Nijmegen Prins Mauritssingel
Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen
Vastgesteld op 10-06-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Prins Mauritssingel met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP32000-VG01 van de gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.
1.10 archeologische waarden
Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:
- archeologische verwachtingswaarden;
- vastgestelde archeologische waarden of resten.
1.11 archeologische verwachtingswaarde
de kans op archeologische vondsten of informatie.
1.12 archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.13 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Monumentenwet 1988.
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.
1.16 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.17 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.18 bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
1.19 beperkt kwetsbaar object
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden.
- Kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
- Hotels en restaurants, voorzover zijn niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
- Winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
- Sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen.
- Sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbar object kunnen worden aangemerkt.
- Bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
- Objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn.
- Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.
1.20 beschermd stadsbeeld
stadsbeelden die overeenkomstig de bepalingen van de gemeentelijke monumentenverordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen.
1.21 beschermd stadsgezicht
stadgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet is aangewezen, met ingang van de datum van publicatie van die aanwijzing in de Nederlandse Staatscourant.
1.22 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.23 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 BEVI-bedrijf
bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
1.26 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.27 bijgebouw
een in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.
1.28 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.29 bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.31 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.32 bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.
1.33 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.35 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.36 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.37 casino
een speelcasino zoals bedoeld in artikel 27 lid g van de Wet op de kansspelen, te weten de voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen.
1.38 cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.
1.39 cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speelautomatenhal, theater en wellness. Prositutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'.
1.40 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen.
1.41 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair.
1.42 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.
1.43 erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
1.44 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).
1.45 evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
1.46 garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.47 garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.
1.48 gebieden met een hoge archeologische verwachting
deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.
1.49 gebieden van zeer grote archeologische waarde
voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.
1.50 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 gebouwd terras
aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.52 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. verzorgingstehuizen;
- 5. psychiatrische inrichtingen;
- 6. kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
- I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
- II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.53 gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.54 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.55 historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.
1.56 historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.
1.57 hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.58 hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen.
1.59 hoofdgebouw(en)
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.60 hoogwaardig openbaar vervoer
een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.
1.61 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast.
1.62 hotel/pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
1.63 huisvesting in verband met mantelzorg
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
1.64 kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.
1.65 landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.66 kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.
1.67 kwetsbaar object
- Woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten.
- Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen.
- Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd.
- Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.68 maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg), uitvaartcentrum en bibliotheek.
1.69 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.70 moestuin
gronden waarop op kleine schaal groenten, kruiden, bloemen en/of fruit worden verbouwd dan wel geteeld.
1.71 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.72 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.73 ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand GBK 2014-10-01.
1.74 ondergronds bouwwerk
- a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.75 ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.76 ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.77 ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.78 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.79 overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.80 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.81 parkeerdak
plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden.
1.82 parkeergarage
onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren.
1.83 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.84 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
1.85 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.86 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.87 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.88 recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
1.89 seniorenwoning
woning bestemd voor zelfstandig wonende ouderen.
1.90 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.91 speelautomatenhal
een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.
1.92 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad.
1.93 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, abri's en dergelijke.
1.94 straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
1.95 stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.
1.96 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.97 supermarkt
een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.
1.98 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.99 uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.100 verblijfsgebied
binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.
1.101 voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.102 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.103 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.104 winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden.
1.105 wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot.
1.106 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
1.107 woonark
een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dat wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nachtverblijf.
1.108 woonboot
elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen. Hieronder vallen zowel woonschepen als woonarken.
1.109 woonschip
onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren.
1.110 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.111 zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.
1.112 zeer kwetsbaar object
een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.
1.113 zorgwonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot, waarbij met behulp van zorg/ondersteuning door derden, zelfstandig gewoond wordt.
1.114 zorgwoning
een woning in een wooncomplex die bedoeld is voor mensen die uitsluitend met behulp van zorg/ondersteuning door derden zelfstandig kunnen wonen. Het betreft daarbij een woning die geschikt is voor rollatorgebruik dan wel voor rolstoelgebruik. In het wooncomplex zijn extra voorzieningen aanwezig, zoals een ontmoetingsruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.2 de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.
2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.7 de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.8 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.
2.10 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
2.11 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.12 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.13 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.14 het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.
2.15 het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.
2.16 het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:
- a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
- d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
- e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.17 het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.
2.18 het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van intensieve veehouderij;
- b. het telen van gewassen en/of houden van dieren, anders dan in de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- c. bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en groenvoorzieningen;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag van meststoffen, bestrijdingsmiddelen en daarmee naar aard en effect op de waterkwaliteit te vergelijken stoffen, voor zover schadelijk voor de waterkwaliteit;
- b. als opslagplaats voor nieuwe of gebruikte motorvoertuigen, aanhangwagens, machines of (onder)delen daarvan;
- c. als opslag-, stort- of bergplaats voor andere voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. voor detailhandel;
- e. als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-bedrijven niet zijn toegestaan;
- b. een grondwaterzuiveringsinstallatie met bijbehorende voorzieningen;
- c. ondergeschikte detailhandel;
- d. ondergeschikte kantoren;
- e. opslag en uitstalling;
- f. ontsluitingswegen;
- g. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- h. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren;
- b. bewoning (inclusief kamerverhuur) van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen;
- c. opslag van goederen op onbebouwde gronden met een totale stapelhoogte van meer dan 5 meter. De opslag van goederen dient vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken te zijn.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- b. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 17.2.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van moestuinen onder de voorwaarden dat:
- a. het gaat om het telen van groenten, kruiden, kleinfruit en bloemen;
- b. het uitsluitend gaat om hobbymatig gebruik van de gronden als moestuin;
- c. het oprichten van gebouwen niet is toegestaan;
- d. het gebruik als moestuin geen onevenredige hinder oplevert voor omliggende (woon)functies.
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en groenvoorzieningen;
- b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- c. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- d. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag:
- a. indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen;
- b. in overige gevallen mag de tot "Tuin" bestemde gronden geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer, busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen, tunnels en andere waterstaatkundige werken), bermen, waterlopen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een brug met bijbehorende toe- en afritten en/of een onderdoorgang met bijbehorende toe- en afritten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' voor railverkeersvoorzieningen en daartoe benodigde gebouwen, bouwwerken, spoorwegwerken en werken waaronder kunstwerken, zoals bruggen en viaducten, en voor groenvoorzieningen, taluds, bermen, water en wadi's;
- d. (on)gelijkvloerse kruisingen ten behoeve van verkeersdoeleinden, waaronder bruggen, tunnels, viaducten en overkluizingen met bijbehorende voorzieningen, zoals taluds en op- en afritten;
- e. onderhoudspaden, vluchtwegen en vluchttrappen;
- f. groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, en taluds;
- g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat', tevens voor specifiek te beschermen voorzieningen als bedoeld in lid g;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvanginstallatie' tevens voor een zendmast/ontvanginstallatie;
- j. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- k. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- l. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 17.2.
7.2 Bouwregels
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken en;
- b. verkeer te water;
- c. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- d. bijbehorende voorzieningen zoals: groen, sport- en speelvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Leiding - Gas
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Leiding - Hoogspanning
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Leiding - Riool
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Archeologie 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van archeologisch belang).
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 12.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 2 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 13.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
- b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 14 Waterstaat - Waterbergingsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de afvoer van hoog opperwater, sediment en ijs;
- b. de waterhuishouding;
- c. het vergroten van de waterbergings- en afvoercapaciteit van de Waalsprong;
- d. verbetering van de hoofdwaterkering alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit;
- e. ter plaatse van de aanduiding “zandwinning” voor de winning van oppervlaktedelfstoffen in de vorm van zand, grind en bijprodukten als bovengrond en klei, alsmede voor bijbehorende gebouwen, bouwwerken en werken zoals verhardingen en wegen.
- f. het gebruik ten behoeve van de uitvoering van bouwwerken, werken en werkzaamheden, welke passen in het kader van het normale beheer en onderhoud van de waterbergende gronden.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor door het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, gehoord het waterschap, ontheffing is verleend. Ontheffing wordt verleend indien het waterstaatsbelang of belang van de zandwinning hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
- b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 15.5.1 is verleend.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
17.1 Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
17.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, bushaltes, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
- b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
- f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
17.3 Jongerenontmoetingsplaatsen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen binnen de bestemmingen Groen en Verkeer onder de voorwaarden dat:
- a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
- b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
- c. de locatie gelegen is nabij een speelvoorziening;
- d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
- e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.
17.4 Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. bouwen onder peil is toegestaan ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
- b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies;
- c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming [Gemengd] is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximale diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt;
- g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 17.2 is toegestaan.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
18.2 Bed en breakfast
In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en/of wonen, is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.
18.3 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven
18.4 Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
18.5 Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:
- a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
- b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
- d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
- e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
- f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.
De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
18.6 Seksinrichting of escortbedrijf
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 wetgevingzone - waarde archeologie 1
Gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - waarde archeologie 1' hebben een lage tot middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Voor ingrepen van meer dan 2500 m2 en dieper dan 0,30 meter dient er archeologisch vooronderzoek plaats te vinden.
19.2 wetgevingzone - waarde archeologie 4
Gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - waarde archeologie 4' zijn aangewezen als archeologisch rijksmonument en op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient bij het bevoegd gezag een monumentenvergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet te worden aangevraagd.
19.3 Zandwinning
Gronden ter plaatse van de aanduiding 'zandwinning' zijn bestemd voor de winning van oppervlaktedelfstoffen in de vorm van zand, grind en bijprodukten als bovengrond en klei, alsmede voor bijbehorende gebouwen, bouwwerken en werken zoals verhardingen en wegen.
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 21 Overige Regels
21.1 Parkeerregels
21.2 Berging van hemelwater
Ter voorkoming van wateroverlast mag uitsluitend worden gebouwd en verharding worden aangelegd als de berekende retentiecapaciteit in oppervlaktewater, voor de berging van hemelwater, in dan wel buiten het plangebied gerealiseerd wordt.
21.3 Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:
- a. in de eerste plaats de planregels van artikel 9 Leiding - Gas;
- b. in de tweede plaats de planregels van artikel 10 Leiding - Hoogspanning;
- c. in de derde plaats de planregels van artikel 11 Leiding - Riool;
- d. in de vierde plaats de planregels van artikel 15 Waterstaat - Waterlopen;
- e. in de vijfde plaats de planregels van artikel 13 Waarde - Archeologie 3;
- f. in de zesde plaats de planregels van artikel 12 Waarde - Archeologie 2.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
22.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Prins Mauritssingel'.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Model Nijmegen)
Staat van bedrijfsactviteiten
05 | Visserij, kweken van vis en schaaldieren | Cat | Milieu- aspect |
0502 | Kweken van vis en schaaldieren | 3.1 | G-GE30 |
15 | Industrie Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken | Cat | Milieu- aspect |
1511 | Slachterijen (geen pluimveeslachterijen) | 3.2 | G-GE100 |
1513.1 | Vervaardiging van snacks en kant-en-klaar-maaltijden | 3.1 | G-GE50 |
1513.2 | Vervaardiging van vleeswaren (geen snacks) en overige vleesverwerking | 3.1 | G-GE50 |
1551 | Melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 t/j | 3.2 | G100 |
Melkproductenfabrieken v.c. > 55.000 t/j | 4.2 | G100 | |
1552 | Bereiding van consumptie-ijs p.o. = 200 m2 | 2 | G30 |
Bereiding van consumptie-ijs p.o. > 200 m2 | 3.2 | G100 | |
1561 | Vervaardiging van meel (geen zetmeel)< 500 t/u | 4.1 | G200 |
Vervaardiging van meel (geen zetmeel)= 500 t/u | 4.2 | G300 | |
1562 | Vervaardiging van zetmeel < 10 t/u | 4.1 | G-GE200 |
Vervaardiging van zetmeel = 10 t/u | 4.2 | G-GE300 | |
1571 | Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) < 100 t/u | 4.1 | G-GE200 |
Vervaardiging van veevoeder (mengvoeder) = 100 t/u | 4.2 | G-GE300 | |
1572 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 4.1 | G-GE200 |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. < 2.500 kg meel/week | 2 | G-GE30 |
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: v.c. = 2.500 kg meel/week | 3.2 | G-GE100 | |
1582 | Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit | 3.2 | G-GE100 |
1584.2 | Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. = 200 m2 | 2 | G-GE30 |
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. < 2.000 m2 | 3.2 | GE100 | |
Vervaardiging van chocolade en suikerwerk p.o. > 2.000 m2 | 5.1 | GE500 | |
1585 | Vervaardiging van deegwaren | 3.1 | GE50 |
1589 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. | 4.1 | GE200 |
1591 | Distilleerderijen en likeurstokerijen | 4.2 | GE300 |
1596 | Bierbrouwerijen | 4.2 | GE300 |
17 | Vervaardiging van textiel en textielproducten | Cat | Milieu- aspect |
1771 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken | 3.1 | G50 |
1772 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte truien, vesten en pullovers | 3.1 | G50 |
18 | Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont | Cat | Milieu- aspect |
1822 | Vervaardiging van bovenkleding (geen werkkleding en kleding van leer) | 2 | G30 |
1823 | Vervaardiging van onder- en nachtkleding | 2 | G30 |
1824 | Vervaardiging van overige kleding en -toebehoren n.e.g. | 2 | G30 |
20 | Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet e.d. | Cat | Milieu- aspect |
2020 | Vervaardiging van fineer en plaatmaterialen | 3.2 | G-GE100 |
2030.2 | Vervaardiging van overig timmerwerk | 3.2 | G100 |
21 | Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren; uitgeverijen en drukkerijen e.d. | Cat | Milieu- aspect |
2112.1 | Vervaardiging van grafisch papier en karton < 3 t/u | 3.1 | G-GE-S50 |
Vervaardiging van grafisch papier en karton 3 - 15 t/u | 4.1 | G200 | |
