KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Gemengd - 1
Artikel 5 Gemengd - Bedrijven En Sport
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Water
Artikel 9 Leiding - Gas
Artikel 10 Leiding - Hoogspanning
Artikel 11 Leiding - Riool
Artikel 12 Waarde - Archeologie 2
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
Artikel 14 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijvigheid (Toelichting)
Bijlage 2 Staat Van Bedrijvigheid
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plansystematiek
2.1 Planonderdeel I: Nieuwe Ontwikkelingen Kanaalknoop Noord
2.2 Planonderdeel Ii: Partiële Herziening Milieuzonering Bedrijvigheid
2.3 Verkleining Geluidgezoneerd Industrieterrein
Hoofdstuk 3 Plangebied
3.1 Winkelsteeg Als Onderdeel Van Kanaalzone-zuid
3.2 Winkelsteeg; Een Gebied Dat In Stappen Wordt Ontwikkeld
3.3 Het Plangebied: Kanaalknoop Noord
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Gebiedsontwikkeling Winkelsteeg
4.2 Deelgebied Kanaalknoop Noord
4.3 Stedenbouwkundige Verkenningen
4.4 Ruimtelijke Indeling Van Het Programma - Waar Komt Wat?
4.5 Verkeerskundige Aanpassingen
4.6 Aanpassen Planologisch-milieukundige Mogelijkheden (Partiële Herziening)
Hoofdstuk 5 Beleidskader
5.1 Rijksbeleid En -Wetgeving
5.2 Provinciaal Beleid
5.3 Regionaal Beleid
5.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 6 Sectorale Aspecten
6.1 Milieueffectrapportage (Mer)
6.2 Bedrijven En Milieuzonering
6.3 Geluid
6.4 Luchtkwaliteit
6.5 Geur
6.6 Externe Veiligheid
6.7 Bodem
6.8 Water
6.9 Natuur
6.10 Archeologie
6.11 Cultuurhistorie
6.12 Verkeer
6.13 Parkeren
6.14 Kabels En Leidingen
6.15 Opsporing Ontplofbare Oorlogsresten (Ooo)
6.16 Trillingshinder
6.17 Lichthinder
6.18 Bezonning, Schaduw En Windhinder
6.19 Klimaatadaptatie En Duurzaamheid
Hoofdstuk 7 Plansystematiek En Juridische Planbeschrijving
7.1 Algemeen
7.2 Systematiek Van De Planregels
7.3 Flexibiliteitsbepalingen
7.4 Juridische Toelichting Nieuwe Ontwikkelingen
7.5 Juridische Toelichting Partiële Herziening
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
8.1 Beginselplicht Vaststelling Exploitatieplan
8.2 Doorschuiven Beginselplicht Vaststelling Exploitatieplan
8.3 Het Exploitatiegebied
8.4 Toepassing Kostenverhaal Bij Doorgeschoven Exploitatieplanplicht
8.5 Conclusie
Hoofdstuk 9 Inspraak, Overleg En Procedure
9.1 Inspraak En Participatie
9.2 Toepassing Crisis- En Herstelwet
9.3 Vooroverleg
9.4 Procedure
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Kaart Met Ontwikkelgebieden
Bijlage 2 Kaart Partiële Herziening
Bijlage 3 Stedenbouwkundige Verkenning
Bijlage 4 Behoefteonderbouwing
Bijlage 5 Kaart Milieuzonering
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek (Spoor)wegverkeers- En Scheepvaartlawaai
Bijlage 7 Besluit Hogere Waarden
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 9 Geuronderzoek Locatie Oostkanaaldijk 110-112
Bijlage 10 Rbmii-berekening Transport Via Water
Bijlage 11 Qra Nxp En Antargaz
Bijlage 12 Rbmii-berekening Transport Via Weg - Referentie
Bijlage 13 Rbmii-berekening Transport Via Weg - Referentie + Ontwikkeling
Bijlage 14 Rbmii-berekening Transport Via Weg - Scenario 1 (Bedrijfsverplaatsing)
Bijlage 15 Rbmii-berekening Transport Via Weg - Scenario 2 (Alternatieve Route)
Bijlage 16 Kwantitatieve Risicoanalyse En Carola-berekening Buisleiding Huidige Situatie
Bijlage 17 Kwantitatieve Risicoanalyse En Carola-berekening Buisleiding Nieuwe Situatie
Bijlage 18 Advies Veiligheidsregio Gelderland-zuid
Bijlage 19 Aanvullend Advies Veiligheidsregio Gelderland-zuid
Bijlage 20 Stikstofonderzoek
Bijlage 21 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 22 Selectiebesluit Archeologie 1 Juni 2023
Bijlage 23 Aanvullend Vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten
Bijlage 24 Bezonningsstudie
Bijlage 25 Windhinderonderzoek
Bijlage 26 Mer Winkelsteeg Deel 1 Incl. Samenvatting
Bijlage 27 Mer Winkelsteeg Deel 2
Bijlage 28 Zienswijzennota

Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord

Bestemmingsplan - Gemeente Nijmegen

Vastgesteld op 27-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord met identificatienummer NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01 van de gemeente Nijmegen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aangebouwd bijgebouw

een bijgebouw dat direct grenst aan een aan- of uitbouw en niet tevens aan het hoofdgebouw. Voor een aangebouwd bijgebouw geldt de definitie van een bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid. Wanneer een aangebouwd bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.

1.7 aan huis verbonden beroepsactiviteiten

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Prostitutie is uitgesloten.

1.8 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

  • het verlenen van diensten en/of;
  • het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) en/of;
  • het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend;
  • het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast);

waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. Een seksbedrijf is uitgesloten.

1.9 achtergevel

de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw.

1.10 achtergevellijn

de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan.

1.11 archeologisch deskundige

de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.

1.12 archeologische waarden

Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:

  • archeologische verwachtingswaarden;
  • vastgestelde archeologische waarden of resten.

1.13 archeologische verwachtingswaarde

de kans op archeologische vondsten of informatie.

1.14 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een certificaat conform de Erfgoedwet.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bed en breakfast

een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.

1.17 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht.

1.19 bedrijvigheid

het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden, lossen en parkeren.

1.20 beperkt kwetsbaar object

Onder beperkt kwetsbaar object wordt verstaan:

  • verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen/woonschepen/woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • kantoorgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • hotels en restaurants, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  • winkels, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt.
  • sporthallen, zwembaden en kampeerterreinen;
  • sport- en kampeerterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  • bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet als kwetsbaar object kunnen worden aangemerkt;
  • objecten die met bovenstaande gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  • objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of electriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen dat ongeval.

1.21 bestaand

  1. a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  2. b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.22 bestaand BEVI-bedrijf

een bedrijf dat activiteiten verricht als bedoeld in artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, op een perceel waar die activiteiten bestaand waren ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, mits sprake is van activiteiten die vallen onder hetzelfde geletterde sublid van artikel 2 lid 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 BEVI-bedrijf

bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2, lid 1 onder a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.

1.26 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.27 bijgebouw

een, vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel, dat op de grond staat. Onder een functioneel ondergeschikt gebouw wordt verstaan een gebouw dat bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingsruimte. Als een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten of huisvesting in verband met mantelzorg, dan is de eis van functionele ondergeschiktheid niet van toepassing.

1.28 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.29 bouwhistorisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwkundige afscheiding

gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien er sprake is van zelfstandige bouwkundige eenheden die in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden zijn.

1.32 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. Daar waar gesproken wordt over de 'eerste bouwlaag' wordt bedoeld de bouwlaag op (dan wel bij benadering op) de begane grond. De 'tweede bouwlaag' is de bouwlaag direct boven de 'eerste bouwlaag'.

1.33 bouwmarkt

een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m2, waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden.

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.37 civieltechnisch kunstwerk

een bouwwerk of ander werk niet uitsluitend bestaande uit aarde of zand, in de vorm van een voorziening ten behoeve van verkeer of waterstaat, zoals bijvoorbeeld een brug, viaduct, faunapassage, remmingwerk of beschoeiing.

1.38 consumentverzorgende dienstverlening

Het bedrijfsmatig leveren van goederen en/of diensten rechtstreeks aan de consument, waaronder begrepen detailhandel, horeca en andere vormen van dienstverlenende bedrijven die een daarmee vergelijkbare ruimtelijke uitstraling hebben, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek, copyshop en dergelijke.

1.39 cultuurhistorische waarden

waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed.

1.40 cultuur en ontspanning

voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, waaronder in dit plan in ieder geval begrepen een open atelier, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool en theater en waaronder niet begrepen (en daarmee uitgesloten) een seksbedrijf, casino, bioscoop, bowlingbaan, muziektheater, sauna, speelautomatenhal en wellness.

1.41 dakkapel

een dakkapel is een uitbouw in een schuin dakvlak, waardoor stahoogte ter plaatse verkregen wordt, voorzien van een verticaal raamkozijn, een dakvlak en zijwanden. Een dakkapel wordt geplaatst in een schuin dakvlak. Dat wil zeggen dat er rondom de dakkapel sprake moet zijn van een dak (met uitzondering van dakkapellen vanuit de nok). Wanneer een voorgevel gedeeltelijk wordt doorgebouwd boven de goot dan is er geen sprake van een dakkapel maar van een dakopbouw. Ook wanneer het bouwwerk boven de bestaande nok uitkomt is er sprake van een dakopbouw.

1.42 daknok

hoogste punt van een schuin dak.

1.43 dakopbouw

een uitbreiding op een bestaand dak. Bij platte daken: het gedeelte van een gebouw boven het oorspronkelijke platte dakvlak, uitgevoerd als kap of extra bouwlaag. Bij schuine kappen: een toevoeging aan een schuin dakvlak, niet zijnde een dakkapel, bedoeld om de woonruimte te vergroten, waarbij er tevens sprake kan zijn van een nokverhoging.

1.44 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.45 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan grootschalige- en perifere detailhandel. Een supermarkt is uitsluitend toegestaan wanneer dit in de bestemming is aangegeven.

1.46 dienstverlenend bedrijf

een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke.

1.47 distributie

het vanuit een magazijn of andere opslagfaciliteit verdelen van niet ter plaatse vervaardigde producten naar consumenten c.q. eindgebruikers.

1.48 erf

de gronden met eenzelfde bestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak.

1.49 escortbedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee.

1.50 evenement

evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).

1.51 functiemengingsgebied

Bestaande gebieden met functiemenging of waar functiemenging wordt nagestreefd. Het gaat om gebieden waar bedrijven en/of andere milieubelastende functies in de nabijheid van woningen en/of andere milieugevoelige functies geaccepteerd worden. Het gaat veelal om kleinschalige functies, waarbij de activiteiten hoofdzakelijk inpandig en in de dagperiode plaatsvinden.

1.52 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop (zowel nieuwe als gebruikte motorvoertuigen), onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.53 garagebox

overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen.

1.54 gebieden met een hoge archeologische verwachting

deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.

1.55 gebieden van zeer grote archeologische waarde

voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.

1.56 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.57 gebouwd terras

aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.58 geluidsgevoelige functies

geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals bijvoorbeeld:

geluidsgevoelige gebouwen

  1. a. woningen;
  2. b. andere geluidsgevoelige gebouwen:
  1. 1. onderwijsgebouwen;
  2. 2. ziekenhuizen;
  3. 3. verpleeghuizen;
  4. 4. verzorgingstehuizen;
  5. 5. psychiatrische inrichtingen;
  6. 6. kinderdagverblijven.


geluidsgevoelige terreinen

  • I. een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen);
  • II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.59 gestapelde woning

een woning in een complex waarin meerdere zich boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen aanwezig zijn.

1.60 (geur)gevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt zoals bedoeld in Wet geurhinder en veehouderij.

1.61 geurveroorzakend bedrijf

een bedrijf waarvoor in de op grond van de bestemmingsplanregels geldende limitatieve lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten een richtafstand voor geur is opgenomen van meer dan 10 meter.

1.62 gevelbreedte

de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.

1.63 grondgebonden woning

een woning waarbij de begane grond en hoofdtoegang zich op het maaiveld bevinden en die geen onderdeel uitmaakt van een complex met gestapelde woningen.

1.64 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.65 hoekovergang

een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en/of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.

1.66 hoofdbebouwing

hoofdgebouw(en) inclusief aan- en/of uitbouwen.

1.67 hoofdgebouw

gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.

