KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Opzet
3.1 Stedenbouwkundig Ontwerp
3.2 Woonbeleid
3.3 Verkeer
3.4 Milieu
3.5 Waterhuishouding
3.6 Groen
3.7 Archeologie
3.8 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 4 Plansystematiek En Bestemmingen
4.1 Plansystematiek
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Vooroverleg

Nijmegen Bottendaal Galgenveld - 1 (Studentenkerk professor van Weliestraat)

Bestemmingsplan - gemeente Nijmegen

Vastgesteld op 06-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nijmegen Bottendaal - Galgenveld -1 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP7001-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;

1.9 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bed and breakfast

een activiteit waarbij het verstrekken van logies en ontbijt plaatsvindt in de woning en ondergeschikt is aan de woonfunctie.

1.13 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw

een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.

1.17 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwhistorisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.26 erf

de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.

1.27 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).

1.28 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.29 garagebox

overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen;
  2. 2. ziekenhuizen;
  3. 3. verpleeghuizen;
  4. 4. de volgende 'andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen':
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medische centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven.


geluidsgevoelige terreinen

  • I. terreinen die behoren bij de hiervoor lid b onder 4 bedoelde 'andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen', voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • II. woonwagenstandplaatsen.

1.32 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.33 historisch stedenbouwkundig erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving.

1.34 historisch landschappelijk erfgoed

fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie.

1.35 hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.36 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.

1.37 hoofdgebouw(en)

gebouw of gebouwen, die op een bouwperceel door zijn/hun aard, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk(en) is/zijn aan te merken.

1.38 landschappelijke waarden

waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.39 kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.40 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.41 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.42 ondergrond

voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand BP7001-GBKN20120830.dxf

1.43 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.44 overkapping

een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.45 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.46 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.47 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.48 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.49 recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.

1.50 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.51 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, abri's en dergelijke.

1.52 straatprostitutie

het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.53 terreinen met een archeologisch belang

terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.

1.54 terreinen van zeer hoge archeologische waarde

terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn.

1.55 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.56 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.57 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.58 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.59 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.

1.60 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.

1.61 woonschip

elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.2 de afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.7 de bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.9 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP7001-VG01_0004.jpg"

2.10 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 het bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.

2.13 het bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.

2.14 het peil

de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.15 het (bruto) verkoopvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.16 het vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage' voor een ondergrondse parkeergarage
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
  5. e. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  6. f. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 7.2.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer, kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen en taluds;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  5. e. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 7.2.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van garageboxen voor enige vorm van detailhandel en/of horeca.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. bewoning van bijgebouwen;
  2. b. uitoefening van (aan huis verbonden) beroeps- of bedrijfsactiviteiten in bijgebouwen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.

7.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen onverkort van toepassing blijven.

7.3 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Bebouwing onder peil mag uitsluitend worden gebruikt ter ondersteuning van ingevolge deze regels op de begane grond toegestane functies;
  2. b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen;
  3. c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  4. d. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 7.2 is toegestaan.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

8.2 Seksinrichting of esortbedrijf

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

10.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nijmegen Bottendaal - Galgenveld -1.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Studentenkerk en pastorie liggen in de Professorenbuurt in de wijk Galgenveld. In de onmiddelijke nabijheid staan een paar forse gebouwen: de voormalige mensa en het Oud Burgergasthuis (OBG). Ten westen van de voormalige mensa ligt de Javabuurt. De Javabuurt is grotendeels van vooroorlogse datum (voor 1940) terwijl de Professorenbuurt van na de tweede wereldoorlog is ('60 er jaren).

De professorenbuurt bestaat uit een menging van grondgebonden woningen en aan de randen gestapelde bebouwing. In de directe omgeving van onderhavige locatie, tussen Molukkenstraat, Professor Huijbersstraat en Professor Cornelissenstraat, is de grondgebonden woningbouw uitgevoerd in de vorm van patiobungalows in gedeeltelijk twee bouwlagen.

De genoemde gebouwen Oud Burgeren Gasthuis, mensa, studentenkerk en pastorie zijn als solitaire gebouwen in het groen gesitueerd. Het groen is onderdeel van een grotere zuid/noord lopende groenstructuur vanaf de Professor Huijbersstraat tot voorbij de Archipelstraat. Een opvallend element binnen deze groenstructuur vormt de vijver aan de Archipelstraat.

Voormalige mensa,kerk en Oud Burgeren Gasthuis liggen direct aan deze vijver.

Voor de voormalige mensa is inmiddels een nieuw plan opgeleverd; een combinatie van een winkelcentrum, kantoren en woningbouw. Parkeren voor bewoners en werkers is onder het gebouw opgelost. Bezoekers van het winkelcentrum parkeren voor en rond het complex.

Nu ook de studentenkerk en de pastorie haar functie gaan verliezen zijn de gebouwen 'op de markt' gekomen. Inmiddels heeft een woningbouwcorporatie het perceel met bebouwing gekocht. Uitgangspunt van de corporatie is om de panden te slopen en woningbouw te realiseren.

1.2 Begrenzing Van Het Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP7001-VG01_0001.jpg"Figuur 1: de rode punten geven aan waar de bebouwing zal komen.

De studentenkerk met pastorie liggen in de Professorenbuurt in de wijk Galgenveld, om precies te zijn aan de Professor van Weliestraat. De Professor Van Weliestraat loopt dood en eindigt in een parkeerterrein. Voetgangers/fietsers kunnen wel door richting Oud Burgeren Gasthuis .

