkt annex klein buurtwinkelcentrum in Lent-Oost
- een omvang van 20.000 m² bvo voor het hoofdwinkelcentrum (marge van circa 3.000 m² naar boven en beneden (afhankelijk van o.a. goede bereikbaarheid, lay-out winkelcentrum en marktomstandigheden)), van circa 3.000 m² bvo voor het nieuwe buurtwinkelcentrum in Oosterhout en van 1.500 - 1.800 m² bvo voor de fullservicesupermarkt/het kleine buurtwinkelcentrum in Lent-Oost (voorzien in deelgebied Laauwik )
Internetwinkels
In het onderzoek van Droogh Trommelen Broekhuis komen ook Internetwinkels aan bod (bl.z 11 e.v) .
Feit is dat de verkoop via Internet de laatste jaren is toegenomen. Deze winkels kunnen vanwege bevoorrading of vanwege bezoek door klanten (afhalen produkten) ruimtelijke uitstraling hebben.
Binnen het plangebied worden (kleinschalige) webshops niet uitgesloten, met een limiet aan de hoeveelheid voorraadruimte.Bij internetwinkels met grote voorraden zal immers snel sprake zijn van ruimtelijke uitstraling aangezien die voorraad aangevuld zal moeten worden.
Niet valt uit te sluiten dat internetwinkels — zonder ‘fysiek’ contact tussen de klant en de winkel — aangemerkt dienen te worden als detailhandel. In ABRvS 20 april 2011, nr. 201008829/1/H1, merkt de Afdeling op dat bij verkoop van producten aan particulieren via verzending per post van enige ruimtelijke uitstraling van deze verkoop geen sprake is.
Deze uitspraak zou gebruikt kunnen worden ten behoeve van de redenering dat geen sprake is van detailhandel.
De aanvulling van de voorraad zal evenwel doorgaans niet per post plaatsvinden. Bovendien kan de opslag op zichzelf reeds leiden tot strijdig gebruik met het bestemmingsplan. De conclusie is ons inziens dat ook internethandel, gezien de (potentiele) ruimtelijke uitstraling als detailhandel moeten worden aangemerkt.
Relatie met detailhandel in hoofdcentrum de Citadel
Ten aanzien van mogelijke concurrentie met het winkelaanbod dat in de Citadel is voorzien, geldt dat de afstand tot dit hoofdcentrum vanuit de Vossenpels Zuid daarbij een rol speelt. In het advies van Droogh Trommelen wordt in dit verband opgemerkt:
"In Lent Oost kan de afstand tot de winkelvoorzieningen in het hoofdcentrum oplopen tot 2 km (...). Deze afstand tot winkelvoorzieningen kan als problematisch worden ervaren" (blz. 22).
Voorts staat in het onderzoek opgemerkt dat de huidige supermarkt in de Laauwikstraat ( de Jan Linders) langer gehandhaafd kan blijven in geval van woningbouw op de reserve-locatie de Vossenpels (blz. 23). Randvoorwaarde daarbij is wel uitbreiding van de parkeercapaciteit op de huidige plek.
Een bijstelling van de plannen voor het hoofdcentrum Citadel is zeer goed mogelijk. Dit kan niet alleen het woningbouwprogramma betreffen maar ook het aantal m2 BVO.
In het plan zijn randtotalen opgenomen voor de totale hoeveelheid detailhandel. In de bestemming Gemengd 2 is detailhandel gemaximeerd op 350 m2 en in Gemengd 3 op 500 m2.
4.6.4 Kleinschalige kantoren
Met betrekking tot kleinschalige kantoren geldt het beleid zoals vastgesteld in 2001. In dat raadsbesluit is vastgelegd de vraag naar kleinschalige kantoren als volgt te accommoderen:
- tot 1.000 m² toestaan langs singels en hoofdradialen in Nijmegen;
- tot 1.500 m² kan in het kader van behoud van waardevolle panden een omzetting naar kantoorbestemming plaatsvinden;
- tot 500 m² is een kantoorvestiging overal toegestaan.
Voor dit plangebied geldt dat kleinschalige, zelfstandige kantoren tot 350 m² zijn toegestaan.
Voor een dergelijke vraag kan doorgaans worden voorzien in woonwijken. Hierbij dient een afweging te worden gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk gelet op verkeersdruk, parkeerdruk, milieuwetgeving, etc. Vertrekpunt is het beperkten van de overlast voor de buurt.
4.6.5 Horeca
In de Horecanota 'Eten en drinken in Nijmegen', een ruimtelijk-economische visie op de Nijmeegse horeca (januari 2006), wordt een onderscheid gemaakt tussen horeca in het stadscentrum en horeca buiten het stadscentrum. Horeca in Nijmegen Noord valt in deze laatste categorie. De beleidslijn voor de horeca voor de Nijmeegse wijken buiten het stadscentrum is steeds geweest dat horeca de ruimte krijgt, mits het een aanvulling betreft op het bestaande aanbod en gericht is op de bewoners van die wijk.
Ondersteunende horeca
Voor ondersteunende horeca buiten het stadscentrum wordt door de gemeente een aparte beleidslijn gehanteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteunende horeca bij food-detailhandel, ondersteunende horeca bij non-food-detailhandel en ondersteunende horeca bij bijzondere en recreatieve doeleinden.
Voor ondersteunende horeca bij bijzondere en recreatieve doeleinden geldt voorts dat:
- de horeca-activiteit ondergeschikt dient te zijn aan de hoofdactiviteit;
- openingstijden aangepast dienen te zijn aan openingstijden van de hoofdactiviteit;
- toegang tot horeca-activiteit uitsluitend via de hoofdactiviteit plaats mag vinden;
- in het pand een vrij toegankelijke sanitaire ruimte aanwezig is;
- voor de horeca-activiteit geen aparte reclame mag worden gemaakt.
- het aantal m² ondersteunende horeca mag niet meer dan 10% van de totale oppervlakte van de hoofdfunctie bedragen. Voor sporthallen (12%) en sportvelden (150 m² voor één veld, 75 m² voor elk volgend veld met een maximum van 375 m²) gelden andere maten.
Bij detailhandel/ winkels geldt een percentage van 25 (van het brutovloeroppervlak) voor ondersteunende horeca, met een maximum van 20 m2 buiten het stadscentrum.
In het plan is in artikel 15.3 van de planregels een algemene gebruiksregeling voor ondersteunende horeca opgenomen. Deze ziet op ondersteunende horeca bij de (hoofd)functies cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport
Zelfstandige horeca
In het bestemmingsplan wordt binnen de bestemmingen Gemengd 1 en Gemengd 3 zelfstandige horeca mogelijk gemaakt( ter plaatse van de aanduidingen op de verbeelding) . Voor de bestemming Gemengd 3 geldt een randtotaal van maximaal 350 m2 aan horeca voor het geheel. Voor de bestemming Gemengd 1 is een randtotaal voor horeca niet nodig omdat dit alleen is toegestaan voor bouwvlakken met een dergelijke aanduiding op de verbeelding.
