KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Dienstverlening
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Gemengd - 1
Artikel 7 Gemengd - 2
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Leiding - Gas
Artikel 15 Leiding - Hoogspanning
Artikel 16 Leiding - Riool
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
Artikel 18 Waarde - Archeologie 3
Artikel 19 Waterstaat - Waterinfiltratiegebied
Artikel 20 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Artikel 22 Algemene Bouwregels
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen)
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
2.3 Openbare Ruimte En Groenstructuur
2.4 Verkeersstructuur
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Functioneel Beleidskader
4.1 Wonen
4.2 Economie
4.3 Maatschappelijke Voorzieningen
4.4 Verkeer En Vervoer
4.5 Groen, Natuur En Landschap
4.6 Water En Openbare Ruimte
4.7 Cultuurhistorie En Archeologie
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Bedrijvigheid
5.2 Bodem
5.3 Geluid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Fysieke Veiligheid
5.7 Klimaat
5.8 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Ontwikkelingen En Ruimtelijke Afweging
6.1 Oude Groenestraat 11
6.2 Aanpassen Bouwvlakken In Het Nijland
6.3 Werkpark Oosterhout
Hoofdstuk 7 Plansystematiek En Juridische Vormgeving
7.1 Algemeen
7.2 Regels
7.3 Flexibiliteitsbepalingen
7.4 Wonen
7.5 Economische En Maatschappelijke Functies
7.6 Openbare Ruimte
7.7 Algemene Regels
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Bijlagen Bij Toelichting
9.1 Stedenbouwkundige Matrix
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Overzicht Onderzoeksrapporten
Bijlage 2 Eerder Vastgestelde Hogere Waarden

Nijmegen Woonpark Oosterhout 2013

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Vastgesteld op 26-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nijmegen Woonpark Oosterhout 2013 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP28000-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;

1.9 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bed and breakfast

een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning en ondergeschikt is aan de woonfunctie.

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.16 bedrijvigheid

het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.

1.17 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.21 bijgebouw

een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.

1.22 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwhistorisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.26 bouwmarkt

een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 cultuur en ontspanning

voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, theater en wellness. Prostitutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'.

1.32 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen.

1.34 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.

1.35 dienstverlenend bedrijf

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.

1.36 erf

de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.

1.37 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.38 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.39 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.40 garagebox

overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen (alleen de leslokalen, theorielokalen en theorievaklokalen);
  2. 2. ziekenhuizen (alleen de onderzoeks- en behandelingsruimten, ruimten voor patientenhuisvesting, recreatie- en conversatieruimten);
  3. 3. verpleeghuizen (alleen de onderzoeks- en behandelingsruimten, ruimten voor patientenhuisvesting, recreatie- en conversatieruimten);
  4. 4. verzorgingstehuizen (alleen de onderzoeks-,behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten);
  5. 5. psychiatrische inrichtingen (alleen de onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten);
  6. 6. kinderdagverblijven (alleen de onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten) .


geluidsgevoelige terreinen

  • I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Huisvestingswet (een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten);
  • II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.43 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.44 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.45 historisch stedenbouwkundig erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.

1.46 historisch landschappelijk erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.

1.47 hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.48 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.

1.49 hoofdgebouw(en)

gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken.

1.50 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.

1.51 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.52 kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, ontwerptechnische, en/of wetenschappelijke arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.

1.53 landschappelijke waarden

waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.54 lichte bedrijvigheid

het op ambachtelijke, niet machinale wijze vervaardigen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten voor zover deze qua uitstraling en hinder inpasbaar zijn in de woonomgeving, zoals een kledingatelier, kunstschildersatelier, boekenrestauratiebedrijf, fotoatelier en een fysiotherapiepraktijk.

1.55 kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.56 maatschappelijke voorzieningen

het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek.

1.57 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.58 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.59 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.60 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.61 ondergeschikte kantoren

kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.62 ondergrond

voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP28000_GBKN20111207.dxf.

1.63 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.64 overkapping

een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.65 pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.66 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.67 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.68 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.69 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.70 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.71 recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.

1.72 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.73 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.

1.74 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke.

1.75 straatprostitutie

het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.76 stacaravan

een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.

1.77 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.78 supermarkt

een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.79 terreinen met een archeologisch belang

terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.

1.80 terreinen van zeer hoge archeologische waarde

terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.

1.81 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.82 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.83 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.84 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.85 winkelcentrum

een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.

1.86 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.

1.87 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.

1.88 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.89 woonschip

elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.

1.90 zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.2 de afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.7 de bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0026.jpg"

2.10 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.11 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 het bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.

2.14 het bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.

2.15 het peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.16 het (bruto) verkoopvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.17 het vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Dienstverlening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlenende bedrijven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor wonen;
  3. c. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van detailhandel;
  2. b. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, detailhandel (inclusief supermarkt), dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  2. b. horeca uit categorie 1a en 1b van de Staat van horeca-activiteiten en een café, met bijbehorende terrassen;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kleinschalige kantoren, praktijkruimten en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  2. b. wadi's, water en waterstaatswerken, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  3. c. bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen, parkeer-, groen- en sport- en speelvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, kleinschalige kantoren, en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten, oversteeklocaties, verkeersdrempels, en fiets- en voetpaden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor parkeervoorzieningen;
  5. e. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  6. f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  7. g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 22.2.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van de gronden waaraan de aanduiding 'parkeerterrein' is toegekend en met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  2. b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 23.5;
  3. c. bestaande bedrijfswoningen;
  4. d. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, en sport- en speelvoorzieningen;
  5. e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen en groenvoorzieningen;
  2. b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  3. c. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
  4. d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag:

  1. a. indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen;
  2. b. in overige gevallen mag de tot "Tuin" bestemde gronden geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - openbaar vervoerbaan' uitsluitend voor een weg ten behoeve van openbaar vervoer met bijbehorende voorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' , uitsluitend voor langzaam verkeer;
  4. d. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen, en taluds;
  5. e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  7. g. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  8. h. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 22.2.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van garageboxen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca.

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen, sport- en speelvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor lichte bedrijvigheid en/of kantoren in combinatie met wonen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis' tevens voor lichte bedrijvigheid op de begane grond van het hoofdgebouw;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding ' onderdoorgang' voor een onderdoorgang;
  5. e. ontsluitingswegen;
  6. f. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  7. g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat:

  1. a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²;
  2. b. deze afwijkingsmogelijkheid enkel geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aan- en uitbouwen.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. bewoning van bijgebouwen;
  2. b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.

Artikel 14 Leiding - Gas

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Leiding - Hoogspanning

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Riool

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van archeologisch belang).

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 17.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 2 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 3

18.1 bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).

18.2 bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 18.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
  2. b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 19 Waterstaat - Waterinfiltratiegebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterinfiltratiegebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie (een fijnmazige structuur voor waterinfiltratie met een zuiverende werking), zoals wadi's en infiltratiegebieden.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waterstaat - Waterlopen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  2. b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.


Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 20.5.1 is verleend.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene Bouwregels

22.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.

22.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten en aanleggen van (bouw)werken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, bushaltes, busperrons en haltehavens, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten, en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing blijven.

22.3 Jongerenontmoetingsplaatsen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen binnen de bestemmingen Groen, Verkeer of Maatschappelijk onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
  2. b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
  3. c. de locatie bij voorkeur gelegen is nabij een speel- of sportvoorziening;
  4. d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
  5. e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.

22.4 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  2. b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies;
  3. c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  4. d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  5. e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  6. f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt;
  7. g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 22.2 is toegestaan.

Artikel 23 Algemene Gebruiksregels

23.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

23.2 Bed en breakfast

In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor bedrijven, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en/of wonen is op de verdiepingen een bed en breakfast toegestaan.

23.3 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven

23.4 Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

23.5 Ondersteunende horeca

In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  2. b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  3. c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
  4. d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
  5. e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
  6. f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  7. g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  8. h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  9. i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  10. j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.

23.6 Seksinrichting of escortbedrijf

23.7 Openbaar vervoerbaan

Op de gronden met de gebiedsaanduiding 'Openbaar vervoerbaan' is het realiseren van een openbaar vervoerbaan toegestaan.

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.

Artikel 25 Overige Regels

25.1 Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

25.2 Berging van hemelwater

Ter voorkoming van wateroverlast mag uitsluitend worden gebouwd en verharding worden aangelegd als de berekende retentiecapaciteit in oppervlaktewater, voor de berging van hemelwater, in dan wel buiten het plangebied gerealiseerd wordt.

25.3 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

  1. a. in de eerste plaats de planregels van artikel 14;
  2. b. in de tweede plaats de planregels van artikel 15 ;
  3. c. in de derde plaats de planregels van artikel 16;
  4. d. in de vierde plaats de planregels van artikel 19;
  5. e. in de vijfde plaats de planregels van artikel 20;
  6. f. in de zesde plaats de planregels van artikel 18.
  7. g. in de zevende plaats de planregels van artikel 17.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

26.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nijmegen Woonpark Oosterhout 2013.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen)

1.1 Staat van bedrijfsactiviteiten

01 Landbouw, jacht en bosbouw Cat. Milieu-
aspect
0141.1 Hoveniersbedrijven 2 G30
0142 Dienstverlening voor het fokken/houden van dieren (geen veterinaire diensten) 2 G-GE30
05 Visserij, kweken van vis en schaaldieren
Cat Milieu-
aspect
0502 Kweken van vis en schaaldieren 3.1 G-GE30
15 Industrie
Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken
Cat Milieu-
aspect
1511 Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) 3.2 G-GE100
1513.1 Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden 3.1 G-GE50
1513.2 Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige vleesverwerking 3.1 G-GE50
1551 Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j 3.2 G100
Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j 4.2 G100
1552 Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m2 2 G30
Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m2 3.2 G100
1561 Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u 4.1 G200
Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u 4.2 G300
1562 Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u 4.1 G-GE200
Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u 4.2 G-GE300
1571 Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u 4.1 G-GE200
Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u 4.2 G-GE300
1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 4.1 G-GE200
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg meel/week 2 G-GE30
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg meel/week 3.2 G-GE100
1582 Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit 3.2 G-GE100
1584.2 Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m2 2 G-GE30
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m2 3.2 GE100
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m2 5.1 GE500
1585 Vervaardiging van deegwaren 3.1 GE50
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. 4.1 GE200
1591 Distilleerderijen en likeurstokerijen 4.2 GE300
1596 Bierbrouwerijen 4.2 GE300
17 Vervaardiging van textiel en textielproducten
Cat Milieu-
aspect
1771 Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken 3.1 G50
1772 Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en pullovers 3.1 G50
18 Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont
Cat Milieu-
aspect
1822 Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding van leer) 2 G30
1823 Vervaardiging van onder- en nachtkleding 2 G30
1824 Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g. 2 G30
20 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet e.d. Cat Milieu-
aspect
2020 Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen 3.2 G-GE100
2030.2 Vervaardiging van overig timmerwerk 3.2 G100
21 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; uitgeverijen en drukkerijen e.d. Cat Milieu-
aspect
2112.1 Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u 3.1 G-GE-S50
Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u 4.1 G200
Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u 4.2 G300
2121.1 Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton 3.2 G100
2123 Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier 3.2 G100
2125 Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren 3.2 G100
22 Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media Cat Milieu-
aspect
2222.1 Drukkerijen van boeken e.d. 3.2 G100
2222.2 Drukkerijen van tijdschriften 3.2 G100
2222.3 Drukkerijen van reclame 3.2 G100
2222.5 Drukkerijen van formulieren 3.2 G100
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 2 G30
2223 Grafische afwerking en binderijen 1 G10
2224 Grafische reproductie en zetten 2 GE30
2225 Overige activiteiten verwant aan de drukkerij 2 G-GE30
2231 Reproductie van geluidsopnamen 1 G10
24 Vervaardiging van chemische producten
Cat Milieu-
aspect
2416 Vervaardiging van kunststof in primaire vorm 5.2 GE700
2430 Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek 4.2 GE300
2442 Formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1 G-GE50
2466 Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken 3.1 G-GE50
Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g. 4.1 G-GE200
25 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
Cat Milieu-
aspect
2522 Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage kunststofbouwmaterialen 3.1 G-GE50
Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen 4.1 GE200
Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen 4.2 GE300
2524 Vervaardiging van overige producten van kunststof 4.1 GE200
26 Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten Cat Milieu-
aspect
2612 Vormen en bewerken van vlakglas 3.1 G50
2613 Vervaardiging van holglas 3.2 G100
2621 Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens < 40 kW 2 G30
Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens = 40 kW 3.2 G100
2661.1 Vervaardiging van producten van beton voor de bouw 5.2 G700
2663 Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d 3.2 G100
Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d 4.2 G300
2670 Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 2.000 m2 3.1 G50
Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 2.000 m2 3.2 G100
27 Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van metaal Cat Milieu-
aspect
2710 Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 1.000t/j 5.2 G-GE700
2751 Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j 4.2 G300
2754 Gieten van overige non-ferrometalen 4.2 G300
28 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) Cat Milieu-
aspect
2811 Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.= 200 m2 3.1 G50
Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.> 200 m2 3.2 G100
2812 Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 m2 3.1 G50
Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 m2 3.2 G100
2851 Oppervlaktebehandeling, Algemeen 3.2 G100
Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren 3.2 G-GE100
2852 Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m2 3.1 G50
Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m2 3.2 G100
2863 Vervaardiging van hang- en sluitwerk 3.2 G100
2875 Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 m2 3.1 G50
Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 m2 3.2 G100
29 Vervaardiging van machines en apparaten
Cat Milieu-
aspect
2911 Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m2 4.1 G200
2921 Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m2 4.1 G200
2922 Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen,
p.o. > 2.000 m2
4.1 G200
2932 Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen tractoren),
p.o. > 2.000 m2
4.1 G200
2955 Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m2 4.1 G200
2956 Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m2 4.1 G200
30 Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en instrumenten Cat Milieu-
aspect
3002 Vervaardiging van computers 2 G-GE30
31 Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden Cat Milieu-
aspect
3110 Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en transformatoren 4.1 G-GE200
3130 Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1 G200
3162 Vervaardiging van koolelektroden 6 GE1500
32 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparaten en benodigdheden Cat Milieu-
aspect
3210 Vervaardiging van elektronische componenten 3.1 G50
3220 Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie 3.1 G50
33 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken Cat Milieu-
aspect
3310.1 Tandtechnische bedrijven 2 G-GE30
3310.2 Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en protheseartikelen 2 G-GE30
3320 Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor de bewaking van industriële processen) 2 G30
3350 Vervaardiging van uurwerken 2 G30
34 Vervaardiging van transportmiddelen
Cat Milieu-
aspect
3420.1 Carrosseriebouw 4 G200
3420.2 Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers 4 G200
35 Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en opleggers) Cat Milieu-
aspect
3511 Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m1, baggermaterieel, booreilanden e.d. 5.1 G500
3512 Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, metaal < 25 m1 4.1 G200
3542 Vervaardiging van fietsen 3.2 G100
3543 Vervaardiging van invalidenwagens 3.2 G100
3550 Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g. 3.2 G100
36 Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen n.e.g. Cat Milieu-
aspect
3611 Vervaardiging van zitmeubels 3.2 G100
3612.1 Interieurbouw 3.2 G100
3612.2 Vervaardiging van bedrijfsmeubels 3.2 G100
3615 Vervaardiging van matrassen 3.2 G100
3622 Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) 2 GE30
3630 Vervaardiging van muziekinstrumenten 2 G-GE30
3663.1 Sociale werkvoorziening 2 G-GE30
3663.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3.1 G50
37 Voorbereiding tot recycling
Cat Milieu-
aspect
3720 Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval) 4.2 G300
40 Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water Cat Milieu-
aspect
4000.1 Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW 5.1 G500
4000.2 Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water 5.1 G500
4000.3 Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water 4.2 G300
41 Winning en distributie van water
Cat Milieu-
aspect
4100 Winning en distributie van water 3.1 G50
45 Bouwnijverheid
Cat Milieu-
aspect
4511.1 Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m2 3.1 G50
Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m2 3.2 G100
4511.2 Grondverzet b.o. < 2000 m2 3.1 G50
Grondverzet b.o. > 2000 m2 3.2 G100
4521.1 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m2 3.1 G50
Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m2 3.2 G100
4521.3 Leggen van kabels en buizen < 2000 m2 3.1 G50
Leggen van kabels en buizen > 2000 m2 3.2 G100
4522 Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m2 3.1 G50
Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m2 3.2 G100
4523.1 Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen < 2000 m2 3.1 G50
Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen > 2000 m2 3.1 G50
4523.2 Stratenmaken < 2000 m2 3.1 G50
Stratenmaken > 2000 m2 3.2 G100
4525.1 Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m2 3.1 G50
Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m2 3.2 G100
4525.2 Vlechten van betonstaal < 2000 m2 3.1 G50
Vlechten van betonstaal > 2000 m2 3.2 G100
4525.4 Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 2000 m2 3.1 G50
Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 2000 m2 3.2 G100
4531 Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m2 3.1 G50
Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m2 3.2 G100
4532 Isolatiewerkzaamheden < 2000 m2 3.1 G50
Isolatiewerkzaamheden > 2000 m2 3.2 G100
4533.1 Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m2 3.1 G50
Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m2 3.2 G100
4533.2 Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 2000 m2 3.1 G50
Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 2000 m2 3.2 G100
4534 Overige bouwinstallatie < 2000 m2 3.1 G50
Overige bouwinstallatie > 2000 m2 3.2 G100
4541 Stukadoren < 2000 m2 3.1 G50
Stukadoren > 2000 m2 3.2 G100
4542 Timmeren < 2000 m2 3.1 G50
Timmeren > 2000 m2 3.2 G100
4544 Schilderen en glaszetten < 2000 m2 3.1 G50
Schilderen en glaszetten > 2000 m2 3.2 G100
4545 Overige afwerking van gebouwen < 2000 m2 3.1 G50
Overige afwerking van gebouwen > 2000 m2 3.2 G100
50 Reparatie van consumentenartikelen en handel
Cat Milieu-
aspect
5020.1 Auto-onderdelenservicebedrijven 2 G30
5020.2 Bandenservicebedrijven 2 G30
5020.3 Reparatie van specifieke auto-onderdelen 2 G30
5020.4 Carrosserieherstel 3.2 G100
5020.5 Overig onderhoud en slepen van auto's 2 G30
5030.1 Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en -accessoires 2 G30
5030.2 Groothandel en handelsbemiddeling in banden 2 G30
5040.1 Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en onderdelen en accessoires daarvan 2 G30
51 Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) Cat Milieu-aspect
5121.5 Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 500 t/u 3.1 G50
Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 500 t/u 4.2 G300
5121.8 Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u 3.1 G50
Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u 4.2 G300
5122 Groothandel in bloemen en planten 2 G30
5123.1 Groothandel in levend vee 3.2 G100
5123.2 Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren 3.2 G100
5124.1 Groothandel in huiden en vellen 3.1 GE50
5131.1 Groothandel in groenten en fruit 3.1 GV50
5132 Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet levend) 3.1 GV50
5133.1 Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten 3.1 GV50
5134 Groothandel in dranken 2 G30
5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 2 G30
5137 Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische producten) 2 G30
5138.1 Groothandel in snacks 2 G30
5138.3 Gespecialiseerde groothandel in overige voedings-/genotmiddelen n.e.g. 2 G30
5139 Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment 2 G30
5142.1 Groothandel in bovenkleding 2 G30
5142.3 Groothandel in onderkleding 2 G30
5142.6 Groothandel in textielwaren algemeen assortiment 2 G30
5143.2 Groothandel in audio- en videoapparaten 2 G30
5143.3 Groothandel in beeld- en geluidsdragers 2 G30
5143.4 Groothandel in verlichtingsartikelen 2 G30
5143.5 Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten 2 G30
5146.2 Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden 2 G30
5147.1 Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) 2 G30
5147.4 Groothandel in speelgoed 2 G30
5147.5 Groothandel in optische artikelen 2 G30
5147.8 Groothandel in muziekinstrumenten 2 G30
5147.9 Groothandel in huismeubilair 2 G30
5148.1 Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking 2 G30
5148.3 Groothandel in papier- en kartonwaren (geen verpakkingsmateriaal) 2 G30
5148.4 Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk 2 G30
5148.5 Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen schoolboeken, kantoormeubels en -machines) 2 G30
5148.6 Groothandel in fietsen en bromfietsen 2 G30
5148.7 Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. 2 G30
5151.2 Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 100.000 m3 4.1 GV200
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 100.000 m3 5.1 GV500
5151.3 Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) 3.2 GE100
5152.2 Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten 3.2 G100
5152.3 Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten 3.2 G100
5153.1 Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.2 Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.3 Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.4 Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 2 G30
Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 3.2 G100
5153.5 Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.6 Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.7 Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5153.8 Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 2000 m2 3.1 G50
5154.1 Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 3.1 G50
5154.2 Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 2 G30
Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 3.1 G50
5155.1 Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing 3.2 GV100
5155.2 Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen 2 GR-S-G-GV100
5156.2 Groothandel in papier en karton 2 G30
5157.1 Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m2 3.1 G50
Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m2 3.2 G100
5157.2 Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. < 1000 m2 3.1 G50
Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. > 1000 m2 3.2 G100
5157.3 Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 3.1 G50
Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 3.2 G100
5161 Groothandel in gereedschapswerktuigen 3 G50
5164.1 Groothandel in computers en -randapparaten e.d. 3.1 G50
5164.3 Groothandel in kantoormeubels 3.1 G50
5165.2 Groothandel in machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) 3.1 G50
5165.3 Groothandel in intern transportmaterieel 3.1 G50
5165.4 Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en vriestechniek 3.1 G50
5165.5 Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren 3.1 G50
5165.6 Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. 3.1 G50
5165.7 Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal 3.1 G50
5165.8 Groothandel in meet- en regelapparaten 3.1 G50
5165.9 Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ handel 3.1 G50
5166 Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren 3.1 G50
5171.2 Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen 2 G30
5171.3 Groothandel in emballage 2 G30
5171.4 Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. 2 G30
5171.5 Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. 2 G30
5172.2 Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen 2 G30
52 Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) Cat Milieu-aspect
5261 Postorderbedrijven 3.1 G50
5263.1 Colportage 3.1 G50
5263.2 Straathandel 3.1 G50
5271 Reparatie van schoeisel en lederwaren 1 G10
5272 Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten 1 G10
5273 Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen 1 G10
5274 Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. 1 G10
60 Vervoer, opslag en communicatie
Cat Milieu-
aspect
6010 Vervoer per spoor 4.2 G-GV300
6021.1 Openbaar personenvervoer over de weg 3.2 G100
6021.2 Geregeld besloten personenvervoer over de weg 3.2 G100
6022 Ongeregeld personenvervoer per taxi 2 G30
6023 Ongeregeld personenvervoer per autobus 3.2 G100
6024.1 Verhuisvervoer b.o, < 1000 m2 3.1 G50
Verhuisvervoer b.o, > 1000 m2 3.2 G100
6024.2 Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 1000 m2 3.1 G50
Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 1000 m2 3.2 G100
63 Dienstverlening voor het vervoer
Cat Milieu-
aspect
6311.2 Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 2000 m2 4.2 G300
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 2000 m2 5.2 G700
6312.1 Opslag in tanks 3.1 G50
6312.2 Opslag in koelhuizen e.d. 3.1 G50
6312.3 Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) 3.1 G50
6321 Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Autoparkeerterreinen parkeergarages 2 G30
Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 3.2 G100
64 Post en telecommunicatie
Cat Milieu-
aspect
6411 Nationale postdiensten 2 G30
6412.1 Lokale postdiensten 2 G30
6412.2 Koeriersdiensten 2 G30
71 Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening Cat Milieu-
aspect
7110.1 Verhuur van personenauto's (geen operational lease) 2 G30
7110.2 Operational lease van personenauto's 2 G30
7121 Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen personenauto's) 2 G30
7122 Verhuur van schepen 3.1 G50
7123 Verhuur van vliegtuigen 3.1 G50
7132 Verhuur van bouwmachines en -werktuigen 3.1 G50
7133 Verhuur van computers en kantoormachines 3.1 G50
7134.2 Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. 3.1 G50
7140.3 Verhuur van leesportefeuilles 2 G30
7140.4 Verhuur van kleding, huisraad e.d. 2 G30
7140.5 Verhuur van overige roerende goederen n.e.g. 2 G30
72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.
Cat Milieu-
aspect
7250 Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines 1 G10
73 Speur- en ontwikkelingswerk
Cat Milieu-
aspect
7310.1 Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij 2 G-GE30
7310.3 Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk 2 G-GE30
7310.4 Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2 G-GE30
74 Overige zakelijke dienstverlening
Cat Milieu-
aspect
7470.1 Reiniging van gebouwen 3.1 GE50
7470.2 Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. 3.1 GE50
7481.1 Fotografie 2 G30
7481.3 Ontwikkelcentrales 2 G30
90 Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige dienstverlening Cat Milieu-
aspect
9000.1 Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. 4.1 GE200
Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. 4.2 GE300
Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. 5.1 GE500
9000.2 Afvalinzameling 3.1 G-GE50
9000.3 Afvalverwerking
- kabelbranderijen 3.2 GE100
- Vuilstorten 4.2 G-GE300
- Vuiloverslagstations 4.2 G-GE300
- Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. 4.2 GE300
v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr. 5.2 GE700
v.c. > 20.000 ton/jr. 4.1 GE-S200
92 Cultuur, sport en recreatie
Cat Milieu-
aspect
9211.1 Productie van (video)films (geen televisiefilms) 2 G30
9220.1 Omroeporganisaties 2 G30
93 Overige dienstverlening
Cat Milieu-
aspect
9301.1 Wasserijen en linnenverhuur 3.1 G50
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 2 G-GE30
9301.3 Wasverzendinrichtingen 2 G30
9301.3 Wassalons, wasserettes 1 G10

1.2 Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten

Inleiding


In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:

  • geluid;
  • geur;
  • stof;
  • gevaar (vooral brand en explosiegevaar);
  • verkeer;
  • visuele aspecten.

Gebruikte bronnen


Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten.


In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken.


Model Nijmegen


De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie.

De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen.

Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn:

  • bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen;
  • dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven;
  • activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming;
  • garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op specifieke locaties worden toegestaan.


Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven


In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan:

categorie 1 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.
categorie 2 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies.
categorie 3 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen.
categorie 4 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn.
categorie 5 bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald.
categorie 6 komen in Nijmegen niet voor.

In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven:

milieucategorie richtafstanden
rustige wijk gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1000 m 700 m

De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden.

Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen

In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.

In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie.

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)

2.1 Staat van horeca-activiteiten

Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Deze bedrijven zijn in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden). Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Lichte horeca

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.

1b. Overige lichte horeca

  • bistro;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
  • hotel of pension.

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Middelzware horeca

  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

  • bedrijven genoemd onder categorie 1a, 1b en 2a met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn verkeersaantrekkende werking:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

2.2 Toelichting op Staat van horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen. Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) welke mogelijkheden biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:

  • geluid;
  • geur;
  • verkeer.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  1. a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  2. b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  3. c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  1. a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
  2. b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):

Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat om bedrijven die uit het oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

  1. a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel, zoals: ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
  2. b. overige lichte horeca, zoals restaurants (zonder bezorg en/of afhaalservice).

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende werking:

  1. a. cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen;
  2. b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. (bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²). Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs grotere verkeerswegen.

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Het plangebied van het bestemmingsplan bestaat uit de nieuwbouwwijk Woonpark Oosterhout in de Waalsprong. De wijk is de eerste grote nieuwbouwwijk in de Waalsprong en is vanaf circa 1995 gerealiseerd. De wijk is voor een groot deel gerealiseerd: alleen aan de noordwestelijke en noordoostelijke kant van de wijk ligt nog onbebouwde grond (Het Nijland respectievelijk werkpark Oosterhout).

