Nijmegen Neerbosch West
Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen
Vastgesteld op 25-06-2014 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Neerbosch West van de gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP36000-VG02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
1.9 archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren.
1.12 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van agrarische werktuigen en apparatuur, met dien verstande dat het incidenteel leveren van diensten anders dan aan agrarische bedrijven hieronder is begrepen, voor zover dit is aan te merken als een ondergeschikt en niet zelfstandig bestanddeel van de bedrijfsvoering.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.
1.15 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.
1.17 bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren.
1.18 bestaand
- a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
- b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.22 bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.
1.23 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.
1.31 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).
1.32 evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 geluidgezoneerd industrieterrein
een terrein waar in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij een algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.35 geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:
geluidsgevoelige gebouwen
- a. woningen;
- b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
- 1. onderwijsgebouwen;
- 2. ziekenhuizen;
- 3. verpleeghuizen;
- 4. verzorgingstehuizen;
- 5. psychiatrische inrichtingen;
- 6. kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen
- I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
- II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.
1.36 gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.37 hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.38 hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.
1.39 hoofdgebouw(en)
gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken.
1.40 landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.41 maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: een apotheek, begraafplaats, bibliotheek, dierenasiel, dierenpension, gezondheidszorg, huisarts, jeugdopvang, kinderdagverblijf, naschoolse opvang, onderwijs, onzelfstandige woonvormen, openbare dienstverlening, praktijkruimte, religie, sportzaal, verenigingsleven, verzorgingstehuis, welzijnsinstelling, wijkcentrum, zorgboerderij en zorginstelling.
Uitgesloten zijn de volgende functies: asielzoekerscentrum, crematorium, drugsopvang, justitiële inrichting, kazerne, militair oefenterrein, militaire zaken, uitvaartcentrum en verslavingszorg.
1.42 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.43 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.44 ondergronds bouwwerk
- a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.
1.45 ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.46 ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.47 ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP36000_GBKN20121212.dxf.
1.48 ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.49 overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.50 perceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.51 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.52 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.53 recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.
1.54 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.55 sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, tennisbaan en zwembad.
1.56 straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, abri's en dergelijke.
1.57 straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
1.58 stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.
1.59 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.60 terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.
1.61 terreinen met een archeologisch belang
terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.
1.62 terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.
1.63 uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.64 voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.65 wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.66 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.67 wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.
1.68 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
1.69 woonschip
onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren.
1.70 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.2 de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.
2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.7 de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.8 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.
2.10 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voor zover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
2.11 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.12 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.13 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.14 het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.
2.15 het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.
2.16 het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:
- a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
- c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
- d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
- e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.17 het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.
2.18 het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. behoud en/of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen landschapswaarden, die vooral bestaan uit de openheid van het landschap;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens voor intensieve veehouderij;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' tevens voor een agrarisch loonbedrijf;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' mag maximaal 50% van de gronden met deze aanduiding worden ingericht en gebruikt als sportveld (zonder verlichting) ten behoeve van het Kinderdorp Neerbosch;
- g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag van meststoffen, bestrijdingsmiddelen en daarmee naar aard en effect op de waterkwaliteit te vergelijken stoffen, voor zover schadelijk voor de waterkwaliteit;
- b. aanpassing van de waterhuishouding, anders dan ten behoeve van het realiseren van de ter plaatse gestelde natuurdoelen;
- c. als opslagplaats voor nieuwe of gebruikte motorvoertuigen, aanhangwagens, machines of (onder)delen daarvan, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. als opslag-, stort- of bergplaats voor andere voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- e. voor detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
- f. als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische- en natuurwaarden;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen en fiets- en voetpaden;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-muziekkoepel' tevens voor een muziekkoepel;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- e. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 20.2.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met dien verstande dat binnen de aanduiding 'zoekgebied-parkeren' onder de bij deze aanduiding aangegeven voorwaarden wel parkeerplaatsen mogen worden gerealiseerd.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'museum' tevens voor een museum;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' voor een kleinschalige landwinkel met een maximum vloeroppervlak van 50 m2;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' zijn woningen (onzelfstandige woonvormen), kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen uitgesloten;
- e. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 21.4;
- f. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen;
- g. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Maatschappelijk - Begraafplaats
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 21.4;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Sport
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'manege' uitsluitend ten behoeve van een manege;
- c. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 21.4;
- d. bijbehorende voorzieningen, zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden;
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. voorzieningen voor mestopslag ten behoeve van de manege binnen een afstand van 50 meter met aangrenzende woonpercelen;
- b. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca, met uitzondering van het bepaalde in artikel 21.4.
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen en groenvoorzieningen;
- b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- c. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- d. verhardingen en parkeervoorzieningen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en);
- e. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
Het totale oppervlak van ongebouwde parkeervoorzieningen mag:
- a. indien de aangrenzende gronden binnen het bouwperceel bestemd zijn tot Wonen, niet meer dan 50% van de tot “Tuin” bestemde gronden bedragen;
- b. in overige gevallen mag de tot "Tuin" bestemde gronden geheel gebruikt worden ten behoeve van parkeren.
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen en taluds;
- c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
- d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
- e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
- f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 20.2.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen, sport- en speelvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 21.1;
- c. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
- d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 om uitvoering te kunnen geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning, met dien verstande dat:
- a. het totaal bebouwd oppervlakte ten hoogste 60% van de oppervlakte van het erf mag bedragen, met een maximum van 75 m²;
- b. deze afwijkingsmogelijkheid enkel geldt ten aanzien van bouw en/of uitbreiding van aan- en uitbouwen.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. bewoning van bijgebouwen;
- b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.
Artikel 13 Leiding - Gas
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Leiding - Riool
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebied van archeologisch belang).
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 16.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 2 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (zeer hoge archeologische waarde).
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 als bedoeld in lid 17.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
- b. gronden alsnog te bestemmen als Waarde - Archeologie 3 indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 18 Waterstaat - Waterlopen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen, duikers en andere waterstaatskundige werken.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
- b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 18.5.1 is verleend.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
20.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:
- a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
- b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
- c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
- d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
- e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
- f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
20.3 Jongerenontmoetingsplaatsen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen binnen de bestemmingen Groen, Verkeer of Maatschappelijk onder de voorwaarden dat:
- a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
- b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
- c. de locatie bij voorkeur gelegen is nabij een speelvoorziening;
- d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
- e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.
20.4 Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:
- a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies;
- b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
- c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximale diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
- e. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 20.2 is toegestaan;
- f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
21.2 Bed en breakfast
In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.
21.3 Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
21.4 Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:
- a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
- b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
- c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
- d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
- e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
- f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
- h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
- j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.
De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
21.5 Seksinrichting of escortbedrijf
Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van:
- a. een seksinrichting of een escortbedrijf voorzover binnen de geldende bestemming geen aanduiding 'seksinrichting' is opgenomen;
- b. raam- en straatprostitutie.
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
22.1 Geluidgezoneerd industrieterrein
Een terrein waar in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij een algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
22.2 Geluidszone - Industrie
Op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de geldende bestemmingen, geen bebouwing voor geluidsgevoelige functies worden opgericht, tenzij een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder is vastgesteld.
22.3 Zoekgebied ontsluiting
Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied ontsluiting' kan een tweede ontsluiting van het Kinderdorp Neerbosch worden gerealiseerd. Deze ontsluiting dient te worden afgestemd met de ontwikkelingsmogelijkheden tussen de sporthal en de kerk en de eventueel aan te leggen sportvelden. Door deze ontsluiting wordt de bestaande infrastructuur van het Kinderdorp verbonden met de Jonkerstraat.
22.4 Zoekgebied parkeren
Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied parkeren' kunnen parkeerplaatsen ten behoeve van de huidige haal- en brengproblematiek bij de scholen worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om een parkeerplaatsen ten behoeve van nabij gelegen scholen en een eventuele toekomstige school. Deze parkeerplaatsen dienen zodanig te worden ingepast dat er een parkeersituatie ontstaat met een groen karakter. Tevens kan binnen deze aanduiding de ontsluiting van aanliggende percelen gerealiseerd worden.
22.5 Zoekgebied snelfietsroute
Op gronden ter plaatse van de aanduiding 'zoekgebied snelfietsroute' kan een snelfietsroute worden gerealiseerd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de bestaande bomenstructuur.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 24 Overige Regels
24.1 Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- b. de ruimte tussen bouwwerken.
24.2 Voorrangsregeling bestemmingen
Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:
- a. in de eerste plaats de planregels van artikel 13 Leiding - Gas;
- b. in de tweede plaats de planregels van artikel 14 Leiding - Hoogspanningsverbinding;
- c. in de derde plaats de planregels van artikel 15 Leiding - Riool;
- d. in de vierde plaats de planregels van artikel 18 Waterstaat - Waterlopen ;
- e. in de vijfde plaats de planregels van artikel 16 Waarde - Archeologie 2;
- f. in de zesde plaats de planregels van artikel 17 Waarde - Archeologie 3.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
25.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Nijmegen Neerbosch West.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Op grond van deze wet moeten "verouderde" bestemmingsplannen (dat wil zeggen plannen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet ouder waren dan 5 jaar) binnen 5 jaar na inwerkingtreding van de wet worden geactualiseerd. Deze uiterlijke termijn van vaststelling geldt ook voor de bestemmingsplannen in het plangebied Nijmegen Neerbosch West. Met het bestemmingsplan Nijmegen Neerbosch-West worden deze bestemmingsplannen geactualiseerd.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat het gebied ten noordwesten van de A73 en Neerbosscheweg en betreft zowel het Kinderdorp Neerbosch, de A73 en het verkeersknooppunt Neerbosch, als het agrarisch buitengebied ten westen van de A73. Het gebied wordt aan de zuidkant begrensd door het bedrijventerrein Bijsterhuizen Noord, aan de oostkant door de A73, de Neerbosscheweg en de Hogelandseweg, aan de noordkant door de Jonkerstraat en de gemeentegrens en aan de westkant door de Bijsterhuizenstraat.
1.3 Vigerend Planologisch Regime
Voor Kinderdorp Neerbosch geldt het bestemmingsplan Buitengebied uit 1981. Voor Kinderdorp Neerbosch is de bestemming Kinderdorp opgenomen. Voor het gebied ten westen van de A73 het bestemmingsplan Buitengebied V uit 1998 vigerend. Voor dit gebied, waar enkele agrarische bedrijven gevestigd zijn, is de bestemming “Agrarisch Stadsrandgebied” opgenomen. Daarnaast gelden er nog enkele postzegelbestemmingsplannen (Buitengebied I, Buitengebied III en Buitengebied IV).
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is ingegaan op de ruimtelijke structuur van het plangebied en wordt de visie op het gebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het ruimtelijk beleidskader beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de verschillende functies in het plangebied, zowel beleidsmatig als beschrijvend. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de verschillende milieuaspecten. In hoofdstuk 6 komt de plansystematiek aan de orde. Hierin wordt aangegeven hoe de verschillende functies zijn bestemd. Hoofdstuk 7 omvat de retrospectieve toets waarin wordt aangegeven of bestaande situaties in bouw en gebruik in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en verleende vergunningen. Tot slot is in hoofdstuk 8 ingegaan op de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied is in drie delen op te knippen: Kinderdorp Neerbosch; het agrarisch gebied ten westen van de A73; en de A73 met het verkeersknooppunt Neerbosch.
Kinderdorp Neerbosch
Dit gebied wordt aan de westzijde begrensd door de Jonkerstraat, aan de noordoostzijde door de Hogelandseweg en de zuidzijde door de A73 en Neerbosscheweg. Het is een voornamelijk landelijke gebied waarin zich Kinderdorp Neerbosch bevindt.
Het Kinderdorp Neerbosch is van origine een wezendorp dat als een vrijliggende enclave in een agrarische omgeving was gesitueerd, maar momenteel wordt ingesloten door grootschalige infrastructuur (Neerbosscheweg/A73 en Hogelandseweg) en het bedrijventerrein Westkanaaldijk. Het Kinderdorp wordt ontsloten via de Scherpenkampweg, die uitkomt op de Hogelandseweg.
De oorspronkelijke toegangsweg aan de zuidoostzijde is binnen het terrein van het Kinderdorp nog steeds aanwezig en staat haaks op de huidige ontsluitingsweg (Scherpenkampweg). Buiten het terrein is de toegangsweg die liep vanaf de Dorpstraat Neerbosch-Oost, door de aanleg van het Maas-Waalkanaal en de A73, verdwenen. Enkele boomstructuren in het landschap herinneren nog aan deze oude weg. Wat de bebouwing betreft zijn er binnen het terrein nog enkele gebouwen van het oorspronkelijke wezendorp bewaard gebleven. Het wezendorp is in de jaren 60 van de 20e eeuw gesloten en heeft plaats gemaakt voor een kinderbeschermingsinstelling. Vanaf dit moment wordt het voormalige wezendorp "Kinderdorp Neerbosch" genoemd. Het terrein behield een soortgelijke functie waarbij begeleid wonen in diverse paviljoens mogelijk werd gemaakt. Deze zijn in de huidige situatie nog steeds aanwezig. Weer later werden grotere onderwijsinstellingen gebouwd. Daardoor ligt momenteel de nadruk op speciaal onderwijs.
Het Kinderdorp Neerbosch wordt gekenmerkt door een orthogonale hoofdstructuur die bepaald wordt door de oorspronkelijke toegangsweg en de Scherpenkampweg die daar haaks op staat. Aan de oorspronkelijke toegangsweg zijn nog enkel gebouwen aanwezig die hun oorsprong kennen uit de tijd van het wezendorp. Op het einde van de as ligt de kerk en het voormalige parochiehuis. Ook zijn er enkele voormalige bedrijfswoningen te vinden. Tussen het roekenbos en de kerk ligt een groenzone. Deze wordt doorkruist door de Scherpenkampweg. Een deel daarvan is ingericht als een formeel toegangsplein ten behoeve van de kerk. Een ander kent een informele inrichting waarbij sport en spel de hoofdfuncties zijn. Aan de Scherpenkampweg zijn nog enkele panden (voormalige bedrijfswoningen en bakkerij) uit de tijd van het wezendorp waarneembaar. Aan de zuidwestkant van het Kinderdorp loopt een pad dat haaks staat op de Scherpenkampweg. Dit pad leidt naar de oude begraafplaats van het Kinderdorp.
Binnen de orthogonale structuur is een afwijkende diagonale verkaveling zichtbaar. Deze diagonale verkaveling is van veel latere tijd en werd gedefinieerd door de komst van de kinderbeschermingsinstelling met verschillende paviljoenreeksen. Er is sprake van verschillende reeksen ronde en vierkante paviljoens. De ronde paviljoens zijn gegroepeerd bij het roekenbos en aan de achterzijde van de voormalige bedrijfswoningen. De vierkante paviljoens zijn gegroepeerd aan de westkant van te terrein, grenzend aan het pad dat leidt naar de oude begraafplaats. Onlangs is een nieuwe reeks vierkante paviljoens toegevoegd aan de noordwest kant van het terrein.
Het algehele terrein wordt gekenmerkt door een groene opzet met een zeer fijnkorrelig bebouwing. De oorspronkelijke bebouwing is georiënteerd op het stratenplan van de hoofdstructuur terwijl de paviljoens vooral gesitueerd zijn in het groen. De percelen van de paviljoens worden middels hagen afgeschermd van de "openbare" ruimte. De percelen van de oorspronkelijke bebouwing kennen een traditionele indeling met voor en achtertuin.
Het agrarisch gebied ten noorden en ten zuidwesten van het Kinderdorp komt overeen met het agrarisch gebied ten westen van de A73.
Agrarisch gebied ten westen van A73
Het gebied ten westen van de A73 en ten zuidwesten van de afrit Neerbosscheweg, wordt gekenmerkt door een agrarisch karakter dat nog tot ver over de gemeente grens in westelijke richting doorloopt in het buitengebied van de gemeente Beuningen.
De Bijsterhuizenstraat (tevens gemeentegrens) loopt nagenoeg parallel aan de A73 en is de enige doorgaande weg door dit gebied. Het fungeert als ontsluitingsweg van diverse agrarische bedrijven. De bebouwingen van de verschillende bedrijven liggen als kleine bebouwingsclusters dicht op de weg. De bijbehorende gronden liggen erachter en tussen deze clusters. Het gebied kent een open karakter met akker- en weidegronden. De percelering van de akkers en weides staat nagenoeg haaks op de Bijsterhuizenstraat en wordt op diverse plekken gescheiden door waterlopen en greppels.
Aan de noordkant wordt de Bijsterhuizenstraat gekruist door de Elsenpas/ Broekstraat. De Broekstraat loopt via een viaduct over de A73 de woonwijk Lindenholt in. De Elsenpas loopt in de richting van Beuningen.
A73 en knooppunt Neerbosch
De A73 vormt tezamen met de Neerbosscheweg de rug van het plangebied. De oostzijde van de A73 is geheel dichtgezet met beplanting en geluidschermen terwijl de westzijde geheel open is en het weidse landschap zichtbaar is. Bij het knooppunt Neerbosch is sprake van een dichte boombeplanting. De A73 krijgt in westelijk richting weer open zicht op het landschap.
2.2 Visie Op Ontwikkeling
Kinderdorp Neerbosch
Bij het ontwikkelen van dit bestemmingsplan is allereerst gekeken naar de bouwmogelijkheden die in het vigerende plan aanwezig zijn (een ruim bouwvlak met de bestemming Kinderdorp, 10% bebouwbaar binnen het bouwvlak). Daarnaast zijn alle relevante milieuaspecten geïnventariseerd zoals externe veiligheid, geluid, hoogspanning etc. Hierdoor is inzichtelijk op welke plekken in het gebied het wel of niet gewenst of onmogelijk is bebouwing toe te voegen. De (bouw)rechten uit het vigerende plan dienen namelijk in het nieuwe bestemmingsplan deels terug te keren in verband met mogelijke planschade. Wij vonden het echter gewenst om het zeer ruime bouwvlak uit het vigerende plan terug te brengen tot enkele concrete vlakken zodat we de kwaliteiten van het Kinderdorp als enclave in het groen kunnen behouden.
Deze twee stappen (vigerende plan, milieucontouren) zijn gecombineerd met de visie van de gemeente op het Kinderdorp. Doelstelling is om de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit en de karakteristieken van het oorspronkelijke wezendorp en het daarop volgende Kinderdorp, die op enkele plekken nog steeds voelbaar zijn, zoveel mogelijk te behouden. Het gaat hierbij om de volgende zaken:
- 1. de situering van een op zichzelf staande enclave in een groene omgeving;
- 2. de oorspronkelijke toegangsweg die fungeert als kapstok van de oorspronkelijke enclave;
- 3. het groene karakter van de enclave met in hoofdzakelijk kleinschalige bebouwing;
- 4. de bebouwing die refereert aan het Wezendorp en de karakteristieke paviljoenreeksen die refereren aan het Kinderdorp. Het is daarbij van belang de samenhang van deze bebouwing zichtbaar blijft en niet versnipperd wordt;
- 5. de begraafplaats die net buiten het oorspronkelijke 'dorp' ligt.
Behoud is van belang omdat door de diverse grootschalige ontwikkelingen in de nabije omgeving de oorspronkelijke kwaliteiten grotendeels aangetast zijn. Dit bestemmingsplan is de kans om de nog spaarzame relicten te beschermen zodat de karakteristiek en cultuurhistorische waarde behouden kunnen blijven. Indien nog verdere grootschalige ontwikkeling rondom en op het terrein worden doorgevoerd zal de karakteristiek en de cultuurhistorische waarde geheel teniet worden gedaan. Rekening houdend met de bouwmogelijkheden in het vigerende plan, de milieucontouren en met de gewenste doelstellingen voor het Kinderdorp is gekeken wat er nog mogelijk geacht wordt om te ontwikkelen.
De oorspronkelijke situering van een enclave in een groene omgeving is aan de noordoost- en zuidzijde, door de aanleg van het bedrijventerrein Westkanaaldijk en de Neerbosscheweg, niet meer aanwezig. Wel is het aanzicht vanuit de noord- en zuidwest zijde nog intact. Het is dan ook de wenselijk deze zijde groen en agrarisch te houden. In vigerend bestemmingsplan liggen hier echter nog bouwmogelijkheden, zij het met een beperkte bestemming. In de afgelopen jaren zijn hier geen bouwaanvragen gedaan en het is dan ook voor de hand liggend op deze geïsoleerde plek, terughoudend te zijn met verdere ontwikkelingen. Zo zal het gebied zijn huidige identiteit en relatie met het landelijke en agrarisch gebied behouden.
Tussen de noordoost rand van het Kinderdorp en het industrieterrein Westkanaaldijk is een groene buffer in de vorm van houtwallen en kleine weides aanwezig. De inrichting van deze zone is belangrijk om de achterzijden van de bedrijven aan het zicht te onttrekken en geen conflict te krijgen tussen de verschillende doelgroepen (bedrijven enerzijds en kind- en onderwijs gerelateerde functies anderzijds). Deze zone wordt voor het grootste deel dan ook groen gehouden. In een gedeelte van deze zone kan gezocht worden naar een verkeersoplossing voor de haal- en brengproblematiek rondom de scholen (zie paragraaf 4.3). Hiervoor is in het bestemmingsplan de aanduiding 'zoekgebied parkeren' opgenomen. Het gaat hierbij om een parkeerplaatsen ten behoeve van de nabij gelegen school en een eventuele toekomstige school. De parkeerplaatsen dienen op een zodanige wijze in de groenzone te worden ingepast dat er een parkeersituatie ontstaat met een groen karakter. Dit groene karakter is van belang voor een goede inpassing in het algehele terrein en om tot een juiste aansluiting op de groene buffer tussen de bedrijven en het Kinderdorp te komen. In deze zone staat nu een tijdelijke school. Onderzocht wordt of deze tijdelijke school in de toekomst nog nodig is. In het bestemmingsplan worden enkele mogelijkheden geboden voor eventuele definitieve vestiging van de school.
Om de karakteristiek van het Kinderdorp overeind te kunnen houden is het van belang om de stedenbouwkundige structuur te bewaken en zoveel mogelijk te conserveren. De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden in dit bestemmingsplan sluiten aan op de bestaande systematiek en hebben geen overmatige verdichting tot gevolg. Daarbij wordt een seriematige paviljoenbebouwing mogelijk gemaakt in de strook tussen de sporthal en de kerk, een uitbreiding met één grotere bouwmassa ten oosten van de oorspronkelijke toegangsweg net ten zuiden van de Scherpenkampweg en een verruiming van de bouwmogelijkheden van de bestaande seriematige paviljoens. Ook is een bouwmogelijkheid opgenomen voor het perceel van Stichting Dichterbij (gelegen tussen de Kristallisschool en de bedrijven aan de Hogelandseweg) en een bouwmogelijk nabij de tijdelijke noodlokalen bij de toegang van het Kinderdorp. Daarnaast is de mogelijkheid opgenomen om in de omgeving van de sporthal sportvelden ten behoeve van het Kinderdorp te realiseren. Verder wordt voorgesteld om de structuur van de twee-onder-een-kap woningen aan de Scherpenkampweg, gelegen ten westen van het terrein van Kinderdorp, verder voort te zetten richting het Kinderdorp met twee gelijksoortige volumes. Hier kunnen vier twee-onder-een-kap woningen gerealiseerd worden in de ruimte tussen de bestaande woningen en de oostelijk gelegen hoeve (zie onderstaand kaartje).