4.6.6 Bedrijven
Een van de speerpunten van het Nijmeegse economische beleid is het terugbrengen van economische activiteiten naar de stad én de wijken. Hierbij gaat het met name om de vestiging van kleinschalige (ambachtelijke) ondernemingen en het stimuleren van starters. Ruimtelijk kan dit zich uiten in:
- ondernemen in / aan huis (met een maximum van 50 m2 oppervlakte);
- behoefte aan woon-werkpanden;
- economische herontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid.
De aard en omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij de functie van de directe omgeving (wonen) en de behoefte. Gedacht dient te worden aan ambacht, nijverheid, financiële en zakelijke dienstverlening.
In voorliggend plan wordt meer vrijheid geboden dan doorgaans gebruikelijk om zo ook ruimte te bieden aan ondernemers die een voorziening zelf willen bouwen voor kleinschalige bedrijvigheid. Hierbij gaat het om bedrijvigheid die goed past in een woonomgeving en een aanvulling is voor het ontstaan van een gemengde en levendige wijk. Voorts wordt niet verplicht gesteld dat diegen die in het pand werkt, daar ook woonachtig is.
Uit jurisprudentie blijkt voorts dat bedrijvigheid in de milieucategoriën 1 en 2 als passend binnen een woonomgeving wordt gezien. Ook in andere Nijmeegse bestemmingsplannen wordt het toelaatbaar geacht dat dergelijke type bedrijvigheid aanwezig is binnen woongebied.
4.7 Cultuurhistorie
Randvoorwaarden om cultuurhistorie te verankeren in de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied:
- De Steltsestraat, Laauwikstraat en Vossenpelssestraat als historische linten herkenbaar houden, door de kenmerkende verkaveling van vrijstaande huizen op ruime percelen te behouden.
Voor de gronden met bestemming Gemengd 2 en Gemengd 3 is er vanuit een optiek van cultuurhistorie belangrijk dat er aan de historische linten geen aaneengeschakelde woningen en hoogbouw mogelijk wordt gemaakt.
Er spelen echter ook andere belangen een rol:
- de gronden met bestemming gemengd 2 aan de linten moeten ook vanwege geluid aaneengeschakelde woningbouw mogelijk kunnen maken, gezien de verplichte geluidsafschermende werking voor de woningen daarachtergelegen
- indien nu langs de historische linten gefixeerde bouwvlakken worden opgenomen of wordt bepaald dat binnen de desbetreffende bestemming alleen vrijstaande woningen mogelijk zijn, beperkt dit de uitgeefbaarheid en de flexibiliteit
In het plan is ervoor gekozen om deze laatste belangen doorslaggevender te laten zijn ten opzichte van het cultuurhistorisch belang.
Overige randvoorwaarden vanuit cultuurhistorie
- Ter plaatse van de voormalige kassen kan nieuwbouw geprojecteerd worden.
- Behoud van het voormalige waterpompstation met woning.
Met deze randvoorwaarden is in het juridisch deel van het plan zoveel mogelijk rekening gehouden.
Aanbevelingen om cultuurhistorie als inspiratiebron te gebruiken bij de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied:
- Het tuindersverleden van het gebied, dat nu nog duidelijk zichtbaar is in de kassencomplexen, zou als inspiratiebron gebruikt kunnen worden bij het realiseren van nieuwbouw. Hierbij kan gedacht worden aan de architectuur van de kassen.
- Herbestemming van bestaande kassen. Het plan verplicht niet tot sloop van aanwezige kassen en maakt creatieve, nieuwe gebruiksvormen mogelijk (bijv. bij Laauwikstraat 88/90)
- Hergebruik van bestaand “groen”, zoals (fruit)bomen en groene erfafscheidingen en weides, ter herinnering aan het tuindersverleden.
Hoofdstuk 5 Duurzaamheid En Milieuaspecten
5.1 Natuur
Quick scan Natuurbeschermingswet voor de wijk Vossenpels in de Waalsprong
In het plangebied de Waalsprong wordt een nieuwe wijk, Vossenpels, aangelegd op minimaal 150 meter afstand van de zuidoosthoek van Natura 2000-gebied de Gelderse Poort. In deze rapportage wordt onderzocht of er externe effecten zijn te verwachten van deze wijk op de natuur in de Gelderse Poort. In dit kader wordt een zelfstandige beoordeling uitgevoerd van externe effecten van de wijk Vossenpels in de Waalsprong (Nijmegen) en wordt ook gekeken naar de relatie met de passende beoordeling die is uitgevoerd voor de grootschalige werkzaamheden voor de Dijkteruglegging bij Lent.
Het plangebied van deze Dijkteruglegging strekt zich aan de noordoostzijde uit tot het gebied ten oosten van Vossenpels. De huidige zelfstandige beoordeling en vergelijking met de passende beoordeling van de Dijkteruglegging leiden tot de conclusie dat eventuele effecten van de aanleg van Vossenpels ruim vallen binnen de marges van de ingrepen en de passende beoordeling van de Dijkteruglegging. Een afzonderlijke passende beoordeling voor Vossenpels zal daarom weinig veranderen aan de passende beoordeling die al is gemaakt voor de Dijkteruglegging.
De situatie
De oostzijde van de Waalsprong grenst aan de zuidwestelijke punt van het Natura 2000-gebied De Gelderse Poort. Binnen de Waalsprong ligt de wijk Vossenpels op minimaal 150 meter van de winterdijk, die de grens vormt van het Natura 2000-gebied gebied. Door de ruime afstand tot de winterdijk zijn alleen zogenaamde 'externe effecten' tijdens de aanleg en het bestaan van de wijk van belang voor deze quick-scan. Hierbij zijn eventueel potentiële effecten te verwachten van licht, van beweging van voertuigen tijdens de bouw, van recreatie en van stikstof, met name afkomstig van verkeer.
De geplande bouwactiviteiten in de wijk Vossenpels zullen plaatsvinden op minimaal 150 meter (tot 300 meter) afstand van de winterdijk. De bouwhoogte is maximaal 12 meter Er is geen hoogbouw. Hoogte van de winterdijk van de Waal is 6 meter boven het grondniveau van Vossenpels.
De wijk Vossenpels ligt op minstens 150 meter afstand van de winterdijk die de grens vormt van het Natura 2000-gebied de Gelderse Poort. De instandhoudingsdoelstellingen in de ontwerp-aanwijzingsbesluit van De Gelderse Poort (Nijmegen 2011) omvatten acht habitattypen, elf habitatsoorten, elf broedvogels en zeventien niet-broedvogels. In de nabijheid van Vossenpels komen de volgende doelen voor in het gebied van de Dijkteruglegging: slikkige rivieroevers, glanshaverhooiland, Meervleermuis en Bever.