Voor het plangebied gelden momenteel twee bestemmingsplannen:

  • het bestemmingsplan “Woonpark Oosterhout 2002”, vastgesteld door de gemeenteraad van Nijmegen op 19 februari 2003, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 22 juli 2003 en rechtens onaantastbaar bij uitspraak van de Raad van State van 28 januari 2004;
  • het wijzigingsplan “Woonpark Oosterhout 2002 -2, wijzigingsplan Het Nijland”, vastgesteld bij besluit van het college op 7 juni 2005 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 12 juli 2005.

Met het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013 wordt voorzien in een actueel planologisch regiem.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied wordt - globaal aangegeven - aan de oostzijde begrensd door de Griftdijk Noord (de weg zelf maakt geen deel uit van het plangebied), aan de zuidzijde door de Van Boetselaerstraat, aan de westzijde door de Oude Groenestraat en de woningen en nog onbebouwde gronden aan de Kruidenstraat, en aan de noordzijde door een watergang en de Oude Groenestraat.

Woonpark Oosterhout bestaat hoofdzakelijk uit woningen. In de wijk ligt verder de multifunctionele accommodatie De Klif. In De Klif bevinden zich onder andere een theaterzaal, een sporthal, een café, een jongerenruimte, een wijkcentrum en diverse vergaderruimtes. De accommodatie biedt tevens ruimte aan basisschool De Oversteek, Openbare Bibliotheek Gelderland Zuid, het KION, en de GGD Nijmegen. Daarnaast zijn er diverse organisaties en particulieren actief op het gebied van sport, ontspanning en cursusaanbod. Verder is in Woonpark Oosterhout een wijkwinkelcentrum aanwezig, dat onder andere bestaat uit een supermarkt, een kapper, een apotheker, een drogist, een textielwinkel, een bakker en een cafetaria/snackbar.

Op onderstaande luchtfoto is met een rode lijn de begrenzing van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0001.png"

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Ruimtelijke Structuur

Vanuit ambities ten aanzien van duurzaamheid, veiligheid en ruimtelijke kwaliteit, is destijds als trefwoord voor het woongebied het begrip 'woonpark' gekozen. 'Park' staat voor groen en rust, voor de nadruk op wandel- en fietsmogelijkheden en voor duidelijk vormgegeven relaties met het omliggende landschap. 'Park' staat ook voor vormentaal. Een park is planmatig aangelegd, als één geheel vormgegeven met een aantal grootschalige elementen (assen, perspectieven of doorlopende routes). De groenstructuur is bepalend voor de ruimtelijke hoofdopzet van het woonpark.

De ruimtelijke opbouw van woonpark Oosterhout wordt in belangrijke mate bepaald door de assen van de zogenaamde 'Ganzenvoet'. Vanaf de toekomstige Oosterhoutse plas doorsnijden de 'Waterbaan', de Fruitlaan/Terralaan en de zogenaamde 'Fruitbaan' het gebied. Deze zijn samen met de bestaande Griftdijk de dragers van de ruimtelijke structuur. Het park de Rietgraaf is centraal gelegen en sluit aan op de open ruimte van het landgoed Oosterhout. De bestaande Rietgraaf is als onderdeel van de waterstructuur in dit park opgenomen. Aan de zuidzijde wordt het park begrensd door de 'Waterbaan', die eveneens onderdeel is van het gesloten watersysteem. Daar waar de Fruitlaan het park doorsnijdt is op de meest centrale plek het educatieve en sociaal-culturele voorzieningenhart “De Klif” gesitueerd. Ten opzichte van het assenstelsel van de 'Ganzenvoet' zijn de 'gebogen Lanen' een aanvullend tegenspel in de ruimtelijke structuur. De Oude Groenestraat, die van een eenvoudige landweg is omgebouwd tot een statige bomenlaan, is één van de gebogen lijnen. De kruising met de Fruitlaan is verbijzonderd door de situering van het winkelcentrum.

Als tegenhanger van het strakke assenstelsel zorgt een zee van tweekappers voor een rustige, losse sfeer. Daarnaast zijn zogenaamde 'ensembles' in de structuur van Woonpark Oosterhout herkenbaar. Dit is compacte bebouwing in rijverkaveling die zich rondom een tweetal groene lijnen (de fruitbaan en de wadi in het middengebied) concentreert. De entree van het woonpark vanaf de Griftdijk wordt gemarkeerd door rijwoningen in half ronde vorm en één appartementengebouw, en een groene speelplek aan de toekomstige Oosterhoutse plas.

Ten behoeve van de opvang en het zichtbaar afvoeren van het hemelwater zijn op diverse plaatsen wadi's aangelegd, die samen met de watergangen in en rond het woonpark een gesloten watersysteem vormen. Deels zijn deze wadi's als herkenbare groenstructuur in het plan terug te vinden.

Binnen Woonpark Oosterhout kan een elftal deelgebieden worden onderscheiden. Hierna zullen deze deelgebieden worden beschreven.

2.1.1 Deelgebieden in het gerealiseerde deel van Woonpark Oosterhout

De gebogen Lanen

Het gebied tussen de Griftdijk, Terralaan en park wordt gedomineerd door de gebogen lanen. Centraal in dit gebied ligt een groene as/zone die dienst doet als wadi en als fietsroute. De twee-onder-één-kappers en vrijstaande woningen vormen met de rijwoningen een herkenbare eenheid. De openbare ruimte binnen dit ensemble zijn autovrije verblijfsgebieden. De randen van het gebied zijn voorzien van verschillende woningtypen: langs de Terralaan en bij de entree zijn rijwoningen gesitueerd. De verkaveling langs de Griftdijk voegt zich naar de van oudsher bestaande situatie. Tegenover het eiland zijn twee-onder-één-kappers gerealiseerd.

De Entree

De centrale entree van het woonpark heeft zicht op de (toekomstige) Oosterhoutse plas. Deze entree wordt geaccentueerd door rijwoningen in gebogen vorm en één appartementengebouw, van waaruit de verschillende assen de Ganzenvoet markeren. Het voorterrein heeft een groene inrichting.

De Waterbaan

Ten zuiden van de Waterbaan, is een smalle strook met vrijstaande woningbouw aanwezig. Het gebied heeft een bijzondere positie in het woonpark. Het ligt als overgangszone tussen woonpark en landschap.

De Scheg

De Scheg is de aanduiding voor het driehoekige gedeelte tussen de Terralaan, de Waterbaan, en het park. De specifieke vorm en het karakter als groot ensemble levert een meer op zichzelf staande verkaveling op.

Park de Rietgraaf

Het park ligt centraal in het woonpark, sluit aan op het landgoed Oosterhout en heeft een directe relatie met het voorzieningenhart. De watergang de Rietgraaf is vergraven tot een centrale waterpartij met eiland. De dubbele bomerij langs de westrand begeleidt een langzaamverkeersroute en wadi.

Voorzieningenhart De Klif

Centraal in het woonpark is voorzieningenhart de Klif gesitueerd, grenzend aan de Terralaan en het park. Het voorzieningenhart is geïntegreerd in het park.

Werkpark

De rotonde Griftdijk-Oude Groenestraat vormt de locatie voor de bouw van kantoren, praktijkruimten en zorgvoorzieningen en vormt de representatieve entree naar het woonpark. Een groene inrichting en afgestemde architectuur moeten ervoor zorgen dat het werkpark een geïntegreerd deel van het woonpark wordt.

Eiland

De vrijstaande en geschakelde woningen langs de rand van het eiland zijn met tuinen en vlonders georiënteerd op het water. Het water sluit aan op het water van de Rietgraaf. Centraal op het eiland omsluiten de rijenwoningen een parkje dat onderdeel is van de groenstructuur (wadi's) van dit deelgebied.

Gebied ten noorden van de Terralaan/winkelcentrum (De Boomgaard)

In dit plandeel is de opzet van ensemble tussen de tweekappers duidelijk herkenbaar. Een duidelijk oost-west gericht stratenpatroon zorgt voor de relatie tussen woongebied en park. Het ensemble met een aantal specifieke woningtypen is gegroepeerd rondom de wadi. De wadi is het domein van de voetganger, de fietser en het spelende kind. Langs de Fruitlaan bepalen rijenwoningen het beeld. Bij de kruising van de Fruitlaan en de Oude Groenestraat ligt het winkelcentrum met daarboven woningen in twee bouwlagen.

Gebied ten zuiden van de Fruitlaan (De Boomgaard)

Ook hier is het principe van ensembles tussen de tweekappers en vrijstaande woningen herkenbaar. De oost-west oriëntatie van de woonstraten geven een rechtstreekse relatie met het park. Langs de Fruitlaan bepalen rijwoningen het beeld. Het ensemble rond de wadi bestaat uit langgerekte patiowoningen met een aantal woningen in twee bouwlagen, ter hoogte van de doorgangen. De wadi is ook hier vrij van autoverkeer. De doorsteken voor langzaam verkeer liggen in het verlengde van de woonstraten. Het meest zuidelijke deel bestaat uit vrijstaande woningen.

2.1.2 Het Nijland

Inleiding

Voor het deelgebied Nijland van Woonpark Oosterhout heeft in 2004 een bijstelling plaatsgevonden van het stedenbouwkundig plan uit 1999. Daarbij is het uitgangspunt om van het Nijland een stedelijk ontspannen karakter te maken met een groene uitstraling als tegenhanger van het zuidelijk plandeel. Verschil in sferen van deelgebieden vormt de basis voor de uitwerking van de locatie Nijland.

Het verkavelingsplan uit 2004 is op het onderdeel woningtypologie aangepast aan de behoefte vanuit de markt. In 2012 is dit stedenbouwkundig plan nog niet geheel ingevuld met bebouwing. Dit betekent dat enkele onderdelen van het bestemmingsplan nog ontwikkelingsgericht zijn. Het aangepaste stedenbouwkundig plan 2012 is het uitgangspunt voor de verdere planontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0002.png"

Ligging van Het Nijland in woonpark Oosterhout

Stedenbouwkundige referentie

Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan is de eigenheid van de Betuwe de inspiratiebron. De navolgende stedenbouwkundige karakteristieken zijn hierbij van belang:

  • bouwen in relatief lage dichtheid;
  • bouwen in kleine buurten;
  • ongedwongen ontspannen sfeer;
  • wonen tussen het groen;
  • wonen in Betuws landschap;
  • landschappelijke beleving centraal stellen in bouwopgave;
  • ontspannen, informele en ongedwongen verkavelingen.

Uitgangspunten stedenbouwkundig ontwerp

Als ruimtelijke uitgangspunten voor het stedenbouwkundige ontwerp gelden:

  • Aansluiting op reeds gerealiseerde delen van woongebied Oosterhout;
  • Creëren van aantrekkelijke zichtlijnen in kleine straatjes en langzaam verkeersroutes;
  • Auto's zoveel mogelijk weren uit de straatjes;
  • Aan de noord-, west- en zuidkant wordt het woongebied omsloten door een watergang, waarop woningen worden georiënteerd;
  • In het plan worden relatief veel oost-west straten gemaakt, waarmee zongericht verkavelen wordt beoogd;
  • Qua sfeer en beleving wordt een informeel, ontspannen en groen woonmilieu nagestreefd;
  • De ontsluiting van het Nijland zal plaatsvinden op twee plekken vanaf de Oude Groenestraat, te weten: aan de noordzijde vanaf de rotonde en in het verlengde van de Fruitlaan.

Stedenbouwkundig ontwerp

De basis van het plan Nijland is het creëren van een informeel, ontspannen woongebied aan het water. Het streven is het karakter van het woongebied te laten aansluiten bij Betuwse stedenbouwkundige karakteristieken. De bebouwingswanden zullen open zijn waardoor een ontspannen sfeer ontstaat. Het woongebied verschilt van oost naar west in ruimtelijke werking door verschil in maat, gevarieerde richtingen en herkenbare individualiteit van de woningen. Aan de Groenestraat liggen de entrees en enkele smalle woonpaden, welke zorgen voor openheid en zichtlijnen richting het achterliggende woongebied. De entrees sluiten aan op een ontsluitingslus welke door de gehele wijk loopt en waar bijna alle woningen aan zijn gesitueerd.

Om ervoor te zorgen dat de auto's grotendeels uit het zicht ziijn onttrokken hebben veel woningen parkeerplaatsen op eigen terrein.

Het ontwerp bestaat uit een binnengebied met drie woonparken met daar omheen een ontsluitingslus met aan de buitenzijde een bebouwingsring. Het binnengebied bestaat uit een fijnmaziger patroon van kleine groene privéstraatjes. De buitenste ring met woningen zorgt voor een afronding van het woongebied richting het bestaande woongebied Oosterhout en de watergang in het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0003.jpg"

Stedenbouwkundig ontwerp Nijland

Deelgebieden

Het ontwerp van Nijland onderscheidt een ruimtelijk beeld met vier deelgebieden: de Dorpensingel, de Waterzijde, de Plantsoenen en de Woonparken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0004.jpg"

Deelgebieden Nijland

De Dorpensingel

In de Dorpensingel liggen enkele bestaande vrijstaande woningen. In het ontwerp zijn verschillende woningtypes opgenomen, zoals rijen, twee-onder-één kap en vrijstaande woningen. De bebouwing aan de oostzijde van het deelgebied vormt een wand naar de Groenestraat en sluit daarmee aan op het bestaande woongebied van Oosterhout. Deze bebouwingswand wordt daar gevormd door twee-onder-één kap woningen. Het gebied wordt doorsneden met kleine woonstraatjes en paden teneinde de toegankelijkheid zo groot mogelijk te maken. Deze structuur zorgt voor zichtlijnen naar het achterliggende woongebied. Het parkeren gebeurt zo veel mogelijk op eigen terrein, ten gunste van de kwaliteit van de openbare ruimte.

De Waterzijde

De waterzijde bestaat uit vrijstaande- en twee-onder-één-kapwoningen. Dit deelgebied rond het woongebied af en maakt tevens een transparante overgang naar het landschap beleefbaar. Op bepaalde plekken, zoals de plantsoenen, de verlengde Fruitlaan en de half open hofjes aan de noordzijde is een volledig panoramisch beeld op het omringende landschap tot stand gebracht. De woningen in dit deelgebied zijn georiënteerd op de straat, de achterzijde is georiënteerd op de watergang. Parkeren op eigen terrein wordt zoveel mogelijk nagestreefd, bij voorkeur twee plaatsen op eigen terrein. De bebouwing op de kop van het verlengde van de Fruitlaan zijn accenten in stedenbouwkundige zin. Deze gebouwen markeren de overgang van de (verlengde) Fruitlaan in woonpark Oosterhout naar het open landschap. Deze gebouwen hebben een unieke ligging aan het water.

De Plantsoenen

In het plan ligt een tweetal plantsoenen. Deze hebben een centrale ligging ten opzichte van het woongebied. De bebouwing aan deze plantsoenen is zoveel mogelijk gesloten in een rechte rooilijn. Het parkeren van deze woningen is gesitueerd aan de achterzijde. Het zuidelijk plantsoen ligt in het verlengde van de Fruitlaan in woonpark Oosterhout. Het noordelijk plantsoen geeft identiteit aan het woongebied. Beide plantsoenen bieden vergezichten naar het open landschap.

De Woonparken

Het centrale deel van het Nijland bestaat uit woongebieden die bestaan uit voornamelijk vrijstaande woningen. Hiermee wordt openheid en beleving van privétuinen nagestreefd. In het noordelijk deel is een verbijzondering gemaakt in de vorm van een hofje met een invulling van een klein "verborgen" parkje. De padenstructuur van het middengebied is oost-west gericht. Deze paden dienen ter ontsluiting van de woningen en als achterstraten. Ook hier wordt parkeren op eigen terrein zoveel mogelijk nagestreefd.

Verkeersstructuur

Het woongebied Nijland wordt ontsloten vanaf de hoofdstructuur (Oude Groenestraat) op twee plaatsen, te weten: aan de noordzijde vanaf de rotonde Oude Groenestraat-Bellefleurstraat en aan de zuidzijde in het verlengde van de Fruitlaan. Deze laan dient nu als busbaan en hoofdlangzaam verkeersroute via Woonpark Oosterhout naar Lent en Nijmegen-centrum.

In het woongebied Nijland dient een ontsluitingslus als verzamelroute voor verkeer. Op deze lus worden bijna alle woningen ontsloten. De woonpaden in de middenzone zijn hier ook op aangesloten. Het woongebied zal worden ingericht als 30 km/h gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0005.jpg"

Ontsluitingspunten Nijland vanaf Oude Groenestraat

2.2 Functionele Structuur

Daar waar de Fruitlaan het park doorsnijdt, is op de meest centrale plek het educatieve en sociaal-culturele voorzieningenhart De Klif gesitueerd. Het betreft een voorzieningenhart, waarin een theaterzaal, een sporthal, een café, een jongerenruimte, een wijkcentrum en diverse vergaderruimtes gevestigd zijn. De accommodatie biedt tevens ruimte aan basisschool De Oversteek, Openbare Bibliotheek Gelderland Zuid, het KION, en de GGD Nijmegen. Bij de kruising van de Fruitlaan en de Groenestraat is het winkelcentrum gesitueerd. Boven de winkels zijn twee lagen appartementen gebouwd, zodat het totale complex drie bouwlagen telt. Het winkelcentrum biedt ruimte aan een supermarkt en een aantal kleinere winkels. De bevoorrading van de winkels vindt plaats via de route over het parkeerplein en langs de Fruitlaan. Aan de noordzijde wordt het plein begrensd door een rij specifieke woningen, met op de begane grond ruimte voor kleinschalige beroeps-/praktijkuitoefening aan huis (dienstverlening, sociaal-medische zorg).

Op de hoek Oude Groenestraat-Griftdijk is een werkpark gesitueerd dat ruimte biedt aan kantoren, praktijkruimten en maatschappelijke doeleinden. De kleinschalige zelfstandige kantoren (maximum vloeroppervlak van 500 m2 per kantoor) dienen een wijkgebonden karakter te hebben. Inmiddels zijn er een polikliniek van het Canisius-Wilhelminaziekenhuis en een dependance van de GGD gevestigd.

2.3 Openbare Ruimte En Groenstructuur

De openbare ruimte van Oosterhout sluit aan bij de traditie van de Franse tuinarchitectuur uit de Barok en bij de traditie van de vooroorlogse Engelse tuinsteden. De Ganzenvoet, de statige lanen, en de Waterbaan refereren aan de Franse parkarchitectuur uit de Barok. De gebogen lanen, slingerende waterpartijen, het park, het gras, en de hagen zijn geïnspireerd door de tuinsteden uit Engeland. Centraal staat het begrip 'woonpark'. De parkachtige sfeer komt in de detaillering van de openbare ruimte tot uitdrukking. De groenstructuur wordt in belangrijke mate bepaald door de structurerende elementen: de Ganzenvoet met de groene lijnen Griftdijk, 'Fruitbaan', Fruitlaan en Waterbaan die samenkomen bij de entree. Centraal in het plangebied ligt het park de Rietgraaf. Bij zowel de locatiebepaling als de inrichting was het landgoed Oosterhout vertrekpunt. Hierna worden de verschillende groene elementen besproken waaruit de groenstructuur is opgebouwd.

De Oude Groenestraat

Deze laan vormt de verbinding tussen de Landschapszone en de Prins Mauritssingel. De bomenlaan heeft een monumentaal karakter. Voor de hemelwaterafvoer is in de berm een wadi opgenomen.

De 'gebogen wadi' in De Boomgaard

Deze wadi slingert in een groene zone parallel aan de Oude Groenestraat tussen het wooneiland en het landgoed ten behoeve van de hemelwaterafvoer. Tevens loopt door deze groenzone een langzaamverkeersverbinding.

Park De Rietgraaf

Het woonpark opent zich naar het bestaande landgoed Oosterhout, waardoor centraal gelegen in de wijk een park ontstaat: het park De Rietgraaf. Bij de inrichting van dit park zijn de ruimtelijk-visuele relatie met het landgoed Oosterhout en de inpassing van de Rietgraaf belangrijke vertrekpunten geweest. Aan het landgoed ontleent het woonpark in sterke mate haar identiteit. Gekozen is voor een open parklandschap, waarin de Rietgraaf is omgevormd tot een ruime waterpartij met natuurlijke oevers. Bomen zijn solitair of in groepen geplaatst, rekening houdend met belangrijke zichtlijnen. De westelijke rand van het park wordt gemarkeerd door een dubbele bomenrij in een gebogen lijn, waartussen een wadi is gesitueerd.

De Entree

Deze plek geeft een overzicht van de wijk, en geeft uitzicht over de toekomstige plassen. Hier komen alle lijnen vanuit de wijk bij elkaar. Voor fietsers en voetgangers en voor personen die met het openbaar vervoer gaan, is dit punt de entree van de wijk.

De Terralaan/Fruitlaan

Deze laan is ingericht als busbaan en langzaamverkeersverbinding met een dominant aanwezige boombeplanting van drie bomenrijen. Brede grasbermen versterken het groene karakter.

De 'fruitbaan'

Deze groene zone speelt een belangrijke rol bij de afvoer van het hemelwater. Bomen zijn zowel in groepen als solitair geplant. Op het wooneiland komt de 'fruitbaan' samen met de 'gebogen wadi'.

2.4 Verkeersstructuur

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Binnen Woonpark Oosterhout vindt de ontsluiting plaats via de Oude Groenestraat en de Griftdijk. De Oude Groenestraat ligt in het verlengde van de Keizer Hendrik VI singel, die via de Ovatonde aansluiting biedt op de Prins Mauritssingel. De Griftdijk geeft aansluiting op de A15. Om in Woonpark Oosterhout een zo groot mogelijk verkeersluw gebied te creëren, worden de verschillende woonbuurten vanaf de randen voor gemotoriseerd verkeer ontsloten. Bus- en langzaamverkeersroutes worden op deze manier zo min mogelijk doorsneden door het gemotoriseerde verkeer. In de woonbuurten hebben de straten primair een verblijfsfunctie en geldt een maximale snelheid van 30 km/uur.

Langzaam verkeer

Een netwerk van routes voor voetgangers en fietsers door en langs Woonpark Oosterhout zorgt voor een snelle en sociaal veilige verbinding naar de belangrijke voorzieningen binnen en buiten het woonpark. Vanaf de Griftdijk lopen via de Ganzenvoet drie radialen het plangebied in. Deze vormen de ontsluiting voor fietsers en voetgangers. Langs de Griftdijk bevinden zich vrijliggende fietspaden. Op het eerste gedeelte van de Oude Groenestraat, tussen beide rotondes, liggen eveneens vrijliggende fietspaden; op het overige deel zijn fietsstroken aanwezig. De woonstraten in het plangebied vervullen voor een belangrijk deel een functie voor het langzaam verkeer.

Openbaar vervoer

Het Waalspronggebied wordt doorkruist door de spoorlijk Arnhem-Nijmegen. Vanaf het station Nijmegen Lent lopen openbaar vervoerbuslijnen de Waalsprong in. Woonpark Oosterhout wordt door het openbaar vervoer ontsloten via de Griftdijk en via de centraal in het plan gelegen busbaan (Fruitlaan). Deze laatste kan op termijn worden doorgetrokken tot in, of zelfs voorbij, het bestaande dorp Oosterhout. Halteplaatsen zijn aanwezig langs de Griftdijk, juist ten zuiden van de aansluiting met de Fruitlaan, ter hoogte van de Terracottastraat en ter hoogte van de Zegelringstraat. Langs de Fruitlaan zijn haltes met abri's aanwezig ter hoogte van het voorzieningenhart (kruising Terralaan/Pijlpuntstraat) en ter hoogte van het winkelcentrum nabij de Oude Groenestraat. Deze laatste haltes bedienen ook het Nijland.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (voorheen de Nota Ruimte) is een gezamenlijk product van de voormalige ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ. De nota legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur.

Het kabinet streeft naar een algemene basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. De kwaliteit van het landschap verdient daarnaast ook een volwaardige plaats bij ruimtelijke afwegingen. Meer specifiek richt het kabinet zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter) nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid.

Het kabinet kiest in de Structuurvisie Nota Ruimte voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen worden door het rijk alleen gesteld als een nationaal belang in het geding is.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)

De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

Wanneer een groot openbaar belang aan de orde is kan de desbetreffende minister uit eigen beweging of op verzoek van Gedeputeerde Staten of een college van B&W ontheffing verlenen van een regel uit de AMvB of provinciale verordening. In enkele gevallen en als een groot nationaal belang in het geding is kan het Rijk afwijken van in de AMvB gestelde regels.

Bestemmingsplannen die vóór 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden moeten op 1 juli 2013 zijn aangepast. Bestemmingsplannen die daarna (maar voor inwerkingtreding van dit besluit) onherroepelijk zijn geworden moeten maximaal 5 jaar na inwerkingtreding aangepast zijn. Een uitzondering geldt voor bestemmingsplannen die gebaseerd zijn op recent vastgestelde provinciale structuurvisies, waarmee het Rijk heeft ingestemd en bestemmingsplannen die niet strijdig zijn met de regels in dit besluit. Hieronder volgen de voor dit plan relevante hoofdlijnen van het besluit.

Bundelen van verstedelijking

Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen. De variatie tussen stad en land blijft behouden. Bij provinciale verordening wordt het bestaand bebouwd gebied aangewezen.

De AMvB Ruimte bepaalt dat in de provinciale verordening regels moeten worden gesteld voor nieuwe bebouwing binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing. Ook voor (herbestemming van) bestaande bebouwing buiten het bestaand bebouwd gebied worden regels gesteld. De provinciale verordening geeft ook regels voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing buiten bestaand bebouwd gebied.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Om de biodiversiteit in Nederland te beschermen, in stand te houden en verder te ontwikkelen heeft het rijk de EHS aangewezen. De provincie is verantwoordelijk voor de aanwijzing, (her)begrenzing, wijziging, compensatie en saldering van de EHS in een verordening. In de provinciale verordening worden regels aan bestemmingsplannen gesteld voor de realisatie, bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van de beoogde natuurkwaliteit van de EHS.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland

Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. De structuurvisie wordt in de loop van 2012/13 geactualiseerd.

Het streekplan verdeelt Gelderland in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem - Nijmegen, moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden. Hieronder volgen de voor dit bestemmingsplan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie.

Stedelijke ontwikkeling

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten: “bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur” en het “organiseren in stedelijke netwerken”. Locaties voor stedelijke uitbreiding dienen te passen in het bundelingsbeleid en te zijn afgestemd op de uitgangspunten van infrastructuur, water en milieu. Bij locatiekeuze en planuitwerking moet worden voldaan aan de basiskwaliteitseisen van bodem (waaronder archeologie), water, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Stedelijke uitbreidingen moeten aansluiten bij de ruimtelijke structuur/kenmerken van de regio, met aandacht voor de actuele marktvraag. De provincie heeft afspraken gemaakt met de regio's om indicatief de reservering van uitbreidingsruimte voor stedelijke functies uit te werken in zoekzones voor stedelijke functies.

Wonen

Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is, dat de gemeenten - samenwerkend in de onderscheiden (WGR-) regio's - voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). Het KWP wordt periodiek bijgesteld om de afstemming tussen de (kwalitatieve) vraag en aanbod op de woningmarkt te actualiseren.