Met deze toevoegingen is een tweede ontsluiting noodzakelijk (zie ook paragraaf 4.3). Het heeft de voorkeur deze in noordelijke richting, nabij de sporthal te situeren. Daar zijn namelijk de meeste ontwikkelingen voorzien. Hiervoor is een aanduiding 'zoekgebied ontsluiting' opgenomen. Deze ontsluiting dient te worden afgestemd met de ontwikkelingsmogelijkheden tussen de sporthal en de kerk en de eventuele aanleg van sportvelden. Door deze ontsluiting wordt de bestaande infrastructuur van het Kinderdorp verbonden met de Jonkerstraat.
De begraafplaats ligt net iets buiten het terrein van het Kinderdorp. Er is sprake van een relatie tussen het Kinderdorp en de begraafplaats. Niet alleen vanwege de geschiedenis (de oprichter van het wezendorp ligt er begraven), maar ook vanwege het omliggende groen en het verbindende pad tussen beiden. Voor de toekomst is het van belang dat de begraafplaats in verbinding blijft staan met het Kinderdorp. Dit kan alleen als er een groenzone tussen het Kinderdorp en de begraafplaats ligt en deze vrij blijft van bebouwing. Een verbindend pad is cruciaal. Langs de begraafplaats zijn plannen voor een snelfietsroute van Beuningen naar Heijendaal (zie ook paragraaf 4.3). Hierbij dient rekening te worden gehouden met de bestaande bomenstructuur. Het noordelijke deel betreft een reeks waardevolle/monumentale bomen. Tezamen met het zuidelijke deel is de bomenlaan van cultuurhistorische waarde omdat het huidige pad de verbinding vormt tussen het Kinderdorp en de begraafplaats. Indien de bomen te dicht op de verharding komen te staan als gevolg van uitbreiding van het huidige profiel, zal er naar een alternatief fietspad gezocht moeten worden direct ten westen van het huidige pad. Hiervoor is in het bestemmingsplan de aanduiding 'zoekgebied snelfietsroute' opgenomen.
Gewijzigde stedenbouwkundige visie
Aan het bestemmingsplan Neerbosch-West ligt een nieuwe stedenbouwkundige visie ten grondslag. Gezien de veranderende tijd en bijkomende omstandigheden is de ruimtelijke beleid gewijzigd. Dit is terug te lezen in de Structuurvisie Nijmegen 2013. Momenteel ligt het accent meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing in plaats van op bouwproductie en grootschalige ontwikkeling zoals in het verleden. Nieuwbouw moet nadrukkelijk een tekort oplossen en duurzaamheid krijgt een prominente rol. Inbreiding en het opofferen van groen voor rood is niet meer gewenst. Daarbij krijgen de groene en blauwe kwaliteiten meer bescherming en wordt gestreefd naar versterking ervan.
Er zijn allerlei trends en ontwikkelingen die het gewijzigde ruimtelijke beleid mede bepalen, zoals demografische ontwikkelingen en ontwikkelingen op het gebied van bedrijvigheid woningmarkt en kantorenmarkt. Zo hebben we de komende jaren genoeg locaties voor kantoren, woningbouw en bedrijfsterreinen. Om deze reden is bijvoorbeeld ook de geplande uitbreiding van Bijsterhuizen (bedrijfsterrein) niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Deze is ook geschrapt uit de Structuurvisie.
De nieuwe visie betreft een herijking van de eerdere stedenbouwkundige opzet die verwoord was in het Beeldkwaliteitplan Kinderdorp Neerbosch 2007 (door de gemeenteraad op 18 juni 2008 vastgesteld). Er wordt meer waarde toegekend aan de oorspronkelijke ligging in het open landschap en aan de oorspronkelijke en nog reeds aanwezige cultuurhistorische structuren binnen het Kinderdorp. Er is zorgvuldig bekeken welke ontwikkelingen nog mogelijk gemaakt kunnen worden zonder deze waardevolle aspecten aan te tasten.
Een tweede ontsluitingsweg tussen het Kinderdorp en de bedrijven aan de Hogelandseweg met extra bebouwingsmogelijkheden aan de oostzijde, zoals verwoord in het Beeldkwaliteitplan, past niet langer in deze nieuwe ruimtelijke visie. De motivatie daarvoor is dat het niet langer wenselijk is om een geheel nieuwe identiteit aan het gebied van het Kinderdorp toe te voegen die tevens een vertroebeling veroorzaakt tussen de functies en de verschijningsvorm van het bedrijventerrein en het Kinderdorp. Doordat de zone tussen het bedrijventerrein en het Kinderdorp intact wordt gehouden, blijft er een groenzone aanwezig die de twee identiteiten scheidt. Naast de groenzone aan de oostzijde worden ook de andere omliggende gronden nagenoeg ongemoeid gelaten. Daarmee behoudt het Kinderdorp een geïsoleerde ligging zoals dat in de oorspronkelijke opzet was. Bij het opstellen van het Beeldkwaliteitplan is onvoldoende rekening gehouden met de planologische en milieutechnische aspecten van het Kinderdorp. De voorgestelde ontsluitingsroute en naastgelegen ontwikkelingszone was op grond van het toen geldende bestemmingsplan niet mogelijk omdat er in die zone sprake was van een uitstralingszone van de Hogelandseweg die het bouwen in dat gebied verbood. Ook was het niet mogelijk om, zonder een hogere waarde procedure, geluidgevoelige functies in die zone te realiseren vanwege het geluidgezoneerde industrieterrein West Kanaaldijk en de geluidcontouren van de bedrijven aan de Hogelandseweg. In dit bestemmingsplan hebben we met deze aspecten wel rekening gehouden.
Het Beeldkwaliteitplan Kinderdorp Neerbosch wordt aangepast op deze nieuwe ruimtelijke visie. In het betreffende document staat, naast deze stedenbouwkundige visie, wel andere waardevolle informatie die betrekking heeft op de beeldkwaliteit die we als gemeente nastreven. Het is wenselijk deze specifieke informatie te gebruiken als toetsingskader voor nieuwe bouwaanvragen. Het gaat hier om de architectonisch uitvoering van gebouwen maar ook om zaken zoals terreininrichting en erfafscheidingen die niet als zodanig gedekt worden door de Kadernota Beeldkwaliteit 2013. Daarnaast is er sprake van een zorgvuldige beschrijving van cultuurhistorische zaken, rijks- en gemeentelijke monumenten die het belang van het behoud goed weergeven.
Agrarisch gebied ten westen van de A73
Voor het agrarische gebied ten westen van de A73 zijn geen ontwikkelingen voorzien en is de doelstelling om het huidige gebruik te continueren.
A73 en knooppunt Neerbosch
Bij het knooppunt Neerbosch wordt een extra rijstrook aangelegd om fileproblemen te voorkomen. Deze verbreding was al mogelijk in het vigerende bestemmingsplan.
2.3 Ontwikkelingen Grenzend Aan Plangebied
Er is een aantal ontwikkelingen aan de randen van het plangebied.
Beuningse plas
Op het grondgebied van de gemeente Beuningen is een grootschalige ontzanding gepland, de Beuningse Plas (zie kaartje). Deze plas ligt tussen de Neerbosscheweg en de Nieuwe Pieckelaan en grenst aan de Jonkerstraat, wat tevens de gemeentegrens is tussen Beuningen en Nijmegen.
In 2009 hebben de Colleges van de gemeenten Beuningen en Nijmegen besloten dat de afvoer van het zand per transportleiding zal plaatsvinden, direct ten noorden langs de Neerbosscheweg naar de loswal aan het Maas-Waalkanaal. Op dit moment staat nog open op welke wijze transport zal plaatsvinden, waarschijnlijk met een transportband richting het Maas-Waal kanaal. Voor de ontzanding zelf en voor de (wijze van) afvoer is op dit moment nog niet duidelijk wat de eventuele consequenties voor het Kinderdorp zijn. Een mogelijkheid is dat de transportband door het Kinderdorp langs de Neerboscheweg zal gaan. Gezien de onzekerheid hierover is dit niet opgenomen in het bestemmingsplan.
Hieronder een schets van de mogelijke inrichting van de Beuningse Plas.
Warmtenet
Er is een plan om de restwarmte van de Afvalenergiecentrale ARN, die grenst aan het plangebied (Jonkerstraat) te gebruiken voor de verwarming van nieuwe woningen in het Waalfront en Waalsprong. Hiervoor is het project Warmtenet gestart. Met een ondergrondse buis zal de restwarmte van de ARN worden vervoerd naar het Waalfront en Waalsprong. Hiervoor worden momenteel diverse tracés onderzocht. Deze lopen niet over het plangebied Neerbosch West, maar er net langs. In het bestemmingsplan hoeft hier dan ook geen rekening mee te worden gehouden.
Poort Neerbosch
De gemeenteraad heeft in 2013 ingestemd met de mogelijk vervanging van het kruispunt Neerbosscheweg/Hogelandseweg/IJpenbroekweg. Er is onderzoek gedaan naar het mogelijk vervangen van de kruising door een compactere variant waarbij de doorstroming beter geregeld kan worden. Dit project staat bekend als Poort Neerbosch. Deze ontwikkeling grenst aan het plangebied.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is onlangs vastgesteld. In de SVIR wordt het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid geactualiseerd en geïntegreerd. In de SVIR schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden:
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur,
- het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat,
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving, waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Daarbij worden scherpe keuzes gemaakt, die ook gevolgen hebben voor Nijmegen en de regio. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports en brainport met de bijbehorende achterlandverbindingen. Voorheen benoemde nationale belangen, zoals verstedelijking en de nationale landschappen, worden losgelaten. Dat geldt ook voor onderdelen van het natuurbeleid, zoals de rijksbufferzones en groen in en om de stad.
Besluit en regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro en Rarro)
De ruimtelijke ordening krijgt gestalte door de inzet van uiteenlopende bevoegdheden en middelen: juridisch, financieel, bestuurlijk en communicatief. Met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft de wetgever ter waarborging van de nationale en provinciale belangen, de begrenzing aan van de besluitmogelijkheden van lagere overheden in de 'juridische kolom'. Als nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AMvB) regels worden gesteld aan de inhoud van bestemmingsplannen. Inmiddels is er op basis van de hierboven beschreven Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte een nieuwe AMvB opgesteld, die in juridische termen wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro bevat voorschriften over onder andere grote rivieren, rijksvaarwegen, hoofdwegen en spoorwegen, defensie, erfgoederen van uitzonderlijke waarden en de ecologische hoofdstructuur.
Door het plangebied loopt een hoofdweg (A73). In het Barro wordt een reserveringsgebied aangewezen voor hoofdwegen ten behoeve van mogelijke uitbreiding daarvan. De locaties langs hoofdinfrastructuur waar een reserveringsgebied geldt, worden aangewezen in het Rarro.
De in het plangebied gelegen hoofdweg A73 behoort niet tot de in het Rarro aangewezen hoofdwegen met een ruimtelijke reservering voor aanleg en verbreding hoofdweg. In het bestemmingsplan wordt daarom ook geen rekening gehouden met een reserveringsgebied langs de A73.
3.2 Provinciaal Beleid
Algemene structuurvisie Ruimtelijke Ordening Gelderland
Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat beschreven in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
Het streekplan verdeelt Gelderland in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken, waaronder de Stadsregio Arnhem- Nijmegen, moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groenblauwe raamwerk geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten tenslotte vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden.
Ontwerp Omgevingsvisie
De structuurvisie van de Provincie is geactualiseerd in de Ontwerp Omgevingsvisie. De omgevingsvisie vervangt de huidige omgevingsplannen: het Waterplan, Gelders Milieuplan, Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, de Structuurvisie en de Reconstructieplannen. De ontwerp Omgevingsvisie en ontwerp Omgevingsverordening liggen van 21 mei tot en met 2 juli 2013 ter inzage.
Dynamisch, mooi en divers
Er zijn drie hoofdthema's. 'Dynamisch' duidt op economische structuurversterking, duurzaamheid, innovatie en bereikbaarheid. 'Mooi' verwijst onder meer naar de opgaven op terrein van natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit. 'Divers' duidt op de regionale diversiteit en de andere wijze van werken.
Aandacht voor steden
Er komt een sterker accent te liggen op stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Dit zijn de gebieden, waar nu al de meeste mensen wonen en werken en die ook in de toekomst met name veel jongeren zullen trekken. Voor de versterking van (boven)regionale voorzieningen ligt de focus op drie stedelijke netwerken: dit zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en kleinere compacte steden, elk met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk. Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. In Gelderland onderkennen we drie stedelijke netwerken:
- Apeldoorn-Zutphen-Deventer;
- Arnhem-Nijmegen;
- Ede-Wageningen.
Zowel bij stedelijke gebieden als bij een vitaal platteland ligt de focus op de kwaliteit van het bestaande. Initiatiefnemers die kwaliteit aan de bestaande voorraad willen toevoegen, worden nadrukkelijk uitgenodigd. De provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik helpt bij het motiveren van locatiekeuzes. Goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw in landelijk en stedelijk gebied zijn belangrijk. Het uitgangspunt is dat grote ontwikkelingen in of dichtbij stedelijke gebieden plaatsvinden.
Leegstand
De provincie zet zich in voor de aanpak van leegstaand vastgoed en overcapaciteit, zonder de verantwoordelijkheid daarvoor weg te nemen bij vast goedeigenaren en gemeenten. Leegstand en overcapaciteit in plannen zit nieuwe impulsen voor Gelderland in de weg. De provincie nodigt partners en eigenaren van vastgoed uit te komen met initiatieven en oplossingen gericht op functieverandering, flexibel en tijdelijk ruimtegebruik, transformatie of sloop. De provincie wil partijen verbinden en initiatieven van partners stimuleren en ondersteunen. Een "Actieplan leegstand en overcapaciteit" kan hiervoor een goede stap zijn.
Wonen en bedrijventerreinen
De provincie heeft op regionale schaal afspraken met partners over wonen en bedrijventerreinen gemaakt. Deze afspraken blijven staan en worden met partijen verder doorontwikkeld. De provincie beziet daarnaast of regionale afstemming over detailhandel aan de orde kan zijn. Voor kantoren heeft de provincie een aantal plekken aangewezen waar grootschalige regionale kantoorontwikkeling mogelijk is. In Nijmegen is dat rondom het centraal station.
Energietransitie
Om de ambities voor energietransitie te realiseren, maakt de provincie afspraken met regio's, gemeenten, het netwerkbedrijf en andere partners. Aan de hand van een routekaart is eind 2013 een overzicht gemaakt van het potentieel aan ambities en locaties die de provincie en partijen in elke regio hebben voor hernieuwbare energie: windenergie, zonne-energie, gebruik van warmte en energie uit biomassa. Deze afspraken moeten invulling geven aan de provinciale doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020 waarvan minimaal 210 MW windenergie in de provincie Gelderland.
Gelders natuurnetwerk
Met de Omgevingsvisie wordt de herijkte Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ruimtelijk vastgelegd. Hiermee wordt invulling gegeven aan de afspraak die provincie en Rijk bij de decentralisatie van het natuurbeleid hebben gemaakt om de EHS planologisch te herijken. Voor de EHS komen twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats: het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Groene Ontwikkelingszone.
Mobiliteit
Het versterken van openbaar vervoer (trein en bus) wil de provincie vooral koppelen aan de bereikbaarheid van en in de drie stedelijke netwerk en: Apeldoorn-Zutphen-Deventer, Arnhem-Nijmegen en Ede-Wageningen. Voor het landelijk gebied richt de provincie zich op een niveau van basismobiliteit waarbij ook meer een beroep zal worden gedaan op de kracht van de (lokale) samenleving.
Lopende trajecten
De provincie zet lopende trajecten, zoals de realisatie van de A15 en de uitvoering van de sleutelprojecten gewoon door.
Stadsregio Arnhem-Nijmegen
De zes regio's in de provincie Gelderland krijgen aandacht in de Omgevingsvisie. Voor de stadsregio zijn dit de speerpunten:
Innovatie en economie:
- innovatie en economische structuurversterking;
- Topsector Health Valley en Creatieve Industrie.
Clusters: Energie- en Milieutechnologie, logistiek, agro, toerisme:
- een goed bereikbare regio;
- verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water, spoor;
- voorkomen, benutten, bouwen.
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking:
- OV-knooppunten en versterking stedelijke structuur;
- het belang van de bestaande woningvoorraad;
- het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk;
- voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren.
Gebiedskwaliteiten benutten:
- kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden.
Ontwerp Omgevingsverordening
De doelstellingen uit de omgevingsvisie worden juridisch vertaald in de ontwerp omgevingsverordening. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.
Ruimtelijke Verordening Gelderland (vigerend beleid)
De Wet ruimtelijke ordening geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich daarbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) zijn gebaseerd op de hierboven beschreven provinciale structuurvisie. De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden. Hieronder volgen de voor deze dit bestemmingsplan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie en provinciale verordening:
- verstedelijking: Neerbosch West. Het deelgebied Kinderdorp Neerbosch ligt binnen de woningbouwcontour. Nieuwe bebouwing voor wonen en werken is hier toegestaan. Het agrarisch deel ten westen van de A73 en het knooppunt Neerbosch ligt erbuiten en daar is nieuwe bebouwing voor wonen en werken niet toegestaan. Dit wordt in het bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt;
- een deel van het plangebied (ten westen van de A73 valt binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen (die is overgenomen in de RVG). Deze zone geeft de uitbreidingsrichting van de bedrijventerreinen uit het Regionaal Plan weer. Inmiddels zijn de plannen voor een bedrijventerrein in dit deel van de baan en daarom is deze zoekzone ook niet meer aan de orde. Zie ook regionaal beleid, structuurvisie bedrijventerreinen;
- infrastructuur: met het ruimtelijk-infrastructureel beleid streeft de provincie naar een goede bereikbaarheid: de stedelijke ontwikkeling moet worden afgestemd op de vervoerscapaciteit en milieubelasting van bestaande en geplande infrastructuur. In de tweede plaats moet gezocht worden naar verstedelijkingslocaties die goed aansluiten op de infrastructuur. Kan hieraan niet worden voldaan, dan moet bij ontwikkelingen ook de bijbehorende infrastructuur worden gerealiseerd of de capaciteit worden uitgebreid;
- detailhandel: doel van het beleid is het behoud van een duurzame en fijnmazige detailhandelstructuur. De bestaande winkelgebieden hebben prioriteit: nieuwe locaties voor detailhandel mogen niet ten koste gaan van bestaande detailhandelstructuur;
- wonen: uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat gemeenten voorzien in een aanbod van woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen moeten passen in het Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regio totaal aan woningen. In het bestemmingsplan maken we geen grootschalige woningbouw mogelijk;
- water: zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. In de verordening is een beschermingsbeleid vastgelegd, dat onderscheid maakt in waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. In Nijmegen Neerbosch West is geen sprake van grondwaterbeschermingsgebied of waterwingebieden;
- natuur: in Nijmegen Neerbosch West zijn geen gebieden als EHS begrensd;
- landschap: het gebied Neerbosch West ligt niet in een nationaal landschap of waardevol open gebied. Het grenst wel aan een waardevol open gebied (ten westen van de A73).
Deze verordening wordt vervangen door de nieuwe verordening behorend bij de Omgevingsvisie zodra deze is vastgesteld.
3.3 Regionaal Beleid
Regionaal plan Stadsregio Arnhem-Nijmegen
De Stadsregio Arnhem Nijmegen legt in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke ambities vast voor de ontwikkeling van de regio Arnhem-Nijmegen. Het Regionaal Plan laat zien hoe de betrokken gemeenten streven naar hoogwaardige regionale ontwikkeling van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen als geheel. Hiermee ontwikkelt de stadsregio ruimtelijk beleid tot 2020. Het Regionaal Plan wordt door de Provincie beschouwd als uitwerking van het Streekplan en daarmee als toetsingskader voor lokale plannen. Centraal in de ruimtelijke structuur van de stadsregio staat de ontwikkeling van het stedelijk kerngebied: een min of meer verstedelijkte, samenhangende zone die zich uitstrekt van Zevenaar via Arnhem en Nijmegen tot aan Wijchen. De beleidsregels in het Regionaal Plan zijn uitgewerkt aan de hand van de thema's water, natuur, cultuurhistorie, landschap, land- en tuinbouw, recreatie, mobiliteit, wonen, werken, detailhandel en milieu. Een aantal beleidsuitspraken is relevant voor het plangebied Neerbosch West:
- werken: doelstelling is het op zorgvuldige wijze ruimte bieden voor het scheppen van voldoende werkgelegenheid voor de inwoners van de stadsregio, aansluitend bij het opleidingsniveau van de beroepsbevolking, nu en in de toekomst. De uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen en de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen gebeurt met een zorgvuldige ruimtelijke inpassing;
- detailhandel: de vestiging van Grootschalige Detailhandelsvestigingen (GDV) is alleen toegestaan in/aansluitend op de binnensteden en stadsdeelcentra van Arnhem en Nijmegen. De locaties Gelredome, Aamse Poort en Ressen komen in aanmerking voor de vestiging van bovenlokale winkel- en vrij tijdsvoorzieningen;
- wonen: Binnen de woningbouwcontour bepalen gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en aantallen nieuw te bouwen woningen, uiteraard rekening houdend met specifieke regionale en nationale beleidsregels. Het plangebied valt deels binnen de contour (het Kinderdorp), deels daarbuiten (de rest);
- natuur: doelstelling is het realiseren van een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de waarden en kenmerken. De Stadsregio kent geen aanvullende beleidsregels voor natuur t.o.v. het Streekplan Gelderland;
- cultuurhistorie: De in een plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden dienen te worden geïnventariseerd en zo mogelijk worden geïntegreerd in de planuitwerking. In het plangebied zijn cultuurhistorische waarden (Kinderdorp). Deze zijn in dit bestemmingsplan geïnventariseerd en krijgen een juridische vertaling in het bestemmingsplan.