Zelfstandige beoordeling van potentiële externe effecten veroorzaakt door de wijk Vossenpels
Licht: De wijk vossenpels bevindt zich op minimaal 150 meter van de uiterwaarden. De winterdijk steekt daarbij 6 meter uit boven het niveau van de grond in Vossenpels. Hierdoor bereikt licht dat op 12 meter hoogte wordt uitgestraald in de wijk Vossenpels op zijn vroegst 150 meter voorbij de winterdijk het niveau van water of grond in de uiterwaarden. Op deze afstand is de lichtsterkte zeer zwak geworden. Alle het overige licht in de wijk, dat beneden 6 meter hoogte wordt uitgestraald, wordt afgeschermd door de winterdijk en bereikt het natuurgebied nooit. Effecten van licht hangen af van intensiteit en kleurenspectrum, terwijl heldere lichtbronnen tot over grote afstand zichtbaar zijn (de Molenaar et al. 2005). Licht sluit beschermde waarden niet per se uit, immers in de Bovenste Polder bij Wageningen broedt de Kwartelkoning in een uiterwaarden grenzend aan bebouwing en een straat met straatlantarens (de Molenaar et al. 2005).
Geluid: Voor geluid werkt de dijk als een geluidswal. Als regel neemt geluidsterkte met ongeveer 6 decibel af bij verdubbeling van de afstand tot de bron. Om bovenop de winterdijk de voor veel vogels geldende drempelwaarde van 45 dB te overschrijden (Reijnen et al. 1992), moet een geluidsbron in Vossenpels minstens een sterkte hebben van 100 dB (vergelijkbaar met het geluid van een autotoeter of sirene). Deze geluidssterkte zal tijdens de aanbouw en aanwezigheid van de wijk zelden optreden. Om in het natuurterrein voorbij de winterdijk de waarde van 45 dB te veroorzaken is in de wijk een nog veel luidere bron nodig. Daarmee vormt geluid geen serieuze oorzaak van verstoring.
Beweging: Als ervan wordt uitgegaan dat werktuigen tijdens de bouw slechts zelden hoger zijn dan 12 meter, zullen soorten in de uiterwaarden de bewegingen van deze werktuigen (vrachtwagens, hijskragen, etc.) niet kunnen waarnemen binnen de eerste 150 meter na de winterdijk, omdat het zicht op deze werkzaamheden door de winterdijk wordt afgeschermd. Op afstanden verder dan 150 meter van de winterdijk zijn hoger bewegende delen (kranen) wel waarneembaar, maar dan is de afstand tot de wijk ondertussen meer dan 300 meter. Dit is een afstand waarboven de meeste vogels niet op bewegende objecten reageren (Krijgsveld et al. 2008). Wandelaars en verkeer op de winterdijk zelf zullen zeer zeker meer effect hebben. Het is daarom niet aannemelijk dat bouwgerelateerde bedrijvigheid en beweging in de wijk Vossenpels de natuur in de uiterwaarden visueel zal verstoren.
Recreatie: De inwoners van de wijk Vossenpels zullen naar verwachting recreatief gebruik gaan maken van de uiterwaarden. De uiterwaarden ten oosten van Vossenpels zijn relatief slecht ontsloten en zullen slechts weinig invloed ondervinden.
Stikstof: De depositie van stikstof zal licht toenemen als gevolg van een toename van het verkeer in de wijk Vossenpels en op de Prins Mauritssingel. De uiterwaarden zijn dynamische ecosystemen. Door natuurlijke hoge niveaus van stikstof in het water tijdens overstromingen, komen in de uiterwaarden geen habitattypen voor die zeer gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Het is relevant om in het kader van het verkeer in de hele Waalsprong in de toekomst onderzoek te doen naar cumulatieve effecten van alle wijken gezamenlijk op de stikstofdepositie.
Passende beoordeling Dijkteruglegging bij Lent
In april 2011 is in het kader van de Dijkteruglegging bij Lent een passende beoordeling gepubliceerd () van de potentiele effecten van het graven van een extra nevengeul en de aanleg van beperkte bebouwing op het ontstane schiereiland. Hierbij zijn effecten beoordeeld op het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Waal ten westen van de Waalsprong en het Natura 2000-gebied Gelderse Poort ten oosten van de Waalsprong. De aanleg van een nevengeul gaat gepaard met majeure cultuurtechnische ingrepen in het landschap van de uiterwaarden. Daarbij zijn negatieve effecten op korte termijn niet te vermijden, terwijl op de lange termijn veel natuurdoelen in de Natura 2000-gebieden zullen profiteren van de ingrepen.
De passende beoordeling in het kader van de Dijkteruglegging bij Lent biedt handvatten voor het beoordelen van externe effecten van de wijk Vossenpels. Het plangebied van de Dijkteruglegging strekt zich namelijk naar het noordoosten uit, tot voorbij de wijk Vossenpels. Om deze reden zijn een aantal conclusies uit de passende beoordeling, waarbij het om veel zwaardere beïnvloeding gaat, ook relevant voor Vossenpels.
Bij onderzoek in het kader van de passende beoordeling (Nijmegen 2011) zijn tijdens een inventarisatie in 2009 in de Gelderse Poort geen aangewezen broedvogels waargenomen in het plangebied van de Dijkteruglegging bij Lent. Dit werd geweten aan de afwezigheid van geschikt biotoop/habitat en aan verstoring door recreanten en verkeer. In het gebied komen wel overige water- en weidevogels voor: Fuut, Aalscholver, Kleine zwaan, Kolgans, Grauwe gans, Smient, Krakeend, Wintertaling, Pijstaart, Slobeend, Tafeleend, Nonnetje, Meerkoet, Kievit, Grutto en Wulp.
Bij de passende beoordeling van de Dijkteruglegging Lent () zijn effecten beoordeeld van verstoring door recreatie, verstoring door evenemententerrein, verstoring door verkeer, verdichting van het landschap (bebouwing) en effecten van gebruik van machines. Een korte opsomming van de conclusies is weergegeven in onderstaande tabel:.