Groen in en om de stad

Het is van belang dat bij stedelijke ontwikkeling gelijktijdig wordt voorzien in de behoefte aan 'groen in en om de stad'. De bestaande omgevingskwaliteit van het buitengebied rond de stad speelt bij de keuze van de locaties en inrichting van regionaal groen nadrukkelijk een rol. In de ontwikkeling van stadsranden moet rekening worden gehouden met de waterbergingsbehoefte van het aangrenzende stedelijk gebied. Het ruimtelijk beleid voor groen om de kernen in het algemeen is gericht op het bieden van goede mogelijkheden voor extensieve vormen van recreatie zoals wandelen en fietsen. De ontwikkeling van groen dient samen op te gaan met de rode ontwikkeling.

Natuur

In Gelderland is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in aanleg. Hoofddoel is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. De EHS is sterk ruimtelijk structurerend en bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit op provinciaal niveau en maakt onderdeel uit van het groenblauwe raamwerk. Binnen de EHS geldt de “nee, tenzij”-benadering. Bestemmingswijziging is niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. De beleidskaart geeft drie onderdelen van de EHS weer, waarop toegespitst ruimtelijk beleid van toepassing is:

  • EHS-natuur: de EHS-natuur bestaat met name bestaande natuurgebieden en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. Bestemmingsplanwijzigingen die leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS-natuur kunnen door GS alleen worden goedgekeurd als, naast het ontbreken van reële alternatieven en de aanwezigheid van redenen van groot openbaar belang, de schade aantoonbaar zoveel mogelijk wordt beperkt door mitigerende en compenserende maatregelen in hetzelfde bestemmingsplan of in gekoppelde bestemmingsplannen.
  • De EHS-verweving bestaat uit landgoederen onder de Natuurschoonwet, landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen. Voor deze gebieden geldt hetzelfde ruimtelijke beleid als voor EHS-natuur, met de volgende verschillen: regulier agrarisch en extensief recreatief gebruik kan worden voortgezet (waarbij tevens vergroting van aanwezige agrarisch bouwpercelen aan de orde kan zijn) en er is ruimte voor extensieve recreatievormen en nieuwe landgoederen.
  • Ter verbinding van EHS-natuur en EHS-verweving worden ecologische verbindingen gerealiseerd, die bestaan uit een schakeling van natuurelementen (stapstenen). Het gaat om smalle zones met een strategische ligging. Voor de realisatie is specifiek ruimtelijk beleid aan de orde: een combinatie van planologische bescherming van de aanwezige waarden en planologische reservering voor versterking van de natuurwaarden voor bepaalde doelsoorten.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG)

In de Ruimtelijke Verordening Gelderland van 15 december 2010 staan de regels die de provincie Gelderland stelt aan de bestemmingsplannen van gemeenten. Een Ruimtelijke Verordening is een juridische vastlegging van de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en -herzieningen. De provincie voegt in de Ruimtelijke Verordening geen nieuw beleid toe. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Op 27 juni 2012 volgde een eerste herziening. Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de regels in hoofdstuk 2 tot en met 19 van de verordening voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. Hieronder volgen de voor dit plan relevante hoofdlijnen van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

Verstedelijking

De Ruimtelijke Verordening legt het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vast door met voorschriften die bepalen dat nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt: binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones bedrijventerreinen uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking. Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan plaatsvinden buiten deze gebieden. Het gaat dan om nieuwe bebouwing die functioneel gebonden is aan het buitengebied, bij functieverandering naar een niet-agrarische functie, bij oprichting van nieuwe landgoederen en voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

De provincie streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid en kwaliteit van de Gelderse natuur door het realiseren en beschermen van een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, cultuurlandschappen en verbindingszones. In een bestemmingsplan worden in een gebied gelegen binnen de EHS geen bestemmingen toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast. In afwijking hiervan kan een bestemmingsplan activiteiten die mede tot doel hebben de kwaliteit van de EHS te vergroten, mogelijk maken.

Van het plangebied ligt alleen het perceel op de hoek van de Oude Groenestraat en de Van Boetselaerstraat binnen de Ecologische Hoofdstructuur - verweving. Dit betreft een gebied waarin geen bestemmingen worden toegestaan die de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten.

3.3 Regionaal Beleid

Het plangebied ligt binnen de uitbreidingsrichting voor wonen uit het Regionaal Plan van de stadsregio Arnhem-Nijmegen (onderdeel van provinciale structuurvisie) weer. Het Regionaal Plan (RP) vormt een richtinggevend kader voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen op het gebied van ruimte, economie, natuur, mobiliteit en culturele- en sociale ontwikkelingen. Met het Regionaal Plan wil de stadsregio werken aan een aantrekkelijke, bereikbare en internationaal concurrerende regio. Doel is bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het creëren van een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. In het Regionaal Plan kiest de stadsregio voor herstructurering, herontwikkeling en transformatie van de bestaande ruimte. Dit in tegenstelling tot het vorige regionale structuurplan, dat vooral gericht was op uitbreidingen, nieuwe infrastructuur en nieuwe bedrijventerreinen. Hieronder volgen de voor dit bestemmingsplan relevante hoofdlijnen van het Regionaal Plan.

Wonen

Binnen de 'Contour woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen. Uiteraard moet bij de uitwerking van de plannen niet alleen rekening worden gehouden met de specifieke regionale beleidsregels, maar ook met die uit het nationaal ruimtelijk beleid en het streekplan, alsmede wet- en regelgeving. De programmering van de woningbouw vindt plaats met in achtneming van de in de per gemeenten vastgestelde kwalitatieve afspraken en inspanningsverplichtingen in de Concessies Wonen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Nijmegen 2010

Inleiding

De gemeenteraad heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen, maar ook een ontwikkelingskader voor investeringen. Het werkingsgebied van de Structuurvisie is het hele grondgebied van Nijmegen in relatie tot ontwikkelingen in de regio of in (inter)nationaal verband. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. Alleen de ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht.

De Structuurvisie gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, dat is gekoppeld aan de Stadsbegroting. In Nijmegen is ervoor gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, waarin per coalitie accenten gelegd kunnen worden en om te bepalen of het nodig is om de ruimtelijke ambities bij te stellen.

Ruimtelijke ambities voor Nijmegen 2030

In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden: wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt:

  • Nijmegen omarmt de Waal;
  • Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen;
  • Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit;
  • Meer ruimte voor groen en water;
  • Wonen in sterke en ongedeelde wijken;
  • Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid.

In de Structuurvisie staat onder andere dat een goede bereikbaarheid van groot belang is voor Nijmegen, onder andere voor de economische ontwikkeling van de stad. Nijmegen wil de bereikbaarheid verbeteren en tegelijkertijd bijdragen aan een gezond klimaat en leefmilieu door het gebruik van duurzame vervoerwijzen te stimuleren. Het gaat daarbij om hoogwaardig openbaar vervoer, een netwerk van fietsroutes en transferia en goede parkeergelegenheden.

Voor het autoverkeer staat het verbeteren van de doorstroming door het beter benutten van de wegen centraal. Waar het wegennet onvoldoende capaciteit heeft zal eerst onderzocht moeten worden of openbaar vervoer en fiets de problematiek kunnen oplossen. Daarna worden maatregelen als positieve en negatieve prijsprikkels bekeken. Hebben die geen effect dan kan worden gedacht aan nieuwe weginfrastructuur.

Voor wat betreft openbaar vervoer streeft Nijmegen naar de realisering van zes HOV-lijnen in de regio, die de knooppunten, transferia en omliggende woongebieden met elkaar verbinden. Als eerst wordt de lijn Nijmegen – Centrum – Waalsprong ontwikkeld bij voorkeur met een tramverbinding die wordt doorgetrokken naar Bemmel. Het onderliggende fijnmazige lijnennet is van belang voor de bereikbaarheid van de wijken en zorgt ervoor dat het OV een aantrekkelijk alternatief is voor de auto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0006.png"

3.4.2 Coalitieakkoord 2010-2014: Werken aan een duurzame toekomst

De economische crisis dwingt tot nadenken over de rolverdeling van overheid en burgers. Noodzakelijke keuzes worden niet uit de weg gegaan, bezuinigingen zijn onvermijdelijk. Per programma is gekeken of de doelen efficiënter bereikt kunnen worden. Het College hecht waarde aan meer zicht op de afweging van de verschillende belangen in de besluitvorming. De gemeente wil op een transparante, efficiënte en zakelijke manier samen met de stad de nieuwe uitdagingen aangaan. In april 2010 presenteerden GroenLinks, PvdA en D66 het coalitieakkoord 2010-2014 “Werken aan een duurzame toekomst”. Het akkoord zet in op een duurzame en sociale stad met een sterke economie.

We gaan op weg naar een duurzame stad

Er wordt fors geïnvesteerd in duurzaamheid. Bewoners, instellingen en bedrijven worden gestimuleerd om duurzaam te wonen, werken en leven. Nijmegen wil bijdragen aan het tegengaan van klimaatsverandering door o.a. het beheersen van de waterafvoer van de Waal. De dijkteruglegging in Lent is het grootste project voor waterbeheersing van Nederland. Daarnaast wordt ingezet op klimaatneutraliteit. Nijmegen wil duurzaam vervoer: dat betekent een transitie naar schonere brandstoffen en inzetten op het gebruik van HOV en fiets. Op het gebied van autoverkeer wordt ingezet op de A15, de A50, realisatie van de tweede Stadsbrug en het ontwikkelen van transferia. Tenslotte wordt er geïnvesteerd in het groengebieden in en om de stad.

We blijven een sociale stad

In het sociale beleid staat eigen verantwoordelijkheid en participatie van burgers voorop. Nijmegen ondersteunt de zelfredzaamheid van burgers en geeft extra aandacht aan mensen met minder kansen, bijvoorbeeld op het gebied van inkomen, re-integratie, zorg en welzijn. De integrale wijkaanpak wordt voorgezet. De focus is vooral gericht op veiligheid en leefbaarheid.

We werken aan een sterke stad

Een duurzame sterke economie bevordert de werkgelegenheid. Nijmegen werkt aan een duurzame en innovatieve economie met kennisintensieve en creatieve bedrijvigheid. Een goede bereikbaarheid is een belangrijke vestigingsvoorwaarde voor bedrijven, maar dat geldt zeker ook voor een goede woonomgeving, groen en het aanbod van culturele activiteiten. De dynamiek in de stedelijke ontwikkeling wordt gestimuleerd door te werken aan grote strategische projecten, zoals: Waalsprong, ondersteuning Binnenstad, Koers West, Waalfront, Citadel, Novio Tech Campus, Station Goffert, herontwikkeling Spoorzone (o.a. Spoorzone-West, nieuwbouw Doornroosje en studentenhuisvesting). Ook wordt doorgegaan met herstructurering van wijken, zoals Hatert en Dukenburg. Deze en de lopende projecten bieden voldoende mogelijkheden om de noodzakelijke groei de komende jaren te realiseren. Er is geen noodzaak meer om open groene plekken in de bestaande stad te bebouwen.

Hoofdstuk 4 Functioneel Beleidskader

4.1 Wonen

Inleiding

Vanaf 2000 zijn er ongeveer 1900 woningen gebouwd. Nijland is nog niet afgerond. Daar kunnen nog ongeveer 150 woningen worden gebouwd. Het gebied bestaat bijna helemaal uit laagbouwwoningen. Er staat 2 etagebouwcomplexen met in het totaal 62 woningen (3% van de totale voorraad). Het aandeel huurwoningen is vrij laag (15%).

De wijk heeft een groenstedelijk woonmilieu. Kenmerkend voor dit woonmilieu is een groot aandeel laagbouwwoningen in een vrij lage dichtheid.

Woonvisie Nijmegen 2009-2020: Wonen Leeft!

Deze nota bevat de hoofdlijnen en opgaven van het woonbeleid. Centraal staat dat Nijmegen een ongedeelde stad wil zijn en bewoners wil binden. In de Woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen:

  • ongedeelde stad

Nijmegen wil een ongedeelde stad zijn. We willen geen inkomenswijken. Het gaat om het voorkomen van sociaal-economische tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong. Het gaat ook om het voorkomen van die tweedeling binnen stadsdelen en wijken. Daarom werken we verder aan een gedifferentieerd woningaanbod op stedelijk niveau, wat meer variatie op wijkniveau en homogeniteit op straatniveau. Belangrijk uitgangspunt hierin is de realisatie van levensloopgeschikte wijken. Mensen moeten een binnenwijkse wooncarrière kunnen maken. Dat vraagt ook een goed aanbod, spreiding en kwaliteit van voorzieningen.

  • bewoners binden

Zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken, met daarbij de volgende accenten:

- voldoende goedkope woningen voor lage inkomens;

- vasthouden van middenklassen en sociale stijgers;

- kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken.

De woningmarkt is gespannen. Vooral koopstarters en mensen die aangewezen zijn op een huurwoning hebben het moeilijk. Er moeten de komende 10 jaar nog meer dan 10.000 woningen worden gebouwd. Ook blijven we werken aan verbetering van bepaalde wijken (in fysieke zin, maar ook in sociale zin).

De opgaven voor het wonen zijn:

  • Verder inlopen van het woningtekort: om dat te bewerkstelligen moet het tempo in de woningbouw op hoog niveau blijven. Daarbij moet er voldoende aandacht blijven voor de juiste woning op het juiste moment op de juiste plek. De komende 10 jaar moeten er nog meer dan 10.000 woningen worden gebouwd. We hebben in de stad meer dan voldoende locaties om deze woningen te bouwen. We gebruiken de woonmilieukaart en de R&A's om de juiste woning op de juiste plek te programmeren. Hierbij zal per wijk/stadsdeel ook een uitspraak gedaan gaan worden over het percentage goedkope woningbouw. Als dat binnen de structuurvisie niet is gedaan, is het ook in vervolgstappen (bestemmingsplan) niet meer mogelijk.
  • Continueren integrale wijkaanpak. Doelstelling is het versterken van het woonklimaat, het bieden van positieve keuze aan bewoners en door meer variatie in het aanbod binnenwijkse wooncarrières mogelijk maken. Dit kan door woningverbetering en sloop vervangende nieuwbouw. Waar nodig altijd gecombineerd met de aanpak van sociale problematiek. Ook verkoop van huurwoningen en het aanbieden van mengvormen tussen huur en koop kunnen hierin een bijdrage leveren. Tenslotte willen we ook levensloopgeschikte wijken.
  • Betaalbaarheid en kwaliteit. Onderzoek heeft aangegeven dat de doelgroep van beleid ongeveer even groot blijft. We moeten tot 2020 ongeveer 4500 goedkope huurwoningen bouwen om de herstructurering te compenseren, de verkoop van woningen te compenseren en de uitbreidingsbehoefte in dit segment te realiseren. Extra aandacht komt te liggen op de woonlasten (in combinatie met energiebesparende maatregelen), kwaliteitsaspecten van woning en woonomgeving, duurzaamheid en levensloopgeschiktheid, beeldkwaliteit en architectuur en veiligheid.
  • Extra aandacht voor ouderen, kwetsbare groepen en studenten. Ouderen: Realisatie van de uitgangspunten in de visie wonen en zorg, woonservicegebieden. Daarin zowel aandacht voor de fysieke uitgangpunten voor woning en woonomgeving (levensloopgeschikt) als de sociale aspecten (zorg en welzijn). Kwetsbare groepen: goede en voldoende huisvesting, met name ook in het souterrain van de woningmarkt. Studentenhuisvesting: we hebben een gezamenlijke taakstelling van 1300 eenheden geformuleerd. Dit wordt, in locaties, vertaald in een intentieovereenkomst. Ook de controle van bouwkundige kwaliteit en brandveiligheid van bestaande studentenpanden wordt voortgezet. We starten ook een project met huurteams in overleg met AKKU.
  • Woonruimteverdeling en segregatie. Schaarste moet eerlijk worden verdeeld en noodgevallen verdienen voorrang. De effecten van specifieke maatregelen op dit terrein moeten niet worden overschat. De mutatievraag binnen de huurwoningenmarkt is niet groot en daarbinnen is niet heel veel ruimte voor speciale toewijzing. Maximaal 30% van de toewijzingen kan in het kader van Lokaal Maatwerk vastgesteld worden.
  • Continuering aanpak particuliere voorraad. Behalve de aanpak van de kamerverhuurpanden (zie boven) wordt ook het stimuleren van wonen boven winkels verder doorgezet.

Woningmarktverkenningen 2010-2020

De woningbehoefte in Nijmegen is de komende jaren nog stevig. In 10 jaar tijd moeten er ongeveer 10.000 woningen gebouwd worden. De vraag naar woningen is sterk gericht op enerzijds de stedelijk woonmilieus in en om het centrum en anderzijds het groenstedelijke woonmilieu. Oosterhout heeft zo'n groenstedelijk woonmilieu. De vraag naar woningen in groenstedelijk woonmilieus is gericht op de laagbouw. De toevoegingen die in Nijland nog worden gedaan bestaan uit laagbouwwoningen.

4.2 Economie

Coalitieakkoord 2010 – 2014 Werken aan een duurzame toekomst

Nijmegen werkt aan een duurzame en innovatieve economie, met werkgelegenheid die kansen en ontplooiingsmogelijkheden biedt voor al haar inwoners. Daarbij maken we optimaal gebruik van de sterke punten van de stad: de hoogopgeleide bevolking, de aanwezigheid van kennisinstellingen, de kritische geest, de innovatie. Een goede bereikbaarheid is vanuit economisch perspectief belangrijk, omdat het een belangrijke vestigingsvoorwaarde voor bedrijven is. Ook goede vestigingsfactoren voor bewoners spelen een rol, want 'werken volgt wonen'. Dus een goede woonomgeving, groen, culturele activiteiten en een bruisende stad zijn van belang voor onze economische ambitie.

In het economisch beleid nemen kennisintensieve bedrijvigheid en creatieve bedrijvigheid een steeds belangrijker plaats in. Semiconductors, Health en Technology, Energie en Milieu en Toerisme zijn de speerpunten.

Beleid ontwikkeling kantoren

Met betrekking tot kleinschalige kantoren geldt het beleid zoals vastgesteld in 2001. In dat raadsbesluit is vastgelegd de vraag naar kleinschalige kantoren als volgt te accommoderen:

  • tot 1000 m² toestaan langs singels en hoofdradialen in Nijmegen;
  • tot 1500 m² kan in het kader van behoud van waardevolle panden een omzetting naar kantoorbestemming plaatsvinden;
  • tot 500 m² is een kantoorvestiging overal toegestaan.

Voor dit plangebied geldt met name de laatste regeling voor kleinschalige kantoren tot 500 m². Voor de vraag tot 500 m2 kan worden voorzien in woonwijken. Hierbij dient een afweging te worden gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk gelet op verkeersdruk, parkeerdruk, milieuwetgeving, etc. Vertrekpunt is het beperken van de overlast voor de buurt. Het is niet toegestaan om woningen volledig als kantoor te gebruiken, maar een kantoor aan huis is (onder beperkende voorwaarden) wel mogelijk.

Beleid ontwikkeling detailhandel

Detailhandelstructuur Nijmegen Noord (maart 2005)

In 2004 is er onderzoek gedaan naar de gewenste detailhandelsstructuur in de Waalsprong. Hieruit is per deelgebied een analyse gemaakt van de grootte van het winkelcentrum in bedrijfsvloeroppervlak (bvo) en de gewenste functie van de verschillende centra. Op 15 maart 2005 heeft het college de gewenste detailhandelsstructuur voor Nijmegen Noord vastgesteld. Dit houdt in:

  • qua typologie/karakteristiek een hoofdwinkelcentrum in het Centrumgebied (Citadel), een nieuw buurtwinkelcentrum in Oosterhout en een fullservicesupermarkt annex klein buurtwinkelcentrum in Lent-Oost;
  • volgens de huidige inzichten een omvang van 20.000 m² bvo voor het hoofdwinkelcentrum (marge van circa 3.000 m² naar boven en beneden (afhankelijk van o.a. goede bereikbaarheid, lay-out winkelcentrum en marktomstandigheden)), van circa 3.000 m² BVO voor het nieuwe buurtwinkelcentrum in Oosterhout en van 1.500-1.800 m² BVO voor de fullservicesupermarkt/het kleine buurtwinkelcentrum in Lent-Oost.

Wanneer ook de Vossenpels ontwikkeld wordt, kan de supermarkt in Lent-Oost (Vrouwe Udasingel) uitgroeien tot 1.800 m² bvo. De supermarkt heeft een functie voor de deelgebieden van de Waalsprong ten oosten van de Prins Mauritssingel, maar ook voor de inwoners van het dorp Lent.

Strategische notitie Detailhandel in uitvoering (juli 2005) en Regionaal Plan Stadsregio

Grootschalige en perifere detailhandel

De gemeente Nijmegen gaat terughoudend om met vestiging van grootschalige en/of perifere detailhandel buiten de traditionele winkelgebieden. Het is de bedoeling dat grootschalige detailhandelsformules bij voorkeur worden ingepast in de bestaande winkelstructuur.
In de strategische notitie is een aantal locaties aangewezen die kansrijk zijn voor de ontwikkeling van grootschalige en perifere detailhandel. Voor Nijmegen Noord is voor de lange termijn (na 2015) Knoop Ressen als geschikte locatie genoemd. Met betrekking tot de knoop Ressen wordt nagedacht over een ontwikkeling met grootschalige detailhandel gericht op een bepaald thema.

Beleid ontwikkeling horeca

Horecabeleid (oktober 2007)

Het nieuwe horecabeleid is 31 oktober 2007 door de Raad vastgesteld. Met betrekking tot horeca is in de Horecanota 'Eten en drinken in Nijmegen', een ruimtelijk-economische visie op de Nijmeegse horeca (januari 2006), een onderscheid gemaakt tussen horeca in het stadscentrum en horeca buiten het stadscentrum. Horeca in Woonpark Oosterhout valt in deze laatste categorie. De beleidslijn voor de horeca voor de Nijmeegse wijken buiten het stadscentrum is steeds geweest dat horeca de ruimte krijgt, mits het een aanvulling betreft op het bestaande aanbod en gericht is op de bewoners van die wijk.

Beleidsnotitie Ondersteunende horeca (vastgesteld in 2001)

Naast bedrijven met een horecabestemming, is het mogelijk dat in panden met een andere bestemming, ondersteunende horeca plaatsvindt. Deze ondersteunende horeca is echter aan beperkingen onderhevig, die in de regels van het bestemmingsplan zijn opgenomen.

Buurteconomie

Een van de speerpunten van het Nijmeegse economische beleid is het terugbrengen van economische activiteiten naar de stad én de wijken. Hierbij gaat het met name om de vestiging van kleinschalige (ambachtelijke) ondernemingen en het stimuleren van starters. Ruimtelijk kan dit zich uiten in:

  • ondernemen in / aan huis (met een maximum van 50 m2 oppervlakte);
  • behoefte aan woon-werkpanden;
  • economische herontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid.

De aard en omvang van de activiteiten moet uiteraard aansluiten bij de functie van de directe omgeving (wonen) en de behoefte. Gedacht dient te worden aan ambacht, nijverheid, financiële en zakelijke dienstverlening.

Bedrijventerrein

Bedrijventerreinen algemeen (2003)

Het Nijmeegs beleid over bedrijventerreinen is vastgelegd in de nota “Een andere kijk op Nijmeegse bedrijventerreinen” (2003). Kernpunten uit deze nota zijn zuiniger omgaan met de beschikbare ruimte en een relatie leggen met de behoefte van de aanwezige beroepsbevolking. Belangrijke uitgangspunten zijn:

  • Inzet op het vergroten van de werkgelegenheid voor laagopgeleide werknemers.
  • Tegelijkertijd inzet op het bevorderen van kennisintensieve en moderne industriële werkgelegenheid om de sterk groeiende groep hoger opgeleiden werkgelegenheid te bieden. Mogelijk plekken zijn Winkelsteeg en de Waalsprong.

Het thema van deze nota “meer werk op minder meter” is nog steeds van kracht. Dat wil zeggen dat er nog steeds ingezet wordt op intensivering van bestaande terreinen en inbreiding, voordat wordt overgegaan tot aanleg/ontwikkeling van nieuwe (regionale) bedrijventerreinen.

Regionaal Programma Bedrijventerreinen stadsregio Arnhem Nijmegen; 15 december 2011

Met de structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties uit 2010 herijkt de Provincie Gelderland het bedrijventerreinenbeleid op basis van nieuwe inzichten over de afnemende groei van de beroepsbevolking en de economie. Daarnaast zijn het toepassen van de SER ladder (eerst inbreiden dan uitbreiden), en een zorgvuldige planning en programmering ven bedrijventerreinen kenmerkend voor dit nieuwe beleid. In 2011 is op verzoek van de Provincie Gelderland een Regionaal Programma Bedrijventerreinen tot stand gekomen. In de stadsregio was sprake van een enorm overaanbod aan bedrijventerreinen. In het RPB zijn regionale afspraken gemaakt om dit overaanbod terug te dringen. Voor Nijmegen betekent dit dat er prioriteit mag worden gegeven aan bedrijventerrein de Grift en dat de nieuwe uitleglocatie in de A 73 zone “on hold” is gezet. Nieuwe uitbreidingsplannen voor bedrijventerreinen toevoegen is dus op dit moment niet aan de orde. Er is of komt voldoende bedrijventerrein op korte termijn beschikbaar (Bijsterhuizen, Mercuriuspark en Novio Tech Campus op Winkelsteeg) en er wordt prioriteit bij de ontwikkeling van bedrijventerrein de Grift in Nijmegen Noord gelegd.

4.3 Maatschappelijke Voorzieningen

Zorg & Welzijn

Er wordt naar gestreefd de openbare ruimte in woonpark Oosterhout toegankelijk te maken en te houden voor mensen met een beperking, zoals rolstoel- en rollatorgebruikers. Verder dient de openbare ruimte zo te zijn ingericht dat deze bewegen (wandelen, fietsen, buiten spelen, sporten) stimuleert.

Sport

De bestaande sportvoorziening in De Klif wordt gehandhaafd. Er is geen behoefte aan nieuwe sportvoorzieningen in woonpark Oosterhout. Aandacht is wel nodig voor de "sportieve inrichting" van de openbare ruimte. Vanuit sport, maar ook vanuit gezondheid, welzijn en sociaal maatschappelijke overwegingen is het zeer wenselijk dat het mogelijk is/wordt dat bewoners in hun eigen wijk kunnen bewegen en sporten buiten verenigingsverband in de openbare ruimte. Hierbij gaat het niet alleen om het creëren van (enkelvoudig te gebruiken) sport- en speelplekken, maar ook het mogelijk maken van (meervoudig) gebruik van straten, pleinen en overige openbare ruimte om te wandelen, skaten, skeeleren, fietsen of andere extensieve vormen van sporten en recreëren.

Onderwijs

Vanuit het programma Onderwijs zijn er geen ruimteclaims voor woonpark Oosterhout. De bestaande onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen moeten worden gehandhaafd. Binnen de grenzen van deze bestaande woonwijk is geen behoefte aan nieuwe onderwijsvoorzieningen.