Verstedelijkingsvisie
In navolging van het Regionaal Plan Stadsregio Arnhem - Nijmegen heeft de Stadsregio in juni 2011 de Verstedelijkingsvisie 'Van Koers naar Keuze' vastgesteld: een integrale visie waarin de hoofdlijnen uit het Regionaal Plan worden bevestigd. De Verstedelijkingsvisie is een uitwerking van de Verstedelijkingsopgave voor de periode 2010-2020, waarbij de ambities voor wonen, werken en mobiliteit worden gekoppeld:
- wonen: de kwalitatieve afspraken over het percentage betaalbare woningen en de woningbouwcontour uit het regionaal Plan blijven ongewijzigd. Inbreiding gaat voor uitbreiding. Herstructurering en transformatie moeten voorrang krijgen. In de periode 2010-2020 staat vraaggericht bouwen centraal. Dit wordt subregionaal uitgewerkt. Uitgangspunt is dat de woonconsument en het bouwen voor eigen behoefte voorop staat. Bij plannen voor de bovenlokale vraag of nieuwe plannen die leiden tot een uitbreiding van de huidige beschikbare plancapaciteit is subregionale afstemming noodzakelijk. Voor Nijmegen Neerbosch West heeft dit geen gevolgen;
- mobiliteit: naast het woonklimaat is de bereikbaarheid belangrijk voor een goed vestigingsklimaat. De verstedelijkingsvisie zet in op het bundelen van vervoersstromen en het verknopen van verstedelijking langs een integrale ontwikkelingszone: de S-as. De verschillende modaliteiten dienen toekomstige groei op te kunnen vangen en goed op elkaar aan te sluiten. Het OV en de fiets hebben daarbij een voorname rol. Ruimtelijke ontwikkelingen rondom (OV) knooppunten worden dan ook gestimuleerd;
- werken: de stadsregio faciliteert en investeert in vijf kansrijke clusters (health, halfgeleiders, EMT, mode & vormgeving en toerisme, waarbij een sterke basis (o.a. logistiek en detailhandel essentieel is. Ruimte voor bedrijven wordt concreet uitgewerkt in de regionale Programma's bedrijventerreinen (zie hieronder).
Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties 2010 en Regionaal Programma Bedrijventerreinen 2011
Met de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties herijkt de Provincie Gelderland het bedrijventerreinenbeleid op basis van nieuwe inzichten over de afnemende groei van de beroepsbevolking en de economie. Daarnaast zijn het toepassen van de SER ladder (eerst inbreiden dan uitbreiden) en een zorgvuldige planning en programmering ven bedrijventerreinen kenmerkend voor dit nieuwe beleid. In 2011 is op verzoek van de provincie het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) tot stand gekomen. In de Stadsregio was sprake van een overaanbod aan bedrijventerreinen. In het RPB zijn regionale afspraken gemaakt om dit overaanbod terug te dringen. Voor Nijmegen betekent dit dat er op korte termijn met Bijsterhuizen, Mercuriuspark en de Novio Tech Campus voldoende bedrijventerrein beschikbaar is (of komt). Daarnaast wordt prioriteit gelegd bij de ontwikkeling van bedrijventerrein De Grift in Nijmegen Noord.
De nieuwe uitleglocatie in de A 73 zone is geschrapt. Dit ligt in het plangebied van dit bestemmingsplan, het gaat om het gebied ten westen van de A73. In dit bestemmingsplan worden dan ook geen nieuwe bedrijfsbestemmingen in dit plangebied toegevoegd.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030
De gemeenteraad van Nijmegen heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor ruimtelijke plannen en een ontwikkelingskader voor investeringen. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de ambities van de gemeente Nijmegen. De Structuurvisie is opgevolgd door een door het College in maart 2013 vastgestelde nieuwe structuurvisie.
In de structuurvisie uit 2010 staat te lezen dat het Kinderdorp een belangrijk grootschalige groengebied en stadsrand is dat belangrijk is voor recreatie en het klimaat. De ambitie is om die groene stadsranden van Nijmegen sterker aan te zetten en tegelijkertijd de relatie met het groen in en om de stad te versterken. In de structuurvisie 2010 staat dat het gebied ten westen van de A73 nog als bedrijventerrein. Zoals ook te lezen in paragraaf 3.3 (structuurvisie bedrijventerreinen) is dat niet meer aan de orde. In het bestemmingsplan zal daarom ook geen bedrijfsbestemmingen worden opgenomen voor dat gebied.
Structuurvisie Nijmegen 2013
De nieuwe structuurvisie (die nog door de gemeenteraad moet worden vastgesteld) gaat uit van vier speerpunten: duurzame stedelijke ontwikkeling, economische structuurversterking, versterken van het typisch Nijmeegse en karakteristieke wijken. Onderstaande kaart geeft de belangrijkste ruimtelijke ambities tot 2020 weer:
In het plangebied staan een aantal ambities op de kaart. Er is sprake van een mogelijk transferium. Deze zal echter niet in het plangebied worden gerealiseerd maar waarschijnlijk nabij Poort Neerbosch en is daarom ook niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Ook staat het traject van het warmtenet op de kaart van de Structuurvisie. Deze loopt echter niet door het plangebied maar er vlak langs en is daarom niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Daarnaast is er sprake van een bijzondere stadsrand grenzend aan open landschap in het westen van het plangebied Kinderdorp Neerbosch. Dat betekent dat er ambities en wensen zijn om deze stadsrand ook zoveel mogelijk open te houden. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bestemmingen mogelijk aan deze rand die deze openheid beinvloeden en daarmee voorziet het bestemmingplan hierin. Tot slot geldt voor een deel van het plangebied Kinderdorp een hoge ambitie wat betreft beeldkwaliteit. Dat betekent dat als er nieuwbouw plaatsvindt in dit deel van het Kinderdorp er extra wensen en eisen zijn wat betreft beeldkwaliteit. Dit wordt echter niet vastgelegd in een bestemmingsplan maar in een Beeldkwaliteitplan en is daarom niet meegenomen.
In het plangebied ten westen van de A73 is een zoekgebied opgenomen voor windenergie. Dat betekent dat dit gebied in aanmerking kan komen voor windmolens. Op dit moment zijn er geen concrete plannen. Daarom is dit ook niet meegenomen in het bestemmingsplan. In de nieuwe structuurvisie uit 2013 is het gebied ten westen van de A73 ook niet meer opgenomen als bedrijventerrein. Tot slot geldt voor een klein deel van dit deel een hoge ambitie beeldkwaliteit (Wijchenseweg en Bijsterhuizen).
Coalitieakkoord 2010 – 2014 Werken aan een duurzame toekomst
De coalitie staat een duurzaam, sociaal en economisch sterk Nijmegen voor ogen. Een Nijmegen waar sociaal zwakkeren kunnen rekenen op de overheid, maar waar mensen en organisaties ook worden aangesproken op hun zelfredzaamheid. Een Nijmegen waar samen met burgers en bedrijven wordt geïnvesteerd in een duurzame stad, en in activiteiten die bijdragen aan economische groei en behoud van werkgelegenheid.
Nijmegen werkt aan een duurzame en innovatieve economie, met werkgelegenheid die kansen en ontplooiingsmogelijkheden biedt voor al haar inwoners. Daarbij maken we optimaal gebruik van de sterke punten van de stad: de hoogopgeleide bevolking, de aanwezigheid van kennisinstellingen, de kritische geest, de innovatie. Een goede bereikbaarheid is vanuit economisch perspectief belangrijk, omdat het een belangrijke vestigingsvoorwaarde voor bedrijven is. Ook goede vestigingsfactoren voor bewoners spelen een rol, want 'werken volgt wonen'. Dus een goede woonomgeving, groen, culturele activiteiten en een bruisende stad zijn van belang voor onze economische ambitie. In het economisch beleid nemen kennisintensieve bedrijvigheid en creatieve bedrijvigheid een steeds belangrijker plaats in.
Hoofdstuk 4 Functioneel Beleidskader
4.1 Wonen, Zorg En Maatschappelijke Voorzieningen
Beleid sociale en maatschappelijke voorzieningen
De gemeente Nijmegen zorgt voor sociale en maatschappelijke voorzieningen voor haar inwoners. Maatschappelijke voorzieningen, zoals sportvelden, zijn in principe voor iedereen. Voor bijzondere doelgroepen zoals gehandicapten en ouderen, maar ook voor de jeugd zijn er sociale voorzieningen die maatschappelijke participatie bevorderen. Soms is er ook maatwerk voor individuele inwoners, bijvoorbeeld ondersteuning bij de opvoeding. Het terrein sociale en maatschappelijke voorzieningen is breed en bestaat uit: sport-, recreatie, cultuur-, en welzijnsvoorzieningen; voorzieningen voor ouderen en gehandicapten; algemeen maatschappelijk werk; jeugd- en jongerenwerk; openbare gezondheidszorg; dierenwelzijn. Het werk op dit beleidsterrein wordt meestal uitgevoerd door zelfstandige instellingen die de gemeente financiert op basis van prestatieafspraken. Soms zijn dit vrijwilligersorganisaties, soms ook professionele (welzijns)stichtingen.
Beleid Zorg & Welzijn
Op het terrein van Zorg & Welzijn, Jeugd en Onderwijs speelt op dit moment een aantal grote ontwikkelingen. Zo wordt de gemeente vanaf 2015 inhoudelijk en financieel verantwoordelijk voor de gehele jeugdzorg (overgedragen door de provincie) en wordt de gemeente verantwoordelijk voor de begeleiding van mensen met een beperking. De raad heeft in november 2012 het WMO-beleidsplan 2012-2015 vastgesteld. Daarin staan twee zaken centraal:
- hulp zo licht mogelijk en zo dichtbij mogelijk;
wij willen voorkomen dat kinderen, die ondersteuning nodig hebben, voor hulpverlening uit hun woonomgeving worden gehaald. In elke situatie richten wij ons op het 'herstel van het gewone leven', bij voorkeur thuis, in het gezin. - zelfredzaamheid/zelfregie;
wij bevorderen dat hulpverlening, die uitsluitend wordt verzorgd door professionals, meer gericht wordt ingezet, daar waar het echt nodig is en daar waar de vraag ook echt ligt. We doen een groter beroep op het eigen netwerk, thuis, in de wijk.
Wij zijn terughoudend met 'instituutszorg', ook wel residentiële zorg genoemd. Er zal echter altijd een groep zijn waarvoor deze intensieve zorg wel nodig is. Belangrijk is samenwerking met de lokaal werkende organisaties als de scholen, de sociale wijkteams, Tandem, NIM en de GGD. Versterking van de keten rondom jongeren met een beperking/zware psychiatrische problematiek is toe te juichen. Dat betekent bijvoorbeeld dat wij de bestaande samenwerking tussen de Kristallis-school en jeugdzorg-aanbieders op het terrein ondersteunen.
Beleid onderwijs
Het Rijksbeleid is er op gericht om jongeren zoveel mogelijk in het reguliere onderwijs te laten participeren en het terugdringen van het aandeel leerlingen in het speciaal onderwijs. Daarom voeren wij een terughoudend beleid ten aanzien van de uitbreiding huisvesting van het speciaal onderwijs.
Beleid wonen
Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, "Nijmegen leeft". In deze nota is het woonbeleid uiteengezet tot 2020. In de Woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt:
- ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen de wijken en stadsdelen. Het doel is om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod, zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uit moeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn;
- bewoners binden is het tweede centrale uitgangspunt. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als we rekening houden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid binden we bewoners aan Nijmegen. Hierbij spelen ook voorzieningen, de economische structuur en het cultureel klimaat een rol.
Neerbosch West
De beleidsuitgangspunten van de gemeente Nijmegen op het terrein van Zorg&Welzijn zijn gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid, ondersteuning en zorg zo licht mogelijk en zo dichtbij mogelijk aanbieden, integraal werken via een wijkgerichte aanpak en preventie. Het ontwikkelen van een grootschalige zorglocatie met instellingen, die mensen uit hun eigen wijk halen en intramuraal zorg aanbieden, past niet binnen deze beleidslijnen. Aan de andere kant denken wij dat er altijd een groep mensen is, die intramuraal zorg moeten ontvangen en die niet meer thuis kunnen wonen. Extramuralisering en wonen in de wijk is voor een groep mensen met een functiebeperking prima, maar heeft zijn beperkingen. Een deel van de mensen met een functiebeperking voelt zich gelukkiger in een relatief beschermde omgeving. Denk aan uithuis geplaatste kinderen, zwerfjongeren of kinderen die zeer specialistische aandacht nodig hebben. Dit is altijd nodig, maar deze vormen van zorg zien wij zeker niet fors groeien de komende jaren.
Bij bovengenoemde jeugdzorg zou een eventuele aanvulling met wonen en zorg voor bijzondere doelgroepen kunnen passen, zoals beschermde woonvormen voor mensen met een functiebeperking of dementerenden. Ook combinaties van wonen en zorg zijn beperkte schaal mogelijk, bijvoorbeeld logeerhuizen en andere vormen van tijdelijk verblijf. Wij denken dan aan kleinschalige projecten. Al met al past een bescheiden uitbreiding van zorg op het Kinderdorp Neerbosch zoals wordt voorgesteld in dit bestemmingplan daarom wel in het beleid.
In het noorden van het Kinderdorp is een sporthal aanwezig die wordt gebruikt door de instellingen op het terrein. Deze is in slechte staat en er zijn plannen voor eventuele sloop/nieuwbouw of renovatie. De functie van sporthal is belangrijk voor het gebied. Daarom wordt dit in het bestemmingsplan ook weer mogelijk gemaakt op dezelfde plek als de huidige sporthal.
In het gebied Neerbosch West komt een beperkt aantal burgerwoningen en bedrijfswoningen voor, onder andere aan de Nederheidseweg en Scherpenkampweg. Voor dit gebied geldt geen specifiek woonbeleid. De bedrijfswoningen zijn in dit bestemmingsplan als woningen bestemd. Omzetten van de reeds bestaande (bedrijfs)woningen in een woonbestemming past in het beleid. Toevoeging van grootschalige woningbouw in dit gebied is niet gewenst, wel kunnen enkele woningen toegevoegd worden zoals wordt voorgesteld aan de Scherpenkampweg.
4.2 Economie
Nieuwe inzichten bedrijventerreinenbeleid
Met de structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties uit 2010 heeft de Provincie Gelderland het bedrijventerreinenbeleid herijkt op basis van nieuwe inzichten over de afnemende groei van de beroepsbevolking en de economie. Daarnaast zijn het toepassen van de SER ladder (eerst inbreiden dan uitbreiden) en een zorgvuldige planning en programmering ven bedrijventerreinen kenmerkend voor dit nieuwe beleid. In 2011 is op verzoek van de Provincie Gelderland een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) tot stand gekomen. In de stadsregio was sprake van een overaanbod aan bedrijventerreinen. In het RPB zijn regionale afspraken gemaakt om dit overaanbod terug te dringen. Voor Nijmegen betekent dit dat er prioriteit mag worden gegeven aan bedrijventerrein de Grift en dat de nieuwe uitleglocatie in de A 73 zone “on hold” is gezet. Uit de voortgangsrapportage van het RPB van de stadsregio blijkt dat de uitgifte van bedrijventerreinen ver achter blijft bij de verwachte vraag. Oorzaak is de langer aanhoudende economische crisis. Dit leidt in het voorjaar 2013 tot een herijking van het RPB. Vooruitlopend hierop zien wij definitief af van de uitleglocatie in de A 73 zone (Bijsterhuizen Noord). Er is of komt voldoende bedrijventerrein op korte termijn beschikbaar (Bijsterhuizen, Mercuriuspark en Novio Tech Campus op Winkelsteeg) en er wordt prioriteit bij de ontwikkeling van bedrijventerrein de Grift in Nijmegen Noord gelegd. Dit betekent dat voor het gebied ten westen van de A73 in dit bestemmingsplan de agrarische bestemming gehandhaafd blijft.
Kantoren
Nijmegen kent relatief weinig problemen met leegstaande kantoren ten opzichte van de situatie elders in Nederland. De leegstand in Nijmegen bedraagt 7% tegen 14% landelijk. Deze gunstige cijfers willen we naar de toekomst toe handhaven. Daarom willen we ook bij kantoren voldoende aanbod hebben zonder overaanbod te creëren. Ook hier passen we de duurzaamheidsladder toe. We kijken eerst naar bestaande panden en locaties en zijn zeer terughoudend met nieuwe kantorenlocaties. We kiezen voor locaties die goed bereikbaar en ontsloten zijn en in de nabijheid van OV. Voor een nieuwe kantoorontwikkeling zien we twee geschikte locaties, omgeving Nijmegen CS en in Nijmegen Noord. Voor Kinderdorp betekent dit dat we geen mogelijkheden zien voor het toevoegen van (grootschalige) kantoren.
Met betrekking tot kleinschalige kantoren geldt het beleid zoals vastgesteld in 2001. In dat raadsbesluit is vastgelegd de vraag naar kleinschalige kantoren als volgt te accommoderen:
- tot 1000 m² toestaan langs singels en hoofdradialen in Nijmegen;
- tot 1500 m² kan in het kader van behoud van waardevolle panden een omzetting naar kantoorbestemming plaatsvinden;
- tot 500 m² is een kantoorvestiging overal toegestaan.
Voor laatstgenoemde dient een afweging te worden gemaakt of de nieuwe kantoorfunctie bijdraagt aan een evenwichtige ontwikkeling van de wijk/omgeving gelet op verkeersdruk, parkeerdruk, milieuwetgeving, etc. Vertrekpunt is het beperkten van de overlast voor de buurt. Het is niet toegestaan om woningen volledig als kantoor te gebruiken, maar een kantoor aan huis is (onder bepaalde voorwaarden) wel mogelijk.
Bedrijventerreinen nabij plangebied
Kinderdorp Neerbosch grenst aan bedrijventerrein Westkanaaldijk. Dit bedrijventerrein kan worden gekarakteriseerd als een gemengd (handels-) terrein met ook verschillende vestigingen van zware industrie. Het overgrote deel van bedrijventerrein Westkanaaldijk heeft de bestemming B 1 tot en met 4 (conform Staat van bedrijfsactiviteiten model Nijmegen). De zone direct grenzend aan het Kinderdorp Neerbosch heeft een lichtere bestemmingscategorie qua milieuhinderlijkheid, categorie 1 tot en met 3. In deze zone is een aantal dealers (incl. showrooms) gevestigd. Naast de Mercedesgarage aan de Hogelandseweg ligt nog een bedrijfskavel braak. Op Westkanaaldijk zijn 205 bedrijven gevestigd waar 3.440 mensen werken (peildatum 2011).
De westzijde van de auotosnelweg A73 bestaat uit grotendeels agrarisch gebied. De gemeentegrens met de gemeente Beuningen bevindt zich op de Bijsterhuizenstraat. Waar de Bijsterhuizenstraat overgaat in de Palkerdijk begint het Nijmeegs deel van bedrijventerrein Bijsterhuizen. Het Nijmeegs deel van Bijsterhuizen is volledig uitgegeven aan m.n. bedrijven in de logistiek, lichte industriële bedrijven en (groot-)handelsbedrijven.
4.3 Verkeer En Vervoer
Algemeen
In oktober 2011 heeft de gemeenteraad de nota Nijmegen Duurzaam Bereikbaar vastgesteld. Deze nota beschrijft het verkeersbeleid van de gemeente Nijmegen. De gemeente Nijmegen stelt zich ten doel de bereikbaarheid van de stad te garanderen en te verbeteren. Hierbij staat een multimodale aanpak centraal. Daarnaast neemt de gemeente maatregelen om het verkeerssysteem als totaal duurzamer te maken. Hierbij is de samenhang tussen het mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid van groot belang. Uitgangspunt is de concentratie van ruimtelijke ontwikkelingen op een aantal knopen die goed bereikbaar zijn met de fiets en met het openbaar vervoer. Voor bedrijventerreinen geldt dat deze zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd met goede verbindingen naar de rijkswegen. Bij elke geplande nieuwe ontwikkeling wordt onderzocht wat de effecten zijn op de bereikbaarheid. Dat kan leiden tot extra maatregelen, de keuze voor een andere locatie of in het meest extreme geval tot het niet doorgaan van de ontwikkeling. Tenslotte richt het beleid zich op maatregelen die leiden tot een betere benutting van de bestaande infrastructuur en het stimuleren van duurzame vervoerswijzen. Waar al deze maatregelen onvoldoende soelaas bieden, komt het vergroten van de capaciteit als optie in beeld.
Na de realisatie van de tweede stadsbrug (De Oversteek) eind 2013 zal de verkeersstructuur in de stad ingrijpend veranderen. De doorstromingsproblematiek verschuift van het gebied ten noorden van de Waal naar de zuid- en westflank van de stad. De aanleg van De Oversteek wordt door de gemeente Nijmegen aangegrepen om door dynamisch verkeersmanagement het verkeer beter te beheersen en de doorstroming te verbeteren.
Autoverkeer
Een goede bereikbaarheid van Nijmegen per auto is in de eerste plaats gediend met een goede en betrouwbare afwikkeling van het verkeer op de autosnelwegen rondom de stad. Binnen de stad hanteren we 3 beleidslijnen: doorstromen, doseren, overstappen:
- doorstromen: met de bouw van De Oversteek ontstaan meer mogelijkheden om het verkeer te spreiden. De gemeente zet in op een goede doorstroming van het verkeer in de stad en ontwikkelt daarvoor de "Groene Route" (zie onderstaande afbeelding): een aaneengesloten route waarop de doorstroming optimaal is;
- doseren: als de doorstroming op deze route onder druk staat, wordt het verkeer op de invalswegen naar de route toe “gebufferd”. De gemeente zet in op dynamisch verkeersmanagement;
- overstappen: ten noorden, zuiden en westen van Nijmegen bieden we transferia aan waar automobilisten kunnen overstappen op het openbaar vervoer of de fiets.
Openbaar vervoer (OV)
Het OV moet een belangrijke bijdrage gaan leveren aan het verbeteren van de bereikbaarheid van Nijmegen en haar knooppunten. De bestaande spoorwegen vormen de ruggengraat van het OV. Om regionale verplaatsingen beter te kunnen bedienen, wordt StadsregioRail ontwikkeld. In aanvulling hierop wordt een netwerk van Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV) ontwikkeld. Het HOV bedient de belangrijkste knooppunten en bestemmingen in Nijmegen en omgeving en is vooral geschikt voor afstanden tussen de 3 en 10 kilometer. Ook het onderliggende lijnennet is van belang voor de verbinding van de knopen met de wijken en de wijken onderling. De fijnmazigheid van een openbaar vervoer netwerk is van belang voor de bereikbaarheid, maar zorgt er ook voor dat het openbaar vervoer een aantrekkelijk alternatief is voor de auto.
Langzaam verkeer
In Nijmegen liggen veel bestemmingen op korte afstand van elkaar. De fiets is hier een goed alternatief voor de auto. Van alle korte ritten (tot 7,5 km) wordt 37% per fiets afgelegd. Dit percentage willen we laten toenemen. De gemeente gaat daarom de komende jaren door met het opwaarderen van het fietsroutenetwerk en het realiseren van snelfietsroutes op de belangrijkste verbindingen. Ook werken wij de komende jaren aan de rest van het fietsnetwerk. Naast de hoofdfietsroutes moet het fietsverkeer aantrekkelijker worden door de inrichting van parallelle (schone lucht) routes en fijnmazige verbindingen door de verblijfsgebieden.