Vervaardiging van grafisch papier en karton > 15 t/u | 4.2 | G300 | |
2121.1 | Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton | 3.2 | G100 |
2123 | Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier | 3.2 | G100 |
2125 | Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren | 3.2 | G100 |
22 | Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media | Cat | Milieu- aspect |
2222.1 | Drukkerijen van boeken e.d. | 3.2 | G100 |
2222.2 | Drukkerijen van tijdschriften | 3.2 | G100 |
2222.3 | Drukkerijen van reclame | 3.2 | G100 |
2222.5 | Drukkerijen van formulieren | 3.2 | G100 |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | G30 |
2223 | Grafische afwerking en binderijen | 1 | G10 |
2224 | Grafische reproductie en zetten | 2 | GE30 |
2225 | Overige activiteiten verwant aan de drukkerij | 2 | G-GE30 |
2231 | Reproductie van geluidsopnamen | 1 | G10 |
24 | Vervaardiging van chemische producten | Cat | Milieu- aspect |
2416 | Vervaardiging van kunststof in primaire vorm | 5.2 | GE700 |
2430 | Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek | 4.2 | GE300 |
2442 | Formulering en afvullen geneesmiddelen | 3.1 | G-GE50 |
2466 | Chemische kantoorbenodigdheden fabrieken | 3.1 | G-GE50 |
Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g. | 4.1 | G-GE200 | |
25 | Vervaardiging van producten van rubber en kunststof | Cat | Milieu- aspect |
2522 | Productie van verpakkingsmateriaal en assemblage kunststofbouwmaterialen | 3.1 | G-GE50 |
Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen | 4.1 | GE200 | |
Kunststofverwerkende bedrijven met fenolharsen | 4.2 | GE300 | |
2524 | Vervaardiging van overige producten van kunststof | 4.1 | GE200 |
26 | Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten | Cat | Milieu- aspect |
2612 | Vormen en bewerken van vlakglas | 3.1 | G50 |
2613 | Vervaardiging van holglas | 3.2 | G100 |
2621 | Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens < 40 kW | 2 | G30 |
Vervaardiging van huishoudelijk/sieraardewerk, Elektrische ovens = 40 kW | 3.2 | G100 | |
2661.1 | Vervaardiging van producten van beton voor de bouw | 5.2 | G700 |
2663 | Vervaardiging van stortklare beton p.c. < 100 t/d | 3.2 | G100 |
Vervaardiging van stortklare beton p.c. > 100 t/d | 4.2 | G300 | |
2670 | Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. = 2.000 m2 | 3.1 | G50 |
Natuursteenbewerking, zonder breken zeven en drogen, p.o. > 2.000 m2 | 3.2 | G100 | |
27 | Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van metaal | Cat | Milieu- aspect |
2710 | Vervaardiging van ijzer, staal en ferro-legeringen(EGKS) p.c. < 1.000t/j | 5.2 | G-GE700 |
2751 | Gieten van ijzer p.c. < 4.000 t/j | 4.2 | G300 |
2754 | Gieten van overige non-ferrometalen | 4.2 | G300 |
28 | Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en transportmiddelen) | Cat | Milieu- aspect |
2811 | Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van metalen constructiewerken gesloten gebouw p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2812 | Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van metalen ramen, deuren en kozijnen, p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2851 | Oppervlaktebehandeling, Algemeen | 3.2 | G100 |
Oppervlaktebehandeling, Lakken, moffelen en emailleren | 3.2 | G-GE100 | |
2852 | Overige metaalbewerking, p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Overige metaalbewerking, p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
2863 | Vervaardiging van hang- en sluitwerk | 3.2 | G100 |
2875 | Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.= 200 m2 | 3.1 | G50 |
Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. p.o.> 200 m2 | 3.2 | G100 | |
29 | Vervaardiging van machines en apparaten | Cat | Milieu- aspect |
2911 | Vervaardiging en revisie van motoren en turbines (geen motoren voor vliegtuigen, motorvoertuigen en -fietsen) p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2921 | Vervaardiging van industriële ovens en branders, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2922 | Vervaardiging van hijs-, hef- en andere transportwerktuigen, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2932 | Vervaardiging van landbouwmachines en -werktuigen (geen tractoren), p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2955 | Vervaardiging van machines en apparaten voor de productie van papier, karton en papier- en kartonwaren, p.o. 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
2956 | Vervaardiging van overige machines en apparaten n.e.g. voor specifieke industriële activiteiten, p.o. > 2.000 m2 | 4.1 | G200 |
30 | Vervaardiging van elektrische en optische apparaten en instrumenten | Cat | Milieu- aspect |
3002 | Vervaardiging van computers | 2 | G-GE30 |
31 | Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden | Cat | Milieu- aspect |
3110 | Vervaardiging van elektromotoren en elektrische generatoren en transformatoren | 4.1 | G-GE200 |
3130 | Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad | 4.1 | G200 |
3162 | Vervaardiging van koolelektroden | 6 | GE1500 |
32 | Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparaten en benodigdheden | Cat | Milieu- aspect |
3210 | Vervaardiging van elektronische componenten | 3.1 | G50 |
3220 | Vervaardiging van zendapparaten voor televisie en radio en van apparaten voor lijntelefonie en -telegrafie | 3.1 | G50 |
33 | Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken | Cat | Milieu- aspect |
3310.1 | Tandtechnische bedrijven | 2 | G-GE30 |
3310.2 | Vervaardiging van medische apparaten en instrumenten en overige orthopedische en protheseartikelen | 2 | G-GE30 |
3320 | Vervaardiging van meet-, regel- en controleapparaten (niet voor de bewaking van industriële processen) | 2 | G30 |
3350 | Vervaardiging van uurwerken | 2 | G30 |
34 | Vervaardiging van transportmiddelen | Cat | Milieu- aspect |
3420.1 | Carrosseriebouw | 4 | G200 |
3420.2 | Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers | 4 | G200 |
35 | Vervaardiging van transportmiddelen (geen auto's, aanhangwagens en opleggers) | Cat | Milieu- aspect |
3511 | Nieuwbouw en reparatie van metalen schepen > 25 m1, baggermaterieel, booreilanden e.d. | 5.1 | G500 |
3512 | Nieuwbouw en reparatie van sport- en recreatievaartuigen, metaal < 25 m1 | 4.1 | G200 |
3542 | Vervaardiging van fietsen | 3.2 | G100 |
3543 | Vervaardiging van invalidenwagens | 3.2 | G100 |
3550 | Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g. | 3.2 | G100 |
36 | Vervaardiging van meubels; vervaardiging van overige goederen n.e.g. | Cat | Milieu- aspect |
3611 | Vervaardiging van zitmeubels | 3.2 | G100 |
3612.1 | Interieurbouw | 3.2 | G100 |
3612.2 | Vervaardiging van bedrijfsmeubels | 3.2 | G100 |
3615 | Vervaardiging van matrassen | 3.2 | G100 |
3622 | Vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatiesieraden) | 2 | GE30 |
3630 | Vervaardiging van muziekinstrumenten | 2 | G-GE30 |
3663.1 | Sociale werkvoorziening | 2 | G-GE30 |
3663.2 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 3.1 | G50 |
37 | Voorbereiding tot recycling | Cat | Milieu- aspect |
3720 | Voorbereiding tot recycling van afval (geen metaalafval) | 4.2 | G300 |
40 | Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water | Cat | Milieu- aspect |
4000.1 | Centrale productie van elektriciteit (olie/gas) > 75 MW | 5.1 | G500 |
4000.2 | Decentrale productie van elektriciteit, stoom en warm water | 5.1 | G500 |
4000.3 | Distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en warm water | 4.2 | G300 |
41 | Winning en distributie van water | Cat | Milieu- aspect |
4100 | Winning en distributie van water | 3.1 | G50 |
45 | Bouwnijverheid | Cat | Milieu- aspect |
4511.1 | Slopen van bouwwerken b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Slopen van bouwwerken b.o. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4511.2 | Grondverzet b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Grondverzet b.o. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4521.1 | Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4521.3 | Leggen van kabels en buizen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Leggen van kabels en buizen > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4522 | Dakdekken en bouwen van dakconstructies < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Dakdekken en bouwen van dakconstructies > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4523.1 | Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Aanleggen van wegen, luchthavens, spoorwegen en sportterreinen > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
4523.2 | Stratenmaken < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Stratenmaken > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.1 | Heien en andere funderingswerkzaamheden < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Heien en andere funderingswerkzaamheden > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.2 | Vlechten van betonstaal < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Vlechten van betonstaal > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4525.4 | Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw n.e.g. > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4531 | Elektrotechnische bouwinstallatie < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Elektrotechnische bouwinstallatie > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4532 | Isolatiewerkzaamheden < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Isolatiewerkzaamheden > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4533.1 | Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Loodgieters-, fitterswerk; installatie van sanitair > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4533.2 | Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Installatie centrale verwarmings-/luchtbehandelingsapparaten > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4534 | Overige bouwinstallatie < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige bouwinstallatie > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4541 | Stukadoren < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Stukadoren > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4542 | Timmeren < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Timmeren > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4544 | Schilderen en glaszetten < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Schilderen en glaszetten > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
4545 | Overige afwerking van gebouwen < 2000 m2 | 3.1 | G50 |
Overige afwerking van gebouwen > 2000 m2 | 3.2 | G100 | |
50 | Reparatie van consumentenartikelen en handel | Cat | Milieu- aspect |
5020.1 | Auto-onderdelenservicebedrijven | 2 | G30 |
5020.2 | Bandenservicebedrijven | 2 | G30 |
5020.3 | Reparatie van specifieke auto-onderdelen | 2 | G30 |
5020.4 | Carrosserieherstel | 3.2 | G100 |
5020.5 | Overig onderhoud en slepen van auto's | 2 | G30 |
5030.1 | Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en -accessoires | 2 | G30 |
5030.2 | Groothandel en handelsbemiddeling in banden | 2 | G30 |
5040.1 | Groothandel en handelsbemiddeling in motorfietsen en onderdelen en accessoires daarvan | 2 | G30 |
51 | Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) | Cat | Milieu-aspect |
5121.5 | Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) < 500 t/u | 3.1 | G50 |
Groothandel in veevoeder (geen ruw-, meng- en krachtvoeder) > 500 t/u | 4.2 | G300 | |
5121.8 | Groothandel in overige akkerbouwproducten < 500 t/u | 3.1 | G50 |
Groothandel in overige akkerbouwproducten > 500 t/u | 4.2 | G300 | |
5122 | Groothandel in bloemen en planten | 2 | G30 |
5123.1 | Groothandel in levend vee | 3.2 | G100 |
5123.2 | Groothandel in huisdieren, siervissen, siervogels en wilde dieren | 3.2 | G100 |
5124.1 | Groothandel in huiden en vellen | 3.1 | GE50 |
5131.1 | Groothandel in groenten en fruit | 3.1 | GV50 |
5132 | Groothandel in vlees/vleeswaren, pluimvee, wild/gevogelte (niet levend) | 3.1 | GV50 |
5133.1 | Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten | 3.1 | GV50 |
5134 | Groothandel in dranken | 2 | G30 |
5136 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | G30 |
5137 | Groothandel in koffie/thee/cacao/specerijen (geen ruwe tropische producten) | 2 | G30 |
5138.1 | Groothandel in snacks | 2 | G30 |
5138.3 | Gespecialiseerde groothandel in overige voedings-/genotmiddelen n.e.g. | 2 | G30 |
5139 | Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment | 2 | G30 |
5142.1 | Groothandel in bovenkleding | 2 | G30 |
5142.3 | Groothandel in onderkleding | 2 | G30 |
5142.6 | Groothandel in textielwaren algemeen assortiment | 2 | G30 |
5143.2 | Groothandel in audio- en videoapparaten | 2 | G30 |
5143.3 | Groothandel in beeld- en geluidsdragers | 2 | G30 |
5143.4 | Groothandel in verlichtingsartikelen | 2 | G30 |
5143.5 | Groothandel in overige elektrische huishoudelijke apparaten | 2 | G30 |
5146.2 | Groothandel in medische en tandheelkundige instrumenten, verpleeg- en orthopedische artikelen en laboratoriumbenodigdheden | 2 | G30 |
5147.1 | Groothandel in sportartikelen (geen watersportartikelen) | 2 | G30 |
5147.4 | Groothandel in speelgoed | 2 | G30 |
5147.5 | Groothandel in optische artikelen | 2 | G30 |
5147.8 | Groothandel in muziekinstrumenten | 2 | G30 |
5147.9 | Groothandel in huismeubilair | 2 | G30 |
5148.1 | Groothandel in woningtextiel en vloerbedekking | 2 | G30 |
5148.3 | Groothandel in papier- en kartonwaren (geen verpakkingsmateriaal) | 2 | G30 |
5148.4 | Groothandel in boeken, tijdschriften en ander drukwerk | 2 | G30 |
5148.5 | Groothandel in kantoor- en schoolbenodigdheden (geen schoolboeken, kantoormeubels en -machines) | 2 | G30 |
5148.6 | Groothandel in fietsen en bromfietsen | 2 | G30 |
5148.7 | Groothandel in overige non-food consumentenartikelen n.e.g. | 2 | G30 |
5151.2 | Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. < 100.000 m3 | 4.1 | GV200 |
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen o.c. > 100.000 m3 | 5.1 | GV500 | |
5151.3 | Groothandel in minerale olieproducten (geen brandstoffen) | 3.2 | GE100 |
5152.2 | Groothandel in ferrometalen en -halffabrikaten | 3.2 | G100 |
5152.3 | Groothandel in non-ferrometalen en -halffabrikaten | 3.2 | G100 |
5153.1 | Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in hout en plaatmateriaal b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.2 | Groothandel in verf en verfwaren b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in verf en verfwaren b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.3 | Groothandel in vlakglas b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in vlakglas b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.4 | Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in zand en grind b.o. < 200 m2 | 3.2 | G100 | |
5153.5 | Groothandel in tegels en plavuizen b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in tegels en plavuizen b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.6 | Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in sanitaire artikelen/installatiemateriaal b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.7 | Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel gespecialiseerd in overige bouwmaterialen b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5153.8 | Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in bouwmaterialen algemeen assortiment b.o. > 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5154.1 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in ijzer- en metaalwaren b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5154.2 | Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 | 2 | G30 |
Groothandel in verwarmingsapparaten b.o. < 2000 m2 | 3.1 | G50 | |
5155.1 | Groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing | 3.2 | GV100 |
5155.2 | Groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen | 2 | GR-S-G-GV100 |
5156.2 | Groothandel in papier en karton | 2 | G30 |
5157.1 | Groothandel in autosloopmateriaal b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in autosloopmateriaal b.o. > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5157.2 | Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in ijzer- en staalschroot en oude non-ferrometalen b.o. > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5157.3 | Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Groothandel in overige oude materialen en afvalstoffen b.o. < 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
5161 | Groothandel in gereedschapswerktuigen | 3 | G50 |
5164.1 | Groothandel in computers en -randapparaten e.d. | 3.1 | G50 |
5164.3 | Groothandel in kantoormeubels | 3.1 | G50 |
5165.2 | Groothandel in machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen (geen verpakkingsmachines) | 3.1 | G50 |
5165.3 | Groothandel in intern transportmaterieel | 3.1 | G50 |
5165.4 | Groothandel in machines en apparaten warmte-,koel- en vriestechniek | 3.1 | G50 |
5165.5 | Groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren | 3.1 | G50 |
5165.6 | Groothandel in appendages, technische toebehoren e.d. | 3.1 | G50 |
5165.7 | Groothandel in elektromotoren, elektrotechnische en elektronische instrumenten, schakelkasten en ander installatiemateriaal | 3.1 | G50 |
5165.8 | Groothandel in meet- en regelapparaten | 3.1 | G50 |
5165.9 | Groothandel in overige machines en apparaten voor industrie/ handel | 3.1 | G50 |
5166 | Groothandel in landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren | 3.1 | G50 |
5171.2 | Groothandel in scheepsbenodigdheden en visserijartikelen | 2 | G30 |
5171.3 | Groothandel in emballage | 2 | G30 |
5171.4 | Groothandel in vakbenodigdheden n.e.g. | 2 | G30 |
5171.5 | Overige gespecialiseerde groothandel n.e.g. | 2 | G30 |
5172.2 | Niet-gespecialiseerde groothandel in overige goederen | 2 | G30 |
52 | Detailhandel en reparatie van consumentenartikelen (geen auto's, motorfietsen en motorbrandstoffen) | Cat | Milieu-aspect |
5261 | Postorderbedrijven | 3.1 | G50 |
5263.1 | Colportage | 3.1 | G50 |
5263.2 | Straathandel | 3.1 | G50 |
5271 | Reparatie van schoeisel en lederwaren | 1 | G10 |
5272 | Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten | 1 | G10 |
5273 | Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen | 1 | G10 |
5274 | Reparatie van consumentenartikelen n.e.g. | 1 | G10 |
60 | Vervoer, opslag en communicatie | Cat | Milieu- aspect |
6010 | Vervoer per spoor | 4.2 | G-GV300 |
6021.1 | Openbaar personenvervoer over de weg | 3.2 | G100 |
6021.2 | Geregeld besloten personenvervoer over de weg | 3.2 | G100 |
6022 | Ongeregeld personenvervoer per taxi | 2 | G30 |
6023 | Ongeregeld personenvervoer per autobus | 3.2 | G100 |
6024.1 | Verhuisvervoer b.o, < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Verhuisvervoer b.o, > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
6024.2 | Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, < 1000 m2 | 3.1 | G50 |
Goederenvervoer over de weg (geen verhuisvervoer) b.o, > 1000 m2 | 3.2 | G100 | |
63 | Dienstverlening voor het vervoer | Cat | Milieu- aspect |
6311.2 | Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag < 2000 m2 | 4.2 | G300 |
Laad-, los- en overslagactiviteiten (geen zeeschepen) opslag > 2000 m2 | 5.2 | G700 | |
6312.1 | Opslag in tanks | 3.1 | G50 |
6312.2 | Opslag in koelhuizen e.d. | 3.1 | G50 |
6312.3 | Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) | 3.1 | G50 |
6321 | Overige dienstverlening voor het vervoer over land n.e.g. Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 3.2 | G100 |
64 | Post en telecommunicatie | Cat | Milieu- aspect |
6411 | Nationale postdiensten | 2 | G30 |
6412.1 | Lokale postdiensten | 2 | G30 |
6412.2 | Koeriersdiensten | 2 | G30 |
71 | Verhuur van en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
7110.1 | Verhuur van personenauto's (geen operational lease) | 2 | G30 |
7110.2 | Operational lease van personenauto's | 2 | G30 |
7121 | Verhuur van transportmiddelen vervoer over land (geen personenauto's) | 2 | G30 |
7122 | Verhuur van schepen | 3.1 | G50 |
7123 | Verhuur van vliegtuigen | 3.1 | G50 |
7132 | Verhuur van bouwmachines en -werktuigen | 3.1 | G50 |
7133 | Verhuur van computers en kantoormachines | 3.1 | G50 |
7134.2 | Verhuur van machines en werktuigen n.e.g. | 3.1 | G50 |
7140.3 | Verhuur van leesportefeuilles | 2 | G30 |
7140.4 | Verhuur van kleding, huisraad e.d. | 2 | G30 |
7140.5 | Verhuur van overige roerende goederen n.e.g. | 2 | G30 |
72 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. | Cat | Milieu- aspect |
7250 | Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines | 1 | G10 |
73 | Speur- en ontwikkelingswerk | Cat | Milieu- aspect |
7310.1 | Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van landbouw en visserij | 2 | G-GE30 |
7310.3 | Medisch en farmacologisch speur- en ontwikkelingswerk | 2 | G-GE30 |
7310.4 | Overig natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | G-GE30 |
74 | Overige zakelijke dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
7470.1 | Reiniging van gebouwen | 3.1 | GE50 |
7470.2 | Reiniging van transportmiddelen en overige reiniging n.e.g. | 3.1 | GE50 |
7481.1 | Fotografie | 2 | G30 |
7481.3 | Ontwikkelcentrales | 2 | G30 |
90 | Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
9000.1 | Afvalwaterinzameling en –behandeling <1000.000 i.e. | 4.1 | GE200 |
Afvalwaterinzameling en –behandeling 1000.000 – 3000.000 i.e. | 4.2 | GE300 | |
Afvalwaterinzameling en –behandeling >3000.000 i.e. | 5.1 | GE500 | |
9000.2 | Afvalinzameling | 3.1 | G-GE50 |
9000.3 | Afvalverwerking | ||
- kabelbranderijen | 3.2 | GE100 | |
- Vuilstorten | 4.2 | G-GE300 | |
- Vuiloverslagstations | 4.2 | G-GE300 | |
- Composteerbedrijven: - niet belucht v.c < 5.000 ton/jr. | 4.2 | GE300 | |
v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr. | 5.2 | GE700 | |
v.c. > 20.000 ton/jr. | 4.1 | GE-S200 | |
92 | Cultuur, sport en recreatie | Cat | Milieu- aspect |
9211.1 | Productie van (video)films (geen televisiefilms) | 2 | G30 |
9220.1 | Omroeporganisaties | 2 | G30 |
93 | Overige dienstverlening | Cat | Milieu- aspect |
9301.1 | Wasserijen en linnenverhuur | 3.1 | G50 |
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | G-GE30 |
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | 2 | G30 |
9301.3 | Wassalons, wasserettes | 1 | G10 |
Toelichting op Staat van bedrijfsactiviteiten
Inleiding
In dit bestemmingsplan wordt de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan een "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen". Dit is een lijst waarin de binnen de gemeente Nijmegen voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (vooral brand en explosiegevaar);
- verkeer;
- visuele aspecten.