4.4 Verkeer En Vervoer

4.4.1 Nota Mobiliteit - Naar een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid

De Rijksnota Mobiliteit (NoMo) is het nationaal verkeers- en vervoersplan dat in 2005 is vastgesteld op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998). Doelen van de NoMo zijn dat in 2020 95% van de reizigers op tijd op plaats van bestemming aankomt, dat emissies van het autoverkeer met 40% worden teruggedrongen en dat het veiliger wordt op de weg. In de Nota streeft het rijk ernaar dat op snelwegen de gemiddelde reistijd in de spits maximaal anderhalf maal zo lang is als buiten de spits; voor stedelijke hoofdwegen wordt ernaar gestreefd dat de reistijd in de spits maximaal twee keer zo lang is als buiten de spits. Duurzame mobiliteit is een belangrijk thema vanuit leefbaarheid waarbij uitgangspunt is dat het milieu en de leefbaarheid geen schade meer ondervindt van verkeer en vervoer. Basisgedachte van de NoMo is dat overheden gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de uitwerking van het mobiliteitsbeleid; de stadsregio werkt dit uit in het regionaal mobiliteitsplan.

In 2008 heeft het kabinet de Nota Mobiliteitsaanpak gepresenteerd. In hoofdlijnen is dit een voortzetting van de beleidslijnen uit de Nota Mobiliteit, zij het dat het beleid op onderdelen geïntensiveerd wordt. Het aantal reizigers op de weg en in het openbaar vervoer groeit en ook het goederenvervoer neemt toe. Dit gaat veel sneller dan in de Nota Mobiliteit was voorzien. De Nota Mobiliteitsaanpak is een concrete investeringsagenda tot 2020 met een omvang van ruim 7 miljard euro. Dit is 4 miljard euro meer dan uit de Nota Mobiliteit in 2006.

In 2020 streeft het rijk op de verbinding Nijmegen - Arnhem - Randstad naar minimaal 6 Intercity's met daarnaast hoogfrequente stoptreinen.

In 2010 heeft het nieuwe kabinet besloten het project kilometerheffing stop te zetten en extra te investeren in infrastructuur. Het vervallen van de kilometerheffing zal waarschijnlijk leiden tot een toename van de verkeersintensiteiten; de gevolgen voor het regionale en stedelijke verkeer zijn nog niet goed in beeld gebracht.

4.4.2 Op weg naar duurzame mobiliteit - Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan 2

Het PVVP2 uit 2004 geeft invulling aan de provinciale taak ten aanzien van verkeer en vervoer volgens de Planwet Verkeer en Vervoer. De provincie Gelderland staat een duurzame balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefomgeving voor ogen waarbij het kernwoord duurzame mobiliteit is. Negatieve effecten van de toegenomen verkeersdruk op de bereikbaarheid van steden, de betrouwbaarheid van verkeersnetwerken, doorstroming, verkeersveiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving zijn een punt van zorg. Er moet ten aanzien van de mobiliteitsgroei een zorgvuldige afweging gemaakt worden met de wensen voor een krachtige economische ontwikkeling. Het streven naar een duurzame mobiliteit moet zich vertalen in een verkeers- en vervoerssysteem dat een sterke economie ondersteunt, de welvaart versterkt en de sociale integratie stimuleert. Het mobiliteitsbeleid dat de provincie wil voeren is gericht op maatregelen die de kwaliteit en daarmee de aantrekkelijkheid van het OV vergroten. De fiets speelt een belangrijke rol in de totale vervoersketen. Gelderland stimuleert fietsverkeer op korte en middellange afstand met name in stedelijke gebieden en naar economische centra, scholen en recreatieve voorzieningen. Voor de regio Arnhem Nijmegen liggen de accenten op de interne bereikbaarheid en internationale corridors.

4.4.3 Regionale Nota Mobiliteit - Stadsregio Arnhem-Nijmegen

De regionale nota mobiliteit (ReNoMo) is de regionale uitwerking van het rijksbeleid uit de Nota Mobiliteit voor het gebied van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. De basis voor de Regionale Nota Mobiliteit is het Regionaal Plan (2006) dat de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen tot 2020 beschrijft. De Stadsregio Arnhem Nijmegen (KAN) kiest nadrukkelijk voor het stimuleren en uitvoeren van projecten die de regionale bereikbaarheid verbeteren. Kerndoel is verbetering van de interne bereikbaarheid waarmee de focus verschuift naar een meer regionaal of bovenregionaal programma. Hoofdaspecten van het beleid zijn:

  • Bundelen van vervoersstromen: het regionale mobiliteitsbeleid richt zich op projecten voor het faciliteren van grote regionale vervoersstromen. Dit zijn stromen op de regionale corridor (A325) en de radialen. Het regionaal openbaar vervoer (RegioRail) vervult een belangrijke functie binnen deze regionale corridor. Versterking van de netwerken openbaar vervoer (trein en bus), vindt plaats waar verdere uitbreiding van de infrastructuur voor het autoverkeer niet of beperkt mogelijk is. Inzetten op een goed (hoogwaardig) openbaar vervoernet is dan hoofdzaak.
  • Optimaliseren ketenmobiliteit: de meerwaarde van het hoogwaardig openbaar vervoerssysteem moet verder worden benut om de groei aan mobiliteit op te vangen. De meerwaarde komt tot stand door verknoping met andere netwerken van auto, fiets en bus waarvoor de ontwikkeling van de vervoersknopen van groot belang is.
  • Verkeersveiligheid: nadruk op preventieve maatregelen.
  • Fietsbeleid: afronden van het regionaal fietsnetwerk en het verbeteren van de ketenmobiliteit.

4.4.4 Netwerkanalyse - Stadsregio Arnhem-Nijmegen

De actuele stand van zaken ten aanzien van de regionale bereikbaarheid is in 2006 onderzocht in de Netwerkanalyse van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Basis voor de Netwerkanalyse is het Regionaal Plan. De gevolgen van de ruimtelijk-economische keuzen uit het Regionaal Plan zijn in de netwerkanalyse onderzocht. Conclusie van de netwerkanalyse is dat de Stadsregio voor een grote opgave staat om de bereikbaarheid van bewoners en bedrijven op niveau te houden. Om de negatieve effecten te beperken zal een breed instrumentarium in een afgewogen mix moeten worden ingezet. Er zijn zes oplossingsrichtingen aangegeven waarmee in toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden:

  • Prijsbeleid: het reguleren van autoverkeer middels een algemene heffing.
  • Fiets: meer fietsgebruik heeft een positief effect op de bereikbaarheid van de economische kerngebieden en leefbaarheid in met name het stedelijk gebied.
  • Openbaar vervoer: het oplossend vermogen van het openbaar vervoer voor knelpunten op de weg blijkt beperkt. Meer en beter OV leidt tot een kleine verbetering van de bereikbaarheid en ontplooiingsmogelijkheden van inwoners en kan een alternatief zijn voor verplaatsingen die als gevolg van andere maatregelen niet meer worden gemaakt.
  • Mobiliteitsmanagement: mobiliteitsmanagement moet automobilisten verleiden om een alternatief voor de auto te kiezen of de reis op een ander moment te maken.
  • Benutting: bij benutting gaat het om vormen van dynamisch verkeersmanagement.
  • Infrastructuur: het verruimen van schakels in het netwerk die vertraging veroorzaken. Op specifieke plaatsen kan verruiming bijdragen aan verbetering van de doorstroming.

4.4.5 Masterplan OV Stadsregio Arnhem Nijmegen

Vastgesteld door de Stadsregio Arnhem Nijmegen (28 februari 2008) in samenwerking met diverse gemeenten, waaronder afdeling beleid openbare ruimte van gemeente Nijmegen. Doelstelling van het Masterplan OV is de stadsregionale ambities op het gebied van openbaar vervoer tot 2020 vast te leggen. Uitgangspunt hiervoor is StadsregioRail, maar in aanvulling daarop wordt een aantal HOV-lijnen nagestreefd. De Nijmeegse HOV-visie is overgenomen in het Masterplan OV en is daarmee ingebed in het regionale beleid. Doel is om de regio duurzaam bereikbaar te maken en een netwerk te ontwikkelen waarin het StadsregioRail en een aantal HOV-lijnen de dragers zijn en het overige openbaar vervoer daarop aansluit.

4.4.6 Fietsvisie Stadsregio Arnhem Nijmegen

De Stadsregio heeft begin 2010 de Fietsvisie vastgesteld. Onderdeel van deze visie is de kaart 'primaire hoofdroutes' en de 'fietsruggengraten'. Daarin is het RijnWaalPad (op Nijmeegs grondgebied zowel het oostelijke als westelijke tracé) weergegeven en benoemd als fietsruggengraat.

4.4.7 Nijmegen Duurzaam Bereikbaar

Op 12 oktober 2011 heeft de Raad de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar vastgesteld, waarin het verkeersbeleid voor de komende jaren wordt beschreven. De gemeente stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze tussen een aantal aantrekkelijke alternatieven wordt aangeboden. Soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast treft de gemeente diverse maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0007.jpg"

Hierbij is de samenhang tussen mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en het openbaar vervoer. Bedrijventerreinen worden zoveel mogelijk aan de rand van de stad gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen mogelijk is op HOV.

Autoverkeer

Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Al het doorgaande verkeer gaat dan buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste richting kan benaderen. Na de realisatie van de tweede stadsbrug (De Oversteek) eind 2013 zal de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderen. De aanleg van De Oversteek wordt door de gemeente aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren. Accent komt hierbij te liggen op de Groene Route.

Fietsverkeer

Nijmegen gaat de komende jaren door met het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Snelfietsroutes zijn lange, doorlopende en aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad. Snelfietsroutes verbinden woonlocaties met belangrijke stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud, groen bij verkeerslichten), vlakke verharding (asfalt) en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht, sociale veiligheid, omgeving). Door de snelfietsroutes willen wij meer forenzen op de (elektrische) fiets krijgen.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. De kracht van het openbaar vervoer ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde vervoersstromen. De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het openbaar vervoer (Regiorail). Het HOV-lijnennet gaat voorts de knooppunten, de transferia en de omliggende woongebieden met elkaar verbinden.

Parkeren

Bij de ontwikkeling van nieuwe functies of verbouw van bestaande functies is het gemeentelijk beleid dat er voldoende nieuwe parkeergelegenheid op eigen terrein wordt aangelegd. De parkeernormen voor Nijmegen zijn gebaseerd op de richtlijnen van de CROW (publicatie 182) en worden gebruikt als kentallen voor de parkeerbehoefte. In oktober 2012 zijn de Parkeervisie 2012 en de Nota Parkeernormen Gemeente Nijmegen door de gemeenteraad vastgesteld. Voor fietsparkeren geldt als uitgangspunt dat de vaste stallingsbehoefte op eigen terrein en bij voorkeur inpandig moet worden opgelost bij nieuwbouw. Voorts geldt dat er voldoende fietsparkeervoorzieningen bij openbare gelegenheden worden gerealiseerd.

4.4.8 Mobiliteit in/rondom Woonpark Oosterhout

Autoverkeer

In respectievelijk 2007 en 2011 heeft de gemeenteraad besloten hoe de autoverkeersstructuur in de Waalsprong er in 2020 uit zal zien. Onderstaande afbeelding geeft deze structuur weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0008.png"

Figuur: Verkeersstructuur Waalsprong 2020

De Prins Mauritssingel is de belangrijkste verbinding voor het autoverkeer in de Waalsprong. Overige gebiedsontsluitingswegen ten westen van het spoor zijn: Griftdijk, Oude Groenestraat, Keizer Hendrik 6e Singel en Stationsstraat (vanaf 2014 komen daar de Graaf Alardsingel en de Westelijke Parallelroute bij). Dit zijn allemaal 50 km/u-wegen. De overige straten, inclusief een deel van de Oude Groenestraat, in het gebied liggen in 30 km/u-zones. Ook in Woonpark Oosterhout geldt een 30 km/u-regime.

Woonpark Oosterhout wordt direct omsloten door en ontsloten via de Griftdijk en de Oude Groenestraat. De stedenbouwkundige en daarmee ook verkeerskundige structuur van de wijk is zodanig opgezet, dat er geen doorgaand autoverkeer door de wijk mogelijk is.

Twee belangrijke bestemmingen in de wijk zijn enerzijds voorzieningenhart De Klif (inclusief basisschool en kinderopvang) en anderzijds het winkelcentrum. Het voorzieningenhart is bereikbaar via de Terracottastraat, aansluitend op de Griftdijk. Het winkelcentrum is gelegen aan de rand van de bestaande wijk, aan de Oude Groenestraat.

Parkeren

Bij nieuwe ontwikkelingen in de wijk zijn de vastgestelde parkeernormen van gemeente Nijmegen van toepassing.

Fietsverkeer

Dwars door de wijk loopt de snelfietsroute Nijmegen – Oosterhout, via de Fruitlaan/Terralaan. Nu loopt de fietsroute nog verder via de Griftdijk; zodra het gebied De Waaijer is gerealiseerd, zal de fietsroute via de Imbrexstraat en door De Waaijer lopen. Zowel de Griftdijk als de Oude Groenestraat zijn en blijven belangrijke fietsverbindingen. Deze en overige fietsroutes zijn weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0009.png"

Figuur: fietsnetwerk Waalsprong

Nabij publieksaantrekkende voorzieningen moeten voldoende fietsenklemmen beschikbaar zijn. Voor het bepalen van het aantal klemmen worden de kengetallen van het CROW gehanteerd.

Openbaar vervoer

Momenteel rijden er twee buslijnen via de route Oude Groenestraat – Fruitlaan/Terralaan. Vanaf eind 2012 zal een nieuwe dienstregeling van toepassing zijn. Naar verwachting zal de huidige busroute worden gehandhaafd. Aanvullend zal op termijn (zodra Groot Oosterhout wordt ontwikkeld) een busroute via de Griftdijk gaan lopen. De buslijnen vormen een verbinding tussen Elst/Oosterhout, via Woonpark/Groot Oosterhout en station Nijmegen Lent richting Nijmegen.

4.5 Groen, Natuur En Landschap

Inleiding

De hoofdgroenstructuur van het plangebied wordt bepaald door park de Rietgraaf en verschillende assen waarin groen gecombineerd is met wadi's voor de hemelwaterberging. Dit groen is te beschouwen als gebruiksgroen. De centrale as van de busbaan behoort tot de hoofdbomenstructuur en kan beschouwd worden als groene structuur (voornamelijk als zichtgroen). Park de Rietgraaf sluit aan op het ten zuiden daarvan gelegen landgoed Oosterhout.

In het noordelijk deel van woonpark Oosterhout (Colmarstraat) zijn water en groen gecombineerd, grotendeels als natuurvriendelijke oevers. Deze lopen door in zuidelijke richting tot in Park de Rietgraaf en verder langs de zuidelijke grens van Woonpark Oosterhout.

Europees beleid

Natura 2000

Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming.

Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. Rondom Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.

De Vogelrichtlijn bevat een lijst van 187 zeldzame of bedreigde vogelsoorten. Voor deze vogelsoorten en voor belangrijke overwinteringsgebieden van trekvogels zijn Speciale Beschermingszones aangewezen waaronder de Uiterwaarden van de Waal.

In de Habitatrichtlijn staat de bescherming van natuurlijke en half-natuurlijke habitats (door mensen bewoonde gebieden) centraal. In de bijlagen van de Habitatrichtlijn worden 500 plantensoorten, 200 diersoorten (geen vogels, omdat die al onder de vogelrichtlijn vallen) en 198 habitats genoemd. Voor de Habitatrichtlijn zijn Speciale beschermingszones aangewezen waaronder de Gelderse Poort.

De uitvoeringsinstrumenten voor de Vogelrichlijn en de Habitatrichtlijn in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 (of kortweg Nb-wet 1998) en Flora- en faunawet (Ff-wet). De Nb-wet regelt gebiedsbescherming, terwijl de Ff-wet de soortbeschermingsaspecten van de Nederlandse natuur beschermt.

Nationaal beleid

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de wet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)
  • Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')

Flora en Faunawet

Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de regel dat het kappen van bomen alleen mag plaatsvinden buiten het broedseizoen.

Provinciaal beleid

Ecologische Hoofdstructuur

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. Landgoed Oosterhout, de uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang.

In de EHS geldt het 'nee, tenzij'-principe. Ruimtelijke ingrepen zijn niet toegestaan, tenzij er geen alternatieven zijn. Ook moeten de ontwikkelingen een groot openbaar belang hebben. Bij aantasting van de EHS is het compensatiebeginsel van toepassing. Dat betekent dat wanneer natuur- en landschapswaarden en recreatieve waarden verloren gaan, deze elders moeten worden gecompenseerd zodat per saldo geen kwaliteitsverlies optreedt en een duurzame situatie blijft bestaan.

Het Regionaal plan 2005-2020 geeft de gemeenschappelijke beleidsambities weer voor de ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen. Het Regionaal Plan wordt beschouwd als uitwerking van de Structuurvisie Gelderland (voorheen het Streekplan) en fungeert daarom tevens als toetsingskader voor lokale plannen. Voor natuur is dit vastgelegd in de 'Richtlijn compensatie natuur en bos'. Als er voor een bepaalde ontwikkeling bos of een deel van een natuurgebied moet verdwijnen, dan is het beleid van de provincie duidelijk. De Structuurvisie Gelderland zegt daarover: het totale oppervlak aan natuur en bos in de provincie mag niet verminderen. Waar iets verdwijnt, zal dat op een andere plaats vervangen moeten worden.

Woonpark Oosterhout grenst aan het landgoed Oosterhout dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. Ten zuiden van het landgoed liggen de uiterwaarden van de Waal die deel uitmaken van Natura 2000.

Gemeentelijk beleid

Groenplan De groene draad (2007)

Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:

  • inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
  • een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
  • vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
  • de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.

Voor de Waalsprong ligt de uitdaging in het integreren van het karakter van het oude land in het nieuwe (stedelijke) landschap. Bestaande groene lijnen kunnen zo een rol krijgen in de nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast biedt nieuwbouw bij uitstek de kans om wijken integraal op te zetten en rood en groen in balans vorm te geven. Vanuit ecologisch en recreatief oogpunt is het van belang om goede verbindingen met het omliggende landschap te realiseren.

Handboek Stadsbomen (2009)

Het Handboek Stadsbomen vormt een nadere uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen” ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand. Dit Handboek vormt tevens een toelichting op de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), waarin de regels ten aanzien van bomen en groen zijn vastgelegd. Daarmee vormt dit Handboek hèt kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. Deze vallen buiten het kader van dit handboek. Voor bomen op gronden in eigendom van de gemeente Nijmegen die zijn gelegen buiten de eigen gemeentegrens (zoals Heumensoord), is de regelgeving van de betreffende gemeente van toepassing.

De hoofdpunten van het beleid zijn als volgt:

  • Niet alle bomen in Nijmegen zijn gelijk; we maken onderscheid tussen de hoofdboomstructuur en de zogenaamde buurtbomen. Binnen de hoofdboomstructuur staan alle bomen die een bovenlokale bijdrage leveren aan de identiteit/kwaliteit van Nijmegen. In de hoofdboomstructuur wordt gestreefd naar compleetheid en gaafheid. Bomen moeten hier tot volle wasdom kunnen komen. Om die reden geldt een stringent afwegingskader. De bomen die geen deel uitmaken van de hoofdboomstructuur, noemen we de “buurtbomen”. Dit zijn bijvoorbeeld bomen op woonerven, speelveldjes en langs sportvelden. Voor buurtbomen geldt een minder stringent kader.
  • Duidelijke kaders en uitgangspunten bij ruimtelijke ontwikkelingen; bij aanleg of herstructureringen in de openbare ruimte dient zowel boven- als ondergronds voldoende ruimte te worden gecreëerd om een duurzame en vitale ontwikkeling van bomen te waarborgen.
  • Duidelijke kaders en uitgangspunten ten aanzien van het boombeheer; met name in de naoorlogse periode en de grootschalige stadsuitbreidingen in de jaren '80 en '90 is niet altijd voldoende geïnvesteerd in goede groeiomstandigheden. Vanwege erfenissen uit het verleden hebben we te maken met toenemende kosten voor het boombeheer (gevoeligheid voor ziekten, wortelopdruk, veiligheidsrisico's en overlast). Het Handboek Stadsbomen geeft aan welke beheerskeuzen moeten worden gemaakt om de kwaliteit van ons bomenbestand duurzaam te waarborgen tegen aanvaardbare kosten. Centrale gedachte daarin is dat een verschuiving plaatsvindt van sturing op kwantiteit (aantallen bomen) naar sturing op kwaliteit (gezondere bomen, mooiere bomen).
  • Kapvergunningen objectiever, transparanter en beter reproduceerbaar: met de vaststelling van het Handboek is een puntensysteem voor kapvergunningen geïntroduceerd. Uitgangspunt en doelstelling hiervan is dat een meer integrale en evenwichtige afweging van belangen plaatsvindt.
  • Gezien de leeftijdopbouw van het bomenbestand zal de komende jaren een deel van de Nijmeegse bomen het einde van hun levensduur bereiken. Bomen hebben nu eenmaal niet het eeuwige leven. Om die reden wordt een vervangings- en verjoningsplan opgesteld.

In woonpark Oosterhout ziet de hoofdboomstructuur er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0010.jpg"

De donkere lijnen vormen de primaire structuur, de lichte lijnen vormen de secundaire structuur. In de hoofdbomenstructuur geldt onder andere dat, indien een boom gekapt moet worden, deze 1-op-1 gecompenseerd moet worden elders in de hoofdbomenstructuur.

Richtlijn Natuur Nijmegen (2004)

De wijze waarop in Nijmegen omgegaan wordt met de natuurwetgeving is nader uitgewerkt in de Richtlijn Natuur. Bij de Richtlijn Natuur horen ook de Natuurwaardenkaart en de Natuurkalender. De Natuurwaardenkaart laat globaal zien waar in Nijmegen de kans op het aantreffen van natuurwaarden groot is. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient altijd een afweging gemaakt te worden of nader onderzoek naar het voorkomen van natuurwaarden noodzakelijk is. De Natuurkalender geeft aan wanneer welke werkzaamheden wel of niet mogen worden uitgevoerd. Het gaat hierbij zowel om reguliere beheer- en onderhoudswerkzaamheden als om bouw-, cultuur- en civieltechnische werkzaamheden.

4.6 Water En Openbare Ruimte

4.6.1 Beleid

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

Deze Europese richtlijn en de later daaraan toegevoegde "dochterrichtlijn" Grondwater geven de beleidsregels aan voor het bereiken van een goede chemische en ecologische waterkwaliteit in alle oppervlaktewateren en het grondwater in Europa. Er wordt een onderverdeling gemaakt in Waterlichamen (waarover gerapporteerd wordt aan Brussel) en Overige wateren, waaronder alle stedelijke wateren van Nijmegen vallen. Nijmegen valt binnen Stroomgebied Rijn-West en daarbinnen weer in het beheergebied van waterschap Rivierenland. De Waal is ook een waterlichaam binnen dit stroomgebied, waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is.

Door het waterschap zijn gebiedsprocessen georganiseerd. De resultaten zijn verwoord in zeven gebiedsplannen. Daarin zijn de maatregelenpakketten (met resultaatsverplichting) en bijbehorende kosten en planningen aangegeven.

Nationaal Waterplan

Onder leiding van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (tegenwoordig Infrastructuur en Milieu) stelt het rijk het beleid op voor thema's die landelijk spelen in het Nationaal Waterplan en ze stelt de stroomgebiedbeheerplannen voor het Nederlandse deel van de stroomgebieden Eems, Maas, Rijn en Schelde op. Daartoe behoort ook de afstemming met de andere landen in deze stroomgebieden. Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Al deze plannen van de waterbeheerders in Nederland hebben ook tot doel te voldoen aan de verplichtingen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Deze richtlijn vereist dat alle lidstaten de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater verbeteren; voor de leefomgeving van de mens, maar ook voor planten en dieren. Maatregelen om dit te bereiken zijn opgenomen in de bovengenoemde plannen van gemeenten, waterschappen, provincies en Rijkswaterstaat. Deze maatregelen van alle waterbeheerders gezamenlijk zijn vervolgens gebundeld in vier stroomgebiedbeheerplannen. In samenhang daarmee is er samen met de andere landen een internationaal overkoepelend plan per stroomgebied opgesteld. De stroomgebiedbeheerplannen worden aan de Europese Commissie toegezonden.

In het NWP wordt gekozen voor de strategie: ”meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten". Dit waterplan werkt buitendijks door in de beleidslijn Grote Rivieren. De doelstelling specifiek voor stedelijk waterbeleid is: bij ontwikkelingen van locaties in de stad neemt de hoeveelheid groen en water per saldo toe, waardoor het stedelijke watersysteem robuuster en klimaatbestendiger wordt; bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad.

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels, uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten, zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.

Bestuursakkoord Water (2011)

In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten. Het belangrijkste punt was dat water, meer dan nu het geval is, sturend zal zijn bij de ruimtelijke inrichting en grondgebruik in Nederland. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting en onderdeel vormen van de integrale afweging. Deze Watertoets heeft in de Wet op de Ruimtelijke Ordening per 1 november 2003 een plek gekregen. Een tweede aspect uit dit beleidsstuk is het hanteren van de strategie “vasthouden, bergen en afvoeren” voor het tegengaan van wateroverlast hoger gelegen en/of bovenstrooms gelegen gebieden mogen niet langer hun waterproblemen afwentelen op lagergelegen, respectievelijk benedenstroomse gebieden. In 2009 is het Nationaal Bestuursakkoord Water geactualisieerd. Met dit NBW-actueel leggen de overheden vast op welke wijze, met welke middelen en langs welk tijdspad zij gezamenlijk de grote wateropgave voor Nederland in de 21e eeuw willen aanpakken. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het geeft aan welke instrumenten ingezet worden om de opgave te realiseren, welke taken en verantwoordelijkheden iedere partij daarbij heeft en hoe partijen elkaar in staat willen stellen hun taken uit te voeren.

Het NBW actueel heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden zodat problemen met wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit zoveel mogelijk worden voorkomen. Voor het bestaand stedelijk gebied geldt dat in wijken waar onacceptabele wateroverlast optreedt deze wateropgave die in het gebiedsproces worden overeengekomen inclusief de rioleringsopgave voor 2015 door gemeenten en waterschappen is aangepakt, waarbij ook de waterkwaliteitsopgave wordt meegenomen. In het gebiedsproces wordt eveneens overeengekomen waar geen sprake is van een urgente opgave. Hiervoor geldt dat de opgave uiterlijk in de periode tot en met 2027 wordt uitgevoerd door gemeenten en waterschappen.

Het KNMI heeft in 2009 een update gegeven van van klimaatscenario's uit 2006. voor de wateropgaven voor regionale watersystemen, bebouwd gebied inclusief rioleringsopgave, en watertekort wordt als uitgangspunt van het 'midden klimaatscenario 2050' gehanteerd. Dit komt qua opgave overeen met het KNMI'06 klimaatscenario G. Binnen NBW actueel is afgesproken dat bij veranderingen van het klimaat de toetsing van het watersysteem periodiek herhaald wordt. Afspraak is dat bij een nieuwe berekening voor stedelijk gebied bij het ontwerpen daarvan gebruik gemaakt van de klimaatscenario's G en W. Gemotiveerd kan G+ worden gekozen als ondergrens vanwege de aanzienlijke financiële, ruimtelijke of andere maatschappelijke gevolgen;

NBW actueel 2009 is in 2011 aangepast naar het Bestuursakkoord Water. In het Bestuursakkoord Water zijn de afspraken bekrachtigd over intensieve samenwerking tussen gemeenten en waterschappen (aanpak voor de (afval-)waterketen). Gemeenten en waterschappen geven zelf regionaal invulling aan de afspraken van het bestuursakkoord water met als doel kostenbesparingen te realiseren, de kwetsbaarheid te verlagen en om het innovatievermogen en zonodig de kwaliteit te vergroten.