Neerbosch West
Het Kinderdorp wordt ontsloten via de Scherpenkampweg, die uitkomt op de Hogelandseweg. De huidige ontsluiting van Kinderdorp bevindt zich op zo'n 800 meter van het kruispunt met de Neerbosscheweg. De huidige ontsluiting levert verkeersveiligheids- en afwikkelingsproblemen op. Verkeer naar het Kinderdorp is bestemmingsverkeer. Het gaat om bewoners, bevoorradingsverkeer, werknemers van de instellingen en taxibusjes voor de kinderen in het gebied. Door de aard van de voorzieningen ontstaat een spitsbelasting van taxibusjes in het gebied. Dit is het gevolg van het wegbrengen en ophalen van scholieren dat veelal gepaard gaat met het af en aanrijden van busjes. In het bestemmingsplan is een zoekgebied parkeren opgenomen voor deze problematiek.
In het verleden zijn er plannen geweest voor een tweede ontsluiting tussen het kruispunt Hogelandseweg-Lagelandseweg en het kruispunt Neerbosscheweg/A73-Hogelandseweg- IJpenbroekweg, op ca. 200 meter van het kruispunt Neerbosscheweg. Het betrof een volwaardig kruispunt op de Hogelandseweg, geregeld met verkeerslichten. Deze ontsluiting is niet meer gewenst, mede vanwege de ontwikkelingen bij de kruising Neerbosscheweg/Hogelandseweg/IJpenbroekweg.
Bij het toevoegen van functies in het Kinderdorp is één ontsluiting onvoldoende. Daarom is gekeken of elders in het gebied een nieuwe ontsluiting mogelijk is. Dat is mogelijk door ter hoogte van de sporthal een verbinding te maken naar de Jonkerstraat. Vervolgens kan worden aangesloten op de Nieuwe Pieckelaan. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid om hier een tweede ontsluiting te realiseren opgenomen.
Snelfietsroute Nijmegen-Beuningen
Over het terrein van Kinderdorp Neerbosch wordt een snelfietsroute aangelegd die de verbinding vormt tussen Nijmegen en Beuningen (zie onderstaand kaartje). Deze route ligt in het verlengde van de Pieckelaan en is gericht op het kruispunt Poort Neerbosch. Om de Neerbosscheweg/A73 veilig te kunnen kruisen is een nieuwe langzaam verkeerstunnel voorzien. Deze route verbetert ook de bereikbaarheid van het Kinderdorp voor fietsers en voetgangers. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met het realiseren van deze fietsverbinding.
Op termijn zal de functie van de Broekstraat veranderen. Voorstel van de gemeente Beuningen is om een knip te plaatsen in de Elsenpas, waardoor er geen autoverkeer meer mogelijk is. De fietsroute wordt daarmee bevorderd en veiliger.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet parkeren op eigen terrein plaatsvinden. Bouwplannen worden getoetst aan de bouwverordening en de Nota Parkeernormen.
4.4 Groen, Natuur En Landschap
Natura 2000
Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de EU. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden (habitats), maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992. Rondom Nijmegen gaat het om de natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
Het plangebied ligt om ruime afstand van de Natura 2000 gebieden waardoor er geen invloed is van de ontwikkeling in het plangebied op deze beschermde gebieden.
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de wet:
- Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
- beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter').
Het plangebied ligt om ruime afstand van de Natura 2000 gebieden waardoor er geen invloed is van de ontwikkeling in het plangebied op deze beschermde gebieden.
Flora- en Faunawet
Deze wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt bepalingen die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen. Hiermee heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van in het wild voorkomende soorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk.
In de Flora- en Faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de regel dat het kappen van bomen alleen mag plaatsvinden buiten het broedseizoen.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het Gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang. Het plangebied valt buiten de EHS.
Handboek Stadsbomen
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen” en is op 1 april 2009 door de raad vastgesteld. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen. De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. In het handboek zijn de regels voor de rooivergunning opgenomen.
Rooivergunning
Het volledige plangebied valt binnen het regime van de rooivergunningplichtige gebieden (zie onderstaand kaartje). Dit betekend dat bomen niet gekapt mogen worden zonder zwaarwegende waarbij het “nee tenzij principe” geldt. Dit wil zeggen dat er in principe geen bomen uit de hoofdboomstructuur gekapt mag worden zonder zwaarwegende redenen. De redenen worden getoetst op basis van overlast of groot maatschappelijk belang. Het afwegingskader voor de rooivergunning is opgenomen in het Handboek Stadsbomen. Wanneer er bomen gekapt moeten worden vanwege een nieuwe ontwikkeling, dan zal deze getoetst worden aan dit kader. Bij een eventuele kap zal een herplantplicht opgelegd worden.
Een deel van het plangebied valt tevens buiten de “Bebouwde kom Boswet” wat betekend dat hier de Boswet van kracht is en daarmee onder het gezag van het ministerie van E.L & I valt. De feitelijke beoordeling van verzoeken van velling en het toezicht op de herplant vindt plaats door de provincie.
Monumentale bomen
Sinds 2011 zijn de monumentale bomen in de openbare ruimte en op particuliere terreinen geïnventariseerd. Deze monumentale bomen zijn minimaal 50 jaar oud, hebben een goede conditie en zijn beeldbepalend. Een monumentale boom voldoet al aan de criteria, een waardevolle boom nog niet, maar staan wel op de nominatie dit te worden. Op onderstaand kaartje zijn alle monumentale en waardevolle bomen opgenomen. Het roekenbosje en de begraafplaats zijn als vlek op de kaart opgenomen omdat hier meerdere bomen bij elkaar staan. Monumentale en waardevolle bomen hebben een zwaardere bescherming, een kapvergunning wordt slecht in zeer uitzonderlijke vervallen afgegeven.
Neerbosch West
Binnen het plangebied zijn drie gebieden met een eigen karakter te onderscheiden: het Kinderdorp Neerbosch, het open landschap rondom het Kinderdorp en het grootschalige weidegebied ten westen van de A73. De groenstructuur van deze gebieden worden hieronder verder beschreven.
Het kinderdorp Neerbosch grenst aan de noordoost zijde direct aan het bedrijventerrein van de Westkanaaldijk. Bij de ontwikkeling van dit bedrijventerrein in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw is bewust gekozen voor een bedrijventerrein dat rondom met groen ingepakt is. De veelal dichte beplanting op de grens tussen Nijmegen en Beuningen, op het talud van de Neerbosscheweg en als overgang naar het pittoreske Kinderdorp Neerbosch moeten het bedrijventerrein afschermen van het open en meer landschappelijke gebied. Op veel plaatsen is deze zogenaamde externe groenstructuur nog in tact en functioneert als buffer naar de andere functies. Op onderstaand kaartje is deze groenzone aangegeven.
Op het terrein van het Kinderdorp is deze groenzone voor een deel nog duidelijk aanwezig. Ter hoogte van het dierenweitje is de begroeiing voor een deel verdwenen. De overige randen van het kinderdorp zijn open en transparant, waardoor een mooie overgang naar het open buitengebied ontstaat. De ontwikkelingen op het Kinderdorp bieden kansen om de overgang tussen bedrijventerrein en Kinderdorp te optimaliseren. Landschappelijk gezien is het wenselijk om de groenzone achter het bedrijventerrein over de gehele lengte te versterken tot een stevige groene zoom. In het bestemmingsplan wordt hiermee rekening gehouden. De overige randen van het kinderdorp zijn open en transparant, waardoor een mooie overgang naar het open buitengebied ontstaat.
De groenstructuur is bepalend voor het karakter en de sfeer van het Kinderdorp (zie ook onderstaand kaartje). De monumentale lanen en het verkavelingspatroon in het omliggende weidegebied zijn relatief ongeschonden en oorspronkelijk. De totale setting van het Kinderdorp met de laanstructuren, de bospercelen, de kleine begraafplaats en de oude bebouwing is uniek voor Nijmegen. Het totale gebied van het Kinderdorp Neerbosch is opgenomen in de hoofdgroenstructuur. Daarnaast zijn de bomen langs het hoofd assenkruis onderdeel van de hoofdbomenstuctuur en is een groot deel van de bomen en de bosgebieden aangemerkt als monumentaal of waardevol. Het roekenbosje vertegenwoordigt daarnaast een ecologische waarde. De oude ontsluitingsweg van het kinderdorp is nog steeds waarneembaar. Tussen het terrein van het Kinderdorp en de Hogelandseweg loopt de oude toegangslaan nog door evenals aan de overzijde van de weg op het industrieterrein.
Het open polderlandschap rondom het Kinderdorp versterkt het intieme en groene karakter van het Kinderdorp. Door deze openheid wordt het rivierenlandschap, het grootschalige komgebied voortgezet tot aan de grens van de stad. Daarnaast schept het open landschap afstand tussen de bebouwing van de gemeente Nijmegen en van Beuningen. Het verkavelingspatroon is relatief ongeschonden en oorspronkelijk. Bij verdere ontwikkeling van het gebied is het gewenst dat deze kenmerkende openheid behouden blijft. Hiermee is rekening gehouden in het bestemmingsplan.
Het grootschalige weidegebied aan de westzijde van de A73 heeft het karakter van het open komgebied behouden. Het sloten en verkavelingspatroon is nagenoeg ongewijzigd en oorspronkelijk. De A73 en het Knooppunt Neerbosch bepalen in grote mate het karakter van het gebied. De weg ligt op de grens van de stad Nijmegen en het buitengebied. Een ontwikkeling van dit gebied is vanuit groen en landschap niet gewenst en dit is dan ook niet voorzien in het bestemmingsplan.
Flora- Faunaonderzoek
In opdracht van de gemeente Nijmegen heeft bureau Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties vanuit natuurwetgeving voor het nieuwe bestemmingsplan voor Neerbosch-West (Toetsing beschermde natuurwaarden bestemmingsplan Neerbosch-West, maart 2013). Daarbij is gekeken naar de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan vanuit de natuurwetgeving redelijkerwijs uitvoerbaar is. Hierbij geldt wel dat bij het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden (in de uitvoeringsfase) rekening moet worden gehouden met een aantal voorwaarden op basis van de Flora- en faunawet. Op projectniveau dienen mogelijke effecten voorkomen te worden voor vogels en vleermuizen (Bijlage 1 Flora- enFaunaonderzoek).
Het plangebied is leefgebied van vleermuizen. Grote, uitstralende verlichting bij nacht kan vleermuizen verstoren. Daarom mag bij bouwwerkzaamheden geen bouwverlichting worden aangelaten bij nacht in de actieve periode van vleermuizen (van maart tot en met oktober).
Op een deel van de bouwvlakken waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn, staan bomen en struiken. Algemeen voorkomende broedvogels kunnen hierin nestelen. Broedende vogels zijn tijdens de broedperiode (globaal van maart tot en met juli) beschermd. Uitgangspunt is dat werkzaamheden niet in de broedperiode uitgevoerd worden. Indien de werkzaamheden wel in het broedseizoen uitgevoerd worden, dan dient een ter zake kundige op het gebied van vogels bepalen of er broedende vogels aanwezig zijn en wat hier de eventuele consequenties van zijn. Ten zuidoosten van het plangebied staat een eikenbos met daarin een roekenkolonie. Herbouw, structurele verbouw of nieuwbouw op de bouwvlakken rondom deze kolonie kan de dieren tijdens de broedperiode verstoren.
Gelet op de bevindingen uit het natuuronderzoek dient het gebruik qua karakter van nieuwe gebouwen gelijk te zijn aan dat van de huidige bebouwing in het plangebied. Dit houdt in, dat nieuwe gebouwen niet groter zijn dan de huidige, intensiever worden gebruikt of veel meer licht, geluid of vervuilende stoffen produceren. Met name in de directe omgeving van de roekenkolonie is dit van groot belang. In het bestemmingsplan worden dergelijke grote of intensievere functies niet mogelijk gemaakt.
4.5 Water
Algemeen
Voor het totale waterbeleid wordt de term Integraal Waterbeheer gebruikt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het watersysteem en de waterketen. Het watersysteem omvat de cyclus van het regenwater, oppervlaktewater, grondwater en de bijbehorende leefgemeenschappen. De waterketen omvat het menselijk ingrijpen hierin: grondwateronttrekking, de bewerking tot drinkwater, distributie en gebruik, inzameling van afvalwater via het riool, waterzuivering en uiteindelijk de lozing op het oppervlaktewater.
Nationaal Waterplan
In het Nationale Waterplan (NWP) en de bijbehorende beleidsnota's worden de doelstellingen en de maatregelen met betrekking tot het waterbeheer vastgelegd. Dit NWP werkt door naar regionale plannen (provincies) en de waterbeheerplannen van de waterschappen. In het NWP wordt gekozen voor de strategie: ”meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten". Dit waterplan werkt buitendijks door in de beleidslijn Grote Rivieren. De doelstelling specifiek voor stedelijk waterbeleid is:
- bij ontwikkelingen van locaties in de stad neemt de hoeveelheid groen en water per saldo toe, waardoor het stedelijke watersysteem robuuster en klimaatbestendiger wordt;
- bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad.
Beleidslijn Grote Rivieren
De Waal is aangewezen als verbindingswater voor vrachtscheepvaart en heeft daarmee een belangrijke economische functie. Na de hoogwaters in 1993 en 1995 is door het rijk de beleidslijn Ruimte voor de Rivier opgesteld. Deze beleidslijn is inmiddels vervangen door de Beleidslijn Grote Rivieren. Uitgangspunt van de beleidslijn is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Er gelden twee concrete doelstellingen:
- de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
- ontwikkelingen tegengaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.
Voor elke activiteit in het rivierbed is een vergunning in het kader van de Waterwet nodig (zie hieronder). Daarnaast is een goede afweging in het ruimtelijk spoor noodzakelijk om te voorkomen dat er bestemmingsplancapaciteit ontstaat voor activiteiten die niet, of slechts onder bepaalde voorwaarden, zijn toegestaan. De beleidslijn biedt een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en de rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van initiatieven. Voor de bedijkte rivieren (waaronder de Waal) geldt dat de dijk een harde grens vormt. Hierdoor is de ruimte die de rivier beschikbaar heeft voor de maatgevende afvoer ingesnoerd. Voor niet-riviergebonden activiteiten geldt een “nee, tenzij”- regime.
Onlangs is in het Barro, waarin rijksregels ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland zijn verzameld, het onderwerp veiligheid rond rijksvaarwegen en beschermend in en rond de grote rivieren benoemd. Het gaat dan o.a. om vrijwaringszones bij rivieren waar gemeenten in bestemmingsplannen rekening mee moeten houden.
Waterwet
De Waterwet uit 2009 integreert en moderniseert een achttal bestaande wetten en regelt het beheer van het oppervlaktewater en grondwater. Het verbetert ook de samenhang tussen het waterbeleid en de ruimtelijke ordening. De Waterwet maakt de taken en bevoegdheden van de verschillende overheden (Waterschap, Rijkswaterstaat, provincie en gemeente) duidelijk. Door de Waterwet hoeven er geen afzonderlijke vergunningen meer te worden aangevraagd op basis van verschillende wetten, maar nog slechts één watervergunning.
Waterbeheerplan 2010-2015
Het waterbeheerplan beschrijft op hoofdlijnen de watertaken van het Waterschap Rivierenland op het gebied van waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en de zuivering afvalwater. Ook wordt een doorkijk gegeven naar het jaar 2027 in verband met de doelstellingen voor de waterkwaliteit (Europese Kader Richtlijn Water). Voor de waterketen voert het Waterschap specifieke optimalisatietrajecten uit samen met de gemeente en Rijkswaterstaat. Ook is een afvalwaterakkoord tussen de partijen afgesloten. Doel van het waterschap is het zoveel mogelijk weren van schoon regenwater en gebiedsvreemd (grond)water uit de riolering.
In het stedelijke gebied lopen gezamenlijke acties voor de vergroting van de waterberging en de aanleg van natuurvriendelijke oevers in het kader van het waterplan Nijmegen 2001. De belangrijkste beleidswijziging hierin is een andere waterbergingsnorm voor bestaand en nieuw stedelijk gebied. Dit moet in de watertoets worden meegenomen. Doelstelling van het Waterschap is om haar beheersgebied in 2015 klimaatbestendig te hebben op basis van de huidige klimaatscenario's.
Waterplan 2001
Het waterplan van de gemeente Nijmegen vormt voor de waterpartners de inhoudelijke en procesmatige basis voor de samenwerking aan een duurzame waterketen, een gezond veerkrachtig watersysteem en een aantrekkelijke leefomgeving tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Belangrijke doelstellingen zijn:
- optimalisatie van de waterbeheerketen samen met de waterpartners;
- gezond maken van de stadswateren;
- afkoppelen van regenwater op een liefst zichtbare wijze;
- bevordering van het waterbewustzijn bij de Nijmegenaren.
Neerbosch West
Kinderdorp Neerbosch en het landbouwgebied ten westen van de A73 liggen in het lage deel van Nijmegen, het zijn poldergebieden met sloten. De maaiveldhoogte van beide plangebieden varieert tussen de 8m +NAP en 9m +NAP. Hoge waterstanden in het Maas-Waalkanaal beïnvloeden de grondwaterstand. Omdat het gebied Kinderdorp Neerbosch een privaat gebied is en dus ook de openbare ruimte niet door de gemeente wordt onderhouden is weinig bekend van (de staat van) het rioolstelsel en het slotenstelsel.
Watersysteem en riolering
Er loopt ten noorden van het Kinderdorp langs de Jonkerstraat een hoofdwetering, die van de rioolwaterzuivering afkomt. Deze A-watergang voert water door richting Druten. De sloten ten zuiden van het Kinderdorp zijn echter niet bekend bij het Waterschap, ten westen wel. Maar er zijn geen verbindingen aangegeven tussen deze sloten en de A-watergang langs de Nederheidseweg.
In het Kinderdorp ligt waarschijnlijk een gemengd rioolstelsel, waarvan bij de gemeente geen gegevens bekend zijn. Aan de oostzijde van het Kinderdorp (Scherpenkampweg) ligt een ontsluitingsweg met eronder een deel van het openbaar rioolstelsel. De schoolpanden aan deze weg zullen waarschijnlijk afwateren op dit riool. Maar mogelijk dat de kern van het dorp het afvalwater juist naar de westzijde van het gebied afvoert (Nederheidseweg).
Verder blijkt dat er in het Kinderdorp enkele regenwaterriolen ondergronds lopen, die hun water ongezuiverd lozen op de sloten. Dit systeem is ook in Lindenholt en Dukenburg toegepast en is tegenwoordig een ongewenst watersysteem. Vanwege waterkwaliteitseisen (Waterwet) moet het regenwater van wegen en parkeerterreinen eerst gezuiverd worden voordat het in het oppervlaktewater mag komen. Alleen dakwater mag rechtstreeks geloosd worden. Dus bij nieuwe ontwikkelingen moet of een verbeterd gescheiden stelsel worden aangelegd of liever een bovengronds wadisysteem zoals in de Waalsprong.
Van het landbouwgebied ten westen van de A73 is weinig meer bekend dan dat het een agrarisch gebied is met een slotenstelsel dat voor de ontwatering zorgt. De weinige boerderijen zijn waarschijnlijk aangesloten op de riolering. De hoofdwetering, die van de rioolwaterzuivering afkomt, loopt verder door naar het zuiden. Een groot deel van deze A-watergang ligt langs de A73, buigt ten noorden van het bedrijventerrein Bijsterhuizen af en voert uiteindelijk het water af richting Druten. De sloten in het landbouwgebied zijn B-sloten en greppel (C-status). De weinige boerderijen zijn waarschijnlijk aangesloten op de riolering.
Waterberging
Het Waterschap eist voor elk nieuwbouwproject met extra verharding ook extra waterberging ter plekke. Door de ondergrond in het Kinderdorp is ondergrondse infiltratie niet mogelijk. Wel zou een bovengronds infiltratiesysteem aangelegd kunnen worden. Het regenwater wordt dan bovengronds afgevoerd naar wadi's waar het water kan infiltreren en na zuivering kan worden afgevoerd naar het bestaande slotenstelsel. In ieder geval moeten sloten onderling worden verbonden en moeten ze ook met het watersysteem van het Waterschap worden verbonden. Tevens moeten zij weer op diepte worden gebracht. In het groene middendeel van het dorp liggen voldoende mogelijkheden voor de wadi's.
4.6 Cultuurhistorie
Rijksbeleid
Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het Rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het Rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren.
De Monumentenwet 1988 vormt de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen.
Gemeentelijk beleid
In mei 2013 is de Nota Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling; kennis en inspiratie; en bescherming en instandhouding.
Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Neerbosch-West
Het betreffende bestemmingsplangebied Neerbosch-West valt binnen gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart, met uitzondering van het terrein van Kinderdorp Neerbosch, dat onder gebiedstype 3 valt. Dit houdt in dat voor Kinderdorp Neerbosch de cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk verankerd worden in het bestemmingsplan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zal cultuurhistorie een zwaarwegende factor zijn. Cultuurhistorische waarden zijn een middel om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kwaliteit te geven en de identiteit van het gebied herkenbaar en het verleden zichtbaar te houden en te versterken. Voor het overige gebied geldt dat het van belang is dat historische structuren behouden blijven. Voor gemeentelijke monumenten in het gebied is de gemeentelijke monumentenverordening de basis.
In het noordwestelijke deel van het plangebied is tussen het voormalige Kinderdorp en de A73 de middeleeuwse verkaveling uit 1300 nog goed bewaard gebleven. De huidige, bescheiden en open bebouwing maakt deze structuur ook na zevenhonderd jaar nog steeds beleefbaar. Aan de Nederheidseweg 198 vinden we hier twee beschermde monumenten. Dat zijn het Gemeentelijke monument de boerderij “Spiekerhof” met het bijbehorende Spieker, in zijn kern een 16e eeuws opslaggebouw, dat een Rijksmonument is. Het ensemble is door zijn ligging, naam en materie een levende herinnering aan de middeleeuwse landbouwpraktijk. Delen van het landbouwbedrijf, in de oksel van het knooppunt van de A73 gelegen aan Broekstraat 174 en 176, komen voor op de gemeentelijke aandachtspandenlijst van het bureau Archeologie en Monumenten.
De culturele waarden van het Kinderdorp
Kinderdorp Neerbosch is in 1863 gesticht door bijbelverkoper Johannes van 't Lindenhout en zijn vrouw. Zij starten een opvanghuis voor wezen aan de Lange Brouwerstraat. Binnen enkele jaren was uitbreiding noodzakelijk. Er werd een nieuw weeshuis gebouwd, bereikbaar via een lang grindpad dat begon bij het witte kerkje aan de Dorpsstraat in Neerbosch-Oost (het Maas-Waalkanaal was er nog niet).