De locatie bevindt zich tussen het Oud Burgeren Gasthuis en het onlangs geopende nieuwe winkelcentrum met kantoren en wonen op de voormalige mensalocatie.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor het plangebied zoals aangegeven en beschreven in dit hoofdstuk, vigeert het bestemmingsplan "Bottendaal Galgenveld". Het bestemmingsplan is vastgesteld op 6 juli 2011

Het perceel heeft binnen dit bestemmingsplan de bestemming wonen, tuin, maatschappelijk en verkeer. Voorliggend initiatief voorziet in de bouw van twee appartementgebouwen en is gesitueerd buiten de bouwvlakken van het vigerende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk van voorliggend bestemmingsplan wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling . In hoofdstuk 2 wordt het relevante beleid dat als basis dient voor dit bestemmingsplan besproken. De ruimtelijke karakteristiek en structuur van de locatie wordt besproken in hoofdstuk 3.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk gaat in op het beleidskader dat van belang is voor de functionele en ruimtelijke aspecten die worden vastgelegd in dit bestemmingsplan en waarbinnen de voorziene ontwikkelingen in het plangebied moeten passen. Het relevant beleid wordt per beleidsterrein weergeven, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de bestuurslagen nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte “Ruimte voor ontwikkeling” is een gezamenlijk product van de ministeries van VROM, LNV, VenW en EZ. De Nota Ruimte legt het nationaal ruimtelijk beleid vast tot 2020, met een doorkijk tot 2030. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Het Rijk richt zich daarbij primair op de gebieden die deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden, hoofdverbindingsassen en de ecologische hoofdstructuur.

Het kabinet streeft naar een algemene basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. De kwaliteit van het landschap verdient daarnaast ook een volwaardige plaats bij ruimtelijke afwegingen. Meer specifiek richt het kabinet zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentie-positie, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid.

Het kabinet kiest in de Nota Ruimte voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Beperkingen aan ruimtelijke ontwikkelingen worden door het rijk alleen gesteld als een nationaal belang in het geding is.

Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van de Nota Ruimte.

  • Knooppunt Arnhem-Nijmegen als één van de nationale stedelijke netwerken

Het rijk benoemt Arnhem - Nijmegen als één van de nationale stedelijke netwerken en deels als economische kerngebied. De nationale stedelijke netwerken vormen samen met de hoofd-verbindingsassen de ruimtelijk-economische hoofdstructuur van Nederland. Het rijk richt de beschikbare budgetten voor o.a. ruimtelijke ontwikkeling, transformatie, infrastructuur, bedrijven- terreinen en groen in en rond de stedelijke gebieden met voorrang op de gebieden en netwerken die behoren tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Daarnaast is Nijmegen één van de dertig steden die betrokken zijn bij het grotestedenbeleid.

Kenmerkend voor het knooppunt Arnhem-Nijmegen is de centrale ligging tussen de Randstad en het Duitse Rijn/Roergebied. Kenmerkend voor het knooppunt is de brede economische structuur gebaseerd op kernkwaliteiten als een groot aanbod aan internationale vervoersmodaliteiten, de aanwezigheid van kenniscentra en een gevarieerd aanbod van woon-, werk- en landschappelijke milieus. De kennis- en innovatieclusters binnen de driehoek Nijmegen - Enschede - Wageningen hebben een vooraanstaande positie in de voedingstechnologie, onderzoek en gewasveredeling ('Food Valley' Wageningen) en de gezondheidszorg ('Health Valley' Nijmegen). Voor de versterking van de economische structuur is het van belang het kennis- en gezondheidszorg-cluster verder te benutten. Belangrijk voor de internationale positionering van het KAN-gebied is de afstemming met Emmerik en Kleef en de HST-Oost. Het gebied kent verder een aantal majeure opgaven op het gebied van waterberging, stedelijke herstructurering en infrastructuur.

2.1.2 Amvb Ruimte

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. Voor die belangen die juridisch doorwerking behoeven is het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) het aangewezen instrument.

De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch moeten doorwerken in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven. Het besluit is nog niet vastgesteld en in werking getreden.

Wanneer een groot openbaar belang aan de orde is kan de desbetreffende minister uit eigen beweging of op verzoek van gedeputeerde staten of een college van B&W ontheffing verlenen van een regel uit de AMvB of provinciale verordening. In enkele gevallen en als een groot nationaal belang in het geding is kan het rijk afwijken van in de AMvB gestelde regels.

Bestemmingsplannen die vóór 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden, moeten op 1 juli 2013 zijn aangepast. Bestemmingsplannen die daarna (maar voor het in werking treden van dit besluit) onherroepelijk zijn geworden moeten maximaal vijf jaar na in werking treden van dit besluit aangepast zijn. Een uitzondering is gemaakt voor bestemmingsplannen die gebaseerd zijn op recent vastgestelde provinciale structuurvisies waarmee het rijk heeft ingestemd en bestemmingsplannen die niet strijdig zijn met de regels in dit besluit.

Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen.

Bundelen van verstedelijking

Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt de noodzaak om de open ruimte te bebouwen. De variatie tussen stad en land blijft behouden. Bij provinciale verordening wordt het bestaand bebouwd gebied aangewezen.

De AMvB Ruimte bepaalt dat om de bundeling van bebouwing en een zorgvuldig gebruik van de ruimte te bevorderen worden in de provinciale verordening regels moeten worden gesteld voor nieuwe bebouwing binnen en aansluitend op het bestaand bebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing. Ook voor (herbestemming van) bestaande bebouwing buiten het bestaand bebouwd gebied worden regels gesteld. De provinciale verordening geeft tevens de regels voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing buiten bestaand bebouwd gebied.