recreatie | De mens is welkom in het dynamische natuurgebied en het hele gebied is vrij toegankelijk voor recreanten. Het gebied fungeert als recreatiegebied en uitloopgebied. Er worden paden, zandstrandjes en voorzieningen zoals BBQ-plaatsen en horeca gecreëerd. Recreatie neemt toe na de Dijkteruglegging. Dit kan een negatief effect hebben op de (ontwikkeling van) natuurwaarden in het gebied. Het rapport (Nijmegen 2011) concludeert dat “voor alle soorten vogels die in het plangebied voorkomen, is sprake van enige mate van verstoring zowel door land- als waterrecreatie”. Negatieve effecten zijn “beperkter in de Lentse waard” dan in de Oosterhoutse waard. |
evenemententerrein | Het evenemententerrein ligt deels in de zone die al verstoord wordt door de tweede stadsbrug. Het verlies aan broedgebied (door lawaaibelasting) is hiervoor al (deels) gecompenseerd. Omdat effecten op doelsoorten niet zijn uit te sluiten zijn mitigerende maatregelen nodig, waaronder kampeerterrein zo dicht mogelijk bij de tweede stadsbrug aanleggen. |
verstoring door geluid van verkeer en ander werkzaamheden | Dit heeft vooral betrekking op de tweede stadsbrug, waarvoor is voorzien in een compensatie van 30 ha natuurgebied. Drempelwaarden voor geluid liggen voor de meeste soorten rond de 45 dB(A). In worst-case situatie kan een scheidingsinstallatie zorgen voor geluid dat maximaal 500-700 meter vanaf het terrein nabij de stadsbrug reikt. |
verdichting van het landschap | Door toelaten van meer natuurlijke processen zal er ruimte komen voor meer riet, ruigte en deels ook bomen. Daarnaast is er bebouwing op het eiland voor Lent. Voor verstoring door bebouwing wordt een verstoringszone van 250 meter gehanteerd (Werkplan weidevogels in Friesland 2007-2013). |
verstoring tijdens aanlegwerkzaamheden | Effecten van inzet van materiaal (geluid en beweging) op de omgeving zijn niet te vermijden. “De verwachting is dat de soorten tijdelijk elders langs de Waal terecht kunnen”. Van het totale gebied Gelderse Poort grenst alleen het uiterste zuidwesten aan de Waalsprong. De verwachting is dat bewegingen “andere factoren als geluid en licht zullen overschaduwen”. Veel soorten hebben verstoringsafstanden van 100-300 meter. Voor ganzen gelden grenzen tot 500 meter. |
Conclusies uit passende beoordeling voor effecten op Natura 2000-gebied Gelderse poort
De Dijkteruglegging heeft geen negatieve effecten op de habitattypen. Omdat geen van de habitatsoorten werden aangetroffen binnen het plangebied, zijn negatieve effecten van de Dijkteruglegging uitgesloten. De aanleg van nieuw habitat zal wel positieve effecten kunnen hebben op de Zeeprik, de Rivierprik, de Elft, de Zalm en de Bittervoorn. Voor alle broedvogels zijn negatieve effecten uit te sluiten. De soorten komen in het gebied niet voor en het broedgebied komt niet tot ontwikkeling. Daarbij liggen de huidige broedgebieden 500 meter van de grenzen van het plangebied. Het gaat daarbij om Dodaars, Aalscholver, Roerdomp, Woudaapje, Zwarte stern, Blauwborst en Grote karekiet. Geluid van een scheidingsinstallatie zou in het slechtste geval kunnen reiken tot aan de noordoost grens van het plangebied van de Dijkteruglegging. Dit betreft geen gebieden die zeer geschikt zijn voor vogels. In het algemeen wordt ook na beoordeling van cumulatieve effecten (samenhang met andere projecten langs het traject van de Waal) geconcludeerd dat op geen van de instandhoudingsdoelen van de Gelderse Poort permanente negatieve effecten zijn te verwachten.
Conclusie
De aanleg van Vossenpels veroorzaakt veel minder ingrijpende invloeden op het Natura 2000-gebied van de Gelderse Poort dan de aanleg van de Dijkteruglegging bij Lent. Een uitgebreide passende beoordeling van de Dijkteruglegging laat zien dat geen permanente negatieve effecten zijn te verwachten. Daarnaast is in deze rapportage een korte onafhankelijke beoordeling uitgevoerd van externe effecten van Vossenpels. Zowel de onafhankelijke beoordeling als de vergelijking met effecten van de Dijkteruglegging bij Lent laten zien dat de aanleg van Vossenpels geen negatieve effecten zal hebben op de beschermde waarden in het Natura 2000-gebied van de Gelderse Poort. Daarbij doet zowel deze studie als de passende beoordeling geen uitspraken over mogelijke effecten van een toename van stikstofdepositie door verkeer in alle wijken van de Waalsprong gezamenlijk.
5.2 Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd.
Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie.
Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden.
Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. Zeker in de relatief stenige omgeving rond dit project kan het microklimaat extremer zijn en tot hinder leiden.
In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op.
Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen.
Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabelere woning.
Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld worden gebracht.
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor Koude-Warmte opslag. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
5.3 Geluid
Het plangebied ligt binnen de geluidszones van de Turennesingel, de Laauwikstraat en de Vossenpelsestraat. Binnen de zone van een weg bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB voor woonbestemmingen. Onder voorwaarden kunnen hogere geluidsbelastingen worden toegestaan. De hoogst toelaatbare geluidsbelasting is 63 dB voor nieuwe woningen langs bestaande wegen. Alleen bij de eerstelijns bebouwing langs een weg zijn geluidsbelastingen boven de 48 dB acceptabel. Bij de woningen achter de eerstelijns bebouwing mag de geluidsbelasting dus niet hoger zijn dan 48
Uit akoestisch onderzoek blijkt dat op de grenzen van de bouwblokken langs de Turennesingel, de Laauwikstraat en de Vossenpelsestraat de geluidsbelasting hoger is dan 48 dB. De maximale geluidsbelasting bedraagt:
51 dB vanwege de Turennesingel;
55 dB vanwege de Laauwikstraat;
55 dB vanwege de Vossenpelsestraat.
Om woningbouw mogelijk te maken moet een hogere waardenprocedure worden doorlopen. Deze procedure loopt parallel aan de bestemmingsplanprocedure.
In het hogere waardenbesluit staat de maximale geluidsbelasting per wegvak en het aantal woningen waarvoor een hogere waarde wordt aangevraagd. Het aantal woningen waarvoor een hogere waarde wordt aangevraagd is gebaseerd op stedenbouwkundige schetsen en aannames. Een definitief stedenbouwkundig ontwerp is nog niet beschikbaar. De hogere waarden gelden alleen voor de eerstelijns bebouwing langs een weg. Aan de woningen waarvoor een hogere waarde is verleend worden aanvullende eisen gesteld. Deze eisen staan in het hogere waardenbesluit. Het akoestisch onderzoek maakt onderdeel uit van het hogere waardenbesluit.
5.4 Bodem
Historie
Vóór de jaren 40 was het gebied overwegend in gebruik als boomgaard met aan de wegen een aantal huizen. Zo rond de jaren 40 zijn in het Vossenpelsgebied kassen gebouwd, die in de loop der jaren omvangrijk zijn uitgebreid. De kassen werden met name gebuikt voor de teelt van (pot)planten. Recentelijk zijn vele van deze kassen weer gesloopt.
Uitgevoerde bodemonderzoeken
In het gebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Ze zijn in bijlage 2 opgesomd.
