KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Sport
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Water
Artikel 10 Wonen
Artikel 11 Woongebied
Artikel 12 Leiding - Riool
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 21 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie
2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Ladder Duurzame Verstedelijking
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Mer-beoordeling
4.2 Wonen
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Geluid - Wegverkeerslawaai
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Geur
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Bodem
4.9 Water
4.10 Flora En Fauna
4.11 Cultuurhistorie
4.12 Archeologie
4.13 Verkeer En Parkeren
4.14 Kabels En Leidingen
4.15 Niet Gesprongen Explosieven (Nge)
4.16 Duurzaamheid En Klimaatadaptatie
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Systematiek Van De Planregels
5.3 Beschrijving Per Bestemming
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Participatie Vóór De Officiële Procedure
7.2 Inspraak
7.3 Overleg
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Overzicht Vigerende Bestemmingsplannen
Bijlage 2 Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder Incl. Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoeken Vossenpels Noord
Bijlage 4 Actualiserende Bodemonderzoeken 2019-2020
Bijlage 5 Stikstofrapport Vossenpels Noord
Bijlage 6 Beschermde Soorten En Gebieden Wet Natuurbescherming
Bijlage 7 Actualisatie Mer Vossenpels Noord, Nijmegen
Bijlage 8 Ambitiedocument Vossenpels Noord November 2018

Nijmegen Vossenpels Noord

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Vastgesteld op 22-12-2021 - deels in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nijmegen Vossenpels Noord met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP22300-VG01 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwde woningen

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de zijdelingse perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.

1.7 aangebouwd bijgebouw

een bijgebouw dat direct grenst aan een aan- of uitbouw en niet tevens aan het hoofdgebouw. Voor een aangebouwd bijgebouw geldt de definitie van een bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid. Wanneer een aangebouwd bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van volgens het bestemmingsplan of deze beleidsregels toegelaten aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.

1.8 aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Prostitutie is uitgesloten.

1.9 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

  • het verlenen van diensten en/of;
  • het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) en/of;
  • het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend;
  • het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast);

waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. Een seksbedrijf is uitgesloten.

1.10 achtergevel

de bestaande achtergevel.

1.11 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan.

1.12 afwijkende overige woningtypologiën

alle woningtypologieën, niet zijnde vrijstaande, halfvrijstaande of aaneengebouwde woningen.

1.13 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.

1.14 ambachtelijke wijn- en cidermakerij

Inrichting waarmee uit vers fruit (waaronder druiven, appels en peren en mogelijk natuurlijke toevoegingen zoals kruiden en specerijen) via natuurlijke vergisting (vruchten)wijn en cider gemaakt worden, via een ambachtelijk (beperkt geautomatiseerd) werkproces, waar:

  • de ambachtelijk gemaakte producten bewaard en aan het publiek aangeboden worden;
  • de goederen en grondstoffen die nodig zijn voor het vervaardigen van de producten opgeslagen worden;
  • de machines en werktuigen die nodig zijn voor het werkproces en het telen van de daarvoor benodigde gewassen gestald worden.

1.15 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.16 archeologische waarden

Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:

  • archeologische verwachtingswaarden;
  • vastgestelde archeologische waarden of resten.

1.17 archeologische verwachtingswaarde

de kans op archeologische vondsten of informatie.

1.18 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een certificaat conform de Erfgoedwet.

1.19 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.20 bed and breakfast

een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.

1.21 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.22 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.23 bedrijvigheid

het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.

1.24 beperkt kwetsbaar object

Onder beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:

  • verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  • winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen;
  • sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbar object kunnen worden aangemerkt;
  • bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  • objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.

1.25 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.29 bijgebouw

een, vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel, dat op de grond staat. Als functioneel ondergeschikt gebouw wordt verstaan een gebouw dat bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingsruimte. Als een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van volgens het bestemmingsplan toegelaten aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Daar waar gesproken wordt over de 'eerste bouwlaag' wordt bedoeld de bouwlaag op (dan wel bij benadering op) de begane grond. De 'tweede bouwlaag' is de bouwlaag direct boven de 'eerste bouwlaag'.

1.33 bouwmarkt

een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.38 centraal wonen

voor wonen bestemd gebouw, waarbij in het gebouw één of meer ontmoetingsruimte(n) aanwezig zijn.

1.39 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.40 daknok

hoogste punt van een schuin dak.

1.41 dakterras

een terras op een plat dak.

1.42 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.43 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan grootschalige- en perifere detailhandel. Een supermarkt is uitsluitend toegestaan wanneer dit in de bestemming is aangegeven.

1.44 dienstverlenend bedrijf

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.

1.45 erf

al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen naast en achter een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.46 escortbedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee.

1.47 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.48 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop (zowel nieuwe als gebruikte motorvoertuigen), onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.49 garagebox

overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.

1.50 gebieden met een hoge archeologische verwachting

deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.

1.51 gebieden van zeer grote archeologische waarde

voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.

1.52 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.53 gebouwd terras

aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.54 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen;
  2. 2. ziekenhuizen;
  3. 3. verpleeghuizen;
  4. 4. verzorgingstehuizen;
  5. 5. psychiatrische inrichtingen;
  6. 6. kinderdagverblijven.


geluidsgevoelige terreinen

  • I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
  • II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.55 (geur)gevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt zoals bedoeld in Wet geurhinder en veehouderij.

1.56 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.57 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.58 grootschalige detailhandel (gdv)

winkels met een ondergrens van 1.500 m² bedrijfsvloeroppervlak, gebruikt voor de perifere vestiging van winkels in andere branches dan perifere detailhandel.

1.59 hobbymatig

een voor eigen particulier gebruik met een omvang die niet bedrijfsmatig is.

1.60 hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.61 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en/of uitbouwen.

1.62 hoofdgebouw

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.

1.63 hoogwaardig openbaar vervoer

een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.

1.64 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.

1.65 hospes/hospita

de 100% economisch en juridisch eigenaar die zélf daadwerkelijk in de zelfstandige woonruimte woont en minimaal 50% van deze woonruimte gebruikt voor zijn eigen huishouden en maximaal 2 onzelfstandige woonruimten verhuurt aan maximaal twee personen. De onzelfstandige woonruimten mogen niet beschikken over eigen voorzieningen, als badgelegenheid, keuken en/of toilet.

1.66 hotel/pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met eventueel als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.67 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.68 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geitenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.

1.69 kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.

1.70 kas

een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten.

1.71 kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.72 kunstwerk

een civieltechnisch bouwwerk, zoals sluizen, viaducten en dergelijke, met uitzondering van een beeldend kunstwerk, waaronder verstaan wordt een uiting van beeldende kunsten.

1.73 kwetsbaar object

  • woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.74 laden en lossen

onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

1.75 maatschappelijke voorzieningen

het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg), uitvaartcentrum en bibliotheek.

1.76 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.77 moestuin

gronden waarop op kleine schaal, niet bedrijfsmatig, groenten, kruiden, bloemen en/of fruit worden verbouwd dan wel geteeld.

1.78 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van productie, distributie, winning, opslag of zuivering van gas, water, warmte of elektriciteit.

1.79 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.80 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.81 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.82 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.83 oorspronkelijk hoofdgebouw

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.84 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.85 onzelfstandige woning

een woning waarbij een of meer voor bewoning noodzakelijke voorzieningen (zoals een keuken, douche en toilet) worden gedeeld met andere bewoners van het pand. Een onzelfstandige woning kan wel een eigen toegang hebben. Voorbeelden zijn kamerbewoning, een woongroep en een meergeneratiewoning.

1.86 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.87 overkapping

een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.88 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.89 parkeergarage

onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren.

1.90 parkeren

een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.91 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.92 perifere detailhandel (pdv)

detailhandel die niet of moeilijk inpasbaar is in bestaande en/of traditionele winkelcentra vanwege de volumineuze aard van de goederen en vanwege de benodigde (wijze van) bevoorrading, zoals: detailhandel in keukens, tegels en sanitair, tuininrichtingsartikelen, bouwmarkten en woninginrichting.

1.93 perifere vestiging

vestiging buiten bestaande winkelstructuur, bestaande uit hoofdwinkelcentra, stadsdeelcentra en buurtwinkelcentra.

1.94 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.95 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.96 prostituee

degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.97 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.98 prostitutiebedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie.

1.99 raamprostitutiebedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats.

1.100 recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.

1.101 seniorenwoning

woning bestemd voor zelfstandig wonende ouderen (55+).

1.102 seksbedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling. Onder een seksbedrijf wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.103 seksinrichting

voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.

1.104 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.

1.105 stacaravan

een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.

1.106 stallen

in een garage of andere bewaarplaats zetten.

1.107 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.108 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatieborden, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, abri's en dergelijke.

1.109 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.110 supermarkt

een grote zelfbedieningswinkel, vaak onderdeel van een supermarktketen, waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht. Kenmerkend voor een supermarkt is de aanwezigheid van de verschillende versafdelingen.

1.111 terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.112 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.113 verblijfsgebied

binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.

1.114 verkameren

het gebruiken of laten gebruiken van een (gedeelte van een) gebouw waar wonen is toegestaan ten behoeve van kamergewijze bewoning. Hieronder wordt tevens verstaan het toevoegen van onzelfstandige wooneenheden aan bestaande gevallen van kamergewijze bewoning.

1.115 verkoopstandplaats

het op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere wijze - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel standplaats innemen of hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken dan wel diensten aan te bieden.

1.116 vervoermiddel

een object dat bedoeld is om personen of goederen te vervoeren.

1.117 voertuig

vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren.

1.118 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.119 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.120 voorste perceelsgrens

de naar de weg gekeerde perceelsgrens; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg gekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een voorste perceelsgrens aan.

1.121 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.122 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.123 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.124 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.125 woonark

een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dat wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nachtverblijf.

1.126 woonboot

elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen. Hieronder vallen zowel woonschepen als woonarken.

1.127 woonschip

onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren.

1.128 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.129 zeer kwetsbaar object

een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.

1.130 zelfstandige woning

een woning met een eigen toegang waarbij de voor bewoning noodzakelijke voorzieningen (zoals een keuken, douche en toilet) niet gedeeld hoeven te worden met andere bewoners van het pand.

1.131 zijdelingse perceelsgrens

de zijkanten van een perceel.

1.132 zijgevel

de bestaande zijgevel.

1.133 zorgwonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot, waarbij met behulp van zorg/ondersteuning door derden, zelfstandig gewoond wordt.

1.134 zorgwoning

een woning in een wooncomplex die bedoeld is voor mensen die uitsluitend met behulp van zorg/ondersteuning door derden zelfstandig kunnen wonen. Het betreft daarbij een woning die geschikt is voor rollatorgebruik dan wel voor rolstoelgebruik. In het wooncomplex zijn extra voorzieningen aanwezig, zoals een ontmoetingsruimte.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.2 afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.3 bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle, al dan niet met vergunning gebouwde, in een nader aan te geven gebied aanwezige bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. Ondergrondse bouwwerken worden meegerekend.

2.4 bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. Bij kavelsplitsing geldt dit percentage zowel voor de gezamenlijke bouwpercelen als voor ieder afzonderlijk bouwperceel.

2.5 bedrijfsvloeroppervlakte of winkelgebruiksoppervlak (wgo)

de totale vloeroppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.6 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.

2.7 bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.8 bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.9 bruto vloeroppervlak (bvo)

op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.10 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.11 diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.12 gevellijn

de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.

2.13 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen is in onderstaande schetsen aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0026.jpg"

2.14 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.15 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.16 peil

de plaats van waar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten wordt als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Bij het bepalen van de hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld blijven plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing.

2.17 verkoopvloeroppervlak (vvo) of winkelvloeroppervlak (wvo)

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.18 vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouderij;
  2. b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. de uitoefening van fruit- en boomteelt binnen een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken ten behoeve van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies. Dit zijn alle functies behoudens de agrarische bedrijvigheid;
  2. b. de uitoefening van een intensieve veehouderij;
  3. c. het zodanig gebruik van gronden dat chemische gewasbeschermingsmiddelen noodzakelijk zijn.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen voorzover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijvigheid;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten, fiets- en voetpaden en sport- en speelvoorzieningen, waaronder niet begrepen jongerenontmoetingsplaatsen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  5. e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  6. f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 17.2 (Bouw)werken ten algemenennutte.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren;
  2. b. mobiele verkoopinrichtingen (zoals een verkoopwagen, kraam of tafel) zijn toegestaan, voor zover toestemming is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van moestuinen onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om het telen van groenten, kruiden, kleinfruit en bloemen;
  2. b. het uitsluitend gaat om hobbymatig gebruik van de gronden als moestuin;
  3. c. het oprichten van gebouwen niet is toegestaan;
  4. d. het gebruik als moestuin geen onevenredige hinder oplevert voor omliggende (woon)functies.

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' voor maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat wonen niet is toegestaan;
  3. c. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 18.4 Ondersteunende horeca;
  4. d. een (snel)fietsroute;
  5. e. bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden;
  6. f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en groenvoorzieningen;
  2. b. gebouwen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' voor een kantoor, waarbij de kantoorfunctie wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning waartoe de overkapping behoort;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' uitsluitend voor een overkapping, waarbij op de verdieping een functie als kantoor is toegestaan;
  5. e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  6. f. in- en uitritten, parkeervoorzieningen en overige verhardingen (waaronder terrassen) behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen bebouwing;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - inritten' voor een tweetal ontsluitingen met elk een maximale breedte van 3 m;
  8. h. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag niet meer dan 30% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen, met dien verstande dat bestaand gebruik ten behoeve van parkeren van meer dan 30% is toegestaan;
  2. b. dakterrassen, met uitzondering van bestaande dakterrassen.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen (waaronder garageboxen en parkeergarages) en fietsenstallingen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, terrassen en taluds;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  5. e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  6. f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 17.2 (Bouw)werken ten algemenennutte.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 voor de bouw van een kiosk met dien verstande dat:

  1. a. de bebouwde oppervlakte van een kiosk maximaal 25 m² mag bedragen;
  2. b. de maximum bouwhoogte 5 meter en de maximum goothoogte 3 meter mag bedragen;
  3. c. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken en;
  2. b. verkeer te water;
  3. c. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  4. d. bijbehorende voorzieningen zoals groen, sport- en speelvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'ambachtelijke wijn- en cidermakerij' voor een ambachtelijke wijn- en cidermakerij;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' voor een kantoor, waarbij de kantoorfunctie wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning waartoe het bijgebouw behoort;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'kas' voor een kas uitsluitend voor hobbymatig gebruik;
  5. e. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 18.1 Aan huisverbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  6. f. bijbehorende voorzieningen zoals erf, verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  7. g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Woongebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. verblijfsgebieden;
  3. c. (ontsluitings-)wegen;
  4. d. structurele groenverbindingen;
  5. e. beschermd wonen;
  6. f. lichte horeca zoals genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van het wonen, zoals zorgvoorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' voor detailhandel in bloemen en planten en aanverwante artikelen uitsluitend op de begane grond;
  9. i. bijbehorende voorzieningen zoals erven, tuinen, voet- en fietspaden, verhardingen, parkeer-, groen-, sport- en speelvoorzieningen;
  10. j. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, afmetingen en constructie van gebouwen en de inrichting van een perceel, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals neergelegd in het beeldkwaliteitplan.