2.2 Provinciaal Beleid

Het meest actuele provinciale beleidskader aangaande de ruimtelijke ordening betreft het Streekplan Gelderland 2005 'kansen voor de regio's'. Het Streekplan is vastgesteld door Provinciale Staten op 29 juni 2005. Met het Streekplan Gelderland 2005 kiest de provincie voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland.

Het Streekplan kijkt 10 jaar vooruit en richt zich op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht (generiek beleid):

  • ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke functies en infrastructuur;
  • natuur en water in het groenblauw raamwerk;
  • landbouw in het multifunctioneel gebied.

Voor het plangebied zijn de uitgangspunten voor gebieden in het rode raamwerk van belang.

2.2.1 Rood Raamwerk

Hoofddoel van het Streekplan is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte beschikbare oppervlak. Bundelingsbeleid en het organiseren van stedelijke netwerken staan hierbij centraal. In het Streekplan worden algemene en programmatische uitspraken gedaan over wonen, sociaal-culturele functies en werken (bedrijventerreinen en kantoren).

Daarnaast hecht het Streekplan veel belang aan locatiebeleid: gestreefd wordt naar het bundelen van bovenlokale stedelijke functies aan knooppunten in het rode raamwerk. Het grondgebied van de gemeente Nijmegen valt grotendeels binnen dit rode raamwerk en heel Nijmegen valt in het stedelijk netwerk.

2.2.2 Provinciale verordening

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Kern van de nieuwe Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven hoe zij die belangen gaan realiseren. De wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Daarmee stelt de provincie eisen aan de ruimtelijke besluiten van gemeenten. De provincie richt zich op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, wonen, detailhandel, natuur en water. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen: Streekplan Gelderland 2005). De RVG is d.d. 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld en op 21 januari 2011 in werking getreden.

Hieronder volgen de voor dit plan relevante hoofdlijnen van de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

Verstedelijking

De Ruimtelijke Verordening legt het rijksbundelingsbeleid voor de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vast door met voorschriften die bepalen dat nieuwbouw voor wonen en werken voor het overgrote deel plaatsvindt: binnen bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen en binnen de zoekzones bedrijventerreinen uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking. Slechts een beperkt deel van verstedelijking kan plaatsvinden buiten deze gebieden. Het gaat dan om nieuwe bebouwing die functioneel gebonden is aan het buitengebied, bij functieverandering naar een niet-agrarische functie, bij oprichting van nieuwe landgoederen en voor uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven. Gedeputeerde Staten hunnen hiervan ontheffing verlenen, indien er sprake is van een ontwikkeling waarvan is aangetoond dat deze redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde gebieden en als de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

Wonen

Het Gelders kwalitatieve woonbeleid gaat uit van regionale woningmarkten. Aan de hand van basisdocumenten levert de provincie aan de regio's informatie over de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de komende jaren. Deze informatie wordt per regio als indicatieve taakstelling door GS vastgesteld in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgestelde KWP voor de betreffende regio en de daarin opgenomen regiototaal aan woningen.

2.2.3 Conclusie

Het voorgestane initiatief sluit aan bij de genoemde doelstellingen in het Streekplan. Er wordt ruimte gecreëerd voor woningbouw.

2.3 Regionaal Beleid

In oktober 2006 is het "Regionaal Plan voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020" vastgesteld. Op 7 maart 2007 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland grotendeels goedkeuring verleend aan dit plan. Hierdoor heeft het Regionaal Plan de status van regionaal structuurplan gekregen. Dit betekent dat de bestemmingsplannen van de 20 regiogemeenten moeten passen binnen de lijnen die worden uitgezet in het Regionaal Plan.

Doel van het Regionaal Plan is te werken aan een aantrekkelijke, internationaal concurrerende regio Arnhem-Nijmegen. Het bestaande stedelijk gebied staat hierbij centraal, wat wil zeggen dat er ingezet wordt op herstructurering en herontwikkeling om nieuw ruimtebeslag voor wonen en werken te beperken.

De regio Arnhem Nijmegen ontwikkelt zich steeds meer tot een samenhangend stedelijk netwerk met een eigen identiteit. Die eigen identiteit laat zich het beste vangen in de drieslag kennis, natuur en cultuur:

  • Kennis: aanwezigheid van hoogwaardige bedrijvigheid in de logistieke sector en de glastuinbouw, maar ook de aanwezigheid van een universiteit en het valleyconcept versterken de netwerkeconomie;
  • Natuur: rivierenlandschap tussen de stuwwallen Veluwe en Rijk van Nijmegen;
  • Cultuur: door de natuurlijke ligging van het gebied is de regio door de eeuwen heen het domein geweest van fronten en linies die noord-zuid en oost-west van elkaar scheiden. Daardoor is het culturele erfgoed in de regio enorm.


afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP7001-VG01_0002.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BP7001-VG01_0003.png"

In de beleidskaart is zichtbaar dat ten noorden van het plangebied de regiorail van het KAN is voorzien.

Het KAN stuurt op de uitvoering van strategische projecten door middel van het zoeken naar samenwerking met maatschappelijke organisaties, marktpartijen en particulieren (ontwikkelingsplanologie). In het Regionaal Plan is een uitwerking gemaakt van de bestuurlijke visie en ambities. Dit levert een agenda op van tien strategische ontwikkelingsprojecten. Voor het plangebied is onderstaande project van belang.