Alle rapportages zijn digitaal beschikbaar via de koppeling http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/####.pdf .
Op alle locaties waar de bodemrapportages ouder waren dan 5 jaar of niet specifiek op bestrijdingsmiddelen was onderzocht is in 2011 een actualiseringsonderzoek uitgevoerd.
Algemene bodemkwaliteit
Uit de bodemrapportages blijkt dat de grond licht verontreinigd is met zware metalen, PAK's en chloorbestrijdingsmiddelen (drins en DDT, DDE en DDD). Het grondwater is _plaatselijk licht verontreinigd met zware metalen, vluchtige aromaten en gehalogeneerde koolwaterstoffen.
Algemene bodemkwaliteit
Uit de bodemrapportages blijkt dat de grond licht verontreinigd is met zware metalen, PAK's en chloorbestrijdingsmiddelen (drins en DDT, DDE en DDD). Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met zware metalen, vluchtige aromaten en gehalogeneerde koolwaterstoffen.
De diffuus verontreinigde grond leidt niet direct tot beperkingen, maar kan wel tot stijging van de kosten leiden indien de grond vrijkomt en elders moet worden afgezet. Daarom wordt tijdens het bouwrijpmaken de vrijkomende grond weer in het gebied toegepast. Voor de bodemkwaliteit van deze grond bestaan er vanuit de Wet Bodembescherming geen actuele humane risico's.
Locale verontreinigingen en bodemsanering
In onderstaande tabel zijn de gevallen van ernstige bodemverontreiniging samengevat. In de tabel is het oppervlakte, maximale verontreinigingsdiepte en het bodem volume van de verontreiniging opgegeven. Bovendien is vermeld met welke stoffen de bodem verontreinigd is. De plaats waar deze verontreiniging aanwezig zijn, is in bijlage 2 op tekening weergegeven.
Locatie | Oppervlakte (m2) | Max. diepte (m) | Volume (m3) | Stoffen |
Laauwikstraat 67 | 180 | 0,5 | 50 | Drins en asbest |
Laauwikstraat 92 | 4471 | 0,25 | 1043 | DDE en DDT |
Steltsestraat 105 | 2904 | 0,5 | 1452 | Drins |
Vossenpelssestraat 15 | 2615 | 0,5 | 1040 | Drins |
Voor de bodemsanering van de gevallen van ernstige bodemverontreiniging binnen het exploitatiegebied van de GEM Waalsprong is op 16 december 2011 een BUS-melding ingediend. De saneringsaanpak bestaat uit een ontgraving tot het niveau van de terugsaneerwaarde(locale maximale waarden). De planning is dat de bodemsanering rond maart/april 2012 is afgerond.
5.5 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriele regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
(a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit en
(b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden voor de volgende stoffen: stikstofdioxide (NO2); fijn stof (PM10); benzeen (C6H6); zwaveldioxide (SO2); koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP). In Nederland worden in het algemeen alleen voor NO2 en PM10 mogelijk overschrijdingen verwacht.
De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.
Getalsmatig kan de normering voor NO2 en PM10 als volgt weergegeven worden:
norm | ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 | 40 ug/m3 | 1-1-2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ug/m3 | 1-6-2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 | 1-6-2011 |
Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:
- aannemelijk is gemaakt dat het plan niet leidt tot het overschrijden van een grenswaarde (vanaf ingangsdatum) danwel niet leidt tot een toename van reeds bestaande overschrijding van een grenswaarde;
- aannemelijk is gemaakt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; danwel bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit, door een met het plan samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (saldering);
- aannemelijk is gemaakt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen (zgn. NIBM-plan);
- (art. 5.16 lid 1 onder d Wm) de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd is genoemd, beschreven ofwel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een vastgesteld programma, bijvoorbeeld het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).
Een IBM-plan mag geen bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit op plaatsen waar de grenswaarden overschreden worden of dreigen te worden. Indien door een IBM-plan wel een bijdrage geleverd wordt aan een verslechtering boven de grenswaarde, dan moet aan het plan maatregelen gekoppeld worden om deze bijdrage te compenseren.
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Het NSL is een programma als bedoeld in artikel 5.16 lid 1 onder d Wm. Het NSL bevat een pakket van ruimtelijke ontwikkelingen c.q. projecten (Bijvoorbeeld (rijks)wegen, woningen, landbouw en industrie) en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met deze maatregelen zal Nederland tijdig aan de Europese luchtnormen voldoen. Deze maatregelen zijn onder meer: nationale, generieke maatregelen van het Rijk (stimulering roetfilters, belastingvoordeel voor schone auto's, etc.) en daarnaast maatregelen op het hoofd- of onderliggend wegennet zoals doorstromingsmaatregelen, snelheidsverlaging en schermen.
Het plangebied Vossenpels Zuid past binnen het woningbouwproject “Nijmegen Waalsprong”, dat als IBM-project opgenomen is in dit NSL onder IB-nr. 279. Tevens is de hoofdinfrastructuur van de Waalsprong (o.a. Nijmegen Stadsas onder IB-nr. 298, nu geheten Prins Mauritssingel) onderdeel van het NSL. Ten behoeve van de definitieve vaststelling van het NSL is het rekeninstrument Saneringstool (versie 3.1) ontwikkeld. De omvang van “de saneringsopgave” voor luchtkwaliteit wordt met dit instrument op een eenduidige en uniforme wijze in kaart gebracht. Het positieve effect op de luchtkwaliteit van de maatregelen is bepaald door middel van de Saneringstool 3.1. In deze Saneringstool leidt het inbrengen van de IBM-projecten in Nijmegen alsmede de voorgestelde maatregelen tot het tijdig oplossen van de knelpunten in de luchtkwaliteit in Nijmegen.
Het onderhavige bestemmingsplan voldoet met haar projectkenmerken aan de in het NSL opgenomen projectkenmerken. In de gebruikte verkeersmodellen voor de Saneringstool (versie 3.1) zijn de verkeerseffecten opgenomen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in Nijmegen (waaronder de eerdergenoemde in het NSL opgenomen IBM-projecten. Het onderhavige bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitsnormen en kan derhalve worden gerealiseerd.
Ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
- geen afstandscriterium;
- niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1e lijnsbebouwing);
- GGD Amsterdam heeft het advies “niet in 1e lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.
Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze GGD-richtlijnen.
Binnen en nabij het plangebied liggen geen drukke gemeentelijke wegen, zodat dit aspect niet relevant is en geen belemmering oplevert voor dit plan.
Op de Laauwikstraat bedragen de huidige intensiteiten tussen 9000 en 5000 mvt/etm afhankelijk van de preciese locatie. Op de Vossepelssestraat bedraagt de intensiteit ca. 5500 mvt/etm.