11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 11.2.2.A onder b. voor het toestaan een groter aantal niet-grondgebonden woningen tot maximaal 100, mits het maximaal aantal woningen van 650 woningen niet wordt overschreden en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het stedenbouwkundige beeld zoals neergelegd in het beeldkwaliteitplan;
  2. b. lid 11.2.2.A onder c. voor hoger bebouwingspercentage, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het stedenbouwkundige beeld zoals neergelegd in het beeldkwaliteitplan;
  3. c. lid 11.2.2.B ten behoeve van het oprichten van een gemeenschappelijke berging, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale goothoogte 3 meter bedraagt;
    2. 2. de maximale bouwhoogte 6 meter bedraagt;
    3. 3. in afwijking van het bepaalde in artikel 1.29 bijgebouw geen hoofdgebouw aanwezig hoeft te zijn;
    4. 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het stedenbouwkundige beeld zoals neergelegd in het beeldkwaliteitplan;
  4. d. lid 11.2.2.B onder b. voor een hogere goothoogte, met dien verstande dat:
    1. 1. de maximale goothoogte 6 meter bedraagt;
    2. 2. niet hoeft te worden voldaan aan het bepaalde in 11.2.2.B onder g.
    3. 3. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige beeld zoals neergelegd in het beeldkwaliteitplan.
  5. e. lid 11.2.2.B onder b. voor een hogere bouwhoogte, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12,5 m;
    2. 2. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige beeld zoals vastgelegd in het beeldkwaliteitplan.
  6. f. lid 11.2.2.B onder d. voor een grotere totale lengte van aaneengebouwde hoofdgebouwen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het stedenbouwkundige beeld zoals neergelegd in het beeldkwaliteitplan;
  7. g. lid 11.2.2.B onder e. en f. voor een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het stedenbouwkundige beeld zoals neergelegd in het beeldkwaliteitplan.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. bewoning van (al dan niet aangebouwde) bijgebouwen, anders dan huisvesting in verband met mantelzorg;
  2. b. dakterrassen, met uitzondering van bestaande dakterrassen;
  3. c. op eigen terrein parkeren voor de gebouwde voorgevel van het hoofdgebouw.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.5 sub b. ten behoeve van het toestaan van dakterrassen onder de voorwaarden dat:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het stedenbouwkundige beeld zoals neergelegd in het beeldkwaliteitplan;
  2. b. geen onevenredige inbreuk plaatsvindt op de belangen van de omringende percelen en/of woningen.

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden met een hoge archeologische verwachting).

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 13.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de bestemming Waarde - Archeologie 3 op te nemen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de gronden.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij het gaat om:

  1. a. een bouwwerk op erf aan de achterkant van een hoofdgebouw, mits dat erf niet ook deel uitmaakt van het erf aan de zijkant van dat gebouw en niet naar een openbaar toegankelijk gebied is gekeerd;
  2. b. een bouwwerk op gronden die onderdeel zijn van een openbaar toegankelijk gebied;
  3. c. het gaat om (vervanging van) bestaande bouwwerken.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  2. b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.

Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 15.5.1 is verleend.

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

17.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst en gedenktekens zijn binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

17.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, kabels en leidingen, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

17.3 Jongerenontmoetingsplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingen Groen, Verkeer of Maatschappelijk ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
  2. b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
  3. c. de locatie bij voorkeur gelegen is nabij een speelvoorziening;
  4. d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
  5. e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.

17.4 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies;
  2. b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  3. c. bouwen onder peil binnen de bestemmingen Wonen en Woongebied is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  4. d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximum diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  5. e. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 17.2 is toegestaan;
  6. f. bestaande ondergrondse gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  7. g. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

Artikel 18 Algemene Gebruiksregels

18.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

18.2 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven

18.3 Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor een vergunningvrij evenement op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

18.4 Ondersteunende horeca

In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  2. b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  3. c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
  4. d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
  5. e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
  6. f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  7. g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  8. h. van het totale vloeroppervlak van een voorziening gericht op een kantoor, maatschappelijke voorziening, een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  9. i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  10. j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.

18.5 Productiegebonden en ondergeschikte detailhandel

Productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel bij bedrijven is onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de detailhandel staat in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering. Zo geldt voor productiebedrijven, dat er alleen producten mogen worden verkocht die door het bedrijf zelf zijn geproduceerd;
  2. b. ondergeschikte detailhandel voor groothandelsbedrijven is niet mogelijk voor de zogenaamde foodcategorieën;
  3. c. de detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte, de overige bedrijfsruimte is niet toegankelijk voor consumenten;
  4. d. de detailhandelsfunctie is gemaximeerd ten aanzien van de hoofdfunctie en bedraagt maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande dat de maximum omvang ervan nooit meer dan 100 m² verkoopvloeroppervlakte bedraagt;
  5. e. voor de detailhandel gelden de openingstijden die ook voor de reguliere detailhandel van toepassing zijn.

18.6 Seksbedrijf

18.7 Verkoopstandplaatsen

Verkoopstandplaatsen zijn binnen de bestemmingen Groen, Verkeer, Water en Woongebied toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor vergunningvrije standplaatsen op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels

19.1 milieuzone - licht en geluid

19.2 overige zone - ontsluiting

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontsluiting' is een ontsluiting ten behoeve van doorgaand en langzaam verkeer toegestaan met een waterhuishoudkundige voorziening, zoals een overbrugging.

19.3 veiligheidszone - barim 1

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - barim 1' zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.

19.4 veiligheidszone - barim 2

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - barim 2' zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan.

19.5 wetgevingzone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming Agrarisch te wijzigen in een bestemming Woongebied, Wonen, Tuin, Verkeer en/of Groen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  1. a. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 meter;
  2. b. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
  3. c. de wijziging is in overeenstemming met het stedenbouwkundige beeld zoals neergelegd in het beeldkwaliteitplan;
  4. d. de woningen dienen te passen in en aan te sluiten bij de omringende woonomgeving.

Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.

Artikel 21 Overige Regels

21.1 Regels verkamering

21.2 Parkeerregels

21.3 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

  1. a. in de eerste plaats de planregels van artikel 12 Leiding - Riool;
  2. b. in de tweede plaats de planregels van artikel 15 Waterstaat - Waterlopen;
  3. c. in de derde plaats de planregels van artikel 13 Waarde - Archeologie 2;
  4. d. in de vierde plaats de planregels van artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

22.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Vossenpels Noord'.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 1991 kwam de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra uit waarin het Rijk de bouw van honderduizenden nieuwe huizen op uitbreidings(Vinex) locaties aankondigde. Tussen 1991 en 2015 werden 81 Vinexwijken gebouwd voor circa 800.000 nieuwe bewoners. Eén van de laatste Vinexlocaties die nog in ontwikkeling is, is de Waalsprong.

Het gebied de Waalsprong is tevens de belangrijkste Nijmeegse uitbreidingslocatie en is gesitueerd aan de noordzijde van de rivier de Waal. In deze Vinex-locatie worden in totaal circa 12.000 woningen gerealiseerd.

Onderdeel van de ontwikkeling van de Waalsprong is het gebied Vossenpels. Van de genoemde circa 12.000 woningen worden er circa 650 woningen gerealiseerd in het plangebied.

Met het plan wordt beoogd om deze genoemde ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk te maken.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in het noorden van Nijmegen, in het oostelijke deel van de Waalsprong. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Vossenpelssestraat, die tevens de gemeentegrens met Lingewaard vormt. Aan de westzijde vormt de singel aan de zijde van de Turennesingel de grens en aan de zuidzijde door globaal de straat Bekkersland. In het noorden wordt de begrenzing gevormd door de Lentse Plas en het Zandsepad.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1 Ligging van het plangebied in de omgeving

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Binnen het plangebied gelden diverse bestemmingsplannen en een beheersverordening. Een overzicht van de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordening is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting. De reden om destijds voor een beheersverordening te kiezen lag in het feit om op korte termijn over een actueel planologisch-juridisch regime te beschikken, om op die wijze aan de toen nog geldende actualiseringsverplichting van bestemmingsplannen te voldoen.

De beoogde woningbouwontwikkeling past niet in de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordening, omdat het grootste deel van de gronden nog een agrarische bestemming heeft. Een groot aantal voormalige agrarische bedrijfswoningen heeft nog steeds een agrarische bestemming. Deze zullen een woonbestemming krijgen.

Ter plaatse van het sportpark ligt wel een bestemming Sport, maar door de wijziging van de grenzen bij de tennisbanen, is ook hier een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Een aantal bestaande woningen heeft in de vigerende bestemmingsplannen een woonbestemming; deze zal in dit nieuwe bestemmingsplan worden overgenomen.

Onderhavige bestemmingsplanherziening vormt vanwege deze strijdigheid met de vigerende bestemmingsplannen en beheersverordening het juridisch en planologisch kader voor de beoogde ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.).

Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 'Planbeschrijving', dit gaat in op de beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving.Daarnaast worden de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt op een rij gezet. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde haalbaarheidsaspecten zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en water wordt in dit hoofdstuk beschreven waarom de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe hetgeen in voorliggend plan is vastgelegd juridisch wordt geregeld. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt verslag gedaan van het (voor)overleg en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Huidige Situatie

2.1.1 Ruimtelijk

De Vossenpels Noord is een bijzonder gebied in de Waalsprong. Het is van oudsher een tuindersgebied en ligt aan de oostkant van de Waalsprong, tegen de gemeentegrens met Lingewaard. De kassen zijn in de loop der jaren op een paar na allemaal verdwenen. De gemeente heeft grond gekocht voor woningbouwontwikkeling. Het gebied kent een mix van open en besloten gebieden en bestaat uit diverse bestaande bebouwing in buurtschappen. In sommige delen is zo bijna sprake van inbreidingsopgave.

Ten zuiden van het gebied ligt Vossenpels Zuid (gebouwd volgens het concept Plant je Vlag). Door de ligging grenzend aan de landschapszone, Park Lingezegen en het Rivierpark is het gebied ingesloten in een groene omgeving. Centraal in de ontwikkellocatie bevindt zich het sportpark.

De Vossenpels Noord is gesitueerd tussen verschillende ontwikkelingen. Ten noorden bevindt zich de Landschapszone (Lentse en Zandse Plas).

Ten oosten van het gebied ligt de gemeente Lingewaard. De gemeentegrens ligt op de as van de Vossenpelssestraat (op Lingewaards grondgebied heet de weg Vossenpels). Hier wordt het regionale landschapspark ‘Park Lingezegen’ ontwikkeld, met hulp van de Provincie Gelderland. Dit park zorgt voor een groene buffer tussen Nijmegen, Elst en Arnhem en biedt nieuwe recreatiemogelijkheden. Ter hoogte van de Vossenpels vinden we deelgebied De Woerdt binnen dit park. Belangrijke elementen in dit park zijn Landgoed Doornik en het Spiegelbos.

Ten zuiden van het gebied is de Vossenpels Zuid ontwikkeld, volgens het concept PlantjeVlag. Hier is een woningbouw gerealiseerd door middel van zelfbouw door particulieren (of een collectief). In dit gebied gelden geen regels voor welstand waardoor de bewoners een grote vrijheid hadden een huis te bouwen naar eigen inzichten.

Ten westen zijn, inmiddels enkele jaren geleden, de woonwijken Laauwik en Visveld gebouwd. Recent is aan de plas het project Groene Oevers uitgevoerd. In de nabijheid is Rivierpark welke ook nieuwe recreatiemogelijkheden biedt.

2.1.2 Functioneel

Centraal in het plangebied ligt het sportpark met voetbalvelden, tennisbanen en een clubgebouw voor de damvereniging. Het gebouw voor de damvereniging wordt tevens gebruikt voor kinderopvang.

De voetbalvelden zijn recent uitgebreid met een vierde voetbalveld. In het proces van planontwikkeling is in overleg met de tennisvereniging de ruimte die nog voor 2 extra banen gereserveerd was, op een andere locatie neergelegd. Hierdoor is de situering van de tennisbanen in zijn geheel meer logisch dan op de voormalige locatie en kan de tennisvereniging dus nog met 2 banen uitbreiden.

In het plangebied liggen nu met name woningen. Een aantal van die woningen betreft voormalige bedrijfswoningen van de tuinbouwbedrijven. Na het verdwijnen van de tuinbouwbedrijven zijn de woningen behouden en is het wonen voortgezet.

Naast woningen komt er nog een andere functie in het plangebied voor, namelijk bedrijvigheid. De bedrijven die in het plangebied waren gevestigd, waaronder Hoefnagels (glastuinbouw) en het Bloemenschuurtje (teelt en verkoop van bloemen) zijn inmiddels aangekocht, verkocht of wordt over verkoop gesproken.

2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie

2.2.1 Opgave

De Vossenpels Noord is een oud kassengebied. Voor de Vossenpels ligt een woningbouwopgave in het kader van de realisatie van de Waalsprong. De woningbouwopgave betreft circa 650 woningen.