  • versterken van grootstedelijk klimaat van Arnhem en Nijmegen;

Voor dit ontwikkelingsproject zijn beleidsuitspraken geformuleerd die een toetsingskader vormen voor de Provincie. In deze toelichting zijn de voor dit gebied en dit onderwerp relevante beleidsuitspraken opgenomen.

Onderwerp Doelstelling & Beleidsuitspraken
Wonen Het voor ieder (toekomstige) inwoner van de stadsregio een juiste woning beschikbaar hebben met betrekking tot prijs, eigendomssituatie, aard & type en locatie

-In de periode 2005 - 2010 gelden voor de KAN gemeenten geen beperkingen in het per gemeente aantal te bouwen woningen.

- Binnen de 'Contouren woningbouw' bepalen de gemeenten zelf de te ontwikkelen locaties en de aantallen nieuw te bouwen woningen met inachtneming van het bepaalde in Concessies Wonen.

2.3.1 Conclusie

Het plangebied ligt in het bestaand stedelijk gebied. Het initiatief sluit hiermee aan bij de doelstelling van het KAN.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie

Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030

De gemeenteraad heeft op 2 juni 2010 de 'Structuurvisie Nijmegen 2010, kansen voor ontwikkeling tot 2030' vastgesteld. De Structuurvisie schetst de ruimtelijke ambities tot 2030 en maakt duidelijk waar de stad op aan koerst. Het is een toetsingskader voor alle ruimtelijke plannen, maar ook een ontwikkelingskader voor investeringen. Het werkingsgebied van de Structuurvisie is het hele grondgebied van Nijmegen in relatie tot ontwikkelingen in de regio of in (inter)nationaal verband. De Structuurvisie geeft een concrete invulling aan de inhoudelijke en politieke ambities van de gemeente. Voor de Structuurvisie is geen nieuw beleid ontwikkeld. Alleen de ruimtelijke gevolgen van vaststaand beleid zijn er in samengebracht. De Structuurvisie wordt in de loop van 2012 geactualiseerd. Daarin wordt nieuw beleid, zoals bijvoorbeeld het nieuwe Coalitieakkoord, verwerkt.

De Structuurvisie gaat gepaard met een wettelijk verplicht uitvoeringsprogramma, dat is gekoppeld aan de Stadsbegroting. In Nijmegen is ervoor gekozen om iedere vier jaar een nieuw uitvoeringsprogramma op te stellen, waarin per coalitie accenten gelegd kunnen worden en om te bepalen of het nodig is om de ruimtelijke ambities bij te stellen.

Relatie met Kansenboek

De Structuurvisie is de opvolger van het Kansenboek. In beide documenten staan drie kwaliteits-uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen centraal: nieuwe ontwikkelingen met respect inpassen, typisch Nijmeegse kenmerken versterken, en huidige woon- en verblijfskwaliteiten ontzien door enerzijds bundeling op locaties waar nu al dynamiek heerst en anderzijds ontwikkeling van extensieve gebieden. Hiernaast zijn er in de Structuurvisie drie nieuwe accenten genoemd die een rol spelen bij alle ruimtelijke ontwikkelingen en ambities: Bruisende Stad, Verleden Verbeeld en Stad in Balans.

Ruimtelijke ambities voor Nijmegen 2030

In de Structuurvisie worden de ambities van Nijmegen uitgewerkt voor de beleidsvelden: wonen, economie, maatschappelijk beleid, bereikbaarheid en parkeren, groen en water, milieu, beeldkwaliteit, cultuurhistorie en archeologie. Dit zijn de ambities waaraan de komende jaren wordt gewerkt:

  • Nijmegen omarmt de Waal.
  • Goede bereikbaarheid met duurzame vervoerswijzen:
  • Multifunctionele Knopen met een eigen identiteit:
  • Meer ruimte voor groen en water.
  • Wonen in sterke en ongedeelde wijken.
  • Vitale werkgebieden, kansen voor bedrijvigheid.

Hieronder volgen de voor dit (bestemmings)plan relevante hoofdlijnen van de Structuurvisie.

Wonen in sterke en ongedeelde wijken

Nijmegen wil een ongedeelde stad zijn die bewoners kan binden, met veel differentiatie in woonmilieus. Dat betekent sterke levensbestendige wijken met voldoende variatie, waar mensen een wooncarrière kunnen maken.

In het centrum worden tot 2014 bijna 400 woningen gebouwd. Aan de westkant van de Hezelpoort wordt het Waalfront ontwikkeld en aan de andere kant van de Waal wordt het Hof van Holland gerealiseerd. Dit betreft woningen en woonwijken met een stedelijk karakter. Ook op de Knopen wordt ingezet op een zeer stedelijk werk- en woonmilieu met bijna alleen appartementen.

In de rustigere woonwijken wordt vooral ingezet op herstructurering en inbreiding. Met het “verversen” van de voorraad worden kwaliteitsachterstanden weggewerkt en ontstaat er meer variatie in het aanbod. Het is wenselijk in de wijken minder in te zetten op appartementen, tenzij gestapelde woningbouw ten dienste staat aan sterke wijken.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Opzet

3.1 Stedenbouwkundig Ontwerp

De professorenbuurt bestaat uit een menging van grondgebonden woningen met aan de randen gestapelde bebouwing. In de directe omgeving van de locatie studentenkerk, tussen Professor Van Weliestraat, Molukkenstraat, Professor Huijbersstraat en Professor Cornelissenstraat is de grondgebonden woningbouw utgevoerd in de vorm van patiobungalows in gedeeltelijk twee bouwlagen.

