Nijmegen Vossenpels Zuid - 2 (Vossenpelssestraat 11)
Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen
Vastgesteld op 07-03-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Vossenpels Zuid - 2 (Vossenpelssestraat 11) met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP22102-VG01 van de gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aangebouwd bijgebouw
een bijgebouw dat direct grenst aan een aan- of uitbouw en niet tevens aan het hoofdgebouw. Voor een aangebouwd bijgebouw geldt de definitie van een bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid.
1.7 aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Prostitutie is uitgesloten.
1.8 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
- het verlenen van diensten en/of;
- het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) en/of;
- het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend;
- het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast);
waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. Een seksbedrijf is uitgesloten.
1.9 achtergevel
de bestaande achtergevel.
1.10 achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan.
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.
1.12 archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.13 archeologische waarden
Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:
- archeologische verwachtingswaarden;
- vastgestelde archeologische waarden of resten.
1.14 archeologische verwachtingswaarde
de kans op archeologische vondsten of informatie.
1.15 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een certificaat conform de Erfgoedwet.
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.17 bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.
1.18 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.19 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.20 bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
1.21 beperkt kwetsbaar object
Onder beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
- hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
- sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen;
- sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbar object kunnen worden aangemerkt;
- bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
- objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.
1.22 beschermd stadsbeeld
stadsbeelden die overeenkomstig de bepalingen van de gemeentelijke monumentenverordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.
1.23 beschermd stadsgezicht
stadgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet is aangewezen, met ingang van de datum van publicatie van die aanwijzing in de Nederlandse Staatscourant.
1.24 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.25 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.26 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 BEVI-bedrijf
bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
1.28 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.29 bijgebouw
een, vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel, dat op de grond staat. Als functioneel ondergeschikt gebouw wordt verstaan een gebouw dat bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingsruimte. Als een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van volgens het bestemmingsplan toegelaten aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.
1.30 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.31 bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.
1.32 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.33 bouwkavel
aaneengesloten stuk grond bestaande uit één of meerdere kadastrale percelen waarop (deels) bebouwing mag plaatsvinden.
1.34 bouwkundige afscheiding
gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien er sprake is van zelfstandige bouwkundige eenheden die in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden zijn.
1.35 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Daar waar gesproken wordt over de 'eerste bouwlaag' wordt bedoeld de bouwlaag op (dan wel bij benadering op) de begane grond. De 'tweede bouwlaag' is de bouwlaag direct boven de 'eerste bouwlaag'.
1.36 bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.37 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.38 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.39 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.40 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.41 casino
een speelcasino zoals bedoeld in artikel 27 lid g van de Wet op de kansspelen, te weten de voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen.
1.42 centraal wonen
voor wonen bestemd gebouw, waarbij in het gebouw één of meer ontmoetingsruimte(n) aanwezig zijn.
1.43 cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.
1.44 cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speelautomatenhal, theater en wellness. Prositutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'.
1.45 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.46 dakterras
een terras op een plat dak.
1.47 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.48 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan grootschalige- en perifere detailhandel. Een supermarkt is uitsluitend toegestaan wanneer dit in de bestemming is aangegeven.
1.49 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.
1.50 erf
de gronden met eenzelfde bestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
1.51 escortbedrijf
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee.
1.52 evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
1.53 functiemengingsgebied
Bestaande gebieden met functiemenging of waar functiemenging wordt nagestreefd. Het gaat om gebieden waar bedrijven en/of andere milieubelastende functies in de nabijheid van woningen en/of andere milieugevoelige functies geaccepteerd worden. Het gaat veelal om kleinschalige functies, waarbij de activiteiten hoofdzakelijk inpandig en in de dagperiode plaatsvinden.
1.54 garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop (zowel nieuwe als gebruikte motorvoertuigen), onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.55 garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.
1.56 gebieden met een hoge archeologische verwachting
deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.
1.57 gebieden van zeer grote archeologische waarde
voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.
1.58 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.59 gebouwd terras
aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.60 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. verzorgingstehuizen;
- 5. psychiatrische inrichtingen;
- 6. kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
- I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
- II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.61 (geur)gevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt zoals bedoeld in Wet geurhinder en veehouderij.
1.62 gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.63 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.64 grootschalige detailhandel (gdv)
winkels met een ondergrens van 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlak, gebruikt voor de perifere vestiging van winkels in andere branches dan perifere detailhandel.
1.65 historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.
1.66 historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.
1.67 hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.68 hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en/of uitbouwen.
1.69 hoofdgebouw
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.
1.70 hoogwaardig openbaar vervoer
een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.
1.71 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.
1.72 hotel/pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.73 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.74 kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.
1.75 landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.76 kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.
1.77 kwetsbaar object
- woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.78 lichte bedrijvigheid
het op ambachtelijke, niet machinale, wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten voor zover deze qua uitstraling en hinder inpasbaar zijn in de woonomgeving, zoals een instrumentenatelier, poppenatelier, kledingatelier, kunstschildersatelier, reparatiebedrijf voor kleine huishoudelijke apparatuur, verhuur van kano's, waterfietsen, zeilbootjes, duikschool, boekenrestauratiebedrijf, fotoatelier, sieradenatelier, fysiotherapeut.
1.79 maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg), uitvaartcentrum en bibliotheek.
1.80 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.81 moestuin
gronden waarop op kleine schaal groenten, kruiden, bloemen en/of fruit worden verbouwd dan wel geteeld.
1.82 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.83 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van productie, distributie, winning, opslag of zuivering van gas, water of elektriciteit.
1.84 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.85 ondergronds bouwwerk
- a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.86 ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.87 ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.88 ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.89 oorspronkelijk hoofdgebouw
het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.
1.90 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.91 onzelfstandige woning
een woning waarbij een of meer voor bewoning noodzakelijke voorzieningen (zoals een keuken, douche en toilet) worden gedeeld met andere bewoners van het pand. Een onzelfstandige woning kan wel een eigen toegang hebben. Voorbeelden zijn kamerbewoning, een woongroep en een meergeneratiewoning.
1.92 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.93 overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.94 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.95 parkeerdak
plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden.
1.96 parkeergarage
onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren.
1.97 parkeren
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.
1.98 particulier opdrachtgeverschap
situatie waarbij de burger of een groep van burgers - in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst - tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning.
1.99 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.100 perifere detailhandel (pdv)
detailhandel die niet of moeilijk inpasbaar is in bestaande en/of traditionele winkelcentra vanwege de volumineuze aard van de goederen en vanwege de benodigde (wijze van) bevoorrading, zoals: detailhandel in keukens, tegels en sanitair, tuininrichtingsartikelen, bouwmarkten en woninginrichting.
1.101 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
1.102 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.103 prostituee
degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.104 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.
1.105 prostitutiebedrijf
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie.
1.106 raamprostitutiebedrijf
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats.
1.107 recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
1.108 seniorenwoning
woning bestemd voor zelfstandig wonende ouderen (55+).
1.109 seksbedrijf
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling. Onder een seksbedrijf wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.110 seksinrichting
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.
1.111 speelautomatenhal
een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.
1.112 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.
1.113 stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.
1.114 stadslandbouw
het telen, oogsten en afzetten van voedsel in of in de nabijheid van een stad.
1.115 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.116 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatieborden, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, abri's en dergelijke.
1.117 straatprostitutie
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
1.118 supermarkt
een grote zelfbedieningswinkel, vaak onderdeel van een supermarktketen, waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht. Kenmerkend voor een supermarkt is de aanwezigheid van de verschillende versafdelingen.
1.119 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.120 tuincentrum
een detailhandelsbedrijf, al dan niet geheel overdekt, waar het volledige assortiment aan levende en niet levende huis- en tuingerelateerde artikelengroepen alsmede daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen wordt aangeboden, waaronder snijbloemen, droogbloemen, (kunststof) planten, plantenbakken, potten en vazen, alsmede detailhandel in artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen, waaronder tuinmeststoffen, tuingereedschappen, bouwmaterialen voor de tuin, serres, hobbyschuurtjes, tuinmeubelen en tuinverlichting, alsmede detailhandel in dierbenodigheden.
1.121 uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.122 verblijfsgebied
binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.
1.123 verkoopstandplaats
voor het publiek toegankelijke en in de openbare ruimte gelegen plaatsen (buiten de markt) waar met een mobiele verkoopinrichting (zoals verkoopwagen, kraam of tafel) bedrijfsmatig goederen te koop worden aangeboden, goederen worden verstrekt of diensten worden verleend.
1.124 voorgevel
de bestaande voorgevel.
1.125 voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.126 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.127 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.128 winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.
1.129 wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot.
1.130 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen, niet zijnde een woonwagen of woonboot.
1.131 woonark
een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dat wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nachtverblijf.
1.132 woonboot
elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen. Hieronder vallen zowel woonschepen als woonarken.
1.133 woonschip
onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren.
1.134 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.135 zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
1.136 zeer kwetsbaar object
een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.
1.137 zelfstandige woning
een woning met een eigen toegang waarbij de voor bewoning noodzakelijke voorzieningen (zoals een keuken, douche en toilet) niet gedeeld hoeven te worden met andere bewoners van het pand.