1.68 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed en breakfast.

1.69 hospes/hospita

De 100% economisch en juridisch eigenaar die zélf daadwerkelijk in de zelfstandige woonruimte woont en minimaal 50% van deze woonruimte gebruikt voor zijn eigen huishouden en maximaal 2 onzelfstandige woonruimten verhuurt aan maximaal twee personen.

1.70 hotel/pension

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met eventueel als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.71 huishouden

een alleenstaande of twee of meer personen die hun hoofdverblijf in dezelfde woonruimte hebben en een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.72 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.73 kamergewijze bewoning

een (deel van een) gebouw waarin zich 3 of meer onzelfstandige woonruimten bevinden en/of dat wordt bewoond door drie of meer personen die geen gezamenlijke huishouding voeren.

1.74 kantoor

een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie.

1.75 laden en lossen

onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

1.76 landschappelijke waarden

waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.77 kiosk

een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.78 kwetsbaar object

  • woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  • gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen waaronder begrepen bedrijfskantoren en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijke bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.79 maatschappelijke voorzieningen

het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg), uitvaartcentrum en bibliotheek.

1.80 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.81 middeldure huurwoning

middeldure huurwoning als bedoeld in de Verordening doelgroepen woningbouw Nijmegen, als vastgesteld op 12 juli 2023.

1.82 milieugevoelige functie

een functie die gevoelig is voor hinder door geur, stof, geluid en/of, gevaar, zoals wonen, en wordt uitgeoefend in een milieugevoelig object.

1.83 milieugevoelig object

een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt door mensen voor wonen of verblijf waarbij het gebruik daarvoor permanent is, dan wel een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik.

1.84 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.85 nieuw BEVI-bedrijf

  1. a. een BEVI-bedrijf dat niet legaal bestaand was ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. b. een bedrijf dat wel legaal bestaand was ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan, maar op dat moment nog niet was aan te merken als een BEVI-bedrijf; of
  3. c. een BEVI-bedrijf dat wordt verplaatst naar een nieuwe locatie.

1.86 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van productie, distributie, winning, opslag of zuivering van gas, water of elektriciteit.

1.87 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.88 ondergronds bouwwerk

  1. a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk.

1.89 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.90 ondergeschikte kantoren

kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.91 ondersteunende horeca

horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.

1.92 oorspronkelijk hoofdgebouw

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.93 open atelier

een atelier waarbij de gebruiker gebruik maakt van een 'open' werkruimte. Dit betekent dat de gebruiker het atelier actief openstelt voor bezoek en/of verkoop ter bevordering van reuring in het gebied.

1.94 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.95 onzelfstandige woonruimte

woonruimte (kamer) in een (deel van een) gebouw, die door de aard van de inrichting en het gebruik het privédomein van de bewoner is, die (mede) is aangewezen op het gebruik van gezamenlijke voorzieningen elders in dat (deel van het) gebouw.

1.96 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.97 overkapping

een op de grond staand bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.

1.98 overkraging

Een vrij, uitstekend gedeelte van het hoofgebouw welke niet direct verbonden is met de grond maar zijn steun vindt in het hoofdgebouw.

1.99 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.100 parkeerdak

plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden.

1.101 parkeergarage

onder- en/of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren.

1.102 parkeren

een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.103 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.104 perifere vestiging

vestiging buiten bestaande winkelstructuur, bestaande uit hoofdwinkelcentra, stadsdeelcentra en buurtwinkelcentra.

1.105 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.

1.106 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.107 prostituee

degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.108 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.109 prostitutiebedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie.

1.110 raamprostitutiebedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats.

1.111 recreatieve voorzieningen

op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin.

1.112 seniorenwoning

woning bestemd voor zelfstandig wonende ouderen (55+).

1.113 seksbedrijf

de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling. Onder een seksbedrijf wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.

1.114 seksinrichting

voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.

1.115 short stay

het bedrijfsmatig verstrekken van logies voor tijdelijke bewoning aan één huishouden voor een aansluitende periode van tenminste één week en maximaal een jaar. Er is geen sprake van wonen, er is immers geen hoofdbewoner die een duurzaam verblijf heeft in deze woning en de intentie heeft om hier permanent te gaan wonen.

1.116 smart industry

Een bedrijf dat gericht is op technologie, innovatie, onderzoek, gezondheid, creativiteit, start-ups, waarbij onderzoek (research & development) een belangrijk deel van de activiteiten omvat.

1.117 sociale huurwoning

sociale huurwoning als bedoeld in de Verordening doelgroepen woningbouw Nijmegen, als vastgesteld op 12 juli 2023.

1.118 sociale koopwoning

sociale koopwoning als bedoeld in de Verordening doelgroepen woningbouw Nijmegen, als vastgesteld op 12 juli 2023.

1.119 sociale koopwoning type A

sociale koopwoning type A als bedoeld in de Verordening doelgroepen woningbouw Nijmegen, als vastgesteld op 12 juli 2023.

1.120 speelautomatenhal

een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.

1.121 sportvoorzieningen

gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, binnensportaccommodatie, (multifunctionele) buitensportaccommodatie, stadion en zwembad.

1.122 stacaravan

een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.

1.123 stadslandbouw

het telen, oogsten en afzetten van voedsel in of in de nabijheid van een stad.

1.124 stallen

in een garage of andere bewaarplaats zetten.

1.125 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.126 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatieborden, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, abri's en dergelijke.

1.127 straatprostitutie

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.128 supermarkt

een grote zelfbedieningswinkel, vaak onderdeel van een supermarktketen, waar hoofdzakelijk levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen, zoals groente, brood, vlees en/of zuivel - en huishoudelijke artikelen worden verkocht.

1.129 terras

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt.

1.130 uitbouw

een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.

1.131 urban sports cluster

een cluster van voorzieningen gericht op sporten en bewegen, waarbij de nadruk ligt op het oefenen en laten zien van vaardigheden c.q. trucs met bijvoorbeeld (maar niet exclusief) een bal, fiets, step of skateboard of naar aard daarmee vergelijkbare activiteiten, waaronder begrepen bmx, boulderen, bootcamps, freerunning, stuntsteppen, skaten/skateboarden, panna, slacklining.

1.132 verblijfsgebied

binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.

1.133 verkameren

het gebruiken of laten gebruiken van een (gedeelte van een) gebouw waar wonen is toegestaan ten behoeve van kamergewijze bewoning. Hieronder wordt tevens verstaan het toevoegen van onzelfstandige woonruimten aan bestaande situaties van kamergewijze bewoning.

1.134 verkoopstandplaats

het op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere wijze - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel standplaats innemen of hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken dan wel diensten aan te bieden.

1.135 vervoermiddel

een object dat bedoeld is om personen of goederen te vervoeren.

1.136 voertuig

vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren.

1.137 voorgevel

de bestaande voorgevel.

1.138 voorgevellijn

de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.

1.139 voorrangsvoertuig

motorvoertuig dat de optische en geluidssignalen voert als bedoeld in artikel 29 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

1.140 wadi

voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.

1.141 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.142 wonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.143 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen, niet zijnde een woonwagen of woonboot.

1.144 woonark

een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dat wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nachtverblijf.

1.145 woonboot

elk vaar- of drijftuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie en/of inrichting in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen. Hieronder vallen zowel woonschepen als woonarken.

1.146 woonschip

onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren.

1.147 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.148 zaalverhuur

een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is.

1.149 zeer kwetsbaar object

een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurs zorg.

1.150 zelfstandige woonruimte

woonruimte met een eigen toegang die door één huishouden kan worden bewoond zonder dat het huishouden daarbij afhankelijk is van één of meer gezamenlijke voorzieningen (zoals toiletruimte, badruimte en keuken) buiten die woonruimte, dan wel een standplaats voor een woonwagen.

1.151 zijdelingse perceelsgrens

de zijkanten van een perceel.

1.152 zijgevel

de bestaande zijgevel.

1.153 zorgwonen

de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonboot, waarbij met behulp van zorg/ondersteuning door derden, zelfstandig gewoond wordt.

1.154 zorgwoning

een woning in een wooncomplex die bedoeld is voor mensen die uitsluitend met behulp van zorg/ondersteuning door derden zelfstandig kunnen wonen. Het betreft daarbij een woning die geschikt is voor rollatorgebruik dan wel voor rolstoelgebruik. In of in de directe omgeving van het wooncomplex zijn extra voorzieningen aanwezig, zoals een ontmoetingsruimte.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden tussen lijnen

afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.

2.2 afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.

2.3 bebouwde oppervlakte

de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle, al dan niet met vergunning gebouwde, in een nader aan te geven gebied aanwezige bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. Ondergrondse bouwwerken worden meegerekend.

2.4 bebouwingspercentage

het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. Bij kavelsplitsing geldt dit percentage zowel voor de gezamenlijke bouwpercelen als voor ieder afzonderlijk bouwperceel.

2.5 bedrijfsvloeroppervlakte of winkelgebruiksoppervlak (wgo)

de totale vloeroppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.

2.6 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies en antennes.

2.7 bouwhoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.

2.8 bouwhoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.

2.9 bruto vloeroppervlak (bvo)

op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.10 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.11 diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw

de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.

2.12 gevellijn

de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.

2.13 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies en antennes.

Voor de meest voorkomende dakvormen is in onderstaande schetsen aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald:

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0037.jpg"

2.14 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.15 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.16 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.17 peil

de plaats van waar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten wordt als volgt bepaald:

  1. a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de plaats op de verbeelding aangeduid met "meetpunt peil" of in andere gevallen de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de plaats op de verbeelding aangeduid met "meetpunt peil" of in andere gevallen de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  3. c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw;
  4. d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn;
  5. e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Bij het bepalen van de hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld blijven plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing.

2.18 verkoopvloeroppervlak (vvo) of winkelvloeroppervlak (wvo)

de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.

2.19 vloeroppervlak

de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

De regels behorende bij de bestemming 'Bedrijventerrein', als opgenomen in artikel 7 van het bestemmingsplan "Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017" (NL.IMRO.0268.BPa12000-VG01) zijn onverminderd van toepassing voor de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' in voorliggend bestemmingsplan, met dien verstande dat de regels van het bestemmingsplan "Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017" worden gewijzigd dan wel aangevuld als hierna beschreven.

Link naar regels bestemming Bedrijventerrein in bestemmingsplan "Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017": https://digitaleplannen.nl/0268/8D334BA6-CE20-4712-926A-74F6464E2DDF/r_NL.IMRO.0268.BPa12000-VG01.html#_7_Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. 1. In artikel 7.1 (Bestemmingsomschrijving) worden sub a t/m c aangepast en die komen als volgt te luiden:
    1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-bedrijven niet zijn toegestaan;
    2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-bedrijven niet zijn toegestaan;
    3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-bedrijven niet zijn toegestaan;
  2. 2. In artikel 7.1 (Bestemmingsomschrijving) wordt sub l aangepast, dat als volgt komt te luiden:
    1. a. opslag en uitstalling, behoudens buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein uitgesloten - buitenopslag';
  3. 3. aan artikel 7.1 (Bestemmingsomschrijving) worden nieuwe subleden toegevoegd (sub q t/m s), welke als volgt komen te luiden:
    1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein – vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden', tevens voor de vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden, de daarvoor benodigde voorzieningen en voor ondergeschikte activiteiten, zoals het opslaan van ter plaatse opgewekte energie en het opwaarderen van ter plaatse ontstane reststromen voor hergebruik, met dien verstande dat BEVI-bedrijven niet zijn toegestaan;
    2. b. parkeergarages ten behoeve van binnen het plangebied aanwezige woningen, bedrijven en andere binnen het plangebied toegelaten activiteiten;
    3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein uitgesloten - geurveroorzakende bedrijven ' zijn geen geurveroorzakende bedrijven toegestaan.

3.2 Specifieke gebruiksregels

  1. 1. Aan artikel 7.3.3 (Strijdig gebruik) worden twee subleden toegevoegd, die als volgt komt te luiden:
    1. a. BEVI-bedrijven;
  2. 2. In artikel 7.3.3 (Strijdig gebruik) wordt sub c aangepast, dat als volgt komt te luiden:
    1. a. opslag van goederen op onbebouwde gronden met een totale stapelhoogte van meer dan 5 meter, met dien verstande dat:
      • de opslag van goederen vanaf de openbare weg aan het zicht onttrokken te zijn; en
      • er ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein uitgesloten - buitenopslag' géén buitenopslag is toegestaan.