De gebouwen van het Oud Burgeren Gasthuis , winkelcentrum, studentenkerk en pastorie zijn als solitaire gebouwen in het groen gesitueerd. Het groen is onderdeel van een grotere zuid-noord lopende groenstructuur door de wijk; vanaf de Professor Huijbersstraat tot voorbij de Archipelstraat. Een opvallend element van deze groenzone is de vijver aan de Archipelstraat. Het Oud Burgeren Gasthuis , de kerk en het winkelcentrum met wonen daarboven liggen rondom deze vijver.

De studentenkerk en pastorie hebben hun functie verloren. De kerk en pastorie zijn na een eerdere inventarisatie niet in aanmerking gekomen om op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. Beide panden met perceel zijn gekocht met als uitgangspunt woningbouw op deze locatie te realiseren. Kerk en pastorie worden gesloopt.

De groenstructuur is van groot belang bij de verdere ontwikkeling. Uitgangspunt is dat de toe te voegen bebouwing deze groenstructuur respecteert. Dat betekent dat de woningbouw moet bestaan uit losstaande bouwmassa's in het groen, in een duidelijke noord-zuid richting gesitueerd zodanig dat er sprake blijft van continuïteit in de groenstructuur. Ook dient rekening te worden gehouden met bestaande langzaamverkeersverbindingen.

De bouwhoogte van de nieuwbouwmassa's is afgestemd op de hoogte en omvang van de bestaande bebouwing in de directe omgeving. Deze bouwhoogten zijn de volgende:

  • Oud BurgerGasthuis; 10 en 7 bouwlagen
  • L-vormig woongebouw; 4 en 3 bouwlagen
  • winkelcentrum inclusief woontoren: maximale hoogte 28 meter
  • kantoor boven winkelcentrum: maximale hoogte 18 meter
  • flats langs de Molukkenstraat: maximaal 4 bouwlagen met kap
  • patiobungalows: maximaal 2 bouwlagen.

Bouwplan

Er worden 2 woonblokken in een duidelijke noord-zuid richting gesitueerd zodat de continuiteit van de groenstructuur niet wordt aangetast. De hoogte van de 2 bouwblokken is ondergeschikt aan de hoogte van het Oud Burgeren Gasthuis en de woontoren op het winkelcentrum.

Tussen het gebogen gebouw van het Oud Burgeren Gasthuis en het nieuwe winkelcentrum komt een woonblok van 4 bouwlagen waarvan de vierde bouwlaag terug ligt. Het tweede woongebouw wordt in het groen gesitueerd naast het bestaande parkeerterrein. Dit woongebouw telt 5 bouwlagen waarvan de vijfde bouwlaag terug ligt. Onder dit woongebouw wordt een parkeergarage aangelegd die doorloopt onder het ten oosten gelegen groen.

Tussen de 2 woonblokken blijft de doorsteek in het verlengde van de Professor Van Weliestraat voor voetgangers en fietsers richting Oud Burgeren Gasthuis gehandhaafd.

Het bestaande parkeerterrein wordt heringericht. Via dit parkeerterrein wordt de parkeergarage ontsloten.

De padenstructuur in het groen wordt eveneens aangepast en uitgebreid met als uitgangspunt dat zo veel mogelijk bomen blijven staan.

Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is er geen bezwaar tegen deze woningbouwontwikkeling op de locatie studentenkerk omdat voldaan wordt aan de ruimtelijke randvoorwaarden.

Het bouwplan is inmiddels door de Commissie Beeldkwaliteit positief ontvangen.

3.2 Woonbeleid

3.2.1 Woonvisie

Het gemeentelijk beleid op wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020. In de woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen:

3.3 Verkeer

3.3.1 Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het plangebied ligt midden in de wijk Galgenveld in een 30km-gebied. De auto-ontsluiting naar het hoofdwegennet verloopt via de Molukkenstraat, vanwaar via Archipelstraat en Groenewoudseweg de St. Annastraat en de Heijendaalseweg bereikt kunnen worden.

3.3.2 Ontsluiting langzaam verkeer en verkeersveiligheid

Het plangebied kan vanuit elke toegang ontsloten worden voor fiets en voetganger. Via de Professor van Weliestraat in richting de Molukkenstraat. Tussen de twee woonblokken blijft de doorsteek in het verlengde van de Professor Van Weliestraat voor voetgangers en fietsers richting Oud Burgeren Gasthuis gehandhaafd.

3.3.3 Ontsluiting openbaar vervoer

Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Heijendaalseweg. Deze bevinden zich ter hoogte van de Koolemans Beynenstraat.

3.3.4 Parkeren

Het aantal parkeerplaatsen dat nodig is wordt getoetst met behulp van de kencijfermethodiek van het CROW (publicatie 182). waarbij hier sprake is van een sterk stedelijk gebied, in de rest van de bebouwde kom.

Het bestaande parkeerterrein wordt heringericht. Via dit parkeerterrein wordt de parkeergarage ontsloten. Er dienen ook voldoende inpandige stallingmogelijkheden voor fietsen van de bewoners te zijn.

3.3.5 Verkeersveiligheid

Aan de hand van de wegencategorisering kaart is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Het plangebied ligt midden in de wijk Galgenveld in een 30km-gebied.

3.4 Milieu

3.4.1 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig.

De woningen liggen niet binnen de onderzoekszone van een weg. Verder zijn de wegen in de nabijheid van de woningen, zoals de Archipelstraat, Molukkenstraat, Professor van Weliestraat en Professor Rogierstraat, wegen met een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur en daardoor niet gezoneerd.