1.138 zijdelingse perceelsgrens
de zijkanten van een perceel.
1.139 zijgevel
de bestaande zijgevel.
1.140 zorgwonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot, waarbij met behulp van zorg/ondersteuning door derden, zelfstandig gewoond wordt.
1.141 zorgwoning
een woning in een wooncomplex die bedoeld is voor mensen die uitsluitend met behulp van zorg/ondersteuning door derden zelfstandig kunnen wonen. Het betreft daarbij een woning die geschikt is voor rollatorgebruik dan wel voor rolstoelgebruik. In het wooncomplex zijn extra voorzieningen aanwezig, zoals een ontmoetingsruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.2 afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.3 bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle, al dan niet met vergunning gebouwde, in een nader aan te geven gebied aanwezige, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. Ondergrondse bouwwerken worden meegerekend.
2.4 bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. Bij kavelsplitsing geldt dit percentage zowel voor de gezamenlijke bouwpercelen als voor ieder afzonderlijk bouwperceel.
2.5 bedrijfsvloeroppervlakte of winkelgebruiksoppervlak (wgo)
de totale vloeroppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.
2.6 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
2.7 bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.8 bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.9 bruto vloeroppervlak (bvo)
op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
2.10 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.11 diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.12 gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.
2.13 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen is in onderstaande schetsen aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald:
2.14 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.15 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.16 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.17 peil
de plaats van waar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten wordt als volgt bepaald:
- a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
- d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
- e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Bij het bepalen van de hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld blijven plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing.
2.18 verkoopvloeroppervlak (vvo) of winkelvloeroppervlak (wvo)
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.
2.19 vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 4
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, dienstverlening, en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer-, groen-, sport- en speelvoorzieningen (uitgezonderd bovengrondse parkeergarages);
- c. tuinen en erven;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding "tuin" uitsluitend voor tuinen en groenvoorzieningen, erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, in- en uitritten, parkeervoorzieningen en overige verhardingen behorend bij de op hetzelfde bouwkavel gelegen bebouwing, en voor wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- f. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- g. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom (beb)' voor het behoud van de beeldbepalende boom;
- i. verkeer en verblijf;
- j. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- k. tijdelijke woonunits.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst en gedenktekens zijn binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
5.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, kabels en leidingen, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
- b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
- f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
5.3 Jongerenontmoetingsplaatsen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingen Groen, Verkeer of Maatschappelijk ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen onder de voorwaarden dat:
- a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
- b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
- c. de locatie bij voorkeur gelegen is nabij een speelvoorziening;
- d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
- e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.
5.4 Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies;
- b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
- c. bouwen onder peil binnen de bestemming Gemengd-4 is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- d. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 5.2 is toegestaan;
- e. bestaande ondergrondse gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
- f. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
6.2 Bed en breakfast
In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.
6.3 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven
6.4 Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor een vergunningvrij evenement op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
6.5 Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:
- a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
- b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
- d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
- e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
- f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- h. van het totale vloeroppervlak van een voorziening gericht op cultuur en ontspanning, een kantoor, maatschappelijke voorziening, een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.
De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
6.6 Seksbedrijf
6.7 Verkoopstandplaatsen
Verkoopstandplaatsen zijn binnen de bestemmingen Groen, Verkeer en Water toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor vergunningvrije standplaatsen op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 wetgevingzone - waarde archeologie 1
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Parkeerregels
9.2 Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Vossenpels Zuid - 2 (Vossenpelssestraat 11)'.
Bijlagen Bij De Regels
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Met het plan wordt beoogd om maximaal 14 woningen toe te voegen in het ontwikkelingsgebied Vossenpels Zuid. In het bestemmingsplan dat in 2012 gemaakt is voor het gebied de Vossenpels Zuid, was aan het perceel de bestemming Gemengd -1 gegeven, zonder bouwvlak(ken). Daardoor is het niet mogelijk op basis van dat bestemmingsplan het perceel in te zetten voor woningbouw. Het voorliggende bestemmingsplan moet een bouwtitel opleveren, zodat ook op dit perceel woningen gebouwd kunnen worden.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen in de oksel van de Laauwikstraat en de Vossenpelssestraat. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door nieuwgebouwde woningen die vanaf 2012/2013 ter plaatse gerealiseerd zijn. Aan de Laauwikstraat zelf staan vrijstaande woningen die veelal van oudsher in dit gebied aanwezig zijn en die refereren aan het agrarisch (tuinbouw) verleden van de Vossenpels. Dat geldt ook voor de woningen aan de oostzijde van de Vossenpelssestraat, welk gebied nog wel de agrarische functie heeft. De gronden in het plangebied, kadastraal bekend als gemeente Lent, sectie A, nummer 3864, zijn momenteel onbebouwd en liggen braak. De voorheen op het perceel aanwezige kassen zijn in 2016 gesloopt. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 5.443 m² en is eigendom van de gemeente.
Op onderstaande luchtfoto is een indruk gegeven van de situatie toen er nog kassen in het plangebied stonden. Daaronder een luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied in z'n directe omgeving.
Aan de hand van onderstaande foto's kan een nadere indruk worden verkregen van de feitelijke situatie in het plangebied (april 2017).
Het plangebied bezien in zuidelijke richting
Het plangebied bezien in noordoostelijke richting.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het vigerend bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan Nijmegen Vossenpels Zuid. Dit bestemmingsplan is door de raad op 6 juni 2012 vastgesteld; het plan is op 26 juli 2012 onherroepelijk geworden. In het bestemmingsplan Nijmegen Vossenpels Zuid was aan het perceel de bestemming Gemengd -1 gegeven, zonder bouwvlak(ken). Daardoor is het niet mogelijk op basis van dat bestemmingsplan het perceel in te zetten voor woningbouw. Het voorliggende bestemmingsplan moet een bouwtitel opleveren, zodat ook op dit perceel woningen gebouwd kunnen worden.
1.4 Leeswijzer
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.
De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken.
Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving. Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is beoogd, juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Stedenbouwkundige Karakteristieken
Gebiedsbeschrijving
Het plangebied is gelegen aan de rand van het stedelijke gebied, aan de oostzijde van Nijmegen-Noord. Het maakt onderdeel uit van een gebied dat wordt aangemerkt als de Vossenpels; een naam afkomstig van een buurtschap dat hier vanaf de 16e eeuw is ontstaan. In deze omgeving heeft de Waal een bepalende rol gespeeld in de vorming van het landschap. Doordat de rivier na de ijstijd meer water kreeg te verwerken, trad deze op deze plek regelmatig buiten haar oevers. Ter plaatse ontstonden oeverwallen, die door hun hogere ligging, geschikt waren als woongrond. De omliggende gronden, met lichte zavel daarin, bleek gemakkelijk te bewerken. Hierdoor was de grond uitermate geschikt voor tuinbouw. Vervolgens moesten deze gronden worden beschermd tegen de rivier en werden er dijkjes en kades aangelegd. Deze kades kennen wij nu als de Steltsestraat, Laauwikstraat en het zuidelijke deel van de Vossenpelssestraat. De rivier werd beteugeld, maar was nog niet volledig onder controle. Halverwege de 16e eeuw bezweek de Lentse dijk op verschillende plekken. Zo ook op de grens met Doornik. De dijkgraven besloten om deze diepe, wijde kolk 'binnen te dijken'.
Stedenbouwkundige structuur
Het gebied de Vossenpels had tot het begin van deze eeuw een organische structuur. De bebouwing had zich geleidelijk ontwikkeld aan de Vossenpelssestraat en de zijtakken hiervan. We kunnen deze structuur omschrijven als een halfopen lintstructuur; een losse structuur van verschillende soorten vrijstaande woningen in afwisselingen met open stukken land. Binnen deze structuur zijn alle woningen georiënteerd op de weg en staan de schuren en loodsen achter de woning. In de Vossenpels vinden we zelfs nog enkele kascomplexen naast bedrijfswoningen. De structuur is niet verdwenen en geeft het gebied een afwisselde en informele indruk.
De historische structuren Vossenpelssestraat en de Laauwikstraat, met daaraan verspreid staande lintbebouwing, is typerend voor de historische ontwikkeling van het gebied. Kenmerkend zijn de lange bebouwingslinten, met de historische verkavelingsstructuren, bestaande uit langgerekte kavels waarop vrijstaande woningen zijn gesitueerd. De woningen bestaan over het algemeen uit één bouwlaag met een kapverdieping. Achter de woningen zijn / waren de kassen gesitueerd.
De percelen in dit gebied zijn ruim en diep. Mede hierdoor staan de woningen aan de Vossenpelssestraat op ruime afstand van de weg, waardoor we hier grote voortuinen zien. De percelen aan de oostzijde van de Vossenpelssestraat strekken zich uit tot aan de kolk. In het begin van deze eeuw werd besloten om binnen de organische structuur van de Vossenpels een nieuw woonmilieu te introduceren. Een ontspannen en groen woonmilieu met veel ruimte voor zelfbouw. De wijk 'Plant je Vlag' werd achter, en gedeeltelijk tussen, de lintstructuur van de Vossenpels gepland. Deze structuur biedt ruimte voor een informeel en ontspannen woonmilieu, maar is in de basis planmatig en rechtlijnig. De wijk is namelijk opgebouwd uit een aantal gelijkwaardige wegen die parallel ten opzichte van elkaar zijn gesitueerd. Op deze manier is het mogelijk om veel kavels met praktische afmetingen een plek te geven in deze wijk. Deze kavels zijn kleiner dan de oudere kavels uit de organische structuur. De woningen staan hierdoor dichter op elkaar en de woningen meer met elkaar in lijn. Door de diversiteit aan individuele initiatieven heeft de wijk toch een informeel karakter gekregen. Daarnaast heeft een smal wegprofiel met brede groene bermen ervoor gezorgd dat de wijk een groene en bescheiden uitstraling heeft.