De weesinrichting groeide gestaag, naast huizen voor wezen werden onder meer scholen, boerderij en een kerkje gebouwd, veelal door de wezen zelf. Het complex groeide uit tot een dorp, Wezendorp Neerbosch, waar in 1893 ongeveer 1.100 wezen woonden. Hierna daalde het aantal tot 500 in 1930.
De wezen kregen in het Wezendorp Neerbosch een opleiding, waarna ze de wereld introkken bijvoorbeeld als timmerman, schoenmakers etc. In de jaren '60 werd een groot deel van de oorspronkelijke gebouwen afgebroken om plaats te maken voor moderne nieuwbouw in vrijstaande paviljoens. Wezendorp Neerbosch werd een kinderbeschermingsinstelling en kreeg de naam Kinderdorp Neerbosch. Alleen het uit 1881 daterende kerkje en een huizenrij bleven gespaard. In het kerkje is tegenwoordig het Van 't Lindenhoutmuseum gevestigd. Karakteristiek in deze periode is de toevoeging van een aantal paviljoens.
Tegenwoordig bestaat de inrichting niet meer omdat de organisatie dichter bij de stad gevestigd wilde zijn en niet meer actief is in Nijmegen. Het terrein is in 2001 verkocht aan Neerbosch CV. Deze heeft een deel van de percelen te koop staan. De afgelopen jaren zijn enkele percelen verkocht en zijn nieuwe gebouwen verschenen. Deze zijn gericht op jeugdzorg of onderwijs.
De cultuurhistorische waardevolle elementen in het gebied:
- a. Bethelkerk, Scherpenkampweg 58, is een rijksmonument. De kerk is in 1881-1882 gebouwd naar ontwerp van Bert Brouwer. In 1891 is het torentje toegevoegd. Het is een rijksmonument omdat het van groot belang is voor het oeuvre van de architect-ingenieur L.A. Brouwer en is de oudste protestantse kerk in Nijmegen;
- b. woningen aan de Scherpenkampweg 59, 61, 63 en 67 zijn gemeentelijke monumenten;
- c. begraafplaats. Deze ligt in het zuiden van het gebied in de oksel van de Neerbosscheweg en de Hogelandseweg. Door de dichte beplanting is deze geïsoleerd van de omgeving. Hier ligt o.a. de oprichter begraven. Mede door de landschappelijke kwaliteit is de begraafplaats cultuurhistorisch van belang en is daarom ook de lijst geplaatst van mogelijk toekomstige gemeentelijk monumenten;
- d. muziekkoepel. Deze is momenteel nog opgeslagen, maar de eigenaar is van plan die op de oorspronkelijke plek weer op te bouwen. Op dat moment zal de muziekkoepel ook op de gemeentelijke monumentenlijst worden geplaatst. De koepel stond in de hoofdas van de nu verdwenen paviljoenvleugel die links van de kerk stond. Oude foto's laten zien dat hij in een perkje stond. Dat perkje lag dus ten westen van de hoofdas van de kerk in het ook nu nog onbebouwde terrein ten oosten van de rij woningen Scherpenkampweg 59, 61, 63 en 67.
- e. de stedenbouwkundige structuur is van culturele waarde omdat het verkavelingspatroon, het omliggende weidegebied, de laanstructuren, de bospercelen en de bebouwing uniek zijn voor Nijmegen en daarom een belangrijk historisch erfgoed vormt;
- f. de paviljoens uit de jaren '60 van de 20ste eeuw met hun planmatige aanleg zijn typerend voor de toenmalige instellingsbouw. Die aanleg, schijnbaar een breuk met de historische verkavelingsstructuur, blijkt bij nadere beschouwing zich er wel binnen te voegen. Daardoor vormen ook zij een belangrijke fysieke schakel in het historische gebruik van dit gebied.
Op een foto uit 1912 is de plek van de koepel te zien op het perkje in het open terrein ten zuidoosten van de dwarsweg door het complex.
De koepel in functie met orkest en dirigent.
Voor de cultuurhistorische waarden is van groot belang dat, naast de als monument al beschermde delen van het Kinderdorp, ook jongere delen de ontwikkeling van de jeugdzorg beleefbaar maken. Binnen de oorspronkelijke ontginningsstructuur geeft de ligging van de paviljoens in het groen blijk van gewijzigde opvattingen in de stedenbouwkundige aanleg van dergelijke inrichtingen. Daarom is het essentieel dat daarvan ook delen behouden blijven. Het bestemmingsplan voorziet hierin.
Van groot belang is ook dat de open groene ruimte rondom het Kinderdorp in takt blijft. Niet alleen voor de oorspronkelijke opzet van het Kinderdorp, maar tevens omdat daarmee de landschappelijke sporen van de planmatige ontginning uit 1300 beleefbaar blijven. Het bestemmingsplan voorziet hierin.
4.7 Archeologie
Beleid archeologie
Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).
Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.
Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden is door de gemeenteraad van Nijmegen een archeologische beleidskaart vastgesteld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en gebieden met hun archeologische waardering zijn aangegeven. De Nota nieuw beleid archeologie is op 30 januari 2013 door de raad vastgesteld. In deze nota zijn de archeologische waarden beschreven.
Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan melding te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze melding dient te gebeuren bij de minister van OCW, i.e. de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Neerbosch West
De archeologische waarde van het gebied is voldoende aangetoond door eerdere vondsten die zijn gedaan in het gebied, zoals beschreven is bij de Beschrijving van de terreinen, behorend bij de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Nijmegen.
Op deze kaart heeft het plangebied Neerbosch-West drie verschillende waarden gekregen (zie onderstaand kaartje). Het zuidelijke deel van het plangebied kent de waarde 1. Dit betreft een gebied met een nader te onderzoeken archeologisch belang. In gebieden met waarde 1 krijgen dienen ingrepen in de bodem met een omvang groter dan
2500 m2 vooraf te worden gegaan door een archeologisch vooronderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan worden besloten of vervolgonderzoek noodzakelijk is.
In de delen van het plangebied die de waarde 2 kennen, geldt hoge archeologische verwachting voor bewoningsresten van de vroege ijzertijd tot de Romeinse tijd. Deze zone maakt deel uit van een oostwest georiënteerde 'zandrug'. In deze zone liggen verschillende bekende vindplaatsen.
Drie delen van het plangebied kennen een zeer hoge archeologische waarde (waarde 3). Het betreft ten eerste een gebied, gelegen ten oosten van de Bijsterhuizenstraat en ten zuiden van de Broekstraat. Bij een booronderzoek is hier aardewerk uit de Romeinse tijd aangetroffen. De vondsten wijzen op bewoning in de Romeinse tijd op deze plek. Aan de andere kant van de straat, net buiten de gemeente Nijmegen, heeft het aansluitend terrein de status van archeologisch rijksmonument verkregen. In het tweede gebied ten oosten van de Bijsterhuizenstraat en ten noorden van de Broekstraat is in de buurt van boerderij Bijsterhuizen een hoeveelheid aardewerk aangetroffen, daterend uit de vroege of midden ijzertijd. Deze vondsten vormen een aanwijzing voor de aanwezigheid in de bodem van nederzettingssporen uit die periode. Het derde gebied met waarde 3 is het terrein ten noorden van de Nederheidseweg waar naast de huidige boerderij een 16e eeuwse Stenen Kamer staat. De boerderij en de Stenen Kamer staan op een verhoging in het terrein. Zeer waarschijnlijk is het terrein al eerder bewoond geweest dan de 16e eeuw. Sporen van voorgangers van de huidige boerderij kunnen zich nog in de bodem bevinden.
4.8 Beeldkwaliteit
Kadernota Beeldkwaliteit
In januari 2013 is de ontwerp Kadernota Beeldkwaliteit 2013 vastgesteld door het College van B&W. De kadernota vormt het kader voor en geeft richting aan de ambities en de ontwikkeling van beeldkwaliteit in Nijmegen. In de nota worden uitgangspunten van het beeldkwaliteitbeleid vastgelegd en de rol de gemeente Nijmegen daarbij speelt toegelicht. Ook wordt aangegeven hoe de gemeente het beeldkwaliteitbeleid versoepelt. De Kadernota zal doorklinken in projecten en processen binnen de gemeentelijke ruimtelijke ordening. Centraal staan: herkenbare en onderscheidende gebiedsontwikkeling stimuleren; de bestaande identiteiten behouden en benutten; inzetten op de beelddragers van de stad; en het welstandstoezicht versoepelen waar dat kan.
Neerbosch-West
Op de kaart met beelddragers staat het Kinderdorp (het gebied van de voormalige weesinrichting) aangegeven als cultuurhistorisch waardevol gebied. Het omliggende groene gebied staat aangegeven als groengebied/open gebied. Op de kaart met toetsingniveau's staat het kinderdorp aangegeven als het hoogste niveau (bijzonder), het gebied daaromheen heeft het niveau van aandacht. Het hoogste niveau wordt toegekend aan de beelddragers van de stad. In gebieden waar een bijzonder welstandsniveau geldt zal de gemeente een meer actieve rol spelen bij de totstandkoming van nieuwe ontwikkelingen. ook worden er hogere eisen gesteld aan de architectonische kwaliteit van bouwplannen en de vormgeving van de openbare ruimte. Ook kennen de Jonkerstraat en de A73 een bijzonder toetsingsniveau. De A73 en het knooppunt Neerbosch is een beeldbepalende stedelijke weg. De Jonkerstraat is een bijzondere stadsrand grenzend aan open landschap.
Het gebied ten westen van de A73 heeft een luw toetstingsniveau.
Beeldkwaliteitsplan Kinderdorp Neerbosch (2007)
In 2007 is door de gemeenteraad het beeldkwaliteitsplan (BKP) Neerbosch vastgesteld. Daarin worden richtlijnen beschreven voor de openbare ruimte en voor het uitgeefbaar gebied en architectuur van de toekomstige gebouwen. Ook wordt er uitgebreid ingegaan op de kwaliteiten van de plek, waaronder de cultuurhistorische waarden en worden suggesties gedaan voor een nieuwe stedenbouwkundige structuur van het gebied zoals een ontwikkelingszone aan de oostzijde van het Kinderdorp, een nieuwe verkeersstructuur met een tweede ontsluiting aan de Hogelandseweg.
Zoals beschreven we in paragraaf 2.2 wordt dit Beeldkwaliteitsplan aangepast op het aspect stedenbouwkundige visie. De overige aspecten van het plan blijft onaangetast. In het betreffende document staat, naast deze stedenbouwkundige visie, wel andere waardevolle informatie die betrekking heeft op de beeldkwaliteit die we als gemeente nastreven. Het is wenselijk deze specifieke informatie te gebruiken als toetsingskader voor nieuwe bouwaanvragen. Het gaat hier om de architectonisch uitvoering van gebouwen maar ook om zaken zoals terreininrichting en erfafscheidingen die niet als zodanig gedekt worden door de Kadernota Beeldkwaliteit 2013. Daarnaast is er sprake van een zorgvuldige beschrijving van cultuurhistorishe zaken, rijks- en gemeente monumenten die het belang van het behoud goed weergeven.
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Bedrijvigheid
In het gebied Neerbosch-West bevindt zich een beperkt aantal inrichtingen (zie onderstaande tabel).
Adres | nr. | Naam inrichting | SBI- code | Activiteit | Cat. | Hinder cirkel |
Bijsterhuizenstraat | 15 | C.H.P. Jansen | 1121 | Teelt AGF | 2 | G30 |
Bijsterhuizenstraat | 19 | G.H.M. Mocking | 0121 | Fokken en houden van rundvee | 3.2 | GE100 |
Broekstraat | 174 | 1121 | vml Teelt AGF | 2 | G30 | |
Broekstraat | 176 | Maatschap Derks/Derks AGRA | 1412 | Dienstverlening akker- en tuinbouw, Melkrundveehouderij | 3.1 3.2 | G50 GE100 |
Nederheidseweg | 185a | Ruitersportvereniging de Mazeppa's Neerbosch | 9262.5 | Manege | 3.1 | GE50 |
Nederheidseweg | 198 | K. van Beinum | 0121 | Fokken en houden van rundvee | 3.2 | GE100 |
Palkerdijk | 100 | Varkenshouderij Palkerdijk BV | 0123 | Fokken en houden van varkens | 4.1 | GE200 |
De volgende inrichtingen bevinden zich buiten het plangebied, maar hebben hindercirkels tot binnen het plangebied (zie onderstaande tabel).
Adres | Huis-nr. | Naam inrichting | SBI- code | Activiteit | Cat. | Hinder cirkel |
Bijsterhuizen 11e Str. | 1150 | Van Gent Forklift Parts BV | 5187.3 | Groothandel in transportmaterieel | 3.1 | G50 |
Bijsterhuizen 11e Str. | 1164 | Bouwbedrijf Van Grunsven Nijmegen BV | 4542 | Timmerbedrijf | 3.2 | G100 |
Bijsterhuizen 11e Str. | 1146 | Kropman BV | 2923 | Vervaardiging machines/apparaten koeltechniek/klimaatregeling | 4.2 | G300 |
De Vlotkampweg | 67 | TWO Chemical Logistics BV | 6312.3 | Op-/overslag gevaarlijke stoffen | 5.1 | BRZO-GEV 4250 |
Hogelandseweg | 26 | Destil B.V. | 5153.8 | Groothandel bouwmaterialen | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 30 | Baeten Elektrotechniek Nijmegen | 6312.3 | Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 38 | Max Trading | 5171.5 | Groothandel in tuinbenodigheden en ventilatie apparatuur | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 38 | Korendal Trucks V.O.F. | 5010.3 | Handel in en reparatie van bedrijfsauto's (geen import van nieuwe) | 3.2 | G100 |
Hogelandseweg | 44 | Votex | 5142.1 | Groothandel in boven-/werkkleding | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 56 | "Perfekt" Winkelinstallaties | 5191.1 | Groothandel in bedrijfsmeubels (geen kantoormeubels) | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 60 | VDP beveiliging | 4534 | Installatie beveilgingsapparatuur | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 64 | WRR (Weinhaus Ranke Rheinland-Pfalz BV) | 6312.3 | Opslag (geen opslag in tanks, koelhuizen e.d.) | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 68 | Goorsenberg B.V. | 2875 | Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. | 3.2 | G100 |
Hogelandseweg | 76 | Terrarium Techniek | 3663 | Vervaarding aquariums | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 76 | Schilderbedrijf | 4544 | Opslag schildersbedrijf | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 78 | Staalservice Nijmegen B.V. | 2811 | Vervaardiging van metalen constructiewerken | 3.2 | G100 |
Hogelandseweg | 82 | Electronic BV | 4531 | Elektrotechnische bouwinstallatie | 3.1 | G50 |
Hogelandseweg | 82 | Ledadvice B.V. | 5143.4 | Groothandel verlichtingsartikelen | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 84 | Euromaster | 5040 | Bandenhandel | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 84 | Tango Tankstation | 5050 | Benzineservicestations | 2 | G30 |
Hogelandseweg | 100 | Garagebedrijf Wensink | 5010 | Handel in en reparatie van auto's | 2 | G30 |
Jonkerstraat | RWZI | 9001 | Rioolwaterzuiverings- installatie | 4.2 | GE300 | |
Neerbosscheweg | 700 | Servauto Neerbosch | 5050 | Tankstation met LPG-verkoop | 3.1 | BEVI/ GEV 150 |
Nieuwe Pieckelaan | 1 | ARN | 9002.2 | Afvalverbranding | 4.2 | G-GE 300 |
Van de bovenstaande inrichtingen valt TWO Chemical Logistics BV, De Vlotkampweg 67, onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) en Servauto Neerbosch, Neerboscheweg 700, onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Op deze inrichtingen wordt in paragraaf 5.6 Externe veiligheid nader ingegaan.
Met de inrichtingen gelegen aan de Hogelandseweg (evenzijde), het LPG tankstation aan de Neerbosscheweg, alsmede de in de gemeente Beuningen gelegen ARN en RWZI dient rekening te worden gehouden bij nieuwe ontwikkelingen. In de paragrafen 5.3 Geluid en 5.4 Luchtkwaliteit wordt op deze inrichtingen verder ingegaan.
In het bestemmingsplan wordt een bestaande sporthal bestemd. Een sporthal heeft een hindercategorie 2, met een hindercirkel van 30 meter, en is opgenomen in staat 4 “Functiemenging” (categorie B inrichting). Dat betekent dat de sporthal niet vastgebouwd mag worden aan een geluidgevoelige bestemming. In het bestemmingsplan worden (rondom de sporthal) ook sportvelden mogelijk gemaakt. De gangbare hindercirkel voor sportvelden/complexen komt neer op 50 meter (cat. 3.1). Bij een sportveld zonder verlichting kan uitgegaan worden van een hindercirkel van 30 meter (cat. 2). Met de aanduiding 'sportveld' is rekening gehouden met een afstand van 25-30 meter ten opzichte van nabijgelegen geluidgevoelige functies.
In het deel van het plangebied ten westen van de A73 vinden geen nieuwe ontwikkeling plaats. De agrarische bestemming blijft behouden. De buiten het plangebied gelegen inrichtingen doen hier niet ter zake.
5.2 Bodem
Algemeen
In de grond en het grondwater zitten de resultaten van de industriële ontwikkeling en vooruitgang: verontreinigingen die in de bodem terecht zijn gekomen. Bodemonderzoeken die bij de gemeente bekend zijn, zijn via ons digitale archief beschikbaar (www.nijmegen.nl, milieuatlas). De bekende verontreinigingen zijn de verantwoordelijkheid van de grondeigenaar, maar gemiddeld genomen voldoet de grondkwaliteit aan de bodemfunctieklasse wonen. Als grond van de ene op de andere locatie toegepast gaat worden, gelden de regels en voorwaarden uit de gemeentelijke nota bodembeheer voor het deelgebied 1900-1945. Voor sterk verontreinigde grond en grond uit een geval van ernstige bodemverontreiniging mag dit niet. Dan geldt de Wet Bodembescherming (bodemsanering).
Bodemverontreiniging kan invloed hebben op de uitvoerbaarheid van het plan. Bodem- onderzoek moet dan ook worden uitgevoerd om te toetsen of de bodem geschikt is voor de gewenste ontwikkeling en om na te gaan of eventueel aanwezige bodemverontreiniging de (financiële) haalbaarheid van het plan niet in de weg staat. Als er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, kan het zijn dat de bodem moet worden gesaneerd voordat de bestemming of bouw kan worden gerealiseerd. Dit geeft de volgende uitgangspunten:
- iedere ontwikkelinglocatie moet vergezeld gaan van een (recent) bodemonderzoek;
- indien voor de omgevingsvergunning geen bodemonderzoek nodig is, kan vrijstelling verkregen worden voor het aanleveren van een bodemonderzoek;
- het bodemonderzoek moet voldoen aan de NEN5740 en NEN5707;
- het onderzoek moet beoordeeld worden door bureau Bodem en Water om vast te stellen of verder onderzoek nodig is of een sanering;
- wanneer een sanering nodig is, moeten de saneringskosten opgenomen bij de financiële haalbaarheid van het gehele plan;
- het is zonder instemming van het bevoegd gezag (Wet Bodembescherming) verboden om in sterk verontreinigde grond te graven.
Neerbosch-West
In 2007 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het Kinderdorp Neerbosch (Verkennend bodemonderzoek, locatie Neerbosch/Kinderdorp te Nijmegen, september 2007). Daaruit blijkt dat de grondkwaliteit gemiddeld genomen licht verontreinigd is. Het grondwater ook, met uitzondering van een viertal meetpunten, waar het grondwater sterk verontreinigd is met een aantal zware metalen (zie onderstaand kaartje). Er zijn licht verhoogde gehalten aan koper en lood aangetoond (overschrijding van de streefwaarde). Het overschrijden van de streefwaarde is geen aanleiding voor nader onderzoek. Bij het onderzoek zijn uit 22 peilbuizen grondwatermonsters geanalyseerd. In één peilbuis is een tussenwaarde-overschrijding aangetroffen met koper en nikkel. In twee peilbuizen is een interventiewaarde-overschrijding aangetroffen met arseen en in één peilbuis een interventiewaarde-overschrijding met nikkel. In de rest van de peilbuizen is of geen overschrijding of een streefwaarde-overschrijding aangetroffen met cadmium, chroom, koper, nikkel en/of zink aangetroffen. De sterk verhoogde gehalten liggen verspreid over het terrein. De oorzaak ervan is niet bekend. Vermoed wordt dat de sterk verhoogde concentraties aan arseen, koper en nikkel in het grondwater een natuurlijke oorsprong hebben. Dit heeft te maken met het in oplossing gaan van metalen vanuit de kleibodem (Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek).
Gezien het verspreide voorkomen en de waarschijnlijke natuurlijke oorsprong is er geen nader onderzoek uitgevoerd. Het huidige onderzoek geeft daarmee voldoende inzicht in de bodemkwaliteit. De bodemkwaliteit is voldoende voor de gewenste bestemming.
Op licht verontreinigde grond mag zonder beperkingen geleefd en gewoond worden. Vrijkomende grond mag in het plangebied worden toegepast als wordt voldaan aan de voorwaarden uit de “Nota Bodembeheer” (via www.nijmegen.nl). Voor het grondwater is het niet duidelijk of er een grondwaterverontreiniging aanwezig is. Als er grondwater onttrokken gaat worden, moet de aanvrager van de onttrekkingsvergunning verder onderzoek (laten) doen. Als er daadwerkelijk een grondwaterverontreiniging aanwezig is, is een melding Wet Bodembescherming nodig (bevoegd gezag is de gemeente Nijmegen). Bij een omgevingsvergunning moet een recent onderzoek worden toegevoegd. Als een al beschikbaar onderzoek te oud is (ouder dan vijf jaar), moet de aanvrager van een omgevingvergunning zorgen voor een nieuw bodemonderzoek. Als er nog geen onderzoek beschikbaar is, moet dat meegezonden worden. Eventuele grond- of grondwaterverontreinigingen worden dan verder bepaald.
De ontwikkelingsmogelijkheden bevinden zich allemaal in het gebied met licht verontreinigde grond. In het agrarisch gebied ten westen van de A73 vinden geen ontwikkelingen plaats.
5.3 Geluid
Algemeen
Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals wonen en onderwijs, moet worden onderzocht of de geluidsbelasting niet te hoog is. De Wet geluidhinder stelt eisen aan de geluidhinder die wordt veroorzaakt door verkeer over weg, spoor en van gezoneerde industrieterreinen met als doel de geluidhinder te beperken. Aanvullend hierop wordt het Nijmeegs Geluidsbeleid gehanteerd. In de Wet geluidhinder zijn voorkeurswaarden opgenomen (zie onderstaande tabel). Bij geluidsbelastingen tot en met deze voorkeurswaarden is er over het algemeen sprake van een prettig akoestisch klimaat. Om uiteenlopende redenen kan het toch wenselijk zijn om een hogere geluidsbelasting toe te staan. De wet geeft deze mogelijkheid, maar kent ook maximale waarden die niet mogen worden overschreden. Hogere geluidsbelastingen dan de voorkeurswaarde mogen pas worden toegestaan als hiervoor een aparte procedure is doorlopen: de hogere waarde procedure.