Gebruikte bronnen
Als belangrijkste bron bij het opstellen van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is gebruik gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten editie 2009 (het "Groene Boekje"). In deze uitgave worden voor een groot aantal bedrijfstypen en activiteiten richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk gegeven, uitgaande van functiescheiding. Uitgangspunt hierbij is de hoofdactiviteit van het desbetreffende bedrijf. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die tenminste thans als het meest gebruikelijk worden beschouwd. In de praktijk blijkt dat vaak de wat zwaardere bedrijfscategorieën al gebruik maken van de Best Beschikbare Technieken (BBT) voor de meest milieubelastende activiteiten.
In de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" is voor de indeling van de bedrijven naar activiteiten, evenals in de VNG-publicatie, uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993, waarvan in de VNG-publicatie overigens op enkele punten is afgeweken.
Model Nijmegen
De lijst Model Nijmegen gaat net zoals voorgenoemde uitgave van de VNG uit van een rustige woonwijk. In de lijst Model Nijmegen is principieel niet afgeweken van de hindercirkels per bedrijfsactiviteit (gevaar, geur, geluid, stof, verkeer en visueel) zoals vermeld in de VNG-publicatie.
De lijst die hier is opgesteld als "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" deelt de bedrijven in een vijftal categorieën en een zevental subcategorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op bedrijven die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 4 en 5 op de potentieel milieuhinder veroorzakende zware bedrijven, meestal fabrieken. In het uitgangspunt voor deze lijst (zie bronnen) heeft men in de lijst van VNG ook nog categorie 6 bedrijven opgenomen. Deze komen echter binnen Nijmegen niet voor en zijn ook niet te verwachten. Deze zijn daarom in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen" niet opgenomen.
Het verschil van deze lijst Model Nijmegen ten opzichte van de lijst van bedrijfsactiviteiten als in de VNG-publicatie zijn:
- bedrijven die niet in Nijmegen voorkomen, zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen, indien deze zich in de toekomst wel binnen Nijmegen willen vestigen zal dit van geval tot geval worden afgewogen;
- dienstverlenende bedrijven, begraafplaatsen, kantoren, detailhandel, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen, agrarische bedrijven en culturele functies zijn niet in deze lijst Model Nijmegen opgenomen. Deze functies krijgen een eigen bestemming en vallen in het bestemmingsplan niet onder de bedrijven;
- activiteiten die niet plaatsgebonden zijn, zijn wel vermeld in de lijst maar krijgen niet vanzelfsprekend een bedrijfsbestemming;
- garagebedrijven en benzineservicestations (met en zonder lpg) zijn niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen en daarmee niet algemeen toegestaan binnen de bedrijfsbestemming. Alleen door een aanduiding of een specifieke bestemming op te nemen kunnen deze bedrijven alsnog worden toegestaan. Dergelijke bedrijven hebben namelijk veelal een dermate ruimtelijke uitstraling dat deze bedrijven alleen op specifieke locaties worden toegestaan.
Categorie-indeling en criteria voor de toelaatbaarheid van bedrijven
In de VNG-publicatie zijn de 10 richtafstanden van de lijst van bedrijfstypen teruggebracht tot zes hoofdcategorieën welke hieronder vermeld staan:
categorie 1 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken. |
categorie 2 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. |
categorie 3 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd en/of verzamelwegen. |
categorie 4 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. |
categorie 5 | bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald. |
categorie 6 | komen in Nijmegen niet voor. |
In tegenstelling echter tot de eerdere VNG uitgave zijn thans deze hoofdcategorieën 3, 4 een 5 verdeeld in de subcategorieën 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2 en 5.3 ieder met hun eigen richtafstanden ten opzichte van gevoelige objecten in een rustige woonwijk en gemengd gebied als hieronder aangegeven:
milieucategorie | richtafstanden | |
rustige wijk | gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1000 m | 700 m |
De richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk, kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Opgemerkt over het bovenstaande dient wel te worden dat indien er sprake is van bedrijvigheid die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen, dan wel voor met name genoemde A-inrichtingen (gezoneerd) als opgenomen in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van geval tot geval moet worden bepaald hoe groot de hinder-/gevarencontour is. Er kan dan niet alleen maar rekening worden gehouden met de in de voorgaande staten vermelde afstanden.
Opzet van de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen
In de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is de categorie-indeling weergegeven op grond van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor is gebruikgemaakt van de SBI codes 1999. Deze indeling wordt hier gebruikt om bedrijfsactiviteiten in te kunnen delen. Het kan dus voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In die gevallen geldt dan de hoogste categorie van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.
In de staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is zoals eerder vermeld eveneens uitgegaan van zonering (afstandscriteria/hindercirkels) ten opzichte van een rustige woonwijk als vermeld in de VNG-publicatie.
Flexibiliteit
De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het is bovendien tijdgebonden. In de praktijk komt het dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. Tevens kunnen de richtafstanden wanneer sprake is van een gemengd gebied met één afstandsstap worden verlaagd. In de regels is daarom bepaald dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning kan afwijken om bedrijven in een naastgelegen hogere categorie dan wel een bedrijf wat niet voorkomt op de Staat van bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen toe te staan. De voorwaarde(n) daarbij is dat de bedrijfsactiviteiten naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven als bedoeld in de betreffende categorie.
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)
Hoofdstuk 1 Staat van horeca-activiteiten
Categorie 1: lichte horeca
Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Lichte horeca
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- ijssalon;
- koffiebar;
- lunchroom;
- snackbar;
- tearoom.
1b. Overige lichte horeca
- bistro;
- grillroom;
- hotel of pension;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice).
Categorie 2: middelzware horeca
Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
2a. Middelzware horeca
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- bedrijven genoemd onder categorie 1a, 1b en 2a met een bedrijfsoppervlak van meer dan 50 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).
Categorie 3: zware horeca
Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn verkeersaantrekkende werking:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Hoofdstuk 2 Toelichting op Staat van horeca-activiteiten
Milieuzonering van horeca-activiteiten
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen. Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) welke mogelijkheden biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:
- geluid;
- geur;
- verkeer.
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats.
Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
- b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.
Categorieën van horeca-activiteiten
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):
Categorie 1: lichte horeca
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:
- a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel, zoals: cafetaria, ijssalon, lunchroom en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
- b. overige lichte horeca, zoals restaurants, hotels en pensions.
Categorie 2: middelzware horeca
Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende werking:
- a. cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen;
- b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. (bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²). Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs grotere verkeerswegen.
Categorie 3: zware horeca
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Het bestemmingsplan heeft betrekking op de Prins Mauritssingel, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen (beiden voorzover gelegen ten noorden van Knoop Lent) en op het noordelijke deel van de Westelijke Parallelroute (thans Margaretha van Mechelenweg genoemd). Het plangebied is voor het overgrote deel in gebruik voor verkeersdoeleinden (waaronder spoorwegdoeleinden). Met het bestemmingsplan wordt de thans bestaande situatie vastgelegd en wordt tevens de aanleg van een extra rijstrook stadinwaarts tussen de Ovatonde en Knoop Lent mogelijk gemaakt.
Voor het plangebied gelden (delen van) de volgende bestemmingsplannen:
- het bestemmingsplan “Stadsas Noord”, vastgesteld door de gemeenteraad van Nijmegen op 11 juni 2003, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 6 januari 2004 en rechtens onaantastbaar bij uitspraak van de Raad van State van 30 juni 2004;
- het bestemmingsplan “Buitengebied Dorp Lent”, vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Elst op 28 november 1989, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 juli 1990 en rechtens onaantastbaar bij Koninklijk besluit van 6 augustus 1992;
- het bestemmingsplan Buitengebied Bemmel 1978, vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Bemmel op 26 april 1979, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 26 juni 1980 en rechtens onaantastbaar bij Koninklijk besluit van 14 februari 1985;
- het bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent – 27 (Geluidsscherm Spoorlijn), vastgesteld door de gemeenteraad op 28 september 2011.
- het bestemmingsplan Landschapszone (vastgesteld door de raad van Nijmegen op 16 december 2009 en rechtens onaantastbaar bij uitspraak van de Raad van State van 22 december 2010);
- het bestemmingsplan Betuweroute gemeente Nijmegen, vastgesteld door de gemeenteraad van Nijmegen op 7 juli 1999, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 1 februari 2000 en rechtens onaantastbaar bij uitspraak van de Raad van State van 2 januari 2002.
Voor het gebied gelden dus deels verouderde bestemmingsplannen, zodat actualisatie van het planologische regime nodig is. Hoewel recent voor de geluidsschermen langs het spoor Nijmegen-Arnhem een bestemmingsplan is vastgesteld, wordt dit plan toch meegenomen in het actualisatieplan. Het spoor en de geluidsschermen aan weerszijden daarvan, liggen namelijk tussen de Prins Mauritssingel en het noordelijke deel van de Westelijke Parallelroute. Op 6 juli 2011 is door de gemeenteraad voor het zuidelijke deel van de Westelijke Parallelroute een nieuw bestemmingsplan vastgesteld (bestemmingsplan Buitengebied Dorp Lent - 26 (Westelijke Parallelroute)). Dit deel van de Westelijke Parallelroute wordt niet meegenomen in het bestemmingsplan Prins Mauritssingel.
1.2 Ligging Plangebied
De Prins Mauritssingel doorkruist het Waalspronggebied. Bijna het gehele tracé van de Prins Mauritssingel wordt met het onderhavige bestemmingsplan geactualiseerd. Alleen het deel ter hoogte en ten zuiden van Knoop Lent maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Knoop Lent bestaat onder andere uit het splitsingspunt Lent, het nieuwe station Nijmegen Lent, het nog te bouwen hotel Van der Valk nabij het station, en een fiets- en voetgangerstunnel onder de Prins Mauritssingel. Ter plaatse van het splitsingspunt splitst de Prins Mauritssingel zich enerzijds richting de nieuwe stadsbrug de Oversteek (via de Graaf Alardsingel) en anderzijds richting de Waalbrug. Dit is planologisch geregeld in het onherroepelijke bestemmingsplan Graaf Alardsingel.
Op onderstaande luchtfoto is de begrenzing van het plangebied (in blauw) aangegeven.
Begrenzing van het plangebied
Ten oosten van het plangebied liggen de (bestemmingsplan)gebieden Laauwik, Landschapszone en Bedrijvenlocatie Ressen (vlek 14). De bestemmingsplannen voor Laauwik en de Landschapszone zijn onherroepelijk en bevinden zich in de uitvoeringsfase. De planvorming over de Bedrijvenlocatie Ressen bevindt zich nog in de ontwikkelfase.
Ten westen van het plangebied liggen de (bestemmingsplan)gebieden Broodkorf/Woenderskamp, Landschapszone en Groot Oosterhout. Het bestemmingsplan voor Broodkorf/Woenderskamp moet nog opgestart gaan worden. Het merendeel van het bestemmingsplan voor Groot Oosterhout is onherroepelijk.
Ten oosten van de Ovatonde zal in de toekomst de Dorpensingel-Oost worden aangelegd. Op 6 juli 2011 is door de raad de beoogde verkeersstructuur voor autoverkeer in Nijmegen Noord vastgesteld. Daarin is onder andere besloten tot aanleg van de Dorpensingel-Oost vanaf 2015. Het aanleggen van de Dorpensingel-Oost wordt in een seperaat bestemmingsplan geregeld; het onderhavige bestemmingsplan regelt dit niet. Alleen de aansluiting van de toekomstige Dorpensingel-Oost op de Prins Mauritssingel ter hoogte van het transferium wordt in dit bestemmingsplan meegenomen. Dit geldt ook voor de aansluiting van de Keizer Hendrik VI Singel op de Prins Mauritssingel. Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het plangebied in breder perspectief aangegeven.
Ligging van het plangebied in breder perspectief
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 1 van de plantoelichting is de ligging van het plangebied zelf en in breder perspectief beschreven en is aangegeven welke bestemmingsplannen op dit moment vigeren. In hoofdstuk 2 is het ruimtelijk beleidskader en in hoofdstuk 3 het sectorale beleidskader beschreven. In hoofdstuk 4 is ingegaan op de milieuaspecten die samenhangen met het bestemmingsplan. In de hoofdstukken 5 en 6 zijn respectievelijk de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 7 is de plansystematiek en de juridische vormgeving beschreven. In hoofdstuk 8 ten slotte is aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports Amsterdam en Rotterdam, de brainport Eindhoven en de greenports met bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.
Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
- de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
In het Barro zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet. Een deel van het Barro is gebaseerd is op eerdere pkb's en beleidsnota's die in de SVIR worden herbevestigd. Deze onderdelen volgen de nahangprocedure en kunnen vervolgens in werking treden. Het betreft de volgende onderdelen:
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- Kustfundament;
- Grote rivieren;
- Waddenzee en waddengebied;
- Defensie;
- Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Daarnaast zijn er recent onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG)
De Wet ruimtelijke ordening geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de Ruimtelijke Verordening zijn gebaseerd op de provinciale Structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. De RVG wordt binnenkort vervangen door de Omgevingsverordening.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie Nijmegen 2013
In september 2013 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. Duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie en kent een brede invulling. In de structuurvisie is gekozen voor duurzame stedelijke ontwikkeling als leidend principe en de speerpunten Typisch Nijmegen, Economische structuurversterking en Karakteristieke wijken.