Weergaven van de historische ruimtelijke situaties in 1844 en 1977
Plangebied
Tot 2016 was in het plangebied een kas aanwezig. Deze kas is inmiddels gesloopt. De gronden in het plangebied liggen momenteel braak. Het plangebied ligt tegenover het voormalige waterwingebied van Vitens, de landschappelijke schakel tussen Vossenpels en de voormalige dijkdoorbraak (of wiel) bij Zijdewinde aan de Waaldijk. De gemeente Nijmegen heeft het waterwingebied aangekocht als mogelijke uitbreiding van Park Lingezegen.
Het plangebied is een aantrekkelijke plek voor bewoners en ondernemers die worden aangetrokken door de mix van bestaande en nieuwe bebouwing in het omliggende gebied. Een aantal kavels ligt direct in het historische lint langs de Laauwikstraat en Vossenpelssestraat. Deze liggen op het zicht en zijn daarom geschikt voor combinaties van wonen, werken en kleinschalige voorzieningen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Relevant Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Uit de 13 nationale belangen zijn voor de regio Oost-Nederland (bestaande uit de provincies Overijssel en Gelderland) de volgende opgaven van nationaal belang naar voren gekomen:
- verbeteren van de internationale achterlandverbindingen;
- versterking van de primaire waterkeringen;
- deelprogramma's Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
- EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden;
- hoofdenergienetwerk (380 kV) over de grens.
Doorwerking plangebied
Het initiatief speelt zich af op lokaal niveau en heeft geen duidelijk herkenbare relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. Geconstateerd kan worden dat het initiatief niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking
Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 Bro een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de "ladder duurzame verstedelijking"). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.
Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voortaan geldt een onderbouwing op basis van "behoefte" ( in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de laddertoets moet worden gedaan. Verder is de derde trede van de eerdere ladderonderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) geschrapt.
Doorwerking plangebied
Sub a. (Actuele) regionale behoefte
Nijmegen is een stad die voorlopig blijft groeien. Dit wordt veroorzaakt door een geboorteoverschot en door een immigratieoverschot. Uit het woningmarktonderzoek Woningmarktverkenningen Nijmegen 2010-2020 blijkt dat er de eerstkomende 10 jaar nog 1.000 woningen per jaar gerealiseerd moeten worden. Demografische trends laten zien dat jongeren, hoogopgeleiden en ouderen naar de steden trekken vanwege het woonmilieu, de werkgelegenheid en de voorzieningen. De verwachting is dat Nijmegen tot 2030 blijft groeien. Een inwoneraantal van circa 175.000 in 2020 is aannemelijk. De groei in Nijmegen is relatief sterk en ook de woningvraag is nog altijd groot. Met name Nijmegen Noord, waarvan de Vossenpels en dus ook het plangebied onderdeel uitmaken, neemt sterk in inwonertal toe. De grootste vraag naar woningen in Nijmegen is gericht op het centrum en de directe omgeving daarvan en op de meer groene randen van de stad, zoals de Vossenpels. Uit de resultaten van het woningmarktonderzoek WoON2012 blijkt deze uitbreidingsbehoefte nog steeds te bestaan. De resultaten van WoON2012 zijn richtinggevend voor planning en programmering van de woningbouw in Nijmegen.
Sub b. Benutting van beschikbare gronden
De ontwikkeling maakt onderdeel uit van de Waalsprong, waarvoor een bouwopgave ligt van in totaal circa 12.000 woningen. De keuze om in het Waalspronggebied te voorzien in de uitbreidingsbehoefte van Nijmegen, is reeds gemaakt in de jaren negentig van de vorige eeuw (Vinex). Hierover heeft besluitvorming plaatsgevonden op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Gelet op het feit dat in de directe omgeving van het plangebied de wijk Vossenpels is gerealiseerd, maakt de ontwikkeling van het plangebied onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. In de Structuurvisie Nijmegen 2013 is beschreven dat ingezet wordt op drie ontwikkelgebieden in de stad: Waalfront, Waalsprong en Nijmegen CS.
3.1.3 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid.
3.2 Relevant Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur;
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.
De provincie en haar partners streven er samen naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden: hoe kan de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief meegroeien met een veranderende vraag. Zij zien daarbij de volgende opgaven:
- focus van nieuwbouw naar het benutten van de bestaande voorraad;
- van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd.
De provincie streeft op regionale schaal naar afspraken met gemeenten en woningbouwcorporaties over de (netto) groei van de woningvoorraad op basis van een recente huishoudensprognose (Primos). De kwantitatieve opgave per regio wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Met de programmeringsafspraken wordt bereikt:
- afstemming met buurprovincies;
- het voorkomen van concurrentie om inwoners en bijbehorende onbedoelde migratiestromen tussen regio's en gemeenten;
- de keuze bepalen voor de beste locaties voor woningbouw;
- het verkleinen van de kans op leegstand;
- voorzien in de aangetoonde kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de Gelderse bevolking;
- het bevorderen van binnenregionale samenwerking;
- het meewegen van de mogelijkheden die de bestaande woningvoorraad en vrijkomend of leegstaand vastgoed bieden;
- duidelijkheid over hoe om te gaan met overcapaciteit van woningbouwplannen;
het voorkomen van nieuwe overcapaciteit aan woningbouwplannen.
De provincie neemt in het maken van de programmeringsafspaken een regierol.
Doorwerking plangebied
Het plangebied bevindt zich in een zone die op de kaart behorende bij de Omgevingsvisie is aangeduid als stedelijke agglomeratie en ligt buiten de zone die is aangeduid als groene ontwikkelingszone. Stedelijke agglomeraties zijn economische motoren. Het is de woonomgeving van de meeste Gelderlanders. De stedelijke netwerken bieden werk, culturele voorzieningen en hoger onderwijs voor de inwoners van zowel de steden als hun omgeving. De voorgestane ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 14 woonkavels. Er is sprake van een vraaggestuurde ontwikkeling, het betreffen immers vrije kavels voor pariculieren. Daarnaast is het plangebied gelegen binnen het ontwikkelingsgebied Vossenpels Zuid. De ontwikkeling is dus in overeenstemming met de Omgevingsvisie Gelderland.
Ruimtelijke Verordening
Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld op 15 december 2010. De verordening is op 22 januari 2011 in werking getreden. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie.
Ten aanzien van het aspect verstedelijking is het volgende voorschrift (artikel 2) opgenomen:
In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan:
- binnen bestaand bebouwd gebied;
- de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem Nijmegen;
- binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem Nijmegen;
- binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking;
- binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem Nijmegen.
Ten aanzien van het aspect wonen is onderstaand voorschrift (artikel 3) opgenomen:
Alle nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen passen in het vigerende, door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen.
Doorwerking plangebied
Het plangebied is gesitueerd binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Nieuwe woningbouw is ter plaatse dus toegestaan.
In het Kwalitatief Woonprogramma 2010 tot en met 2019 (KWP3) zijn eind 2009 afspraken gemaakt met de Gelderse gemeenten en woningcorporaties over te bouwen woningen en de woningdifferentiatie op regionaal niveau. In het KWP3 wordt de Stadsregio een netto woningbouwprogramma opgelegd van 26.000 woningen. De gemeenten in de Stadsregio hebben nog geen verdere afspraken gemaakt over de 'binnenregionale verdeling' van het programma. Het netto woningbouwprogramma van voorliggend plan betreft maximaal 14 woningen. Hiermee voldoet het plan aan de kwalitatieve uitgangspunten van het KWP3. Gezien de geringe omvang van voorliggend plan en het feit dat het regionale woningbouwprogramma tot en met 2019 loopt, is het aannemelijk dat het plan ook past binnen de kwantitatieve uitgangspunten van het KWP3. Hiermee wordt voldaan aan artikel 3 van de Verordening. Geconcludeerd wordt dat onderhavige ontwikkeling past binnen de kaders van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
3.2.1 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het relevante provinciale beleid.
3.3 Relevant Gemeentelijk Beleid
Ontwikkelingsstrategie Waalsprong Nijmegen, een andere aanpak (2013)
Samen met bewoners, projectontwikkelaars, corporaties, beleggers en andere partijen werkt gemeente Nijmegen aan de Waalsprong: een aantrekkelijk stadsdeel dichtbij de historische binnenstad op een unieke locatie in het Betuwse landschap en aan de oever van de Waal. In 2007 is als uitwerking van het door de Raad vastgestelde Voorkeursmodel het eerste Ontwikkelingsbeeld voor de Waalsprong opgesteld. Veel van de ambities uit het Ontwikkelingsbeeld 2007 zijn waargemaakt.