Voor het gebied zijn de volgende ambities geformuleerd:

  • ongedeelde stad: een gedifferentieerd woonprogramma in typologie, dichtheid en prijs voor de diverse doelgroepen;
  • één wijk, één geheel (oude en nieuwe bewoners, samen);
  • gezonde wijk;
  • waar mogelijk behoud en maak zichtbaar/versterk het verleden, met groen, water en cultuurhistorie.
  • zorg voor een identiteit van het gebied en profileer. Verwijzing en profilering naar tuindersverleden met kassen;
  • zorg voor een niet bebouwde openbare ruimte die onder andere gebruikt wordt voor ontmoeting, bewegen, gezondheid en informeel spelen;
  • duurzame wijk;
  • de belasting op de Vossenpelssestraat zo min mogelijk laten toenemen;
  • groenstedelijk woonmilieu; kenmerken groene karakter van het gebied met voornamelijk grondgebonden woningen, waarbij de dichtheden per bouwveld kunnen verschillen. Naast ruimer opgezette woningbouw is ook ruimte voor een meer intensieve invulling;
  • waar mogelijk inpassing van vraag naar zelf bouwen (Particulier opdrachtgeverschap en Collectief particulier opdrachtgeverschap) initiatieven;
  • het gebied leent zich naast gangbare woningtypen ook voor meer experimentele woonconcepten;
  • behoud van groen en ruimtelijk karakter.

Bovenstaande opgave is beschreven in een ambitiedocument 'Vossenpels Noord' dat op 20 november 2018 door het College van burgemeester en wethouders is vastgesteld en in januari 2019 in de gemeenteraad is besproken. Dit ambitiedocument is het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan.

2.2.2 Structuur Waalsprong

Over de Waalsprong en zijn structuur zijn al eerdere studies en uitspraken gedaan. Dit beperkte zich meestal tot de opbouw in bebouwingsdichtheden (afnemende dichtheid in de richting van het landschap als overgang) en landschappelijke inrichting (dijkzone).

Inmiddels is ongeveer de helft van het geplande aantal woningen (ca. 5200 van totaal 11.700) gerealiseerd in en rondom Woonpark Oosterhout (inclusief Grote Boel) en rondom Lent aan de oostkant van het spoor Nijmegen-Arnhem. Op dit moment worden Hof van Holland, Woenderskamp, Koudenhoek, Waaijenstein en Dijkzone gerealiseerd.

De Donut is een herkenbare ring rondom het gebied van Lent aan de buitenkant van de watersingel die in verbinding staat met de plassen in de Waaijer. Aan de binnenkant van de watersingel is al het nodige gebouwd in met name baksteen in de vorm van rijtjes woningen, tweekappers, vrijstaande woningen en appartementen.

Om te komen tot een zekere diversiteit in woonmilieus en beeldkwaliteit is het uitgangspunt om de in de Donut te ontwikkelen woonmilieus een meer gebiedseigen karakter te geven die iets toevoegen aan de Waalsprong.

Dit gebiedseigen karakter kan worden ontleend aan de landschappelijke kenmerken uit het verleden en/of huidig gebruik. Tevens kan de typologie van de nieuw te bouwen woningen (bijvoorbeeld dijkwoningen) en bijbehorende beeldkwaliteit dit ondersteunen (minder dominantie van de baksteen). Gedurende het ontwerpproces kan blijken dat de verbijzondering in de beeldkwaliteit zich over een groot gebied verspreid of juist zich beperkt tot een zogenaamde special en/of plek.

2.2.3 Stedenbouwkundig concept

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit tot 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.

De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor de topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley.

Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. Het kabinet heeft in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Hiervan zijn 13 onderwerpen van 'nationaal belang' afgeleid, waarvoor centrale sturing nodig wordt geacht en waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en haar bevoegdheden wil inzetten. In vergelijking met eerder rijksbeleid wordt veel aan lagere overheden overgelaten. Planologische besluiten worden niet meer preventief getoetst op de naleving van nationale normen, tenzij het de directe belangen van Rijkswaterstaat, het ministerie van Defensie en het ministerie van EL&I inzake weg -en waterbeheer, defensieterreinen of Rijksinpassingsplannen voor energie-infrastructuur betreft.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere planologische kernbeslissingen (pkb's) en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen volgen de nahangprocedure en kunnen vervolgens in werking treden. Het betreft de volgende onderdelen:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Daartoe is een artikellid ingevoegd op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen dienen te motiveren. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Per 1 juli 2017 is de Ladder voor duurzame verstedelijking gewijzigd, met als doel deze te vereenvoudigen en de onderzoekslasten te beperken. Voorbeeld hiervan is de mogelijkheid om bij uitwerkings- en wijzigingsplannen de laddertoets pas uit te voeren bij de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan. Met de gewijzigde ladder zijn de drie treden uit de vorige ladder komen te vervallen. De nieuwe ladder luidt als volgt (artikel 3.1.6 lid 2 Bro): "De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied."

3.1.4 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Hiervoor is in paragraaf 3.4 Ladder duurzame verstedelijking een onderbouwing opgenomen. Bij de verschillende deelparagrafen is ingegaan op het beleid dat specifiek op het betreffende thema van toepassing is (bijvoorbeeld ten aanzien van groen). Het gemeentelijk beleid is afgestemd op het rijksbeleid. Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gelderland (januari 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw.

Hoe draagt de provincie bij aan een toekomstbestendig Gelderland? De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. 1. een duurzame economische structuur;
  2. 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De provinciale hoofddoelen zijn in verschillende hoofdstukken opgenomen en vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie, zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland:

  1. 1. Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Zo heeft het Rivierenland andere regionale economische en culturele motoren dan de Stedendriehoek;
  2. 2. Dynamisch Gelderland betreft de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit;
  3. 3. Mooi Gelderland betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen. Denk aan cultuurhistorie, natuur, water, ondergrond.

Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.' Uitnodigingsplanologie is sturen op doelen en kwaliteit, niet op de exacte middelen.

Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.

Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:

  • past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
  • hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland (januari 2018). De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de Provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

3.2.3 Conclusie

In paragraaf 3.4 Ladder duurzame verstedelijking is ingegaan op de toetsing aan de Ladder voor duurzame stedelijk ontwikkeling. Bij de verschillende deelparagrafen is nog ingegaan op het beleid dat specifiek op het betreffende thema van toepassing is. Het gemeentelijk beleid is afgestemd op het provinciaal beleid. Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan past binnen het provinciale beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Nijmegen 2020-2040 Stad in beweging

3.3.2 Coalitieakkoord 2018-2022, Nijmegen: samen vooruit

In het coalitieakkoord zijn de contouren voor het woonbeleid van de komende jaren beschreven. In de periode tot 2022 besteden we extra aandacht aan de behoefte van sociale huur en middeldure huur. De aandacht voor de woningbouwopgave in de Waalsprong en het Waalfront is onverminderd. We veranderen de beleidslijn door het 'nee, tenzij' beleid, waarbij we voornamelijk voorrang gaven aan ontwikkelingen in de Waalsprong en Waalfront, te veranderen in 'ja, mits' beleid. Daarbij zetten we op een stedelijk niveau in op een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. Daarbij is nadrukkelijk ook groei mogelijk voor de bestaande stad waarbij we zorgen dat de bestaande stad aantrekkelijk blijft, waarbij we op geschikte locaties inzetten op extra sociale en middeldure huurwoningen. Daarbij hebben we ook blijvende aandacht voor de kwaliteit en binnenklimaat van woningen en de betaalbaarheid van de energierekening. De beleidswijziging van ja, mits vraagt om een uitwerking die gericht zal zijn op het bouwen naar behoefte en een ongedeelde stad. De extra opgave van sociale en middeldure huurwoningen verdelen we over de stad en Waalsprong.

3.3.3 Conclusie

Bij de verschillende deelparagrafen is verder ingegaan op het beleid dat geldt voor het betreffende thema. Conclusie is dat het bestemmingsplan past binnen het gemeentelijk beleid.

3.4 Ladder Duurzame Verstedelijking

3.4.1 Kwantitatief

Nijmegen is een stad die sterk groeit en voorlopig blijft groeien. Dit wordt veroorzaakt door een geboorteoverschot en door een immigratieoverschot. Demografische trends laten zien dat jongeren, hoogopgeleiden en ouderen naar de steden trekken vanwege het woonmilieu, de werkgelegenheid en voorzieningen. In Nijmegen wordt dit versterkt door de aantrekkingskracht van Universiteit en Hogeschool. Daardoor komen er veel jongeren naar de stad. Een deel van hen blijft hier ook wonen. Daarmee heeft Nijmegen een jonge bevolking. Nijmegen is met ruim 176.000 inwoners (per 1 januari 2019), de 10e stad van Nederland.

Volgens de prognoses van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) blijft de bevolking voorlopig groeien. De laatste prognoses gaan voor Nijmegen uit van groei tot in ieder geval 2040. Daarmee is Nijmegen in de regio de stad die sterk en het langst doorgroeit. De bevolkingsgroei en de grote woningvraag waarbij de woningvraag in Nijmegen ruimschoots het aanbod overstijgt, maakt de verdere ontwikkeling van Nijmegen Noord noodzakelijk. Er is nu zelfs sprake van overspannenheid op de woningmarkt. Er is dringend behoefte aan nieuwe woningbouwplannen en plancapaciteit om invulling te geven aan de gewenste versnelling van de woningbouwopgave.

3.4.2 Huishoudensprognose

In de afgelopen 10 jaar is het aantal zelfstandige huishouden in de gemeente Nijmegen met ruim 11.000 huishoudens toegenomen naar 96.185 in 2018 (+12%). De groei voor de komende jaren is van verschillende factoren afhankelijk, zoals de inwonersgroei, gezinsverdunning en het langer zelfstandig wonen. De groei van het aantal inwoners komt enerzijds door natuurlijke aanwas en anderzijds door een vestigingssaldo, zowel binnenland als buitenlands, waaronder ook expats en internationale studenten. Naast inwonersgroei speelt ook de gezinsverdunning mee. Huishoudens zijn gemiddeld steeds kleiner; met name het aantal alleenstaanden groeit. Deze tendens wordt het langer zelfstandig wonen van mensen met een zorgvraag versterkt (extramuralisering).

Het plangebied Vossenpels Noord ligt in de Waalsprong. Voor de Waalsprong geldt een bouwopgave van in totaal circa 12.000 woningen tot 2030. De keuze om in het Waalspronggebied te voorzien in de uitbreidingsbehoefte van Nijmegen, is al gemaakt in de jaren negentig van de vorige eeuw (Vinex). Hierover heeft besluitvorming plaatsgevonden op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Gezien de snelle groei van de stad en de beperkte uitbreidingsmogelijkheden in de stad, is de Waalsprong en de ontwikkeling van dit gebied noodzakelijk om in die groei, woningbouwbehoefte en versnellingsopgave van woningbouw te voorzien. In (sub)regionaal verband zijn afspraken gemaakt over de woningbouwaantallen. De regio heeft daarbij afspraken gemaakt over de kwantiteit en kwalitatieve woningbouwopgave. Dit plan valt binnen de gemaakte afspraken over de woningbouwaantallen en sluit aan bij de behoefte.

De woningen in dit gebied vallen onder het groenstelijke grondgebonden woonmilieu. Er is bewust voor gekozen om groen een belangrijke plek in de planontwikkeling te geven. Het gebied vormt een overgang van het stedelijk grondgebonden woonmilieu van Laauwik naar een groenstedelijk woonmilieu.

3.4.3 Bestaand stedelijk gebied

Bovengenoemde ontwikkeling met voornamelijk grondgebonden woningen, energiezuinige toekomstbestendige woningen in een groene kamers, met mogelijkheden voor zelfbouw, cpo en woningen in diverse prijscategorieën en typen kan niet worden voorzien in bestaand stedelijk gebied. Er is veel vraag naar wonen in een woonmilieu met historie, groen en voorzieningen op korte afstand en goed woningaanbod van energiezuinige en duurzame woningen. Deze ruimte voor een planontwikkeling van 650 is elders in de stad niet beschikbaar.

3.4.4 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de transformatie ontwikkeling van circa 650 woningen. Dit past binnen de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwbehoefte. Ook past deze ontwikkeling in de provinciale doelen, bijvoorbeeld ten aanzien van duurzaamheid. Er wordt een bijzonder woonmilieu aan de Waalsprong toegevoegd.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Mer-beoordeling

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld.

Na een Provinciale locatiekeuze in 1992, de daarop volgende bestuurlijke gemeentelijke herindeling en het vaststellen van de Structuurvisie Land over de Waal is in 1998 de ontwikkeling van de VINEX-locatie de Waalsprong in Nijmegen gestart. Het programma bedraagt circa 12.000 woningen met bijbehorende voorzieningen, infrastructuur, recreatiegebieden en bedrijventerreinen. Inmiddels zijn circa 4500 van de geplande woningen gebouwd en worden voor de overige plangebieden ontwikkelingsbestemmingsplannen opgesteld.

In 2003 zijn het Voorkeursmodel Waalsprong 2003 en het MER Waalsprong 2003 opgesteld. Ten behoeve van de planvorming voor locatie Vossenpels Noord is nagegaan of het programma nog binnen de bandbreedte van het MER 2003 ligt.

Het woonprogramma voor de Vossenpels wordt in de Onderzoeksopzet van het MER 2003 omschreven als: “De mogelijkheid bestaat de Vossenpels als woningbouwlocatie in te zetten. We onderzochten het effect van een inpassing van 750 voornamelijk laagbouwwoningen tussen de bestaande bebouwing met handhaving van het huidige stratenpatroon. Dit komt overeen met het toevoegen van 10 woningen per hectare.”

De Commissie voor de m.e.r. geeft in haar toetsingsadvies MER Waalsprong 2003 aan dat “in het verdere proces aanvullende informatie alleen nodig is als de plannen zo ingrijpend wijzigen dat ze buiten de gehanteerde bandbreedte in het MER komen waardoor het voorliggende MER er niet meer aan ten grondslag kan liggen. Dat is ter beoordeling aan het bevoegde gezag. Alleen bij planwijzigingen met belangrijke milieugevolgen ligt het voor de hand dat een aanvulling of actualisering van het MER (in een oplegnotitie) bij het ontwerpbesluit ter visie wordt gelegd.”

De beoordeling of een dergelijke aanvulling of actualisering nodig is, is voor dit besluit als vormvrije m.e.r. beoordeling uitgevoerd.

De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage.

Het plan valt in de categorie D 11.2 “aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen” van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage.

De drempelwaarden voor deze activiteit zijn:

  1. 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  2. 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  3. 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De activiteit voorziet niet in overschrijding van deze drempelwaarden, maar de in het Besluit milieueffectrapportage genoemde drempelwaarden zijn indicatief.