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Aan artikel 7 wordt een artikel 7.5 toegevoegd (wijzigingsbevoegdheid), dat als volgt komt te luiden:

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen, door de op de verbeelding opgenomen aanduiding die de ter plaatse toegelaten milieucategorieën aangeeft, te wijzigen en/of de Staat van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, waardoor:
    1. a. ter plaatse een bedrijf van een afwijkende milieucategorie mogelijk wordt gemaakt;
    2. b. een niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten genoemd bedrijf mogelijk wordt gemaakt.
  2. 2. De wijzigingsbevoegdheid als bedoeld onder 1 kan slechts toegepast indien:
    1. a. wordt aangetoond dat voorzien blijft in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van bestaande en geprojecteerde woningen in de omgeving;
    2. b. geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    3. c. uiterlijk één jaar na inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan een ontwerp-wijzigingsplan ter inzage wordt gelegd.

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. consumentverzorgende dienstverlening, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging a' de genoemde functies alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging ab' de genoemde functies alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A dan wel B onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging abc' de genoemde functies alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A, B dan wel C onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 2' tevens maximaal één supermarkt is toegestaan en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1. Bij de beoordeling in het kader van artikel 4.4.1 dient de supermarkt gelijk beoordeeld te worden als een activiteit geclassificeerd als B onder de kolom 'functiemenging' zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2);
  2. b. cultuur en ontspanning, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging a' de genoemde functies alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging ab' de genoemde functies alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A dan wel B onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging abc' de genoemde functies alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A, B dan wel C onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
  3. c. overige bedrijven, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging a' de genoemde functies alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging ab' de genoemde functies alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A dan wel B onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging abc' de genoemde functies alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A, B dan wel C onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat:
    1. 1. voor zover het functies betreft die zijn opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2), deze ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging a' alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
    2. 2. voor zover het functies betreft die zijn opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2), deze ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging ab' alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A dan wel B onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
    3. 3. voor zover het functies betreft die zijn opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2), deze ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functiemenging abc' alleen zijn toegestaan voor zover het activiteiten geclassificeerd als A, B dan wel C onder de kolom 'functiemenging' betreft zoals opgenomen in de Staat van bedrijvigheid (Bijlage 2) en slechts voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
    4. 4. voor zover het een geluidsgevoelige functie betreft, die functie alleen is toegestaan indien:
      • het een bestaande geluidsgevoelige functie betreft; of
      • het een geluidsgevoelige functie betreft waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde als opgenomen in de Wet geluidhinder; of
      • het een geluidsgevoelige functie betreft waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan een hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld; en
      • wordt voldaan aan het bepaalde in 4.4.1;
  5. e. wonen, met dien verstande dat:
    1. 1. enkel bestaande geluidsgevoelige functies zijn toegestaan. In afwijking hiervan zijn tevens toegestaan:
      • nieuwe geluidsgevoelige functies waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde als opgenomen in de Wet geluidhinder;
      • nieuwe geluidsgevoelige functies waarvoor ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan een hogere waarde op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld;
    2. 2. dient te worden voldaan aan het bepaalde in 4.4.1 en 4.4.3;
  6. f. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 17.5;
  7. g. verhardingen, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  8. h. ontsluitingswegen, parkeer- en stallingsgarages, al dan niet ondergronds;
  9. i. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  10. j. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 16.2;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': nutsvoorzieningen voor zover deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijvigheid.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

  1. a. Het bevoegd gezag kan ter bescherming van het woon- en leefklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de in lid 4.1 toegestane functies;
  2. b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en constructie van gebouwen en de inrichting van een perceel, indien hiertoe, met het oog op stedenbouwkundige-, ruimtelijk/functionele- of milieutechnische kwaliteit, aanleiding bestaat.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. a. lid 4.1 onder a, b dan wel c teneinde functies toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
    2. b. lid 4.1 onder a, b dan wel c teneinde functies toe te laten die niet in de Staat van bedrijvigheid zijn genoemd, voor zover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
  2. 2. De omgevingsvergunning als bedoeld onder 1 kan slechts worden verleend indien:
    1. a. wordt aangetoond en geborgd dat voorzien blijft in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van bestaande en geprojecteerde woningen in de omgeving;
    2. b. geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 5 Gemengd - Bedrijven En Sport

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Bedrijven en sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-bedrijven niet zijn toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-bedrijven niet zijn toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' voor bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 1 tot en met 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-bedrijven niet zijn toegestaan;
  4. d. sportvoorzieningen;
  5. e. ondersteunende horeca ten behoeve van sportvoorzieningen zoals bedoeld in artikel 17.5;
  6. f. ondergeschikte kantoren;
  7. g. ontsluitingswegen, verhardingen, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, met inbegrip van (ondergrondse) parkeer- en stallingsgarages;
  8. h. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  9. i. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 16.2.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

  1. a. Het bevoegd gezag kan ter bescherming van het woon- en leefklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de in lid 5.1 toegestane functies;
  2. b. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en constructie van gebouwen en de inrichting van een perceel, indien hiertoe, met het oog op stedenbouwkundige-, ruimtelijk/functionele- of milieutechnische kwaliteit, aanleiding bestaat.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. 1. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. a. lid 5.1 onder a, b dan wel c teneinde functies toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
    2. b. lid 5.1 onder a, b dan wel c teneinde functies toe te laten die niet in de Staat van bedrijvigheid zijn genoemd, voor zover de betrokken functie naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijvigheid;
  2. 2. De omgevingsvergunning als bedoeld onder 1 kan slechts worden verleend indien:
    1. a. wordt aangetoond en geborgd dat voorzien blijft in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van bestaande en geprojecteerde woningen in de omgeving;
    2. b. geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen, in- en uitritten en fiets- en voetpaden;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, civieltechnische kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  5. e. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  6. f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - urban sports' zijn voorzieningen ten behoeve van een urban sports cluster toegestaan;
  7. g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied ontsluiting': wegen en paden, al dan niet in de vorm van een tunnel, ter ontsluiting van aangrenzende bestemmingsvlakken. Met dien verstande dat maximaal 20% van de gronden bestemd als 'Groen' voor wegen en paden gebruikt mogen worden;
  8. h. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 16.2.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 ten behoeve van moestuinen onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om het telen van groenten, kruiden, kleinfruit en bloemen;
  2. b. het uitsluitend gaat om hobbymatig gebruik van de gronden als moestuin;
  3. c. het oprichten van gebouwen niet is toegestaan;
  4. d. het gebruik als moestuin geen onevenredige hinder oplevert voor omliggende (woon)functies.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing, verkeerswegen (waaronder busbanen, (snel)fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), civieltechnische kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken, inclusief faunapassages en - voorzieningen), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen- en speelvoorzieningen, terrassen en taluds;
  3. c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen;
  4. d. erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen en geluidsschermen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - onderdoorgang': een onderdoorgang;
  6. f. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  7. g. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 16.2.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterbeheersing, waterafvoer en –berging, watergangen, aanleg- en vissteigers, waterlopen en waterpartijen alsmede voor taluds, oevers en onderhoudsstroken kunstwerken, bruggen en andere waterstaatkundige werken en;
  2. b. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, luifels, balkons en overstekende (dak)goten, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals: groen- en speelvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding, als aangeduid met de figuur 'hartlijn leiding - gas', inclusief voorzieningen met de daarbij behorende belemmeringstroken.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Leiding - Hoogspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoogspanningsleiding, als aangeduid met de figuur 'hartlijn leiding - hoogspanning'.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de ondergrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Leiding - Riool

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg, instandhouding en/of bescherming van een rioolwatertransportleiding, als aangeduid met de figuur 'hartlijn leiding - riool'.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden met een hoge archeologische verwachting).

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 12.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de bestemming Waarde - Archeologie 3 op te nemen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het in stand houden van, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 14 Waterstaat - Waterlopen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging, kunstwerken, bruggen en andere waterstaatskundige werken.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
  2. b. het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.

Deze gebruiksvormen zijn niet strijdig, indien en voor zover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 14.5.1 is verleend.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Beeldende kunst

Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst en gedenktekens zijn binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 10 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

16.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte

Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, kabels en leidingen, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden (o.a. bushaltes), post- en/of pakkethubs en voorzieningen ten behoeve van het opladen van elektrische voertuigen, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³;
  2. b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²;
  3. c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen;
  5. e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn;
  6. f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

16.3 Jongerenontmoetingsplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de planregels voor de bestemming Verkeer en Groen ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen onder de voorwaarden dat:

  1. a. het gaat om een visueel goed zichtbare locatie;
  2. b. de locatie voldoende (verkeers)veilig is;
  3. c. de locatie bij voorkeur gelegen is nabij een speelvoorziening;
  4. d. de afstand tot omliggende woonbebouwing dusdanig is dat er geen hinder voor omwonenden is te verwachten;
  5. e. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats per locatie niet meer dan 20 m2 bedraagt. De goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedragen.

16.4 Ondergronds bouwen

Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies en ten behoeve van ondergrondse parkeer- of stallingsvoorzieningen;
  2. b. bouwen onder peil is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt;
  3. c. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 16.2 is toegestaan;
  4. d. bestaande ondergrondse gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  5. e. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

17.2 Bed en breakfast

In hoofdgebouwen met de bestemmingen Bedrijventerrein, Gemengd - 1 en Gemengd - Bedrijven ensport die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijvigheid, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan.

17.3 Buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven

17.4 Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor een vergunningvrij evenement op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

17.5 Ondersteunende horeca

In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, perifere detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
  2. b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  3. c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
  4. d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte;
  5. e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
  6. f. van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  7. g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 m2 en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca;
  8. h. van het totale vloeroppervlak van een voorziening gericht op cultuur en ontspanning, een kantoor, maatschappelijke voorziening, een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  9. i. van het totale vloeroppervlak van een sporthal mag maximaal 12% aan ondersteunende horeca worden besteed;
  10. j. voor 1 sportveld mag maximaal 150 m2 aan ondersteunende horeca worden besteed en bij meerdere velden mag voor ieder extra sportveld maximaal 75 m2 worden opgeteld, met dien verstande dat de maximum oppervlakte niet meer mag bedragen dan 375 m2.

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.

17.6 Productiegebonden en ondergeschikte detailhandel

Productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel bij bedrijven is onder de volgende voorwaarden toegestaan:

  1. a. de detailhandel staat in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering. Zo geldt voor productiebedrijven, dat er alleen producten mogen worden verkocht die door het bedrijf zelf zijn geproduceerd;
  2. b. ondergeschikte detailhandel voor groothandelsbedrijven is niet mogelijk voor de zogenaamde foodcategorieën;
  3. c. de detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte, de overige bedrijfsruimte is niet toegankelijk voor consumenten;
  4. d. de detailhandelsfunctie is gemaximeerd ten aanzien van de hoofdfunctie en bedraagt maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande dat de maximum omvang ervan nooit meer dan 100 m² verkoopvloeroppervlakte bedraagt;
  5. e. voor de detailhandel gelden de openingstijden die ook voor de reguliere detailhandel van toepassing zijn.

17.7 Verkoopstandplaatsen

Verkoopstandplaatsen zijn binnen de bestemming 'Verkeer' toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend of voldaan wordt aan de voorwaarden voor vergunningvrije standplaatsen op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.

17.8 Seksbedrijf

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van:

  1. a. een seksbedrijf voorzover binnen de geldende bestemming geen aanduiding 'seksinrichting' is opgenomen;
  2. b. raam- en straatprostitutie.

17.9 Kostenverhaal en locatie-eisen

  1. a. de kosten van de grondexploitatie worden verhaald ten laste van de gronden gelegen binnen het exploitatiegebied waarop aangewezen bouwplannen zijn voorzien;
  2. b. het exploitatiegebied is met de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied' aangewezen op de verbeelding;
  3. c. een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12 eerste en derde lid Wet ruimtelijke ordening, door burgemeester en wethouders worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  4. d. In een exploitatieplan dienen in ieder geval de volgende onderwerpen aan bod te komen:
    1. 1. de grondexploitatie;
    2. 2. bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen elders;
    3. 3. locatie-eisen;
    4. 4. aan- en verkoop van grond;
    5. 5. proces, tijdpad, facering;
    6. 6. organisatie en uitvoering;
    7. 7. voorbehouden latere publiekrechtelijke besluiten;
    8. 8. algemene bepalingen (o.a. onvoorziene omstandigdheden).

Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels

18.1 geluidzone - industrie

Op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de geldende bestemmingen, géén bebouwing voor geluidsgevoelige functies worden opgericht, tenzij een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder is vastgesteld

18.2 geluidzone - transformatorstation

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - transformatorstation' mag géén bebouwing in gebruik worden genomen voor geluidgevoelige functies, tenzij door de aanvrager van de omgevingsvergunning met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat - al dan niet na het treffen van maatregelen -:
    1. 1. wordt voorzien in een goed woon- en leefklimaat; en
    2. 2. de belangen van (de beheerder van) het transformatorstation hierdoor niet worden geschaad.
  2. b. Indien uit het onderzoek als onder a blijkt dat maatregelen nodig zijn, dan wordt in de te verlenen omgevingsvergunning geborgd dat die maatregelen worden uitgevoerd en vervolgens ook in stand worden gehouden.

18.3 overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein' vormen tezamen een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij een algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

18.4 overige zone - hoofdstructuur afwatering

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoofdstructuur afwatering' vormen tezamen primair de hoofdstructuur voor de opvang, berging en infiltratie van hemelwater, waarbij geldt dat voorzieningen voor de aan- of afvoer van hemelwater richting en vanuit deze hoofdstructuur dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwatering 1', 'wetgevingzone - afwatering 2' of 'wetgevingzone - afwatering 3'.

18.5 veiligheidszone - nutsvoorziening 1

18.6 veiligheidszone - nutsvoorziening 2

18.7 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1' zijn nieuwe zeer kwetsbare objecten niet toegestaan.

18.8 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2

18.9 vrijwaringszone - dijk

18.10 vrijwaringszone - vaarweg

18.11 wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting vervoer gevaarlijke stoffen weg

18.12 wetgevingzone - waarde archeologie 1

18.13 wetgevingzone - kostenverhaal

18.14 wetgevingzone - exploitatiegebied

Ten aanzien van het exploitatiegebied is hetgeen bepaald in lid 17.9 van toepassing.

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning maximaal 0,5 meter afwijken van de maximale goot- en bouwhoogte van dit plan, voor zover dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.

Artikel 20 Overige Regels

20.1 Regels verkamering

20.2 Parkeerregels

20.3 Regels waterberging

20.4 Voorrangsregeling bestemmingen

Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dient de volgende prioriteitenvolgorde te worden aangehouden:

  1. a. in de eerste plaats de planregels van artikel 9 Leiding - Gas;
  1. a. in de tweede plaats de planregels van artikel 10 Leiding - Hoogspanning;
  2. b. in de derde plaats de planregels van artikel 11 Leiding - Riool;
  3. c. in de vierde plaats de planregels van artikel 13 Waterstaat - Waterkering;
  4. d. in de vijfde plaats de planregels van artikel 14 Waterstaat - Waterlopen;
  5. e. in de zesde plaats de planregels van artikel 12 Waarde - Archeologie 2.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

21.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord'.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijvigheid (Toelichting)

Algemeen

Een goede ruimtelijke ordening omvat ook het zoveel als mogelijk voorkomen van hinder en gevaar voor kwetsbare bestemmingen door milieubelastende activiteiten. Dit kan onder meer worden bereikt door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en hiervoor gevoelige functies. In de ruimtelijke ordening wordt dan ook gewerkt met "milieuzonering", die het mogelijk maakt om enerzijds hinder en gevaar voor alle betrokkenen te voorkomen en waarmee het anderzijds ook voor bedrijven mogelijk wordt gemaakt om zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Toepassing milieuzonering

Sinds 1986 geeft de vereniging van Nederlandse Gemeenten een brochure uit over bedrijven en milieuzonering. Doel van deze brochure "Bedrijven en Milieuzonering" (verder: "de VNG-brochure") was, en is nog steeds, het bieden van een op de praktijk van de ruimtelijke planvorming gerichte handreiking voor maatwerk op lokaal niveau. De, in de tijd steeds geactualiseerde, VNG-brochure, is in Nederland inmiddels uitgegroeid tot het meest toegepaste en geaccepteerde hulpmiddel, om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen, concreet voor een locatie, in te vullen. Ook voor de toepassing van milieuzonering in dit plan wordt gebruik gemaakt van de VNG-brochure (editie 2009).

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van nieuwe bedrijven. De uitgangspunten met betrekking tot nieuwe bedrijfsvestigingen, maar ook nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van bedrijvigheid, worden in dit bestemmingsplan bepaald aan de hand van de methodiek zoals omschreven in de VNG- brochure. Hierbij wordt in principe een "milieuzone" aangehouden tussen bedrijvigheid en "gevoelige objecten". De omvang van deze milieuzone is enerzijds afhankelijk van de mogelijke milieubelasting veroorzaakt door de soort bedrijvigheid, en anderzijds van de omgeving waarbinnen het gevoelige object is gelegen.

Deze "VNG-methodiek" vereist uiteraard enige toelichting.

Milieubelasting

De potentiële milieubelasting veroorzaakt door een bepaalde vorm van bedrijvigheid wordt in de VNG-brochure per bedrijfstype bepaald in de bedrijvenlijst, in de VNG-brochure opgenomen als bijlage 1.

De als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijvigheid (verder: SvB), is een verbijzonderde afgeleide van deze bijlage 1 van de VNG-brochure. De SvB is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijvigheid (naar hoofdcategorieën), al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal milieucategorieën, veelal direct overgenomen uit de VNG-publicatie, waarbij afwijkingen, hieronder in deze toelichting, nader worden verduidelijkt.

De SvB is in zijn algemeenheid een categorale indeling, waarbij per bedrijfscategorie de mate van milieu-hygiënische hinderlijkheid, aan de hand van een aantal indicatoren (o.a. geur, gevaar, geluid, stof ), wordt aangegeven. In de SvB behorende bij dit bestemmingsplan zijn slechts drie milieuhinder-categorieën opgenomen: 1, 2 en 3.1. Hiervoor gelden specifieke milieuzones, waarvan de straal wordt gegeven in door de zgn. "richtafstanden". Voor de genoemde milieuhinder-categorieën gelden richtafstanden van respectievelijk 10, 30 en 50 meter.

Categorie 1 en 2 betreffen bedrijvigheid die wellicht toelaatbaar is tussen of soms zelfs onmiddellijk naast woonbebouwing. Categorie 3.1 betreft in principe kleine tot (middel)grote industrie. Deze categorie betreft activiteiten die slechts toelaatbaar zijn op afstand van woonbebouwing.

De omgeving

De in de SvB genoemde richtafstanden gelden in principe ten opzichte van een rustige woonwijk. De ervaren hinderlijkheid van bepaalde activiteiten hangt echter sterk samen met de reeds aanwezige belasting van de betreffende milieuaspecten. In bepaalde wijken heerst dan ook al een woon- en leefklimaat waar, zonder dat dit de kwaliteit van de leefomgeving aantast, in principe ook zwaardere bedrijvigheid kan worden toegelaten.

In dit soort wijken geldt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik niet wenselijk is om de functiescheiding zo ver mogelijk door te voeren. Op grond van dit alles onderscheidt men in de VNG-brochure, al vanaf de eerste publicatie, een tweetal omgevingstypen ('rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'), waarvoor verschillende richtafstanden gelden.

Volgens de VNG-brochure kunnen de richtafstanden voor een 'rustige woonwijk', zonder dat dit ten koste gaat van het bestaande woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van een gemengd gebied. Dit betekent dat voor de in deze SvB toegestane hindercategorieën 1, 2 en 3.1, in de gemengde gebieden afstanden gelden van resp. 0, 10 en 30 meter.

Deze "verkleining van de milieuzones" is overigens alleen mogelijk bij die milieuaspecten waarvan de ervaren hinderlijkheid wordt bepaald door de heersende achtergrondniveaus, zoals het geval is bij geluid of geur. Wanneer de richtwaarde voor gevaar (externe veiligheid) bepalend is voor de aan te houden afstand tussen bedrijvigheid en gevoelig object, is het uiteraard niet mogelijk om de milieuzone op deze manier te verkleinen.

Gemotiveerd toepassen (functiemengingsgebieden)

De toepassing van milieuzones en richtafstanden ten opzichte van de verschillende omgevingstypen, zoals een rustige woonwijk of gemengd gebied, gaat uit van het principe van functiescheiding.

Binnen bepaalde woongebieden bestaat echter van oudsher reeds een matige tot sterke functiemenging, waar milieubelastende en milieugevoelige functies op dusdanig korte afstand van elkaar zijn gesitueerd, dat de richtafstanden (en dus functiescheiding) niet goed toepasbaar zijn, zonder dat hiermee ook het karakter van het gebied (ongewild) wordt aangetast.

Daarnaast blijkt dat de door de aanwezige bedrijvigheid optredende overlast, door de betrokken aanwonenden, ook niet zozeer als hinderlijk wordt ervaren. Deze (niet als zodanig ervaren) milieuhinder wordt, binnen zekere grenzen (uiteraard wordt de mate van overlast wel begrensd door de milieuregelgeving), in deze gebieden ook geaccepteerd als de consequentie van het leven in een levendig gebied met functiemenging.

Functiemenging wordt in deze gebieden, zoals stadscentra, dorpskernen, winkelcentra en horecaconcentratiegebieden, dan ook welbewust nagestreefd en conflicteert hier dus met het principe van milieuzonering. De onderkenning van dit dilemma was de belangrijkste wijziging in het principe van milieuzonering zoals omschreven in de VNG-brochure van 2007. In deze publicatie werd dan ook voor het eerst een zoneringslijst opgesteld voor gebieden met functiemenging (bijlage 4 van de VNG-brochure). Een voor de VNG-brochure nieuwe omgevingscategorie, naast de al in eerdere publicaties omschreven "rustige woonwijk" en "gemengd gebied".

In gebieden met functiemenging wordt niet gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie, ruimtelijk relevante, milieucategorieën:

  • categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen en andere milieugevoelige functies kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijvigheid zijn daarbij toereikend. Gebouwen zijn aanpandig indien zij constructief aan elkaar zijn gebouwd, waardoor contactgeluid via een constructieve verbinding mogelijk is;
  • categorie B: activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere milieugevoelige functies dienen plaats te vinden. Gebouwen zijn bouwkundig afgescheiden indien er sprake is van zelfstandige bouwkundige eenheden, die in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden zijn (201303879/1/A2);
  • categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder categorie B, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

De gebiedsontsluitingswegen vormen de hoofdinfrastructuur waarlangs categorie C bedrijven kunnen worden toegestaan. Deze bedrijven kunnen direct of indirect (via een zijweg) zijn ontsloten op een gebiedsontsluitingsweg. Het is daarbij van belang dat er geen verkeershinder voor de omgeving plaatsvindt.

Deze beoordeling geldt dus alleen voor als zodanig aangewezen gebieden met functiemenging. Buiten deze gebieden worden al deze bedrijven "gewoon" beoordeeld aan de hand van de in de VNG-brochure omschreven methodiek voor milieuzonering. Bijvoorbeeld een werkplaats waar kleding van leer gemaakt wordt, dient buiten de bovengenoemde aangewezen gebieden voor functiemenging, een minimale afstand van 30 meter in een woongebied en 10 meter in een gemengd gebied, aan te houden tot milieugevoelige objecten.

Voor de duidelijkheid moet dan wel worden opgemerkt dat wat betreft de mate van overlast die een bedrijf mag veroorzaken naar gevoelige objecten (veelal genormeerd via het Activiteitenbesluit), geen verschil bestaat tussen een gebied met functiemenging en de andere woongebieden. Wel zal het bevoegde gezag in functiemengingsgebieden gemakkelijker aan mogen nemen dat een bepaalde bedrijfsfunctie uit de A-, B- of C- categorie, past binnen een beoogde bestemming, zonder dat hiervoor diverse milieuonderzoeken moeten worden opgevraagd omdat niet wordt voldaan aan een bepaalde minimale afstand.