Door veranderde tijden en inzichten was de gemeente aan een geactualiseerd Ontwikkelingsbeeld met een nieuw perspectief, een andere manier van gebiedsontwikkeling en een aangepaste fasering toe. De ambities voor de Waalsprong blijven echter onverminderd van kracht: het realiseren van een aantrekkelijk, kwalitatief en duurzaam stadsdeel. De ontwikkelingsstrategie 2013 geeft duidelijkheid over de koers tot en met 2016 en is tegelijkertijd globaal en flexibel genoeg om ruimte te bieden voor - nog onbekende en deels onvoorspelbare - toekomstige ontwikkelingen. De Ontwikkelingsstrategie 2013 is een uitwerking van de Stadsvisie 2020 en de Structuurvisie Nijmegen 2013 - 2020. Ook de geactualiseerde Nota Beeldkwaliteit is er in verwerkt.
Doorwerking plangebied
Het plangebied is gesitueerd aan de Vossenpelssestraat en ligt in het deelgebied Vossenpels Zuid. Realisatie van maximaal 14 woningen in het plangebied past binnen de Ontwikkelingsstrategie.
3.3.1 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het beleid uit de Ontwikkelingsstrategie Waalsprong Nijmegen.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Stedenbouwkundige /Landschappelijke Aspecten
De onderhavige locatie is gelegen in een oksel van de Vossenpelssestraat en werd voorheen ingenomen door een kascomplex met een bedrijfswoning. Deze woning was georiënteerd op de Laauwikstraat en voegde zich in het bebouwingslint aan deze weg. De noordzijde van het gebied werd ingenomen door de kas. Rond deze kas is de nieuwe woonwijk Plant je Vlag tot ontwikkeling te komen. In de stedenbouwkundige schets is gekozen voor een opzet die zowel aansluit op de organische structuur van het bebouwingslint aan de Vossenpelssestraat en Laauwikstraat, als de rechtlijnige structuur van Plant je Vlag. Beide structuren zijn in hun oorsprong verschillend van karakter, maar door de haakse hoek van de Laauwikstraat / Vossenpelssestraat zijn beiden goed met elkaar te verenigingen. Een rechtlijnige opzet met ruime kavels voor vrijstaande woningen en twee-aaneen-woningen sluit goed aan op beide structuren. Omdat de kavels aan de Laauwikstraat / Vossenpelssestraat over het algemeen ruimer zijn dan die van Plant je Vlag, is ook hier in het plan voor gekozen. In aansluiting hierop krijgen de percelen aan de buitenrand ook een diepe voortuin; de woningen komen hier op ruime afstand van de weg.
Binnen de stedenbouwkundige opzet wordt uitgegaan voor een doorsteek vanuit de Immanuel Kantstraat naar de Vossenpelssestraat. Deze langzaamverkeersverbinding biedt bewoners van Plant je Vlag een directe verbinding naar het toekomstige horecapaviljoen in het voormalige Vitenspompgebouw en het aangelegen Park Lingezegen. Het pad wordt begeleid door een groenstrook met enkele solitaire bomen of boomgroepen. Daarnaast biedt het plan ruimte voor een centraal gelegen parkeerkoffer voor 6 parkeerplaatsen. Deze plek wordt deels omkaderd door daarop georiënteerde woningen en door groenvoorzieningen en is verbonden met het pad naar de Vossenpelssestraat. Op deze manier is deze plek geen eenvoudige parkeerkoffer, maar krijgt hij de ruimtelijke werking van een pleintje. De functionele parkeerplek krijgt hiermee enige verblijfskwaliteit. De bestaande parkeerkoffer aan de noordzijde van het plangebied, wordt uitgebreid met 4 parkeerplaatsen.
Verkavelingssuggestie voor 14 woningen in het plangebied
4.2 Wonen
Woonvisie Nijmegen 2015 – 2020, samen werken aan goed wonen Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in de vastgestelde Woonvisie 2015-2020 ”Samen werken aan goed wonen”. In deze woonvisie wordt het woonbeleid tot 2020 uiteengezet. De crisis zorgde niet alleen voor een andere marktwerking, ook door wet- en regelgeving zijn verhoudingen tussen stakeholders op het beleidsveld van wonen gewijzigd. Ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad blijft voor iedereen. We willen dat het in Nijmegen goed wonen is voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon, nu en in de toekomst. Bewoners binden in een ongedeelde stad, dat is de constante in ons woonbeleid door de jaren heen. Betaalbaarheid van het wonen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Wonen kan ook duurzamer, met minder energiegebruik en lagere woonlasten.
In het Coalitieakkoord is vastgelegd dat de Waalsprong en het Waalfront prioriteit hebben bij woningbouwontwikkeling. Voor de rest van de stad wordt een terughoudend beleid gevoerd, het zogenaamde 'ja, mits-beleid'. Deze locatie, een voormalige bedrijfslocatie met kassencomplex, ligt binnen het plangebied Vossenpels Zuid in de Waalsprong. Vossenpels Zuid is een woongebied met een bijzonder woonmilieu waar mogelijkheden zijn voor particulier opdrachtgeverschap (Plant je vlag) en CPO (collectief particulier opdrachtgeverschap). Er is vraag naar grondgebonden, bijzondere en duurzame woningbouw. De ontwikkeling van deze voormalige kassencomplexlocatie op de hoek van de Laauwikstraat-Vossenpelssestraat voor maximaal 14 woningen, past hierbij. De ontwikkeling draagt daarnaast bij aan een verdere kwaliteitsimpuls van het woon- en leefklimaat van het gebied.
Doorwerking plangebied
Met de voorgestane ontwikkeling worden maximaal 14 woonkavels in Nijmegen Noord gerealiseerd. De ontwikkeling past binnen de woonprogrammering en binnen het woonbeleid.
Woningmarktverkenning Nijmegen 2010-2020
Elke drie jaar wordt er in opdracht van het Ministerie van IenM een WoON uitgevoerd. Het is een grote landelijke enquête die de huidige woonsituatie, de verhuisgeneigdheid en woonwensen van de verhuisgeneigde in beeld brengt. De uitkomsten van WoON 2009 zijn beschikbaar. Daarmee heeft gemeente Nijmegen een beeld van de vraag naar woningen, kwantitatief en kwalitatief (type, prijs en woonmilieu). In de Woningmarktverkenning Nijmegen 2010-2020 heeft de gemeente de uitkomsten van het onderzoek en het huidige woningbouwprogramma met elkaar geconfronteerd. Op basis daarvan worden richtinggevende uitspraken gedaan voor de invulling van het programma op woonmilieuniveau en vervolgens op wijkniveau.
De uitbreidingsbehoefte is gericht op de woonmilieus die in de bestaande woningvoorraad maar een klein aandeel hebben. Om aan de uitbreidingsbehoefte te voldoen zullen nieuwe locaties (wijken) ontwikkeld moeten worden met deze woonmilieus. Hierbij gaat het met name om het stadsbuurtmilieu en het groenstedelijk woonmilieu. In de Waalsprong en het Waalfront liggen hiervoor kansen. Qua woningbouwprogramma wordt voor de omgeving van Lent en in Oosterhout uitgegaan van een woonmilieu waar wonen de belangrijkste functie gaat vervullen. Natuurlijk kan daar ook gewerkt worden (aan huisgebonden beroepen), maar de functiemenging zal beperkt zijn. Het verschil tussen de omgeving van Lent en Groot Oosterhout en de Vossenpels is gelegen in de dichtheid van de woningbouw. We gaan uit van de realisatie van een stedelijk grondgebonden woonmilieu in de omgeving van Lent en een groenstedelijk woonmilieu in Groot Oosterhout en de Vossenpels.
Doorwerking plangebied
Met de voorgestane ontwikkeling worden maximaal 14 woonkavels in Nijmegen Noord (Vossenpels) gerealiseerd. Aangezien het past binnen het groenstedelijke woonmilieu dat voorzien is op de locatie is de ontwikkeling in overeenstemming met de Woningmarktverkenning.
4.3 Geluid
Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 14 nieuwe woningen mogelijk. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de Vossenpelssestraat en de Laauwikstraat. Deze wegen krijgt een snelheidsregiem van 30 km/uur. In de zin van de Wet geluidhinder zijn dergelijke wegen niet-zoneplichtig en zouden derhalve buiten beschouwing kunnen blijven. Gelet op jurisprudentie blijken 30 km/uur wegen vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' toch akoestisch te moeten worden onderzocht. Uit het akoestisch onderzoek van 19 oktober 2017 blijkt dat, zonder verdere maatregelen, de geluidsbelasting van de beoogde woningen maximaal 6 dB hoger zal zijn dan de voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting was veroorzaakt door een weg met een 50 km/uur regiem, dan hadden op grond van de Wet geluidhinder en het gemeentelijke beleid hogere waarden vastgesteld kunnen worden. Op basis daarvan wordt de bouw van woningen in het plangebied vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar geacht. Het verdient verder de voorkeur om de geluidwering van de nieuwe woningen af te stemmen op de hogere geluidsbelasting en de indelingseisen uit het gemeentelijke geluidsbeleid van toepassing te verklaren. In dat geval moeten de woningen zo worden gesitueerd dat een geluidsluwe zijde ontstaat. Minimaal één buitenruimte en één slaapkamer moet aan deze geluidsluwe zijde liggen.