Dit betekent dat gelet op artikel 2 lid 5 onder b van het Besluit milieueffectrapportage en op grond van de in bijlage III bij de EEG richtlijn 85/337/EEG (gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG en richtlijn 2003/35/EG) genoemde criteria, toepassing moet worden gegeven aan een m.e.r. beoordeling (als bedoeld in artikel 7.16 t/m 7.19 van de Wm) als niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Bij deze criteria dienen wij te kijken naar

  1. 1. de kenmerken van het project,
  2. 2. de plaats van het project,
  3. 3. de kenmerken van het potentiële effect.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn verderop in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Uit de afweging is gebleken dat er geen negatieve milieueffecten zijn te verwachten, waardoor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling of MER niet aan de orde is.

Het potentiële effect door het voorgenomen bestemmingsplan kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die het opstellen van een m.e.r. voor de aangevraagde activiteit noodzakelijk maakt.

4.2 Wonen

4.2.1 Woonvisie Nijmegen 2015 - 2020

De gemeente Nijmegen heeft in haar Woonvisie 2015-2020: Samen werken aan goed wonen het woonbeleid voor de komende jaren beschreven. Ambitie is dat Nijmegen een aantrekkelijke en toekomstbestendige woonstad blijft voor iedereen. We willen dat het in Nijmegen goed wonen is voor arm en rijk, jong en oud, autochtoon en allochtoon, nu en in de toekomst. Bewoners binden in een ongedeelde stad, dat is de constante in ons woonbeleid door de jaren heen. Betaalbaarheid van het wonen is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Wonen kan ook duurzamer, met minder energiegebruik en lagere woonlasten. We willen toekomstbestendige en gevarieerde wijken die voorzien in de woningbehoefte. Dit betekent op stedelijk niveau een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. We ontwikkelen en beheren met respect voor de identiteit van buurten en wijken. Want elke wijk is anders. Nijmegen wil een moderne sociale stad zijn met ruimte en kansen voor iedereen.

Omgevingsvisie en Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025

In samenhang met de Nijmeegse omgevingsvisie is op basis van woonbehoefteonderzoek een uitvoeringsagenda wonen opgesteld. Op basis van de uitvoeringsagenda Wonen zetten we in op alle doelgroepen, waarbij we extra inzetten voor de doelgroepen die hulp nodig hebben op de woningmarkt (o.a. starters, ouderen en kwetsbare inwoners). We maken ruimte om de woonmogelijkheden in de bestaande voorraad en bij nieuwbouw te vergroten. De uitvoeringsagenda wonen is met de vaststelling van de omgevingsvisie op 26 oktober 2020 vastgesteld.

4.2.2 Coalitieakkoord 2018-2022

In het coalitieakkoord Nijmegen "Samen Vooruit" 2018-2022 zijn de contouren voor het woonbeleid van de komende jaren beschreven: bouwen aan een aantrekkelijke stad. We maken groei mogelijk en zorgen dat de bestaande stad aantrekkelijk blijft. In de periode tot 2022 besteden we extra aandacht aan de behoefte van sociale huur en middeldure huur. We bouwen in deze periode 2000 (400 extra) sociale en 1200 (500 extra) middeldure huurwoningen. De aandacht voor de woningbouwopgave in de Waalsprong en het Waalfront is onverminderd. Daarbij zetten we op een stedelijk niveau in op een mix van woonmilieus en per wijk een wisselende mix van woningtypen. Daarbij is nadrukkelijk ook groei mogelijk voor de bestaande stad waarbij we zorgen dat de bestaande stad aantrekkelijk blijft, waarbij we op geschikte locaties inzetten op extra sociale en middeldure huurwoningen. We hebben blijvende aandacht voor de kwaliteit en binnenklimaat van woningen en de betaalbaarheid van de energierekening.

4.2.3 Woningbouwopgave

Bij de nieuw te ontwikkelen woongebieden in de Waalsprong zetten we ons in voor de ongedeelde stad, we bouwen voor de uitbreidingsbehoefte met voldoende differentiatie in prijs en type en zetten ons in voor versnelling van de woningbouwproductie en een extra opgave van sociale (+200) en middeldure huurwoningen (+250). Daarbij zetten we ons in voor voldoende geschikte en betaalbare woningen voor jongeren (tot € 417,-/maand) en voor voldoende goedkope en betaalbare huurwoningen en voldoende rolstoelwoningen voor: ouderen, hulpbehoevenden, mensen met een beperking en kwetsbare doelgroepen; we zorgen voor voldoende aanbod van beschut wonen (en waar nodig beschermd wonen) voor ouderen. We staan open voor nieuwe woonvormen, waaronder woongroepen, collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) en woonexperimenten. Duurzaamheid in brede zin speelt een belangrijke rol bij planontwikkeling: energiezuinig, gasloos, weinig milieubelasting, een goede gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Het is daarbij belangrijk dat de nieuw te bouwen woningen aanpasbaar en levensloopbestendig gebouwd worden, zodat de woningen eenvoudig geschikt te maken zijn voor meerdere levensfasen ook als men ouder en hulpbehoevend wordt.

Kortom we zetten ons in voor duurzame stedelijke ontwikkeling met realisatie van aantrekkelijke woonmilieus met een gevarieerd woningaanbod naar prijs, kwaliteit en type: vraaggericht en toekomstbestendig.

4.2.4 Vossenpels Noord

4.2.5 Conclusie

Het plan met de diverse unieke plandelen draagt positief bij aan de verdere ontwikkeling van de Waalsprong met gevarieerde en toekomstbestendige wijken. De voorgenomen ontwikkeling past in het bovengenoemd woonbeleid en het plan voorziet in de woonbehoefte. Het plan draagt bij aan een diversiteit van woonmilieus in de Waalsprong en zorgt voor een uniek woonmilieu en transformatie van een gebied met een agrarisch verleden, kassen en tuindersverleden naar de ontwikkeling van woongebied.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Bedrijvigheid in de zin van de Wet milieubeheer is die bedrijvigheid die onder het activiteitenbesluit valt en/of een omgevingsvergunning nodig heeft. Hierbij zijn alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar, verkeer en visuele aspecten van belang. Naast de hinderafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' moet uiteraard ook rekening worden gehouden met overige milieuhinder die aan de orde kan zijn bij bepaalde bedrijfscategorieën, waaraan speciaal overheidsbeleid en hierop gerichte jurisprudentie nadere invulling geven. Hierdoor wordt ook rekening gehouden met hinder die buiten de kaders van de VNG-brochure valt, zoals bijvoorbeeld de afstanden die dienen te worden aangehouden bij percelen waar gewasbeschermingsmiddelen gebruikt kunnen worden, of geluidhinder als gevolg van menselijk stemgeluid etc.

Onderstaande bedrijven liggen in het plangebied. Bedrijfswoningen worden omgezet naar woningen. Aan huis gebeonden beroepen worden mogelijk gemaakt. Voor het Bloemenschuurtje blijft de detailhandel gehandhaafd.

Nr SBI VNG cat Naam Adres Richtafst. (m)
1 931 3.1 Tennisvereniging Lentse Lawn Jo Eversstraat 1 50
2 931 3.1 Sv DVOL Jo Eversstraat 2 50
3 47992 1 Het Bloemenschuurtje Vossenpelssestraat 33 10

4.3.1 Verlichting tennis- en voetbalvelden

Het activiteitenbesluit regelt de tijden voor de verlichting van sportvelden uitputtend. De verlichting mag niet aan in de nachtperiode na 23.00 uur en voor 7.00 uur. Mocht er dan alsnog hinderlijke instraling plaatsvinden in de avond- en dagperiode in woon- en slaapvertrekken dan kunnen de betreffende inrichting maatwerkvoorschriften worden opgelegd die betrekking hebben op een betere afscherming. Aan de tijdsperiode dat de verlichting mag worden gebruikt kunnen geen nadere eisen worden gesteld aangezien de eisen al in het activiteitenbesluit staan.

Daar waar nieuwe bouwvlakken voor woningen worden gerealiseerd zal onderzoek moeten uitwijzen of sprake kan zijn van aan aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de VNG brochure wordt geen richtafstand beschreven voor verlichting op de sportvelden daarom wordt voor de zekerheid 50 meter gehanteerd. Technisch zijn er tegenwoordig voldoende mogelijkheden om de afstand tussen verlichting en wonen te verkleinen en toch een aanvaardbaar hinder niveau te realiseren. Dat vereist natuurlijk wel medewerking van de sportverenigingen.

4.3.2 Geluid tennis- en voetbalvelden

Voor het geluid van de sportvelden geldt een richtafstand van 50 meter tot de gevel van woningen. Op grond van het Activiteitenbesluit is stemgeluid uitgezonderd. Indien op kortere afstand dan 50 meter woningbouw wordt toegestaan dient onderzoek uit te wijzen of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Op basis van dit onderzoek zouden bijvoorbeeld ook in het bestemmingsplan nadere regels kunnen worden opgenomen voor het gebruik van de omroep- of muziekinstallatie. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om in de zone tussen 30 en 50 meter woningen te kunnen bouwen mits is aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen.

4.4 Geluid - Wegverkeerslawaai

Het gebied Vossenpels-Noord ligt binnen de geluidszones van de Zandsestraat, de Vossenpels, de Turennesingel en Het Buske. In het plangebied worden nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder moet er akoestisch onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting door het verkeer op deze weg.

Uit geluidberekeningen blijkt dat de voorkeurswaarde voor wegverkeer op de Vossenpels wordt overschreden. De hoogste berekende geluidsbelasting is 58 dB wegverkeerslawaai.

Geluidgevoelige bestemmingen kunnen alleen worden gebouwd als er een hogere waarde is vastgesteld. Deze hogere waarden worden vastgelegd in een afzonderlijk besluit waaraan voorwaarden verbonden zijn. Bij de plaatsing van de woningen op de bouwkavels moet rekening worden gehouden met het verkeerslawaai. Nieuwe woningen met een geluidsbelasting hoger dan 48 dB wegverkeerslawaai moeten een geluidluwe zijde hebben en daaraan moet de tuin liggen. Daarmee word de hogere geluidsbelasting op de gevel langs de weg gecompenseerd. Bij nieuwe woningen met een geluidsbelasting hoger dan 53 dB moet bovendien minimaal één slaapkamer aan de geluidluwe zijde liggen.

Het bouwvlak tussen de woningen Vossenhol 23 en 25 ligt langs het deel van de Vossenpelssestraat waar een snelheidsregiem van 30 km/uur geldt. De nieuwe woonbestemmingen hoeven daarom niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Gezien de hoge geluidsbelasting (56 dB) op dit bouwvlak en in het kader van goede ruimtelijke ordening stellen we aan de nieuwe woningen op deze locatie dezelfde eisen als aan de woningen waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld.

Bij de omgevingsvergunning zal met een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat de geluidwering van de gevel voldoende is om het vereiste binnenniveau te halen.

In Bijlage 2 bij deze toelichting is het ontwerpbesluit Hogere waarden Wet geluidhinder inclusief het akoestisch onderzoek opgenomen.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsing aan regelgeving

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

  1. a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.
  2. b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

Tabel: luchtkwaliteit

norm ingangsdatum
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 40 ug/m3 1 januari 2015
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 40 ug/m3 1 juni 2011
Daggemiddelde grenswaarde PM10 max. 35 dagen/jaar
> 50 ug/m3
1 juni 2011

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
  • de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5.

Gevraagd is de mogelijkheid te creëren voor 574 woningen. Het plangebied wordt door middel van minimaal drie toegangswegen ontsloten waardoor de verkeersaantrekkende werking ongeveer 1492 mvt/etm (1% vracht) bedraagt per ontsluiting. Ten opzichte van de bestaande bestemming gaat dat aantal voertuigen geen toename van meer dan 3% veroorzaken. Ook zijn de jaargemiddelde concentraties in het gebied dermate laag dat de grenswaarden voor NO2 en PM10 als gevolg van het totale plan niet overschreden worden. Het plan is daarom NIBM.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Woningen zijn geen gevoelige bestemmingen. Ter hoogte van de planlocatie zijn de concentraties fijn stof (max. 20 ug/m3 fijn stof) echter niet hoger dan de richtwaarde van WHO (tot 20 ug/m3 fijn stof). Er zijn daarom geen bezwaren voor het plan wat betreft luchtkwaliteit.

4.6 Geur

In het nieuwe woongebied Vossenpels noord zullen geen inrichtingen worden mogelijk gemaakt met een geurzone. Ook in de nabijheid van Vossenpels noord zijn geen bestaande inrichtingen met een geurzone die zijn invloed heeft op het plangebied Vossenpels noord en beperkingen oplevert voor de geplande woningbouw.

4.7 Externe Veiligheid

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden. De volgende risicobronnen hebben invloed op het plangebied:

  • Het spoor van Nijmegen naar Arnhem en terug (730 meter)
  • De N325, Prins Mauritssingel en de A15 (670 en 2400 meter)
  • De Betuweroute (2700 meter)
  • De hogedruk aardgastransportleidingen A524 en A533 (400 meter)
  • De Waal (440 meter)

Geen van bovenstaande risicobronnen heeft een plaatsgebonden risicocontour over het plangebied liggen. Bovenstaande risicobronnen hebben een beperkte invloed op het plangebied. De afstand van de risicobron tot aan de rand van het plangebied is tussen haakjes aangegeven. De afstand van de bron tot het plangebied ligt (met uitzondering van de gasbuisleidingen) in zone 3 volgens de beleidsvisie Externe veiligheid van de gemeente (Beleidsvisie EV, Februari 2014). Dat wil zeggen dat alleen een zeer onwaarschijnlijk toxische scenario zich kan voordoen in het plangebied. Op pagina 33 en 34 van de beleidsvisie is een standaard verantwoording van het groepsrisico opgenomen voor deze bronnen.

Voor de aardgastransportleidingen geldt dat het invloedsgebied (540 meter) over het plangebied ligt. De 100% lethaalcontour ligt op 210 meter en valt niet over het plangebied. De toevoeging van een aantal woningen in dit invloedsgebied kan derhalve beperkt worden verantwoord. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen geeft ook aan dat er bij een beperkte toename van het groepsrisico en geen uitgebreide verantwoording hoeft plaats te vinden. De dichtheid in het plangebied is ook na realisering van het plan relatief laag (25-28 woningen per ha). Over het gehele plangebied worden ongeveer 650 woningen toegevoegd waarvan slechts een klein deel in het invloedsgebied van de buisleidingen komen te liggen. Al deze woningen liggen buiten de 100%-lethaal contour en hebben een verwaarloosbare invloed op de hoogte van het groepsrisico. Om deze wordt er afgezien van het berekenen van het groepsrisico.