Uiteraard geldt dit beleid niet voor alle bedrijfstypen. In een gebied met functiemenging wordt uiteraard niet beoogd om ruimte te maken voor een groot transportbedrijf of chemische fabriek, maar biedt de VNG-brochure een afwegingskader voor de soorten van bedrijvigheid waar functiemenging voor mogelijk is. Dit afwegingskader is ook toegepast bij de SvB, behorend bij dit bestemmingsplan:

  • categorie A voor activiteiten in milieucategorie 1;
  • categorie B voor activiteiten maximaal in categorie 1 voor wat betreft aspect gevaar; categorie 2 voor stof en geur; categorie 3.1 voor geluid met een index van maximaal 1G (goederen) en 2P (personen);
  • categorie C, als categorie B, maar met een maximale index van 2G (goederen) en 3P (personen).

Bovendien geldt de functiemenging-mogelijkheid niet voor alle bedrijven in een bepaalde bedrijfscategorie. Aangesloten wordt ook hier bij de VNG-brochure, waarin voor de toelaatbaarheid van de verschillende activiteiten, de volgende randvoorwaarden worden gegeven:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/ of laad en losactiviteiten vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten, inclusief opslag, geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  4. 4. de activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Deze randvoorwaarden hebben als consequentie dat bepaalde gelijksoortige typen van milieubelastende activiteiten, juist in een gebied waar functiemenging wordt nagestreefd, toch volledig anders beoordeeld moeten worden. Bijvoorbeeld een school met een schoolplein kan dan op grond van de derde voorwaarde niet worden gezien als een type B activiteit. Milieuzonering blijft hier dus aangewezen, waardoor categorie 2 van toepassing blijft. Dit terwijl een school zonder schoolplein (of een schoolplein met een aantoonbaar ondergeschikte functie) in een functiemenging-gebied juist wel moet worden gezien als type B, conform de SvB. Het gaat immers, conform de jurisprudentie dienaangaande, bij de beoordeling om datgene wat "in hoofdzaak" plaats vindt bij een milieubelastende activiteit. Met andere woorden; het gaat hier om datgene wat in hoofdzaak milieubelastend is (in casu: het schoolplein).

De acceptatie van het principe van functiemenging heeft er toe geleid dat de toepassing van de VNG-brochure in de bestemmingsplanpraktijk vanaf 2007 in plaats van het "gemotiveerd afwijken" als nieuw uitgangspunt het "gemotiveerd toepassen" heeft kozen. In de VNG-brochure (p.40) zelf wordt hierover opgemerkt: "Er kan naar keuze gebruik worden gemaakt van meerdere lijsten, voor de inpassing van activiteiten in gemengd gebied zijn de milieucategorieën A, B en C opgenomen [...]. Na vaststelling van de lijsten in het bestemmingsplan is bij afwijkingen uiteraard een zorgvuldige motivering nodig."

Gemotiveerd afwijken

De VNG-brochure is bedoeld als hulpmiddel en niet als blauwdruk. Ook wanneer functiemenging niet aan de orde is, laat jurisprudentie zien dat, van de brochure kan/moet worden afgeweken wanneer aannemelijk wordt gemaakt dat, ondanks het voldoen aan de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden, de bedrijfsvoering door nieuwe ontwikkelingen in sommige gevallen toch wordt beperkt. Of omgekeerd kan het ook aan de orde zijn dat een goed woon- en leefklimaat bij kleinere afstanden juist wel kan worden gewaarborgd. Belangrijke voorwaarde hierbij is echter wel dat aan dergelijke afwegingen een zeer gedegen nader onderzoek ten grondslag moet liggen.

Er kan dus "mits zorgvuldig gemotiveerd", ook worden afgeweken van de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden voor functiescheiding. Hierbij dienen ook de mogelijke (toekomstige) gevolgen voor het woon- en leefmilieu, toch al direct te worden meegewogen in de belangenafweging. De Raad van State meent dat een bevoegd gezag zich reeds bij de bestemmingsplanprocedure een oordeel dient te vormen of, uitgaande van de "representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden", geen onoverkomelijke problemen zijn te verwachten. Hierdoor kan de belangenafweging dienaangaande ook niet worden doorgeschoven naar de Wabo- (milieu)vergunningverlening (o.a. ABRvS 200408416/1, Zaanstad). Bestemmingsplannen mogen immers geen bestemmingen bevatten die niet kunnen worden gerealiseerd omdat bij voorbaat al vaststaat dat niet aan de milieueisen kan worden voldaan.

Vooralsnog valt uit de jurisprudentie nog niet eenduidig af te leiden wat dan de toetsingsgrondslag van deze nadere motivatie zou moeten zijn. Waarschijnlijk is dat hiervoor het Activiteitenbesluit kan worden gebruikt. Het Activiteitenbesluit is een algemene maatregel van bestuur waarin regels zijn opgenomen die nodig zijn ter bescherming van het milieu tegen de nadelige gevolgen van bedrijfsactiviteiten, die gelden voor de overgrote meerderheid van de bedrijven in Nederland. De normen die het activiteitenbesluit bevat, hebben in principe geen 'omgekeerde werking', het bevat dus geen normen voor een 'redelijk woon- en leefklimaat' voor milieugevoelige functies. Het bestemmingsplan, dan wel een besluit tot afwijking daarvan, blijft hierdoor het middel om een woon- en leefklimaat van omwonende te beschermen (o.a. ABRvS 201302600/1/A1, Lingewaard).

Toch kent de bestuursrechter in de praktijk al wel degelijk een omgekeerde werking toe aan de normen van het Activiteitenbesluit. Wanneer een bedrijf, door bijvoorbeeld nieuwvestiging van een woning, niet meer aan de normen van het Activiteitenbesluit zou kunnen voldoen, wordt het bestemmingsplan geacht niet meer te voldoen aan het uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening. Dit vanuit de gedachte dat indien aan het Activiteitenbesluit wordt voldaan, er in beginsel sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Of er bij vestiging van milieubelastende functies in een bestemmingsplan een redelijk woon- en leefklimaat aan milieugevoelige functies wordt geboden, wordt dus, zoals hierboven al uitgewerkt, in beginsel bepaald aan de hand van de richtafstanden, of mogelijkheid tot functiemenging, als omschreven in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Ook toekomstige ontwikkelingen worden dan geacht te zijn meegewogen. Wanneer aan de VNG-richtafstand, of voorwaarde voor functiemenging, wordt voldaan, dan hoeft er dus in principe geen toets meer aan het Activiteitenbesluit, of (soms) vigerende vergunning, plaats te vinden. Uiteraard geldt hiervoor wel de uitzondering dat, wanneer (onderbouwd) aannemelijk wordt gemaakt dat de criteria van de VNG-brochure in het concrete geval niet volstaan, nader onderzoek noodzakelijk is.

Wanneer de richtafstand echter groter is dan in een voorliggende situatie kan worden gehaald, of wanneer niet aan de criteria voor functiemenging kan worden voldaan, is bedrijfsvestiging toch nog steeds niet helemaal uitgesloten. Dit omdat, door middel van een algemene afwijkingsbevoegdheid, ook de mogelijkheid geboden wordt, om van de, op de VNG-brochure gebaseerde, SvB af te wijken. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt ook voor bedrijfssoorten die niet op de lijst voorkomen en/of voor bedrijven uit een hogere milieuhindercategorie dan het bestemmingsplan toelaat. Uiteraard dient hieraan wel een zorgvuldige motivering, in de bovenstaande zin, ten grondslag te liggen.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen waarbij kwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd, dient ook rekening te worden gehouden met de milieuzones rondom de bedrijven. Ook hier geldt dat bij inachtneming van de VNG-criteria in principe geen nader onderzoek noodzakelijk is. Maar net zoals bedrijven soms kunnen worden gerealiseerd op kortere afstanden dan volgens de VNG-richtlijnafstanden wenselijk is, kunnen omgekeerd ook woningen op geringere afstanden dan de richtafstanden toelaatbaar zijn, wanneer het betreffende bedrijf enerzijds geen uitbreidingsmogelijkheden meer heeft (wanneer er dus aannemelijk wordt gemaakt dat wordt uitgegaan van de "representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden") en er anderzijds sprake is van een "goed woon- en leefklimaat" ter plaatse van de geprojecteerde nieuwbouw.

Of deze situatie zich inderdaad voordoet, kan worden beoordeeld aan de hand van het aanvullend toetsingskader, zoals opgenomen in bijlage 5 van de VNG-brochure. De jurisprudentie laat hierbij echter zien dat aan de normstelling van het Activiteitenbesluit de plaats toekomt die de VNG-brochure reserveert voor haar eigen normstelling in het "Toetsingskader voor ontheffingen en planherzieningen". De gemeente Nijmegen zoekt dan ook bij de toepassing van dit VNG-toetsingskader aansluiting bij de jurisprudentie.

De verbijzonderde Staat van Bedrijvigheid

De keuze voor de bovenstaande wijze van milieuzonering betekent tevens dat, anders dan in voorgaande bestemmingsplannen van de gemeente Nijmegen, ook detailhandel, dienstverlening, kantoren, sport, maatschappelijke, culturele en recreatieve functies zijn onderworpen aan de VNG-methodiek. Het doel hiervan is om duidelijkheid en rechtszekerheid ten aanzien van deze functies, met een vaak grote maatschappelijke impact, te verschaffen. De SvB is dan ook gemodelleerd in deze zin.

De SvB van dit bestemmingsplan wijkt dan ook op enkele onderdelen af van de bedrijvenlijst van bijlage 1 van de VNG-publicatie. Allereerst valt qua vormgeving op dat, anders dan in de VNG-brochure (bijlage 1 van de VNG-brochure volgt de SBI-indeling), de indeling van de methodiek van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), is aangehouden. Hierbinnen werden vervolgens de verschillende functies en hoofdgroepen van de VNG-brochure (inclusief code) ingebracht. Tevens is aangegeven of de betreffende categorie in aanmerking komt voor functiemenging en zo ja, welk type (A, B of C) van toepassing is.

Bijlage I van de VNG-brochure kan worden gezien als een samenvatting en tevens uitwerking van de door het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) uitgewerkte "Index per klasse bij de SBI 2008" (het bestand: sbi2008versie2012indexperklasse.xls; verder: "de CBS-lijst"). Voor zover niet geheel duidelijk is of een concreet bedrijf te plaatsen is in een bepaalde bedrijfscategorie van SvB, is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om de (veel gedetailleerder) indeling uit de CBS-lijst uit 2012 bepalend te laten zijn. Om hierover echter onduidelijkheid te voorkomen, is dan ook bij ieder met name genoemd bedrijf de meer gedetailleerdere SBI-code van de CBS-lijst opgenomen, terwijl bij de omschrijving toch is aangesloten bij de Bijlage I van de VNG-brochure, waardoor de betreffende categorie-indeling van het specifieke bedrijf toch duidelijk te herleiden is.