Geluidsbron | Voorkeurswaarde (voor woningen) |
Wegverkeerslawaai | 48 dB (Lden) |
Railverkeerslawaai | 55 dB (Lden) |
Industrielawaai | 50 dB (A) (LAeg) |
De voorkeurswaarden gelden alleen binnen wettelijk vastgelegde zones langs verkeerswegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen. Deze zones zijn zogenaamde aandachtsgebieden waarbinnen de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen bekeken moet worden. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen deze zones is altijd een akoestisch onderzoek vereist als het gaat om geluidsgevoelige bestemmingen. Wegen waarop een 30 km/uur regime van toepassing is kennen geen wettelijke zone. Er is dan ook geen wettelijke plicht deze wegen in een akoestisch onderzoek te betrekken.
Industrielawaai
Het plangebied valt voor een deel binnen de geluidzone van het gezoneerde Industrieterrein Nijmegen-West/Weurt (zie rode lijn in onderstaand kaartje). Op basis van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder (Wgh) dient rondom een industrieterrein waarop bepaalde typen lawaaiproducerende bedrijven zijn gevestigd of kunnen worden gevestigd, een geluidzone te worden vastgesteld. Sinds de Crisis en herstelwet (31 maart 2010) wordt een geluidgezoneerd industrieterrein gedefinieerd als: "een terrein waar in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij een algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken." De geluidzone vormt een bufferzone tussen de bedrijven op het industrieterrein en de geluidsgevoelige bestemmingen in de omgeving. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting vanwege alle bedrijven op het industrieterrein tezamen niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen de zone gelden beperkingen voor geluidsgevoelige bestemmingen. Binnen de geluidzone worden bij voorkeur geen geluidsgevoelige bestemmingen bestemd. Kleinschalige ontwikkeling is mogelijk onder de volgende randvoorwaarden:
- een hogere waarde van maximaal IL 55 dB(A) is toelaatbaar;
- woningen moeten ten minste één geluidsluwe zijde hebben;
- ten minste één buitenruimte van een woning moet aan de geluidsluwe zijde liggen
In de zone tussen de donker blauwe lijn (55 dB(A)) en rode lijn (50 dB(A)) mogen alleen onder genoemde voorwaarden woningen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen worden opgericht. Voor onderwijsgebouwen, verpleeghuizen en ziekenhuizen zijn de voorwaarden minder streng en is een hogere waarde van maximaal IL 60 dB(A) toelaatbaar.
Neerbosch-West
Het (ontwerp)bestemmingsplan is deels consoliderend, wat wil zeggen dat de bestaande situatie wordt gehandhaafd, en deels worden er nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt.
Voor de bestaande geluidsgevoelige functies hoeft geen akoestisch onderzoek te worden verricht, die zijn namelijk al mogelijk gemaakt middels een eerder bestemmingsplan en worden voortgezet. Alleen voor de nieuwe geluidsgevoelige functies is een akoestisch onderzoek verricht. Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn de volgende nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan (deze zijn in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder opgenomen):
- woning (alleen onzelfstandige woonvormen);
- onderwijsgebouw;
- kinderdagverblijf;
- verzorgingstehuis;
- verpleeghuis;
- ziekenhuis;
- psychiatrische inrichting.
De nieuwe geluidsgevoelige functies liggen binnen de zones voor wegverkeer uit de Wet geluidhinder. In artikel 74 staat hoe groot de zones voor wegverkeer zijn. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig. De nieuwe geluidsgevoelige functies liggen binnen de zones van de Neerbosscheweg, Hogelandseweg, IJpenbroekweg en Nieuwe Pieckelaan. Vanwege deze wegen is akoestisch onderzoek verricht. Verder liggen de nieuwe geluidsgevoelige functies ook binnen een krachtens artikel 53 van de Wet geluidhinder vastgestelde zone voor het bedrijventerrein Noord- en Oostkanaalhavens. Dit bedrijventerrein is een zogenaamd gezoneerd industrieterrein (Nijmegen-West/Weurt). Zo'n gezoneerd industrieterrein is in een bestemmingsplan vastgelegd. Vanwege dit industrieterrein is akoestisch onderzoek verricht. De volgende onderzoeken zijn terug te vinden in Bijlage 4, Bijlage 5 en Bijlage 6:
- akoestisch rapport: Nijmegen Neerbosch-West, met datum van 1 maart 2013 en kenmerk PRS 2011273 (opgesteld door de gemeente Nijmegen, afdeling Milieu, bureau Geluid & Lucht);
- memo: Aanvullende akoestische berekeningen Nijmegen Neerbosch-West, met datum van 27 mei 2013 en memonummer PRS 2011273 MEMO (opgesteld door de gemeente Nijmegen, afdeling Milieu, bureau Geluid & Lucht);
- memo: Aanvullende akoestische berekeningen voor extra bebouwing Nijmegen Neerbosch-West, met datum van 9 september 2013 en memonummer PRS 2011273 MEMOPLUS (opgesteld door de gemeente Nijmegen, afdeling Milieu, bureau Geluid & Lucht).
Uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder blijkt dat de voorkeurswaarde, voor de nieuwe geluidsgevoelige functies, in geval van wegverkeer 48 dB bedraagt en in geval van industrielawaai 50 dB(A). Vanwege wegverkeer op de Hogelandseweg, IJpenbroekweg en Nieuwe Pieckelaan wordt de voorkeurswaarde van 48 dB niet overschreden, maar vanwege wegverkeer op de Neerbosscheweg wel. Verder wordt vanwege het gezoneerde industrieterrein Nijmegen-West/Weurt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) overschreden.
Als de voorkeurswaarden worden overschreden kan onder voorwaarden een hoge waarde worden vastgesteld. In de Wet geluidhinder, Besluit geluidhinder en "Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder" staan deze voorwaarden omschreven.
Uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder blijkt dat de maximum toegestane geluidsbelasting in geval van wegverkeer op de Neerbosscheweg 53 dB bedraagt. De hoogst berekende geluidsbelasting vanwege wegverkeer op de Neerbosscheweg bedraagt 53 dB. De maximum toegestane geluidsbelasting wordt daarmee niet overschreden.
Uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder blijkt dat in geval van het gezoneerde industrieterrein Nijmegen-West/Weurt de maximum toegestane geluidsbelasting 55 dB(A) voor woningen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen bedraagt. Voor onderwijsgebouwen, verpleeghuizen en ziekenhuizen bedraagt de maximum toegestane geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein Nijmegen-West/Weurt 60 dB(A). De hoogst berekende geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein Nijmegen-West/Weurt bedraagt 57 dB(A). De maximum toegestane geluidsbelasting voor onderwijsgebouwen, verpleeghuizen en ziekenhuizen wordt daarmee niet overschreden, die voor woningen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen wel. Daar waar de maximum toegestane geluidsbelasting voor woningen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen wordt overschreden worden deze geluidsgevoelige functies uitgesloten.
Na toetsing aan de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder, moet aan de Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder worden getoetst. In de Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder zijn voorwaarden opgenomen, de meeste daarvan gelden voor woningen. Als aan de voorwaarden wordt voldaan kunnen nieuwe geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd. In het kort zijn de voorwaarden voor woningen als volgt:
- er moet een ontheffingscriterium van toepassing zijn;
- de woning moet minimaal één geluidsluwe zijde hebben;
- ten minste één buitenruimte van een woning moet aan de geluidsluwe zijde liggen;
- bij een grotere geluidsbelasting dan 53 dB vanwege wegverkeerslawaai geldt er een indelingseis (ten minste één slaapkamer van een woning moet aan de geluidsluwe zijde liggen).
Het (ontwerp)bestemmingsplan maakt het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk maar het is nog niet bekend hoe deze binnen de bouwvlakken worden gesitueerd. De nieuwe geluidsgevoelige functies kunnen zo worden gesitueerd dat aan de van toepassing zijnde voorwaarden uit de Beleidsregels Hogere Waarde(n) Wet geluidhinder wordt voldaan. Omdat de geluidsbelastingen niet meer bedragen dan 53 dB vanwege wegverkeer op de Neerbosscheweg, is de indelingseis voor woningen niet van toepassing.
Vanwege de Neerbosscheweg en het geluidgezoneerde industrieterrein Nijmegen-West/Weurt moeten voor woningen, onderwijsgebouwen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, verpleeghuizen, ziekenhuizen en psychiatrische inrichtingen hogere waarden worden vastgesteld. Er zijn verschillende hogere waarden vastgesteld (Hogere Waarde(n) Besluit Wet Geluidhinder Nijmegen Neerbosch-West, 24 september 2013). De onderleggers voor het Hogere Waarde Besluit zijn het akoestisch rapport en de twee eerder genoemde memo's (Bijlage 3 Besluit Hogere Waarde(n)).
Verder moet bij de nieuwe geluidsgevoelige functies worden voldaan aan de geluidweringseisen, zodanig dat voor de toegestane binnenwaarden minimaal wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit. Hierbij moet worden uitgegaan van de totale geluidsniveau's. In het kader van het (ontwerp)bestemmingsplan is dit nog niet aan de orde, maar pas in het kader van de omgevingsvergunning.
De ARN ligt niet op het geluidgezoneerde industrieterrein (Wet geluidhinder). In de milieuvergunning (Wet milieubeheer) voor de ARN zijn enkele referentiepunten voor industrielawaai opgenomen. Hiervan liggen 2 referentiepunten op de Jonkerstraat tussen ARN en het plangebied. De etmaalwaarde op deze 2 punten is resp. 56 en 51 dB(A). Gezien de ligging van deze punten en de verder weg gelegen potentiële ontwikkelingen, is het zeer aannemelijk dat de geluidsbelasting van de ARN op de nieuwe ontwikkelingen onder de wettelijke voorkeurswaarde 55 dB(A) etmaalwaarde zal liggen.
5.4 Luchtkwaliteit
Algemeen
In de Wet milieubeheer titel 5.2 zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in Algemene Maatregelen van Bestuur (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen lucht-kwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).
Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende twee aspecten:
- a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit;
- b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer titel 5.2 (Wet luchtkwaliteit) zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
norm | ingangsdatum | |
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 | 40 mg/m3 | 1 januari 2015 |
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 | 40 mg/m3 | 1 juni 2011 |
Daggemiddelde grenswaarde PM10 | max. 35 dagen/jaar > 50 mg/m3 | 1 juni 2011 |
Vaststelling van een ruimtelijk plan voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen indien:
- aannemelijk is gemaakt dat het plan niet leidt tot het overschrijden van een grenswaarde (vanaf ingangsdatum) dan wel niet leidt tot een toename van reeds bestaande overschrijding van een grenswaarde;
- aannemelijk is gemaakt dat de luchtkwaliteit als gevolg van het plan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft; dan wel bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit, door een met het plan samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (saldering);
- aannemelijk is gemaakt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen (zgn. NIBM-plan);
- (art. 5.16 lid 1 onder d Wm) de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd is genoemd, beschreven ofwel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een vastgesteld programma, bijvoorbeeld het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).
Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit
Met de AMvB “Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven en verzorging-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.
Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets. Gezien de inrichting en het snelheidsregime kan de Neerbosscheweg langs het plangebied gelijkgesteld worden met een snelweg. Het Besluit geeft aan dat er geen gevoelige bestemmingen gerealiseerd mogen worden als er overschrijdingen van grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn. Voor NO2 zijn er direct langs de Neerbosscheweg overschrijdingen.
Naast het bovengenoemde Besluit wordt door de landelijke GGD in de recente "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" het volgende geadviseerd ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs snelwegen en drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
- liever niet binnen 300 meter van een snelweg;
- op minder dan 100 meter van een snelweg wordt sterk afgeraden;
- niet bouwen direct langs een drukke weg, dus niet in 1e lijnsbebouwing;
- aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.
Gemeente Nijmegen conformeert zich aan deze landelijke GGD-richtlijn. De maatschappelijke kavels vallen onder de beschrijving van gevoelige groepen. Aangeraden wordt om, conform de GGD-richtlijn, de nieuwbouw op minstens 100 meter of indien mogelijk 300 meter van de rand van de Neerbosscheweg en 50 meter van de rand van de Hogelandseweg te situeren (zie onderstaand kaartje).
De nieuwe woningen aan de Scherpenkampweg vallen buiten de 100 meter maar binnen de 300 meter contour vanaf de Neerbosscheweg. Woningen zijn echter geen gevoelige bestemmingen. De nieuwe maatschappelijke voorzieningen vallen buiten deze contouren. In het agrarisch gebied ten westen van de A73 vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Daarmee wordt in dit bestemmingsplan voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit.
Geurcontouren
Het Gelders Geurbeleid (2002 is van toepassing op inrichtingen waar de provincie Gelderland bevoegd gezag is. Direct grenzend aan het plangebied zijn twee van dergelijke inrichtingen gevestigd: de ARN en de RWZI. Het Gelders geurbeleid bestaat uit 3 delen:
- 1. algemeen deel, vastgelegd in het Gelders Milieuplan 4 (GMP4);
- 2. deel gericht op vergunningverlening aan bedrijven, vastgelegd in Beleidsregels voor geur in milieuvergunningen 2009;
- 3. deel gericht op ruimtelijke ordening, vastgelegd in de WRO-agenda werkwijze Industriële geur en Ruimtelijke Ordening uit 2007.
Het doel van het beleid is het vermijden van ernstige hinder en het beschermen van gevoelige objecten. Een belangrijk instrument hierin is de geursignaleringskaart industriële bedrijvigheid. Op deze kaart staan alle provinciale geurrelevante bedrijven. Op de kaart zijn de geurcontouren aangegeven. Dit is overigens alleen van toepassing op de industriële bronnen. Voor de agrarische sector gelden andere geurregimes.
Geursignaleringskaart Industriële bedrijvigheid prov. Gelderland.
Over het gebied van Kinderdorp Neerbosch reiken geurcontouren van de bedrijven ARN en RWZI. Beide bedrijven vallen onder het bevoegd gezag van de provincie. Het uitgangspunt van het Gelders Milieuplan 4 is het voorkomen van ernstige hinder. Hiertoe is een basiskwaliteit gedefinieerd. Dat is de waarde waaraan de milieukwaliteit minimaal moet voldoen. De basiskwaliteit wordt volgens het Gelders Geurbeleid voor milieuvergunningen (2002) bereikt bij de Richtwaarde zijnde 1 ge/m3 (98 percentiel) voor een standaardgeur.
De 1 ge/m3 98% contouren (richtwaarden) vallen voor beide bedrijven midden over het plangebied. Naast deze contour is er ook sprake van een bovenwaarde (grenswaarden) de zogenaamde 3 ge/m3 98% contour, waarbinnen sprake is van ernstige hinder. Deze valt voor beide bedrijven net over de noordelijke punt van het gebied. In dit gebied (buiten het plangebied) is het niet wenselijk om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. Tot slot is er nog sprake van een streefwaarde, de 0.3 ge/ m3 98% . De streefwaarde is de waarde waaronder geen sprake is van hinder. Het streven is om gevoelige bestemmingen buiten de streefwaardecontour (0,3 ge/m3; 98%) te realiseren. In het gebied tussen streef- en richtwaarde kunnen ruimtelijke ontwikkelingen worden gerealiseerd als de ruimtelijke keuze voldoende is onderbouwd. Tussen richt- en bovenwaarde kunnen gevoelige bestemmingen gerealiseerd worden indien er op korte termijn zicht is op het terugdringen van de geurhinder ter plaatse.
Tot slot wordt er in het Gelders geurbeleid nog onderscheid gemaakt in wonen en werken. Gevoelige functies worden verdeeld in deze twee categorieën. Bij werken is het beschermingsniveau lager dan bij wonen. De gemeente bepaalt aan de hand van het karakter van het gebied of er sprake is van wonen of werken (en daarmee dus het beschermingsniveau van nieuwe gevoelige objecten). Bij een industrieterrein of een woonwijk is dat helder, bij het gebied Kinderdorp Neerbosch is het minder eenvoudig. Het is een gebied waar mensen wonen, maar ook werken. Het is geen gebied bedoeld voor woningbouw en er wonen relatief weinig mensen. Daarentegen zijn er veel maatschappelijke voorzieningen waarbij ook mensen voor langere periode (bijvoorbeeld zorg, onderwijs) verblijven. Het ligt dan ook voor de hand om het gebied te categoriseren als wonen en daarmee het hoogste beschermingsniveau te hanteren.
Dit zou betekenen dat nieuwe geurgevoelige objecten tussen richt- en bovenwaarde bij voorkeur niet gerealiseerd worden. Het bestemmingsplan maakt deze echter wel mogelijk. Dat is met name aan de orde in het gebied tussen kerk en sporthal, (dichtst bij de geurbronnen ARN en RIWZ, bestemming maatschappelijk), maar ook op andere plekken in het gebied zoals de vier woningen aan de Scherpenkampweg en in het middengebied van het Kinderdorp waar ook enkele nieuwe maatschappelijke bestemmingen worden gerealiseerd. Deze andere locaties zijn echter vanuit het Geurbeleid minder problematisch omdat bij toetsing van de milieuvergunning van de genoemde bedrijven (bij uitbreiding bijvoorbeeld) gekeken wordt naar de dichtstbijzijnde geurgevoelige object. In het gebied tussen kerk en sporthal worden echter nieuwe geurgevoelige objecten toegevoegd dichter bij de geurbronnen zonder dat er zicht is op het terugdringen van geurhinder ter plaatse.
In tegenstelling tot andere milieuaspecten als geluid en externe veiligheid is in het Gelders Geurbeleid niet zo hard vastgelegd dat nieuwe geurgevoelige objecten onmogelijk zijn. Wel vergt het een goede onderbouwing. Omdat we nieuwe geurhinder zoveel mogelijk willen voorkomen, zijn voor deze locatie woningen (zorgbegeleid wonen), kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen uitgesloten. Er blijven echter nog steeds geurgevoelige objecten binnen deze bestemming mogelijk, zoals onderwijs en maatschappelijke opvang. Wij vinden dit echter wel verantwoord om de volgende redenen:
- gezien het ontbreken van klachtensituaties en het uitsluiten van zorgwoningen achten wij het reëel hier maatschappelijke voorzieningen mogelijk te maken zonder dat dit zal leiden tot nieuwe klachtensituaties;
- deze maatschappelijke voorzieningen voorzien in een behoefte, denk aan opvang voor jongeren, onderwijs etc. Op het Kinderdorp is al sprake van een cluster van maatschappelijke voorzieningen met een goede interactie tussen de verschillende instellingen op het terrein. Dit levert veel voordelen op voor de gebruikers en de instellingen. Het toevoegen van extra maatschappelijke voorzieningen in het gebied kan hiervan profiteren en versterkt bovendien ook weer het voorzieningen cluster op het terrein;
- we willen de positionering van Kinderdorp in het groen zoveel mogelijk handhaven en de openheid in de zuidelijke, westelijke en noordelijke richting zoveel mogelijk bewaren. Uitgangspunt daarbij was om beperkte bouwmogelijkheden toe te staan binnen de huidige wegen- en padenstructuur van het Kinderdorp. Aangezien er reeds sprake was van de bebouwing van de sporthal en er reeds een ontsluiting van de sporthal aanwezig was, is gekozen om juist tussen de kerk en de sporthal extra paviljoenachtige bebouwing toe te staan. Dit heeft nauwelijks effect op de positionering in het groen en de openheid. Daarnaast betrekt deze toegevoegde ontwikkelingsmogelijkheid het volume van de sporthal weer bij het Kinderdorp. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden sluiten aan op de bestaande systematiek en hebben geen overmatige verdichting tot gevolg. Zie ook paragraaf 2.2.
5.5 Hoogspanningsleidingen
Aan de zuidzijde van het Kinderdorp en ten westen van de A73 loopt een 150 KV-hoogspanningsleiding (zie onderstaand kaartje). Voor deze hoogspanningsleiding dient rekening gehouden te worden met een zakelijk rechtstrook van 22,5 meter aan weerszijden. Voor de zakelijk rechtstrook is de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding opgenomen. Verder dient in het kader van de electro-magnetische straling rekening te worden gehouden met een strook van 50 meter vanuit het hart van de leiding voor het geval dat gevoelig gebruik wordt toegestaan. Dit betreft dan voornamelijk langdurig verblijf (continue blootstelling aan dergelijke stralingsvelden gedurende ten minste 14 uur per dag gedurende meerdere jaren). Binnen deze strook zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.
5.6 Externe Veiligheid
Algemeen
De gemeente heeft de wettelijke plicht externe veiligheid mee te wegen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die, in dit geval, voornamelijk ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), hogedrukaardgastransportleidingen een aantal routes gevaarlijke stoffen, het Maas-Waalkanaal en de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn criteria gegeven die betrokken moeten worden bij het invullen van de verantwoordingsplicht.
Met betrekking tot externe risico's kunnen worden onderscheiden:
a. risico's ten gevolge van Inrichtingen en activiteiten die onder het Besluit externe
veiligheid inrichtingen (Bevi) dan wel het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO) vallen;
b. risico's ten gevolge van vervoer van gevaarlijke stoffen;
c. risico's ten gevolge van hogedrukaardgastransportleidingen.
Neerbosch-West
Inrichtingen Bevi of BRZO
Binnen en het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die gevaar opleveren, inrichtingen vallend onder het Bevi, dan wel het BRZO. Buiten het plangebied ligt echter een tweetal inrichtingen waarvan het invloedsgebied tot over het bestemmingsplan reikt: TWO Chemical Logistics BV, De Vlotkampweg 67, onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) en Servauto Neerbosch, Neerboscheweg 700, onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In en in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied liggen de volgende vervoersassen: A73, Neerbosscheweg, Hogelandseweg en andere wegen op het industrieterrein West-Kanaaldijk, het Maas-Waalkanaal en de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch. Deze vervoersaders worden aangemerkt als routes gevaarlijke stoffen en hebben alle een invloedsgebied van 1500 meter.
Hogedrukaardgastransportleidingen
In het agrarisch gebied ten westen van de A73 ligt een drietal hogedrukaardgastransportleidingen van onderscheidenlijk 14”, 40 bar, en tweemaal 16”, 40 bar. Buiten het plangebied, aan de noordkant van de wijk Lindenholt, ligt een hogedrukaardgastransportleiding die met zijn invloedsgebied reikt tot binnen dit plandeel. Het betreft een leiding van 14”, 40 bar.