Vanwege de afstand tussen de woningen en de Archipelstraat en de woningen en de Molukkenstraat, leveren beide wegen geen relevante geluidsbelasting op de gevels van de woningen. Voor een aantal wegen geldt dat ze geen relevante geluidsbelasting op de gevels van de woningen leveren omdat het wegen zijn met een lage verkeersintensiteit, dat is het geval als er zo goed als alleen bestemmingsverkeer overheen rijdt. Voor de wegen die dan nog overblijven geldt dat er tussenliggende afschermende bebouwing staat tussen de weg en de woningen, waardoor die wegen eveneens geen relevante geluidsbelasting op de gevels van de woningen leveren.

De geplande ontwikkeling kan worden gerealiseerd zonder dat er procedures nodig zijn. Verder worden er geen bijzondere eisen gesteld aan de geluidwering van de gevels van de woningen en ook niet aan de indeling. Uiteraard moet de woning voldoen aan de minimale eisen van het Bouwbesluit.

3.4.2 Luchtkwaliteit

Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende twee zaken:

  1. a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit;
  2. b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

ad a) het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen; Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

Grenswaarden voor luchtkwaliteit gelden o.a. voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). In Nijmegen worden alleen voor NO2 en PM10 mogelijke overschrijdingen verwacht. De grenswaarden betreffen bestuurlijke normen, ook beneden de grenswaarden zijn in studies gezondheidseffecten waargenomen.

De normering voor NO2 en PM10 is als volgt:

norm Ingangsdatum1
Jaargemiddelde grenswaarde NO2 40 ug/m3 1-12015
Jaargemiddelde grenswaarde PM10 40 ug/m3 1-6-2011
Daggemiddelde grenswaarde PM10 max. 35 dagen/jaar > 50 ug/m3 1-6-2011

Bij een herziening naar 2 woongebouwen en een parkeerkelder moet aan de bovenstaande regelgeving en aan de luchtkwaliteitsnormen worden voldaan. De verkeersaantrekkende werking van het plan is zodanig beperkt, dat sprake is van een “niet in betekenende mate” plan (NIBM). Toetsing aan luchtkwaliteitseisen is dan niet nodig.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Aangezien de bestemming 'wonen' niet als gevoelige bestemming is aangemerkt is dit besluit niet van toepassing.

  1. 1. Door het van kracht worden per 1 augustus 2009 van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) en de derogatie van grenswaarden zijn deze ingangsdata onlangs gewijzigd.

3.4.3 Bedrijven

Algemeen

De uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009 van de VNG adviseert in Lijst 1 - Activiteiten een minimumafstand tussen een supermarkt en woningen/gevoelige bestemmingen van 30 meter. Tussen kantoren en de overige detailhandel wordt een minimumafstand tot woningen van 10 meter geadviseerd.

De beoogde te bouwen woontorens bevinden zich op 25 meter afstand van de supermarkt. Hieraan voldoet de ruimtelijke invulling niet.

In de Staat van bedrijfsactiviteiten – functiemenging wordt een dergelijke supermarkt echter aangemerkt als een categorie B inrichting “Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden”. Hieraan voldoet de planvorming.

Van de beperkende afstandseis uit Lijst 1- Activiteiten kan worden afgeweken.

Opgemerkt dient te worden dat voor de geplande activiteiten, een woongebouw met een ondergrondse parkeergarage een melding onder de Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit gedaan moet worden.

Uit hoofde van de Wet milieubeheer worden voorts eisen gesteld worden aan de parkeergarage om aan de grenswaarden voor benzeen te voldoen. Om hieraan te voldoen moet de parkeergarage zijn ontworpen conform NEN 2443 “Parkeren en stallen van personenauto's op terreinen en in garages”.

Conclusie

Er zijn vanuit milieu bedrijvigheid geen bezwaren aan te voeren tegen de herziening van het bestemmingsplan voor de locatie Professor van Weliestraat. Het plan kan als acceptabel worden aangemerkt.

3.4.4 Externe veiligheid

3.4.5 Klimaat

De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in het actieplan klimaat 2008-2012 van de gemeente Nijmegen vastgelegd. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden.

Het uitbreiden van het voor het bouwplan noodzakelijke EPC-onderzoek tot een energiescan, waarbij zowel warmtevraag als koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden, kan de bijdrage van dit project aan deze doelstelling in beeld brengen.

De andere bijdrage is adaptatie aan veranderde klimaatomstandigheden. Dit zal tevens worden toegelicht in de paragrafen Waterhuishouding en Groen. In het navolgende deel wordt uiteengezet wat die groene en blauwe aanpassingen aan de veranderende weersomstandigheden inhouden.

Vanwege klimaatverandering komen er meer en hevigere regenbuien. Ook nemen langdurige hitteperioden toe. Deze omstandigheden zijn blijvend.

Omdat er een duidelijke relatie is van groen op de leefomgeving en groen dus een positieve bijdrage levert aan de regulatie van regenwater en tegengaan van hitte stress (heat islands) is het belangrijk dat in voldoende mate groen wordt toegepast bij de bebouwing.

Zo kunnen groene daken regenwater bufferen waardoor bij hevige regenval het water in eerste instantie wordt vastgehouden en langzamerhand afstroomd. Op die manier ontstaat er minder kans op wateroverlast. Omdat het meeste regenwater op eigen terrein moet worden geborgen is het open houden van de bodem in combinatie met groen essentieel. Afvoeren van al het regenwater op het oppervlaktewater kan alleen bij schoon regenwater. In dat geval mogen geen bouwmetalen zoals koper, lood of zink worden toegepast op het dak.