De intensiteiten op Laauwikstraat (zie ook bijlage 2, raadsvoorstel en besluit 6 juli 2011 inzake "Dorpensingel Oost") en Vossenpelsestraat zullen in 2020 naar verwachting verder zakken .
5.6 Brandveiligheid
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in gebouwen goed aansluiten op de omgeving.
Op basis van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar.
Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen beperkingen.
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke bluswatervoorziening dient voor deze bestemmingen minimaal 30 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van de gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen.
Indien niet door middel van brandkranen in deze bluswaterbehoefte voldaan kan worden dan dient in overleg met de brandweer naar alternatieven gekeken te worden.
Er wordt van uitgegaan dat bij verdere uitwerking aan deze voorwaarden voldaan wordt.
Bereikbaarheid
De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot de (brandweer)toegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Het is van belang dat de panden in de wijk langs twee onafhankelijke routes bereikbaar zijn .Doodlopende wegen dienen dan ook in principe vermeden te worden (voor korte stukken tot 40 meter acceptabel).
Indien men voor een beperkt aantal woningen desondanks toch een doodlopend einde over een grotere afstand wil realiseren, dan dient er een keervoorziening beschikbaar te zijn. In voorkomende gevallen dient overleg met de brandweer plaats te vinden.
Er wordt van uitgegaan dat bij verdere uitwerking aan deze voorwaarden voldaan wordt.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in de 'Nijmeegse Bouwverordening' (artikel 2.5.3 en artikel 5.1.2) en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
Hoofdstuk 6 Plansystematiek En Bestemmingen
6.1 Mate Van Globaliteit Van Het Bestemmingsplan
In het plan is gekozen voor een globaal eindplan. De bestaande wegen (Laauwikstraat, Vossenpelsestraat) zijn gedetailleerd vastgelegd, maar dit geldt niet voor de ontsluiting van het ontwikkelgebied. Hiervoor zijn binnen de bestemming Gemengd 2 vlakken opgenomen met de aanduiding "os". Voorts zijn de bouwvlakken van de bestaande bebouwing aangeduid op de verbeelding.
6.2 Algemeen
Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en daarop betrekking hebbende regels de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.
De gemeente Nijmegen hanteert een eigen handboek "Standaard bestemmingsplan gemeente Nijmegen" als uitgangspunt voor het opstellen van regels. In de volgende paragraaf worden de gebruikte bestemmingen nader toegelicht. Hieronder wordt een toelichting gegeven op welke wijze een en ander in de regels is vastgelegd. De regels zijn als volgt ingedeeld:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat een tweetal artikelen. In het eerste artikel zijn de noodzakelijke begripsomschrijvingen opgenomen welke worden gebruikt in de regels. Het tweede artikel regelt hoe gemeten wordt.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de in het plangebied aanwezige bestemmingen. Per bestemming worden de doeleinden (functies) ten aanzien van de specifieke bestemming met eventuele ondergeschikte doeleinden beschreven, is er een bebouwingsregeling opgenomen en worden eventuele afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden weergegeven.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat bepalingen die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:
- antidubbeltelregel;
- algemene bouwregels;
- algemene gebruiksregels;
- algemene aanduidingsregels;
- algemene afwijkingsregels;
- algemene wijzigingsregels;
- overige regels.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat bepalingen die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de overgangsregeling en de slotbepaling.
6.3 Artikelsgewijze Toelichting
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
In artikel 1 is een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen welke worden gebruikt in de regels.
Artikel 2 regelt de wijze van meten.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In het bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen, die in de onderstaande artikelen van regels zijn voorzien:
Functie | Gemengd 1 | randtotaal | Gemengd 2 | rand totaal | Gemengd 3 | rand totaal |
Wonen | ja | ja | Ja | |||
Kantoren | Ja, max. 350 m2 | n.v.t | ja, max 350 m2 | n.v.t | Ja, max. 350 m | n.v.t |
Dienstverlening | Ja | n.v.t | Ja | n.v.t | Ja | n.v.t |
Beroep en bedrijvigheid | Categorie 1 en 2 | n.v.t | Categorie 1 en 2 | n.v.t | Categorie 1 en 2 | n.v.t |
Maatschappelijke voorzieningen | Ja, max. 200 m2 | n.v.t | Ja, | n.v.t | Ja, | n.v.t |
Cultuur en ontspanning | Nee | n.v.t | Ja, max. 150 m2 | n.v.t | Ja, max 150 m2 | n.v.t |
Detailhandel | Nee | n.v.t | Ja, max 150 m2 | 300m2 | Ja, max 150 m2 | 300 m2 |
Horeca | Ja, max 100 m2 | n.v.t | Nee | n.v.t | Max. 100 m2 (eventueel tot 150 m2) | 350 m2 |
Tabel: mogelijkheden per Bestemming Gemengd
Artikel 3 Gemengd 1
Het gebied Vossenpels telt 24 bestaande woningen (met bijbehorende gronden) die samen bijna 30% van het plangebied beslaan. De bewoners, waarvan een deel voormalige tuinders, hechten aan een groene en gevarieerde woon- en leefomgeving.
Middels de bestemming Gemengd 1 worden de bestaande woningen positief bestemd. Tevens worden enkele mogelijkheden voor functieverandering geboden, waaronder gebruik ten behoeve van maatschappelijke doeleinden (tot 200 m2) of kleinschalige kantoren (al dan niet aan huis gebonden). Hiervan kunnen de zittende bewoners desgewenst gebruik maken.
Artikel 4, Gemengd 2
De bestemmingen Gemengd 2 en Gemengd 3 zijn op ontwikkelgebied gelegd. Toegestane functies zijn o.a. wonen, kantoren tot maximaal 350 m2, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Voor detailhandel geldt een randtotaal zoals opgenomen in de tabel.
Artikel 5, Gemengd 3
Toegestaan zijn binnen deze bestemming onder meer:
- a. wonen, kantoren tot maximaal 350 m2, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
- b. detailhandel, met uitzondering van een supermarkt;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor zelfstandige horecabedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b en 2a van de Staat van horeca-activiteiten met bijbehorende terrassen met een maximum van 100 m2;
Op het zogenoemde "Vitens-terrein" (ten oosten van de Vossenpelsestraat) is eveneens een bestemming Gemengd 3 gelegd (en deel Gemengd 1). Het bebouwingspercentage maakt niet meer bebouwing mogelijk dan het vigerend bestemmingsplan. Dat kende een ruim bouwvlak met bestemming Bedrijven. De maximale toegestane hoogte van bebouwing is, ten opzichte van het vigerend plan Vossenpels, herziening Sportpark, teruggebracht van 15 naar 11 m voor Gemengd 3.
Voor detailhandel en horeca gelden randtotalen qua totaal aantal toegestane m2 bvo.