De uitwerking van de afspraken in het bestuursakkoord water vragen keuzes op het gebied van kosten, kwaliteit en kwetsbaarheid. De opgave en uitwerking lijken eenvoudig, maar in de praktijk blijkt het complex en veeleisend. Het stedelijk waterbeheer en de riolering is inhoudelijk ingewikkeld door de toenemende rol van het hemelwater en de relaties met de inrichting van de openbare ruimte en het watersysteem. Bovendien maken de verschillende perspectieven en belangen van mensen en organisaties het uitwerkingsproces complex. De ambities van het Bestuursakkoord Water vragen om een cultuurverandering, dus een andere aanpak en werkwijze.

Waterplan 2010-2015 (WP4)

In het Waterplan Gelderland 2010-2015 staat hoe de provincie wil zorgen voor voldoende schoon water én droge voeten. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld en op 22 december 2009 in werking getreden. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voor de realisatie van bepaalde waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

De belangrijkste doelstellingen voor de planperiode zijn:

  • voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GGOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd;
  • de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HENwateren) zijn uitgevoerd;
  • de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn;
  • wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen;
  • in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost;
  • de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar;
  • toekomstvast hoogwaterbeleid.

Waterbeheersplan 2010-2015

Waterschap Rivierenland heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2010-2015. Het plan is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het waterschap op 30 oktober 2009. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 is vanaf 22 december 2009 van kracht.

Het plan bouwt vooral voort op het bestaande beleid (IWGR-2 2002-2006). Maatregelen als gevolg van het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Kaderrichtlijn Water zijn er in verwerkt. Nieuwe onderwerpen met belangrijke financiële consequenties zijn:

  • maatregelen voor zwemwater;
  • maatregelen voor de natuur;
  • in Natura-2000 gebieden, beschermd vanuit de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn;
  • in TOP-lijstgebieden, waar verdroging met voorrang aangepakt wordt;
  • in waterparels, door de provincie aangewezen beschermde natte natuur;
  • normenstudies aan de hand van de nieuwe klimaatscenario's
  • actualisatie van 36 stedelijke waterplannen en de uitvoering daarvan.

Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014

De Waterwet wijst het Rijk en de waterschappen aan als waterbeheerders voor grond- en oppervlaktewater. In het grondwaterbeleidsplan is de rol, taak en positie van het waterschap op het gebied van grondwaterbeheer omschreven en worden de doelstellingen en beleidsuitgangspunten van Waterschap Rivierenland op dit gebied vastgelegd. Ook de rollen en taken van de andere betrokkenen bij het grondwaterbeheer (provincies, gemeenten en particulieren) worden kort beschreven. Daarnaast gaat het plan in op de maatregelen en instrumenten die het waterschap in gaat zetten om deze doelstellingen te bereiken.

De doelstelling van het waterschap voor grondwaterbeheer is opgenomen in het Waterbeheerplan 2010-2015. “Het onttrekken van grondwater zodanig reguleren dat er sprake is van een duurzaam gebruik van grondwater en negatieve effecten van onttrekkingen zoveel mogelijk worden beperkt”.

In het grondwaterbeleidsplan wordt de bovenstaande doelstelling verder uitgewerkt aan de hand van drie subdoelstellingen:

  • Waterschap Rivierenland streeft naar een duurzaam beheerd grondwatersysteem met behoud van de aanwezige strategische voorraad zoet grondwater;
  • Waterschap Rivierenland streeft naar een optimale afstemming van nieuwe grondgebruikfuncties op het grondwatersysteem, waarmee grondwateroverlast en -onderlast zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  • Waterschap Rivierenland streeft naar een inrichting van het watersysteem die mede gebaseerd is op de kenmerken van het grondwater.

Om deze doelstellingen ten aanzien van grondwaterbeheer te bereiken hanteert het waterschap de volgende uitgangspunten:

  • Grondwater is een integraal onderdeel van het waterbeheer binnen het waterschap;
  • Grondwaterbeheer is een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende partijen;
  • Het waterschap heeft een adviserende en faciliterende rol naar gemeenten.

Het waterschap geeft invulling aan het operationeel grondwaterbeheer door de volgende taken op het gebied van grondwater zelf uit te voeren:

Vergunningverlening en peilbeheer

  • Het reguleren van grondwateronttrekkingen en infiltraties;
  • Het toepassen van de GGOR-methodiek, waardoor grondwater onderdeel is bij de afweging van peilbesluiten;
  • Het formuleren van grondwaterbeleid met betrekking tot calamiteiten (droogte);
  • Het beoordelen van gebouwschade.

Adviseren en samenwerking

  • Het meenemen van grondwateraspecten in het wateradvies;
  • Het adviseren van gemeenten bij het opstellen van hun gemeentelijke rioleringsplan (GRP);
  • Het gebruiken van gemeentelijke waterplannen om afspraken op het gebied van grondwater vast te leggen;
  • Het participeren in gemeentelijke waterloketten en gemeentelijke grondwatermeetnetten.

Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (WIW)

Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is voor water een Masterplan opgesteld. In het Masterplan is het toekomstige watersysteem weergegeven bestaande uit het waterhart (Plassenzone) en het singelsysteem. In het Masterplan zijn de uitgangspunten en hoofdcontouren van dit watersysteem zijn vastgelegd in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009, d.d. 20 november 2009 met kenmerk 9T9874.A0.

Het WIW 2009 is op 26 januari 2010 door het College Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijmegen vastgesteld. Op 24 februari 2010 is het WIW 2009 ondertekend door GEM Waalsprong, Waterschap Rivierenland en Gemeente Nijmegen.

Op basis van het Masterplan wordt voor elk te ontwikkelen gebied een Waterplan opgesteld met een detailontwerp. Als basis geldt dat afstromend regenwater zoveel mogelijk gefilterd worden door wadi's zodat het oppervlaktewatersysteem de meeste optimale kwaliteit kan krijgen.

Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016

Het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010-2016 geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater(overlast). Het GRP beschrijft welke activiteiten en hoeveel geld en personeel nodig zijn om deze zorgplichten uit te voeren. In het GRP 2010-2016 ligt het accent op meer en beter beheren. Dit betekent onder andere:

  • gegevens goed op orde krijgen en houden, gericht meten aan de riolering en grondwater, en;
  • meer maatwerk bij het vaststellen van de juiste maatregelen op het juiste tijdstip.

Een aantal andere belangrijke uitgangspunten en activiteiten in het GRP 2010-2016 is:

  • Om de kwaliteit van riolering op een goed niveau te houden zetten we vaker in op reparatie en renovatie in plaats van op het volledig vervangen van riolen;
  • We onderzoeken de gevolgen van de klimaatontwikkeling voor water in de stad;
  • We blijven hemelwater afkoppelen van het riool, maar wel minder;
  • Bij het afkoppelen zoeken we vooral naar combinaties met verbetering van groen. Ook voor toepassing van vegetatiedaken bij bestaande bebouwing wordt subsidie mogelijk.
  • Voor de financiële structuur kiezen we voor een gesloten systeem en daarbij passend voor een geïntegreerde voorziening voor zowel het spaardeel investeringen, als het onderhoud, als de financiële resultaten op de exploitatie.

Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2010)

Het gemeentelijk beleid voor het afkoppelen van hemelwaterafvoer is opgenomen in vastgesteld beleid: Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2010). (Afkoppelnota 2010). Tot 1 april 2012 was de verplichting voor infiltratie van hemelwater op privaat terrein ook vastgelegd in de lokale bouwverordening. Per 1 april 2012 is het nieuwe bouwbesluit op landelijk niveau van kracht geworden. Hierin is de plicht tot infiltratie van hemelwater op eigen terrein vastgelegd. Het bouwbesluit overruled de ontheffingsmogelijkheden uit de Afkoppelnota 2010. In de loop van 2012 zal de Afkoppelnota uit 2010 aangepast worden naar het landelijke beleid.

4.6.2 De watertoets

In het kader van de watertoets heeft overleg tusen het waterschap en de gemeente Nijmegen plaatsgevonden. Dit bestemmingsplan is een actualisatie van het bestaande bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002.

Algemeen

Woonpark Oosterhout ligt in de noordwesten van het Waalspronggebied en is sinds circa 2002 ontwikkeld in de drie gebieden: de Boomgaard, de Elten en Nijland. Oorspronkelijk was woonpark Oosterhout een beoogde uitbreidingswijk van het dorp Oosterhout. Nu maakt het deel uit van Nijmegen-Noord. Nijland is nog in ontwikkeling en zal naar verwachting tussen 2015 en 2020 worden afgerond. Het plangebied is van oorsprong een poldergebied met een agrarische functie. In verband met het agrarische gebruik van de gronden, werd de ontwatering geregeld met sloten (zegen), die van zuid naar noord het kwel- en hemelwater afvoerden naar de Linge. Dicht achter de dijk vielen de sloten zomers droog, maar verder van de rivier af waren deze oude waterlopen echter permanent watervoerend. Dwars door het gebied liep en loopt de een grote A-watergang, de Rietgraaf, die het water uit het gebied afvoerde naar de Linge.

Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is een masterplan voor water van toepassing. De meest recente versie is het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong uit 2009 (WIW 2009). Het onderhavige plangebied is ontwikkeld in de drie gebieden de Boomgaard, de Elten en Nijland. Voor elk gebied is een gedetailleerd waterplan uitgewerkt voor oppervlaktewater, grondwater, neerslag en afvalwater:

  • De Boomgaard: Riolering, afwatering, wadi's en oppervlaktewater: Woonpark Oosterhout 1e fase, definitief ontwerp oktober 1998;
  • De Elten: Waalsprong Waterplan vlek 10 O: definitief ontwerp, 16 december 1999;
  • Nijland: Water en Rioleringsplan het Nijland - Waalsprong vlek 10 west, definitief september 2005.

Vanuit de Waterplangedachte is voor de ontwikkeling van de Waalsprong gekozen voor een duurzame ontwikkeling met zoveel mogelijk zichtbaar water van hoge kwaliteit. De leefomgeving van de bewoners van de Waalsprong wordt mede bepaald door de aanwezige vijvers en de zichtbaar afvoerende regenwatersystemen (wadi's).

Het WIW 2009 is de grondslag voor bestuurlijke afstemming tussen betrokken partijen over de waterhuishoudkundige inrichting voor de Waalsprong. Verder geeft het de kaders voor de inrichting van het watersysteem in deelplannen, zoals dat van de Landschapszone.

Oppervlaktewater

Watersysteem Waalsprong

Het stedelijk watersysteem van de Waalsprong bestaat in de eindsituatie uit een netwerk van onderling verbonden singels, sloten en drie grote plassen. De singels hebben een meervoudige functie. Allereerst hebben ze een waterbergende functie om het regenwater op te vangen. Verder hebben ze een transportfunctie om onder natte omstandigheden het teveel aan regenwater af te voeren naar de plassen in de landschapszone. Bij hoge waterstanden voeren ze het kwelwater uit de Waal af naar deze plassen. De singels hebben verder een drainerende functie voor de tussen-liggende woongebieden (ontwatering huizen). Tenslotte hebben de singels een ecologische functie en bepalen ze sterk de kwaliteit van de leefomgeving. De watergangen en singels zijn in beheer en onderhoud bij Waterschap Rivierenland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0011.png"

Het watersysteem bestaat uit de plassen in de Landschapzone waarin het waterpeil sterk kan fluctueren, met name over het seizoen. Het singelsysteem heeft een min of meer constant waterpeil van 7,60 m+NAP met een beperkte peilstijging gedurende enkele dagen. Vanuit de plassenzone wordt door middel van gemalen het singelsysteem doorgespoeld. Het singelsysteem bestaat uit een drietal lussen aan de plassenzone:

  • singelsysteem Stadseiland;
  • singelsysteem Oosterhout;
  • de kleine lus van Laauwik.

Het gehele watersysteem van de Waalsprong heeft voor noodgevallen een uitlaatstuw naar de Linge. De uitlaat bevindt zich aan het einde van de Rietgraaf. In principe wordt er geen water ingelaten in het watersysteem, in de plassenzone vindt seizoensberging van water plaats wat het surplus en surmin in waterbehoefte opvangt.

Watersysteem Woonpark Oosterhout

Door Oosterhout stroomt de tweede belangrijke lus van het watersysteem. Deze lus splitst zich in twee parallelle routes (plus nog een korte extra tak nabij het splitsingspunt). De afvoer van het watersysteem vanuit het plangebied naar de Linge bevindt zich aan deze lus. Overtollig water zal dus hierlangs worden afgevoerd. In het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout is circa 8,2 ha grond bestemd tot “Waterstaat - Waterlopen”.

Evenals de lus om het stadseiland heeft dit singelsysteem bij de aansluiting op de plassen een inlaat- en regelkunstwerk en een stuwkunstwerk. Het inlaat- en regelkunstwerk bevindt zich bij de noordelijke aansluiting van de singels op de plas, het stuwkunstwerk aan de zuidzijde.

De circulatie die in droge periodes dient plaats te vinden kan zich zeer ongelijk over de beide (reeds aangelegde) routes verdelen. Uit modelberekeningen komt ook naar voren dat zonder debietregulerende maatregelen de debietverdeling zeer ongelijkmatig is, waardoor een zeer groot circulatiedebiet nodig zou zijn om te voldoen aan de eisen voor de minimale stroomsnelheid. Door het aanbrengen van een zogenoemde 'opjager' in de kortste route wordt de circulatie gelijkmatig verdeeld over de beide takken.

De ontgraving van het toekomstige plassengebied in de Landschapszone is in 2011 gestart. In 2012 worden de benodigde kunstwerken aangelegd die het watersysteem van Woonpark Oosterhout verbinden met de toekomstige plassenzone. Het is de bedoeling dat bij de dijkteruglegging Lent de lus van het Stadseiland wordt afgemaakt zodat het volledige watersysteem van de Waalsprong in 2016 operationeel is.

Ecologie & Waterkwaliteit Woonpark Oosterhout

De singels hebben deels een natuurlijk karakter met flauwe taluds en plas-dras-bermen. Net als in de lus om het stadseiland is over de lengte ook gevarieerd in de dwars-doorsnede van de watergang. De belangrijkste variatie is aangelegd in de Rietgraaf tussen Sportpark Nieuwe Balveren en Woonpark Oosterhout. Langs Nijland liggen vooroevers. In het gehele woonpark Oosterhout is het oppervlaktewater tenminste aan 1 zijde voorzien van natuurvriendelijke oever.

De voeding van het oppervlaktewatersysteem kan plaatsvinden door kwel vanuit de Waal, maar het grootste deel komt van de neerslag. In Woonpark Oosterhout wordt alleen het afvalwater uit het gebied afgevoerd. Het regenwater wordt via wadi's gefilterd van nutriënten en zware metalen. Hierdoor komt er voornamelijk schoon regenwater in het oppervlaktewatersysteem van Woonpark Oosterhout.

Grondwater

De maaiveldhoogte nu varieert tussen de 9m +NAP (dicht bij de Griftdijk) en 10m +NAP. De hoogste grondwaterstand kan dicht achter de Waaldijk bijna tot aan het maaiveld komen. In Woonpark Oosterhout is de grondwaterstand 1–2 meter onder maaiveld en schommelt rond de 8m+NAP. Zolang het watersysteem nog niet afgerond is in de Waalsprong, is sprake van een tijdelijke situatie. De waterstand in de singels varieert nu in normale tijden tussen 7m50 - 8m+NAP, maar dat kan bij hevige regenbuien of hoge Waalstanden oplopen tot ver boven de 8m+NAP. Dat komt omdat de Rietgraaf, de bestaande A-watergang, het teveel aan water vanaf de Waaldijk dwars door de wijk heen afvoert. Als het watersysteem Waalsprong klaar is gaat ook dan de eventuele afvoer van teveel water vanaf de waterplassen door deze wijk,. Deze afvoer begint te werken bij een singelpeil van 7.90+NAP De grondwaterstand wordt primair gereguleerd door het oppervlakte-watersysteem. De secundaire structuur bestaat uit de drainage onder de wadi's en aanwezig cunetdrainage in de wegen.

Hemelwater

Het hemelwater uit woonpark Oosterhout wordt in principe over straat of middels een goot afgevoerd met een verhang van 3 tot 5 promille naar een wadi. Waar mogelijk wordt bij reconstructie het verhang geoptimaliseerd naar 5 promille. De wadi's hebben een minimale berging van 10 mm, uitgedrukt in mm ten opzichte van het afwaterende oppervlak naar de wadi. In het plangebied is volgens het groenbeheersysteem circa 3,2 ha wadi aanwezig (peildatum juni 2012). Volgens de Waterboekhouding van de Waalsprong op basis van de luchtfoto's van maart 2011, is in het gebied circa 45,4 ha verhard oppervlak aanwezig. Dit verharde oppervlak bestaat uit circa 17,6 ha wegoppervlak, 14,4 ha dakoppervlak en 13,3 ha als verhard tuinoppervlak. Voor het laatste getal is aangenomen dat 50% van het tuinoppervlak verhard is en afwatert naar de openbare ruimte. De wadi's filteren het hemelwater van nutriënten en zware metalen. Onder de wadi's is drainage aanwezig voor het transport van het gefilterde water naar oppervlaktewater. Voor het geval van extreme neerslag is bij de meeste wadi's een bypass aanwezig. De bypass wordt een slokop genoemd en voert het water direct af naar de aanwezige drain onder de wadi. De afvoercapaciteit van de slokop dient te voldoen aan de minimale afvoercapaciteit uit de Beleidsnota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer 2012. Voor de wadi's geldt dat er niet in gebouwd mag worden en het groen heeft een dubbelfunctie als groen en als waterfilterberging. De Beleidsnota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer geeft richtlijnen voor het combineren van bomen en wadi's. In principe worden in wadi's geen bomen toegepast en bij voorkeur komt de kroonprojectie niet verder dan de insteek van de wadi.

Voor het gebied Nijland is nog niet precies duidelijk hoe het gebied zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Zodra er meer duidelijkheid ontstaat, is een actualisatie van het waterplan uit 2005 vereist. Hierin wordt met name ingegaan op de fasering in de tijd van ontwikkeling en aanleg van de wadi's per fase. In het gebied Nijland is in het verlengde van de Fruitlaan een wadi aanwezig. In de toekomst is het mogelijk dat een busverbinding tot stand komt naar Oosterhout. Hierdoor zal de wadi vervallen en de verwerking en filtering van het aangevoerde regenwater gecompenseerd worden op een andere locatie of op andere wijze.

Afvalwater

Het afvalwater uit woonpark Oosterhout stroomt onder vrij verval af in het vuilwaterriool. Uit het gebied komen twee persleidingen, die het water vervolgens naar de rioolwater-zuivering van Arnhem-Zuid afvoeren. Het afvalwater van de Boomgaard en Nijland wordt afgevoerd met een persriool in de Oude Groenestraat. Het afvalwater van de Elten wordt afgevoerd met een persleiding vanaf de Terracottastraat en de Griftdijk. Bij de rotonde Griftdijk/Oude Groenestraat komende beide persleidingen samen en vervolgt het afvalwater de weg in 1 leiding in noordelijke richting.

Voor het persriool geldt dat erboven niet gebouwd mag worden. Afhankelijk van de diameter geeft de gemeente een bufferzone aan waarin ook niet gebouwd mag worden. Boven het persriool zijn ook geen bomen toegestaan, kroonprojecties bij voorkeur uit het hart van het riool.

4.7 Cultuurhistorie En Archeologie

4.7.1 Cultuurhistorie

De zuidzijde van het plangebied grenst aan het landgoed Oosterhout dat als ensemble een beschermd Rijksmonument is. Het perceel op de hoek van de Van Boetzelaerstraat en de Oude Groenestraat is een deel van dat beschermde ensemble, dus ook een beschermd Rijksmonument. In 1995 is een inventarisatie gemaakt van de toenmalige monumenten en van waardevolle historische structuren in het gebied van de Waalsprong. Deze zijn op het hieronder afgebeelde kaartje weergegeven.

Binnen het plangebied komen diverse van deze waardevolle historische structuren voor:

  • De monumentale gebouwen op het landgoed Oosterhout;
  • De historische waterloop van de Rietgraaf;
  • De Oude Groenestraat is een historische weg;
  • De omgeving langs de Griftdijk is als een waardevol gebied aangemerkt.

Langs de grenzen van het plangebied gaat het om de structuren van de Griftdijk, de Van Boetzelaerstraat en delen van de Oude Groenestraat.

Bij het opstellen van het vorige bestemmingsplan is rekening gehouden met het ensemble van het Landgoed Oosterhout als rijksmonument en met de waardevolle structuren en gebieden.

De voorgestelde nieuwe verbeelding houdt daar eveneens rekening mee en geeft geen aanleiding te veronderstellen dat de cultuurhistorische waarden bedreigd zouden worden. Vanuit cultuurhistorie is er geen bezwaar tegen dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0012.png"

4.7.2 Archeologie

Inleiding

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0013.png"

Archeologische beleidskaart

Plangebied

Midden in het plangebied ligt een zone met een archeologisch belang (waarde 2 op de beleidskaart). Het betreft een inheems-Romeinse nederzetting die in 2002 grotendeels is opgegraven. Wegens de grote omvang van de nederzetting konden tijdens de opgraving lang niet alle grondsporen afdoende worden onderzocht. In de ondergrond zijn van deze nederzetting nog sporen (met name greppels, kuilen en waterputten) intact aanwezig. Deze sporen reikten dieper dan de aan te leggen bouwputten. Het belang van zulke overblijfselen voor het inzicht in de Bataafse gemeenschap die hier leefde, kan aangeduid worden door de vermelding van de inhoud van een enkele waterput die werd onderzocht ter plekke van de huidige Dupondiusstraat. De putmantel was gefabriceerd uit minstens één hergebruikte Romeinse wijnton. Tot de vondsten uit de waterput behoren fragmenten van een leren sandaal, een houten panfluit en houten schrijfplankjes.

Speciale aandacht verdient het oostelijke deel van het terrein. Daar is een segment vastgelegd van de enige waterloop die in de Romeinse tijd nog openlag, een smalle restgeul. Uit de vulling daarvan zijn onder het grondwaterniveau diverse stukken bewerkt hout geborgen. In dit deel van het terrein zijn tevens sporen te verwachten van de verkaveling van het agrarische areaal buiten de nederzetting, die tot nog toe maar ten dele in kaart kon worden gebracht.

In de zuidwesthoek van het plangebied, net ten noorden van de Van Boetzelaerstraat, ligt een terrein van zeer hoge archeologische waarde (waarde 3). Het terrein omvat zowel een huisterp van waarschijnlijk laat-middeleeuwse oorsprong als sporen van bewoning die dateren uit de overgangsperiode van bronstijd naar ijzertijd.

Voorwaarden

De terreinen krijgt de dubbelbestemming: Waarde Archeologie 2 en Waarde Archeologie 3 met bijbehorende regels. Doel van deze maatregel is om de verwachte archeologische waarden in de bodem te beschermen. Door het opnemen van deze dubbelbestemming zullen omgevingsvergunningen voor het betreffende gebied eerst beoordeeld moeten worden op hun archeologische waarde. De kosten van een eventueel archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe).

Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988) bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Bedrijvigheid

Bedrijvigheid is in de zin van de Wet milieubeheer die bedrijvigheid die vermeld staat in Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (BOR) en als zodanig als inrichting aangemerkt zou kunnen worden. In een bestemmingsplan in Nijmegen wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar (vooral brand- en explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten van belang. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is een verbijzonderde afgeleide van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen bevat ook typen bedrijven die binnen het plangebied Woonpark Oosterhout 2013 zeker ongewenst zijn. Het plangebied van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013 bestaat in feite nagenoeg geheel uit rustige woongebieden/-wijken. Zij wordt ook niet doorsneden door hoofdverkeersaders, alleen wijkontsluitingswegen komen voor. De dichtstbijzijnde weg van enige importantie is de aan de oostzijde net buiten het plangebied gelegen Griftdijk.

Uitgangspunt is dat vooral de bedrijvigheid die is ingedeeld in de categorieën SBI 1 en 2, passend is binnen een woongebied. Uitgangspunt is echter ook dat bestaande bedrijvigheid, die qua milieubelasting in principe niet thuishoort in een woongebied en waarvoor verplaatsing op korte termijn niet haalbaar is, op basis van verworven rechten moet worden geaccepteerd. Deze bedrijvigheid wordt dan als een verbijzondering op de toegelaten categorieën toegestaan. Bij deze acceptatie dient er uiteraard wel van te worden uitgegaan dat deze bedrijvigheid dan ook aan de criteria moet voldoen die de Wet milieubeheer (Wm) hierbij oplegt, zodat niet van een onaanvaardbare hinder naar de omgeving toe sprake is.

Dergelijke inrichtingen zijn in dit plangebied echter niet aanwezig.

Bedrijfsbestemmingen als zodanig zijn in het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013 ook niet opgenomen. De wel aanwezige bestemming Bedrijf-Nutsvoorziening (B-NV) zijn voor echte bedrijvigheid volgens Bijlage 1 van het BOR niet geschikt, zodat bedrijvigheid als geheel voor het woonpark niet aan de orde is. Deze bestemming is alleen geschikt voor nutsvoorzieningen.

Er bevindt zich binnen een woonbestemming één inrichting conform Bijlage 1 van het BOR welke vermeld dient te worden:

Straat Huis nr. Naam SBI Omschrijving Cat. Milieu-aspect
Oude Groenestraat 127 J.F.H. Maassen ------- Propaantank 2 GEV30

Opgemerkt dient te worden dat de bovengenoemde propaantank voor woondoeleinden (verwarming etc.) wordt gebruikt door een particulier. De propaangastank valt onder en voldoet aan het ter zake gestelde in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor een dergelijke installatie bestaat geen specifieke SBI-code.

Er zijn buiten het plangebied geen inrichtingen aanwezig die de al bestaande situatie dan wel de nog resterende ontwikkelingen binnen het plangebied kunnen beïnvloeden.

5.2 Bodem

Het inzicht in de bodemkwaliteit hoeft in dit bestemmingsplan alleen bekend te zijn op locaties waar nog gebouwd gaat worden:

  • Grontmij, Actualiserend bodemonderzoek 't Nijland (vlek 10 west) te Oosterhout (Waalsprong), 316943, 26 januari 2012 [internnr 5054].
  • Bakker milieuadviezen Waalwijk, Verkennend bodemonderzoek Groenestraat 3, Oosterhout, BM/1018-04, februari 2004 [internnr 3160].
  • Grontmij, Verkennend bodem- en asbestonderzoek locatie ABC Vastgoed “werkgebied Oosterhout” (vlek 10-oost), 235483/130-633-07, 19 juli 2007 [internnr 3999 en 3999_1].
  • Witteveen en Bos, Verkennend bodemonderzoek toekomstig woonpark Oosterhout-Oost (fase 1) te Oosterhout, NM60.224, 29 maart 2001 [internnr 2187].
  • Syncera De Straat, Actualiserend bodemonderzoek Griftdijk Noord nabij nr 18 te Nijmegen, B05B0573, 2 december 2005. [internnr 3527].