Daarnaast zijn er enkele inhoudelijke wijzigingen, die in het onderstaande puntsgewijs zullen worden toegelicht:

  • in de lijn van het gestelde in de casus ABRvS 200004956/1 (Amsterdam) en de aanbevelingen dienaangaande in de VNG-brochure, zijn, gelet op de karakteristieken van het plangebied, in de SvB alleen bedrijven ondergebracht tot en met milieucategorie 3.1;
  • gelet op het karakter van de omgeving zijn agrarische bedrijven, evenals dienstverlenende bedrijven in deze sector, niet opgenomen in de SvB. In aansluiting met de SVBP2012 hebben kantoren een eigen hoofdcategorie (sub D) gekregen, waarbinnen de diverse kantoor-aanduidingen in de VNG-brochure zijn ondergebracht. Het betreft hier kantoren zonder overwegende baliefunctie, waarvan de grootte in principe dus bepalend is voor de te verwachten milieuhinder. Kantoren met (overwegende) baliefunctie zijn gerangschikt onder de categorie dienstverlening;
  • ten opzichte van de VNG-publicatie is gekozen voor een afwijkende beoordeling van de hinderaspecten die samen hangen met autohandel- en reparatiebedrijven, benzinestations en aanverwante bedrijven. Gebleken is dat de overlast ten aanzien van "reparaties waarbij de garagedeuren niet zijn gesloten" of "buitenreparaties" in de woonbebouwing vooral 's zomers tot grote problemen kan leiden. Dit terwijl de opslag van brandstoffen en olieachtige producten op zichzelf voor ongewenste risico's zorgen, waardoor wij van mening zijn dat nieuw vestiging in woongebieden in principe niet gewenst is. Daarnaast zijn het naar onze mening niet alleen de bedrijfsprocessen zelf die in dit verband als risicovol moeten worden beoordeeld, maar ook de frequente verkeersbewegingen van en naar dit soort bedrijven, ook met motorvoertuigen die niet optimaal functioneren (en daarom voor onderhoudsbeurten of ter reparatie worden aangeboden). De bedrijfstypen met SBI-2008 codes 45 en 473 zijn dan ook niet opgenomen in de SvB voor dit gebied;
  • vergelijkbare overwegingen hebben bij bedrijfstypen die in de VNG-brochure zijn gerangschikt onder SBI-2008 code 4752 (bouwmarkten, tuincentra en hypermarkten), SBI-code 82992 (veilingen voor huisraad, kunst e.d.) en SBI-code 47.1 (supermarkten, warenhuizen) waar een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking vanuit gaat (als bedoeld in categorie 2P, blz 83 van de VNG-brochure), er voor gezorgd dat deze niet zijn opgenomen, dan wel zijn uitgezonderd in de SvB;
  • in relatie tot de systematiek die bij dit bestemmingsplan ten aanzien van de categorie-indeling wordt gehanteerd, kon echter niet worden volstaan met het simpelweg niet benoemen van de bovenbedoelde detailhandel, die als categorie 2 hinderlijk wordt beschouwd in de VNG-brochure. Dit omdat dit type bedrijven dan via de restcategorie 47: "Detailhandel voor zover n.e.g." toch positief bestemd zou worden. Dit is opgelost door te verwijzen naar categorie 47.5/47.7 Winkels in overige (huishoudelijke) artikelen, excl. bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten (cat.2), waarmee deze uitzondering expliciet is gemaakt. Ook supermarkten en warenhuizen, beide met een verkeersbelasting 2P, zijn uitgezonderd door te verwijzen de SBI-categorieën 47.11 en 47.19.2, waarbij deze vormen van detailhandel expliciet zijn uitgezonderd.

Op basis van de hiermee opgedane ervaringen is de methodiek van de "Staat van horeca-activiteiten (model Nijmegen)" gehandhaafd. Deze horeca-activiteiten zijn nu weliswaar ook ondergebracht in de SvB, maar er worden nog steeds in de in de volgende drie categorieën onderscheiden:

Categorie 1: lichte horeca

Dit betreft bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn en slechts in beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Hierbij gaat het vooral over (kleinschalige): restaurants, cafetaria's, ijssalons, koffiebars en dergelijke. Bedrijven van deze categorie met openingstijden uitsluitend in de dagperiode zijn geplaatst in categorie A. Bedrijven met avondopenstelling zijn ondergebracht in categorie B. Dit komt overeen met categorie 1 en 2 bij milieuzonering.

Categorie 2: middelzware horeca

Onder categorie 2 vallen de volgende bedrijven:

  • bedrijven die grotere hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door de ruime openingstijden (ook 's nachts). Hierbij kan worden gedacht aan café's en bars zonder al te zware muziekbelasting, taveernes, cocktailbars, etc. Deze bedrijven zijn over het algemeen passend binnen weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. Het zijn bedrijven die passen binnen type B, of categorie 3.1 bij functiescheiding;
  • bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels e.d. maar ook restaurants met een potentieel zeer hinderlijke haal- en brengservice. Deze bedrijven zijn vooral toelaatbaar langs de hoofdinfrastructuur. Dit zijn bij uitstek de categorie C bedrijven.

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers (verkeer) aantrekken, hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra.

Gelet op het aantal incidenten wat bij dit type bedrijven heeft plaatsgevonden de afgelopen jaren, blijkt aan de aanwezigheid van dergelijke bedrijven ook meer risico's verbonden dan tot uiting komt in de VNG-brochure. Deze bedrijven zijn naar onze mening dan ook alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden. Bovendien wordt bij dit soort bedrijven zeker niet voldaan aan de randvoorwaarden voor bedrijven die aan de methodiek voor functiemenging gesteld zijn. Deze bedrijven zijn dan ook niet opgenomen in de hierboven uitgewerkte methodiek voor functiemenging (A,B en C-typering).

Bijlage 2 Staat Van Bedrijvigheid

Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten (Model Nijmegen)

Hoofdstuk 1 Staat van horeca-activiteiten

Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Onder lichte horeca wordt geen detailhandel en/of ondersteunende horeca verstaan. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Lichte horeca

  • automatiek;
  • broodjeszaak (bijv. Subway);
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • ijssalon;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • snackbar;
  • tearoom.

1b. Overige lichte horeca

  • bistro;
  • grillroom;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice).

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder kan onder andere bestaan uit openingstijden 's nachts en/of verkeersaantrekkende werking. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

2a. Middelzware horeca

  • bar;
  • bierhuis;
  • café;
  • proeflokaal.

2b. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking

  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die grote hinder veroorzaken voor omwonenden. Deze hinder bestaat onder andere uit een combinatie van openingstijden 's nachts èn verkeersaantrekkende werking:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Hoofdstuk 2 Toelichting op Staat van horeca-activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" (niet agrarische) bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Het vestigen van horecabedrijven middels een bestemmingsplan is ruimtelijk relevant om vormen van hinder te voorkomen. Verdere regulering van individuele bedrijven vindt plaats middels de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) welke mogelijkheden biedt om vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten met name op de volgende vormen van hinder:

  • geluid;
  • geur;
  • verkeer.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  1. a. indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  2. b. onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  3. c. uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. In het Bestemmingsplan vindt de verdere ruimtelijke afweging per locatie plaats.

Gehanteerde criteria

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:

  1. a. de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden. Het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen;
  2. b. de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (onderverdeeld in subcategorieën):

Categorie 1: lichte horeca

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

  1. a. horeca die qua ruimtelijke uitstraling vergelijkbaar is met detailhandel, zoals: cafetaria, ijssalon, lunchroom en dergelijke. Met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen;
  2. b. overige lichte horeca, zoals restaurants.

Categorie 2: middelzware horeca

Bedrijven die aanzienlijke hinder kunnen veroorzaken voor omwonenden door enerzijds de openingstijden (ook 's nachts) en/of de grote verkeersaantrekkende werking:

  1. a. cafés, bars, e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals centrumgebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen;
  2. b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: restaurants met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizzeria, chinees, McDrive).

Categorie 3: zware horeca

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en hetgeen grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, zoals: dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 28 oktober 2020 heeft de raad de Nijmeegse "Omgevingsvisie 2020-2040: Nijmegen Stad in Beweging" vastgesteld. In deze visie is de (her)ontwikkeling van de Kanaalzone-Zuid, inclusief Winkelsteeg, opgenomen. Als uitwerking daarvan heeft het college op 1 juni 2021, nadat de raad in gelegenheid is gesteld om wensen en bedenkingen aan te voeren, het Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid en ook de Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2035 vastgesteld. Op 24 november 2021 heeft de raad de kaders voor Winkelsteeg vastgesteld, te weten de planexploitatie, het ruimtelijk raamwerk, de ontwikkeldoelen en -principes (zoals opgenomen in de Ontwikkelvisie Winkelsteeg). Binnen deze kaders werkt het college aan de ontwikkeling van Winkelsteeg als werk-woongebied.

Met het voorliggend plan 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord' wordt beoogd een nieuwe planologische regeling vast te stellen voor een gedeelte van de gebiedsontwikkeling Winkelsteeg. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan betreft de omgeving ten noorden van de Nieuwe Dukenburgseweg tussen het Maas-Waalkanaal en het terrein van NXP. Het programma dat mogelijk gemaakt wordt met dit bestemmingsplan bestaat uit circa 2.700 woningen, 57.600 m2bedrijven en circa 15.000 m2 voorzieningen.

1.2 Bestemmingsplan Met Verbrede Reikwijdte

De kern van de Crisis- en herstelwet (Chw) is dat met nieuwe en/of aangepaste procedures doelgericht wordt gewerkt aan werkgelegenheid en duurzaamheid. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kent niet alleen een nieuw begrippenkader en nieuwe (afwijkende) wettelijke mogelijkheden, de wijze van totstandkoming is ook anders dan we tot nu toe gewend zijn. In het bestemmingsplan stond het begrip ‘goede ruimtelijke ordening’ centraal. Alleen regels met een ruimtelijke relevantie konden worden opgenomen. Nu gaat het om het kunnen stellen van regels die strekken ten behoeve van het volledige domein van de fysieke leefomgeving, waaronder ook natuurinclusief bouwen, klimaatadaptatie en aanvullende regels ten aanzien van duurzaamheid. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de onderzoekslast voor bepaalde milieuaspecten en het verzekeren van het kostenverhaal door te schuiven naar de uitvoeringsfase.

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is een experimenteel plan als bedoeld in artikel 2.4 Crisis- en Herstelwet (Chw) in samenhang met artikel 7c Besluit uitvoering Chw. Gemeente Nijmegen heeft een aanvraag ingediend bij de Minister om de ontwikkeling van Kanaalknoop-Noord en Kanaalknoop-Zuid aan te melden als een innovatief project waarvoor een bestemmingsplan verbrede reikwijdte kan worden opgesteld. Op 15 juni 2023 is de 22ste tranche van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet gepubliceerd in de Staatscourant. Daarin is Kanaalknoop aangewezen als innovatief project in het kader van de Crisis- en herstelwet. De 22ste tranche is op 16 juni 2023 in werking getreden.

Artikel 7c Besluit uitvoering Chw somt op van welke regels in onder meer de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet geluidhinder kan worden afgeweken. Paragraaf 9.2 licht de systematiek van dit bestemmingsplan verbrede reikwijdte toe, in het licht van de mogelijkheden die dat artikel biedt.

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gaat uit van uitnodigingsplanologie en loopt vooruit op de doelen en de systematiek van de Omgevingswet. Daarmee krijgen deze bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte het karakter van een Omgevingsplan. Om duidelijk aan te geven dat er sprake is van een apart planfiguur in de ruimtelijke ordening wordt hierna niet gesproken over een bestemmingsplan maar over het Chw-bestemmingsplan.

De aanwijzing van Kanaalknoop in de 22ste tranche heeft plaatsgevonden na de inzagetermijn van het ontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan 'Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord' wordt daarom ambtshalve gewijzigd in het 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord. Regels met betrekking tot het kostenverhaal zijn eveneens ambtshalve gewijzigd. Deze ambtshalve wijziging werd tijdens de inzage reeds aangekondigd in paragraaf 9.2 van het ontwerpbestemmingsplan.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het voorliggend bestemmingsplan 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord' heeft betrekking op het gebied wat grofweg tussen de Nieuwe Dukenburgseweg, de Sint Teunismolenweg, het Maas-Waalkanaal en NXP ligt.

Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in de directe omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is ingetekend op de verbeelding van het bestemmingsplan. Een gedeelte van het plangebied wordt uitsluitend partieel herzien. Op onderstaande afbeelding is weergegeven welke gedeelten van het plangebied partieel worden herzien. De plansystematiek is nader toegelicht in Hoofdstuk 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0001.png"

Ligging plangebied met begrenzing van de partiële herziening

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

In het gebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017' (vastgesteld, 30 januari 2019). Verder geldt het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan kamerverhuur (vastgesteld, 2 februari 2022). Daarnaast is op 12 juli 2023 in het kader van de gebiedsontwikkeling Winkelsteeg het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg' vastgesteld.

1.5 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan.

De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met (separate) bijlagen. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit elf hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 2: een toelichting van de plansystematiek die wordt toegepast. Het plan bestaat uit twee onderdelen: (1) de nieuwe ontwikkelingen in Kanaalknoop Noord en (2) een partiële herziening van de bedrijvigheid in de omgeving.
  • Hoofdstuk 3: een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en directe omgeving.
  • Hoofdstuk 4: een beschrijving van het plan, de toekomstige situatie en het programma.
  • Hoofdstuk 5: een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met dit beleid.
  • Hoofdstuk 6: de behandeling van de verschillende sectorale aspecten (milieu- en omgevingsaspecten), waarbij wordt aangetoond dat het voorliggend bestemmingsplan uitvoerbaar is en sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
  • Hoofdstuk 7: de uitleg van de juridische planopzet. Er wordt een antwoord gegeven op de vraag hoe het programma, dat met het voorliggend plan mogelijk wordt gemaakt, juridisch wordt geregeld.
  • Hoofdstuk 8: een beschrijving van de economische uitvoerbaarheid van het plan.
  • Hoofdstuk 9: een verslag van de informatieverstrekking aan de omgeving, het vooroverleg met de vooroverlegpartners en een beschrijving van de procedure.