Het toepassen van bomen en struiken/ liefst in combinatie met gevelgroen voorkomt opwarming van de woning en bevordert het leefklimaat binnen en direct buiten de woningen. In het groenplan moeten deze voorzieningen zijn opgenomen.

3.4.6 Bodem

Er moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn. Daarom beoordelen wij de bodemkwaliteit in relatie tot het bestemmingsplan. De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport: Verkennend bodemonderzoek Professor van Weliestraat 1n en 4 in Nijmegen, Envita Almelo, 24 september 2010, RHA/VN-30609.

Uit het bodemonderzoek blijkt:

  • De grond is licht verontreinigd met koper, kwik en lood (0 – 1,6 meter diep). Plaatselijk is een bijmenging met sintels aangetroffen. De grond met sintelbijmenging is naast koper, kwik en lood ook licht verontreinigd met zink en PCB;
  • Het grondwater is conform het onderzoeksprotocol niet onderzocht (niet verdacht en dieper dan 5 meter);
  • Er is geen asbest aangetoond.

Op basis van het onderzoek blijkt geen sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat geen sterke verontreiniging is aangetroffen. De aangetroffen lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik wonen. Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming verwachten we zodoende geen maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging.

3.5 Waterhuishouding

3.5.1 De watertoets

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.

Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:

  • Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (2 juli 2003)
  • Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009)
  • Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 22 december 2009)

3.5.2 Beleid

Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Galgenveld. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 & Nota afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (april 2010)” (ivm aanpassing bouwbesluit nu in aanpassingstraject) relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.

3.5.3 Oppervlaktewater/ hemelwater

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

3.5.4 Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

3.5.5 Riolering/ hemelwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Professor van Weliestraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. In het kader van het bevorderen van het duurzaam omgaan met water geldt als gemeentelijk beleid, om schoon hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen.

Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt en geen ontheffing wordt verleend, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Er is een beperkte uitbreiding van verhard oppervlak van 350 m2.

3.6 Groen

3.6.1 Natuurbeschermingswet

Natura 2000

De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden 'Uiterwaarden Waal' en 'Gelderse Poort', zijn gelegen respectievelijk ten noorden en noordoosten van de bebouwde kom van Nijmegen, op circa 1,7 en 2,4 km afstand van de onderzoekslocatie.

Ecologische Hoofdstructuur

De onderzoekslocatie ligt niet in of in de nabijheid van een kerngebied, verbindingsgebied of verwevingsgebied, behorend tot de EHS. De meest nabijgelegen onderdelen van de EHS betreffen de bosgebieden langs de Groesbeekseweg, circa 1,5 kilometer ten zuidoosten van de onderzoekslocatie.

Gebiedsbescherming

De EHS zal niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde.

3.6.2 Flora en fauna

De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is: 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).

3.6.3 Groenhoofdstructuur

Binnen het plangebied is geen groen uit de groene hoofdstructuur aanwezig.

3.6.4 Waardevolle bomen/groen

Voor alle te handhaven bomen binnen en aan de randen het plangebied geldt dat de volledige boven- en ondergrondse groeiplaats gedurende de bouwactiviteiten beschermd moet worden. Dat betekent binnen deze zone: geen graafwerkzaamheden en bodembewerking, geen transport en opslag materialen, geen ophoging van maaiveld, geen omvorming van open maaiveld naar verharding en geen (tijdelijke) verlaging of verhoging van grondwaterniveau. De padenstructuur in het groen wordt eveneens aangepast en uitgebreid met als uitgangspunt dat zo veel mogelijk bomen blijven staan.

3.6.5 Compensatie

Voor het rooien van bomen op het terrein is een rooivergunning nodig en zal de ontwikkelaar als compensatie een herplantplicht dan wel storting in het gemeentelijk bomenfonds worden opgelegd.

Uitgangspunt bij het ontwerp van het openbaar groen vormt het IBOR-niveau.

Voor alle te handhaven en nieuw te planten bomen op het terrein geldt dat er voldoende boven- en ondergrondse ruimte moet zijn:

  • voor boom 1e grootte of omloop 80 jaar: per boom 30 m3 doorwortelbare ruimte en 10m afstand t.o.v. bebouwing en 2m t.o.v. rijweg
  • voor boom 2e grootte of omloop 40 jaar: per boom 15 m3 doorwortelbare ruimte en 7m afstand t.o.v. bebouwing en 2m t.o.v. rijweg
  • voor boom 3e grootte of omloop 20 jaar: per boom 7 m3 doorwortelbare ruimte en 5m afstand t.o.v. bebouwing en 1m t.o.v. rijweg

3.7 Archeologie

3.7.1 Inleiding

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.

3.7.2 Plangebied

Het plangebied ligt in een zone met een nader te onderzoeken archeologisch belang (waarde 1). Op dit moment zijn er weinig aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Terreinen/gebieden met een nader te onderzoeken archeologisch belang krijgen geen aanduiding in het bestemmingsplan. De archeologische maatregelen moeten via een erfgoedverordening worden geregeld. Een dergelijke verordening is nog niet operationeel.

3.7.3 Informatieplicht

Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen (artikel 53 Monumentenwet 1988). Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

3.8 Cultuurhistorie

In de omgeving van het terrein zijn twee rijksmonumenten die geïntegreerd zijn in het gebouw van het Oud Burgergasthuis aan de Professor Cornelissenstraat. Op enige afstand ligt aan de andere kant van de Archipelstraat het van gemeentewege beschermde Stadsbeeld 19de eeuwse Stadsuitleg.