Hoofdstuk 3 Sectoraal Beleidskader
3.1 Mobiliteit
3.1.1 MER Verkeersstructuur 2006
In 2004 is door de partners in de regio, in overleg met het Rijk, een gemeenschappelijke visie voor de hoofdinfrastructuur in het KAN-gebied vastgesteld. Hierbij is voor het Waaloverkruisend autoverkeer gekozen voor een verdubbeling van de A50 en de aanleg van een nieuwe tweede stadsbrug bij Nijmegen. De gemaakte keuzes zijn erop gericht de doorstroming en bereikbaarheid van de Nijmeegse regio te verbeteren.
Eind 2006 heeft de gemeente Nijmegen een MER verkeersstructuur 2006 opgesteld. In het MER verkeersstructuur 2006 staat de inrichting en de structuur van de hoofdwegen centraal. Hierbij gaat het om de A325, de Prins Mauritssingel, de gebiedsontsluitingswegen en de aansluitingen hiertussen.
Nijmegen Duurzaam Bereikbaar
Op 12 oktober 2011 heeft de Raad de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar vastgesteld, waarin het verkeersbeleid voor de komende jaren wordt beschreven. De gemeente stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal, waarbij de reiziger een keuze tussen een aantal aantrekkelijke alternatieven wordt aangeboden. Soms is de auto de beste keuze, soms de fiets, soms het openbaar vervoer en soms een combinatie van vervoerswijzen. Daarnaast treft de gemeente diverse maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken.
Hierbij is de samenhang tussen mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Het verstedelijkingsbeleid van de gemeente gaat uit van een concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en het openbaar vervoer. Bedrijventerreinen worden zoveel mogelijk aan de rand van de stad gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Transferia worden op strategische plekken aan de rand van de stad gerealiseerd waar overstappen mogelijk is op HOV.
Autoverkeer
Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Al het doorgaande verkeer gaat dan buiten de stad om, terwijl het bestemmingsverkeer de stad vanuit de beste windrichting kan benaderen. Met de opening van de tweede stadsbrug (De Oversteek) in november 2013 is de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderd. De aanleg van De Oversteek is door de gemeente aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren. Accent komt hierbij te liggen op de Groene Route; in Nijmegen-Noord is dat de route tussen beide bruggen, via de Graaf Alardsingel, Splitsingspunt en Prins Mauritssingel-Zuid. De Prins Mauritssingel-Noord is ingedeeld als invalsweg. Mocht de doorstroming op de Groene Route tijdens piekmomenten in gevaar komen, dan zal het inkomende verkeer op de invalswegen worden gedoseerd.
De Westelijke Parallelroute (thans Margaretha van Mechelenweg genoemd) is primair bedoeld als bypass voor de Prins Mauritssingel tijdens de spitsperiodes. We verwachten dat de Margaretha van Mechelenweg tijdens de spitsperiodes voldoende aantrekkelijk wordt om een aandeel van het verkeer (vooral met bestemming Nijmegen-West, via de Stadsbrug) daadwerkelijk van de Prins Mauritssingel af te leiden. Buiten de spitsperiodes is de doorstroomroute Prins Mauritssingel – Graaf Alardsingel een snellere verbinding naar de Stadsbrug. De Margaretha van Mechelenweg is secundair bedoeld voor de ontsluiting van de toekomstige woonwijk Broodkorf. Het grootste aandeel van het verkeer op de Margaretha van Mechelenweg (circa 90%) zal doorgaand verkeer zijn tussen Ovatonde en De Oversteek. De combinatie van beide functies (verbinding en wijkontsluiting) is conform wat de raad in 2007 heeft besloten: de Margaretha van Mechelenweg wordt zo optimaal mogelijk ingepast, met 2x1 rijstroken met optelstroken op de kruisingen met verkeersregelinstallaties.
Fietsverkeer
Nijmegen gaat de komende jaren door met het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Snelfietsroutes zijn lange, doorlopende en aantrekkelijke fietsroutes dwars door de stad. Snelfietsroutes verbinden woonlocaties met belangrijke stedelijke bestemmingen, ook vanuit de regio. Snelfietsroutes zijn zo direct mogelijk en bieden de fietser extra kwaliteit in de vorm van doorstroming (voorrang, minder oponthoud, groen bij verkeerslichten), vlakke verharding (asfalt) en aantrekkelijkheid (autoluw, schone lucht, sociale veiligheid, omgeving). Door de snelfietsroutes willen wij meer forenzen op de (elektrische) fiets krijgen.
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. De kracht van het openbaar vervoer ligt vooral bij zoveel mogelijk gebundelde vervoersstromen. De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het openbaar vervoer (Regiorail). Het HOV-lijnennet gaat voorts de knooppunten, de transferia en de omliggende woongebieden met elkaar verbinden.
Parkeren
Bij de ontwikkeling van nieuwe functies of verbouw van bestaande functies is het gemeentelijk beleid dat er voldoende nieuwe parkeergelegenheid op eigen terrein wordt aangelegd. De parkeernormen voor Nijmegen zijn gebaseerd op de richtlijnen van de CROW (publicatie 182) en worden gebruikt als kentallen voor de parkeerbehoefte. In oktober 2012 zijn de Parkeervisie 2012 en de Nota Parkeernormen Gemeente Nijmegen door de gemeenteraad vastgesteld. Voor fietsparkeren geldt als uitgangspunt dat de vaste stallingsbehoefte op eigen terrein en bij voorkeur inpandig moet worden opgelost bij nieuwbouw. Voorts geldt dat er voldoende fietsparkeervoorzieningen bij openbare gelegenheden worden gerealiseerd.
Raadsbesluit Verkeersstructuur Waalsprong, mei 2007
De gemeenteraad heeft op 9 mei 2007 het besluit ‘Verkeersstructuur Waalsprong’ genomen. Het oorspronkelijke raadsvoorstel van 27 maart 2007 kende de volgende beslispunten:
- 1. Voor de verkeersstructuur Waalsprong te kiezen voor het Collegealternatief 2-I, dat wil zeggen:
- Verbreding van de Prins Mauritssingel tussen Ovatonde en het splitsingspunt naar een weg bestaande uit 2x3 rijstroken;
- Inzet van de parallelroutes (Griftdijk en Vossenpelsestraat) en het treffen van maatregelen op deze routes;
- Het splitsingspunt naar de Stadsbrug ligt hierbij op de zuidelijke locatie onder het spoor en heeft de vorm van een rotonde.
- 2. Alleen als de bijdragen van derden onvoldoende zijn, terug te vallen op de optie van een T-aansluiting voor het splitsingspunt.
Tijdens de raadsvergadering is het amendement ‘Draagvlakalternatief heeft een streepje vóór’ aangenomen. Hiermee zijn de beslispunten als volgt gewijzigd:
1a. Voor de uitvoering van de verkeersstructuur Waalsprong voor de westelijke kant te kiezen voor het draagvlakalternatief d.w.z.:
- verbreding van de Prins Mauritssingel tussen de ovatonde en het zuidelijke splitsingspunt naar 2x3 rijstroken;
- vanaf de Ovatonde een westelijke parallelle route (van 2x1 rijstroken) die zo optimaal mogelijk wordt ingepast;
- een zuidelijke T-splitsing (en als bijdragen van derden voldoende zijn te kiezen voor een zuidelijke rotonde onder het spoor);
1b. Voor de oostelijke kant niet te kiezen voor de Dorpensingel Oost en vooralsnog te kiezen voor de inzet van de oostelijke parallelroute (Vossenpelsestraat) en het treffen van maatregelen op deze route (collegealternatief);
2. Voor de lange termijn worden geen initiatieven genomen die de Dorpensingel Oost ruimtelijk onmogelijk maken omdat ontwikkelingen voor de oostelijke kant van de Waalsprong tot een andere afweging kunnen leiden.
Daarnaast zijn er twee moties aangenomen:
1. Motie: Inzet voor goede fietsverbindingen: Voortvarend een plan aan de raad voor te leggen voor realisering van doorgaande fietsverbindingen aan de noordkant van de Waal. Hiervan dienen oost-westverbindingen binnen dit gebied en een logische aansluiting met de Snelbinder en beide stadsbruggen onderdeel te zijn. De dekking hiervan dient integraal onderdeel te zijn van de voor de verkeersstructuur benodigde financiering.
2. Motie: Geen goede bereikbaarheid zonder goed openbaar vervoer: Gelijktijdig met de geplande verbetering van de bereikbaarheid per auto zal worden geïnvesteerd in realisering van (hoogwaardig) openbaar vervoer aan de noordkant van de Waal. Hiervoor wordt minimaal 5 miljoen euro extra aangewend, als integraal onderdeel van de voor de bereikbaarheid benodigde financiering.
Raadsbesluit Dorpensingel Oost, juli 2011
De gemeenteraad heeft op 6 juli 2011 het besluit Dorpensingel Oost genomen. Daarin heeft de raad het volgende besloten:
- 1. De beoogde verkeersstructuur voor autoverkeer in Nijmegen Noord als één onlosmakelijk geheel vast te stellen conform afbeelding 3 van dit voorstel (de aansluitingsvariant), waarbij onder andere wordt besloten:
- a. tot aanleg van de Dorpensingel Oost vanaf 2015;
- b. tot aansluiting van de Parmasingel op de Prins Mauritssingel bij de Waalbrug volgens de oorspronkelijke plannen uit 2007;
- c. het college opdracht te geven verder te overleggen met Lingewaard om de aanleg van de Dorpensingel Oost en de knip in de Vossenpelsestraat daadwerkelijk te realiseren; met de Stadsregio en de Provincie over bijdragen in de aanlegkosten te overleggen en voorts de benodigde milieuonderzoeken in gang te zetten.
De aansluitingsvariant
Met de voorbereidingen om te komen tot een bestemmingsplan voor de Dorpensingel-Oost, is een aanvang gemaakt.
Raadsbesluit HOV (juni 2012)
De gemeenteraad heeft op 27 juni 2012 het besluit 'Nota Voorkeursbeslissing HOV' genomen. Daarin heeft de raad het volgende besloten:
- 1. De nota Voorkeursbeslissing HOV Nijmegen inclusief bijlagen vast te stellen, inhoudende de volgende strategische keuzes:
- a. Het voorkeurstracé voor de eerste HOV-lijn in Nijmegen: Bemmel/Elst - Prins Mauritssingel én Griftdijk / Woenderskampseweg / Graaf Alardsingel, via de Waalbrug naar de Burchtstraat, Bloemerstraat, Station Nijmegen, spoorkuil, Station Heyendaal en van daaruit in een “rondje” over de Campus;
- b. De ontwikkelstrategie waarbij in gefaseerde stappen toe wordt gewerkt naar de realisatie van de tram en daartoe te starten met de modaliteit HOV-bus op hoofdzakelijk vrijliggende infrastructuur zoveel mogelijk voorbereid op tram.
- 2. Voor de uitvoering van faseringsscenario 1 (2013-2017) een separaat financieel voorstel na de zomervakantie aan de raad voorleggen betreffende de plan- en investeringskosten.
- 3. Gegeven de ambitie om op termijn een systeemsprong naar de tram te maken te besluiten actief deel te nemen aan de BO MIRT-verkenning waarvan de regie ligt bij de Stadsregio Arnhem Nijmegen evenals te blijven participeren in het Europese Sintropher onderzoek naar de reactivering van een lightrail verbinding tussen Kleve en Nijmegen.
Voor het trajectdeel Knoop Lent – Ressen bestaat het voorkeurstracé feitelijk uit twee trajectdelen:
- HOV-verbinding vanaf knoop Lent richting Bemmel via de Prins Mauritssingel;
- HOV-verbinding vanaf knoop Lent richting Elst via de Griftdijk.
De route over de Prins Mauritssingel is gelijk aan de huidige busverbinding RijnWaalSprinter (Brengdirectlijn). Bij de ontwikkeling van Knoop Lent is rekening gehouden met de toekomstige HOV-baan via de Graaf Alardsingel richting Griftdijk. Op de Prins Mauritssingel wordt op het splitsingspunt (Knoop Lent) rekening gehouden met een vrijliggende busbaan stadinwaarts. Op de Prins Mauritssingel wordt in de toekomst een vrijliggende nieuwe HOV-baan aan de westzijde aangelegd tussen de Ovatonde en Knoop Lent. Dit is noodzakelijk bij uitbreiding van de Prins Mauritssingel van 2x2 rijstroken naar 2x3 rijstroken in verband met de aanleg van de nieuwe Stadsbrug. Aan de oostzijde van de Prins Mauritssingel is een vrijliggende busbaan ruimtelijk niet mogelijk; de doorstroming aan deze zijde (stad-uitwaarts) zal echter gegarandeerd worden aan de hand van verkeerslichten.
Met de opening van de Stadsbrug eind 2013 in combinatie met de rijstrookindeling van het splitsingspunt (Knoop Lent) zijn er op de Prins Mauritssingel tussen Vrouwe Udasingel en splitsingspunt eind 2013 al 2x3 rijstroken (feitelijk opstelstroken) aanwezig; op dit wegvak is op dat moment dus ook een nieuwe busbaan stad-inwaarts nodig. Met de verwachte opening van de Dorpensingel rond 2016 zijn op de Prins Maurissingel tussen Ovatonde en Vrouwe Udasingel uiterlijk in 2016 ook 2x3 rijstroken met busbaan stad-inwaarts nodig. De busbaan langs de Prins Mauritssingel stad-inwaarts zal worden aangelegd in het kader van het HOV-raadsbesluit, als onderdeel van 'faseringsstap 1: verbeteren doorstroming HOV-bus (2013 - 2017)'.
Dit bestemmingsplan voorziet in de aanleg van de hierboven genoemde nieuwe vrijliggende HOV-baan aan de westzijde van de huidige Prins Mauritssingel tussen de Ovatonde en Knoop Lent. De aanleg hiervan is noodzakelijk in verband met de uitbreiding van de Prins Mauritssingel van 2x2 rijstroken naar 2x3 rijstroken vanwege de aanleg van de nieuwe Stadsbrug en de daarmee samenhangende reconstructie van het splitsingspunt Lent.
Uit het meest recente verkeersmodel 2012-2022 blijkt dat in de toekomst de volgende verkeersintensiteiten worden verwacht op de Prins Mauritssingel:
Prins Mauritssingel (PMS) | Etmaalintensiteit 2012 | Etmaalintensiteit 2022 |
A15-afrit Keizer Augustusplein | 46.835 | 88.260 |
Afrit Keizer Augustusplein-Oprit PMS | 41.601 | 68.835 |
Oprit PMS-Vrouwe Udasingel | 42.229 | 75.331 |
Vrouwe Udasingel-Graaf Alardsingel | 39.668 | 68.960 |
Graaf Alardsingel-Laauwikstraat | 45.205 | 55.441 |
Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat er sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder. Bij een aantal woningen neemt de geluidsbelasting namelijk toe met 2 dB of meer. Voor de woningen waarbij de geluidsbelasting toeneemt ten opzichte van de eerder verleende hogere waarden, zijn bij besluit van 1 juli 2014 door het college nieuwe hogere waarden vastgesteld. Dit besluit is inmiddels onherroepelijk. Het is daarom niet nodig om bij dit bestemmingsplan hogere waarden vast te stellen.
Collegebesluit 'Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur Waalsprong' (november 2011)
Het college van B&W heeft in november 2011 het besluit 'Uitvoeringsplan Fietsinfrastructuur Waalsprong' genomen. Daarin heeft de raad (onder andere) het volgende besloten:
- 1. vaststellen van het Uitvoeringplan Fietsinfrastructuur Waalsprong, inclusief de hierin genoemde acht majeure kwesties, en het rapport '3 fietstunnels Waalsprong Nijmegen';
- 2. de fietstunnels Laauwik (Groot Brittanniëstraat), Groot Oosterhout (Ressensewal) en Keizer Hendrik VI singel niet te prioriteren, maar deze slechts te verwerken in de ruimtelijke plannen voor de Landschapszone en Groot Oosterhout als no-regretmaatregel.