VRGZ advies

Binnen het plangebied bevinden zich twee aardgasregelstations. Dit is het vrijstaande gebouw aan de Pelseland 8 en een kaststation aan de Jo Eversstraat 1. In het Activiteitenbesluit (paragraaf 3.2.2.) zijn veiligheidsafstanden opgenomen die gelden vanaf het gasstation tot aan (beperkt-) kwetsbare objecten. De afstanden die dienen te worden aangenomen tot aan (beperkt)-kwetsbare objecten is voor Pelseland 8 is respectievelijk 4 en 10 meter en voor de Jo Eversstraat 2 en 4 meter. Pelseland 8 zal over enige tijd niet meer in gebruik zijn en voor dit gasstation is een sloopvergunning afgegeven.

Conclusie

Op grond van externe veiligheid is er geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.8 Bodem

Het bestaande bestemmingsplan wordt gewijzigd. Het bevoegd gezag moet bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaren over relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2 Awb). Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn. Daarom beoordelen wij de bodemkwaliteit in relatie tot het bestemmingsplan.

Binnen het plangebied bevonden zich een groot aantal kassencomplexen en boomgaarden.

Binnen het plangebied zijn een groot aantal milieuhygiënische bodemonderzoeken uitgevoerd. De bodemonderzoeken voldoen aan de geldende NEN normen voor milieuhygiënisch bodemonderzoek. Voorafgaand aan de onderzoeken is historisch onderzoek uitgevoerd naar bodembedreigende activiteiten en het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de bedekte teelt (glastuinbouw). In aanvulling op het standaard stoffenpakket is specifiek onderzocht op deze stoffen.

Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de bodem ter plaatse van de (voormalige) kassen lokaal verontreinigd is met de bestrijdingsmiddelen DDD/DDT/DDE en drins. Ter plaatse van voormalige bebouwing en woonerven wordt plaatselijk verontreiniging met asbest in de grond aangetroffen. Bij ketelhuizen wordt lokaal minerale olie in grond en grondwater aangetroffen. Deze bodemonderzoeken zijn gedateerd, voldoen niet meer aan de vigerende onderzoeksnormen en verlangen soms nog aanvullend onderzoek.

Eind 2019 zijn naar verwachting de actualiserende en aanvullende bodemonderzoeken gereed. Ervaring met herontwikkeling van voormalige kassencomplexen leert dat op een gering deel van deze complexen sprake zal zijn van gevallen van bodemverontreiniging. Bovengenoemde bodemverontreinigingen moeten voorafgaand aan de herontwikkeling van het plangebied gesaneerd worden. De kosten voor bodemsanering zijn in de projectexploitatie voorzien.

In Bijlage 3 bij deze toelichting is een drietal tekeningen opgenomen met daarop de gedateerde bodemonderzoeken ingetekend. De nummers van de bodemonderzoeken op de tekening komen overeen met de nummers in de tabel die na de tekeningen is opgenomen. De rapporten kunnen via de hyperlinks gedownload worden.

4.9 Water

4.9.1 De watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.

4.9.2 Algemeen

Het plan behelst de ontwikkeling van het gebied Vossenpels noord. In het gebied worden tussen de verspreid liggende bestaande woningen nieuwe woningen gerealiseerd. Ook worden de sportvelden uitgebreid. Het plangebied maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van de Waalsprong.

Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017 tot en met 2023, het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (WIW 2009) en de beleidsnota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' (2013) relevant.

Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten. Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de Keur voor waterkeringen en wateren. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of nabij waterkeringen of watergangen kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels.

4.9.3 Oppervlaktewater

In het gebied liggen verschillende watergangen die het hemelwater van het gebied naar de Turennesingel afvoeren. Langs de Vossenpelssestraat ligt een watergang die het afstromende hemelwater in noordelijke richting afvoert. De waterstanden fluctueren met de waterstanden in de rivier mee. De watergangen in het gebied voeren niet permanent water en vallen bij lage waterstanden in de rivier droog.

De bestaande watergangen in het plangebied worden omgeturnd naar wadi of zaksloot. Deze bodempassages zuiveren afstromend hemelwater en zorgen voor een vertraagde afvoer naar het oppervlaktewater, voor Vossenpels noord is dit de Turennesingel.

Deze watergang maakt onderdeel uit van het watersysteem van de Waalsprong. Het watersysteem van de Waalsprong bestaat uit drie grote plassen die onderling verbonden zijn via singels, en heeft een uitlaat naar de Linge. In het watersysteem wordt geen water ingelaten.

De singels hebben een variabel peil en kennen sterke fluctuaties. Het gemiddelde peil bedraagt NAP + 7,90 m. In droge periodes wordt water vanuit de plassen in de singels gepompt om een minimaal peil van NAP + 7,60 m te handhaven. De maximaal berekende waterstand in de Turennesingel bedraagt NAP + 8,60 m (bij bui T=10).

De singels hebben verschillende functies. Bij neerslag vangen ze water op, bij hevige neerslag voeren ze hemelwater naar de plassen af en bij hoge waterstanden in de rivier voeren ze kwelwater naar de plassen af. Voor de tussenliggende woongebieden hebben de singels een drainerende functie. Ook hebben ze een ecologische functie en bepalen ze mede de kwaliteit van de leefomgeving. De singels zijn in beheer en onderhoud bij het waterschap. Het watersysteem is beschreven in het WIW 2009 en speelt een (mede)ordenende rol bij stedelijke ontwikkelingen.

In het WIW 2009 behoren de gebieden Vossenpels zuid en noord niet tot het watersysteem van de Waalsprong. In 2011 heeft Royal Haskoning beoordeeld of de verharde oppervlakken die bij de uiteindelijke vaststelling van het WIW zijn gehanteerd, afwijken van de toenmalige stand van zaken van de verschillende plannen voor gebieden in de Waalsprong. In de Waalsprong bleek beduidend minder verhard oppervlak gerealiseerd te worden dan oorspronkelijk gedacht. Royal Haskoning concludeerde dat op basis van de uitgangspunten voor het WIW en het toenmalige denken over de invulling die aan de gebieden gegeven moest worden, er ruimte was in de retentie voor het extra afkoppelen van oppervlak. Het bood de mogelijkheid om onder andere het gebied Vossenpels zuid alsnog op het watersysteem van de Waalsprong aan te sluiten.

Afgesproken is toen om de stand van zaken van de waterboekhouding halfjaarlijks te actualiseren. In de stand van zaken van juli 2017 bleek dat het ook mogelijk is het gebied Vossenpels noord op het watersysteem van de Waalsprong aan te sluiten.

4.9.4 Grondwater

Het oude dorp Lent ligt op een zandige stroomrug. Het plangebied ligt in een lager gelegen poldergebied. Bij hoge waterstanden in de rivier zoals in 1993 en 1995 kan het grondwater in het plangebied gemiddeld één keer in 25 jaar tot aan het maaiveld komen.

In de Waalsprong wordt grondwaterneutraal gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Om wateroverlast door hoge (grond)waterstanden te voorkomen wordt het plangebied opgehoogd. Hierbij worden eisen gesteld aan de ontwateringsdiepte (verschil tussen maaiveld en grondwaterpeil) en de drooglegging (verschil tussen maaiveld en oppervlaktewaterpeil).

De voorwaarden waaraan de toekomstige maaiveldhoogte moet voldoen zijn:

  • een minimale drooglegging van 1,00 m;
  • een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 m beneden maaiveld ter plaatse van wegen/verharding;
  • een minimale ontwateringsdiepte van 0,85 beneden vloerpeil ter plaatse van bebouwing;
  • een minimale ontwateringsdiepte van 0,50 m beneden maaiveld ter plaatse van woningen zonder kruipruimten, tuinen en groenvoorzieningen;

Hierbij wordt verondersteld dat deze niveaus gemiddeld één keer per jaar mogen worden overschreden.

Vloerpeilen dienen in principe minimaal 0,15 m boven de kruin van de weg te liggen. De kruin van de weg is hier gedefinieerd als het hoogste punt van de aan te leggen verharding.

Voor het plangebied is een GHG van NAP + 9,50 m geadviseerd. Daaruit volgt een toekomstige maaiveldhoogte NAP + 10,20 m. Uit de voorlopige rapportage van RoyalHaskoningDHV blijkt dat de gemiddelde maaiveldhoogte ongeveer NAP + 10,20 m tot NAP + 10,30 m moet worden. Omdat het vloerpeil minimaal 0,15 m boven het wegpeil moet liggen, bedraagt het minimale vloerpeil NAP + 10,35 m. De ontsluitingswegen sluiten aan op de Laauwikstraat en Vossenpelssestraat. Deze liggen op circa 10,25 tot 10,75 m +NAP.

Het plangebied bevindt zich niet in een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

4.9.5 Afvalwater

In Vossenpels noord wordt een nieuw gescheiden rioolstelsel aangelegd. Ten noorden van de gebiedsontwikkeling is reeds een bestaand vuilwaterriool aangelegd in de Zandsepad. In deze straat is een tijdelijk gemaal aangelegd welke het vuilwater afvoert. Na de aanleg van de riolering in Vossenpels noord, wordt het tijdelijke gemaal verwijderd en wordt het bestaande vuilwaterriool aangesloten op het nieuwe vuilwaterriool om vervolgens onder vrij verval af te voeren naar het nieuwe gemaal.

Ten zuiden van Vossenpels noord in de Vossenpelssestraat en Bekkersland is ook een bestaand gescheiden riool aanwezig. Ook dit riool is momenteel voorzien van een tijdelijk gemaal en wordt, na de aanleg van het gescheiden riool in Vossenpels noord, aangesloten op het nieuwe vuilwaterriool om vervolgens onder vrij verval af te voeren naar het nieuwe gemaal. Het tijdelijke gemaal komt daarmee te vervallen.

De diepteligging van het vuilwaterriool in Vossenpels noord is afhankelijk van de diepteligging van de bestaande riolering in het zuiden en in het noorden. Voor de nieuwe gebiedsontwikkeling is overwogen om 1 of 2 nieuwe DWA gemalen toe te passen. Een studie heeft uitgewezen dat het realiseren van 2 nieuwe DWA gemalen voor Vossenpels noord de voorkeur geniet boven het realiseren van 1 nieuw gemaal. De twee nieuwe DWA gemalen worden verdeeld over het plangebied, zodanig dat de diepteligging van de riolering beperkt blijft. Bij het toepassen van 2 gemalen blijft de diepteligging van zowel de strengen als gemalen beperkt tot een diepte van maximaal circa 4,5 m minus maaiveld. Door het toepassen van 2 gemalen komt de riolering minder diep te liggen, is er geen strijkriool benodigd en zijn de valhoogtes in de (val)putten beperkt. Beide rioolgemalen voeren het afvalwater af naar het gemengde rioolstelsel van Lent.

Het ontwerp van het vuilwaterriool in Vossenpels noord biedt de mogelijkheid om het bestaande gemaal, ten westen van de sportvelden, op te heffen. Het vuilwaterriool in de Jo Eversstraat moet worden vervangen en onder vrij verval gaan afvoeren naar het nieuwe vuilwaterriool van Vossenpels noord ten oosten van de sportvelden.

4.9.6 Hemelwater

Voor het hele plangebied geldt dat schoon hemelwater niet wordt aangesloten op het rioleringssysteem maar onderdeel wordt van het hydrologisch systeem van de Waalsprong. Afstromend hemelwater wordt gezuiverd door middel van wadi's en zaksloten vervolgens afgevoerd naar de singels. Incidenteel is directe lozing van dakwater op de singels toegestaan.

De eerste waterberging zal plaatsvinden in de wadi's en zaksloten binnen het plangebied. Vanuit deze voorzieningen wordt het water vertraagd afgevoerd naar oppervlaktewater. De minimale berging in de infiltratie voorzieningen bedraagt 10 mm ten opzichte van het afwaterende verharde oppervlak. Bij grotere regenbuien treden de overstorten (slokops/overstortputten) in werking en wordt het teveel aan regenwater via overstortleidingen rechtstreeks naar oppervlaktewater afgevoerd.

Het ontwerp van de wadi's en zaksloten dient te voldoen aan de eisen van de beleidsnota "Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer". In het op te stellen waterhuishoudkundig plan vindt nadere detaillering van de infiltratievoorzieningen en het daarop aangesloten verhard oppervlak plaats.

In het waterhuishoudkundige plan wordt ook getoetst of de berging in het watersysteem van de Waalsprong voldoet aan het WIW 2009. Als onvoldoende berging aanwezig is, moet in overleg met de gemeente Nijmegen en Waterschap Rivierenland naar aanvullende locaties voor waterberging gezocht worden.

4.10 Flora En Fauna

4.10.1 Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming is 1 januari 2017 inwerking getreden Deze wet staat in het teken van de verbinding tussen ecologie en economie en bescherming van natuur. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. Onder de Wet natuurbescherming geldt, dat onderzocht moet worden of (ruimtelijke) ingrepen effect hebben op beschermde gebieden, beschermde soorten en beschermde bosopstanden.

4.10.2 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gelderland staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de omgevingsvisie zijn de waardevolle natuurgebieden opgenomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).

4.10.3 Gemeentelijk beleid

4.11 Cultuurhistorie

4.11.1 Cultuurhistorische analyse

De relatie met het water heeft voor de Vossenpels een bijzondere betekenis. Het gebied is van oudsher gelegen op een complex van meandergordels, aangeduid als de stroomgordel van Ressen. Voordat de Waal zijn huidige beloop had gevonden, bevond zich nog een prehistorische Waalloop rond de noordgrens van de huidige Waalsprong, tussen Bemmel/Doornik en Oosterhout. De Waal lag aanvankelijk dus niet aan de zuidzijde, maar juist ten noorden van het plangebied.

Na de ijstijd, toen de Waal steeds meer water te verwerken kreeg, ging de rivier meer meanderen en kwam deze ten zuiden van Lent te liggen. In de Romeinse tijd lag Lent en omgeving hierdoor op een soort eiland. Het gebied werd aan de noordzijde omgeven door een ingeslapen Waalloop en aan de zuidzijde begrensd door een levendige Waal.

Kenmerkend voor het rivierengebied is dat de bewoners zich van oudsher vestigden op de stroomruggronden. Boeren legden akkers en weiden aan tussen de loofbossen met eik, iep, beuk en linde die op de stroomruggen groeiden. De moerassige komgebieden dienden tijdens drogere perioden als weidegebied. Bij een hoge waterstand van de rivier stroomde het water middels overloopgeulen die de oeverwallen doorsneden naar de komgebieden.