Als algemeen uitgangspunt geldt dat de maximale bouwhoogte in Gemengd 3 maximaal 11 meter is. Dit is om het ontspannen karakter van de wijk te waarborgen. De gebouwen van woongemeenschap vormen samen een compositie. Dit is de aanleiding voor een uitzonderingssituatie. Via binnenplanse afwijking is ter plaatse van zone met specifieke bouwaanduiding een afwijkende bouwhoogte mogelijk.
Artikel 6, Natuur
Deze bestemming is gelegd op het achterterrein van het zogenoemde Vitens-perceel. De bestemming is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Vossenpels, herziening Sportpark en conform het provinciaal beleid voor dit gebied.
Artikel 7, Verkeer
Deze bestemming is gelegd op de bestaande wegen. Dit betreffen de Vossenpelssestraat en de Laauwikstraat, de Bekkersland.
Tevens is deze bestemming gelegd op een bestaande pad aan de westzijde van het plangebied.
Artikel 8, Wonen
Deze bestemming is gelegd op enkele percelen aan de rand van het plangebied
Artikel 9, Tuin
Deze bestemming geldt voor het voorerf van bestaande woningen aan de rand van het plangebied.
Artikel 10, Groen
Deze bestemming is gelegd op gronden in de noordwestelijke hoek van het plangebied, waar op dit moment geen ontwikkelingen zijn voorzien.
Artikel 11 en 12, Waarde - Archeologie 2 en 3
De gemeente Nijmegen heeft een archeologische beleidskaart waarop de archeologische waarde van het gemeentelijke grondgebied is weergegeven. De beleidskaart onderscheidt in totaal vijf archeologische waarden, van 0 tot en met 4.
Waarde 0 wordt toegekend aan gronden die al volledig verstoord zijn. Hier zijn geen archeologische waarden (meer) aanwezig. Waarde 1 wordt toegekend aan gronden die niet verstoord zijn, maar waarvan al wel bekend is dat hier geen archeologische waarden aanwezig zijn. Waarden 0 en 1 behoeven geen speciale bescherming en worden daarom niet in het bestemmingsplan doorvertaald.
Waarde 2 wordt toegekend aan gronden waarvoor een hoge verwachting op potentieel behoudenswaardige vindplaatsen bestaat. Waar potentieel behoudenswaardige vindplaatsen aanwezig zijn, geldt waarde 3. Tenslotte wordt waarde 4 gebruikt voor archeologische rijksmonumenten. Deze laatste komen in het plangebied echter niet voor. Binnen het plangebied zijn overwegend gronden aanwezig die waarde 2 of waarde 3 hebben. De archeologische waarde van deze gronden wordt in bestemmingsplan doorvertaald in de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3.
Het verschil tussen Waarde - Archeologie 2 en 3 is er in gelegen dat bij Waarde - Archeologie 2 geen grondwerk mag worden verricht dieper dan 0,30 m onder maaiveld. Vanwege de hoge archeologische waarde is bij Waarde - Archeologie 3 geen dieptemaat opgenomen voor grondwerken. Er mag ook in de bovengrond niet zonder meer grondwerk plaatsvinden.
Bouw- en aanlegactiviteiten zijn afhankelijk gesteld van een omgevingsvergunning. Bij het verlenen hiervan moet het bevoegd gezag advies inwinnen bij de gemeentelijke archeoloog.
Bij de bestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3 zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de dubbelbestemmingen in voorkomende gevallen van vorm en omvang te wijzigen of in hun geheel te verwijderen. Hier kan aanleiding toe bestaan wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden niet of niet meer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 7 Financiële Uitvoerbaarheid
7.1 Publiek-private Samenwerking
Voor de uitvoering van de plannen voor de Waalsprong is de gemeente Nijmegen een publiek private samenwerking (PPS) aangegaan met projectontwikkelaars en woningcorporaties.
Hiertoe zijn in 1994 in eerste instantie een intentieovereenkomst en later een samenwerkingsovereenkomst gesloten. De samenwerking richt zich op de realisering van circa 12.000 woningen met de bijbehorende infrastructuur en voorzieningen in het Waalspronggebied. Op basis van de samenwerkingsovereenkomst zijn verschillende organisaties opgericht. Bij de opstelling en realisering van voorliggend bestemmingsplan is de Grondexploitatie Maatschappij Waalsprong bv (GEM) betrokken.
De grondexploitatie van het deelgebied Vossenpels Zuid geschiedt voor rekening en risico van de GEM; door de gemeente worden geen tekorten afgedekt. Om tot een sluitende totale grondexploitatie voor de gehele Waalsprong te komen, zullen partijen de aanvankelijke winsten in de GEM reserveren ter dekking van de nadien optredende tekorten. Op deze manier wordt een sluitende grondexploitatie gegarandeerd.
Uitgangspunt is een in financieel-economisch opzicht haalbaar bestemmingsplan. Met de huidige inzichten van de GEM ten aanzien van de financieel-economische haalbaarheid is dit op basis van het beoogde (woningbouw)programma veiliggesteld.
7.2 Grex-wet
Indien alle gronden in gemeentelijk eigendom zijn, is een exploitatieplan niet nodig. Via de gronduitgifte kan immers kostenverhaal plaatsvinden.
Hoofdstuk 8 Procedures En Communicatie
8.1 Inspraak
De Nijmeegse inspraakverordening schept in dit geval geen verplichting tot inspraak.
8.2 Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke Ordening in vooroverleg toegestuurd aan de betreffende personen en instanties.
Ingevolge 3.1.6 Bro dienen de uitkomsten van het krachtens 3.1.1 Bro gevoerde vooroverleg terug te keren in de toelichting van het ontwerp plan.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat de Inspectie Leefomgeving en Transport de gemeente Nijmegen op 21 december 2011 heeft laten weten dat de VROM-Inspectie inhoudelijk niet meer zal reageren op het plan dat conform artikel 3.1.1. Bro of artikel 5.11. Bro aan ter advisering wordt aangeboden. In plaats van toetsing vooraf kiest het rijk voor systeem- of themagerichte onderzoeken achteraf.
De buurgemeente Lingewaard stelt dat "beide gemeenten in goed overleg, gezamenlijk aan de verbetering van HOV-, fiets-, en autoverbindingen werken" .Afgesproken is om gezamenlijk en gelijktijdig een ontwerp voor de Dorpensingel aan de gemeenteraden te presenteren met als discussiepunt een “knip” in de bestaande route.In tegenstelling tot gemaakte afspraken is, in de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen dat er een knip komt in de Vossenpelsestraat. Tevens wordt om overleg verzocht.
De gemeente Nijmegen is voornemens aan het verzoek om overleg gehoor te geven.
Het Platform Waalsprong vindt, met betrekking tot de gewenste detailhandelsstructuur, de verwijzing naar het Advies Detailhandelsstructuur van Droogh Trommelen en Broekhuis uit 2004 wat gedateerd. Op initiatief van de GEM Waalsprong heeft inmiddels in augustus 2011 een herijking plaats gevonden. Het ligt meer voor de hand daaraan te refereren.