3.2 Groen, Natuur En Landschap
3.2.1 Beleid
Groen
De Prins Mauritssingel valt onder de primaire bomenstructuur van de Waalsprong.
Europees beleid
Natura2000
Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming.
Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. Rondom Nijmegen gaat het om de Natura2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
De Vogelrichtlijn bevat een lijst van 187 zeldzame of bedreigde vogelsoorten. Voor deze vogelsoorten en voor belangrijke overwinteringsgebieden van trekvogels zijn Speciale Beschermingszones aangewezen waaronder de Uiterwaarden van de Waal.
In de Habitatrichtlijn staat de bescherming van natuurlijke en half-natuurlijke habitats (door mensen bewoonde gebieden) centraal. In de bijlagen van de Habitatrichtlijn worden 500 plantensoorten, 200 diersoorten (geen vogels, omdat die al onder de vogelrichtlijn vallen) en 198 habitats genoemd. Voor de Habitatrichtlijn zijn Speciale beschermingszones aangewezen waaronder de Gelderse Poort.
De uitvoeringsinstrumenten voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 (of kortweg Nb-wet 1998) en Flora- en faunawet (Ff-wet). De Nb-wet regelt gebiedsbescherming, terwijl de Ff-wet de soortbeschermingsaspecten van de Nederlandse natuur beschermt.
Nationaal beleid
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de wet:
- Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
- Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter').
Flora en Faunawet
Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten.
In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
In juni 2013 is door Bureau Waardenburg op basis van bestaande inventarisatiegegevens van beschermde flora en fauna en een aanvullend veldbezoek naar jaarrond beschermde nesten het realiseren van de busbaan getoetst aan de Flora- en faunawet. Geconcludeerd is dat actualisatie van de verspreidingsgegevens van vaatplanten, ongewervelden, vissen, amfibieën, reptielen, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen niet nodig is. Verder is geconcludeerd dat realisatie van de busbaan geen negatieve effecten veroorzaakt voor deze soortgroepen, mits de groenstrook volgens het mitigatieplan voor vleermuizen wordt ingericht. Bij de nestcontrole in 2013 is een roekenkolonie van drie nesten gevonden. Als de bomen gekapt moeten worden, is een ontheffing van artikel 11 van de Flora- en faunawet nodig.
Provinciaal beleid
Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. Landgoed Oosterhout, de uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS.
Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone
Op 14 januari 2014 heeft het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vastgesteld. Deze visie introduceert het zogenoemde Gelders Natuurnetwerk, waarmee het begrip EHS wordt losgelaten. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied van 7.300 ha voor de te realiseren 5.300 ha nieuwe natuur. Buiten dit Natuurwetwerk geldt onder meer de Groene Ontwikkelingszone. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone
Gemeentelijk beleid
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
- inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang;
- een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
- vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen;
- de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.
Voor de Waalsprong ligt de uitdaging in het integreren van het karakter van het oude land in het nieuwe (stedelijke) landschap. Bestaande groene lijnen kunnen zo een rol krijgen in de nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast biedt nieuwbouw bij uitstek de kans om wijken integraal op te zetten en rood en groen in balans vorm te geven. Vanuit ecologisch en recreatief oogpunt is het van belang om goede verbindingen met het omliggende landschap te realiseren.
Handboek Stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen vormt een nadere uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse Groen” ten aanzien van de instandhouding en ontwikkeling van ons bomenbestand. Dit Handboek vormt tevens een toelichting op de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV), waarin de regels ten aanzien van bomen en groen zijn vastgelegd. Daarmee vormt dit Handboek hèt kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan-, en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. Deze vallen buiten het kader van dit handboek. Voor bomen op gronden in eigendom van de gemeente Nijmegen die zijn gelegen buiten de eigen gemeentegrens (zoals Heumensoord), is de regelgeving van de betreffende gemeente van toepassing.
De hoofdpunten van het beleid zijn als volgt:
- Niet alle bomen in Nijmegen zijn gelijk; er wordt onderscheid gemaakt tussen de hoofdboomstructuur en de zogenaamde buurtbomen. Binnen de hoofdboomstructuur staan alle bomen die een bovenlokale bijdrage leveren aan de identiteit/kwaliteit van Nijmegen. In de hoofdboomstructuur wordt gestreefd naar compleetheid en gaafheid. Bomen moeten hier tot volle wasdom kunnen komen. Om die reden geldt een stringent afwegingskader. De bomen die geen deel uitmaken van de hoofdboomstructuur, worden “buurtbomen” genoemd. Dit zijn bijvoorbeeld bomen op woonerven, speelveldjes en langs sportvelden. Voor buurtbomen geldt een minder stringent kader.
- Duidelijke kaders en uitgangspunten bij ruimtelijke ontwikkelingen; bij aanleg of herstructureringen in de openbare ruimte dient zowel boven- als ondergronds voldoende ruimte te worden gecreëerd om een duurzame en vitale ontwikkeling van bomen te waarborgen.
- Duidelijke kaders en uitgangspunten ten aanzien van het boombeheer; met name in de naoorlogse periode en de grootschalige stadsuitbreidingen in de jaren '80 en '90 is niet altijd voldoende geïnvesteerd in goede groeiomstandigheden. Vanwege erfenissen uit het verleden hebben we te maken met toenemende kosten voor het boombeheer (gevoeligheid voor ziekten, wortelopdruk, veiligheidsrisico's en overlast). Het Handboek Stadsbomen geeft aan welke beheerskeuzen moeten worden gemaakt om de kwaliteit van ons bomenbestand duurzaam te waarborgen tegen aanvaardbare kosten. Centrale gedachte daarin is dat een verschuiving plaatsvindt van sturing op kwantiteit (aantallen bomen) naar sturing op kwaliteit (gezondere bomen, mooiere bomen).
- Kapvergunningen objectiever, transparanter en beter reproduceerbaar: met de vaststelling van het Handboek is een puntensysteem voor kapvergunningen geïntroduceerd. Uitgangspunt en doelstelling hiervan is dat een meer integrale en evenwichtige afweging van belangen plaatsvindt.
- Gezien de leeftijdopbouw van het bomenbestand zal de komende jaren een deel van de Nijmeegse bomen het einde van hun levensduur bereiken. Bomen hebben nu eenmaal niet het eeuwige leven. Om die reden wordt een vervangings- en verjongingsplan opgesteld.
De donkere lijnen vormen de primaire structuur, de lichte lijnen vormen de secundaire structuur. In de hoofdbomenstructuur geldt onder andere dat indien een boom gekapt moet worden, deze 1-op-1 gecompenseerd moet worden elders in de hoofdbomenstructuur.
De Prins Mauritssingel valt onder de primaire bomenstructuur van de Waalsprong. Er wordt gestreefd naar actieve versterking/vervolmaking van de hoofdbomenstructuur. Gaafheid en compleetheid van de hoofdbomenstructuur zijn belangrijk om goed aan haar functie te kunnen voldoen.
3.3 Water En Openbare Ruimte
3.3.1 Beleid
Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009 (WIW)
Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is voor water een Masterplan opgesteld. In het Masterplan is het toekomstige watersysteem weergegeven bestaande uit het waterhart (Plassenzone) en het singelsysteem. In het Masterplan zijn de uitgangspunten en hoofdcontouren van dit watersysteem zijn vastgelegd in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009, d.d. 20 november 2009 met kenmerk 9T9874.A0.
Het WIW 2009 is op 26 januari 2010 door het College Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijmegen vastgesteld. Op 24 februari 2010 is het WIW 2009 ondertekend door GEM Waalsprong, Waterschap Rivierenland en Gemeente Nijmegen.
Op basis van het Masterplan wordt voor elk te ontwikkelen gebied een Waterplan opgesteld met een detailontwerp. Als basis geldt dat afstromend regenwater zoveel mogelijk gefilterd moet worden door wadi's zodat het oppervlaktewatersysteem de meest optimale kwaliteit kan krijgen.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016
Het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2010-2016 geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater(overlast). Het GRP beschrijft welke activiteiten en hoeveel geld en personeel nodig zijn om deze zorgplichten uit te voeren. In het GRP 2010-2016 ligt het accent op meer en beter beheren. Dit betekent onder andere:
- gegevens goed op orde krijgen en houden, gericht meten aan de riolering en grondwater, en;
- meer maatwerk bij het vaststellen van de juiste maatregelen op het juiste tijdstip.
Een aantal andere belangrijke uitgangspunten en activiteiten in het GRP 2010-2016 is:
- Om de kwaliteit van riolering op een goed niveau te houden zetten we vaker in op reparatie en renovatie in plaats van op het volledig vervangen van riolen;
- We onderzoeken de gevolgen van de klimaatontwikkeling voor water in de stad;
- We blijven hemelwater afkoppelen van het riool, maar wel minder;
- Bij het afkoppelen zoeken we vooral naar combinaties met verbetering van groen. Ook voor toepassing van vegetatiedaken bij bestaande bebouwing wordt subsidie mogelijk.
- Voor de financiële structuur kiezen we voor een gesloten systeem en daarbij passend voor een geïntegreerde voorziening voor zowel het spaardeel investeringen, als het onderhoud, als de financiële resultaten op de exploitatie.
Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2010)
Het gemeentelijk beleid voor het afkoppelen van hemelwaterafvoer is opgenomen in vastgesteld beleid: Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2010). (Afkoppelnota 2010). Tot 1 april 2012 was de verplichting voor infiltratie van hemelwater op privaat terrein ook vastgelegd in de lokale bouwverordening. Per 1 april 2012 is het nieuwe bouwbesluit op landelijk niveau van kracht geworden. Hierin is de plicht tot infiltratie van hemelwater op eigen terrein vastgelegd. Het bouwbesluit overruled de ontheffingsmogelijkheden uit de Afkoppelnota 2010. In de loop van 2012 zal de Afkoppelnota uit 2010 aangepast worden naar het landelijke beleid.
3.3.2 De watertoets
In het kader van de watertoets heeft overleg tussen het waterschap en de gemeente Nijmegen plaatsgevonden. Dit overleg heeft plaatsgevonden in verband met het feit dat het bestemmingsplan een nieuwe busstrook mogelijk maakt en daardoor leidt tot een toename van het verhard oppervlak.
De waterparagraaf is als volgt opgebouwd:
- 1. Algemeen
- 2. Oppervlaktewater
- 3. Grondwater
- 4. Hemelwater
- 5. Afvalwater
1. Algemeen
De Prins Mauritssingel is de in 2009-2010 omgebouwde voormalige snelweg tussen het centrum van Nijmegen en de Ovatonde. Bij de ombouw is de A325 omgebouwd tot stadsas en voorbereid op de toekomstige aansluiting via Splitsingspunt Lent op de Graaf Alardsingel en de nieuwe Stadsbrug. De ombouw van Splitsingspunt Lent is in 2012 in uitvoering gegaan en valt gedeeltelijk binnen het bestemmingsplan Prins Mauritssingel.
Voor de ontwikkeling van de Waalsprong is een masterplan voor water van toepassing. De meest recente versie is het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong uit 2009 (WIW 2009). Vanuit de Waterplan gedachte is voor de ontwikkeling van de Waalsprong gekozen voor een duurzame ontwikkeling met zoveel mogelijk zichtbaar water van hoge kwaliteit. De leefomgeving van de bewoners van de Waalsprong wordt mede bepaald door de aanwezige vijvers en de zichtbaar afvoerende regenwatersystemen (wadi's). Voor de ontwikkeling van het Splitsingspunt Lent zijn op basis van het WIW 2009 voor waterberging en waterkwaliteit detailafspraken gemaakt tussen de gemeente Nijmegen en het Waterschap Rivierenland. De afspraken zijn voorlopig vastgelegd in:
- Ontwerpnota DO: Uitgangspuntennotitie Waterhuishouding Project Splitsingspunt Lent - Breijn, 11 september 2012 - Documentnummer 220-7000-b34-RAP-002
- Ontwerpnota UO: Waterhuishouding Project Splitsingspunt Lent – Breijn, 10 september 2012 - Documentnummer 220-7000-b34-RAP-001-WHH
Voor de ombouw van de A325 tot Prins Mauritssingel is in het verleden geen waterplan opgesteld. Bij de ombouw is de bestaande waterafvoer intact gebleven. Dit betekent dat het grootste gedeelte van de Prins Mauritssingel afwatert naar de berm. Verder zijn her en der kleine zaksloten aanwezig aan de westkant. Volgens de legger van het Waterschap Rivierenland zijn ten noorden van Laauwik C-watergangen aanwezig. In praktijk zijn dit door hoogteligging en grote afstand tot de rivier droogvallende watergangen. Na de ombouw in 2009-2010 zijn er geen klachten van wateroverlast geweest, zodat geconcludeerd mag worden dat het systeem goed werkt. Een deel van de Prins Mauritssingel valt binnen het project Splitsingspunt Lent. In het Waterplan van Splitsingspunt Lent is aangegeven dat dat deel ook afwatert naar de wadi's van Laauwik.
2. Oppervlaktewater
Algemeen beleidskader
Het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem voor de gehele Waalsprong. De uitgangspunten en hoofdcontouren van dit watersysteem zijn vastgelegd in het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong 2009, d.d. 20 november 2009 met kenmerk 9T9874.A0. Het WIW 2009 is op 26 januari 2010 door het College Burgemeester en Wethouders van gemeente Nijmegen vastgesteld. Op 24 februari 2010 is het WIW 2009 ondertekend door GEM Waalsprong, Waterschap Rivierenland en Gemeente Nijmegen.
Watersysteem Waalsprong
Het stedelijk watersysteem van de Waalsprong bestaat in de eindsituatie in 2020 uit een netwerk van onderling verbonden singels, sloten en drie grote plassen. De singels hebben een meervoudige functie. Allereerst hebben ze een waterbergende functie om het regenwater op te vangen. Verder hebben ze een transportfunctie om onder natte omstandigheden het teveel aan regenwater af te voeren naar de plassen in de landschapszone. Bij hoge waterstanden voeren ze het kwelwater uit de Waal af naar deze plassen. De singels hebben verder een drainerende functie voor de tussenliggende woongebieden Tenslotte hebben de singels een ecologische functie en bepalen ze sterk de kwaliteit van de leefomgeving. De watergangen en singels zijn in beheer en onderhoud bij Waterschap Rivierenland.
Het watersysteem bestaat uit de plassen in de Landschapzone waarin het waterpeil sterk kan fluctueren, met name over het seizoen. Het singelsysteem heeft een min of meer constant waterpeil van 7,60 m+NAP met een beperkte peilstijging gedurende enkele dagen. Vanuit de plassenzone wordt middels gemalen het singelsysteem doorgespoeld. Het singelsysteem bestaat uit een drietal lussen aan de plassenzone:
- singelsysteem Stadseiland;
- singelsysteem Oosterhout;
- de kleine lus van Laauwik;
Het gehele watersysteem van de Waalsprong heeft voor noodgevallen een uitlaatstuw naar de Linge. De uitlaat bevindt zich aan het einde van de Rietgraaf. In principe wordt er geen water ingelaten in het watersysteem, in de plassenzone vindt seizoensberging van water plaats die het surplus en surmin in waterbehoefte kan opvangen.
Watersysteem Prins Mauritssingel
Het watersysteem van de Prins Mauritssingel bestaat niet uit oppervlaktewater. Het is wel direct en indirect verbonden aan het oppervlaktewatersysteem van de Waalsprong. Het systeem is verbonden aan het wadi-systeem van Laauwik, het watersysteem van Splitsingspunt Lent en direct aan de Landschapszone.
3. Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. De afstand ten opzicht van de Waal is ca 1 tot 2 km en de invloed van de kwel is in de bestaande situatie aanwezig. In het plangebied zijn geen watergangen aanwezig met een watertransporterende functie.
Hoogteligging
De gemeente Nijmegen maakt voor de hoogtegegevens gebruikt van de zogenaamde puntenwolk, een met een vliegtuig ingevlogen hoogtemeting. Zichtbaar is dat het huidige maaiveld tussen de Ovatonde en de fietstunnel van de Vrouwe Udasingel redelijk vlak ligt tussen de 10,3 en 10,5 m+NAP. De fietstunnel is geïntegreerd in de spoordijk en aangeaard, bovenop de fietstunnel is het maaiveld ca 11,30 m+NAP. Vanaf de fietstunnel loopt het huidige maaiveld langzaam af in de richting van het Splitsingspunt Lent naar 10,7 a 10,8 m+NAP.