In de 11e eeuw werden de nog aanwezige loofbossen op de stroomruggronden gekapt om akkers en weilanden aan te leggen. De ontginningen op de stroomruggen kregen een onregelmatig blokvormig patroon. Om de landbouwgronden te beschermen tegen jaarlijkse overstromingen in de winter, werden in de 11de eeuw door de bewoners van het gebied dwarskaden en achterkaden (zijdwangen) opgeworpen. Bij een overstroming werd het water door deze waterkeringen naar de lager gelegen komgebieden geleid. De kades werden aangelegd op de grens van het grondgebied van verschillende (kerk)dorpen.

De Vossenpelssestraat is als kade ontstaan. De straat ligt nog duidelijk iets hoger in het landschap. De Oosterhoutse wal is als dwarskade door de Oosterhouters aangelegd. De Ressense Wal en het Ressense walleke scheidde de kerkdorpen Ressen en Lent en zijn eveneens als achterkades opgeworpen. Andere kades in Nijmegen Noord zijn onder andere de huidige Visveldsestraat en Laauwikstraat.

Vanaf de 12e eeuw werden kades langs de rivier aangelegd. In de loop van de daarop volgende eeuw kwam de bandijk gefaseerd tot stand. De bandijk werd vermoedelijk aan het begin van de 14e eeuw volledig gesloten. In deze periode liep de Waal nog min of meer parallel aan de Vossenpelssestraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0011.jpg"Afbeelding 8 Kaart 'Waterstaat' uit de Cultuurhistorische Effectrapportage behorend bij MER Ruimte voor de Waal

Na de bedijking werden in de 13de en 14de eeuw de moerassen ontgonnen die in de komgebieden voorkwamen. De oude wegen op de stroomruggen en de dijken langs de rivier vormden daarbij over het algemeen de ontginningsbases, waarlangs de boerderijen lagen. Om de lager gelegen gebieden te ontwateren werden sloten gegraven. Het overtollige water werd in noordwestelijke richting afgevoerd via zogenaamde 'zegen' of 'pijpen'. Deze leigraven werden aangelegd in de laagste en natste delen van het landschap en vormden veelal de grens tussen het grondgebied van verschillende dorpspolders. Dwars op deze watergangen werden afwateringssloten gegraven. In het komgebied tussen Lent, Oosterhout en Ressen kwam een strookvormig verkavelingspatroon tot stand, dat opvallend regelmatig is. Een deel van de huidige parcellering in het plangebied is vermoedelijk in de late middeleeuwen tot stand gekomen. In elk geval is een deel van de huidige parcellering nog hetzelfde als op de kadastrale kaart van 1881.

Vanaf de 15e eeuw kreeg de Waal een steeds gewelddadiger karakter en werd de druk op de bottleneck in dit gebied steeds groter. De rivier begon steeds meer te beuken tegen de dijken en zorgde voor diversen dijkdoorbraken. In de eeuwen daarna hebben verschillende reusachtige dijkdoorbraken bij Doornik en Oosterhout plaatsgevonden. Daarbij zijn hele dorpskernen weggevaagd. Daarnaast haalde het water zand en grind op uit de diepe kolken en stortte deze over de gronden achter de dijken, waardoor deze onvruchtbaar werden.

Tuinbouw

De dijkdoorbraken verwoestte de landbouwgronden, maar zorgden tegelijkertijd voor goede overslaggrond. Ter plaatse van Vossenpels en 't Zand bleef zand achter. Door dit zand door de klei te werken ontstond lichtere grond die uitstekend geschikt bleek voor het telen van fruit, tabak, groenten en bloemen. Meer naar het westen ('t Visveld) is het pakket zand dunner of geheel onder de klei terecht gekomen. Hier eindigde dan ook de tuingrond. De naam Keimate is aan deze overgang van grond ontleend. Mate betekent moeras, oftewel slechte grond.

Al in de 16e eeuw werd in het land ten noorden van de Waal groente en fruit geteeld. De landbouwcrisis van de jaren '70 en '80 van de negentiende eeuw is waarschijnlijk één van de redenen waarom in Lent zoveel warmoezeniersbedrijven ontstonden. Europa werd overspoeld door goedkoop graan, vlees en tabak uit Amerika en andere landen. Dit betekende het einde van de tabakcultuur in de Betuwe, dus ook in Lent. De intensieve fruitteelt nam echter toe en ook het kweken van groente en bloemen. In de Vossenpels breidde zich ook de teelt van perk- en potplanten sterk uit.

In de ongekend strenge winter van 1920 bevroren veel planten in de zogenaamde koude bakken. Al snel verschenen daarom op de bakkeplekken kleine ketelhuisjes naast een grotere of kleinere gemetselde schoorsteenpijp. In de kelder stond een cokeketel met ruimte voor een kleine voorraad cokes voor de centrale verwarming van de planten. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een einde aan glazen bakken. De kassenbouw nam toe. De glasbouw moderniseerde zodanig, dat Lent een "glazen dorp" werd. De warmoezenier maakte plaats voor kwekers van potplanten. In het plangebied bevinden zich nog diverse kassen.

Buurtschappen Vossenpels en 't Zand

In de middeleeuwen diende de Vossenpelssestraat als postweg naar Ressen en Arnhem. Aan de Vossenpelssestraat kwam het buurtschap Vossenpels tot stand. De naam Vossenpels zou te herleiden zijn tot een boerderij met die naam, die in elk geval in de zestiende eeuw al bestond, maar vermoedelijk ouder was.

De Vossenpelssestraat was de ontginningsbasis van waaruit de verkaveling tot stand kwam. De parcellering is daarom oost-west georiënteerd. De boerderijen lagen aan de Vossenpelssestraat. Vanaf de Vossenpelssestraat zijn dwarsverbindingen tot stand gekomen waar eveneens boerderijen aan kwamen te liggen, de huidige Bergstraat, Smitjesland en Pelseland. Deze straten waren eind 19e eeuw nog niet meer dan zandweggetjes, aangezien ze nog niet op de kadastrale kaart van 1881 zijn weergegeven.

De geschiedenis van Vossenpels is nauw verbonden met Ressen en Doornik. Doorniks was oorspronkelijk een klein dorp ten zuiden van Ressen dat in 1799 bij een dijkdoorbraak grotendeels verdween. In de veertiende eeuw stond hier al een kasteel. Vanaf de Vossenpelssestraat liep een oprijlaan naar het kasteel.

Vossenpels en 't Zand behoorden tot het kerkdorp Lent, maar waren eeuwenlang meer gericht op Ressen en Bemmel. Inwoners gingen daar naar de kerk en naar school. De buurtschappen lagen namelijk geïsoleerd ten opzichte van Lent. De landerijen in eigendom van de gemeente Nijmegen en behorend bij de boerderijen het Visveld en Laauwik scheidden vanaf de 16e eeuw de Vossenpels van Lent. De enige directe verbindingen naar het dorp was de Modderstraat (huidige Laauwikstraat), die niet voor niets zo heette en slecht begaanbaar was, en het Kerkpad, een voetpad. De Modderstraat werd pas in 1929 verhard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0012.jpg"Afbeelding 9 Kadastrale kaart 1881-1887 (Gelders Archief)

Dat de buurtschappen een eigen leven los van Lent leidden bewijst de eigen kermis, die van 1898 tot 1965 heeft bestaan. En toen in Lent in 1904 een afdeling van de Nederlandse Boerenbond werd opgericht, richtte men in de Vossenpels en 't Zand in 1905 een eigen vereniging tot aankoop van land- en tuinbouwbenodigdheden op. Tussen 1916 en 1918 hadden de buurtschappen zelfs een eigen voetbalclub, Germania.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0013.jpg"

Afbeelding 10 Uitsnede van de kaart van Pinchot LeClerq uit1844 (Nationaal Archief). De buurtschappen Vossenpels en 't Zand zijn zichtbaar, evenals de verschillende grondgebruiken van de percelen en de oprijlaan naar Doornik.

Karakteristieken

Het plangebied bestaat uit de buurtschappen Vossenpels en 't Zand. Het gebied wordt begrensd door de Vossenpelssestraat, Laauwikstraat, het water ter plaatse van de vroegere Tweede Bovenpijp en het Zandsepad/Ressens walleke.

Kenmerkend voor het gebied is de kleinschaligheid. De percelen van de buurtschappen waren kleiner dan bijvoorbeeld die behorend bij boerderij 't Visveld ten westen van de Tweede Bovenpijp. De verkaveling is oost-west georiënteerd. Perceelsgrenzen worden veelal begeleid door groen en vallen soms ook gelijk met watergangen.

Aan de Vossenpelssestraat is sprake van lintbebouwing. Aan de dwarsstraten bevindt zich verspreid kleinschalige (voormalige) agrarische bebouwing. De dwarsstraten zijn smalle wegen met veelal aan een zijde een watergang en aan weerszijden veelal groene bermen. Achter de woningen aan de straatzijde bevinden zich kassen. Het grondgebruik is van oudsher divers. Op de kaart van 1844 is onderscheid te zien tussen boomgaarden, weidegebied en landbouwgrond. Op dit moment zijn er ook nog boomgaarden, weidegrond en kassen aanwezig.

Bronnen:
- Gelders Genootschap, Het land over de Waal. Cultuur-historische beschrijving, 1995
- F. van Hemmen, Ruimte voor de Waal - Nijmegen. Cultuurhistorische Effectrapportage (CHER), 1 oktober 2010
- Stichting Werkgroep Kadastrale Atlas Gelderland, Kadastrale Atlas Gelderland 1832. Elst en Lent. Tekst en Kadastrale gegevens, Arnhem 2012
- Krantenartikel H. Jansen, Vossenpels en 't Zand "een geschenk van de Waal", collectie Herman Jansen in het Regionaal Archief Nijmegen, archiefnummer 108

4.11.2 Cultuurhistorisch beleidskader

4.11.3 Cultuurhistorische waarden

In het plangebied zijn nog diverse cultuurhistorische waarden aanwezig. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn de diverse cultuurhistorische elementen, structuren en gebieden aangeduid die aanwezig zijn in het plangebied. Het betreffen niet alleen monumenten, maar ook niet-beschermd erfgoed, zoals waardevolle historische structuren en ensembles.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0016.jpg"Afbeelding 12 Kaart cultuurhistorische elementen

4.11.4 Borging cultuurhistorische waarden in bestemmingsplan

4.12 Archeologie

4.12.1 Rijksbeleid

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de (voormalige) Monumentenwet 1988 via de Wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Met het in werking treden van de Erfgoedwet op 1-7-2016 is de Monumentenwet 1988 grotendeels vervallen. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de hoofdstukken II, paragrafen 2 en 3, IV, V, paragrafen 1 en 9, en VI van de Monumentenwet 1988, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, nog van toepassing. Hoofdstuk V regelt de Archeologische Monumentenzorg.

Het Besluit ruimtelijke ordening artikel 3.1.6, lid 5 regelt de omgang van het bestemmingsplan met de in een gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Dit wordt straks onderdeel van de Omgevingswet.

4.12.2 Provinciaal beleid

De provincie heeft van het Rijk een rol gekregen bij het juridisch beschermen van erfgoederen met een uitzonderlijk nationaal belang. Dit is geregeld via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Van belang voor dit plangebied is daarbij de Romeinse Limes. De ambitie van de provincie is de Romeinse Limes te beschermen tegen ongewenste ingrepen, en om deze verder te ontwikkelen en beleefbaar te maken. Dit betekent dat een bestemmingsplan voor een plangebied waar de Limes doorheen loopt geen activiteiten mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van de Limes aantasten. Dit is verwerkt in de provinciale Omgevingsverordening Gelderland, waarin de Limes aan bod komt. Er loopt een aanvraag bij Unesco om de Romeinse Limes aangewezen te krijgen als werelderfgoed.

In de provinciale Omgevingsverordening is de begrenzing van het gebied van de Romeinse Limes weergegeven op een kaart. In de huidige versie van de kaart (dec 2018) ligt een deel van het plangebied van dit bestemmingsplan binnen de zone van de Limes. Daarmee is er ook sprake van een provinciaal belang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0017.jpg"

Afbeelding 13 Limeszone geprojecteerd op plangebied en directe omgeving (afb. uit Provinciale Omgevingsverordening 2018)

4.12.3 Gemeentelijk beleid

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Erfgoedwet, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden worden overgenomen in (nieuwe) bestemmingsplannen. Nieuwe inzichten worden in deze kaart verwerkt en waar nodig zullen deze zo overgenomen worden in nieuwe bestemmingsplannen.

Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.

4.12.4 Archeologische waarden in het plangebied

Het plangebied Vossenpels Noord ligt volgens de Archeologische beleidskaart van de gemeente Nijmegen (ABAK, vastgesteld in 2012) in een gebied met waarde archeologie 2 en 1 (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0018.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0019.jpg"

Afbeelding 14 Uitsnede van de archeologische beleidskaart Nijmegen. In rood de contour van het plangebied

Een waarde 2 gebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt. Aan een waarde 2 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 100 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Van de waarde 1 gebieden is de archeologische waarde nog niet door onderzoek vastgesteld of er geldt een lage of middelhoge archeologische verwachting. Aan een waarde 1 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor het plangebied een oppervlak van tenminste 2.500 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

Zoals wordt weergegeven op de ABAK wordt de oostelijke helft van het bestemmingsplangebied ingenomen door een terrein met een hoge archeologische waarde. Het betreft het terrein N-29 Vossenpels dat is beschreven in de catalogus die bij de beleidskaart hoort.

Op de oudste kaart waarop het plangebied is weergegeven (1780) is het gebied als een van de weinige zones met bebouwing buiten Lent zichtbaar. Ten zuiden ervan heeft herenhuis of kasteeltje De Stelt gelegen, dat al in de 16e eeuw is vermeld. Hier - en verder noordelijk, via de Woerdsestraat - liep in de middeleeuwen en later een oude (post) weg. De landschappelijke situering is zodanig dat deze strook ook al in de Romeinse tijd een wegtracé vanaf Lent in noordelijke richting kan zijn geweest.

Behalve de mogelijkheid dat hier de middeleeuwse bebouwings- en bewoningsgeschiedenis kan worden onderzocht, is er gerede kans op het vaststellen van de ouderdom van de weg. Vooral als flankerende greppels aanwezig zijn, waarin wellicht afval kan zijn afgedankt of verloren voorwerpen in zijn beland, is het mogelijk de continuïteit van deze weg te achterhalen, die eventueel tot de Romeinse tijd teruggaat.