Op basis van het advies van Droogh Trommelen wordt gesteld dat de huidige supermarkt langer gehandhaafd kan blijven. Momenteel zijn echter ook de voorbereidingen voor het bestemmingsplan Kern Lent en Visveld in een vergevorderd stadium. Daarin is opgenomen dat de supermarkt zal worden verplaatst en dat de functie van het achterblijvende pand zal worden gewijzigd. Slechts maximaal 200 m2 detailhandel blijft op het perceel mogelijk en een supermarkt is niet toegestaan. Ook is in het bestemmingsplan Kern Lent en Visveld opgenomen dat de detailhandelsfunctie wordt verwijderd van die panden, die weliswaar een detailhandelsfunctie hebben maar er op dit moment geen gebruik van maken. Het uitoefenen van detailhandel in de kern Lent (nabij de Vossenpels) wordt daarmee voor een deel actief onmogelijk gemaakt.
In het kader van het voorontwerp bestemmingsplan Kern Lent en Visveld het Platform bezwaar gemaakt tegen de plannen met betrekking tot de detailhandel. Dit omdat het beleid dienaangaande haaks staat op de visie Kern Lent, die sinds het jaar 2000 is ontwikkeld.
De kern Lent is de vaste factor in de plannen voor de Waalsprong. Het gaat ons absoluut te ver om daar de detailhandel, die er "altijd" al is geweest weg te bestemmen en even verderop nieuwe detailhandel te realiseren.
Het Platform dringt er verder op aan om de beide plannen (Kern Lent/Visveld en Vossenpels Zuid) zorgvuldig naast elkaar te leggen. Bestaande voorzieningen onmogelijk maken om ze elders, op een steenworp afstand, weer toe te staan is - in onze ogen - een onjuiste beslissing.
De gemeente is van mening dat een belangrijk deel van de bezwaren betrekking hebben op het naastgelegen bestemmingsplan Kern Lent. Uitgangspunt bij dat plan, waarover het College naar verwachting begin februari 2012 een besluit neemt, is om bezwaarmakers tegemoet te komen zodat gevoeglijk niet meer gesproken kan worden over "onmogelijk maken van bestaande voorzieningen om ze vervolgens elders, op een steenworp afstand, weer toe te staan". De bestaande supermarkt Jan Linders mag overigens op basis van het overgangsrecht ook de bedrijfsvoering voortzetten.
De opmerkingen van het Platform zijn voor de gemeente aanleidingen geweest randtotalen op te nemen voor het aantal toegestane m2 detailhandel (en ook horeca) voor de ontwikkelbestemmingen Gemengd 2 en Gemengd 3.
De provincie Gelderland constateert dat in het voorontwerp geen provinciale belangen in het geding zijn. De provincie vraagt zich echter af of het wijs is, mede in relatie tot de plannen voor de Citadel, om in dit bestemmingsplan kleinschalige kantoren in alle bestemmingen “gemengd” mogelijk te maken. De kantorenmarkt is dermate stabiel dat elk nieuw kantoor een ander kantoor overbodig maakt.
De gemeente merkt op dat de plannen voor de Citatel voorlopig niet opgestart zullen worden. Voorts is in het voorliggende plan bewust gekozen voor onderlinge uitwisselbaarheid van functies. Hiermee kan flexibel worden ingespeeld op nieuwe trends, zoals ook de vraag naar moderne kantoorlocaties in het overgangsgebied van tradionele woonwijken naar landelijk gebied. Het ligt niet voor de hand dat Vossenpels Zuid geheel zal worden ingevuld met kantoren. Hooguit zal verspreid in het gebied hier en daar een solitaire, kleinschalige kantoorvestiging ontstaan. Vossenpels zal een gemengde wijk worden, geen monofunctionele wijk.
Het Waterschap Rivierenland stelt voor de tekst bij Ontwerp, sub 'ontwerp afwatering de zin dat de bestaande A-watergangen hun status behouden met uitzondering van het oostelijk deel van watergang 107627 A " te veralgemeniseren.
Op de verbeelding hebben alle huidige sloten de dubbelbestemming water gekregen. Hierbij plaatst het WSRL 2 kanttekeningen:
- 4. Op dit moment loopt er nog overleg met de GEM over de status van de verschillende watergangen. Dit kan van invloed zijn op de dubbelbestemmingen.
- 5. De singel aan de westzijde van het plan maakt onderdeel uit van het reeds gerealiseerde systeem voor Waalsprong, conform het WIW 2009 dat onderdeel is van de overeenkomst tussen gemeente Nijmegen, GEM Waalsprong en WSRL. Deze singel met oever valt eveneens binnen de begrenzing van het voorontwerp bestemmingsplan Nijmegen Kern Lent – Visveld. De oever heeft hierin de enkelbestemming groen waarbij de gronden bestemd zijn voor onder andere wadi's, water en waterhuidhoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. Het water van de singel heeft hierin de enkelbestemming water waarin de gronden bestemd zijn voor onder andere de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijenen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken. Er moet op gelet worden dat onderhavig plan als laatste vastgesteld gaat worden om de gewenste bestemming te krijgen! Dat betekent eveneens dat om deze reden gekeken moet worden naar de berging van het totale Waalsprongsysteem. In de Toelichting c.q. de waterparagraaf is vastgelegd dat het waterschap het waterplan Vossenpels nog ter beoordeling en goedkeuring krijgt voorgelegd. Hierin zit de waterboekhouding voor de hele Waalsprong en de effecten die het aankoppelen van Vossenpels op het systeem Waalsprong, betekent.
Het WSRL stelt tenslotte voor de zin "Ter voorkoming van wateroverlast mag uitsluitend worden gebouwd en verharding worden aangelegd als de berekende retentiecapaciteit in oppervlaktewater, voor de berging van hemelwater, in dan wel buiten het plangebied gerealiseerd wordt" in de regels op te nemen.
De gemeente neemt laatstgenoemde suggestie over en voegt een dergelijke bepaling toe aan de algemene bouwregels. De resultaten van het overleg dat tussen partijen gaande is, zullen - indien mogelijk - worden verwerkt in het plan lopende de procedure.
8.3 Verdere Procedure
Het ontwerp bestemmingsplan zal ter inzage worden gelegd conform 3.8 Wro. Het ontwerp bestemmingsplan wordt daarmee voor een periode van 6 weken ter visie gelegd. Er vindt een informatieavond plaats over het bestemmingsplan. Er kunnen zienswijzen tegen het plan worden ingediend, waarna de raad zich zal moeten buigen over de vaststelling van het plan.
Eventueel beroep staat alleen open voor belanghebbenden. In verband met het van toepassing zijn van de Crisis en Herstelwet op dit plan, kunnen na afloop van de beroepstermijn geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.