Deklaag
Voor de MER-studie dijkteruglegging Lent is in 2009 grondonderzoek naar de diepe bodemopbouw uitgevoerd. Duidelijk was dat nabij de rivier de deklaag ca 1 m bedraagt en in noordelijke richting met de komgronden tot 5 m kan uitgroeien. Voor het ontwerp van het watersysteem van Splitsingspunt Lent is een groot onderzoek uitgevoerd naar de doorlatendheid en samenstelling van deklaag van het gebied. De deklaag van klei/ leem ter plaatse van de Lentse Lus en ten zuidoosten daarvan bedraagt gemiddeld 1 m. Voor het Splitsingspunt Lent is op basis van recente van gevalideerde meetgegevens een inschatting gemaakt van de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG).
Huidig grondwatersituatie
In de Waalsprong wordt voor de grondwateronttrekkingsvergunning voor het bouwen in de Waalsprong sinds 2000 gemeten. Voor de MER dijkteruglegging Lent wordt sinds maart 2009 de grondwaterstand gemeten nabij de projectlocatie. Grondwatergegevens laten zien dat het grondwater gemiddeld rond 7,5 à 8 m+NAP zich bevind. Bij hoge afvoeren in de Waal boven de 12 m+NAP stijgt het grondwater ongeveer tot 9 m+NAP. Bij de droogteperiode in 2003 zakte het grondwater uit tot 6,6 m+NAP.
Toekomstige grondwatersituatie
Als gevolg van de dijkteruglegging bij Lent met de aanleg van een kwelscherm en de inrichting van het watersysteem Waalsprong zal het grondwaterregime in de toekomst veranderen. De verandering en het effect van het kwelscherm zal gevolgd worden door monitoring. Gemeente Nijmegen en Waterschap Rivierenland hebben een gezamenlijk Meetplan stedelijk Water opgesteld met monitoringsactiviteiten. Vanuit het nationale project Ruimte voor de Waal wordt het effect van het kwelscherm en eventuele aanvullende maatregelen gevolgd gedurende 25 jaar.
4. Hemelwater
Het watersysteem van de Prins Mauritssingel bestaat niet uit oppervlaktewater. Het is wel direct en indirect verbonden aan het oppervlaktewatersysteem van de Waalsprong. De hoofdbaan van de Prins Mauritssingel watert af naar zaksloten, C-watergangen of naar de wadi's van Laauwik. Via de filtering door de wadi komt het water van de Prins Mauritssingel terecht in het WIW-systeem. Voor de afwatering van de hoofdbaan aan de westkant is voorzien in de omvang van de nieuwe zaksloot. Voor de afwatering van de hoofdbaan naar de oostkant (boven Laauwik) geldt dat bij toekomstige ontwikkelingen de afwatering en berging in stand moet blijven.
De nieuwe busstrook watert af naar zaksloten. Er ligt een afstromingsscheiding bij de fietstunnel van de Vrouwe Udasingel onder de spoordijk door. Het noordelijke deel wordt geborgen in een zaksloot met een minimale berging van 10 mm. Het noordelijke deel heeft een bypass naar de duiker onder de spoordijk die twee plassen van de Landschapszone met elkaar verbindt. Het zuidelijke deel watert af en is verbonden aan het watersysteem van Splitsingspunt Lent. Voor de toename van het verhard oppervlak dient compenserende waterberging gerealiseerd te worden. Deze berging mag gerealiseerd worden in droogvallende zaksloten parallel aan de HOV voorziening. Met het Waterschap is afgesproken dat 64 mm berging wordt gerealiseerd (conform de vuistregel voor de bui van T=100+10%). Het Splitsingspunt Lent heeft een bypass naar de A-watergang van het waterschap westelijk van de Spoordijk (de Rietgraaf).
De zaksloten filteren het hemelwater van nutriënten en zware metalen. Voor het geval van extreme neerslag is bij de zaksloten een bypass aanwezig. De bypass watert direct af naar oppervlaktewater. De afvoercapaciteit van de bypass dient te voldoen aan de minimale afvoercapaciteit uit de meeste recente versie van de “Beleidsnota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer”. Parallel aan de busstrook wordt voor een groot deel een strook van 1,5 m grond vastgelegd voor de infiltratiefunctie. Voor zaksloten geldt dat er geen bebouwing of bomen in geplaatst mogen worden.
Ten behoeve van de busstrook van de Prins Mauritssingel dient voor aanleg een waterhuishoudkundig ontwerp en een waterplan te worden gemaakt en ter goedkeuring aan het Waterschap Rivierenland worden aangeboden.
5. Afvalwater
Binnen het gebied wordt geen afvalwater geproduceerd of getransporteerd als gevolg van activiteiten. Voor afvalwater vormt het gebied ten oosten van de spoordijk en ten westen van de spoordijk een apart rioolgebied. Nabij de Ovatonde komen de westelijke- en de oostelijke afvoer van afvalwater bij elkaar. Vanuit daar wordt het afvalwater in noordelijke richting verpompt naar de rioolwaterzuivering in Arnhem-Zuid.
3.4 Cultuurhistorie En Archeologie
3.4.1 Cultuurhistorie
Binnen het gehele plangebied komen géén beschermde monumenten voor. Op één punt doorsnijdt het plangebied wel de waardevolle historische structuur van de Ressensewal. Dit is geen nieuw gegeven en de invloed van dit bestemmingsplan daarop is marginaal. Het bestemmingsplan vormt geen bedreiging voor deze beschermde structuur.
3.4.2 Archeologie
Inleiding
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid is op 30 januari 2013 vastgesteld (Nota nieuw beleid Archeologie) en vervolgens opgenomen in de Nota Cultureel Erfgoed (vastgesteld 15 mei 2013). In beide nota's is de Archeologisch Beleidskaart opgenomen. De beleidskaart kent vijf verschillende waarden, die met kleuren worden aangegeven. Aan de verschillende waarden is een archeologische maatregel gekoppeld. De beleidskaart legt de stand van kennis vast en vormt dus altijd een momentopname. Door nieuw onderzoek en uitwerking van oude onderzoeksgegevens zullen steeds nieuwe inzichten worden verkregen, wat ertoe kan leiden dat de begrenzing van de terreinen ruimer of beperkter wordt of zelfs terreinen van de kaart verdwijnen. Een regelmatige bijstelling van de archeologische beleidskaart is dan ook noodzakelijk. Onderstaand is de actuele beleidskaart opgenomen.
Waarde 4: archeologische rijksmonumenten
De rode terreinen (1% van het Nijmeegse grondgebied) bevatten zulke belangrijke nationale archeologische resten dat ze zijn beschermd op grond van de Monumentenwet 1988. Behoud van deze resten staat voorop. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient, via de gemeente, bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een monumentenvergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet te worden aangevraagd.
Waarde 3: terreinen van zeer grote archeologische waarde
Voor de terreinen, aangegeven met de bruine kleur (20% van het Nijmeegse grondgebied), staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden en daarom dient in alle gevallen waarbij de grond wordt verstoord en behoud of inpassing van de archeologische waarden (behoud in situ) niet mogelijk is, archeologisch onderzoek plaats te vinden. Voor deze categorie gelden geen archeologische maatregelen bij ingrepen in de bodem met een oppervlak kleiner dan 50 m².
Waarde 2: terreinen met een hoge archeologische verwachting
De terreinen, aangegeven met de lichtbruine kleur (16% van het Nijmeegse grondgebied), onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Het betreft het gebied ten zuiden van de Waal, met name de vermoedelijke tracés van verschillende Romeinse wegen. Ten noorden van de Waal betreft het vooral ook het terreinen waar, op grond van de directe nabijheid van een bekende archeologische vindplaats, een hoge archeologische verwachting geldt. Voor deze categorie gelden geen archeologische maatregelen bij ingrepen in de bodem met een oppervlak kleiner dan 100 m².
Waarde 1: zone met lage, middelhoge archeologische of onbekende verwachting
In het gebied aangegeven met een witte kleur (58% van het Nijmeegse grondgebied) is nog geen onderzoek gedaan en is het onbekend waar archeologische resten zich kunnen voordoen. De archeologische verwachting voor deze gebieden is laag tot middelhoog te noemen, maar dat betekent niet dat er geen relevante archeologische sporen, met name uit de prehistorie en Romeinse tijd, kunnen worden aangetroffen. Daarom kiezen wij ervoor dat bij bodemingrepen die een oppervlak van 2500 m² of groter betreffen, er tenminste een archeologisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd. In plangebieden met een dergelijke omvang of groter bestaat een gerede kans dat bij het uitvoeren van een inventariserend booronderzoek of een proefsleuvenonderzoek nog onbekende archeologische resten worden ontdekt en gewaardeerd.
Waarde 0: zone zonder waarde/verwachting
Op de groene terreinen gelden geen restricties (5% van het Nijmeegse grondgebied). Hier is de bodem door eerdere graafwerkzaamheden zodanig verstoord dat er geen archeologische waarden aangetroffen kunnen worden.
Voor de Waarden 1 t/m 3 geldt dat geen archeologische maatregelen noodzakelijk zijn voor ingrepen in de bodem die niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld. Deze 30 cm is de gemiddelde dikte van de bouwvoor op het (voormalig) platteland, en is, in de jarenlange ervaring van de Nijmeegse archeologen, de gemiddelde diepte van de verstoorde bovengrond in de stad.
Plangebied
Het plangebied kent verschillende archeologische waarden die op de archeologische beleidskaart zijn vastgelegd. Het zuidelijk deel van het plangebied ligt in een zone met een nader te onderzoeken belang (waarde 1). In het noordelijke deel van het plangebied ligt een zone van archeologisch belang (waarde 2). Deze zone ligt ingeklemd tussen de archeologische rijksmonumenten Zuiderveld-oost en Zuiderveld-west (zie hierna). In deze zone kunnen onder het wegcunet (nederzettings)sporen uit het midden-neolithicum, de middenbronstijd, de vroege ijzertijd en mogelijk Romeinse tijd worden verwacht.
Ten noorden en ten oosten van de archeologische rijksmonumenten ligt een gebied van zeer hoge archeologische waarde (waarde 3), dat wordt gekarakteriseerd als een van de archeologisch rijkste gebieden van Nijmegen-Noord. Het gemeentelijk beleid voor dergelijke terreinen/gebieden is behoud in situ. Dit betekent dat de archeologische bodemschatten ter plekke in de bodem behouden moeten blijven. Indien behoud in situ niet mogelijk blijkt, moeten alle werkzaamheden in de bodem beneden 30 cm voorafgegaan worden door archeologisch onderzoek.
In het noordelijke deel van het plangebied liggen de archeologische rijksmonumenten Zuiderveld-oost en Zuiderveld-west (waarde 4 op de archeologische beleidskaart). Deze terreinen zijn op grond van de Monumentenwet 1988 beschermd. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient bij het bevoegd gezag een monumentenvergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet te worden aangevraagd.
Regeling
Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang (waarde 1) krijgen een aanduiding op de verbeelding (wetgevingzone – waarde archeologie 1). Bij bodemingrepen groter dan 2500 m2 dient er archeologisch vooronderzoek plaats te vinden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek neemt het Bevoegd Gezag een besluit over eventueel vervolgonderzoek. De terreinen/gebieden met waarde 2 en 3 krijgen de dubbelbestemming waarde - archeologie 2 of waarde - archeologie 3 met bijbehorende regels. Doel van deze maatregel is om de (verwachte) archeologische waarden in de bodem te beschermen. Door het opnemen van deze dubbelbestemming zullen aanvragen van een omgevingsvergunning en sloopmeldingen voor het betreffende gebied eerst beoordeeld moeten worden op hun archeologische waarde. Blijkt dat de bescherming van de verwachte waarden niet of onvoldoende mogelijk is dan dient voorafgaand aan verdere planvorming en uitvoering een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek neemt het bevoegd gezag (gemeente Nijmegen) het besluit of archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. De kosten van het archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe). Voor ontwikkelingen op de archeologische rijksmonumenten Zuiderveld-oost en Zuiderveld-west (waarde 4) dient bij de minister een monumentenvergunning ex artikel 11 van de Monumentenwet te worden aangevraagd. Aan de desbetreffende gronden is op de verbeelding de aanduiding 'wetgevingzone – waarde archeologie 4' gegeven.
Informatieplicht
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988) bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Bedrijvigheid
Bedrijvigheid is in de zin van de Wet milieubeheer die bedrijvigheid die vermeld staat in het Inrichtingen en vergunningen Besluit (Bor-IvB) en als zodanig als inrichting aangemerkt zou kunnen worden. In het nieuwe bestemmingsplan zal de toelaatbaarheid van bedrijven en bedrijfsactiviteiten gekoppeld worden aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten in Nijmegen al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Omdat de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt voor de milieuzonering in het kader van bestemmingsplannen zijn hierbij alleen de ruimtelijk relevante milieuaspecten waaronder geluid, geur, stof, gevaar (vooral brand- en explosiegevaar), verkeer en visuele aspecten van belang. De Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen is een verbijzonderde afgeleide van de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering”.
In het navolgende overzicht zijn alleen die bedrijven binnen het plangebied aangegeven die niet onder de categorieën horeca, sportvoorzieningen, kantoren, woongebouwen, opleidingsinstituten, detailhandel en medische praktijken vallen.
Straat | Huis nr. | Naam | SBI | SBI Omschrijving | Cat | Milieuaspect |
Dijkstraat | ong. | KPN | 61.A | Telecommunicatiebedrijf | 1 | G-10 |
Een grondwaterzuiveringsinstallatie zoals aan de Dijkstraat 1A wordt niet genoemd in de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” en ook niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Model Nijmegen. Installaties die erop lijken (pompen, luchtbehandeling) vallen onder categrorie 1 met een grootste afstand van 10 meter. De grondwaterzuiveringsinstallatie is in dit bestemmingsplan door middel van de bestemming Bedrijf positief bestemd. Aan de UMTS/GSM-mast aan de Dijkstraat is, binnen de bestemming Verkeer, de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' gegeven, zodat deze positief bestemd is.
4.2 Bodem
Voor dit bestemmingsplan is geen bodemonderzoek nodig, omdat er geen (woning)bouwactiviteiten plaatsvinden. Binnen het plan is ter plaatse van de uitbreiding voor de busbaan geen verdachte bodemactiviteit aanwezig, zodat er geen sterke bodemverontreiniging aanwezig is. Ter plaatse van de nog aan te leggen Westelijke Parallelroute blijkt uit bodemonderzoek dat bodemsanering noodzakelijk is (Envita, Verkennend en nader bodemonderzoek Westelijke Parallelroute in Lent, 201971-10/R01, 12 maart 2012) . De rapportage is digitaal te bekijken via http://145.11.60.41/IMAP/multimedia/bodemonderz/5068.pdf. De saneringskosten zijn al in dat project verwerkt. Daarom zullen er voor zover het de bodem betreft geen bijzondere financiële of milieutechnische problemen bestaan.
4.3 Geluid
Het bestemmingsplan maakt stadinwaarts een extra busbaan naast de bestaande Prins Mauritssingel mogelijk. Deze fysieke wijziging van de weg is getoetst aan de Wet geluidhinder. Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat er sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder. Bij een aantal woningen neemt de geluidbelasting toe met 2 dB of meer. Voor de woningen waarbij de geluidsbelasting toeneemt ten opzichte van de eerder verleende hogere waarden moeten nieuwe hogere waarden worden vastgesteld. De hoogste geluidbelasting bedraagt 63 dB vanwege de Prins Mauritssingel. Bij besluit van 1 juli 2014 heeft het college de noodzakelijke hogere waarden vastgesteld. Dit besluit is inmiddels onherroepelijk. Het is daarom niet nodig om bij dit bestemmingsplan hogere waarden vast te stellen.
4.4 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriele regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:
a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit en
b) het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden voor de volgende stoffen: stikstofdioxide (NO2); fijn stof (PM10); benzeen (C6H6); zwaveldioxide (SO2); koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP). In Nederland worden in het algemeen alleen voor NO2 en PM10 mogelijk overschrijdingen verwacht.