4.12.5 Selectiebesluiten archeologie

4.12.6 Benodigd onderzoek

Indien een plan op basis van het bestemmingsplan vergunningplichtig is, kunnen voorwaarden ten aanzien van archeologie aan de vergunning worden verbonden. Uitgangspunt hierbij is de verplichting van de initiatiefnemer om het bevoegd gezag te voorzien van gegevens die aantonen hoe het met de archeologische waarden in het plangebied is gesteld, zodat een besluit genomen kan worden hoe hiermee om te gaan bij de planrealisatie. De exacte eisen zullen daarom pas geformuleerd kunnen worden als de concrete, bodemverstorende ingrepen bekend zijn en kan worden beoordeeld welke impact de voorgenomen ingrepen op die waarden hebben. Ten laatste bij de vergunningaanvraag zullen die als concrete plannen bekend moeten zijn.

Belangrijk zijn de uitgangspunten van het gemeentelijk archeologiebeleid: streven naar behoud in situ en enkel daar waar nodig en noodzakelijk onderzoek ter behoud ex situ. Daar waar geopteerd wordt voor behoud in situ zijn parameters als behoud van huidige waterhuishouding, grondsamenstelling en gronddruk van belang.

In samenspraak met het bevoegd gezag archeologie wordt, zodra het planvoornemen uitgewerkt is en de beleidsuitgangspunten indachtig, bepaald welke ingrepen wel of niet raadzaam zijn, en indien uitgevoerd, welke gevolgen daar vanwege de archeologie voor de initiatiefnemer aan verbonden zullen worden. Deze maatregelen, en de archeologische onderzoeken die vooraf kunnen gaan aan een dergelijk besluit, worden bij voorkeur als maatwerk toegepast. Ze worden dus zoveel mogelijk per geval bekeken.

Er zijn verschillende opties voor het te verrichten archeologisch onderzoek, die hieronder kort worden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0021.jpg"Afbeelding 16 Uitgebreid archeologisch onderzoekschema, naar de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)

Het ruitje in het midden van de bovenstaande afbeelding staat voor het rapport dat moet aantonen hoe het met de archeologie binnen het plangebied is gesteld. De daarboven staande onderzoekstappen kunnen elkaar opvolgen, maar er kan ook gekozen worden om maar één bepaald soort onderzoek uit te voeren. In het algemeen geldt dat hoe lager men in de boom komt, hoe hoger de kosten worden, maar ook dat de data die gegenereerd worden steeds beter worden.

Op basis van het advies kan de gemeente maatregelen opleggen. Deze variëren van het vrijgeven van het terrein tot het nemen van langdurige fysieke beschermingsmaatregelen. Een andere vorm kan het behoud van de archeologische waarden zijn door middel van een opgraving. Dit wordt ook wel behoud ex situ genoemd.

4.12.7 Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet

Archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.

Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):

Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).

Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11). Deze melding kan in de praktijk worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.

4.13 Verkeer En Parkeren

4.13.1 Verkeer en vervoer

Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgesteld in het ambitiedocument mobiliteit Nijmegen Goed op Weg. In dit ambitiedocument is verkeersveiligheid benoemd als randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Nieuw aan te leggen infrastructuur wordt aangelegd conform de richtlijnen van Duurzaam Veilige Weginrichting.

4.13.2 Gemotoriseerd verkeer

De stedelijke hoofdwegen in de Waalsprong zijn onderdeel van de toegangswegen naar de stad en vervullen een functie voor het verbinden van stadsdelen en de bereikbaarheid met de regio. Voor het oostelijk deel van Nijmegen Noord geldt de Vrouwe Udasingel als hoofdontsluitingsweg. De Vossenpels zal ook in hoofdzaak op deze gebiedsontsluitingsweg worden aangesloten. Het gemotoriseerde verkeer in zuidelijke richting (richting centrum Nijmegen) kan ook van de Turennesingel gebruik maken.

De Vossenpels ligt tussen het centrum van Nijmegen en de kern Bemmel (gemeente Lingewaard). De Vossenpelssestraat, die aan de oostzijde langs het plangebied loopt, wordt gebruikt als verbinding tussen Nijmegen en Bemmel. De gemeenten Nijmegen en Lingewaard werken gezamenlijk aan de ontwikkeling van een nieuwe verbindingsweg tussen Bemmel en Nijmegen, de Dorpensingel, die de route over de Vossenpelssestraat zal ontlasten. Omdat de route via de Vossenpelssestraat niet geschikt is als gebiedsontsluitingsweg (door het smalle profiel en de 30 km/u zone op de Laauwikstraat), zal slechts in zeer beperkte mate gebruik gemaakt worden van de Vossenpelssestraat als erftoegangsweg richting de Vossenpels.

Voor de inrichting van de Vossenpels wordt uitgegaan van de volgende principes:

  1. 1. Inrichting als verblijfsgebied
  2. 2. Geen doorgaand verkeer binnen de wijk
  3. 3. Prioriteit voor fietsverkeer om autogebruik te verminderen

Bovenstaande principes betekenen dat alle woonstraten binnen de Vossenpels een maximumsnelheid hebben van 30 km/u. Autoverkeer wordt zo snel en effectief mogelijk op de hoofdinfrastructuur afgewikkeld. De woonstraten in het gebied moeten voldoende maat hebben om de veiligheid van het verkeer te kunnen waarborgen, ook op aansluitingen (voldoende zicht).

4.13.3 Langzaam verkeer

Nijmegen kent een hoogwaardig fietsnetwerk (zie onderstaande afbeelding). De Waalsprong wordt daardoor ontsloten door een netwerk van doorgaande snelfietsroutes. Snelfietsroutes spelen een belangrijke rol in het stedelijk verkeerssysteem en de duurzaamheidsdoelen: mensen fietsen meer en autoritten worden meer en meer voorkomen. Het netwerk van snelfietsroutes zorgt tevens voor goede verbindingen met andere bestemmingen in de stad en de regio. Het fietsbeleid voor de Waalsprong is vastgelegd in het Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur Waalsprong.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0022.jpg"Afbeelding 17 Snelfietsroutes in Nijmegen

De Vossenpels zal op verschillende manieren op het fietsnetwerk worden aangesloten. De wijk ligt op korte afstand van de regionale snelfietsroute RijnWaalpad die een verbinding vormt met zowel Nijmegen als Arnhem. Daarnaast wordt door de Vossenpels een fietsverbinding aangelegd die aansluit op de route naar Bemmel. Uitgangspunt voor deze hoofdfietsroute door het gebied is een directe verbinding die autovrij of autoluw is.

4.13.4 Parkeren

In het Coalitieakkoord van 2018 is uitgesproken dat van de Vossenpels een voorbeeldwijk wordt gemaakt die wordt ingericht met het oog op een lager autogebruik en autobezit. Dit vraagt om alternatieve oplossingen op het gebied van mobiliteit en bereikbaarheid. De oplossingen die nu gekozen worden zijn van grote invloed op het leefklimaat, op het toekomstig autogebruik, de toekomstbestendigheid en op de verkoopbaarheid of verhuurbaarheid van woningen en voorzieningen. Omdat parkeren ruimte intensief is maakt het deel uit van de duurzame stedelijke ontwikkeling. Vooraf moet goed in beeld gebracht worden wat de effecten zijn van parkeeroplossingen. Daarbij moet ook ruimte worden gereserveerd voor mobiliteitsalternatieven. Hierbij kan gedacht worden aan zogenaamde e-hubs waar verschillende (elektrische) deelvoertuigen worden aangeboden.

Nijmegen kent een Facetbestemmingsplan parkeren (vastgesteld op 13 september 2017). Op basis van dit bestemmingsplan moet voldaan worden aan de beleidsregels parkeren. Zo ook in dit bestemmingsplan. In de beleidsregels parkeren wordt helderheid gegeven over het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij diverse functies en de werkwijze bij het bepalen van de parkeernormen. Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan deze regels ten aanzien van parkeren en stallen van voertuigen. De omgevingsvergunning wordt getoetst aan de op dat moment geldende parkeernormen conform de dan geldende beleidsregels. Bij het beoordelen van een ontwikkeling kijkt de gemeente of rekening is gehouden met het vereiste aantal parkeerplaatsen. Op deze manier wordt overlast in de omgeving zoveel mogelijk beperkt. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

De parkeernormering is bepaald aan de hand van de stedelijkheidsgraad. Nijmegen is aangeduid als sterk stedelijk. Conform de gebiedsindeling valt de Vossenpels in de categorie 'Schil/overloopgebied'. Voor de Vossenpels geldt dat gezocht wordt naar mogelijkheden om het autogebruik en -bezit te verminderen. In het kader van deze ambitie kunnen er gronden zijn om gemotiveerd af te wijken van de geldende parkeernormering. Hiervoor zijn twee scenario's mogelijk. Wanneer bij het opzetten van de wijk specifiek gericht wordt op doelgroepen die zich in willen zetten om hun autogebruik en -bezit te verminderen, is een forse reductie van de parkeernorm mogelijk. Dit betekent dat een groot deel van het initiatief voor een lager autogebruik en -bezit bij de (toekomstige) bewoners zal moeten liggen. Een tweede scenario gaat uit van een aanpak waarbij in de inrichting van de wijk en door het aanbieden van alternatieve voorzieningen wel wordt ingezet op een lager autogebruik en -bezit, maar de (toekomstige) bewoners hierbij niet het initiatief hebben. In dit geval is slechts een beperkte vermindering van de parkeernorm realistisch. Uiteraard bestaan er ook mengvormen tussen deze twee scenario's. Op basis van de uiteindelijke inrichting van de wijk zal onderzocht moeten worden welke reductie van de parkeernorm haalbaar is.

Bij nieuwe planontwikkelingen moet tevens rekening worden gehouden met normen voor fietsparkeren.

4.13.5 Openbaar Vervoer

Openbaar vervoer vormt een belangrijk onderdeel in het verkeerssysteem van de Waalsprong. Maatregelen op het gebied van (hoogwaardig) openbaar vervoer leveren een bijdrage aan de beperking van de groei van het autoverkeer. Openbaar vervoer bestaat uit trein, Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) en uit stads-en streeklijnen.

In verband met de inrichting als verblijfsgebied komen er binnen de Vossenpels geen openbaar vervoersvoorzieningen. De Vossenpels ligt op acceptabele loopafstand van de bushaltes op de Vossenpelssestraat, Turennesingel en Vrouwe Udasingel. Bij de inrichting van de Vossenpels dienen de looproutes naar deze bushaltes speciale aandacht te krijgen.

4.14 Kabels En Leidingen

Aan de westzijde van het plangebied, tussen de Turennesingel en het water ligt een rioolwatertransportleiding. De aanwezigheid van deze leiding vormt geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan.

4.15 Niet Gesprongen Explosieven (Nge)

Uitgangspunt is het plangebied zoals staat in het beeldkwaliteitplan van september 2020. In onderstaande afbeelding is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0023.jpg"Afbeelding 18 Plangebied

Het plangebied is verdacht op geschuts- en dumpmunitie. In het noordoosten is mogelijk nog een gedeelte verdacht op mijnen (in blauw op onderstaande kaart).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0024.jpg"Afbeelding 19 Mogelijke verdachte locatie

Verticale afbakening voor de hoofdcategorieën CE is maximaal -2,5 m MV.

Een gedeelte van het plangebied is al onderzocht op CE en vrijgegeven, zoals op onderstaande kaart wordt getoond door die gebieden een groene kleur te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP22300-VG01_0025.jpg"Afbeelding 20 Gedeelte van het plangebied dat is vrijgegeven

Op dit moment loopt er nog een onderzoek op CE door de firma Leemans. Bovenstaand kaartje laat alleen maar de tot nu toe vrijgegeven gebieden zien.

Het advies is dus dat alle bodemroerende werkzaamheden in na de oorlog ongeroerde grond begeleid worden door een gecertificeerd opsporingsbedrijf. Als het niet mogelijk is om de werkzaamheden te begeleiden dan dient het terrein vooraf op CE onderzocht te worden.

Het zoekdoel daarbij is vrijgave van alle CE van 20mm en groter, tot op de maximale verdachte diepte van -2,5 m MV.

4.16 Duurzaamheid En Klimaatadaptatie

4.16.1 Duurzaamheidsagenda en ambities

De hoofdambities van Nijmegen voor duurzaamheid richten zich op de energietransitie (streven energieneutraal in 2045), stimulering van circulaire economie (streven circulaire regio in 2050) en klimaatadaptatie (streven volledig klimaatneutrale stad in 2050).

Deze ambities worden vooral ingegeven door de klimaatverandering die aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen noodzakelijk maakt. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie op deze onderwerpen vastgelegd in de Kadernotitie Klimaat en de nota Duurzaamheid in Uitvoering.

4.16.2 Klimaatadaptatie

Ons klimaat verandert. De regionale stresstesten die zijn uitgevoerd hebben laten zien dat de regio gevoelig is voor alle klimaateffecten: te nat, te droog, te heet en overstroming. Een te veel aan verstening en het ontbreken van voldoende groen verergeren de problemen van te nat, te droog en te heet. In 2018 heeft de regio deze kwetsbaarheden digitaal in kaart gebracht in een regionale klimaateffectatlas, de storymap. Deze regionale klimaateffectatlas geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van kennis en informatie over de potentiële klimaatkwetsbaarheden van de regio.

https://climadapserv.maps.arcgis.com/apps/MapSeries/index.html?appid=141dc8934ba849cfb1dac8e8da5a94e3

Op 26 maart 2019 heeft het college de Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen (en buiten) de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. Thema's voor Nijmegen in deze strategie zijn 'een groenblauwe stad' en 'klaar voor de hitte'. Deze RAS is een interactief proces met overheden - gemeenten, waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland - in de regio Rijk van Nijmegen en Land van Maas & Waal, en met regionale stakeholders. De gemeente Nijmegen gaat de RAS vertalen naar een Lokale Adaptatie Strategie met lokale ambities en opgaven.

In het GRP 2017-2023 ligt accent op klimaatadaptatie en op de visie om als stad klimaatbestendig te zijn in 2050. Daarom zal extra aandacht aan duurzame stedelijke ontwikkeling worden gegeven, die rekening houdt met meer groen in de stad om hittestress tegen te gaan en minder verharding om beter met hevige regenval om te kunnen gaan. Het beperkt willen houden van gezondheidsrisico is een ambitie die ook van toepassing is op de risico's van "nieuwe stoffen" in afvalwater, zoals bijvoorbeeld medicijnresten. Zie paragraaf water voor nadere uitwerking.