De bodemrapportages kunnen via internet worden geraadpleegd door in het internetadres http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/1234.pdf de cijfers 1234 te wijzigen in het interne nummer.

Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de grond en het grondwater licht verontreinigd zijn. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik als wonen of kantoor. Bij het realiseren van het plan verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.

De bodemonderzoeken die op het moment van een aanvraag omgevingsvergunning, (activiteit bouw) ouder zijn dan 5 jaar, dienen te worden geactualiseerd volgens de NEN 5740 en NEN 5707.

5.3 Geluid

In het bestemmingsplan worden de functies in het plangebied (op)nieuw vastgelegd. Het gaat hier voornamelijk om een consoliderend bestemmingsplan. Middels dit bestemmingsplan worden er dus zo goed als geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toegestaan. Voor de bestaande geluidsgevoelige functies hoeft geen akoestisch onderzoek te worden verricht, die zijn namelijk al mogelijk gemaakt middels een eerder bestemmingsplan en worden voortgezet. Alleen voor de nieuwe dan wel nog niet gerealiseerde geluidsgevoelige functies moet een akoestisch onderzoek worden verricht.

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig. De geluidsgevoelige functies liggen binnen de zones van de Griftdijk, Keizer Hendrik VI Singel en een deel van de Oude Groenestraat. Voor deze wegen is akoestisch onderzoek verricht. Ook liggen de geluidsgevoelige functies in de buurt van de Zegelringstraat, Terracottastraat, Annabellastraat en een deel van de Oude Groenestraat. Deze wegen zijn, volgens de Wet geluidhinder, niet gezoneerd omdat de maximum toegestane snelheid 30 km/uur bedraagt. Ondanks dat de wegen niet gezoneerd zijn, zijn deze wegen wel in het akoestisch onderzoek betrokken.

Op een drietal locaties maakt het bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies, binnen de zone van een weg, mogelijk:

  • 2 locaties langs de Griftdijk;
  • 1 locatie op de hoek Griftdijk-Oude Groenestraat (Werkpark Oosterhout).

Uit de Wgh blijkt dat de voorkeurswaarde voor wegverkeer, in geval van woningen, 48 dB bedraagt. Ook voor andere geluidsgevoelige functies bedraagt die 48 dB; dat is terug te vinden in het Besluit geluidhinder (Bgh). Deze waarden mogen bij voorkeur niet worden overschreden. Als de voorkeurswaarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hoge waarde worden vastgesteld. In de Wgh, Bgh en “Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder” staan deze voorwaarden omschreven. Uit de Wgh blijkt dat de maximum toegestane geluidsbelasting voor wegverkeer, in geval van woningen, 63 dB bedraagt. Ook voor andere geluidsgevoelige functies bedraagt die 63 dB, blijkens het Bgh.

In de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder zijn voorwaarden opgenomen voor woningen. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan kunnen woningen worden gerealiseerd. In het kort zijn de voorwaarden als volgt:

  • er moet een ontheffingscriterium van toepasssing zijn;
  • de woning moet minimaal één geluidsluwe zijde hebben;
  • de buitenruimte(n) van een woning, die als verblijfsruimte worden gebruikt, moeten aan de geluidsluwe zijde liggen;
  • bij een grotere geluidsbelasting dan 53 dB vanwege wegverkeer gelden er indelingseisen.

De indelingseisen zijn als volgt:

  • verblijfsruimten van een woning moeten zoveel mogelijk aan de geluidsluwe zijde liggen;
  • ten minste één slaapkamer van een woning moet aan de geluidsluwe zijde liggen.

Uit akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van wegverkeer de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden en de maximum toegestane geluidsbelasting van 63 dB niet. Het bestemmingsplan maakt het realiseren van geluidsgevoelige functies mogelijk maar het is nog niet bekend hoe deze binnen de bouwvlakken worden gesitueerd. Voor woningen geldt dat de locatie zo kan worden ingericht dat aan de Beleidsregels Hogere waarde(n) Wet geluidhinder wordt voldaan. Voor geluidsgevoelige functies moeten hogere waarden worden vastgesteld. Verder moet bij de geluidsgevoelige functies worden voldaan aan de geluidweringseisen, zodanig dat voor de toegestane binnenwaarden minimaal wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit. Hierbij moet worden uitgegaan van de totale geluidsniveaus. In het kader van het bestemmingsplan is dit nog niet aan de orde; dit is pas in het kader van de omgevingsvergunning aan de orde.

In het verleden zijn eerder hogere waarden binnen het plangebied vastgesteld. Hieronder volgt een overzicht van de besluiten waarin de eerder vastgestelde hogere waarden zijn opgenomen:

  • MW98.27016-6023025 van 14 juli 1998;
  • MW2000.9983 van 9 mei 2000, MW2000.9952 van 18 mei 2000 en MW2000.9983 van 4 augustus 2000;
  • MW2003.6927 van 13 februari 2003.

Bij het besluit MW98.27016-6023025 van 14 juli 1998 gaat het om de volgende waarneempunten/adressen:

  • Groenestraat 1;
  • Groenestraat 2;
  • Groenestraat 2a;
  • waarneempunt 37/38;
  • waarneempunt 39/40;
  • waarneempunt 46.

Bij de besluiten MW2000.9983 van 9 mei 2000, MW2000.9952 van 18 mei 2000 en MW2000.9983 van 4 augustus 2000 gaat het om de volgende waarneempunten:

  • waarneempunt 15;
  • waarneempunt 16.

Bij het besluit MW2003.6927 van 13 februari 2003 gaat het om de volgende locaties:

  • locatie 1;
  • locatie 3;
  • locatie 4.

De bijbehorende bijlagen zijn in hoofdstuk 9 (bijlage 2) van de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

5.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriele regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende twee aspecten:

a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit en

b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden voor de volgende stoffen: stikstofdioxide (NO2); fijn stof (PM10); benzeen (C6H6); zwaveldioxide (SO2); koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP). In Nederland worden in het algemeen alleen voor NO2 en PM10 mogelijk overschrijdingen verwacht.

De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.

Getalsmatig kan de normering voor NO2 en PM10 als volgt weergegeven worden:

norm Ingangsdatum
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 40 ug/m3 1-1-2015
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 40 ug/m3 1-6-2011
Daggemiddelde grenswaarde PM10 max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 1-6-2011

Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat het plan niet leidt tot het overschrijden van een grenswaarde (vanaf ingangsdatum) danwel niet leidt tot een toename van reeds bestaande overschrijding van een grenswaarde;
  • aannemelijk is gemaakt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; danwel bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit, door een met het plan samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (saldering);
  • aannemelijk is gemaakt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen (zgn. NIBM-plan);
  • (art. 5.16 lid 1 onder d Wm) de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd is genoemd, beschreven ofwel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een vastgesteld programma, bijvoorbeeld het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

Een IBM-plan mag geen bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit op plaatsen waar de grenswaarden overschreden worden of dreigen te worden. Indien door een IBM-plan wel een bijdrage geleverd wordt aan een verslechtering boven de grenswaarde, dan moet aan het plan maatregelen gekoppeld worden om deze bijdrage te compenseren.

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Het NSL is een programma als bedoeld in artikel 5.16 lid 1 onder d Wm. Het NSL bevat een pakket van ruimtelijke ontwikkelingen c.q. projecten (Bijvoorbeeld (rijks)wegen, woningen, landbouw en industrie) en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met deze maatregelen zal Nederland tijdig aan de Europese luchtnormen voldoen. Deze maatregelen zijn onder meer: nationale, generieke maatregelen van het Rijk (stimulering roetfilters, belastingvoordeel voor schone auto's, etc.) en daarnaast maatregelen op het hoofd- of onderliggend wegennet zoals doorstromingsmaatregelen, snelheidsverlaging en schermen.

Het plangebied Woonpark Oosterhout past binnen het woningbouwproject “Nijmegen Waalsprong”, dat als IBM-project opgenomen is in dit NSL onder IB-nr. 279. Tevens is de hoofdinfrastructuur van de Waalsprong (o.a. Nijmegen Stadsas onder IB-nr. 298, nu geheten Prins Mauritssingel) onderdeel van het NSL. Ten behoeve van de definitieve vaststelling van het NSL is het rekeninstrument Saneringstool (versie 3.1) ontwikkeld. De omvang van “de saneringsopgave” voor luchtkwaliteit wordt met dit instrument op een eenduidige en uniforme wijze in kaart gebracht. Het positieve effect op de luchtkwaliteit van de maatregelen is bepaald door middel van de Saneringstool 3.1. In deze Saneringstool leidt het inbrengen van de IBM-projecten in Nijmegen alsmede de voorgestelde maatregelen tot het tijdig oplossen van de knelpunten in de luchtkwaliteit in Nijmegen.

Het onderhavige bestemmingsplan voldoet met haar projectkenmerken aan de in het NSL opgenomen projectkenmerken. In de gebruikte verkeersmodellen voor de Saneringstool (versie 3.1) zijn de verkeerseffecten opgenomen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in Nijmegen (waaronder de eerdergenoemde in het NSL opgenomen IBM-projecten. Het onderhavige bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitsnormen.

Ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):

  • geen afstandscriterium;
  • niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1e lijnsbebouwing);
  • GGD Amsterdam heeft het advies “niet in 1e lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.

De Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze GGD-richtlijnen.

In dit plan worden geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt binnen 50 meter van drukke gemeentelijke wegen, zodat dit aspect niet relevant is en geen belemmering oplevert voor het plan.

5.5 Externe Veiligheid

5.5.1 Algemeen

De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die, in dit geval, voornamelijk ontstaan door een hogedrukaardgasleiding. De kans dat er een zwaar ongeval met deze hogedrukaardgasleiding plaatsvindt, is zeer klein. De effecten van een dergelijk ongeval kunnen echter zeer groot zijn. In het bestemmingsplan voor Woonpark Oosterhout 2013, hoewel in zeer overwegende mate conserverend, moet van deze kans op een zwaar ongeval rekenschap gegeven worden: dit heet de verantwoording van het risico.

5.5.2 Algemeen

Criteria bij de invulling van de verantwoordingsplicht

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht. De gemeente Nijmegen heeft hiernaast haar eigen beleidsvisie over hoe om te gaan met de verantwoording.

Externe risico's bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013

Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden:

  1. a. Risico's ten gevolge van inrichtingen en activiteiten die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen.
  2. b. Risico's ten gevolge van vervoer van gevaarlijke stoffen.
  3. c. Risico's ten gevolge van hogedrukaardgasleidingen

Ad a. Inrichtingen en activiteiten die gevaar opleveren, bijvoorbeeld inrichtingen vallend onder het Bevi, zijn in de naaste omgeving van het plangebied niet aanwezig.

Ad b. Vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het plangebied ligt op ongeveer:

  • 590 meter uit het hart van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch;
  • 1375 meter uit het hart van de Betuwespoorlijn;
  • 1050 meter uit de rivier de Waal;
  • 1050 meter uit de A15;
  • 630 meter uit de Prins Mauritssingel

De bovenstaande vervoersaders worden aangemerkt als routes gevaarlijke stoffen en hebben alle een invloedsgebied van 1500 meter.

Ad c. Hogedrukaardgasleidingen

Aan de noordoostzijde wordt het plan doorsneden door twee naast elkaar gelegen hogedrukaardgasleidingen van 48 inch en 66 bar. Het bestemmingsplangebied Woonpark Oosterhout 2013 ligt voor een groot deel binnen de 100% - 1% letaliteitscontour (invloedsgebied) van 540 meter aan weerszijden van de leidingen.

Plaatsgebonden risico (PR) en Groepsrisico (GR) en cumulatie van de onderscheiden risico's
De risico's worden voor wat betreft externe veiligheid nog nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's (PR) en groepsrisico's (GR). Bovendien dient er nog gekeken te worden naar de cumulatie van risico's omdat een groot deel van het plangebied ligt binnnen de risicocontouren van meerdere risicobronnen.

Plaatsgebonden risico (PR)
Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden (ijkpunten) aangegeven

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron.

Het groepsrisico wordt getoetst aan de hand van zogenaamde oriënterende waarden. Van deze oriënterende waarde kan in voorkomende gevallen eventueel worden afgeweken. Hieraan dient wel een Collegebesluit ten grondslag te liggen, waarin de onderbouwing van de afwijking is opgenomen (verantwoordingsplicht groepsrisico). Voorafgaand aan het Collegebesluit stelt het bevoegd gezag het bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) in de gelegenheid advies uit te brengen met betrekking tot het groepsrisico.

Cumulatie

Aan het eind van de verantwoording wordt ingegaan op de cumulatie van de risico's omdat binnen het plangebied de meeste risicocontouren elkaar overlappen.

Hieronder worden de onderscheiden risico's voor hogedrukaardgasleiding, de beide spoorlijnen, de rivier de Waal, de autosnelweg A15 en de Prins Mauritssingel verantwoord.

Voor de risicobronnen zijn in de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen drie zones vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron. De zone-indeling is schematisch weergegeven in onderstaande figuur:

Figuur 3.2: zone-indeling

Zone 1 Zone 2 Zone 3
Rijks- en spoorwegen,
provinciale- en gemeentelijke wegen
30 meter
(invloedsgebied plasbrand)
200 meter
(aandachtsgebied BLEVE)
1500 meter
(invloedsgebied toxisch)
Vaarwegen 25 meter
(invloedsgebied planbrand)
90 meter
(invloedsgebied BLEVE)
1500 meter
(invloedsgebied toxisch)
Aardgastransport-
leidingen
PR 10-6 contour 100% Letaalgrens 1% letaalgrens
LPG tankstations PR 10-6 contour 150 meter
(invloedsgebied)
-
LNG tankstations PR 10-6 contour 300 meter
(invloedsgebied)
-
Overige Bevi-inrichtingen PR 10-6 contour PR 10-8 contour Invloedsgebied

5.5.3 De hogedrukaardgasleiding

Algemeen
Door het noordoostelijk deel van het plangebied lopen twee naast elkaar gelegen hogedruk- aardgastransportleidingen (48 inch, 66 bar). Om die reden moet dit bestemmingsplan worden getoetst aan de eisen op het gebied van externe veiligheid. Deze eisen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Met betrekking tot de verantwoording en de beschrijving van het te verwachten risico's is van de volgende risicoanalyse externe veiligheid (QRA) gebruik gemaakt: Gasunie Groot Oosterhout 2008A-524-KR-033t/m035 en A-533-KR-033t/m035 d.d. 12 mei 2008.

Plaatsgebonden risico (PR)
Uit de hierboven aangehaalde rapportage blijkt dat er geen 10-6 PR risicocontour is te bepalen, deze ligt op de leidingen voor zover te bepalen, omdat het PR hiervoor in feite te laag ligt. Het PR vormt daarom geen beperking voor het bestemmingsplan. Dit PR hoeft dus niet verder te worden beoordeeld.

Groepsrisico (GR)
De hogedrukaardgasleidingen lopen door het plangebied, hiermee ligt tevens een aanzienlijk deel van het Woonpark Oosterhout binnen het invloedsgebied van de leidingen, dat loopt tot 540 meter ter weerszijden van de leidingen.

Verantwoording groepsrisico hogedrukgasleidingen

In de QRA is aangegeven wat het verwachte groepsrisico wordt na realisering van het plan Groot Oosterhout. Dit plan is als zodanig nog in uitvoering, maar voor wat het Woonpark Oosterhout betreft kan opgemerkt worden dat dit nagenoeg volledig gerealiseerd is en het bestemmingsplan daarom in zeer overwegende mate conserverend van aard is. Er zullen zich daarom met betrekking tot de hogedrukaardgasleiding nu en in de toekomst geen wijzigingen van belang meer voordoen. Een substantiële stijging van de aantallen aanwezigen tengevolge van het realiseren van de diverse woningbouwplannen binnen het afwegingsgebied is daarom op zijn minst genomen niet aannemelijk. Er kan daarom nu en in de toekomst rekenkundig niets significants aan het groepsrisico worden toegevoegd.

Uitgangspunten Groepsrisicoverantwoording hogedrukaardgastransportleiding

  • A. Algemene beschouwing
  • Beschouwen van personendichtheid binnen invloedsgebied;
  • De hoogte van het huidige en toekomstige groepsrisico en de ligging daarvan ten opzichte van de oriëntatie waarde;
  • De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  • De aanwezigheid van beperkt zelfredzame groepen.

B. Noodzaak

  • Noodzaak van de ontwikkeling op deze risicovolle locatie moet worden aangetoond;
  • Voor- en nadelen van veiliger alternatieven worden inzichtelijk gemaakt.

C. Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen

  • Mogelijkheid beperking ontwikkeling beschouwen;
  • Mogelijkheden om afstand tot risicobron vergroten beschouwen;
  • Beschouwen oriëntatie van de bebouwing ten opzichte van risicobron;
  • Minimaal twee van de risicobron afgerichte externe vluchtwegen.

D. Bronmaatregelen

  • Beschouwen mogelijke veiligheidsmaatregelen aan de bron.

E. Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen

  • Beschouwen mogelijkheden bouwtechnische veiligheidsmaatregelen;
  • Beschouwen mogelijkheden intern ontruimingsplan afstemmen op externe veiligheid;
  • Beschouwen interne vluchtwegen en ten opzichte van de risicobron;
  • Beschouwen mogelijkheden ter verbetering van alarmering;
  • Beschouwen mogelijkheden ter verbetering van alarmering;
  • Beschouwen mogelijkheden tot centraal afsluitbaar ventilatiesysteem.

F. Zelfredzaamheid

  • Advies van veiligheidsregio met betrekking tot zelfredzaamheid inwinnen en beoordelen.

G. Bestrijdbaarheid

  • Advies van veiligheidsregio met betrekking tot bestrijdbaarheid inwinnen en beoordelen.

Hieronder volgt de puntsgewijze afhandeling van de uitgangspunten GR verantwoording.

  • A. Algemene beschouwing
  • Met betrekking tot de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleiding gelegen plandelenkan opgemerkt worden dat deze gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan niet zal wijzigen en nu en in de toekomst stabiel zal blijven op rond de 42 pers./ha.
  • Het groepsrisico als bepaald voor 2008 bedraagt ten hoogste 0,56 x de oriënterende waarde. Deze waarde is al inclusief de realisatie van de planvorming zoals deze in 2012 grotendeels is gerealiseerd. Nieuwe elementen zijn hieraan slechts in een dergelijk marginale wijze toegevoegd, dat hieruit geen significante wijzigingen van het groepsrisico kunnen voortkomen. Ook in de toekomst zijn op basis van dit bestemmingsplan significante wijzigingen niet mogelijk.
  • Met betrekking tot de te nemen maatregelen zijn vooral die voortvloeiende uit het beheer van de leiding en het op een juiste manier handhaven van de zakelijk rechtstrook van 5 meter ter weerszijden van de leidingen van belang. Hier zijn vooral regelingen als de grondroerdersregeling van belang. Het falen van hogedrukaardgasleidingen wordt in overwegende mate door beschadigingen door derden veroorzaakt. Opgemerkt dient wel te worden dat een juist beheer van de leidingen echter niet behoort tot de competentie van de gemeente Nijmegen maar tot die van de Gasunie.
  • De invulling van het bouwplan omvat binnen het invloedsgebied in zeer overwegende mate kwetsbare bestemmingen, voornamelijk bestaande uit normale gezinswoningen. Woningen/verblijfsruimten voor beperkt zelfredzame personen welke worden aangemerkt als zeer kwetsbare objecten zijn slechts in zeer beperkte mate binnen het plangebied aanwezig. Het betreft hier in het bijzonder het wijkcentrum De Klif, dat echter op tenminste 400 meter van de hogedrukaardgasleiding is gelegen.

B. Noodzaak

  • Het plan beoogt de actualisatie van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002. Een verdere noodzaak voor dit bestemmingsplan is niet aan te geven omdat het een conserverend karakter heeft.
  • Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn in verband met het bovenstaande dan ook geen alternatieven meer mogelijk omdat het plan al nagenoeg is gerealiseerd. In het verlengde daarvan kan een andere invulling dan ook niet aan de orde zijn.

C. Ruimtelijke veiligheidsmaatregelen

  • De hogedrukaardgasleiding loopt over een afstand van ongeveer 300 meter door het bestemmingsplangebied. Aangezien het plan thans grotendeels gerealiseerd is zijn ruimtelijke maatregelen in het kader van dit conserverende bestemmingsplan niet meer te treffen.
  • Mogelijkheden om de afstanden van de bebouwing tot de hogedrukaardgasleiding te vergroten zijn niet aanwezig aangezien het plan al grotendeels is gerealiseerd.
  • Met betrekking tot de oriëntatie van de bebouwing tot de hogedrukaardgasleidingen kan opgemerkt wordt dat de afstand tot kwetsbare bestemmingen tenminste 50 meter bedraagt (woningen) en tot beperkt kwetsbare objecten (kleine kantoren etc.) tenminste 20 meter. Overdrachtsbeperkende maatregelen zijn binnen het overdrachtsgebied ten behoeve van het plangebied niet te treffen.
  • Er zijn met betrekking tot de kwetsbare bestemmingen alswel de beperkt kwetsbare bestemmingen meerdere van elkaar onafhankelijke ontvluchtingsmogelijkheden van de hogedrukaardgasleidingen af aanwezig.

D. Bronmaatregelen

  • Met betrekking tot de mogelijke bronmaatregelen wordt opgemerkt dat het beheer en alles wat daartoe behoort niet tot de competenties van de gemeente Nijmegen behoort. Zij kan hierop nauwelijks invloed uitoefenen. Wel kan de kans op een calamiteit beperkt worden door het in acht nemen van onder meer het volgende. In de strook van vijf meter ter weerszijden van de hoge druk aardgastransportleidingen dienen alle handelingen achterwege te blijven die een veilig en bedrijfszeker gastransport in gevaar kunnen brengen. Hierbij valt te denken aan het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen, het indrijven van voorwerpen in de grond, het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging, het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk, het permanent opslaan van goederen, het oprichten van enig bouwwerk, zware transporten over de gastransportleiding heen zonder toepassing van een ontlastende constructie van bijvoorbeeld draglineschotten.

E. Objectgerelateerde veiligheidsmaatregelen

  • Het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013 is hoofdzakelijk gerealiseerd, zeker wat betreft de meest nabijgelegen kwetsbare bestemmingen (woningen) naast de hogedrukaardgasleidingen. Aan de gerealiseerde (beperkt)kwetsbare bestemmingen zijn nauwelijks nog nadere voorzieningen te treffen. Nadere bouwtechnische voorzieningen zijn niet/nauwelijks af te dwingen.
  • Met betrekking tot de interne vluchtwegen in de in de omgeving gelegen bebouwing wordt opgemerkt dat deze alle beschikken over één of meerdere vluchtroute(s) van de risicobronnen af. Gezien de aard van de bebouwing, voornamelijk eengezinswoningen, zijn interne ontruimingsplannen niet als een nuttige toevoeging ter verhoging van de veiligheid aan te merken. Waar dit binnen het plangebied en binnen de invloedssfeer van de hogedrukaardgasleidingen wel aan de orde zou zijn, valt het nut met betrekking tot de relatief grote afstand tot de hogedrukaardgasleidingen te betwijfelen.
  • Actieve risicocommunicatie levert naar verwachting een positieve bijdrage aan het maken van een juiste gevaarinschatting door burgers die verblijven in de directe omgeving van de hogedrukaardgasleidingen (en dus ook binnen dit bestemmingsplangebied). Een juiste gevaarinschatting draagt bij aan de zelfredzaamheid van personen. Met betrekking tot het bestemmingsplan dat (gedeeltelijk) binnen het invloedsgebied van 540 meter vanaf de gasleidingen is/nog wordt gerealiseerd, zal specifieke voorlichting worden verstrekt over de risico's van een calamiteit met betrekking tot de hogedrukaardgasleidingen en hen te (laten) informeren over hoe te handelen in geval van een incident met de hogedrukaardgasleiding. De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) is daartoe in samenwerking met alle regiogemeenten een risicocommunicatiecampagne gestart. Onder de naam “Gelderland-Zuid denkt vooruit” zijn er diverse tools ontwikkeld om de inwoners te informeren over de mogelijke risico's en zijn er voor de twee belangrijkste handelingsperspectieven, te weten vluchten en schuilen, instructiekaarten aangemaakt. Burgers ontvangen standaard een folder als zij zich inschrijven bij de burgerlijke stand. Verder zal in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd worden door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding.
  • Het bestemmingsplangebied Woonpark Oosterhout 2013 ligt voor wat betreft de hogedrukaardgasleidingen niet binnen het invloedsgebied van een toxisch scenario, een centraal afsluitbaar ventilatiesysteem levert daarom vanuit de veiligheidsproblematiek van de hogedrukaardgasleidingen geen nuttige bijdrage aan de veiligheid van de betrokken verblijvenden/aanwezigen.

Wettelijk adviseur

In verband met de aanwezigheid van (beperkt)kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleidingen en ten gevolge van de verdere realisering van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013, en ondanks dat nu en in de toekomst de oriënterende waarde nergens wordt overschreden en ook niet zal stijgen, maakt een advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ), als wettelijk adviseur op de punten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid onderdeel uit van de besluitvorming. Op de onderstaande wegingspunten wordt daarom pas ingegaan na analyse van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid:

F. Zelfredzaamheid

G. Bestrijdbaarheid

Het advies van de Veiligheidsregio luidt als volgt:

“Op 13 augustus 2012 hebben wij van de gemeente Nijmegen een verzoek om advies ontvangen voor het ontwerpbestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013. Dit ontwerpbestemmingsplan beoogt de actualisatie van het vigerende bestemmingsplan Woonpark Oosterhout van 2002, waarbij enkele kleine wijzigingen mogelijk zijn. Het ontwerpbestemmingsplan is echter voornamelijk conserverend van aard.

Door het plangebied lopen twee naast elkaar gelegen hogedruk aardgastransportleidingen (48 inch, 66 bar). Om die reden moet dit bestemmingsplan worden getoetst aan de eisen op het gebied van externe veiligheid. Deze eisen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In het Bevb staan twee risicomaten centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico gelden grens- en richtwaarden. Voor het groepsrisico is een verantwoordingsplicht van toepassing. Binnen deze verantwoordingsplicht is het bestuur van de veiligheidsregio aangewezen als adviseur over de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers.

Via dit schrijven informeren wij u dat wij in dit specifieke geval geen gebruik zullen maken van ons adviesrecht over de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. De reden daarvoor is dat het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en de actualisatie van dit plan dus geen of nauwelijks veranderingen ten opzichte van de huidige externe veiligheidsrisico's tot gevolg heeft.Dit betekent uiteraard niet dat een mogelijk ongeval met de hogedruk aardgastransportleidingen geen gevolgen kan hebben voor personen in het plangebied. Hoewel de kans op een dergelijk ongeval zeer gering is, kunnen de gevolgen zeer groot zijn (grote aantallen slachtoffers). Een deel van de in het verleden voorziene bebouwing in het plangebied is nog niet gerealiseerd. Gezien de aanzienlijke effecten van een mogelijk ongeval binnen en nabij het plangebied adviseren wij u om voor de gebieden binnen de 100%-letaliteitscontour van de leidingen waar op dit moment nog geen bebouwing staat, maar waarop wel een woonbestemming of kantoorbestemming rust, een andere bestemming te overwegen met een lagere personendichtheid.”