De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.
Getalsmatig kan de normering voor NO2 en PM10 als volgt weergegeven worden:
norm | Ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 | 40 ug/m3 | 1-1-2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 ug/m3 | 1-6-2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar >50 ug/m3 | 1-6-2011 |
Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:
- aannemelijk is gemaakt dat het plan niet leidt tot het overschrijden van een grenswaarde (vanaf ingangsdatum) danwel niet leidt tot een toename van reeds bestaande overschrijding van een grenswaarde;
- aannemelijk is gemaakt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; danwel bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit, door een met het plan samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (saldering);
- aannemelijk is gemaakt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen (zgn. NIBM-plan);
- (art. 5.16 lid 1 onder d Wm) de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd is genoemd, beschreven ofwel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een vastgesteld programma, bijvoorbeeld het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).
Een IBM-plan mag geen bijdrage leveren aan een verslechtering van de luchtkwaliteit op plaatsen waar de grenswaarden overschreden worden of dreigen te worden. Indien door een IBM-plan wel een bijdrage geleverd wordt aan een verslechtering boven de grenswaarde, dan moet aan het plan maatregelen gekoppeld worden om deze bijdrage te compenseren.
Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht geworden. Het NSL is een programma als bedoeld in artikel 5.16 lid 1 onder d Wm. Het NSL bevat een pakket van ruimtelijke ontwikkelingen c.q. projecten (Bijvoorbeeld (rijks)wegen, woningen, landbouw en industrie) en maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Met deze maatregelen zal Nederland tijdig aan de Europese luchtnormen voldoen. Deze maatregelen zijn onder meer: nationale, generieke maatregelen van het Rijk (stimulering roetfilters, belastingvoordeel voor schone auto's, etc.) en daarnaast maatregelen op het hoofd- of onderliggend wegennet zoals doorstromingsmaatregelen, snelheidsverlaging en schermen.
Het plangebied Nijmegen Prins Mauritssingel past binnen het woningbouwproject “Nijmegen Waalsprong”, dat als IBM-project opgenomen is in dit NSL onder IB-nr. 279. Tevens is de hoofdinfrastructuur van de Waalsprong (o.a. Nijmegen Stadsas onder IB-nr. 298, nu geheten Prins Mauritssingel) onderdeel van het NSL.
In het NSL zijn tevens maatregelen opgenomen om de doorstroming op de Prins Mauritssingel te verbeteren, zoals:
- een Transferium/P&R bij knooppunt Ressen en het instellen van een buslijn de Waalsprinter;
- DVM-maatregelen op de PMS zodanig dat geen sprake is van stagnerend verkeer.
Het onderhavige bestemmingsplan maakt deze maatregelen niet onmogelijk.
Ten behoeve van de definitieve vaststelling van het NSL is het rekeninstrument Saneringstool (versie 3.1) ontwikkeld. De omvang van “de saneringsopgave” voor luchtkwaliteit wordt met dit instrument op een eenduidige en uniforme wijze in kaart gebracht. Het positieve effect op de luchtkwaliteit van de maatregelen is bepaald door middel van de Saneringstool 3.1. In deze Saneringstool leidt het inbrengen van de IBM-projecten in Nijmegen alsmede de voorgestelde maatregelen tot het tijdig oplossen van de knelpunten in de luchtkwaliteit in Nijmegen.
Het onderhavige bestemmingsplan voldoet met haar projectkenmerken aan de in het NSL opgenomen projectkenmerken. In de gebruikte verkeersmodellen voor de Saneringstool (versie 3.1) zijn de verkeerseffecten opgenomen van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in Nijmegen (waaronder de eerdergenoemde in het NSL opgenomen IBM-projecten. Het onderhavige bestemmingsplan voldoet daarmee aan de luchtkwaliteitsregelgeving.
Ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
- geen afstandscriterium;
- niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1e lijnsbebouwing);
- GGD Amsterdam heeft het advies “niet in 1e lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.
Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze GGD-richtlijnen.
In dit plan worden geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt danwel komt door het bestemmingsplan de relevante weg (Prins Mauritssingel) niet binnen 50 meter van gevoelige bestemmingen te liggen, zodat dit aspect niet relevant is en geen belemmering oplevert voor het plan.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Algemeen
Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden:
a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en;
b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen.
De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's. Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden aangegeven. Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt getoetst aan de hand van oriënterende waarden.
Ad a)
De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsgebonden risico's, zoals hierboven aangegeven. Een inrichting waarop het besluit van toepassing zou zijn is binnen het plangebied niet aanwezig. Er zijn ook buiten het plangebied geen inrichtingen gelegen waarvan de invloedssfeer tot in het plangebied reikt.
Ad b)
Voor de externe veiligheid door vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen geeft voor wegen, vaarwegen en buisleidingen het rapport van Arcadis "Bouwstenen voor een inhaalslag" (16 januari 2003) een indicatie met betrekking tot de veiligheidsrisico's. Voor vervoer over het spoorvervoer in de Waalsprong wordt hiervoor echter uitgegaan van het rapport Externe veiligheid spooromgeving Waalspronggebied (24 oktober 2008). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen zijn/worden Algemene Maatregelen van Bestuur opgesteld. Het “Besluit externe veiligheid buisleidingen” is op 1 januari 2011 van kracht geworden, het “Besluit transportroutes externe veiligheid” zal naar verwachting nog in 2012 van kracht worden.
Binnen het plangebied zijn de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en de Prins Mauritssingel aanwezig waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied wordt voorts gekruist door een hogedrukgasleiding van de Gasunie. Het zuidelijk deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de rivier de Waal (1500 meter).
4.5.2 Verantwoording
Plaatsgebonden risico (PR)
Voor al de boven beschreven risicobronnen geldt dat de onderscheiden plaatsgebonden risico's dermate laag zijn dat een PR 10-6–contour niet kan worden berekend. Het PR vormt daarom ook geen beperking voor de planontwikkeling.
Groepsrisico (GR)
Het plan omvat alleen een vastlegging van de huidige situatie voor wat betreft de spoorlijn en de hogedrukgasleiding en een beperkte wijziging voor wat betreft het aantal rijstroken voor de Prins Mauritssingel stadinwaarts, dit ten behoeve van het openbaar vervoer. Het plan ligt aan de periferie van het invloedsgebied van de rivier de Waal. Een relevante verhoging van de vervoersstromen met gevaarlijke stoffen maakt geen onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan. Voorts kan opgemerkt worden dat binnen het plangebied slechts één woning aanwezig is en het plan ook verder niet voorziet in het realiseren van (beperkt) gevoelige bestemmingen. Weliswaar zullen binnen het plangebied personen aanwezig kunnen zijn, deze worden echter nagenoeg totaal gekwalificeerd als voorbijgangers/reizigers. Binnen het plangebied is het aantal aanwezigen/verblijvenden minder dan 10 personen.
Ondergrens van groepsrisicoverantwoording
Wanneer zich binnen het invloedsgebied van een risicobron binnen het plangebied niet meer dat tien personen bevinden, is er geen sprake van groepsrisico en kan verantwoording geheel achterwege blijven. Deze situatie doet zich binnen het onderhavige plangebied voor, een nadere verantwoording van het groepsrisico is daarom niet aan de orde.
Advies Veiligheidsregio Gelderland Zuid
De Veiligheidsregio Gelderland Zuid (sector Brandweer) heeft laten weten in dit specifieke geval geen gebruik te zullen maken van het adviesrecht over de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. De reden daarvoor is dat het bestemmingsplan een actualisatie betreft van een plan met overwegend een verkeersfunctie. Deze functie wijzigt niet in de toekomstige versie. De invloed van de actualisatie op het externe veiligheidsrisico is dan ook verwaarloosbaar. Bijkomstige reden is het gegeven dat de functie verkeer niet of nauwelijks bijdraagt aan de omvang van het groepsrisico.
Conclusie
Externe veiligheid vormt binnen dit plan geen obstakel voor het realiseren van het bestemmingsplan, ook omdat een en ander niet leidt tot meer dan 10 aanwezigen/verblijvenden binnen het plangebied. De bovenstaande verantwoording groepsrisico dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen (vastgesteld door de gemeenteraad op 12 februari 2014) en de daarin gemaakte keuzes.
4.6 Fysieke Veiligheid
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt hier voorwaarden aan de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
Bereikbaarheid
Het plangebied kent met name een verkeersfunctie; namelijk de Westelijke Parallelroute, het spoor Arnhem-Nijmegen en de Prins Mauritssingel. Zowel de Westelijke Parallelroute als de Prins Mauritssingel zijn van belang voor de bereikbaarheid van het spoor in geval van calamiteiten. Het spoor wordt hier in de toekomst voorzien van geluidsschermen met (vlucht)deuren om de 100 meter. Van belang is dat deze deuren bereikbaar blijven voor hulpverleners (v.a. Westelijke Parallelroute/busbaan Prins Mauritssingel). De panden die in het plangebied liggen moeten tot 10 meter te benaderen te zijn door brandweervoertuigen.
Bluswatervoorziening
De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Bij de panden in het plangebied dient binnen 40 meter van de toegang tot het pand een primaire bluswatervoorziening te liggen (over het algemeen een brandkraan met een capaciteit van 30 m3/h voor woningen en 60 m3/h voor overige functies). Gezien de ligging van het spoor tussen de Prins Mauritssingel en de Westelijke Parallelroute ligt het voor de hand om langs deze wegen de primaire bluswatervoorziening dusdanig in te richten dat men bij incidenten op het spoor voldoende bluswater heeft. Hierover zou nader overleg plaats moeten vinden. De algemene voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in artikel 6.30 en 6.37 van het Bouwbesluit en de nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan, wanneer bij de verdere uitwerking van het plan aandacht wordt besteed aan de bovengenoemde aandachtspunten.
4.7 Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. Zeker in de relatief stenige omgeving rond dit project kan het microklimaat extremer zijn en tot hinder leiden. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Desondanks blijft dit een locatie met bronnen voor luchtverontreiniging, zoals door verkeer opwervelend stof. Hierin kan in het ontwerp rekening gehouden worden door te zorgen voor het afvangen van luchtverontreiniging (hagen, boombeplanting etc.).
4.8 Kabels En Leidingen
In het plangebied is sprake van een aantal leidingen die planologisch relevant zijn. Deze leidingen zijn opgenomen op de verbeelding en voorzien van een dubbelbestemming. In de dubbelbestemming is de bescherming van de leidingen gewaarborgd door een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.
Het betreft de volgende leidingen:
- Twee ondergrondse hoogspanningsverbindingen ten noorden en oosten van de ovatonde/Keizer Augustusplein. Het betreft de lijnen Nijmegen - Bemmel (50 kV) en Nijmegen - Zevenaar (150 kV).
- Twee 48" gastransportleidingen (Gasunie) ten zuiden van de ovatonde/Keizer Augustusplein.
- Twee rioolwaterpersleidingen ten zuiden en westen van de ovatonde/Keizer Augustusplein.
Hoofdstuk 5 Bestaande Situatie In Het Plangebied
5.1 Infrastructuur
Het merendeel van het plangebied is in gebruik voor infrastructuur. Dit betreffen de Prins Mauritssingel, de Margaretha van Mechelenweg, en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. Hierna zal het huidige profiel van de Prins Mauritssingel en de Margaretha van Mechelenweg worden beschreven.
Prins Mauritssingel
Stadinwaarts
De Prins Mauritssingel heeft stadinwaarts het volgende profiel:
- Vanaf de noordelijke gemeentegrens tot aan de ovatonde:
- twee rijstroken, een uitvoegstrook voor autoverkeer richting ovatonde, in-uitvoegstrook voor de bus.
- Vanaf de ovatonde tot voor het kruispunt met de tijdelijke bouwweg:
- twee rijstroken en een invoegstrook op de Prins Mauritssingel die overgaat in een vrijliggende busbaan.
- Ter plaatse van het kruispunt met tijdelijke bouwweg:
- twee rijstroken, vrijliggende busbaan, een afslag richting tijdelijke bouwweg.
- Vanaf kruispunt met tijdelijke bouwweg tot het kruispunt met Vrouwe Udasingel:
- twee rijstroken, vrijliggende busbaan en afslag richting Vrouwe Udasingel.
- Vanaf kruispunt met Vrouwe Udasingel tot aan zuidelijke plangrens ten noorden van Knoop Lent:
- twee rijstroken en een vrijliggende busbaan.
Staduitwaarts
De Prins Mauritssingel heeft staduitwaarts het volgende profiel:
- Vanaf zuidelijke plangrens ten noorden van Knoop Lent tot aan kruispunt met Vrouwe Udasingel:
- drie rijstroken.
- Vanaf kruispunt met Vrouwe Udasingel tot kruispunt met tijdelijke bouwweg:
- twee rijstroken met busbaan/uitvoegstrook naar tijdelijke bouwweg.
- Vanaf kruispunt met tijdelijke bouwweg tot aan ovatonde:
- twee rijstroken met eerst vrijliggende busbaan die overgaat in een uitvoegstrook naar ovatonde; halverwege de uitvoegstrook begint een vrijliggende busbaan naar de ovatonde.
- Vanaf ovatonde tot aan noordelijke gemeentegrens:
- twee rijstroken, invoegstrook op de Prins Mauritssingel richting A15-Bemmel, uitvoegstrook voor de bus.
Margaretha van Mechelenweg
De Margaretha van Mechelenweg vormt de verbindingsweg tussen de ovatonde in het noorden en de Graaf Alardsingel in het zuiden en ligt ten westen van en parallel aan de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. De weg bestaat uit 2x1rijstroken.
Spoorlijn Arnhem-Nijmegen
De spoorlijn Arnhem-Nijmegen betreft een geëlectrificeerd spoor en bestaat in het plangebied grotendeels uit twee sporen. Ten noorden van de ovatonde bestaat de spoorbaan uit drie sporen in verband met de zuidelijke boog van de Betuweroute.
5.2 Overige Functies
Op de gronden aan de noordgrens van het plangebied, tussen de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en de Prins Mauritssingel, staat een voormalige agrarische bedrijfswoning. Verder zijn in het zuidelijke deel van het plangebied, direct aan de Magaretha van Mechelenweg, een grondwaterzuiveringsinstallatie en een UMTS/GSM-mast aanwezig.
Hoofdstuk 6 Toekomstige Situatie In Het Plangebied
6.1 Infrastructuur
Prins Mauritssingel
Stadinwaarts
Het profiel van de Prins Mauritssingel stadinwaarts zal op één onderdeel worden aangepast. Op het gedeelte van de Prins Mauritssingel tussen de ovatonde en Knoop Lent zal een vrijliggende busbaan worden aangelegd. Daardoor zal het wegprofiel op dit wegvak in de toekomst bestaan uit drie rijstroken voor autoverkeer en een vrijliggende busbaan. Hieronder is het beoogde dwarsprofiel weergegeven.
Beoogd dwarsprofiel van de nieuwe busbaan tussen de Ovatonde en de fietstunnel Vrouwe Udasingel-Margaretha van Mechelenweg
Beoogd dwarsprofiel van de nieuwe busbaan tussen de fietstunnel Vrouwe Udasingel-Margaretha van Mechelenweg en Knoop Lent
Staduitwaarts
Staduitwaarts zal het profiel van de Prins Mauritssingel niet gewijzigd worden. Er komt geen rijstrook bij.
Margaretha van Mechelenweg
De Margaretha van Mechelenweg bestaat uit twee rijstroken met aan één zijde een vrijliggend fietspad.
Spoorlijn Arnhem-Nijmegen
Langs een deel van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen zijn geluidsschermen geplaatst. Het tracé waarlangs de geluidsschermen zijn dan wel worden gerealiseerd, loopt van de spoorbrug over de Waal (km 15.480 in de kilometrering die ProRail hanteert) tot het bestaande scherm nabij de Stationsweg in Ressen (km 12.180). Langs het zuidelijk deel van het tracé worden aan twee zijden van de spoorlijn geluidswerende voorzieningen worden aangebracht. Langs het noordelijk deel van het tracé is alleen aan de westzijde van de spoorlijn een geluidsscherm gerealiseerd. De geluidsschermen hebben, afhankelijk van het gedeelte van het traject waar ze worden geplaatst, een hoogte die varieert van 1,5 tot 3 meter (gemeten ten opzichte van bovenkant spoorstaaf).