Plaatsgebonden risico (PR) en Groepsrisico (GR) en cumulatie van de onderscheiden rsico's
De risico's worden voor wat betreft externe veiligheid nog nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's (PR) en groepsrisico's (GR). Bovendien dient er nog gekeken te worden naar de cumulatie van risico's omdat een groot deel van het plangebied ligt binnen de risicocontouren van meerdere risicobronnen.
Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden (ijkpunten) aangegeven
Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het groepsrisico wordt getoetst aan de hand van zogenaamde oriënterende waarden. Van deze oriënterende waarde kan in voorkomende gevallen eventueel worden afgeweken. Hieraan dient wel een Collegebesluit ten grondslag te liggen, waarin de onderbouwing van de afwijking is opgenomen (verantwoordingsplicht groepsrisico). Voorafgaand aan het Collegebesluit stelt het bevoegd gezag het bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) in de gelegenheid advies uit te brengen met betrekking tot het groepsrisico.
Aan het eind van de verantwoording wordt ingegaan op de cumulatie van de risico's omdat binnen het plangebied sprake is van overlapping van risicocontouren.
Verantwoording plaatsgebonden risico (PR)
Bevi/BRZO inrichtingen
- TWO Chemicals Logistics BV aan de Vlotkampweg 67. Het dichtstbijzijnde plandeel, Neerbosch-West bevindt zich op ongeveer 630 meter van deze BRZO inrichting waar gevaarlijke stoffen worden over-/en opgeslagen. Zij ligt daarmee wel binnen het invloedsgebied van 4250 meter van de inrichting, maar buiten de 10-6 contour en daarmee buiten het PR gebied in zone 3.
- Servauto inzake Neerbosch aan de Neerbosscheweg 700. De plangrens van het plandeel Neerbosch-West ligt langs de Neerbosscheweg om het terrein van het Total tankstation met LPG verkoop heen. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour bedraagt bij dit station 35 meter vanuit het vulpunt, en 25 meter vanuit de ingeterpte tank, een en ander volgens Bijlage 1 van het Revi, bij een doorzet van 500-1000 m3 LPG per jaar. Binnen deze contouren zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig.
Vervoersassen gevaarlijke stoffen
- A73. Met betrekking tot het plaatsgebonden risico (PR) voor deze route gevaarlijke stoffen kan opgemerkt worden dat de 10-6 contour van deze Rijksweg zich binnen het weglichaam bevindt en dus niet reikt tot in het plangebied en daarom geen invloed op planvorming uitoefent.
- Neerbosscheweg, Hogelandseweg en andere wegen op het industrieterrein West-Kanaaldijk. Met betrekking tot deze gemeentelijke routes gevaarlijke stoffen met betrekking tot het plaatsgebonden risico opgemerkt worden dat voor deze routes gevaarlijke stoffen geen PR 10-6 contour is te bepalen, het PR is daarvoor te laag
- Het Maas-Waalkanaal. Voor het Maas-Waalkanaal is wel een PR 10-6 contour aan te geven. Deze ligt op de waterlijn van het kanaal zelf. Deze waterlijn ligt op ongeveer 430 meter uit het plangebied, en reikt dus niet tot het plangebied.
- De spoorlijn Nijmegen-'s-Hertogenbosch. Met betrekking tot het plaatsgebonden risico (PR) voor deze route gevaarlijke stoffen kan opgemerkt worden dat de 10-6 contour van deze spoorlijn zich binnen het baanlichaam bevindt, op tenminste 720 meter uit deze spoorlijn en oefent dus geen invloed op planvorming uit.
Hogedrukaardgastransportleidingen
- De drie hogedrukaardgastransportleidingen in het agrarisch gebied ten westen van de A73 beschikken allen over een 10-6 risicocontour. Met betrekking tot deze PR contouren van de leidingen kan opgemerkt worden dat deze zich bevinden binnen de tracés van de leidingen zelf. De leidingen beschikken over een zakelijk rechtstrook van 4 meter ter weerszijden van de leidingen, waarbinnen onder andere geen woningbouw, dieper gaande werkzaamheden en zwaar wortelende bomen mogen voorkomen.
- De hogedrukaardgastransportleiding in Lindenholt heeft een invloedsgebied van 170 meter dat loop tot in het plangebied Neerbosch-West. Echter ligt ook bij deze leiding de PR 10-6 contour binnen het tracé van de leiding zelf. De leiding beschikt over een zakelijk rechtstrook van 4 meter ter weerszijden van de leiding. De PR 10-6 contour als wel de zakelijk rechtstrook raken niet aan het plangebied, en beïnvloeden de planvorming dus niet.
De conclusie is dat de PR 10-6-contouren van het bedrijf TWO Chemical Logistics BV, de rijks- en gemeentelijke vervoersassen gevaarlijke stoffen, evenals de spoorlijn Nijmegen-'s-Hertogenbosch, en de hogedrukaardgastransportleiding in Lindenholt-Noord de planvorming niet zullen beïnvloeden.
De PR 10-6 contour van het bedrijf Servauto Neerbosch aan de Neerbosscheweg 700 loopt wel door een deel van het plangebied, echter is dit gezien het conserverende karakter van het plangebied niet als een knelpunt aan te merken, temeer daar er thans binnen deze contour geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn.
Met betrekking tot de drie hogedrukaardgastransportleidingen gelegen in het agrarisch gebied ten westen van de A73 kan opgemerkt worden dat de PR 10-6 contouren als wel de zakelijk rechtstroken vastliggen. Het plandeel is conserverend van aard. Thans zijn er geen knelpunten en die zijn op termijn, gezien de beoogde invulling van het plangebied, ook niet te verwachten.
Het plaatsgebonden risico (PR) vormt voor het bestemmingsplan Neerbosch-West geen knelpunt.
Verantwoording Groepsrisico (GR)
Hieronder worden de onderscheiden risico's voor de Bevi/BRZO inrichtingen, de routes gevaarlijke stoffen, en de hogedrukaardgastransportleidingen verantwoord.
Voor de risicobronnen zijn in de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen drie zones vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron. De zone indeling is schematisch weergegeven in onderstaande tabel:
Zone 1 | Zone 2 | Zone 3 | |
Rijks- en spoorwegen, provinciale- en gemeentelijke wegen | 30 meter (invloedsgebied plasbrand) | 200 meter (aandachtsgebied BLEVE) | 1500 meter (invloedsgebied toxisch) |
Vaarwegen | 25 meter (invloedsgebied planbrand) | 90 meter (invloedsgebied BLEVE) | 1500 meter (invloedsgebied toxisch) |
Aardgastransportleidingen | PR 10-6 contour | 100% Letaalgrens | 1% letaalgrens |
LPG tankstations | PR 10-6 contour | 150 meter (invloedsgebied) | - |
LNG tankstations | PR 10-6 contour | 300 meter (invloedsgebied) | - |
Overige Bevi-inrichtingen | PR 10-6 contour | PR 10-8 contour | Invloedsgebied |
Inrichtingen en bedrijven
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van TWO Chemical Logistics BV en Servauto Neerbosch.
TWO Chemical Logistics BV
Met betrekking tot deze BRZO inrichting, gelegen aan De Vlotkampweg 67 is alleen het zogenaamde toxisch scenario van belang (zone 3). Het plangebied ligt op ongeveer 630 meter van TWO Chemical Logistics BV en daarmee binnen het invloedsgebied van 4250 meter. Vanwege de afstand tot de risicobron is het groepsrisico relatief laag.
Het groepsrisico van de inrichting ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen). Het maatgevend scenario voor de deze risicobron is een toxisch scenario. De invloed van ontwikkelingen binnen het plangebied op het groepsrisico zal daarom ook nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door eventuele ontwikkelingen dus niet of nauwelijks toenemen.
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat binnen het plangebied uitgegaan wordt van een toxisch scenario en niet die van een plasbrand. Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in het plangebied vele malen kleiner dan 1/1.000.000. (10-6). Gezien de zeer beperkte risico's van de risicobronnen zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch.
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin de bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.
Nieuwe bouwwerken, waar mensen aanwezig kunnen zijn, als bijvoorbeeld woonvoorzieningen en dergelijke, zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn.
Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert. Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen en de daarin gemaakte keuzes.
Servauto Neerbosch
Met betrekking tot deze Bevi inrichting, gelegen aan de Neerbosscheweg 700 is alleen de kans op een zogenaamde Blève van belang (zone 3).
Het invloedsgebied van een LPG tankstation is bepaald op (maximaal) 150 uit het vulpunt, dan wel de ondergondse/ingeterpte LPG tank. Opgemerkt kan worden dat binnen het plangebied geen (beperkt) kwetsbare voorzieningen binnen deze invloedsgebieden aanwezig zijn. Een groepsrisico is alleen te bepalen vanaf tenminste 10 verblijvenden/aanwezigen binnen het invloedsgebied, deze zijn niet aanwezig. Binnen het plangebied kan daarom geen groepsrisico tengevolge van deze inrichting bepaald worden.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het betreft hier het vervoer van gevaarlijke stoffen over de volgende transportassen. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van:
- A73;
- Neerbosscheweg, Hogelandseweg en andere wegen op het industrieterrein West-Kanaaldijk;
- Maas-Waalkanaal;
- Spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch.
A73
Met betrekking tot de A73 kan opgemerkt worden dat binnen het plangebied dat aan de oostzijde geheel wordt begrensd door de A73, geen opstallen aanwezig zijn binnen zone 1, het plasbrandgebied, van de weg. Binnen zone 2 het Blève-aandachtsgebied bevindt zich één bedrijfspand aan de Bijsterhuizenstraat, dat is aan te merken als een beperkt kwetsbaar object. Aangezien de populatie (verblijvenden/aanwezigen) ruim onder de 10 blijft binnen het plangebied en zone 2 van de weg en bovendien dit conserverend van aard is, zeker voor wat Bijsterhuizen betreft, er zijn geen ontwikkelingen in het plan voorzien, behoeft het groepsrisico van de rijksweg verder niet te worden beschouwd.
Neerbosscheweg, Hogelandseweg en andere wegen op het industrieterrein West-Kanaaldijk en de spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch
De onderstaande groepsrisico verantwoording voor deze gemeentelijke transportassen en de spoorlijn worden gecombineerd uitgevoerd. Dit is een gevolg van het gegeven dat de hoeveelheden getransporteerde gevaarlijk stoffen over deze gemeentelijke routes gevaarlijke stoffen dermate klein zijn dat met een verantwoording volgens zone 3 kan worden volstaan. De spoorlijn Nijmegen - 's-Hertogenbosch ligt op een zo grote afstand dat ook hier met een verantwoording volgens zone 3 kan worden volstaan.
Het plangebied bevindt zich binnen het invloedsgebied van een gemeentelijke weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen en de daarmee gepaard gaande externe veiligheidsrisico's zijn relatief laag (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen). De wegen worden voornamelijk gebruikt ter bevoorrading van langs de wegen gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter.
Het groepsrisico van de weg ligt ruim beneden de oriëntatiewaarde (zie Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen). Omdat binnen de 30 meter van de wegen geen ontwikkelingen te verwachten zijn, reikt het invloedsgebied van een plasbrand (maatgevend scenario) niet tot een eventueel te entameren ontwikkelingsgebied. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden kwalitatief uitgevoerd.
Het plangebied bevindt zich op grote afstand van de spoorlijn Nijmegen-'s Hertogenbosch. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of Blève reiken niet tot het plangebied. Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden kwalitatief uitgevoerd.
De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is gezien de afstand tot de risicobronnen en het daarover gaande vervoer van gevaarlijke stoffen geen item. Zoals gesteld heeft een toe- of afname van personendichtheid nauwelijks invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch.
In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op grotere afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd. De invloed van het bestemmingsplan op het groepsrisico zal dus, mede gezien de conserverende aard van dit plan, niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door het bestemmingsplan Neerbosch-West dus niet toenemen.
Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters.
Voor eventueel te ontwikkelen nieuwe bouwwerken geldt dat die goed geïsoleerd zijn, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelingsinstallaties in deze gebouwen met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert.
Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen en de daarin gemaakte keuzes.
Maas-Waalkanaal
Het plangebied ligt op ongeveer 520 meter uit de oevers van het Maas-Waalkanaal, dus binnen het invloedsgebied van 1500 meter.
Uit de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, blijkt dat het Maas-Waalkanaal is gecategoriseerd als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). Het risicoplafond is voor het Maas-Waalkanaal gesteld op 2.710 schepen brandbaar gas/jaar. De vaarweg heeft geen PR 10-6 contour die buiten de oever ligt. Het invloedsgebied van de vaarweg is 1.500 meter. Groepsrisicoberekening- en verantwoording zijn alleen nodig wanneer de bevolkingsdichtheid binnen het invloedsgebied hoger is dan 1.500 pers./ha. dubbelzijdig of 2.250 pers./ha. enkelzijdig. Hieraan voldoet de vaarweg niet, zodat een verantwoording van het groepsrisico achterwege kan blijven.
Hogedrukaardgasleidingen
Het meest zuidelijk gelegen deel van het Kinderdorp Neerbosch ligt nog net binnen het invloedsgebied (1% letaalcontour) van de hogedrukaardgastransportleiding die door het plangebied Lindenholt-Noord loopt, een 16", 40 barleiding. De andere drie hogedrukaardgastransportleidingen, een van 12", 40 bar en twee van 16", 40 bar, lopen door het agrarisch gebied ten westen van de A73.
Binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding in Kinderdorp Neerbosch (16", 40 bar met een invloedsgebied van 170 meter) bevindt zich een tweetal woningen en een manege. Dit betekent dat ten gevolge van de populatie (verblijvenden/ aanwezigen) voor dit plandeel, minder dan 10, geen groepsrisico kan worden bepaald. Bovendien blijkt dat het groepsrisico van de leiding als totaal, met inbegrip van de populatie in Lindenholt-Noord, op ongeveer 0,1 maal de oriënterende waarde uitkomt. Aangezien het bestemmingsplan Neerbosch-West conserverend van aard is en zeker binnen het invloedsgebied van de leiding geen ontwikkelingen zijn opgenomen, hoeft het groepsrisico van de leiding verder niet te worden beschouwd.
Binnen het agrarisch gebied ten westen van de 73 bevindt zich een drietal hogedrukaardgastransportleidingen: één van 12", 40 bar en twee van 16", 40 bar. Met betrekking tot dit plangebied kan opgemerkt worden dat het thans een bijna uitsluitend agrarische invulling heeft en dat het onderhavige bestemmingsplan hier geen verandering in zal brengen. Het bestemmingsplan is in feite alleen maar conserverend van aard voor dit plandeel, het blijft een agrarische bestemming. Gezien de zeer beperkte populatie binnen dit gebied ligt binnen het invloedsgebied van geen van de gasleidingen een populatie die de 10 verblijvenden/aanwezigen haalt, zelfs als men de populatie in de gemeenten Beuningen en Wijchen binnen de invloedsgebieden, voor zover van toepassing, meerekent komt men niet aan een dergelijke populatie.
Uitzondering hierop vormt het meest zuidelijk gelegen plandeel met 12", 40 bar leiding die langs de zuidelijk in het plan gelegen wetering loopt. Hier bevindt zich binnen het plangebied alleen een varkenshouderij aan de Palkerdijk. Binnen het invloedsgebied van de leiding bevinden zich verder alleen enkele (gedeelten) van bedrijfspanden op het bedrijfsterrein Bijsterhuizen aan de 11e straat. Ook hier is het discutabel of de populatie uiteindelijk aan de 10 verblijvenden/aanwezigen komt. Uit de QRA met betrekking tot deze leiding als geheel blijkt dat het groepsrisico (ruim) onder de 0,1 maal de oriënterende waarde blijft. Binnen het invloedsgebied van deze leiding zijn eveneens geen ontwikkelingen in het plan voorzien. De populatie binnen het agrarisch gebied ten westen van de 73 blijft onder de 10 verblijvenden/aanwezigen Het groepsrisico van de leiding hoeft verder niet te worden beschouwd.
Wettelijk adviseur
In verband met de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied van diverse risicobronnen, en ondanks dat nu en in de toekomst de oriënterende waarde nergens wordt overschreden, en ook niet zal toenemen tengevolge van de planontwikkeling, maakt een advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ), als wettelijk adviseur op de punten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid onderdeel uit van de besluitvorming. De Veiligheidsregio is daarom om advies over het bestemmingsplan gevraagd. Dit advies is opgenomen in paragraaf 8.2.
Hieronder wordt, naar aanleiding van het advies van de Veiligheidsregio, ingegaan op de onderwerpen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid (rampenbestrijding).
Zelfredzaamheid
In de naaste omgeving van de risicobronnen (hogedrukaardgastransportleidingen, routes gevaarlijke stoffen en Bevi inrichtingen etc.) zijn geen verblijfsvoorzieningen gesitueerd voor beperkt zelfredzamen. De invulling van het bestemmingsplan is binnen het invloedsgebied van de gasleiding, tot 140 meter uit de gasleiding, gekenmerkt door (beperkt) kwetsbare objecten in vorm van voornamelijk agrarische bedrijfsgebouwen. In het verlengde daarvan kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezigen/verblijvenden als voldoende kan worden aangemerkt.
Zoals boven al eerder is opgemerkt, zijn de ontvluchtingsmogelijkheden van een calamiteit van de hogedrukaardgastransportleidingen af in voldoende mate aanwezig binnen het plangebied. Dit wordt als geheel ontsloten door de Nederheidseweg en de Scherpenkampweg waarbij ontvluchting voor langzaam verkeer ook via de Jonkerstraat en Weteringweg (fiets-/voetgangerstunneltje onder de Neerbosscheweg) mogelijk is.
Toch dienen de mogelijkheden tot zelfredding verder geoptimaliseerd te worden. De verwachting is namelijk dat werknemers/burgers niet voor alle maatscenario's in staat zijn een juiste inschatting te maken van het gevaar. Daartoe zal in daartoe geëigende gevallen specifieke voorlichting worden verstrekt over de risico's van een calamiteit met betrekking tot de diverse risico's binnen het plangebied en hen te (laten) informeren over hoe te handelen in geval van een incident met de onderscheiden risicobronnen.
Aanbevolen wordt de nieuw te bouwen woningen/verblijfsgebouwen van een beluchting-/ventilatie-inrichting te voorzien die in geval van een calamiteit met een toxisch scenario met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld. Vooral in de nieuwere en nieuw te bouwen opstallen zal dat ten opzicht van een dergelijk scenario veiligheidsvoordelen bieden. Binnen het plangebied zal bij de instellingen en bedrijven aangedrongen worden op het opnemen van externe veiligheidsrisico's als scenario's in bedrijfshulpverleningsplannen zodat adequater en sneller kan worden gehandeld in geval van een calamiteit.
Bestrijdbaarheid en preventie
De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) geeft in zijn advies aan dat er een tweetal onafhankelijk van elkaar functionerende routes met betrekking tot de bereikbaarheid voor de voertuigen van de hulpverleningsdiensten voor het Kinderdorp Neerbosch wordt geadviseerd. Dit deel van het plangebied wordt als geheel ontsloten door de Nederheidseweg en de Scherpenkampweg waarbij ook nog een toegangsmogelijkheid bestaat via het fiets-/ voetgangerstunneltje onder de Neerbosscheweg door die aansluit op de Jonkerstraat.
Hoewel er dus weliswaar twee onafhankelijke onsluitingsroutes voor het plangebied Neerbosch-West aanwezig zijn, zijn echter de hierop aansluitende wegen binnen het plangebied zelf als marginaal aan te merken. Alleen de eerste 200 meter van de Scherpenkampweg vanaf de Hogelandseweg is voor blusvooertuigen goed te bereikbaar. Alles wat daarachter ligt, onder meer de verbindingen naar de Nederheidseweg toe, is voor grotere voertuigen moeilijk bereikbaar. Bij de nadere planuitwerking zal aan de bereikbaarheid van het binnenterrein nader aandacht dienen te worden besteed.
De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) heeft er in voorgaande adviezen met betrekking tot de hogedrukaardgastransportleidingen op gewezen dat de rampenbestrijding- en hulpverleningscapaciteit tekort schieten bij het worstcase rampscenario. Dit scenario gaat uit van een externe beschadiging van bijvoorbeeld een hogedrukaardgastransportleiding met als gevolg een breuk en het ontstaan van een fakkelbrand. Ter reductie van de kans op dit scenario wordt een aantal maatregelen voorgesteld. Hieronder worden deze adviezen, als ter zake doend, weergegeven voor zover van belang en realiseerbaar binnen het plangebied:
- het aanbrengen van een waarschuwingslint boven de hogedrukaardgasleiding;
het vergroten van de dekking op de leiding om graafschade te voorkomen; - het aanbrengen van bovengrondse waarschuwingsborden evenals het aangeven van het tracé van de hogedrukaardgastransportleidingen in het veld
- de bluswatervoorziening en bereikbaarheid binnen het plangebied laten voldoen aan de notitie "Randvoorwaarden en richtlijnen bluswater en bereikbaarheid van Brandweer Nijmegen".
De overige risicobronnen liggen over het algemeen op zeer grote afstanden van het plangebied, dan wel zijn de directe risico's zo laag dat nauwelijks specifieke maatregelen zijn te treffen. Bestrijding zal bij de bron plaatsvinden en niet binnen het plangebied.
De bluswatervoorziening binnen het plandeelgebied Neerbosch-West voldoet thans niet aan de daaraan te stellen eisen. Gestreefd zal worden deze voorzieningen op een adequaat niveau te krijgen conform het gestelde in "Randvoorwaarden en richtlijnen Brandweer Nijmegen met betrekking tot bluswater en bereikbaarheid".
Het vorenstaande, met inachtneming van de maatregelen als in het bovenstaande opgenomen, leiden tot de conclusie dat voor het gehele plangebied sprake is van een verantwoord groepsrisico.
Verantwoording cumulatie Groepsrisico's
Het plangebied ligt binnen elkaar gedeeltelijk overlappende risicocontouren van een aanzienlijk aantal risicobronnen. De cumulatie van deze risico's wordt hieronder verantwoord.
Domino effecten ontstaan wanneer het falen van de ene risicobron leidt tot het falen van een de ander. Cumulatie van risico's is het optellen van het risico van twee afzonderlijke bronnen. Voor zowel domino-effecten als cumulatie van risico's geldt dat kwantificering lastig, dan wel onmogelijk is. Tevens bestaat er geen landelijk toetsingskader waaraan getoetst kan worden. Afwegen van domino-effecten en cumulatie is onderdeel van groepsrisicoverantwoording. Indien relevant, worden beide aspecten in de verantwoording kwalitatief beschouwd bij de interpretatie van Fn-curves. Gelet op de op cruciale punten binnen dit plan marginale populatie kunnen deze FN-curves voor een aantal risicobronnen voor dit plangebied niet worden gemaakt. Gelet op de ligging van de inrichtingen, de hogedrukaardgastransportleidingen en de routes voor gevaarlijke stoffen is hier geen sprake van relevantie. De groepsrisico's zijn, gezien de bovenstaande verantwoordingen, zeer laag en benaderen in alle gevallen de oriënterende waarden niet. Zij kunnen daarom kwantitatief in feite niets aan de cumulatie toevoegen. Daarom is binnen het plangebied het toegevoegde risico van domino-effecten evenals die van cumulatie zeer beperkt. Beide aspecten werken daarom niet door in de groepsrisicoverantwoording.