4.4 Luchtkwaliteit
Bestaande situatie
Ter plaatse van de planlocatie liggen geen bronnen die veel invloed hebben op de lokale luchtkwaliteit. Voor het rekenjaar 2014 is voor NO2 jaargemiddelde de contour ingevoegd. Ter plaatse vinden net geen overschrijdingen van de grenswaarden plaats voor PM10, NO2 en PM2,5.
Toetsing aan regelgeving
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
- a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
- b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Tabel: luchtkwaliteit
norm | ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 | 40 ìg/m3 | 1 januari 2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ìg/m3 | 1 juni 2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar > 50 ìg/m3 | 1 juni 2011 |
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
- de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
- de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
- bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
- de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
- er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.
In het onderhavige plan bestaat het voornemen om op de locatie 14 nieuwe woningen te realiseren. De netto verkeersaantrekkende werking van deze wijziging veroorzaakt geen verslechtering van de luchtkwaliteit van 3% of meer. Daarmee valt de wijziging binnen de grenzen van het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen en hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
De woningen zijn geen gevoelige bestemming. Ter hoogte van het plan zijn de concentraties stikstofdioxide en fijn stof niet hoger dan de grenswaarden (tot 25 ìg/m3 stikstofdioxide). Het plangebied ligt op korte afstand van de Vossenpelssestraat maar ter plaatse ligt de etmaalintensiteit beneden de 10.000 mvt/etmaal.
4.5 Ruimtelijke Veiligheid
Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid
Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed kunnen aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
Situering van gebouwen
In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen beperkingen met betrekking tot de situering. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
Bereikbaarheid
Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat de panden in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken. Daarbij zijn de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de (hoofd)toegang van de gebouwen van belang. Deze toegang moet tot op 10 meter voor hulpverleningsvoertuigen te benaderen te zijn en er dient een opstelplaats voor de brandweer te zijn (conform artikel 6.37 Bouwbesluit 2012). Doodlopende wegen dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Indien dit onmogelijk is, dan dient er een keervoorziening gerealiseerd te worden. Met betrekking tot dit plan worden er geen beperkingen geconstateerd.
Bluswatervoorziening
De brandweer toetst aan de Handreiking Bluswater en Bereikbaarheid (BrandweerNederland, 2012). De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor de betrokken panden in dit plangebied minimaal 30 m3 water per uur. De situatie qua bluswatervoorziening op deze locatie voldoet aan deze vereisten.
Externe veiligheid
Indien de geplande ontwikkeling geheel of gedeeltelijk is gelegen in een invloedsgebied van externe veiligheidsrisicobronnen (opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen), dan dient op basis van desbetreffende regelgeving het groepsrisico ter plaatse verantwoord te worden. De Veiligheidsregio is daarbij wettelijk adviseur voor de aspecten rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Dit plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Waal. Gezien de ruime afstand tot de rivier kan hier echter volstaan worden met een standaard verantwoording conform de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen. De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de Handreiking Bluswatervoorzienig en Bereikbaarheid (BrandweerNederland 2012).
4.6 Bodem
Algemeen
In het plangebied heeft een grote kas gestaan. Alvorens over te schakelen op aardgas is de kas verwarmd door middel van een olie gestookte ketel. De brandstof is opgeslagen geweest in een bovengrondse brandstoftank. Ten noorden en zuiden van de kas bevonden zich boomgaarden. De bodem van het gehele plangebied is milieukundig onderzocht. Uit de bodemonderzoeken blijkt dat binnen het plangebied geen spoedeisende gevallen van bodemverontreiniging aanwezig zijn en dat de bodemkwaliteit geen humane risico's oplevert. De bodem van het plangebied is voldoende onderzocht en de bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de gewenste bestemming.
Voorafgaand aan de onderzoeken is historisch onderzoek uitgevoerd naar bodembedreigende activiteiten en het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de bedekte teelt (glastuinbouw). In aanvulling op het standaard stoffenpakket is specifiek onderzocht op asbest en deze bestrijdingsmiddelen. Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de grond licht verontreinigd is met zware metalen, minerale olie, PAK, PCB en bestrijdingsmiddelen (DDT en drins). Er is geen asbest houdend materiaal op en in de grond aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.
De bodemrapporten kunnen via onderstaande hyperlinks gedownload worden.
5078 2000 BLGG Laauwikstraat 75 (kad. Gemeente Lent, sectie A, nr. 3864) http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150944157&type=.pdf
5094 2012 Envita Nijmegen Laauwikstraat 75 (kad. Gemeente Lent, sectie A, nr. 3864) http://www.nijmegen.nl/vergunningpagina/Document/DownloadOne?documentNr=D150944159&type=.pdf
Conclusie:
Er is geen belemmering voor de planontwikkeling.
4.7 Water
De watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet.
Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
- Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
- Bestuursakkoord Water (mei 2011)
- Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
- Waterplan 2010 – 2015 (WP4)
- Waterbeheersprogramma 2016-2021 (Waterschap Rivierenland, vastgesteld op 27 november 2015, ingegaan op 22 december 2015)
- Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014
Algemeen
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Lent. Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan 2017-2023, het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong (WIW 2009) en de Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) relevant.
Oppervlaktewater
In de directe omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Langs de Vossenpelssestraat liggen watergangen. Het meeste regenwater wordt geloosd op het oppervlaktewater. In de volgende figuur is een gedeelte van de legger van het waterschap weergegeven.
Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
- een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
- maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur);
- een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos).
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit ondergronds bouwen niet uit. Dat is mogelijk mits voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
Riolering/ hemelwater
Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater moet in principe op eigen terrein verwerkt worden. Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 14 woningen mogelijk. Het plangebied ligt in de wijk Vossenpels Zuid. In deze wijk ligt een duurzaam gescheiden stelsel. De eerste waterberging van het hemelwater vindt plaats in wadi's. Vanuit de wadi's wordt het hemelwater vertraagd naar oppervlaktewater afgevoerd. Bij hevige neerslag kan het water via slokops vanuit de wadi's rechtstreeks naar oppervlaktewater overstorten dat het afvoert naar het waterhuishoudkundige systeem van de Waalsprong. Het hemelwater van de beoogde nieuwe woningen aan de Immanuel Kantstraat wordt conform goedgekeurd waterhuishoudkundig plan bovengronds naar de openbare ruimte van deze wijk afgevoerd, waarna het bovengronds naar een wadi stroomt. Het hemelwater van de beoogde woningen aan de Laauwikstraat wordt conform goedgekeurd waterhuishoudkundig plan via de watergang aan de overzijde van de Laauwikstraat afgevoerd. Het hemelwater van de beoogde nieuwe woningen aan de Vossenpelssestraat wordt via een watergang aan de overzijde van de Vossenpelssestraat naar het waterhuishoudkundige systeem van de Waalsprong afgevoerd. Hierdoor kan tevens gebruik gemaakt worden van de waterboekhouding van de Waalsprong en is de realisatie van compenserende waterberging niet vereist.
De watergang langs de Vossenpelssestraat moet mogelijk tot B-watergang opgewaardeerd worden en als zodanig in de legger wateren opgenomen worden. Omdat het hemelwater van enkele woningen via watergangen naar het waterhuishoudkundige systeem van de Waalsprong afgevoerd wordt en omdat de gemeente van plan is een van de watergangen door een duiker te vervangen, moest aangetoond worden dat dit mogelijk is zonder wateroverlast te veroorzaken. Dit blijkt mogelijk; wel moeten enkele leidingen vergroot worden.
Bij de infiltratie van hemelwater moet zo veel mogelijk conform het convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000 gebruik gemaakt worden van duurzame bouwmaterialen.
De riolering in Vossenpelssestraat en Laauwikstraat is uitgevoerd als vacuümrioolstelsel, dat alleen het afvalwater inzamelt en afvoert. Van verhardingen afstromend hemelwater wordt nu naar watergangen afgevoerd of op eigen terrein in de bodem geïnfiltreerd. De gemeente wil het vacuümrioolstelsel verwijderen. Nieuwe aansluitingen op dat stelsel zullen daarom niet gemaakt worden. Om de aansluiting op de riolering mogelijk te maken is de aanleg van riolering in Vossenpelssestraat en Laauwikstraat noodzakelijk. Ook de aansluitingen van bestaande woningen aan deze straten waar nieuwe riolering aangelegd wordt, moeten naar de nieuwe riolering overgezet worden. De nieuwe woningen aan de Vossenpelssestraat en Laauwikstraat kunnen pas op de riolering aangesloten worden als de nieuwe riolering aangelegd is.
Het afvalwater van de wijk wordt via de riolering afgevoerd naar een rioolgemaal op de kruising van de Vossenpelssestraat en de Duitslandstraat. Een van de beoogde woningen aan de Immanuel Kantstraat kan op de bestaande riolering in de straat zelf aangesloten worden. De andere nieuwe woningen in de Immanuel Kantstraat moeten aangesloten worden op riolering die nog aangelegd moet worden. In de straat ligt een uitlegger waarop die nieuwe riolering aangesloten kan worden.