Hoofdstuk 2 Plansystematiek

Het voorliggend bestemmingsplan bestaat uit twee verschillende planonderdelen:

  • I. Nieuwe ontwikkelingen (zie paragraaf 2.1);
  • II. Partiële herziening bedrijvigheid (zie paragraaf 2.2).

Daarnaast wordt het bestaande geluidgezoneerd industrieterrein 'Winkelsteeg Noord' aangepast ten behoeve van de gebiedsontwikkeling Winkelsteeg. Dit is nader toegelicht in paragraaf 2.3. Hiervoor heeft de gemeenteraad op 12 juli 2023 het 'Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg' vastgesteld.

Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld door gebruik te maken van de Crisis- en herstelwet (Chw). De toepassing van de Crisis- en herstelwet is nader toegelicht in paragraaf 9.2.

2.1 Planonderdeel I: Nieuwe Ontwikkelingen Kanaalknoop Noord

Met het bestemmingsplan worden verschillende nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt (wonen, werken en voorzieningen). In paragraaf 4.2 Deelgebied Kanaalknoop Noord is het programma omschreven dat mogelijk wordt gemaakt.

Op de hiernavolgende kaart is weergegeven voor welke gronden nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Voor de gebieden waarvoor een ontwikkeling is voorzien, zijn de bestemmingen 'Gemengd - 1', 'Gemengd - Bedrijven en sport', 'Verkeer' of 'Groen' opgenomen. Alle nieuwe programmaonderdelen die worden gerealiseerd, worden binnen deze bestemmingen mogelijk gemaakt. De juridische toelichting van deze bestemmingen is gegeven in paragraaf 7.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0002.png"

Nieuwe bestemmingen voor de ontwikkelingen in Kanaalknoop Noord (voor een grotere kaart, zie Bijlage 1)

2.2 Planonderdeel Ii: Partiële Herziening Milieuzonering Bedrijvigheid

De nieuwe ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) worden gerealiseerd in een omgeving waar bestaande bedrijvigheid aanwezig is. Het betreft grootschalige en kleinschalige bedrijvigheid, die van belang is voor de werkgelegenheid en de economie van de stad Nijmegen. Deze bedrijvigheid kan leiden tot een milieu-impact tot buiten de grenzen van het bedrijventerrein, waardoor woningbouw alleen mogelijk is wanneer rekening wordt gehouden met de impact van deze bedrijven op de omgeving. Om woningbouw in Winkelsteeg mogelijk te maken, wordt de bestaande planologische milieuruimte op het bedrijventerrein deels verkleind.

Om de milieukundige effecten van de bedrijven richting de omgeving te kunnen verlagen zijn de betreffende locaties overgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan, waarbij onder andere de maximale milieucategorie wordt gewijzigd.

Op de hiernavolgende kaart is weergegeven voor welke gronden de planologische milieuruimte wordt verkleind om de beoogde woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken. Op deze gronden wordt het geldend bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017' partieel herzien. De bestaande bestemmingsregel uit het geldend bestemmingsplan wordt aangepast waar dit nodig is voor de beoogde woningbouwontwikkelingen. Het betreft de bestemming 'Bedrijventerrein'. De juridische toelichting van de bestemmingen die partieel worden herzien is gegeven in paragraaf 7.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0003.png"

Partiële herziening bestaande bedrijvigheid (voor een grotere kaart, zie Bijlage 2)

2.3 Verkleining Geluidgezoneerd Industrieterrein

Het gebied Winkelsteeg Noord bestaat momenteel voor een groot deel uit een geluidgezoneerd industrieterrein. Het geluidgezoneerd industrieterrein omvat in de huidige situatie het gebied tussen het spoor, de Nieuwe Dukenburgseweg, het Maas-Waalkanaal en de Neerbosscheweg. Ten behoeve van de gebiedsontwikkeling Winkelsteeg is het geluidgezoneerd industrieterrein verkleind.

Naast voorliggend bestemmingsplan is op 12 juli 2023 een separaat bestemmingsplan vastgesteld, dat ziet op de aanpassing van het geluidgezoneerd industrieterrein 'Winkelsteeg Noord'. Het betreft het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg'.

Woningen en andere geluidgevoelige functies zijn wel toegestaan in de geluidzone (rondom het gezoneerde terrein), maar niet op het geluidgezoneerde industrieterrein zelf. Een geluidgezoneerd industrieterrein is juridisch gezien alleen noodzakelijk voor aangewezen bedrijvigheid. In Winkelsteeg is dat alleen NXP. Toch is uitgegaan van een ruimer gezoneerd terrein: naast NXP, ook voor de bedrijven ten noorden van de St. Teunismolenweg. Dat is om de planologische situatie zoveel mogelijk te laten zoals deze nu is, omdat er bedrijfswoningen aanwezig zijn die anders deels beperkend zouden kunnen worden voor de bedrijven, en omdat het voor de geplande woningbouw ook niet nodig is om het geluidgezoneerd industrieterrein verder in te perken. Voor de bedrijven die binnen het geluidgezoneerd industrieterrein blijven liggen is de (geluid)systematiek niet veranderd. Voor de bedrijven die daar in de nieuwe situatie buiten vallen wel, maar die bedrijven worden daardoor niet beperkt in hun bedrijfsvoering.

Het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg' is op 12 juli 2023 vastgesteld. In paragraaf 6.3.2.2 is de geluiddezonering en de relatie tussen het voorliggend bestemmingsplan en het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg' kort toegelicht.

Hoofdstuk 3 Plangebied

3.1 Winkelsteeg Als Onderdeel Van Kanaalzone-zuid

Winkelsteeg is samen met Neerbosch-Oost en Hatert aan de oostzijde van het kanaal en aan de westzijde van het kanaal de wijken De Kamp, Zwanenveld, Lankforst, Malvert en de Weezenhof onderdeel van het zuidelijk deel van de kanaalzone, de Kanaalzone-Zuid. De kanaalzone is een centraal gelegen gebied in Nijmegen. Het Maas-Waalkanaal vormt in dit gebied een fysieke en daarmee ook sociaal-maatschappelijke barrière in de stad die geheeld kan worden. De gemeenteraad heeft op 1 juni 2021 het "Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid" vastgesteld, dat beoogt samenhang te brengen in de ontwikkelingen van de kanaalzone en als kader te dienen voor toekomstige ontwikkelingen en planvorming in het gebied. De belangrijkste ambitie voor Kanaalzone-Zuid is het verkleinen van de barrièrewerking van het kanaal en het geven van een impuls aan de omliggende wijken (zie ook paragraaf 5.4.3 voor het beleidskader).

3.2 Winkelsteeg; Een Gebied Dat In Stappen Wordt Ontwikkeld

Winkelsteeg bestaat momenteel voor een groot gedeelte uit een bedrijventerrein met een divers karakter door een combinatie van veel verschillende soorten bedrijven, maatschappelijke instellingen en voorzieningen. Op het bedrijventerrein zijn circa 250 bedrijven gevestigd met in totaal circa 8.500 arbeidsplaatsen (zie ook Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2035). Winkelsteeg heeft een oppervlakte van ongeveer 195 hectare en ligt centraal in Nijmegen. Grote delen van het gebied zijn nog onbebouwd. In het gebied zijn verschillende bedrijven actief, variërend in maat (van groot tot klein) en variërend in sector. Er zijn ook maatschappelijke- en dienstverlenende functies gevestigd, waaronder een tbs-kliniek, een begraafplaats en diverse zorginstellingen. Verder bevinden zich verschillende sportclubs in het gebied, waaronder een beachvolleybalvereniging, een kanovereniging en een voetbalclub.

In de ruimtelijke structuur van het gebied ten noorden van de Nieuwe Dukenburgseweg (Winkelsteeg Noord) laten zich enkele verschillende werk-milieus herkennen:

  • Noviotech Campus en het industriële complex van NXP zijn sterk gericht op Health & High Tech.
  • In de rest van het gebied is sprake van klassiek-gemengd werkmilieu met vooral kleine bedrijven. Sectoren binnen dit milieu zijn o.a. stadsdistributie, bouw, maakindustrie, autobedrijven, dienstverlening en zorg.

In en rondom Winkelsteeg is de nodige infrastructuur aanwezig: de Graafseweg en de S100- Neerbosscheweg vormen belangrijke ontsluitingswegen van Nijmegen. De Nieuwe Dukenburgseweg fungeert als belangrijke verbindingsweg tussen het stadsdeel Dukenburg met andere delen van de stad. Hierdoor is de auto dominant in het gebied aanwezig. Het langzaamverkeersnetwerk volgt de structuur van het netwerk voor autoverkeer en ligt voornamelijk langs de ontsluitingswegen. Ten westen van het gebied ligt het Maas-Waalkanaal wat wordt beheerd door Rijkswaterstaat.

3.3 Het Plangebied: Kanaalknoop Noord

Het voorliggend bestemmingsplan omvat één van de deelgebieden van Winkelsteeg die worden ontwikkeld. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan betreft de omgeving ten noorden van de Nieuwe Dukenburgseweg tussen het Maas-Waalkanaal en het terrein van NXP. De huidige situatie van het gebied is in deze paragraaf omschreven.

3.3.1 Infrastructuur

De Kanaalknoop wordt doorsneden door de weginfrastructuur van de Nieuwe Dukenburgseweg en splitst het gebied in een noordelijk en zuidelijk deel. De weg kent een profiel van twee maal twee rijstroken met een groene middenberm en fietspaden aan weerszijden. De weg vormt een belangrijke verbinding van stadsdeel Dukenburg met de stadsdelen aan de oostzijde van het Maas-Waalkanaal. De Nieuwe Dukenburgseweg sluit ter hoogte van het Neerbosplein aan op de S100, de ringweg van Nijmegen. Het bedrijventerrein links en rechts van de weg wordt ontsloten via een aantal kruispunten met of zonder verkeerslichten. Deze kruispunten worden ten behoeve van de ontwikkeling aangepast. Langs het kanaal kan verkeer de Nieuwe Dukenburgseweg ongelijkvloers kruisen.
Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de spoordijk van de spoorlijn Nijmegen-Oss. Het station Goffert ligt op enige afstand. Onder het spoorviaduct langs het kanaal bevindt zich via de Oostkanaaldijk een ontsluiting voor langzaam verkeer naar de wijk Neerbosch. De route biedt ook aansluiting op de snelfietsroute Nijmegen Wijchen die aan de noordzijde langs het spoor ligt.

3.3.2 Bedrijventerrein Winkelsteeg

Een groot deel van het bedrijventerrein 'Winkelsteeg' maakt deel uit van het plangebied. Op dit bedrijventerrein liggen onder andere de (deels voormalige) productiefaciliteiten en laboratoria van de chipfabriek van NXP Semiconductors Netherlands, de (deels voormalige) productiefaciliteiten van Lincoln Smitweld, de bedrijven op Noviotech Campus en andere bedrijven in het noordwesten van het bedrijventerrein. Het betreft grotendeels een geluidgezoneerd industrieterrein, dat is aangewezen voor de vestiging van zogeheten grote lawaaimakers. Bedrijven die veel (industrie)lawaai veroorzaken kunnen zich vestigen op het bedrijventerrein. De maximale geluidproductie van deze bedrijven ligt vast in de geluidzone die hoort bij het geluidgezoneerd industrieterrein.

Het bedrijventerrein heeft een rechtlijnige structuur, en kent bebouwing met een industrieel karakter. De indeling van dit deel van het bedrijventerrein bestaat uit een raster van wegen dat is opgevuld met gebouwen, parkeren en plaatselijk groen. In de noordwesthoek, tegen het spoortalud, staat een groot en markant gebouw: de chipfabriek. Dit gebouw, waarvan de vormgeving geïnspireerd was op een computerchip, is een herkenningspunt voor Winkelsteeg vanaf de Graafseweg en vanuit de naastgelegen wijk Neerbosch.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Gebiedsontwikkeling Winkelsteeg

4.1.1 Beleidsachtergrond

Vanuit landelijke, regionale en gemeentelijke beleidskaders is er aanleiding en noodzaak om de herontwikkeling van Winkelsteeg te realiseren. In het kort ligt de motivatie daarvan vast in het onderstaande beleid.

Nationale Omgevingsvisie - Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving:In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, staan de plannen van de Rijksoverheid op het gebied van ruimte en mobiliteit. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Met de herontwikkeling van Winkelsteeg draagt de gemeente Nijmegen bij aan de ambities van de NOVI.