Reactie op het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Uit het bovenstaande blijkt dat de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) geen inhoudelijk advies met betrekking tot zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid geeft, gezien de marginale wijzigingen die het bestemmingsplan nog mogelijk maakt. Maar wel een advies verstrekt met betrekking tot een (wat) lagere personendichtheid voor de nog in te vullen restdelen van het bestemmingsplan. Hieronder wordt kort ingegaan op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

F. Zelfredzaamheid

  • In de naaste omgeving van de gasleiding zijn geen verblijfsvoorzieningen gesitueerd voor beperkt zelfredzamen. De invulling van het bestemmingsplan is tot ruim 400 meter uit de gasleiding gekenmerkt door kwetsbare objecten in vorm van voornamelijk normale gezinswoningen. In het verlengde daarvan kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezigen/ verblijvenden als voldoende kan worden aangemerkt.
  • Zoals boven al eerder is opgemerkt, zijn de ontvluchtingsmogelijkheden van een calamiteit van de hogedrukaardgasleiding af in voldoende mate aanwezig binnen het plangebied.
  • Toch dienen de mogelijkheden tot zelfredding verder geoptimaliseerd te worden. De verwachting is namelijk dat burgers niet voor alle maatscenario's in staat zijn een juiste inschatting te maken van het gevaar. Daartoe zal specifieke voorlichting worden verstrekt over de risico's van een calamiteit met betrekking tot de hogedrukaardgasleidingen en hen te (laten) informeren over hoe te handelen in geval van een incident met de hogedrukaardgasleiding

G. Bestrijdbaarheid en preventie

  • De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) heeft er in voorgaand advies met betrekking tot de hogedrukaardgasleidingen op gewezen dat de rampenbestrijding- en hulpverleningscapaciteit tekort schieten bij het berekende rampscenario. Dit scenario gaat uit van een externe beschadiging van de gasleiding met als gevolg een breuk en het ontstaan van een fakkelbrand. Ter reductie van de kans op dit scenario wordt een aantal maatregelen voorgesteld. Hieronder worden deze adviezen, als ter zake doend, weergegeven voor zover van belang en realiseerbaar binnen het plan Woonpark Oosterhout 2013.
  1. 1. Het aanbrengen van een waarschuwingslint boven de hogedrukaardgasleiding.
  2. 2. Het vergroten van de dekking op de leiding om graafschade te voorkomen.
  3. 3. Het aanbrengen van bovengrondse waarschuwingsborden evenals het aangeven van het tracé van de hogedrukaardgasleidingen in het veld.
  4. 4. De bluswatervoorziening en bereikbaarheid binnen het plangebied laten voldoen aan de notitie “Randvoorwaarden en richtlijnen bluswater en bereikbaarheid van Brandweer Nijmegen”.

Ten opzichte van het advies met betrekking tot het realiseren van een (wat) lagere personendichtheid voor de nog in te vullen restdelen van het bestemmingsplan kan opgemerkt worden, dat voor zover het kwetsbare bestemmingen betreft in de noordoosthoek van het plangebied hier al gekozen is voor een wat ruimere invulling, zodat het gemiddelde van 42 pers./ha in dit deel van het plangebied zeker niet zal worden gehaald. Voorts kan worden opgemerkt dat de genoemde 42 pers./ha voor een dergelijk plangebied al als relatief laag kan worden aangemerkt. Met betrekking tot de locatie waar overwegend beperkt kwetsbare objecten, voornamelijk kleine kantoorachtige invullingen zullen komen, zal de personendichtheid gezien de kleinschaligheid van de invulling naar verwachting de gemiddelde personendichtheid ook niet halen.

Met het bovenstaande zal duidelijk zijn dat een specifieke uitvoering conform de aanbeveling van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) in wezen al gerealiseerd gaat worden.


Conclusie groepsrisicobeoordeling hogedrukaardgastransportleiding

Het vorenstaande en met inachtneming van de maatregelen als in het bovenstaande opgenomen leidt tot de conclusie dat hier sprake is van een verantwoord groepsrisico.

5.5.4 Verantwoording vervoer van gevaarlijke stoffen

Het plangebied ligt op ongeveer:

  • 590 meter uit het hart van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch;
  • 1375 meter uit het hart van de Betuwespoorlijn;
  • 1050 meter uit de rivier de Waal;
  • 1050 meter uit de autosnelweg A15;
  • 630 meter uit de Prins Mauritssingel

De bovenstaande vervoersaders worden aangemerkt als routes gevaarlijke stoffen en hebben alle een invloedsgebied van 1500 meter.

Met betrekking tot de ligging van het bestemmingsplangebied Woonpark Oosterhout 2013 ten opzichte van de bovenstaande routes gevaarlijke stoffen kan het volgende worden opgemerkt:

  • voor alle routes geldt dat het bestemmingsplangebied ligt in zone 3;
  • met betrekking tot de spoorlijn Arnhem - Nijmegen -'s-Hertogenbosch, de Betuwespoorlijn, de rivier de Waal en de autosnelweg A15 wordt daarom alleen nog rekening gehouden met de effecten van een toxische gaswolk. In dit gebied kan bescherming worden geboden door ramen en deuren te sluiten en een eventuele mechanische ventilatie uit te zetten. Voor deze objecten geldt verantwoordingsniveau 3A als aangegeven in de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen.
  • met betrekking tot de Prins Mauritssingel, een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, kan opgemerkt worden dat omdat het vervoer van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen laag is. Hier kan worden volstaan met verantwoordingsniveau 3B als aangegeven in de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen.
  • Ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen is voor de vier hierboven aangegeven vervoersassen geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) te bepalen, het plaatsgebonden risico ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt daarvoor niet hoog genoeg. Het plaatsgebonden risico (PR) is daarom niet relevant voor de planontwikkeling. Op het plaatsgebonden risico (PR) van de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch, de Betuwespoorlijn, de rivier de Waal:, de autosnelweg A15 en de Prins Mauritssingel wordt in deze verantwoording dan ook niet verder ingegaan.

Verantwoording groepsrisico vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch, de Betuwespoorlijn, de rivier de Waal en de autosnelweg A15

Inleiding

Het plangebied bevindt zich op grote afstand van de risicobronnen. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied.

Ontwikkeling groepsrisico

Vanwege de grote afstand tot de risicobronnen zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd.

Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico

De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot een risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.

De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval

In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd.

Mogelijkheden tot zelfredzaamheid

Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin de bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters. Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.

Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.

Verantwoording groepsrisico vervoer van gevaarlijke stoffen over de Prins Mauritssingel

Inleiding

Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich binnen het invloedsgebied van een gemeentelijke weg, de Prins Mauritssingel, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg en het daarmee gepaard gaande externe veiligheidsrisico met betrekking tot het vervoer over deze de weg is relatief laag (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen). Deze weg wordt voornamelijk gebruikt ter bevoorrading van binnen de gemeente gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter.

Het groepsrisico

Het groepsrisico van deze weg ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen). Omdat het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013 op meer dan 30 meter van de weg ligt, reikt het invloedsgebied van een plasbrand (maatgevend scenario) niet tot het plangebied. De invloed van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013 op het groepsrisico zal dus nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door het bestemmingsplan dus niet of nauwelijks toenemen. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van een plasbrand ligt (en het vervoer voornamelijk brandbare vloeistoffen betreft). Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Gezien het beperkt risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch.

5.5.5 Verantwoording cumulatie groepsrisico's

Het plangebied ligt binnen de elkaar gedeeltelijk overlappende risicocontouren van twee evenwijdig verlopende hogedrukaardgasleidingen en vier routes voor gevaarlijke stoffen, de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch, de Betuwespoorlijn, de rivier de Waal, de autosnelweg A15 en de Prins Mauritssingel. De cumulatie van deze vijf risico's wordt hieronder verantwoord. Domino-effecten ontstaan wanneer het falen van de ene risicobron leidt tot het falen van een de ander. Cumulatie van risico's is het optellen van het risico van twee afzonderlijke bronnen. Voor zowel domino-effecten als cumulatie van risico's geldt dat kwantificering lastig, zo niet onmogelijk is. Tevens bestaat er geen landelijk toetsingskader waaraan getoetst kan worden. Afwegen van domino-effecten en cumulatie is onderdeel van groepsrisicoverantwoording. Indien relevant, worden beide aspecten in de verantwoording kwalitatief beschouwd bij de interpretatie van fN-curves. Gelet op de ligging van de aardgasleiding en de overige vier routes voor gevaarlijke stoffen is hier geen sprake van relevantie omdat de afstand van het bestemmingsplangebied Woonpark Oosterhout 2013 tot aan de vier routes gevaarlijke stoffen zeer groot zijn, en daarom kwantitatief in feite niets aan de cumulatie kunnen toevoegen. Daarom is op deze locatie het toegevoegde risico van domino-effecten evenals die van cumulatie zeer beperkt. Beide aspecten werken daarom niet door in de groepsrisicoverantwoording.

5.5.6 Conclusie

In het vorenstaande zijn de relevante wegingspunten met betrekking tot alle vijf risicobronnen opgevoerd. Doordat het plan in zeer overwegende mate conserverend van aard is, onder meer onderbouwd door het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ), blijkt dat er nauwelijks/geen beïnvloeding van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013 op het groepsrisico sprake is. Het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013 is acceptabel vanwege de onderstaande redenen:

  1. 1. Het plan heeft geen verhogende invloed op het groepsrisico.
  2. 2. Het plangebied ligt als geheel weliswaar grotendeels binnen het invloedsgebied van twee evenwijdige hogedrukaardgasleidingen en een viertal routes gevaarlijke stoffen, echter alleen de aardgasleidingen zijn relevant met betrekking tot het groepsrisico en dit groepsrisico blijft ruim onder de oriënterende waarde.
  3. 3. Het bestemmingsplan kent geen specifieke bestemmingen voor beperkt zelfredzame
    personen, en waar deze eventueel groepsgewijs aanwezig kunnen zijn bevinden zij zich op tenminste 400 meter afstand van de hogedrukaardgasleiding.

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en achten het groepsrisico, dat ten gevolge van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013 stijgt noch daalt, nu en in de de toekomst, aanvaardbaar. Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013.

Gelet op het gegeven dat er een risico voor wat betreft externe veiligheid bestaat en ondanks het feit dat het advies van de Veiligheidsregio Gelderland–Zuid (VRGZ) in het verleden zoveel als doenlijk is binnen het plangebied is/nog zal worden uitgevoerd, dit echter niet kwantitatief in berekeningen kan worden vervat en dit bovendien niet leidt tot een risico zijnde nul (0), zal er een zogenaamd restrisico overblijven. Dit restrisico wordt door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd.

Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de (concept)Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen van april 2012 en de daarin gemaakte keuzes.

5.6 Fysieke Veiligheid

Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden zijn:

Externe veiligheid

Door het gebied loopt een tweetal hoge druk aardgasleidingen. In verband met de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico is de Veiligheidsregio om advies gevraagd.

Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid

Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.

Situering van gebouwen

In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand echter geen bijzondere beperkingen. Overigens zal in het advies van de Veiligheidsregio wèl gewezen worden op de afweging om nieuwbouw te doen plaatsvinden in de directe omgeving van de hoge druk aardgasleidingen in het gebied. Deze afweging dient bestuurlijk gemaakt te worden in het kader van externe veiligheid.

Bluswatervoorziening

De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater (artikel 6.30 Bouwbesluit). De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor dit plan minimaal 30 m3 water per uur te bedragen voor woningen en 60 m3 water per uur voor overige panden. De afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang(en) van het gebouw dient maximaal 40 meter te bedragen. Hoewel niet ieder pand in het plangebied voldoet aan de bovenstaande afstandsvereiste, zien wij geen zwaarwegende beperkingen. Daarnaast kent het plangebied een externe veiligheidsrisico in de vorm van twee hoge druk aardgasleidingen die door het gebied lopen. In geval van ongevallen met een dergelijke leiding zijn grote hoeveelheden bluswater nodig. Hierin wordt voorzien door de aanwezigheid van voldoende oppervlaktewater.

Bereikbaarheid

Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang(en)/brandweertoegang(en) van de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Hoewel niet ieder pand in het plangebied voldoet aan de bovenstaande afstandsvereiste, zien wij geen zwaarwegende beperkingen.

De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen bezwaren ziet ten aanzien van de actualisatie van het voorliggende bestemmingsplan. Het advies van de brandweer is dus positief. De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn onder meer gebaseerd op artikel 6.30 en 6.37 van het Bouwbesluit. Ze staan weergegeven in de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.

5.7 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Groene energie wordt steeds meer toegepast. Dit betekent dat gebruik wordt gemaakt van natuurlijke energiebronnen, via de zon of de wind.

5.8 Kabels En Leidingen

In het plangebied is sprake van een aantal leidingen die planologisch relevant zijn. Deze leidingen zijn opgenomen op de verbeelding en voorzien van een dubbelbestemming. In de dubbelbestemming is de bescherming van de leidingen gewaarborgd door een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden. Het betreft de volgende leidingen:

  • Twee 48" gastransportleidingen (Gasunie) in de oksel van de Griftdijk-Noord en de Oude Groenestraat;
  • Twee rioolwaterpersleidingen: één onder de Oude Groenestraat en één onder een deel van de Terracottastraat en de Panfluitstraat;
  • Twee parallel lopende ondergrondse hoogspanningslijnen (TenneT) onder de Imbrexstraat-Pijlpuntstraat-Bellefleurstraat en verder richting sportpark Nieuw Balveren.

Binnen het bestemmingsplan zijn verder andere kabels en leidingen gelegen van diverse nutsbedrijven. De aanwezigheid van deze kabels en leidingen vormt geen planologische belemmering voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Ontwikkelingen En Ruimtelijke Afweging

6.1 Oude Groenestraat 11

6.1.1 Inleiding

De eigenaar van het pand aan de Oude Groenestraat 11 heeft verzocht om in het bestemmingsplan de mogelijkheid op te nemen om het pand te gebruiken ten behoeve van maatschappelijke/medische dienstverlening, kantoorruimte en wonen. De intentie is om tezijnertijd dit pand te herontwikkelen ten behoeve van een uitbreiding van het "Gezondheidserf", dat thans de panden Van Boetzelaerstraat 10/12/14 omvat. Met een nuttig oppervlak van circa 350 m2 voor het her te bestemmen pand aan de Oude Groenestraat 11, zou dit de totale beschikbare oppervlakte voor het centrum voor medische dienstverlening brengen op circa 1000 m2.

6.1.2 Vigerend planologisch regime

In het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002 is aan het pand aan de Oude Groenestraat 11 de bestemming "Woondoeleinden II", inclusief bouwvlak, gegeven. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor woningen, de uitoefening van aan huis verbonden beroepen, en voor groen- en speelvoorzieningen. De wens om het pand ook te gebruiken ten behoeve van maatschappelijke/medische dienstverlening en als kantoorruimte past dus niet in het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0014.png"

Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout

6.1.3 Ruimtelijke afweging

Ruimtelijk beleid

De voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan het Rijks- (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, voorheen Nota Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: de Amvb Ruimte), het Provinciale- (Algemene structuurvisie ruimtelijke ordening Gelderland en Ruimtelijke verordening Gelderland) en het Gemeentelijke (Structuurvisie Nijmegen en het Coalitieakkoord 2010-2014) ruimtelijke beleid.

De beoogde ontwikkeling is geen grootschalige ontwikkeling en past dan wel is niet in strijd met het bovengenoemde beleid. Er behoeft dan ook niet van dit beleid te worden afgeweken dan wel nader te worden gemotiveerd waarom aan deze ontwikkeling medewerking kan worden verleend.

Omgevingsaspecten

Wonen

Vanuit het beleidsveld Wonen zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingswijziging.

Milieu

Gelet op de feitelijke situatie en het feit dat de twee naastgelegen en bijbehorende panden ook reeds gebruikt worden voor maatschappelijke doeleinden, zijn er vanuit het beleidsveld Milieu geen bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingswijziging.

Stedenbouw

Gelet op de feitelijke situatie en het feit dat de twee naastgelegen en bijbehorende panden ook reeds gebruikt worden voor maatschappelijke doeleinden, zijn er geen stedenbouwkundige bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingswijziging.

Verkeer

Feitelijk gaat het om een uitbreiding van de reeds aanwezige zorg-/maatschappelijke functies. Er zullen weliswaar extra verkeersbewegingen zijn, maar die zullen niet tot problemen leiden. Er moeten voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, conform de gemeentelijke normen. Die ruimte is op het perceel aanwezig. Er zijn vanuit het beleidsveld Verkeer dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingswijziging.

Economische Zaken

Vanuit het beleidsveld Economische Zaken is er geen bezwaar om maatschappelijke doeleinden, wonen en kleinschalige kantoren (tot 500 m2) in dit pand toe te laten.

Geluid

Het pand op het perceel ligt langs de 30 km/uur wegen Oude Groenestraat en Van Boetzelaerstraat met een verkeersintensiteit van ca. 2000 mvt/etmaal. De totale geluidsbelasting bedraagt maximaal 55 dB op de gevel van het pand. De geluidsbelasting vanwege 30 km/uur wegen hoeft niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Vanuit het beleidsveld Geluid zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingswijziging.

Cultuurhistorie en Archeologie

Vanuit het beleidsveld Cultuurhistorie is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingswijziging. Bij eventuele bouwkundige wijzigingen zal een vergunningsprocedure doorlopen moeten worden en daarbij zal de invloed van de bouwkundige wijzigingen op de monumentale waarde van het gebouw beoordeeld worden. Vanuit het beleidsveld Archeologie zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingswijziging.

6.1.4 Nieuw planologisch regime

In het nieuwe bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013 is aan het pand aan de Oude Groenestraat 11 de bestemming "Gemengd 2", inclusief bouwvlak, gegeven. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor wonen, kleinschalige kantoren, maatschappelijke voorzieningen, en bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen. Hieronder is een uitsnede van de nieuwe verbeelding opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0015.png"

Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2013

6.2 Aanpassen Bouwvlakken In Het Nijland

6.2.1 Inleiding

De Grondexploitatiemaatschappij Waalsprong en andere partijen hebben gronden in bezit in het gebied Nijland. Delen van het Nijland zijn nog onbebouwd, ondanks het feit dat in het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout op de gronden in het gebied Nijland wel bouwvlakken zijn gelegd. Met andere woorden: de gronden mogen reeds op basis van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002 in gebruik genomen worden voor woningbouw. Inmiddels zijn er voor het Nijland diverse bouwplannen ontwikkeld. Sommige van die bouwplannen blijken niet geheel te passen binnen de bouwvlakken van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002. Om medewerking te kunnen verlenen aan die bouwplannen, is het nodig om de bouwvlakken in onderhavig bestemmingsplan enigszins aan te passen.

6.2.2 Vigerend planologisch regime

In het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002 zijn op de gronden in het gebied Nijland de bestemming "Woondoeleinden I" inclusief bouwvlakken gelegd. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor woningen, de uitoefening van aan huis verbonden beroepen, en voor groen- en speelvoorzieningen. Verder zijn aan gronden in het Nijland de bestemmingen "Groenvoorzieningen" en "Water" gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0016.png"

Uitsnede van de plankaart van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002

6.2.3 Ruimtelijke afweging

Ruimtelijk beleid

De voorgenomen aanpassing van het bestemmingsplan is getoetst aan het Rijks- (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, voorheen Nota Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening: de Amvb Ruimte), het Provinciale- (Algemene structuurvisie ruimtelijke ordening Gelderland en Ruimtelijke verordening Gelderland) en het Gemeentelijke (Structuurvisie Nijmegen en het Coalitieakkoord 2010-2014) ruimtelijke beleid.

De beoogde aanpassing betreft geen nieuwe grootschalige ontwikkeling en past dan wel is niet in strijd met het bovengenoemde beleid. Er behoeft dan ook niet van dit beleid te worden afgeweken dan wel nader te worden gemotiveerd waarom aan deze ontwikkeling medewerking kan worden verleend.

Omgevingsaspecten

Wonen

Vanuit het beleidsveld Wonen zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen herziening van het plan.

Milieu

Vanuit het beleidsveld Milieu zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen herziening van het plan.

Verkeer

Er zijn vanuit het beleidsveld Verkeer geen bezwaren tegen de voorgenomen herziening van het plan. Er worden door de wijziging van het bestemmingsplan geen extra verkeersbewegingen gegenereerd. Er moeten bij de realisatie van de bouwplannen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd, conform de gemeentelijke normen.

Economische Zaken

Vanuit het beleidsveld Economische Zaken bestaat er geen bezwaar tegen de voorgenomen herziening van het plan.

Cultuurhistorie en Archeologie

Vanuit de beleidsvelden Cultuurhistorie en Archeologie bestaan er geen bezwaren tegen de voorgenomen herziening van het plan. Aan de bebouwing in het Nijland worden geen archeologische voorwaarden verbonden.

6.2.4 Nieuw planologisch regime

Hieronder is een uitsnede van de nieuwe verbeelding opgenomen, waarbij de begrenzing van de aangepaste bouwvlakken met de dikke zwarte lijnen is aangegeven. De begrenzing van de "oude" bouwvlakken in het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002 is met de binnenste rode lijnen opgenomen. De buitenste rode lijnen betreffen de grens van het bestemmingsvlak Woondoeleinden 1 in het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0017.png"

6.3 Werkpark Oosterhout

6.3.1 Inleiding

In het noordelijke deel van het plangebied, in de oksel van de Griftdijk en de Oude Groenestraat, wordt het werkpark Oosterhout ontwikkeld. Het werkpark zal worden ingevuld met (para)medische functies en (kleinschalige) kantoren. Het werkpark is voor een groot deel nog onbebouwd, ondanks het feit dat in het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002 op deze gronden wel bouwvlakken zijn gelegd. Met andere woorden: de gronden mogen reeds op basis van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002 in gebruik genomen worden voor (para)medische voorzieningen, praktijkruimten en voor (kleinschalige) kantoren. Het werkpark wordt ontsloten via de Zegelringstraat op de Griftdijk.

6.3.2 Planologisch regime

In het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002 zijn op de gronden in het werkpark Oosterhout de bestemming "Kantoren en maatschappelijke doeleinden" inclusief twee bouwvlakken gelegd. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor kantoren, praktijkruimten, en (para)medische voorzieningen. Verder is aan gronden in het werkpark de bestemming "Groenvoorzieningen" gegeven. Deze gronden mogen, afgezien van voor groenvoorzieningen, ook gebruikt worden ten behoeve van parkeren. Aan de Zegelringstraat is de bestemming "Verkeersdoeleinden" gegeven. In het voorliggende bestemmingsplan is aan het werkpark een vergelijkbare regeling opgenomen.

6.3.3 Ontsluiting en parkeren

Het verkeer van en naar het werkpark zal, net zoals in de huidige situatie, ook in de toekomst ontsloten worden via de Zegelringstraat-Griftdijk. De infrastructuur ten behoeve van de ontsluiting van het werkpark via de Zegelringstraat op de Griftdijk is namelijk reeds aanwezig. Er zal voorts een langzaamverkeersverbinding worden aangelegd tussen het werkpark en de Oude Groenestraat. In de toekomst, na realisatie van alle functies in het werkpark, zullen in totaal circa 1380 ritten per etmaal door het werkpark en de Zegelringstraat worden gegenereerd. Bij een dergelijk aantal ritten is het niet nodig een verkeersregelinstallatie bij de T-aansluiting te plaatsen. Daarvoor is de zogenoemde 'kruispuntbelasting' te laag. In de toekomst, na realisatie van alle functies in het werkpark, kan het nemen van andere verkeersmaatregelen, zoals het aanleggen van een linksafstrook op de Griftdijk, overwogen worden. In de bestaande situatie (2013) vormt de Zegelringstraat de hoofdaansluiting op de Griftdijk en de Carbatinastraat een afslag van de Zegelringstraat. Wellicht dat er in de toekomst, na realisatie van alle functies in het werkpark, aanleiding bestaat om de verkeerssituatie aan te passen. Dit zou bijvoorbeeld gedaan kunnen worden door de Carbatinastraat de hoofdaansluiting op de Griftdijk te laten zijn en de Zegelringstraat een afslag van de Carbatinastraat (zie onderstaande schets). Het bestemmingsplan maakt een dergelijke aanpassing mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0018.png"

Voorbeeld van een alternatieve aansluiting Zegelringstraat-Carbatinastraat

Het aantal benodigde parkeerplaatsen kan worden bepaald aan de hand van de Nota Parkeernormen en de Beleidsregels parkeren. Daaruit blijkt dat voor de toegelaten functies in het werkpark maximaal 160 parkeerplaatsen nodig zijn. Dit is een zogenoemde “worst-casebenadering”, omdat in deze berekening uitgegaan is van 2,25 parkeerplaatsen per 100 m2 (kantoren met baliefunctie) en een totaal brutovloeroppervlak van 7100 m2. Voor andere functies, zoals bijvoorbeeld kantoren zonder baliefunctie, geldt echter geen norm van 2,25 parkeerplaats per 100 m2 brutovloeroppervlak, maar van 1,35. Zou voor het gehele werkpark met deze norm van 1,35 gerekend worden, dan zijn maximaal 96 parkeerplaatsen nodig. De parkeerplaatsen zullen worden aangelegd langs de Carbatinastraat en enkele straatjes vanaf de Carbatinastraat richting de bedrijfspanden. Indien nodig, kunnen langs deze straatjes of bij de bedrijfspanden nog meer parkeerplaatsen worden aangelegd. Definitieve toetsing aan de parkeernormen vindt overigens plaats bij de omgevingsvergunning voor bouwen.

6.3.4 Landschappelijke inpassing

Om ervoor te zorgen dat het werkpark stedenbouwkundig en landschappelijk goed wordt ingepast in de bestaande omgeving, is er een beeldkwaliteitsplan Werkpark Oosterhout gemaakt. De omgevingsvergunning voor bouwen (bouwvergunning) zal aan dit beeldkwaliteitsplan worden getoetst. De toetsing betreft niet alleen de uiterlijke verschijningsvorm van de gebouwen, maar ook de landschappelijke inpassing daarvan en de inrichting van de openbare ruimte. Onderstaande schets uit het beeldkwaliteitsplan geeft een indruk van de landschappelijke inpassing van het werkpark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0019.png"

Indruk van de landschappelijke inpassing van het werkpark

Hoofdstuk 7 Plansystematiek En Juridische Vormgeving

7.1 Algemeen

De planvorm moet erop gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld.

7.2 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht) en de bijlagen (met de Staat van bedrijfsactiviteiten, de Staat van horeca-activiteiten, en de parkeernormen).

Inleidende regels

Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.

Enkelvoudige bestemmingen

De bestemmingen Dienstverlening, Groen, Tuin, Verkeer, Water en Wonen, zijn allemaal enkelvoudige bestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar slechts één hoofdfunctie is toegestaan.

Combinatiebestemmingen

De bestemmingen Gemengd, Gemengd-1, Gemengd-2 en Maatschappelijk zijn combinatiebestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar meerdere hoofdfuncties zijn toegestaan. Het kan dan gaan om de functies wonen, detailhandel, kantoren, dienstverlening, en allerlei maatschappelijke functies.