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor de veertien woningen moet een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan ingediend worden. Voordat de woningen gebouwd worden, moet de riolering in Vossenpelssestraat en Laauwikstraat conform goedgekeurd waterhuishoudkundig plan aangelegd zijn. Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan ingediend te worden. Voor dit plan met directe of indirecte lozing op het oppervlaktewater moet een waterhuishoudkundig plan bij het waterschap worden ingediend.
De vloerpeilen van de woningen moeten tenminste zo hoog zijn als het peilenplan opgeeft. Het is niet uitgesloten dat het peilenplan nog wijzigt. Voor het opstellen van het waterhuishoudkundige plan en het indienen van de omgevingsvergunning moet door opsteller en indiener gecontroleerd worden of het peilenplan gewijzigd is.
4.8 Flora En Fauna
Wet natuurbescherming
De Wet Natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De doelstelling van de Wet Natuurbescherming is het beschermen en ontwikkelen van de intrinsieke waarde van de natuur en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit en tegelijkertijd het doelmatig beheren en gebruiken van de natuur ter vervulling van maatschappelijke functies.
Gebiedsbescherming Natura 2000 – hoofdstuk 2 Wet Natuurbescherming
Binnen de nieuwe wet blijft de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde. Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Het plangebied heeft geen directe relatie met de beschermde natuurgebieden (Natura 2000) in de omgeving van Nijmegen, er is ook geen significante schade te verwachten.
Soortenbescherming – hoofdstuk 3 Wet Natuurbescherming
De soortenbescherming uit hoofdstuk 3 van de nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. In grote lijnen blijft de bescherming gelijk aan de oude Flora en faunawet. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe moet een Wet Natuurbescherming ontheffing voor soorten bij de Provincie aangevraagd worden. Deze ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een dwingende reden van openbaar belang of dat het gaat om een ruimtelijke inrichting.
In de nieuwe wet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Omdat in het bestemmingsplangebied geen bebouwing aanwezig is, de aanwezige bomen gehandhaafd blijven en het terrein verder voornamelijk bestaat uit braakliggende grond, zijn er geen negatieve effecten te verwachten op beschermde soorten.
Provinciaal beleid: Groene ontwikkelingszone
De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een substantiële versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De oude ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.
Het plangebied grenst aan de oostzijde aan de Groene Ontwikkelingszone Overbetuwe. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone Overbetuwe.
Gemeentelijk beleid
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in "De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen" en heeft als doelstelling:
- inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
- een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
- vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
- de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau. Het plangebied ligt nabij het meest zuidelijk deel van Park Lingezegen. Park Lingezegen is een landschapspark in aanleg van ongeveer 1500 ha, tussen Arnhem en Nijmegen.
Ecologie van de stad
Natuur komt niet alleen voor in groene gebieden buiten de stad. Vogels en vleermuizen zijn onlosmakelijk verbonden met de stad en het stedelijk groen. Ze hebben het niet altijd makkelijk in de stedelijke omgeving bijvoorbeeld bij het vinden van geschikte nestgelegenheden en verblijfsplekken. Naast het openbaar groen zijn tuinen ook van belang voor vogels en andere fauna. Doordat heggen verdwijnen, tuinen verstenen en hedendaagse huizen vrijwel helemaal gesloten zijn, ontstaan minder mogelijkheden voor stadsvogels en vleermuizen. Bij nieuwe ontwikkelingen ontstaan kansen voor de natuur in de stad. Het bewust aanbrengen van schuil en nestgelegenheden aan nieuwe gebouwen is een kans die eenvoudig benut kan worden. Aan de Vossenpelsestraat bevindt zich een volwassen haag. Het behoud van deze haag is zeer waardevol als schuil- en nestgelegenheid voor vogels en met name als schuilgelegenheid voor huismussen.
Groen en gezondheid
Groen heeft niet alleen een ecologische waarde, het draagt bij aan de gezondheid van mensen, het zorgt voor een aantrekkelijke omgeving voor wonen, werken en recreëren Groen bevordert de gezondheid, het nodigt uit om te bewegen en patiënten herstellen sneller in een groene omgeving. Voor kinderen is het belangrijk om juist al op jonge leeftijd in contact te komen met een groene leefomgeving. Bij de inrichting van de omgeving is dit nadrukkelijk een aspect om rekening mee te houden. Het verdiend aanbeveling om een verbinding aan te leggen naar het nabijgelegen “Sprokkelbos” (speelbos) en Park Lingezegen.
Groen en klimaat
Door de klimaatsveranderingen ontstaan er steeds meer milieuproblemen in de stedelijke omgeving. Door overmatige regenval ontstaat wateroverlast; de temperatuurstijging veroorzaakt hitte eilanden in overmatig stenige omgevingen en door het Fijnstof probleem krijgen steeds meer mensen gezondheidsklachten. Groen kan ingezet worden om deze milieuproblemen te verzachten. de temperatuur zal iets afnemen en diverse planten nemen fijnstof op uit de lucht. Hemelwater kan opgevangen worden in groengebieden en tuinen. Een groene inrichting van tuinen draagt op die manier bij aan een beter en gezonder leefklimaat en is een stimulans voor de biodiversiteit.
Ambities voor groen in relatie tot water
Vanwege de onlosmakelijke relatie tussen groen/natuur en water zal een deel van de waterberging in de groene ruimte worden gezocht. We streven naar een goed evenwicht tussen beide functies zodat het resultaat een impuls oplevert voor natuurwaarden en natuurontwikkeling.
Handboek stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen.
De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling.
De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
• Optimale inzet van middelen.
• Waarborgen van een vitaal bomenbestand.
• Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren.
• Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen.
De Vossenpelssestraat en de Laauwikstraat staat in het Handboek Stadbomen vermeld als hoofdbomenstructuur, echter in de huidige situatie is hier geen bomenlaan aanwezig. Wanneer de kans zich voordoet behoort het wel tot de ambitie om deze te realiseren ter ondersteuning van de oriëntatie en stedenbouwkundige opzet.
Bijzondere bomen
Bomen in een stedelijke omgeving worden gemiddeld maar enkele tientallen jaren oud. Het aantal bomen dat de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen van de laatste decennia wèl heeft doorstaan is dus beperkt. Dat maakt dat de oudere bomen binnen het bomenbestand een bijzondere categorie vormen waarvoor een zwaarder beschermingsregime is gewenst en een zo goed mogelijke ontwikkeling en bescherming van deze bomen is gegarandeerd. Monumentale bomen weerspiegelen net als monumentale gebouwen de geschiedenis van de stad. Om de cultuurhistorische betekenis van het groen in de stad te waarborgen, zijn de monumentale bomen geïnventariseerd. Van de gemeentelijke bomen zijn alle monumentale, bijzondere en waardevolle bomen opgenomen. Monumentale en waardevolle bomen zijn minstens 50 jaar oud, hebben een cultuurhistorische betekenis en hebben een goede levensverwachting. De waardebepaling van monumentale bomen ligt hoger dan bij de waardevolle bomen. Daarnaast is er een aantal bijzondere bomen aan de lijst toegevoegd. Dit zijn de bomen die een bijzondere betekenis hebben of een geplant zijn vanwege een bijzondere gebeurtenis zoals o.a. de Wilhelminaboom, Julianaboom, Beatrixboom. Alle bijzondere bomen vallen onder het regime van de omgevingsvergunning, het kappen van houtopstanden. In het plangebied staan vier grote bomen, waarvan de drie bomen aan de Vossenpelsestraat geregistreerd staan als waardevolle Boom. Deze bomen stonden voorheen aan de Griftdijk en zijn naar (onder andere) deze locatie verplant vanwege het plan “ Ruimte voor de rivier. De boomzone (kroonprojectie plus twee meter) van deze drie bomen krijgt de bestemming ' waardevolle boom”. In de planuitwerking dient rekening gehouden te worden met hoogteverschil tussen de stamvoet, de kavels en de aangrenzende openbare ruimte. Op de grens met de woning Laauwikstraat 75 bevindt zich een grote eik die beeldbepalend is voor de omgeving. Het inpassen van deze boom biedt ruimtelijke kwaliteit, zeker wanneer het plangebied dusdanig verkaveld wordt dat de boom zichtbaar blijft vanaf de openbare ruimte. Omdat werkzaamheden binnen het plangebied gevolgen kunnen hebben voor de vier bestaande bomen, dient de groeiplaats van de te behouden bomen gerespecteerd te worden. Voor alle te handhaven bomen geldt dat ontgravingen, ophogingen en verdichting van de bodem binnen de groeiplaats, evenals het opkronen van de bomen een negatieve invloed kunnen hebben op de conditie van de bomen. Vandaar dat een BEA (Boom Effect Analyse) vereist is bij een voorgenomen ingreep binnen de kwetsbare zone van de bestemde drie waardevolle bomen. Ook dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd bij ingrepen binnen de kwetsbare boomzone van de drie bestemde bomen. De beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning zal mede plaatsvinden op grond van de uit te voeren BEA.
4.9 Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de nota Duurzaamheid in Uitvoering 2013-2017 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. In Nijmegen wordt de GPR-methodiek gehanteerd om prestaties van gebouwen te in beeld te brengen. Voor zorgwoningen is binnen de GPR methodiek een extra module ontwikkeld. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren.