De bestaande bebouwing op het terrein heeft géén monumentale status en het terrein ligt ook niet in een van gemeentewege beschermd Stadsbeeld noch in een van rijkswege beschermd Stadsgezicht.

Het plan past binnen de ruimtelijke verandering van het gebied die ingezet is met de nieuwbouw van het Oud Burgergasthuis en op het voormalige mensaterrein. Monumentale belangen zijn hier niet in het geding.

Hoofdstuk 4 Plansystematiek En Bestemmingen

4.1 Plansystematiek

4.1.1 Regels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar in wordt gegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht).

In de bestemmingsplanregels komen enkel enkelvoudige bestemmingen voor.

Enkelvoudige bestemmingen

De bestemming Wonen is een enkelvoudige bestemming. Deze bestemming is opgenomen voor locaties waar ook slechts één hoofdfunctie is toegestaan.

4.1.2 Uitgangspunten per functie

Wonen

De woongebieden hebben de bestemming Wonen gekregen. Binnen de bestemming Wonen is een aanduiding ' bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw (woning) mag worden opgericht. Binnen de 'aanduiding' bouwvlak mogen ook aan- en uitbouwen worden gerealiseerd.

Op grond van de algemene regel "Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten" zijn in woningen alsmede in aan- en uitbouwen onder voorwaarden andere functies toegestaan in de vorm van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten.

Verkeer

De bestemming Verkeer is opgenomen voor de openbare weg in brede zin. Hieronder wordt verstaan wegen, pleinen, busbanen, fiets- en voetpaden, bruggen, parkeervoorzieningen en fietsenstallingen. Binnen de bestemming Verkeer zijn ook bijhorende voorzieningen zoals groen-, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, taluds en geluidwerende voorzieningen toegestaan. Tevens zijn wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk.

Daarnaast zijn op basis van de algemene regel "(Bouw)werken ten algemene nutte" tevens straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. toegestaan. Op grond van de definitiebepaling van straatmeubilair behoren ook de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bewegwijzering, verlichting, afvalinzamelsystemen, informatie- en reclameobjecten, e.d. tot de mogelijkheden. Deze aanvullende bepaling geldt overigens voor alle bestemmingen. Ook is er een algemene regel opgenomen voor "Beeldende kunst". Binnen alle bestemmingen is het oprichten van beeldende kunst tot een maximale bouwhoogte van 10 meter toegestaan. Verder zijn er bij de algemene regels "Parkeerregels" opgenomen. Wanneer er gebouwd wordt danwel het gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken wijzigt, dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels.

Groen

De in het plangebied voorkomende grotere openbare groenvoorzieningen zijn voorzien van de bestemming Groen. Binnen de meeste overige bestemmingen zijn ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat niet al het groen ook als groen bestemd hoeft te worden. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming Verkeer ook groenvoorzieningen mogelijk, zodat bermen niet als groen bestemd hoeven te worden. Binnen de bestemming Groen zijn ook bijbehorende voorzieningen zoals sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets en voetpaden mogelijk. Tevens zijn wadi's, water, overstortvijvers, rioolbuffers en geluidwerende voorzieningen mogelijk. In de bestemming Groen zijn parkeervoorzieningen niet toegestaan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

De betreffende locatie is particulier terrein. Met de ontwikkelende partij (Standvast) is een anterieure overeenkomst afgesloten op 21 augustus 2012.In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de inrichting van het gebied, de gemeentelijke plankosten en eventuele planschade. Deze kosten zijn voor rekening van de ontwikkelende partij. Derhalve kan gesteld worden, dat de bestemmingsplanherziening financieel-economisch uitvoerbaar is. Door de aanwezigheid van deze overeenkomst is er geen noodzaak een exploitatieplan te maken.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Voor dit bestemmingsplan is op 10 oktober 2012 een vooraankondiging gepubliceerd. Conform de inspraakverordening zal er inspraak plaatsvinden via de zienswijzeprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen. De tervisielegging is gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". Er zijn tegen het plan 8 zienswijzen ingediend. Deze zijn in een aparte zienswijzennota samengevat en beantwoord.

Hoofdstuk 6 Vooroverleg

Over het ontwerp van het bestemmingsplan heeft vooroverleg ex artikel 3.1.1, lid 1 Bro plaatsgevonden met het Waterschap Rivierenland;

In haar brief van 16 maart 2011 geeft Waterschap Rivierenland aan dat zij geen opmerkingen heeft over het onderhavige ontwerpbestemmingsplan.

Provincie Gelderland

In de brief van 5 juni 2008 (kenmerk 2008-008347) geeft Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland aan dat ze enkel bestemmingsplannen die van provinciaal belang zijn voor vooroverleg wil ontvangen. De provincie geeft hiermee invulling aan artikel 1.3.1, lid 2 Bro. De provinciale Gelderland is derhalve niet voor vooroverleg benaderd, omdat sprake is van een puur lokaal belang.

VROM-inspectie regio Oost

In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk.

Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparaaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf:

  • Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten
  • Grote rivieren
  • Kustfundament
  • IJsselmeergebieden
  • IJsselmeergebied Regionale watersystemen
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Nationale Landschappen
  • Rijksbufferzones
  • Recreatie
  • Derde Nota Waddenzee
  • Tweede Structuurschema Militaire Terreinen
  • Project Mainport Rotterdam

De Vrom Inspectie regio Oost is derhalve niet voor vooroverleg benaderd, omdat sprake is van een puur lokaal belang.