Dubbelbestemmingen

De bestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Riool, Waarde Archeologie - 2, Waarde Archeologie - 3, Waterstaat - Waterinfiltratiegebied, en Waterstaat - Waterlopen zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen vallen samen met enkelvoudige bestemmingen. De dubbelbestemmingen kunnen onderling ook samenvallen. Er gelden dan meerdere dubbelbestemmingen voor dezelfde gronden. Bij de algemene regels is een voorrangsregeling opgenomen voor de situatie dat dubbelbestemmingen samenvallen.

Algemene regels

De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (zoals beeldende kunst, ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (zoals aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven) en overige regels.

Overgangs- en slotregels

Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).

7.3 Flexibiliteitsbepalingen

Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouwmogelijkheden reeds bieden, zijn er extra mogelijkheden onder voorwaarden. Deze extra mogelijkheden kunnen worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. Met de gemeenteraad is echter afgesproken dat in nieuwe actualisatie bestemmingsplannen in beginsel geen gebruik meer wordt gemaakt van de mogelijkheid om wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden op te nemen. De raad wil namelijk zelf de plannen kunnen vaststellen waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit houdt in dat voor ontwikkelingen die niet in dit bestemmingsplan zijn opgenomen een postzegelbestemmingsplan moet worden opgesteld. Er zijn nog wel wijzigingsbevoegdheden opgenomen bij de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3.

Wijzigingsbevoegdheden

Bij de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3 zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om deze dubbelbestemming te kunnen laten vervallen of juist op te nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Omgevingsvergunning

Het aantal mogelijkheden om een omgevingsvergunning (vml binnenplanse ontheffing) te verlenen is in dit bestemmingsplan beperkt. Uitgangspunt is zoveel mogelijk rechtstreekse flexibiliteit (bouw- en gebruiksmogelijkheden) te bieden ter voorkoming van extra procedures.

Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (vml aanlegvergunning) en/of het slopen van een bouwwerk (vml sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.

7.4 Wonen

7.4.1 Algemeen

Voor de bestaande woonbebouwing in Nijmegen zijn in de stedenbouwkundige matrix de stedenbouwkundige uitgangspunten aangegeven (zie paragraaf 9.1 van de plantoelichting). Deze stedenbouwkundige matrix vormt onderdeel van het Standaard bestemmingsplan gemeente Nijmegen. Er wordt een vijftal gebiedstypen onderscheiden waarvoor stedenbouwkundige uitgangspunten zijn geformuleerd. Een gebiedstype vertegenwoordigt een stadsdeel van Nijmegen met een eigen stedenbouwkundige- en architectonische uitstraling en met een eigen identiteit. In de stedenbouwkundige matrix zijn 5 gebiedstypen opgenomen:

  • historisch gesloten bebouwing;
  • historisch open bebouwing;
  • tuinstad;
  • jaren '70 en '80 wijken;
  • overig.

Het plangebied valt onder de gebiedstype tuinstad. De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de bestemmingen Wonen en Tuin zijn in de stedenbouwkundige matrix weergegeven. De stedenbouwkundige matrix is opgenomen in paragraaf 9.1 van de plantoelichting.

7.4.2 Juridische vormgeving

Er is onderscheid gemaakt in de bestemmingen Wonen en Tuin.

Wonen en Tuin

De bestaande woongebieden hebben de bestemming Wonen en Tuin gekregen. Binnen de bestemming Wonen is een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw (woning) mag worden opgericht. Aan de hand van de diepte van het achtererf is de grootte van het bouwvlak bepaald. In ieder geval is de bestaande legale situatie bestemd. Waar mogelijk zijn uitbreidingsmogelijkheden geboden. Binnen de aanduiding 'bouwvlak' mogen ook aan- en uitbouwen worden gerealiseerd. Op het erf zijn bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m2. Aan- en uitbouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' tellen daarbij niet mee. Ook de begrenzing tussen de bestemmingen Wonen en Tuin is aan de hand van de stedenbouwkundige matrix bepaald. De bestemming Tuin ligt veelal aan de voorzijde van de woning. Binnen de bestemming Tuin zijn slechts beperkte bebouwingsmogelijkheden opgenomen. Overigens kan de bestemming Tuin ook in combinatie met andere bestemmingen voorkomen, zoals de bestemming Gemengd.

Op grond van de algemene regel "Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten" zijn in woningen alsmede in aan- en uitbouwen onder voorwaarden andere functies toegestaan in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan in bijgebouwen. In de regels is onder de begrippen gedefiniëerd wat onder aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten moet worden verstaan.

7.5 Economische En Maatschappelijke Functies

7.5.1 Algemeen

De in het plangebied voorkomende economische en maatschappelijke functies zijn: detailhandel, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen. Deze functies komen zowel zelfstandig als in combinatie met andere functies voor.

7.5.2 Juridische vormgeving

In het bestemmingsplan zijn de economische en maatschappelijke functies ondergebracht binnen één van de volgende bestemmingen:

  • Gemengd
  • Gemengd - 1
  • Gemengd - 2
  • Dienstverlening
  • Maatschappelijk

Gemengd

De bestemming Gemengd is opgenomen voor al die locaties waar meerdere functies zijn toegestaan. Met deze bestemming worden meerdere functies per locatie mogelijk gemaakt. Op deze manier wordt leegstand voorkomen, kan eenvoudig worden ingespeeld op marktontwikkelingen en wordt daarmee de buurteconomie gestimuleerd. Binnen de bestemmingen Gemengd en Maatschappelijk is aangegeven dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. Zonder deze bepaling zou het namelijk mogelijk zijn om een nieuwe geluidsgevoelige functie toe te voegen, bijvoorbeeld een woning, zonder dat er akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden, moet worden nagegaan of een hogere waarde kan worden verleend. De procedure hogere waarde moet gelijk oplopen met een herziening van het bestemmingsplan, zodat in een dergelijk geval een postzegelbestemmingsplan moet worden opgesteld. Dit geldt ook indien er functieverandering plaatsvindt van de ene geluidsgevoelige functie in een andere geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld op een locatie van een kinderdagverblijf worden woningen gebouwd). Ook dan zal er akoestisch onderzoek dienen plaats te vinden.


Gemengd - 1: kleinschalige kantoren en maatschappelijke voorzieningen

Deze bestemming is toegekend aan locaties waar kantoren, praktijkruimten en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.

Gemengd - 2: wonen, kleinschalige kantoren en maatschappelijke voorzieningen

Deze bestemming is toegekend aan een locatie aan de Oude Groenestraat waar wonen, kantoren en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.


Dienstverlening

Daar waar zelfstandige dienstverlenende voorzieningen zijn gevestigd, is de bestemming Dienstverlening opgenomen. Daar zijn zelfstandige kantoren, maatschappelijke voorzieningen en wonen niet toegestaan.


Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen van enige omvang, met name voor scholen, wijkcentra, verzorgingstehuizen en instellingen. Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn alleen bestaande woningen en bedrijfswoningen toegestaan.

Detailhandel

De detailhandel in Woonpark Oosterhout bevindt zich in het winkelcentrum aan de Oude Groenestraat. Detailhandel is mogelijk binnen de bestemming Gemengd. Bij de algemene regels is een regeling opgenomen voor ondersteunende horeca. In gebouwen die mogen worden gebruikt voor detailhandel is onder voorwaarden ondersteunende horeca toegestaan.

Horeca

In het plangebied komt alleen in het winkelcentrum aan de Oude Groenestraat horeca voor. Tevens is in het plangebied horeca aanwezig als ondersteunende functie. Hierbij gaat het met name om maatschappelijke- en sportvoorzieningen. Hiervoor is bij de algemene regels een aparte regeling opgenomen.

In het bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van horecabedrijven gekoppeld aan de "Staat van horeca-activiteiten model Nijmegen". Dit is een lijst met horecabedrijven in Nijmegen, die al naar gelang de te verwachten hinder zijn ingedeeld in categorieën. Het betreft een algemene lijst, gebaseerd op de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering", aangevuld met de volgende ruimtelijk relevante criteria: de over het algemeen gebruikelijke openingstijden en de verkeersaantrekkende werking. De "Staat van horeca-activiteiten model Nijmegen" is met toelichting opgenomen in de bijlage bij de voorschriften.

Het horecabeleid staat positief tegenover nieuwvestiging van horeca in de wijken voorzover deze horeca op de wijk is gericht. Nieuwvestiging van horeca wordt in dit bestemmingsplan echter niet op voorhand mogelijk gemaakt. Wanneer zich hiervoor een initiatief aandient, zal hiervoor eerst een postzegelbestemmingsplan opgesteld moeten worden.

Bij de algemene regels is een regeling opgenomen voor ondersteunende horeca. In gebouwen die mogen worden gebruikt voor detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport is onder voorwaarden ondersteunende horeca toegestaan.

Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van bed- and breakfast. Onder een bed- and breakfast betreft een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning en ondergeschikt is aan de woonfunctie.

7.6 Openbare Ruimte

7.6.1 Algemeen

De openbare ruimte is in het bestemmingsplan onderverdeeld in de volgende bestemmingen:

  • Groen;
  • Verkeer;
  • Water.

Daarnaast zijn er de dubbelbestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Hoogspanning, Leiding - Riool, Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3, Waterstaat - Waterinfiltratiegebied en Waterstaat - Waterlopen.

7.6.2 Juridische vormgeving

Groen

De in het plangebied voorkomende grotere openbare groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemd hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan, behalve in een gedeelte van het werkpark Oosterhout.

Verkeer

De bestemming Verkeer is opgenomen voor de openbare weg in brede zin. Hieronder wordt verstaan wegen, pleinen, busbanen, fiets- en voetpaden, bruggen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Daarnaast zijn op basis van de algemene regel "(Bouw)werken ten algemene nutte" tevens straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. toegestaan. Op grond van de definitiebepaling van straatmeubilair behoren ook de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bewegwijzering, verlichting, afvalinzamelsystemen, informatie- en reclameobjecten, e.d. tot de mogelijkheden. Deze aanvullende bepaling geldt overigens voor alle bestemmingen. Ook is er een algemene regel opgenomen voor "Beeldende kunst". Binnen alle bestemmingen is het oprichten van beeldende kunst tot een maximale bouwhoogte van 10 meter toegestaan. Verder zijn er bij de algemene regels "Parkeerregels" opgenomen. Wanneer er gebouwd wordt dan wel het gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken wijzigt, dient voldaan te worden aan de parkeernormen.

Water

Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, is de bestemming Water toegekend. De bestemming Water is opgenomen voor de belangrijkste watergangen en vijvers. In andere gevallen valt water onder de bestemming Groen. Gronden met de bestemming Water zijn bestemd voor de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken, kunstwerken zoals bruggen, duikers en andere waterstaatkundige werken. Ook zijn bijbehorend voorzieningen zoals groen, sport- en speelvoorzieningen mogelijk.

Leiding - Gas (dubbelbestemming)

Met de dubbelbestemming Leiding-Gas is de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding aangegeven. In het bestemmingsplan is rondom de leiding een zone van in totaal circa 17 meter aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Er kan wel een omgevingsvergunning, na advies van de leidingbeheerder, worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Leiding - Hoogspanning (dubbelbestemming)

Met de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning zijn twee parallel lopende ondergrondse hoogspanningslijnen aangegeven. In het bestemmingsplan is rondom de ondergrondse lijnen een zone van in totaal circa 28 meter aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Er kan wel een omgevingsvergunning, na advies van de leidingbeheerder, worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Leiding - Riool (dubbelbestemming)

Met de dubbelbestemming Leiding-Riool is de rioolwatertransportleiding aangegeven. In het bestemmingsplan is een zone van 2 meter aan weerszijden van de leiding aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Er kan wel een omgevingsvergunning, na advies van de leidingbeheerder, worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

In gebieden met een archeologisch belang (waarde 2) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 30 cm, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, ontheffing worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningen- en een sloopvergunningenstelsel opgenomen.

Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)

In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde ) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, ontheffing worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningen- en een sloopvergunningenstelsel opgenomen.

Waterstaat - Waterinfiltratiegebied (dubbelbestemming)

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterinfiltratiegebied is opgenomen voor die delen van de groenstroken, die als wadi functioneren en/of waar de eventuele ondergrondse toevoerleidingen liggen. De bestemming biedt bescherming aan bestaande en nieuw aan te leggen voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie in het plangebied. Voor deze gebieden mag ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet worden gebouwd. Er is wel een afwijkingsmogelijkheid, na advies van de waterbeheerder(s), opgenomen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. De aanleg van nieuwe infiltratievoorzieningen is binnen alle bestemmingen mogelijk op grond van de algemene regel "(Bouw)werken ten algemenen nutte".

Waterstaat - Waterlopen (dubbelbestemming)

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen is opgenomen voor de A-watergangen van het Waterschap. Dat wil zeggen dat zowel de hoofdbestemming Water hieronder valt als de aangrenzende oevers, die onder de beschermingszone vallen. Ook voor duikers in de watergang is deze bestemming opgenomen. In het bestemmingsplan is een zone van minimaal 1,5 meter aan weerszijden van de watergang aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Van deze bepaling kan wel worden afgeweken, na advies van de waterbeheerder(s). Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

7.7 Algemene Regels

Beeldende kunst

Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van beeldende kunst. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.

(Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten, haltes, en schuilgelegenheden, is, onder voorwaarden, binnen alle bestemmingen toegestaan.

Ondergronds bouwen

Bij deze algemene regel staan de regels voor ondergronds bouwen aangegeven. Bij alle bestemmingen is ondergronds bouwen toegestaan, met dien verstande dat de dubbelbestemmingen onverkort van toepassingen blijven. Ondergrondse parkeervoorzieningen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische Uitvoerbaarheid

Met het plan beoogt de gemeente Nijmegen een actueel planologisch-juridisch kader voor Woonpark Oosterhout te creëren. Dit bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Dat houdt in dat de huidige bestemmingen gehandhaafd blijven, met uitzondering van het perceel aan de Oude Groenestraat 11. De bestemming op deze locatie wordt gewijzigd van wonen-kantoor in een bestemming maatschappelijke doeleinden, wonen en kantoor. De kosten die hiermee gemoeid zijn, evenals eventuele planschadeclaims voortvloeiend uit uit artikel 6 van de Wet ruimtelijke ordening, worden afgewikkeld door het afsluiten van een overeenkomst met de eigenaar van het pand. In dit bestemmingsplan is nog een aantal ontwikkellokaties gehandhaafd die nog niet geleid hebben tot realisatie. Kostenverhaal hiervan heeft inmiddels plaatsgevonden door grondverkoop van de gemeente aan de ontwikkelaar. Mocht echter een toekomstige planontwikkeling op een dergelijk locatie leiden tot tussentijdse aanpassing van dit bestemmingsplan, dan zijn de daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van de aanvrager. De kosten die gemoeid zijn met het opstellen van het bestemmingsplan worden gefinancierd uit de post “actualisatie bestemmingsplannen” uit de productgroep Planologie en Ruimtelijke Ordening binnen het programma Ruimte en Cultuurhistorie. Voor zover planschadeclaims volgen die niet afgewenteld kunnen worden op de exploitant zullen deze voor rekening komen van de gemeente Nijmegen. Vaststelling van een exploitatieplan op grond van artikel 6.12 Wro is niet noodzakelijk. In het bestemmingsplan zijn geen bouwplannen ex artikel 6.2.1. Bro opgenomen, waarvan de gemeente geen eigenaar van de grond is.

Gesteld kan worden dat het bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.

8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro is het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan onder andere de Kamer van Koophandel, Gasunie, Grondexploitatiemaatschappij Waalsprong, Platform Waalsprong, TenneT, Waterschap Rivierenland, Gemeente Overbetuwe en de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Hieronder zijn de reacties weergegeven inclusief de gemeentelijke reactie daarop.

Kamer van Koophandel, Arnhem
Samenvatting reactie
Reactie van gemeente
De Kamer van Koophandel heeft geen opmerkingen over het bestemmingsplan.
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie: Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Gasunie, Groningen
Samenvatting reactie
Reactie van gemeente
De door u opgenomen afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels en voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijn, of werkzaamheden (artikel 14.3 en 14.4.3) zijn in strijd met het bepaalde in artikel 14, derde lid Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Hierin is bepaald dat de veiligheid van de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet mag worden geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten. Dit artikel biedt geen mogelijkheid voor een beoordelingsvrijheid. Daarbij verwijzen wij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zaaknummer 201105839/1/R3) van 9 mei 2012, rechtsoverweging 2.8.3. Gelet hierop verzoeken wij u om in de artikelen 14.3.2 en 14.4.3 het woord “onevenredig” te schrappen.
Conform uw verzoek is in de artikelen 14.3.2 en 14.4.3 het woord “onevenredig” geschrapt.






Artikel 14.4.1 zouden wij graag uitgebreid zien worden in verband met de waarborging van de veilige ligging van de leiding met het volgende punt f: het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren. In artikel 14.4.1, onder a, van de planregels is bepaald dat zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag het niet is toegestaan om gronden af te graven, op te hogen, en te egaliseren. Met 'gronden' wordt in een bestemmingsplan in het algemeen ook 'water' bedoeld. Anders gezegd: water is ook grond. Artikel 14.4.1, onder a, regelt dus al bijna volledig wat u wil. Om echter elke discussie in de toekomst te voorkomen, is toch een nieuw lid f opgenomen, conform uw wens.

Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Grondexploitatie Maatschappij Waalsprong
Samenvatting reactie Reactie van gemeente
Met betrekking tot paragraaf 2.1.2: De toegepaste verkaveling(suggestie) op het eerste kaartje "Ligging Nijland in woonpark Oosterhout" wijkt af van de toegepaste verkaveling in het kaartje "Stedenbouwkundig ontwerp Nijland". De GEM stelt voor om consequent de juiste ondergronden toe te passen. In dit geval die van het laatstgenoemde kaartje.
Het kaartje is uitsluitend bedoeld om de ligging van Nijland binnen Woonpark Oosterhout te laten zien en niet om de stedenbouwkundige opzet van Nijland te duiden. Daarvoor is kaartje 2 bedoeld. Om echter verwarring te voorkomen, is het kaartje vervangen door een luchtfoto waarop het Nijland is aangegeven, zodat aan de hand daarvan de ligging van Nijland duidelijk wordt gemaakt. Overigens heeft de toelichting (en dat geldt dus ook voor de kaartjes) geen juridische status. Dit betekent dat bij de realisatie van het bestemmingsplan afgeweken mag worden van de kaartjes in de toelichting.
In de toelichting onder het kopje De Woonparken staat vermeld: "Het centrale deel van het Nijland bestaat uit woongebieden die bestaan uit voornamelijk vrijstaande woningen. Hiermee wordt openheid en beleving van privétuinen nagestreefd. In het noordelijk deel is een verbijzondering gemaakt in de vorm van een hofje met een invulling van een klein "verborgen" parkje. De padenstructuur van het middengebied is oost-west gericht. Deze paden dienen ter ontsluiting van de woningen en als achterstraten. Ook hier wordt parkeren op eigen terrein zoveel mogelijk nagestreefd." De GEM stelt dat Gebied 1. (zie bijgevoegde schets) goed is omschreven. De overige gebieden (2. en 3.) zijn thans nog veelal vrijstaande woningen. Gegeven de huidige economische omstandigheden moet niet uitgesloten worden dat de nog niet bebouwde bouwvelden in gebied 2. ook ingevuld kunnen worden door twee-onder-eenkapwoningen of geschakelde vrijstaande/twee-onder-éénkapwoningen of zelfs met rijwoningen.
Het bestemmingsplan staat toe dat zowel vrijstaande, twee-onder-éénkapwoningen, alsook rijenwoningen worden gebouwd. Het bestemmingsplan is wat dat betreft globaal opgezet en biedt flexibiliteit bij de invulling van de woonbestemming.
Opmerking met betrekking tot Paragraaf 4.4.7: In deze paragraaf staat vermeld: "Bij de ontwikkeling van nieuwe functies of verbouw van bestaande functies is het gemeentelijk beleid dat er voldoende nieuwe parkeergelegenheid op eigen terrein wordt aangelegd. De parkeernormen voor Nijmegen zijn gebaseerd op de richtlijnen van de CROW (publicatie 182) en worden gebruikt als kentallen voor de parkeerbehoefte. In oktober 2012 zijn de Parkeervisie 2012 en de Nota Parkeernormen Gemeente Nijmegen door de gemeenteraad vastgesteld. Voor fietsparkeren geldt als uitgangspunt dat de vaste stallingsbehoefte op eigen terrein en bij voorkeur inpandig moet worden opgelost bij nieuwbouw. Voorts geldt dat er voldoende fietsparkeervoorzieningen bij openbare gelegenheden worden gerealiseerd." Van GEM zijde is recent nog gereageerd op de (concept)beleidsregels mbt het parkeren. Een paar opmerkingen daarin zijn nu ook van toepassing als reactie op het voorliggend ontwerpbestemmingsplan. Deze opmerkingen zijn:
In de nota Parkeernormen en de thans toegezonden beleidsregels mis ik een belangrijke paragraaf. Deze zat namelijk wel in het eerste concept Nota Parkeernormen. Het gaat om een tabel die inzicht geeft in "Berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen". Deze tabel staat ook in de CROW , publicatiereeks nr. 182 Kencijfers Parkeernormen. Bijvoorbeeld: in de situatie dat bij een woning sprake is van een enkele oprit zonder garage (fysieke ruimte voor 1 auto), dan telt deze plek voor 0.8 pp mee in de berekening van het aantal benodigde pp in de openbare ruimte. Als deze woning een vloeropp. zou hebben van > 130 m2, dan zou er in de openbare ruimte nog (1.6 - 0.8=) 0.8 pp aangelegd moeten worden in de openbare ruimte. Volgens de beleidregels zou in het betreffende geval de parkeerplaats op eigen erf niet meer meetellen bij de berekening van het totaal aantal pp in de openbare ruimte. Als dat een juiste interpretatie is, dan betekent dit een forse aanslag op de beschikbare openbare ruimte (45% van het ontwikkelgebied) en daarmee ook op de GREX-budgetten voor het WRM. Voor de GEM is dit niet akkoord. Graag zien we dat bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen in de openbare ruimte rekening wordt gehouden met het aantal parkeerplaatsen op eigen erf zoals dat was opgenomen in de eerste concept-Nota Parkeernormen.
De Nota Parkeernormen en de beleidsregels worden niet met dit bestemmingsplan vastgesteld. Deze hebben een eigen procedure en besluitmoment. De Nota Parkeernormen is in oktober 2012 door de gemeenteraad vastgesteld en is daarmee definitief. De bijbehorende beleidsregels worden door het college vastgesteld. Omdat de GEM heeft gereageerd op de concept-beleidsregels, zullen de opmerkingen van de GEM in dat kader meegenomen worden.







Bijlage 2 is een kaart met weergave van de stedelijkheidszone. De noordrand van Visveld is daarbij kennelijk per abuis ingekleurd/gedefinieerd als 'Rest bebouwde kom' ipv 'Schil/overloopgebied'. Svp aanpassen. Zo is ook de oostkant van Veur Lent nog niet nader ingekleurd/gedefinieerd. Alsnog aanwijzen als "Schil/overloopgebied".

Bijlage 2 is de kaart 'stedelijkheidszones t.b.v. de Nijmeegse parkeernormering'. Deze kaart maakt onderdeel uit van de Nota Parkeernormen en is daarin op deze wijze vastgesteld. De opmerkingen van de GEM hebben geen betrekking op gronden die deel uitmaken van dit bestemmingsplan. Omdat de parkeernormen geen onderdeel meer uitmaken van het bestemmingsplan, is deze bijlage uit het bestemmingsplan verwijderd.

Conclusie: Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

TenneT, Arnhem
Samenvatting reactie Reactie van gemeente
Wij hebben geen op- en/of aanmerkingen op het bestemmingsplan "Woonpark Oosterhout 2013".
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.


Conclusie: Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Waterschap Rivierenland, Postbus 599, 4000 AN Tiel
Samenvatting reactie Reactie van gemeente
Ter hoogte van het Nijland/bouwplan Laguna Novio, Kruidenstraat 107 t/m 155 is een nieuwe watervergunning afgegeven (kenmerk CAJ/mvb/201020181/124849). Het Waterschap is van mening dat de hierbij behorende tekening leidend is voor het bestemmingsplan en vraagt zich af of deze tekening als ondergrond bij het bestemmingsplan is gebruikt. Het gaat erom dat er bewoners zijn die een stukje water op hun perceel hebben. Dit water heeft dan een C-status en hòeft geen bestemming water op de verbeelding te krijgen maar wel een dubbelbestemming waterstaat-waterlopen; het mag immers niet gedempt worden.
Het klopt dat er nu een situatie is dat er publiekwater is met een A-status en privaatwater met een C-status. In de GBKN is echter bij het Nijland ook het privatewater getekend. De gemeente Nijmegen wil in beginsel de hoofdbestemmingen toekennen conform de GBKN. Dus waar water is (in de vorm van vijvers, niet de sloten) willen we het als water bestemmen, ook al is niet alles gemeentelijk eigendom. Voor de waterbelangen maakt dat niet uit, omdat de status van het water geregeld is in de watervergunning en er tevens een dubbelbestemming Waterstaat – Waterlopen op ligt.
De wadi in het verlengde van de Dillestraat eindigt in water. Omdat daar nog plannen worden ontwikkeld, stelt het Waterschap voor dat daar alleen de dubbelbestemming waterstaat-waterlopen op komt. Als het alleen een wadi blijft, dan is de situatie nu strijdig met het bestemmingsplan.
Anders dan het Waterschap veronderstelt, is daar feitelijk water aanwezig en geen groen met een wadifunctie. Er zal ook geen wadi komen; wellicht verandert de feitelijke situatie in de toekomst nog wel als busbaan verlengd zou worden. Gelet hierop is er geen aanleiding om de verbeelding aan te passen.
De rest van Nijland moet nog worden ontwikkeld. Dat wordt vermoedelijk op een zelfde manier gedaan als Laguna Novio, hoewel dit nog niet helemaal duidelijk is. Daarom stelt het Waterschap voor om de huidige verbeelding aan te houden. De GEM en andere partijen hebben gronden in bezit in het gebied Nijland. Delen van het Nijland zijn nog onbebouwd, ondanks het feit dat in het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002 op de gronden in het gebied Nijland wel bouwvlakken zijn gelegd. Inmiddels zijn er voor het Nijland diverse bouwplannen ontwikkeld. Sommige van die bouwplannen blijken niet geheel te passen binnen de bouwvlakken van het bestemmingsplan Woonpark Oosterhout 2002. Om medewerking te kunnen verlenen aan die bouwplannen, is het nodig om de bouwvlakken in onderhavig bestemmingsplan enigszins aan te passen.

Conclusie: Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Gemeente Overbetuwe, Elst
Samenvatting reactie Reactie van gemeente
Gelet op het feit dat het een conserverend bestemmingsplan is, hebben wij geen opmerkingen over het bestemmingsplan.


Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie: Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, Nijmegen
Samenvatting reactie Reactie van gemeente
Gelet op het feit dat de veiligheidsregio eerder al een advies heeft uitgebracht, is het niet nodig nu wederom te reageren op het plan.


Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie: Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 9 Bijlagen Bij Toelichting

9.1 Stedenbouwkundige Matrix

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0022.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0023.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0024.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP28000-VG01_0025.png"

Bijlagen Bij Toelichting

  • Akoestisch onderzoek Nijmegen Woonpark Oosterhout 2013, januari 2013;

Bijlage 1 Overzicht Onderzoeksrapporten

Bijlage 2 Eerder Vastgestelde Hogere Waarden