Voor woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw. Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
De huidige regelgeving vereist al een relatief laag energiegebruik. Voor de toekomst wordt volledig energie neutrale bouw nagestreefd. Wij adviseren in eerste instantie de gebouw op deze ambitie te opwerpen (bijvoorbeeld gebruikmakend van de principes van passiefhuisbouw) en vervolgens te toetsen in hoeverre dit in de geraamde bouwsommen past. Dit geeft de mogelijkheid om indien het budget te krap is voor volledig energie neutrale woningen, die elementen achterwege te laten (zoals zonnepanelen) die bij een verdere verduurzamingsslag alsnog toegevoegd kunnen worden, terwijl er wel een optimale gebouwschil en daarop afgestemde installatie ontworpen worden. In de Waalsprong wordt een systeem van duurzame stadswarmte aangelegd. Het plangebied valt binnen de concessie van dit warmtenet. Indien het technisch mogelijk is (aanvoerleiding op tijd naar het gebied aangelegd), dienen de woningen hierop aangesloten te worden. Als aansluiting op het warmtenet niet mogelijk blijkt is het gebied onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
4.10 Cultuurhistorie En Archeologie
4.10.1 Cultuurhistorisch beleidskader
Rijksbeleid
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en die in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.
Gemeentelijk beleid
Monumentenverordening
De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de monumentenverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.
Aandachtslijst Cultureel Erfgoed
De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Monumentenverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten. Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld. Diverse gebouwen en objecten in Nijmegen Zuid staan op de aandachtslijst.
Nota Cultureel Erfgoed
Het gemeentelijk erfgoedbeleid is vastgelegd in de Nota Cultureel Erfgoed (vastgesteld 15-5-2013). Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij ruimtelijke ontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kunnen we niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart met rechtsboven de globale ligging van het plangebied
Het betreffende bestemmingsplangebied 'Nijmegen Vossenpels Zuid-2 (Vossenpelsestraat 11) valt binnen gebiedstype 3 van de cultuurhistorische beleidskaart. Bij gebiedstype 3 is sprake van een rijke cultuurhistorische gelaagdheid. Het gaat om zowel de grotere schaal, zoals het stedenbouwkundige plan en historische structuren, als om specifieke objecten en om de samenhang tussen de structuren, bebouwing en / of cultuurlandschap. Bij de bebouwing gaat het niet zozeer om de architectuur en het beeld, maar om het silhouet, zoals de situering, de nok- en goothoogte en de nokrichting. Zowel de zichtbare als de niet-zichtbare geschiedenis van het gebied zal uitgangspunt moeten zijn bij ontwikkelingen. In bestemmingsplannen wordt maatwerk toegepast ten behoeve van de bescherming van cultuurhistorische waarden, indien sprake is van:
- a. cultuurhistorisch waardevolle structuren;
- b. cultuurhistorisch waardevolle ensembles en zones;
- c. cultuurhistorisch waardevolle gebieden.
Bij cultuurhistorisch waardevolle structuren gaat het om lijnvormige elementen, zoals bijvoorbeeld wegen, dijken, wallen, lanen en waterlopen. Bij cultuurhistorisch waardevolle ensembles gaat het om plekken in het stadsweefsel, die van belang zijn vanwege de historische en/of ruimtelijke samenhang tussen objecten en structuren met bijzondere historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige waarden. Het betreft complexen, en terreinen en gebieden met een herkenbaar karakter dat relatie houdt met de ontwikkelingsgeschiedenis en die een belangrijk onderdeel vormen van de historische gelaagdheid van de buurt, wijk of stad. Bij cultuurhistorisch waardevolle zones gaat het om bebouwingslinten die zich geleidelijk hebben ontwikkeld langs historische uitvalswegen, landwegen en enkele nieuw aangelegde straten. Nog bestaande historische bebouwingslinten maken de historische ontwikkeling van Nijmegen voelbaar.
Bij cultuurhistorisch waardevolle gebieden gaat het om gebieden die van belang zijn vanwege de duidelijk aanwezige gebiedskarakteristiek, de gave stedenbouwkundige en/of landschappelijke structuren en een hoge dichtheid aan waardevolle (beschermde) gebouwen en groenelementen. In deze gebieden bestaat een samenhang tussen één of meerdere van de volgende aspecten:
- historische geografie: (relicten van) het cultuurlandschap;
- historische stedenbouw: gegroeide of planmatig tot stand gekomen stadsweefsel (ruimtelijke samenhang tussen wegenpatroon, verkavelingsstructuur, bebouwing);
- historische bouwkunst: beschermde monumenten, karakteristieke gebouwen en/of andere waardevolle objecten;
- historisch groen: tuinen, parken, landgoederen en of andere waardevolle groenstructuren.
Huidig beeld
Het bestemmingsplangebied ligt in de bocht van de Laauwikstraat en de Vossenpelsestraat, twee wegen die het tracé van een in de late middeleeuwen aangelegde kade (dijk) volgen en die onderdeel zijn van de historische wegenstructuur in het gebied. De langs deze wegen gegroeide lintbebouwing is typerend voor de ontwikkeling van het gebied en daarom vanuit cultuurhistorie bezien waardevol. Kenmerkend zijn de lange bebouwingslinten, met de historische verkavelingsstructuren, bestaande uit langgerekte kavels met individueel gebouwde, vrijstaande (tuinders)woningen uit de 19de en 20ste eeuw. De woningen, die bestaan uit één bouwlaag met een kapverdieping, zorgen door hun verscheidenheid aan bouwstijlen, oriëntatie en kapvormen voor een afwisselend straatbeeld. De relatief diepe voortuinen met bomen, struiken en hagen verlenen het lint een dorps karakter. De delen van het plangebied die direct aan de Laauwikstraat en Visveldsestraat grenzen zijn nooit bebouwd geweest.
Achter de woningen van het lint bevonden zich tot een aantal jaren geleden verschillende kassen, die inmiddels zijn verdwenen en plaats hebben gemaakt voor woningbouw. Dit geldt ook voor het plangebied: achter het pand Vossenpelsestraat 11 stond een grote kas die onlangs is gesloopt. Direct tegenover het plangebied, aan de Vossenpelssestraat 14 en 16 bevinden zich een waterpompstation plus bijbehorende dienstwoning uit 1935. Beide panden staan op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed. Binnen het plangebied bevinden zich geen beschermde monumenten of panden die op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed staan.
Bestemmingsplanwijziging
De beoogde bestemmingsplanwijziging maakt in het plangebied de bouw van maximaal 14 woningen mogelijk. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het wenselijk om aan de Laauwikstraat en Vossenpelssestraat aan te sluiten bij het bestaande, historisch gegroeide lint met vrijstaande, individueel gebouwde woningen met een schuine kapvorm. De nieuw te bouwen woningen zorgen dan weliswaar voor een verdichting van het bestaande lint maar tasten met een zorgvuldige inpassing de cultuurhistorisch waardevolle karakteristieken van het gebied niet aan. De aanduiding 'tuin' aan de straatzijden draagt bij aan het in stand houden van het groene, landelijke karakter van het lint en wordt vanuit cultuurhistorie positief beoordeeld.
4.10.2 Archeologie
Rijksbeleid
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Een gedeelte van deze wetgeving is inmiddels overgegaan in de Erfgoedwet, die per 1 juli 2016 van kracht is; het overige zal grotendeels worden opgenomen in de Omgevingswet, waarvan de invoering is voorzien in 2018. Tot die tijd blijft dit deel van de Monumentenwet 1988 van kracht.
Provinciaal beleid
De provincies hebben nog maar een beperkte rol als het om archeologie gaat. De provincies zijn verantwoordelijk voor ontgrondingen, en kunnen op basis daarvan aan de ontgrondingsvergunning ook voorwaarden stellen die betrekking hebben op archeologie. Tevens is de provincie bevoegd gezag bij inpassingsplannen en bij mer-trajecten op provinciaal niveau. De provincie Gelderland kent een groot belang toe aan goed archeologisch beleid op gemeentelijk niveau, en heeft daarom de instelling van regioarcheologen gefaciliteerd, zodat vrijwel alle Gelderse gemeenten kunnen beschikken over gedegen archeologische ondersteuning bij het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid. Daarnaast heeft de provincie voor een drietal grotere regio's zogenaamde kennisagenda's laten opstellen, om zo de bestaande kennis en kennislacunes inzichtelijk te maken. De provincie Gelderland is verder actief betrokken bij de nominatie van de Romeinse grenszone, de Limes, tot Unesco werelderfgoed.
Gemeentelijk beleid
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedwet, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.
Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken, of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden, of om de mogelijkheden van archeologiesparend bouwen te bekijken.
Archeologie binnen het plangebied
Gebiedsbeschrijving
Het plangebied ligt buiten de oude dorpskern van Lent, aan een van de oudere straten in het gebied die voorheen als Modderstraat bekend stond. Op de kaart van Nijmegen in de Hottinger atlas, gepubliceerd aan het eind van de achttiende eeuw, is op het kruispunt van Laauwickstraat en Vossenpelssestraat al bebouwing zichtbaar; in het plangebied zelf echter niet. Minstens sedert het einde van de negentiende eeuw is het gebied in gebruik als landbouwgebied. Vanaf het tweede kwart van de twintigste eeuw tot zeer recent werd het grootste gedeelte van het plangebied gebruikt voor de glastuinbouw. Het gebied ligt buiten de zone die in de provinciale omgevingsverordening is aangewezen als de Romeinse Limes.