4.16.3 Natuurinclusief bouwen

Natuurinclusief bouwen zet Nijmegen in om natuur te integreren bij zowel de bouw van woningen, kantoren en andere gebouwen als de directe omgeving. Dit zijn maatregelen die helpen om de negatieve effecten van de klimaatverandering te verminderen zoals hittestress, wateroverlast en droogte en om de biodiversiteit te vergroten. Kijk in de paragraaf Groen voor een nadere uitwerking van natuurinclusief bouwen.

4.16.4 Klimaatadaptieve maatregelen

Naast natuurinclusief bouwen kunnen nog meer maatregelen genomen worden om ons aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden door de klimaatverandering.

Denk bijvoorbeeld aan:

  • Een zoveel mogelijk groen ingerichte omgeving met niet meer dan noodzakelijke verharding van wegen, fiets-/voetpaden en terrassen. Met het vele groen ontstaat een natuurlijke piekberging voor neerslag en het zorgt voor minder hittestress en droogte.
  • Inpassen van bestaande bomen vanwege de hoeveelheid schaduw die ze direct geven in vergelijking met nieuwe bomen. En ook vanwege de biodiversiteit die al in de bestaande bomen aanwezig is.
  • Het verwerken van hemelwater op de plek waar het valt omdat dan verderop in het afvoertraject geen overlast kan veroorzaken. Groen en water dragen bij aan het ter plekke vasthouden en verwerken van regenwater zowel in de openbare ruimte als op particulier grondgebied. Zie de paragraaf Water en Groen voor nadere uitwerking.
  • Vermijd grote gesloten verharde parkeervlakken of voorzie ze van voorzieningen zoals pergola's om lokale oververhitting te beperken. Half open parkeerterreinen/waterdoorlatende tegels zijn ook goede opties.
  • Gevelgroen en groendaken dragen bij aan een betere waterberging en terugdringen van hittestress.
  • Overstekken en geïntegreerde zonneweringen in gebouwen voorkomen hittestress.
  • Windhinderonderzoek bij gestapelde bouw.

4.16.5 HIOR

Nijmegen heeft de basisrichtlijnen voor de inrichting van de openbare ruimte ondergebracht in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR). Deze is te vinden onder https://nijmegen.hior.nl/. Een voorbeeld van een richtlijn is: Pas alleen verharding toe waar nodig (Operatie Steenbreek).

4.16.6 Beeldkwaliteitsplan

Het beeldkwaliteitsplan (BKP) is een toetsingskader voor de inrichting van het gebied.

Het BKP gaat ook in op vorm en uiterlijk van gebouwen en kan ook opmerkingen bevatten over voorkomen van hinder (geluid, schaduw, lichthinder, bezonning) en het integreren duurzame energie (zonnepanelen), materiaalgebruik (bv gebruik van hout) en ruimtegebruik (inrichting terreinen).

4.16.7 Energie

Nijmegen heeft de ambitie om in 2045 energieneutraal te zijn. Dit is uitgewerkt in de nota Duurzaamheid in Uitvoering. De gebouwde omgeving is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van het energieverbruik en kan daarmee een grote bijdrage leveren aan de doelstelling. De kansen zitten in het beperken van de energiebehoefte, het opwekken van hernieuwbare energie en in aardgasvrij bouwen. Het instrument GPR kan de energieprestaties van een gebouw in beeld brengen. Gemeente Nijmegen stelt dit instrument kosteloos ter beschikking aan planontwikkelaars binnen de gemeentegrenzen.

4.16.8 Circulair en biobased bouwen

Het gebruik van grondstoffen zorgt voor uitputting van de aarde en de uitstoot van CO2. Het is daarom van belang om het gebruik van grondstoffen zoveel mogelijk te beperken. Dit kan bijvoorbeeld door hergebruikte materialen te gebruiken en door het gebouw zodanig te ontwerpen dat hergebruik van materialen mogelijk is. Daarnaast zijn biobased materialen, zoals hout, stro en vlas, een goed alternatief. In Nederland is het nog niet algemeen gebruikelijk om dergelijke, natuurlijke materialen te gebruiken in de bouw. Voordelen ten opzichte van steen en beton zijn comfort en gezondheid (vanwege positieve effecten geluiddemping, luchtvochtigheid en binnenluchtkwaliteit), een betere binnenluchtkwaliteit, opslag van CO2 en natuurlijke afbreekbaarheid.

4.16.9 Duurzame mobiliteit

Het autobezit in Nederland neemt nog altijd toe. Dit leidt tot opstopping van de wegen en uitstoot van broeikasgassen en luchtvervuilende stoffen. Om alternatief vervoer aantrekkelijk te maken, kan in de ontwikkeling rekening worden gehouden met:

  • Goede voorzieningen voor fietser en voetganger
  • Toegankelijkheid van openbaar vervoer
  • Voorzieningen voor (elektrische) deelmobiliteit, zoals (bak)fiets, scooter en auto

Daarnaast komen er naar verwachting steeds meer elektrische auto's in het straatbeeld. We adviseren om hierop in te spelen door te zorgen voor voldoende capaciteit van het elektriciteitsnet en laadvoorzieningen.

Voor meer details zie paragraaf mobiliteit en parkeren.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de StandaardVergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP), de verbeelding is getekend conform Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO 2012) en wordt uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).

5.2 Systematiek Van De Planregels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

5.3 Beschrijving Per Bestemming

Agrarisch

Halverwege Smitjesland ligt een agrarisch perceel. Een gedeelte aan de oostzijde van het perceel maakt inmiddels onderdeel uit van de daar gelegen woning. Het resterende deel van het perceel, dat in een bocht ligt van Smitjesland, heeft de bestemming Agrarisch gekregen. Ter plaatse mogen geen gebouwen worden opgericht. Daarnaast zijn voorwaarden aan het gebruik van het perceel gesteld in verband met gevaar door het spuiten van gewassen.

Bedrijf - Nutsvoorziening

In het noordoosten van het plangebied aan het Zandse Pad ligt een nutsvoorziening.

Groen

Gronden aan weerszijden van de singel hebben de bestemming Groen gekregen. Tevens is een klein perceel waar voorheen een nutsvoorziening aanwezig was nabij Pelseland 8 ook bestemd tot Groen. in deze bestemming zijn enkel gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegestaan. Parkeren binnen deze bestemming is niet toegestaan.

Sport

Het sportpark, onder andere bestaande uit tennis- en voetbalvelden, heeft de bestemming Sport gekregen. In de bestemming zijn bouwvlakken aangegeven waar de gebouwen zijn gelegen. In het gebouw van de damvereniging vindt ook kinderopvang plaats; vandaar dat dit bouwvlak tevens een aanduiding 'maatschappelijk' heeft. Het is tevens toegestaan om in de clubgebouwen ondersteunende horeca plaats te laten vinden.

Tuin

De bestemming Tuin is gelegd aan de voorzijde van de bestaande woningen. Daar waar sprake is van een hoeksituatie loopt de bestemming Tuin ook om de hoek door. In deze bestemming mag slechts ondergeschikt worden gebouwd, zoals een erker of een balkon.

Verkeer

De bestemming Verkeer ligt ter plaatse van de ontsluiting van het sportpark naar het Buske. Tevens is een gedeelte van de rotonde ook bestemd voor Verkeer. In deze bestemming is het mogelijk om de verbreding van de weg en een naastgelegen fietspad te realiseren.

Water

De singel aan de westzijde van het plangebied heeft de bestemming Water gekregen.

Wonen

De bestaande woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven waarbinnen het hoofdgebouw moet worden opgericht. Buiten het bouwvlak zijn bijgebouwen en uit- en aanbouwen mogelijk.

Ten behoeve van hobbymatig gebruik is een aanduiding 'kas' opgenomen voor een perceel aan de Vossenpelssestraat. Voor het Bloemenschuurtje, ook gelegen aan de Vossenpelssestraat, is een aanduiding 'detailhandel' opgenomen, zodat het bestaande gebruik kan worden voortgezet.

Woongebied

Het grootste deel van het plangebied heeft de bestemming Woongebied. Naast woningen met tuinen en erven, zijn in deze bestemming ook wegen, de structurele groenverbindingen, water, fietspaden toegestaan. Daarnaast zijn aan het wonen gerelateerde voorzieningen mogelijk, zoals zorg- en maatschappelijk voorzieningen. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld een huisartsenpraktijk, zorgcentrum of een tandarts.

In deze bestemming is een aantal zones opgenomen, die overeenkomen met gebieden die beschreven zijn in het beeldkwaliteitplan. Dit betreft 'overige zone - 1', 'overige zone - 2 en 'overige zone - zoekgebied bebouwingsaccent'. De ruimtelijk relevante aspecten uit het beeldkwaliteitplan zijn in het bestemmingsplan verwerkt, de overige aspecten uit het beeldkwaliteitplan vormen het toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit (welstand) bij de omgevingsvergunning voor het bouwen.

Leiding - Riool

Aan de westzijde van het plangebied in de bestemming Groen ligt een rioolpersleiding. Deze is, in het kader van de bescherming van deze leiding, voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.

Waarde - Archeologie 2

Een aantal percelen is voor wat betreft archeologie nog niet vrijgegeven. Dat betekent dat bij ontwikkelingen op deze percelen er archeologisch onderzoek zal moeten worden uitgevoerd.

Waarde - Cultuurhistorie

Een waardevolle muur die tussen Vossenpelssestraat 39 en 43 staat, heeft een bescherming gekregen door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

Waterstaat - Waterlopen

Ter bescherming van de waterhuishoudkundige functie van de singel aan de westzijde is een strook aan weerszijden bestemd als 'Waterstaat - Waterlopen'. In deze dubbelbestemming zijn gebruiks- en bouwregels opgenomen ter bescherming van de singel.

Naast bovengenoemde (dubbel)bestemmingen kent het bestemmingsplan nog een tweetal gebiedsaanduidingen die van belang zijn, namelijk 'milieuzone - licht en geluid' en 'overige zone - ontsluiting'.

De 'milieuzone - licht en geluid' ligt ter plaatse van de gronden die liggen tussen 30 meter en 50 meter van de grens van het sportpark. Op grond van milieuzonering moet er een afstand worden aangehouden tussen een woning en een sportveld van 50 meter. Dit betreft echter een indicatieve afstand; op het moment dat kan worden aangetoond door middel van bijvoorbeeld een akoestisch rapport dat in de zone tussen 30 en 50 meter een goed woon- en leefklimaat aanwezig is, kan door middel van een afwijkingsbevoegdheid het bouwen van een woning worden toegestaan.

De 'overige zone - ontsluiting' is opgenomen ten behoeve van de nieuwe ontsluiting die komt te liggen ten zuiden van Pelseland over de singel richting het Buske/Turennesingel.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

De voorgestelde bestemmingsplanherziening maakt het mogelijk woningbouw in het plangebied Vossenpels-Noord te realiseren. De gemeente is eigenaar van het terrein. De financiële regie loopt derhalve volledig via de gemeentelijke grondexploitatie.

Het plangebied maakt als deelplan G 280 Vossenpels-Noord, deel uit van de grondexploitatie Waalsprong welke op (27 februari 2019) door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld in het VGP 2019.

De grondexploitatie bevat onder andere kosten voor aankoop van grond, het bouw- en woonrijpmaken en de gemeentelijke plankosten. Dekking van de kosten vindt plaats door verkoop van woningbouwkavels. Er is sprake van een sluitende grondexploitatie. Dit houdt in dat de kosten worden gedekt door de opbrengsten.

Derhalve kan gesteld worden dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is. Via de uitgifte van woningbouwkavels is het kostenverhaal in het ontwikkelingsgebied anderszins verzekerd en daarom hoeft er bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Participatie Vóór De Officiële Procedure

Na het vaststellen van het ambitiedocument zijn, in het kader van het komen tot een bestemmingsplan, wensen van de bewoners geïnventariseerd. Daarnaast is een brede klankbordgroep geformeerd die bestaat uit bewoners en gebruikers in en rond het plangebied. Deze klankbordgroep is meegenomen in de planontwikkeling en er heeft 3 maal een overleg plaatsgevonden.

7.2 Inspraak

Voor de procedure van dit ontwerpbestemmingsplan is een vooraankondiging gepubliceerd. De zienswijzenprocedure wordt tevens als inspraak gezien. Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage liggen. Tijdens de zienswijzenprocedure zal een digitale informatiebijeenkomst plaatsvinden.

7.3 Overleg

Het plan zal aan diverse overlegpartners worden aangeboden, waaronder de gemeente Lingewaard, Waterschap Rivierenland en Provincie Gelderland.

Van de gemeente Lingewaard is geen reactie op het plan ontvangen. De provincie heeft een reactie gestuurd dat zij instemmen met het plan, waarbij zij nog wel een controle op de Limes willen doen of deze goed in het plan is verwerkt. Uit deze check is gebleken dat de nieuwe provinciale verordening die al ter inzage heeft gelegen de in deze toelichting opgenomen zone niet meer kent. De opmerking van de provincie is dus inmiddels achterhaald. Verder is in de toelichting al omschreven op basis waarvan het grootste deel is vrijgegeven (Selectiebesluit Waalsprong 2019, zie bijlage) en dat de lintbebouwing nog nader onderzocht moet worden.

Met het Waterschap Rivierenland is tenslotte gedurende het planproces overleg gepleegd en zij worden en zijn nauw betrokken bij de inrichting van het plangebied. Het Waterschap heeft uiteindelijk een zienswijze ingediend en deze zal behandeld worden in de zienswijzennota. In het kort wil het Waterschap graag de A-watergangen in het plan bestemd zien, hebben zij problemen met de nieuwe ontsluiting ten zuiden van Pelseland, maken ze zich zorgen over de belasting op een duiker en of er een permanente afvoerstructuur mogelijk wordt gemaakt.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Overzicht Vigerende Bestemmingsplannen

Bijlage 2 Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder Incl. Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoeken Vossenpels Noord

Bijlage 4 Actualiserende Bodemonderzoeken 2019-2020

Bijlage 5 Stikstofrapport Vossenpels Noord

Bijlage 6 Beschermde Soorten En Gebieden Wet Natuurbescherming

Bijlage 7 Actualisatie Mer Vossenpels Noord, Nijmegen

Bijlage 8 Ambitiedocument Vossenpels Noord November 2018