Doordat het plan in zeer overwegende mate conserverend van aard is, ondermeer onderbouwd door het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ), blijkt dat er nauwelijks/geen beïnvloeding van het bestemmingsplan Neerbosch-West op het groepsrisico sprake is. Het bestemmingsplan is acceptabel vanwege de onderstaande redenen:
- het plan heeft geen verhogende invloed op het groepsrisico;
- het plangebied ligt als geheel weliswaar grotendeels binnen het invloedsgebied van een aantal inrichtingen, hogedrukaardgastransportleidingen en een aantal routes gevaarlijke stoffen, echter is geen van de risicobronnen enigermate relevant met betrekking tot het groepsrisico en dit groepsrisico blijft, zo dit al te bepalen is, (zeer) ruim onder de oriënterende waarde.
- het bestemmingsplan kent alleen in zone 3 van enkele risicobronnen binnen het plandeel Kinderdorp Neerbosch bestemmingen voor beperkt zelfredzame personen.
Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van het advies van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid en achten het groepsrisico, dat tengevolge van het bestemmingsplan Neerbosch-West stijgt noch daalt, nu en in de in de toekomst, aanvaardbaar. Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan Neerbosch-West.
Gelet op het gegeven dat er een risico voor wat betreft externe veiligheid bestaat en ondanks dat de adviezen van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) in het verleden zoveel als doenlijk is binnen het plangebied zijn of nog zullen worden uitgevoerd, dit echter niet kwantitatief in berekeningen kan worden vervat en dit bovendien niet leidt tot een risico zijnde nul (0), zal er een zogenaamd restrisico overblijven. Dit restrisico wordt door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd.
Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen en de daarin gemaakte keuzes.
5.7 Klimaat
Op deze locatie lijkt door de nabijheid van de ARN/RWZI een energiebesparing door gebruik van restwarmte van de ARN of RWZI goed mogelijk. Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor Koude-Warmte opslag. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieuhygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabelere woning. Om de mogelijkheden per bouwplan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek omgezet worden tot een energiescan. Daarmee kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dient een duurzaam plan met goede kwaliteit opgesteld te worden waarbij de milieubelasting zo minimaal mogelijk is. Het instrument GPR Stedenbouw (meten van duurzaamheid in stedenbouwkundig planproces) en GPR Gebouw (zet de ontwerpgegevens van een gebouw om in duurzaamheidprestaties) kunnen hier een bijdrage aanleveren.
Hoofdstuk 6 Plansystematiek
6.1 Algemeen
De planvorm moet er op gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Dit betekent dat niet alleen het bestaande gebruik van een perceel of pand wordt vastgelegd, maar ook wordt bekeken of op voorhand een ander gebruik aanvaardbaar is. Ook betekent het dat niet alleen de bestaande bebouwing wordt vastgelegd, maar wordt tevens bekeken in hoeverre extra bebouwingsmogelijkheden geboden kunnen worden. Daarbij wordt rekening gehouden met bestaande planologische mogelijkheden.
Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan wordt zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.
6.2 Regels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan) en de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de SVBP 2008 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.
Inleidende regels
Bij de inleidende regels wordt ingegaan op de begrippen en de wijze van meten.
Bestemmingsregels
In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor: Agrarisch, Bos, Maatschappelijk, Maatschappelijk-Begraafplaats, Sport, Tuin, Verkeer, Water en Wonen.
Agrarisch
De bestemming Agrarisch is opgenomen voor het agrarisch gebied ten westen van de A73, maar ook voor gronden rondom Kinderdorp Neerbosch. Binnen deze bestemming zijn agrarisch bedrijven toegestaan. Er is een aanduiding 'intensieve veehouderij" opgenomen voor de varkenshouderij aan de Palkerdijk 100 en de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf op Broekstraat 176 en Bijsterhuizenstraat 15. Voor de bestaande bedrijfswoningen is de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. Alleen binnen deze aanduiding is één bedrijfswoning toegestaan. Voor de gronden rondom de sporthal in Kinderdorp Neerbosch is de aanduiding 'sportveld' opgenomen. Door het opnemen van deze aanduiding is het mogelijk gemaakt om in de buurt van de sporthal een sportveld(en) te realiseren ten behoeve van het Kinderdorp.
Bos
De bestemming bos is opgenomen voor het roekenbosje op het terrein van Kinderdorp Neerbosch. Met deze bestemming is aangegeven dat het bos behouden dient te blijven. Voor de verschillende werken en werkzaamheden, zoals het kappen van bomen, dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.
Groen
De in het plangebied voorkomende grotere groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemd hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen is parkeren niet toegestaan, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'zoekgebied parkeren'. Waardevolle bomen zijn niet apart aangeduid. Deze bomen worden via de kapverordening beschermd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-muziekkoepel' is herbouw van de voormalige muziekkoepel mogelijk gemaakt.
Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor maatschappelijke voorzieningen van Kinderdorp Neerbosch. Binnen deze bestemming vallen verschillende functies zoals een school, zorgvoorzieningen, kinderdagverblijf, kerkgebouw en onzelfstandige woonvormen. Deze bestemming betekend een verruiming ten opzichte van de bestemming Kinderdorp in het vigerende bestemmingsplan. De voorzieningen hoeven niet meer specifiek gericht te zijn op de opvang, huisvesting en verzorging van kinderen. Met de aanduiding 'museum' is het Van 't Lindenhout museum in het kerkje aangegeven. Met de aanduiding 'detailhandel' is een kleinschalige landwinkel in de voormalige boerderij aan de Scherpenkampweg 82 en 86 mogelijk gemaakt. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen-uitgesloten' zijn vanwege geur- of geluidhinder woningen (onzelfstandige woonvormen), kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen en psychiatrische inrichtingen uitgesloten.
Maatschappelijk-Begraafplaats
De bestemming Maatschappelijk-Begraafplaats is opgenomen voor de begraafplaats aan de rand van het Kinderdorp Neerbosch. Binnen deze bestemming is een begraafplaats met bijbehorende voorzieningen mogelijk. De begraafplaats is cultuurhistorisch van belang en is daarom ook de lijst geplaatst van mogelijk toekomstige gemeentelijk monumenten.
Sport
De bestemming Sport is opgenomen voor de sporthal in Kinderdorp Neerbosch en voor de manege aan de Nederheidseweg. Voor de manege is met de aanduiding 'manege' aangegeven dat uitsluitend een manege is toegestaan. Andere sportvoorzieningen zijn hier niet toegestaan.
Wonen en Tuin
De woningen hebben de bestemmingen Wonen en Tuin gekregen. Binnen de bestemming Wonen is een aanduiding ' bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw (woning) mag worden opgericht. Aan de hand van de diepte van het achtererf is de grootte van het bouwvlak bepaald. In ieder geval is de bestaande legale situatie bestemd. Waar mogelijk zijn uitbreidingsmogelijkheden geboden. Binnen de 'aanduiding' bouwvlak mogen ook aan- en uitbouwen worden gerealiseerd. Op het erf zijn bouwmogelijkheden voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. De totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m2. Aan- en uitbouwen binnen de 'aanduiding' bouwvlak tellen daarbij niet mee. Voor een bestaand bijgebouw dat groter is dan op grond van deze regeling is toegestaan, is een aanduiding 'bijgebouw' opgenomen. De bestemming Tuin ligt veelal aan de voorzijde van de woning. Een uitzondering is gemaakt voor enkele woningen aan de Nederheidseweg met een hele diepe achtertuin. Daar geldt de bestemming Tuin ook gedeeltelijk achter de woningen. Binnen de bestemming Tuin zijn slechts beperkte bebouwingsmogelijkheden opgenomen.
Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de openbare weg in brede zin. Hieronder wordt verstaan wegen, pleinen, busbanen, fiets- en voetpaden, bruggen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk.
Water
De bestemming Water is opgenomen voor de belangrijkste waterlopen. Water kan echter ook in andere bestemmingen voorkomen, zoals binnen de bestemmingen Agrarisch, Groen of Verkeer.
In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor: Leiding-Gas, Leiding Hoogspanningsverbinding, Leiding-Riool, Waarde-Archeologie 2, Waarde-Archeologie 3 en Waterstaat-Waterlopen. Er is sprake van een dubbelbestemming indien op een stuk grond twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemmingen en de daarmee samenvallende bestemming. In artikel 24.2 is de voorrangsregeling tussen de bestemmingen aangegeven.
Leiding-Gas (dubbelbestemming)
Met deze dubbelbestemming zijn de hogedruk aardgastransportleidingen in het plangebied aangegeven. In het agrarisch gebied ten westen van de A73 ligt een drietal hogedrukaardgastransportleidingen van onderscheidenlijk 14”, 40 bar, en tweemaal 16”, 40 bar. Rondom deze leidingen is een zakelijke rechtstrook van 4 meter aangehouden. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van de leiding hierdoor niet wordt geschaad. De Nederlandse Gasunie is de beheerder van deze leidingen.
Leiding-Hoogspanningsverbinding
Met deze dubbelbestemming is de bovengrondse hoogspanningsleiding door het plangebied aangegeven. Deze hoogspanningsleiding (150 KV) loopt langs de A73 en de Neerbosscheweg. Voor deze hoogspanningsleiding dient rekening gehouden te worden met een zakelijk rechtstrook van 22,5 meter aan weerszijden. Voor de zakelijk rechtstrook is de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanningsverbinding opgenomen. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van de hierdoor niet wordt geschaad. Tennet is de beheerder van deze hoogspanningsverbinding.
Leiding-Riool (dubbelbestemming)
Met deze dubbelbestemming zijn de rioolpersleidingen aangegeven. Er loopt een rioolpersleiding vanaf het agrarisch bedrijf bij het Kinderdorp Neerbosch (Nederheidseweg 198) en langs de Hogelandseweg. Rondom deze leidingen is een strook van 4 meter aangehouden. Op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd. Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien het belang van het riool hierdoor niet wordt geschaad. De gemeente is de beheerder van deze riolen.
Waarde-Archeologie 2 (dubbelbestemming)
In gebieden met een archeologisch belang (waarde 2) geldt een archeologische dubbelbestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 30 cm, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor gebied rondom Kinderdorp Neerbosch en het noordelijk deel van het agrarisch gebied ten westen van de A73.
Waarde-Archeologie 3 (dubbelbestemming)
In gebieden met waarde 3 (terreinen van zeer hoge archeologische waarde ) geldt een archeologische dubbelbestemming. Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden opgericht. Indien er ten behoeve van de andere, op de gronden geldende bestemming een bouwwerk wordt opgericht waarvoor grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder het maaiveld, dient er een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden voldoende zijn vastgesteld. Er kan, na advies van de archeologisch deskundige, omgevingsvergunning worden verleend voor bouwwerken ten behoeve van overige geldende bestemmingen. Tevens is een omgevingsvergunning voor werken- en werkzaamheden vereist. Drie delen van het plangebied kennen een zeer hoge archeologische waarde (waarde 3). Het betreft ten eerste een gebied, gelegen ten oosten van de Bijsterhuizenstraat en ten zuiden van de Broekstraat. In tweede het gebied ten oosten van de Bijsterhuizenstraat en ten noorden van de Broekstraat. Het derde gebied met waarde 3 is het terrein ten noorden van de Nederheidseweg.
Waterstaat-Waterlopen (dubbelbestemming)
Met deze dubbelbestemming zijn de A-watergangen zoals aangegeven op de legger van het Waterschap aangegeven. Ten noorden van het Kinderdorp langs de Jonkerstraat ligt een hoofdwetering, die van de rioolwaterzuivering afkomt. Deze A-watergang voert water door richting Druten. Een groot deel van deze A-watergang ligt langs de A73 en buigt ten noorden van het bedrijventerrein Bijsterhuizen af en voert uiteindelijk het water af richting Druten. Ook liggen er A-watergangen langs de Nederheidseweg, ten noorden van het knooppunt Neerbosch en in het agrarisch gebied ten westen van de A73. Deze dubbelbestemming is ook opgenomen indien de watergang met een duiker onder de weg doorloopt. Met de dubbelbestemming is niet alleen de watergang maar ook 2 meter van de oever aangegeven.
Algemene regels
De algemene regels in dit bestemmingsplan bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels (regels voor beeldende kunst, bouwwerken ten algemenen nutte, jongeren ontmoetingsplaatsen en ondergronds bouwen), algemene gebruiksregels (regels voor aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, bed en breakfast, evenementen, ondersteunende horeca en seksinrichting of escortbedrijf), algemene aanduidingsregels (geluidgezoneerd industrieterrein, geluidzone industrie, zoekgebied ontsluiting, zoekgebied parkeren, zoekgebied snelfietsroute) en overige regels (uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening, voorrangsregeling bestemmingen).
Overgangs- en slotregels
Hierin wordt ingegaan op het overgangsrecht en de slotregels (naam bestemmingsplan).
6.3 Flexibiliteitsbepalingen
Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouw- en gebruiksmogelijkheden reeds bieden, kunnen extra mogelijkheden worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. Met de gemeenteraad is echter afgesproken dat in nieuwe actualisatie bestemmingsplannen geen gebruik meer wordt gemaakt van de mogelijkheid om wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden op te nemen. De raad wil namelijk zelf de plannen kunnen vaststellen waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit houdt in dat voor ontwikkelingen die niet in dit bestemmingsplan zijn opgenomen een postzegelbestemmingsplan moet worden opgesteld. Er zijn alleen nog wijzigingsbevoegdheden opgenomen bij de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 2 en 3.
Verder zijn in dit bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen om een omgevingsvergunning te verlenen (voormalig binnenplanse ontheffing).
Wijzigingsbevoegdheden
Bij de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie 2 en 3 zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om deze dubbelbestemming te kunnen laten vervallen of juist op te nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Omgevingsvergunning
Het aantal mogelijkheden om een omgevingsvergunning (voormalig binnenplanse ontheffing) te verlenen is in dit bestemmingsplan beperkt. Uitgangspunt is zoveel mogelijk rechtstreekse flexibiliteit (bouw- en gebruiksmogelijkheden) te bieden ter voorkoming van extra procedures.
Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (vml aanlegvergunning) en/of een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (vml sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 7 Retrospectieve Toets
Algemeen
Het bestemmingsplan is bindend voor een ieder. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. Doel van handhaven is het verkrijgen van een verbeterde leefbaarheid, veiligheid en verhoogde kwaliteit van de woon- en werkomgeving. Bouwen en gebruik conform het bestemmingsplan is uitgangspunt. Afwijkingen zijn alleen toelaatbaar als daarvoor een omgevingsvergunning voor is verleend.
Handhaving kan plaats vinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Bij deze laatste vorm is het Openbaar Ministerie betrokken. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan. Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan aan een overtreder een last onder dwangsom opleggen. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Naast repressieve wordt preventieve handhaving onderscheiden, gericht op het voorkómen dat overtredingen ontstaan. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op bouwen en gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen zoals informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de gebruikers en bouwers.
Aan het hebben van voldoende draagvlak voor het gevoerde beleid kan essentiële betekenis worden toegekend. Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt door regelmatig bestuurlijk en maatschappelijk overleg en het instellen van een projectgroep met vertegenwoordigers van verschillende disciplines gestreefd naar consensus over het te voeren beleid. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (gebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan. Ook voor de rechtszekerheid is het vastleggen van de bestaande toestand belangrijk. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan wordt ruim aandacht besteed aan de (technische) handhaafbaarheid van de regels. Deze dienen eenduidig te zijn.
Een retrospectieve toets geeft aan welke situaties in bouw en gebruik er bestaan die niet in overeenstemming zijn met de vigerende bestemmingsplannen en verleende vergunningen. In deze toets wordt aangegeven:
- in welke situaties handhavend wordt opgetreden (na de strijdige situatie te hebben gewraakt);
- in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven, of een omgevingsvergunning wordt verleend, waarmee de strijdige situatie gelegaliseerd wordt;
- in welke situaties wordt gekozen voor het onder het overgangsrecht brengen van de strijdige situatie (hetgeen alleen in uitzonderlijke situaties mogelijk is).
Neerbosch-West
In onderstaande tabel is de retrospectieve toets voor het plangebied aangegeven:
Adres | Omschrijving | Acties | |
Scherpenkampweg 13 | Noodlokalen ZMOK-school | Gereedgemeld op 9 augustus 2010. Instandhoudingstermijn 5 jaar. | |
Bijsterhuizenstraat 15 | Jansen Grondverzet B.V. | Activiteiten in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Bedrijf is aangeschreven. |
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter. De aangegeven mogelijke nieuwe ontwikkelingen waren reeds toegestaan in het vigerende bestemmingsplan, maar in de voorgestelde wijziging zijn de locaties specifiek aangewezen waar de ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. De betreffende locaties zijn particulier terrein. De kosten voortvloeiende uit toekomstige ontwikkelingen zijn voor rekening van de ontwikkelaar.
Derhalve kan gesteld worden, dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Hierdoor hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan is aan de diverse instanties voorgelegd. De resultaten van dit overleg zijn, voor zover reacties zijn ontvangen, hieronder vermeld.
8.2.1 Gasunie
Overlegreactie
In artikel 13 Leiding-Gas komt driemaal het woord 'onevenredig' voor in relatie tot de veiligheid van de gasleiding. Gevraagd wordt om dit woord te verwijderen omdat de Gasunie geen consessies doet wat betreft de veiligheid van de leidingen.
Beoordeling
In artikel 13.3.2, 13.3.3 en 13.4.4 (nieuw) is het woord 'onevenredig' geschrapt. Artikel 13.4.3 Toelaatbaarheid is toegevoegd.
8.2.2 Rijkswaterstaat
Overlegreactie
Rijksweg 73 ligt in het vigerende bestemmingsplan in een bestemmingsvlak met een verkeersbestemming. Het bestemmingsvlak komt exact overeen met de ligging van het aan de rijksweg gerelateerde rijkseigendom en daarmee ook aan het areaal waarover Rijkswaterstaat het beheer voert. Die bestemming is passend omdat het gaat om bermen, klaverbladen en bermsloten van de A73 die fysiek onderdeel zijn van het infrastructurele werk. In het ontwerp bestemmingsplan zijn echter binnen dit bestemmingsvlak delen omgezet in een groenbestemming, welke zich vooral richt op recreatieve functies. Verzocht wordt om het bestemmingsvlak met de verkeersbestemming gelijk te houden aan de ligging daarvan in het vigerende bestemmingsplan.
Beoordeling
De rijksweg (inclusief vluchtstrook) en een zone van 5 meter langs de rijksweg valt binnen de bestemming Verkeer. Daarmee is de bestaande rijksweg ingepast en is een goed beheer van de rijksweg mogelijk. Het is niet wenselijk om de ruime verkeersbestemming uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied (1981) aan te houden. De rijksweg is inmiddels gerealiseerd zodat de ligging van de rijksweg met omliggende groen in het bestemmingsplan kan worden bestemd. In het bestemmingsplan Neerbosch-West is ook geen wegprofiel meer opgenomen, waardoor een ruime verkeersbestemming het dan mogelijk zou maken extra rijbanen aan te leggen. Van een dergelijke ontwikkeling is echter geen sprake. De aangrenzende gronden vallen binnen de bestemming Groen. Binnen de bestemming Groen kunnen ook bermen, bermsloten en geluidwerende voorzieningen worden aangelegd. Verkeers- en wegbewijzeringsborden vallen onder de vergunningsvrije bouwwerken en worden niet aan het bestemmingsplan getoetst (zie bijlage II Besluit Omgevingsrecht).
8.2.3 Tennet
Overlegreactie
Gevraagd wordt in artikel 14.2.2 onder a "palen- en lichtmasten" te verwijderen. Tevens wordt gevraagd de hoogspanningslijn in het noordwest gedeelte van het bestemmingsplan in de verbeelding op te nemen.
Beoordeling
De gevraagde aanpassingen zijn op de verbeelding en in planregels van het bestemmingsplan verwerkt. Tevens is in artikel 14.3.2, 14.3.3, 14.4.3 en 14.4.4 is het woord 'onevenredig' geschrapt.
8.2.4 Veiligheidsregio Gelderland-Zuid, Sector Brandweer
Overlegreactie
Het plangebied ligt, vanuit het oogpunt van externe veiligheid, in het invloedsgebied van een groot aantal potentiële risicobronnen: het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, over het spoor, over het water en door een hoge druk aardgastransportleiding en de opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen bij meerdere inrichtingen die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. De afstand tussen de bebouwing en deze risicobronnen is echter dusdanig dat het groepsrisico laag is. Conform de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Nijmegen kunnen deze riscio's beperkt verantwoord worden of hoeven ze niet verantwoord te worden.
Gezien de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van meerdere risicobronnen, wordt op algemene aandachtspunten in het kader van rampenbestrijding en zelfredzaamheid gewezen. Voor adequate incidentbestrijding door de hulpdiensten zijn goede bereikbaarheid en voldoende bluswater van groot belang. Beide punten zijn in de huidige situatie in dit plangebied onvoldoende geborgd om adequaat in te kunnen grijpen bij (grootschalige) calamiteiten. Onder goede bereikbaarheid voor de voertuigen van de hulpverleningsdiensten wordt onder meer een ontsluiting van het plangebied en de daarin gelegen bebouwing langs twee onafhankelijke routes verstaan.
Een tweezijdige ontsluiting draagt bij aan de mogelijkheden voor zelfredzaamheid van de personen binnen het plangebied. Daarnaast draagt een actieve risicocommunicatie naar de burgers in het plangebied bij aan hun mogelijkheden om mogelijke gevaren juist in te schatten. Geadviseerd wordt om richting deze burgers actief over deze risico's te communiceren. In geval van een ongeval met toxische gassen is het van belang dat dergelijke stoffen zo min mogelijk in bouwwerken doordringen. Dit gevaar kan beperkt worden door eventuele nieuwe bouwwerken, indien voorzien van luchtbehandelingsinstallaties, uit te rusten met een mogelijkheid om deze installatie snel uit te schakelen. Tot slot kan door het opnemen van externe veiligheidsrisico's als scenario's in bedrijfshulpverleningsplannen adequater en sneller worden gehandeld door instanties binnen het plangebied. Om die reden adviseren wij u hierop aan te dringen bij bedrijven/instellingen binnen het plangebied.
Geadviseerd wordt bovengenoemde beperkingen en verbeteropties te beschouwen in het kader van de verantwoording van het groepsrisico. Deze reactie is opgenomen in Bijlage 7Advies Veiligheidsregio.
Beoordeling
In paragraaf 5.6 Externe Veiligheid is op deze reactie ingegaan.