Archeologische waarden
In het plangebied zelf heeft geen uitgebreid archeologisch onderzoek plaatsgevonden. In 2017 is wel de munitiesanering van het plangebied archeologisch begeleid; conform verwachting zijn daaruit weinig resultaten voortgekomen. Eerder is wel de directe omgeving van het plangebied onderzocht door middel van proefsleuven. Daaruit is gebleken dat zowel ten noorden als ten westen en ten zuiden van het plangebied geen behoudenswaardige archeologische resten te verwachten zijn. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat ook voor het plangebied een lage archeologische verwachting geldt. Gezien deze lage verwachtingswaarde zullen kleinere ontwikkelingen geen behoudenswaardige archeologische waarden bedreigen, en daarom zullen daaraan geen voorwaarden ter bescherming van de archeologie hoeven worden gesteld.
Het plangebied krijgt daarom de aanduiding wetgevingszone- waarde archeologie 1. Voor de gemeentelijke waarde 1 (onbekende of, zoals in dit geval, lage verwachting) geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ontwikkelingen met een oppervlakte vanaf 2500 m2. Dit onderzoek zal vooral tot doel hebben de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied nader te toetsen. Gezien de verwachting zal dergelijk onderzoek zich met name moeten richten op mogelijke overblijfselen uit de prehistorie, de Romeinse tijd of de Tweede Wereldoorlog. Doel van deze maatregelen is om de verwachte archeologische waarden in de bodem te beschermen. Aanvragen voor omgevingsvergunningen voor het betreffende gebied die een oppervlak van meer dan 2500 m2 omvatten zullen eerst beoordeeld moeten worden op hun effect op het bodemarchief. Indien blijkt dat de bescherming van de verwachte waarden niet of onvoldoende mogelijk is dan dient voorafgaand aan verdere planvorming archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek neemt het bevoegd gezag het besluit of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief. Het is niet onmogelijk dat toekomstig archeologisch onderzoek aanleiding geeft (delen van) het plangebied anders te waarderen. In dat geval kunnen delen van het plangebied een hogere archeologische waarde krijgen toebedeeld.
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of bij de gemeente (artikel 5.10 Erfgoedwet).
4.11 Verkeer En Parkeren
Bereikbaarheid
Gemotoriseerd verkeer
Binnen het plangebied worden maximaal 14 kavels uitgegeven. Van deze 14 kavels wordt een aantal kavels aan de Vossenpelssestraat gesitueerd en een aantal kavels aan de binnenzijde van het plangebied. Het plangebied wordt ontsloten aan de binnenzijde middels nieuw aan te leggen openbare ruimte. Alle kavels aan de binnenzijde ontsluiten aan de nieuw aan te leggen openbare ruimte. De kavels aan de buitenzijde van het plangebied, gelegen aan de Vossenpelssestraat ontsluiten zelfstandig of gecombineerd op de Vossenpelssestraat. Een uitzondering is/ zijn de toekomstige kavel(s) nabij de fietsoversteek op de Vossenpelssestraat. Voor dit kavel/ deze kavels geldt dat deze niet kunnen ontsluiten op de Vossenpelssestraat nabij de fietsoversteek. De Vossenpelssestraat functioneert op dit moment nog als ontsluitingsweg.
Langzaam verkeer
Het langzaam verkeer kan via de aan te leggen inritten de kavels ontsluiten. De kavels aan de binnenzijde kunnen aan de achterzijde via de nieuw te ontwikkelen woonwijk ontsloten worden voor langzaam verkeer. De kavels aan de Vossenpelssestraat ontsluiten aan de Vossenpelssestraat. Binnen het plangebied wordt tevens een langzaamverkeersverbinding gemaakt richting het Vitensbosje voor een recreatieve wandeling.
Openbaar vervoer
Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Vossenpelssestraat nabij rotonde Turennesingel. Deze bevinden zich op ca. 800 meter loopafstand.
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de beleidsregels parkeren. Dit is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde 'Nota Parkeernormen Gemeente Nijmegen Herziening(2016). De gemeente Nijmegen heeft een stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk'. Het plangebied Vossenpelssestraat valt in gebied "schil / overloopgebied". Het aantal vaste parkeerplaatsen voor bewoners wordt op eigen terrein opgelost. Het aandeel bezoekersparkeren moet openbaar toegankelijk zijn. In het plangebied kunnen in totaal circa 10 parkeerplaatsen voor bezoekersparkeren gerealiseerd. Hiermee wordt ruim voldaan aan de beleidsregels parkeren.
Verkeersveiligheid
Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidsregime er geldt. Op de GOW-plus, GOW-basis en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Het plangebied ligt aan een ontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h.
Eisen aan ontsluiting terrein
De in- en uitritten van de kavels dienen zo te worden aangelegd dat er voldoende zicht is op de openbare weg. Voor het fiets- bromfietspad op de Vossenpelssestraat dient men het uitzicht voldoende te waarborgen zodat het verkeer op het fiets- bromfietspad niet in gevaar wordt gebracht door het in- en uitrijdend verkeer van en naar het plangebied.
4.12 Niet Gesprongen Explosieven
Tijdens onderzoek naar niet gesprongen explosieven, zijn in het plangebied geen conventionele explosieven aangetroffen.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen.
De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels.
5.2 Systematiek Van De Planregels
Voor het bestemmingplan wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.
De planregels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsplanregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
De grondexploitatie geschiedt voor rekening en risico van de gemeente. Uitgangspunt is een in financieel-economisch opzicht haalbaar bestemmingsplan. Met de huidige inzichten van de gemeente ten aanzien van de financieel-economische haalbaarheid, is dit op basis van het beoogde woningbouwaantal veiliggesteld. Omdat alle gronden in het plangebied gemeentelijk eigendom zijn, is een exploitatieplan niet nodig. Via de gronduitgifte kan immers kostenverhaal plaatsvinden.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
Op 6 november 2017 is het bestemmingsplan toegelicht tijdens een inloopavond in het Wooninformatiecentrum in Nijmegen Lent. Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 2 november t/m 13 december 2017 voor 6 weken ter inzage gelegen. Door het Waterschap is een zienswijze ingediend. De ingediende zienswijze wordt meegenomen bij de besluitvorming over de vaststelling van het bestemmingsplan door de Raad. Na vaststelling ligt het bestemmingsplan in het kader van beroep voor 6 weken ter inzage.
7.2 Overleg
In het kader van het vooroverleg zijn de volgende instanties in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het conceptontwerp-bestemmingsplan:
Provincie Gelderland
Het bestemmingsplan is mondeling toegelicht en voorgelegd aan de provincie Gelderland. Op basis hiervan heeft de provincie aangegeven dat het bestemmingsplan niet in het kader van het vooroverleg aan de provincie hoeft te worden aangeboden.
Waterschap Rivierenland
Het bestemmingsplan is aan het Waterschap voorgelegd en besproken. Het Waterschap heeft vervolgens als volgt schriftelijk gereageerd:
"Het bestemmingsplan voor de kaslocatie op de hoek Vossenpelssestraat/Lauwikstraat is wat ons betreft akkoord. Regels en verbeelding zijn conform afspraken, de toelichting geeft aan op welke wijze met de berging en afvoer van het hemelwater wordt omgegaan. Wel wijzen wij erop dat voor de haalbaarheid van het plan een aantal vervolg acties nodig zijn:
- De watergang aan de zuidzijde van de Lauwikstraat moet conform eerder verleende vergunning en goedgekeurd WHP nog opgewaardeerd worden, zowel qua status als qua profiel en afmetingen van inliggende duikers. Daarbij geldt dat de afvoer gewaarborgd moet zijn, ook indien particuliere eigendommen in het traject aanwezig zijn.
- De watergang aan de oostzijde van de Vossenpelssestraat moet worden opgewaardeerd tot een B-watergang, waarbij bestaande eigenaren van de aanliggende percelen een onderhoudsplicht krijgen. Gemeente zal met deze eigenaren overeenstemming moeten bereiken vóór de watervergunning kan worden verleend. Afmetingen van te leggen duikers onder de Vossenpelssestraat moeten nader uitgewerkt in een WHP, waarbij ook rekening wordt gehouden met de afvoer van later nog aan te sluiten hemelwater van bijvoorbeeld het Vitensterrein.
- In het oorspronkelijke WHP is aangegeven welk verhard oppervlak op welke wadi loost. Dit zal met dit nieuwe bestemmingsplan geactualiseerd moeten worden, zodanig dat de extra afwatering in overeenstemming blijft met de uitgangspunten uit dit WHP.
- Het geactualiseerde WHP inclusief plan van aanpak voor de benodigde opwaardering van de afvoerende watergangen, de toestemming van de aanliggende perceelseigenaren ontvangen wij graag vóór de aanvraag van de watervergunning".
Gemeente Lingewaard
De gemeente Lingewaard heeft schriftelijk gemeld geen inhoudelijke opmerkingen te hebben over het concept-bestemmingsplan.