6.2 Overige Functies
Een agrarische bedrijfswoning is in het bestemmingsplan als zodanig bestemd. De grondwaterzuiveringsinstallatie en de UMTS/GSM-mast aan de Magaretha van Mechelenweg blijven gehandhaafd en zijn positief bestemd.
Hoofdstuk 7 Plansystematiek En Juridische Vormgeving
7.1 Algemeen
De planvorm moet erop gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld.
7.2 Regels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht) en de bijlagen (met de Staat van bedrijfsactiviteiten en de Staat van horeca-activiteiten).
Inleidende regels
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
Enkelvoudige bestemmingen
De bestemmingen Agrarisch, Bedrijf, Groen, Tuin, Verkeer en Water zijn allemaal enkelvoudige bestemmingen. Deze bestemmingen zijn opgenomen voor locaties waar slechts één hoofdfunctie is toegestaan.
Dubbelbestemmingen
De bestemmingen Leiding - Gas, Leiding - Hoogspanning, Leiding - Riool, Waarde Archeologie - 2, Waarde Archeologie - 3, Waterstaat - Waterbergingsgebied, en Waterstaat - Waterlopen zijn dubbelbestemmingen. Deze bestemmingen vallen samen met enkelvoudige bestemmingen. De dubbelbestemmingen kunnen onderling ook samenvallen. Er gelden dan meerdere dubbelbestemmingen voor dezelfde gronden. Bij de algemene regels is een voorrangsregeling opgenomen voor de situatie dat dubbelbestemmingen samenvallen.
Algemene regels
De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (zoals beeldende kunst, ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (zoals aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven) en overige regels.
Overgangs- en slotregels
Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).
7.3 Flexibiliteitsbepalingen
Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouwmogelijkheden reeds bieden, zijn er extra mogelijkheden onder voorwaarden. Deze extra mogelijkheden kunnen worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. Met de gemeenteraad is echter afgesproken dat in nieuwe actualisatie bestemmingsplannen in beginsel geen gebruik meer wordt gemaakt van de mogelijkheid om wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden op te nemen. De raad wil namelijk zelf de plannen kunnen vaststellen waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit houdt in dat voor ontwikkelingen die niet in dit bestemmingsplan zijn opgenomen een postzegelbestemmingsplan moet worden opgesteld. Er zijn nog wel wijzigingsbevoegdheden opgenomen bij de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3.
Wijzigingsbevoegdheden
Bij de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 en 3 zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om deze dubbelbestemming te kunnen laten vervallen of juist op te nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Omgevingsvergunning
Het aantal mogelijkheden om een omgevingsvergunning (vml binnenplanse ontheffing) te verlenen is in dit bestemmingsplan beperkt. Uitgangspunt is zoveel mogelijk rechtstreekse flexibiliteit (bouw- en gebruiksmogelijkheden) te bieden ter voorkoming van extra procedures.
Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (vml aanlegvergunning) en/of het slopen van een bouwwerk (vml sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.
7.4 Agrarische, Economische En Maatschappelijke Functies
In het plangebied is één agrarische bedrijfswoning aanwezig. Aan deze agrarische bedrijfswoning en bijbehorend perceel is de bestemming Agrarisch en de bestemming Tuin gegeven. Binnen de bestemming Agrarisch is een bouwvlak opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw mag worden opgericht. Binnen het bouwvlak mogen ook bijgebouwen en aan- en uitbouwen worden gerealiseerd. De bestemming Tuin ligt aan de voorzijde van de woning. Binnen de bestemming Tuin zijn slechts beperkte bebouwingsmogelijkheden opgenomen.
Op grond van de algemene regel "Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten" zijn in woningen alsmede in aan- en uitbouwen onder voorwaarden andere functies toegestaan in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn niet toegestaan in (vrijstaande) bijgebouwen. In de regels is onder de begrippen gedefiniëerd wat onder aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten moet worden verstaan.
Verder is in het plangebied, aan de Dijkstraat, een grondwaterzuiveringsinstallatie aanwezig. Op de desbetreffende grond is in het bestemmingsplan de bestemming Bedrijf gelegd, inclusief een bouwvlak. De hoofdbebouwing van de grondwaterzuiveringsinstallatie ligt binnen dit bouwvlak. Aan een deel van het perceel is, afgezien van de bestemming Bedrijf, tevens de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterzuiveringsinstallatie' toegekend. Op dit deel van het perceel mogen maximaal vier (zee)containers worden geplaatst ten behoeve van de grondwaterzuiveringsinstallatie.
Tevens staat aan de Dijkstraat een UMTS/GSM-mast met enkele kleine bijbehorende gebouwtjes. De UMTS/GSM-mast is positief bestemd door daaraan, binnen de bestemming Verkeer, de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' te geven. De maximaal toegestane hoogte van de mast bedraagt 30 meter. De kleine bijbehorende gebouwtjes zijn niet specifiek bestemd; deze vallen onder de regeling omtrent de (bouw)werken ten algemenen nutte en zijn op die manier positief bestemd.
7.5 Openbare Ruimte
De openbare ruimte in het bestemmingsplangebied wordt voor het overgrote deel benut ten dienste van de functie verkeer. Dit betreft niet alleen autoverkeer op de Prins Mauritssingel en de Margaretha van Mechelenweg, maar ook railverkeer op het spoor Arnhem-Nijmegen. Een beperkt deel van de openbare ruimte in het plangebied bestaat uit groen en water.
Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de Prins Mauritssingel (inclusief Ovatonde), de Margaretha van Mechelenweg en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. Onder de bestemming Verkeer worden geregeld wegen, pleinen, busbanen, fiets- en voetpaden, bruggen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Op de gronden met de aanduiding 'railverkeer' zijn ook railverkeersvoorzieningen en daartoe benodigde gebouwen, bouwwerken, spoorwegwerken en werken waaronder kunstwerken, zoals bruggen en viaducten, toegestaan. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk. Daarnaast zijn op basis van de algemene regel "(Bouw)werken ten algemene nutte" tevens straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. toegestaan. Op grond van de definitiebepaling van straatmeubilair behoren ook de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bewegwijzering, verlichting, afvalinzamelsystemen, informatie- en reclameobjecten, e.d. tot de mogelijkheden. Deze aanvullende bepaling geldt overigens voor alle bestemmingen. Ook is er een algemene regel opgenomen voor "Beeldende kunst". Binnen alle bestemmingen is het oprichten van beeldende kunst tot een maximale bouwhoogte van 10 meter toegestaan. Verder zijn er bij de algemene regels "Parkeerregels" opgenomen. Wanneer er gebouwd wordt dan wel het gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken wijzigt, dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.
Groen
De in het plangebied voorkomende grotere openbare groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemd hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan.
Water
Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, is de bestemming Water toegekend. In dit geval is daarvan alleen sprake ter plaatse van het perceel waarop de grondwaterzuiveringsinstallatie is gevestigd. In andere gevallen valt water onder de bestemming Verkeer dan wel Groen. Gronden met de bestemming Water zijn bestemd voor de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en -berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken, kunstwerken zoals bruggen, duikers en andere waterstaatkundige werken. Ook zijn bijbehorend voorzieningen zoals groen, sport- en speelvoorzieningen mogelijk.
Leiding - Gas
Met de dubbelbestemming Leiding-Gas is de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding aangegeven. In het bestemmingsplan is rondom de leiding een zone van in totaal circa 17 meter aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Er kan wel een omgevingsvergunning, na advies van de leidingbeheerder, worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Leiding - Hoogspanning
Met de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning is de ondergrondse hoogspanningsleiding aangegeven. In het bestemmingsplan is rondom de leiding een zone van in totaal circa 20 meter aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Er kan wel een omgevingsvergunning, na advies van de leidingbeheerder, worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Leiding - Riool (dubbelbestemming)
Met de dubbelbestemming Leiding-Riool is de rioolwatertransportleiding aangegeven. In het bestemmingsplan is rondom de leiding een zone van in totaal circa 7 meter aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Er kan wel een omgevingsvergunning, na advies van de leidingbeheerder, worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)
In gebieden met een archeologisch belang (waarde 2) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 30 cm, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, ontheffing worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningen- en een sloopvergunningenstelsel opgenomen.
Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)
In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde ) geldt een archeologische (dubbel)bestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, ontheffing worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een aanlegvergunningen- en een sloopvergunningenstelsel opgenomen.
Waterstaat - Waterlopen (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen is opgenomen voor de A-watergangen van het Waterschap. Dat wil zeggen dat zowel de hoofdbestemming Water hieronder valt als de aangrenzende oevers, die onder de beschermingszone vallen. Ook voor duikers in de watergang is deze bestemming opgenomen. In het bestemmingsplan is een zone van minimaal 1,5 meter aan weerszijden van de watergang aangehouden waarbinnen ten behoeve van de overige geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd. Van deze bepaling kan wel worden afgeweken, na advies van de waterbeheerder(s). Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
7.6 Algemene Regels
Beeldende kunst
Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van beeldende kunst. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten, haltes, en schuilgelegenheden, is, onder voorwaarden, binnen alle bestemmingen toegestaan.
Ondergronds bouwen
Bij deze algemene regel staan de regels voor ondergronds bouwen aangegeven. Bij alle bestemmingen is ondergronds bouwen toegestaan, met dien verstande dat de dubbelbestemmingen onverkort van toepassingen blijven. Ondergrondse parkeervoorzieningen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan.
Archeologisch rijksmonument
Voor de gebieden met waarde 4 is geen dubbelbestemming opgenomen omdat deze gebieden al als archeologisch rijksmonument zijn aangewezen en daarmee voldoende beschermd zijn. Omdat het wel gewenst is om bij het raadplegen van het bestemmingsplan deze gebieden inzichtelijk te maken, is hiervoor een gebiedsaanduiding opgenomen. Voor ontwikkelingen op deze terreinen dient bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
Met het bestemmingsplan wordt de thans bestaande situatie vastgelegd en wordt tevens de aanleg van een extra rijstrook stadinwaarts tussen de Ovatonde en Knoop Lent mogelijk gemaakt. De kosten (plankosten, bouwkosten etc) van een extra rijstrook worden gedekt uit het Programma Mobiliteit. In het Programma Mobiliteit is daarvoor budget gereserveerd. Ook de eventuele risico's zoals planschadeclaims komen ten lasten van dit budget. Aangezien de grond al eigendom is van de gemeente Nijmegen is vaststelling van een exploitatieplan op grond van art. 6.12 Wro niet noodzakelijk.
Bovenstaande overwegingen tonen aan dat de economische uitvoerbaarheid van de elementen betrekking hebbend op dit plan voldoende zijn gewaarborgd en het onderhavige bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het kader van het vooroverleg zijn de volgende instanties in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het conceptontwerp-bestemmingsplan:
- Platform Waalsprong;
- Alliander en Tennet;
- Prorail
- Nederlandse Spoorwegen
- GEM Waalsprong
- Gasunie
- Waterschap Rivierenland;
- Veiligheidsregio Gelderland-Zuid.
Van onderstaande instanties is een reactie binnengekomen. De reacties zijn hieronder opgenomen en van een gemeentelijke reactie voorzien.
Tennet / Alliander
Op de verbeelding staat een hoogspanningstracé getekend, echter deze is niet compleet. Wij verzoeken u om het volledige hoogspanningstracé op de verbeelding op te nemen.
Reactie Gemeente
Conform verzoek is het volledige hoogspanningstracé op de verbeelding opgenomen.
Gasunie
De Gasunie heeft de volgende opmerkingen over het bestemmingsplan:
Verbeelding
De gasleidingen lijken goed opgenomen op de verbeelding; de exacte ligging kan echter vanaf een pdf-bestand niet worden bepaald. Dit geldt ook voor de belemmeringenstrook, die 5 meter aan weerszijden van de betreffende leidingen dient te zijn.
Reactie Gemeente
De ligging van de gasleidingen is overgenomen uit een digitaal bestand waarop de leidingen zijn opgenomen. Aan weerszijden van de leidingen is een belemmeringenstrook opgenomen van 5 meter breed.
Planregels
Conform artikel 14 Bevb wordt verzocht om aan artikel 10.3.2 toe te voegen dat er geen kwetsbaar object mag worden toegestaan. Verder wordt verzocht om aan artikel 10.4.1 toe te voegen dat naast het aanbrengen van diepwortelende beplanting ook het rooien hiervan omgevingsvergunningsplichtig is.
Reactie Gemeente
Deze opmerkingen zijn verwerkt, met dien verstande dat het niet toestaan van kwetsbare objecten is opgenomen in (het voormalige) artikel 10.3.1 in plaats van artikel 10.3.2.
Plantoelichting
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, maar er bestaat wel de mogelijkheid om een extra rijbaan aan te leggen. Verzocht wordt om hierover technisch overleg te hebben met de tracébeheerder, om zo de veiligheid van de leiding en de omgeving te waarborgen.
Reactie Gemeente
Uit het technisch overleg is gebleken dat het aanleggen van de busbaan geen raakvlak heeft met de aanwezige leidingen van de Gasunie. De feitelijke werkzaamheden in verband met de nieuwe busbaan vinden ten zuiden van de gasleiding plaats. Op de plaats van de gasleiding vinden dus geen werkzaamheden plaats.
Waterschap
Het Waterschap heeft de volgende opmerkingen over het concept-bestemmingsplan Prins Mauritssingel.
Plantoelichting:
In de toelichting is correct aangegeven dat voor de Waalsprong het WIW 2009 geldt. De infrastructuur, waaronder tevens de HOV begrepen is, valt echter niet onder het WIW. Dat betekent dat voor uitbreiding van verharding van de infrastructuur, alsnog compenserende waterberging gerealiseerd moet worden. Wel zal deze waterberging afwateren op het watersysteem Waalsprong dat onder het WIW valt. Voor het splitsingspunt bij knooppunt Lent is de nieuwe waterhuishouding in een waterhuishoudingsplan vastgelegd. Ook voor de HOV bij Woenderskamp is de berging en afvoer van het hemelwater separaat geregeld, door berging in zaksloten te realiseren waarbij een bui van T=100+10% niet tot inundatie mag leiden. Ook voor de HOV bij de Prins Mauritssingel geldt deze situatie. Graag daarom toevoegen dat voor de toename van het verhard oppervlak compenserende waterberging gerealiseerd dient te worden. Deze berging mag gerealiseerd worden in droogvallende zaksloten parallel aan de HOV voorziening, en dient minimaal 64 mm te kunnen bevatten (conform de vuistregel voor de bui van T=100+10%) .
In de toelichting wordt voorts niet gesproken over de aanwezige rioolwatertransportleiding ter hoogte van de westzijde van de ovatonde. Graag toevoegen. Dit zou kunnen in de paragraaf kabels en leidingen op pagina 34. De daar genoemde rioolwaterpersleidingen ten zuiden van de ovatonde, wijken af van de ten westen van de ovatonde gelegen leiding van het waterschap.
Reactie Gemeente
Deze opmerkingen zijn verwerkt in de plantoelichting, paragraaf 3.2.2 (de watertoets) en in paragraaf 4.8 (Kabels en leidingen).
Verbeelding:
- De rioolwatertransportleiding aan de westzijde van de ovatonde ontbreekt op de verbeelding. Deze graag toevoegen.
Reactie Gemeente:
De rioolwatertransportleiding aan de westzijde van de ovatonde, voorzover gelegen binnen het plangebied, is op de verbeelding opgenomen.
Veiligheidsregio Gelderland Zuid
De Veiligheidsregio Gelderland Zuid (sector Brandweer) heeft laten weten in dit specifieke geval geen gebruik te zullen maken van het adviesrecht over de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. De reden daarvoor is dat het bestemmingsplan een actualisatie betreft van een plan met overwegend een verkeersfunctie. Deze functie wijzigt niet in de toekomstige versie. De invloed van de actualisatie op het externe veiligheidsrisico is dan ook verwaarloosbaar. Bijkomstige reden is het gegeven dat de functie verkeer niet of nauwelijks bijdraagt aan de omvang van het groepsrisico.
Reactie Gemeente
De reactie van de Veiligheidsregio wordt opgenomen in de paragraaf externe veiligheid.