De grote opgaven op het terrein van onder meer de volkshuisvesting, de transitie van het landelijk gebied en de opwek van duurzame energie, worden nu door verschillende ministeries uitgewerkt in nationale programma's. Voor zeven regio's met de hoogste verstedelijkingsdruk, waaronder de regio Arnhem Nijmegen Food Valley, hebben Rijk en regio samen verstedelijkingsstrategieën opgesteld. Het grootste deel van de nationale woningbouwopgave tot 2040 wordt gerealiseerd in deze zeven regio's. In deze regio's liggen ook de veertien grootschalige woningbouwlocaties. Nijmegen Kanaalzone, waaronder Winkelsteeg, is een van die veertien grootschalige woningbouwlocaties.

Omgevingsvisie Nijmegen en Ontwikkelvisie Winkelsteeg:Op 28 oktober 2020 heeft de raad de Nijmeegse Omgevingsvisie 2020-2040: Nijmegen Stad in Beweging vastgesteld. De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie is het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad. Daarbij ligt de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.

Als uitwerking van de Omgevingsvisie heeft het college op 1 juni 2021 het Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid en ook de Ontwikkelvisie Winkelsteeg vastgesteld. Op 24 november 2021 heeft de raad de kaders voor Winkelsteeg vastgesteld, te weten de planexploitatie, het ruimtelijk raamwerk, de ontwikkeldoelen en -principes (zoals opgenomen in de Ontwikkelvisie Winkelsteeg). Binnen deze kaders werkt het college aan de ontwikkeling van Winkelsteeg.

Het gebied Winkelsteeg kent drie hoofdopgaven:

  1. 1. Winkelsteeg draagt bij aan duurzame economische groei en toevoeging van werkgelegenheid. In het beoogde economische profiel voor Winkelsteeg komt meer nadruk te liggen op arbeidsintensieve bedrijvigheid.
  2. 2. Winkelsteeg draagt bij aan het realiseren van een divers(er) woonmilieu in Kanaalzone-Zuid. Bij woningdifferentiatie gaat het om een goede mix van een- en tweepersoonshuishoudens (voor starters, ouderen of andere kleine huishoudens) en gezinswoningen in zowel het goedkope, midden, als dure segment.
  3. 3. Winkelsteeg speelt een sleutelrol in het verbinden van de oostelijke en westelijke kanaaloever, het verkleint de psychologische afstand tussen de stadsdelen aan beide zijden. Er wordt vooral ingezet op betere verbindingen en prettigere routes voor voetgangers en fietsers.

4.1.2 Totaalprogramma Winkelsteeg

De ontwikkeling Winkelsteeg betreft het transformeren en intensiveren van het gebied van ongeveer 195 hectare, van een gebied dat hoofdzakelijk is bestemd voor (grootschalige) bedrijvigheid, naar een gemengd werk-woongebied met woningen, bedrijven en voorzieningen. Een deel van dit programma wordt ingevuld binnen de bestaande bestemming bedrijventerrein. Daarnaast betreft het ook gestapelde bouw.

Wonen: Door intensivering van het ruimtegebruik levert Winkelsteeg een forse bijdrage aan de Nijmeegse woningbouwopgave. Met een gedifferentieerd woningaanbod en gebruik makend van de unieke kwaliteiten van het gebied, zoals het kanaal en de aanwezige groenkwaliteit, wordt Winkelsteeg een plek waar het fijn wonen is. Hierbij wordt de focus gelegd op één- en tweepersoonshuishoudens, starters, lage en middeninkomens, studenten en ouderen en/of mensen met een hulpvraag. In Winkelsteeg zullen in totaal circa 6.500 woningen worden gerealiseerd.

Werken: Als bedrijventerrein is Winkelsteeg straks klaar voor de toekomst: vitaal en optimaal voortbouwend op het succes van Noviotech Campus en de overige bestaande bedrijvigheid, maximaal profiterend van de centrale ligging in de stad. Het bedrijventerrein krijgt een helder gedefinieerd profiel, maakt intensiever gebruik van de ruimte en biedt meer banen, waarmee ook een impuls wordt gegeven aan de omliggende wijken. De bedrijvigheid zal uit drie sporen bestaan. Het ene spoor is Smart Industry actief in High Tech Systems & Materials en Life Sciences & Health. Het andere spoor is Light Industry, gericht op kleinschalige maakindustrie, automotive en bouwnijverheid. Daarnaast wordt ingezet op Stadsdistributie.

Voorzieningen: Winkelsteeg biedt meer dan wonen en werken alleen. Nijmegen bouwt voort op het verleden van (maatschappelijke) voorzieningen in Winkelsteeg. Deze voorzieningen kunnen van betekenis zijn voor werknemers en bewoners van Winkelsteeg alsmede de omliggende buurten en dragen bij aan een meer inclusieve samenleving. Winkelsteeg is zo verbonden met zijn omgeving en verrijkt Nijmegen-West.

De voorzieningen moeten vooral aansluiten bij wat past bij het gebied, zowel kwantitatief als kwalitatief. Momenteel bevinden zich al sportaccommodaties in het gebied. Ook in de nieuwe situatie komen zullen er diverse sportaccommodaties terugkomen in het gebied. Er wordt onder andere een nieuw zwembad gerealiseerd ter vervanging van twee bestaande zwembaden in Dukenburg en West, in combinatie met het vervangen van de sporthal (Jan Massinkhal). Tot slot zijn in de omgeving van het gebied al diverse voorzieningen aanwezig, zoals een Albert Heijn XL en de voorzieningen in wijkcentrum Dukenburg, welke momenteel wordt herontwikkeld. Er vindt een uitwisseling plaats tussen de verzorgingsgebieden van voorzieningen in en om Winkelsteeg. De nieuwe bewoners van Winkelsteeg kunnen enerzijds gebruik maken van het aanbod in omliggende wijken. De bewoners van omliggende wijken kunnen anderzijds gebruik maken van het nieuwe aanbod aan voorzieningen in Winkelsteeg.

De voorzieningen die worden gerealiseerd binnen Winkelsteeg worden onderverdeeld in verschillende categorieën, uitgesplitst in consumentverzorgende dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en cultuur en ontspanning.

4.2 Deelgebied Kanaalknoop Noord

In deze paragraaf wordt het programma voor Kanaalknoop Noord omschreven. In de navolgende hoofdstukken wordt het programma getoetst aan het geldende beleidskader en onderbouwd aan de hand van (milieutechnische) onderzoeken. Kanaalknoop Noord wordt een gemengd werk-woonmilieu met een stedelijke dichtheid.

Het programma dat met het voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is weergegeven in de navolgende tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0004.png"

Programma Winkelsteeg Kanaalknoop Noord

4.2.1 Programma wonen

Kanaalknoop Noord wordt een werk-woonomgeving met een hoogstedelijk karakter. Er zullen verschillende woonvormen gerealiseerd worden, onder andere hoogbouwvormen (appartementen) en grondgebonden woningen.

Het woonprogramma focust zich in Kanaalknoop op het betaalbare segment: minimaal 30% wordt uitgevoerd als sociale huurwoning, minimaal 15% als middeldure huurwoning en minimaal 20% als sociale koopwoning type A. Het betreft woonvormen die zijn vastgelegd in de Verordening doelgroepen woningbouw Nijmegen, die op 12 juli 2023 door de gemeenteraad is vastgesteld.

NB. In het totaalprogramma voor de gebiedsontwikkeling Winkelsteeg wordt voorzien in de benodigde categorieën conform het Nijmeegs woningbouwbeleid. In paragraaf 5.4.5 is het plan getoetst aan de geldende gemeentelijke beleidskaders voor woningbouw.

4.2.2 Programma bedrijvigheid

Het programma bedrijven betreft 57.600 m2 bvo. Er wordt (lichte) bedrijvigheid toegestaan, die in het kader van functiemenging mogelijk is binnen de werk-woonomgeving. Daarnaast blijft het voormalige Ashendene terrein beschikbaar voor de realisatie van grootschalige bedrijvigheid. Toelichting op de systematiek van functiemenging volgt in paragraaf 6.2.2.

4.2.3 Programma voorzieningen

In Kanaalknoop Noord worden diverse voorzieningen ontwikkeld. In de tabel in paragraaf 4.2 wordt het totaalprogramma voor het voorliggend bestemmingsplan weergegeven, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen consumentverzorgende dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning en sport. De beoogde detailhandel en horeca maken deel uit van de consumentverzorgende dienstverlening. In deze paragraaf zijn de verschillende categorieën aan voorzieningen nader toegelicht.

Het programma aan voorzieningen bestaat uit 15.150 m2 aan consumentverzorgende dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en cultuur & ontspanning.

Consumentverzorgende dienstverlening

Consumentverzorgende dienstverlening is gedefinieerd als het bedrijfsmatig leveren van goederen en/of diensten rechtstreeks aan de consument. Detailhandel en horeca maken onderdeel uit van deze categorie.

Detailhandel

Binnen een gedeelte van het plangebied kan consumentverzorgende dienstverlening worden gerealiseerd in de vorm van detailhandel. Het gaat om maximaal 3.250 m2 bedrijfsvloeroppervlakte aan detailhandel binnen het gebied dat is aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2'.

Horeca

Binnen consumentverzorgende dienstverlening mag maximaal 1.500 m2 worden gerealiseerd in de vorm van horeca.

De gemeente maakt onderscheid tussen horecacategorieën A, B en C. Horecavoorzieningen in de horecacategorieën A en B worden voorstelbaar geacht in dit plangebied. Voor de horeca in het gebied is vooral draagvlak voor een ontmoetingsfunctie, met de mogelijkheid om comfortabel te (net)werken. De recreatieve horeca, nachthoreca en uitgaanshoreca is te vinden in de binnenstad van Nijmegen. Horeca is een belangrijke factor in de aantrekkelijkheid van een werk-woongebied met aanvullende voorzieningen voor sport en ontspanning. Kortom, het is een plek voor wonen, werken, ontmoeten en ontspannen. Dit vraagt om een mix van horecavoorzieningen zoals (werk)cafés, koffiebars, eetcafés, lunchgelegenheden en restaurants.

Maatschappelijke voorzieningen

In Kanaalknoop Noord worden maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd, die een groter verzorgingsgebied hebben. Er komt er ruimte voor maatschappelijke voorzieningen die een wijkgerichte functie hebben. Deze voorzieningen dragen bij aan een diverse, leefbare buurt. Het gaat bijvoorbeeld om voorzieningen zoals paramedische zorg en een wijkontmoetingspunt.

Cultuur en ontspanning

Om een levendige stedelijke omgeving te creëren worden ook voorzieningen gerealiseerd in de vorm van cultuur en ontspanning. In het kader van de voorgenomen stedelijke ontwikkeling worden in ieder geval een open atelier, een creativiteitscentrum, een dansschool, een museum, een muziekschool en een theater ingedeeld in deze categorie.

Sport

In Kanaalknoop Noord worden diverse sportvoorzieningen gerealiseerd. Er komt ruimte voor sportvelden aan de Sint Teunismolenweg. Daarnaast worden in de groene openbare ruimte sportvoorzieningen gerealiseerd, waaronder een urban sports cluster. Urban sports zijn sporten die van oorsprong vooral worden beoefend door jongeren, veelal plaatsvinden in de stedelijke openbare ruimte, zijn ingebed in de 'urban culture' en hierdoor creatieve en/of artistieke elementen bevatten die worden getoond op straat. Hierbij valt te denken aan onder andere skateboarden, BMX, freerunning, straatvoetbal, breakdance en 3x3 basketbal. In het voorliggend plan wordt een locatie aangewezen.

4.3 Stedenbouwkundige Verkenningen

Voor de gebiedsontwikkeling van Winkelsteeg zijn stedenbouwkundige verkenningen gemaakt. Dit om te kunnen bepalen of de toekomstplannen voor werken en wonen uit de Ontwikkelvisie Winkelsteeg passen in het gebied. In de Ontwikkelvisie Winkelsteeg is aangegeven waar ruimte is voor diverse vormen van werken, (hoogstedelijk) wonen, mobiliteit, bewegen, sport, groen en klimaatadaptieve maatregelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ontwikkeling op herkenbare plekken in het gebied, zoals de Stationsomgeving Goffert en Park Winkelsteeg. Maar ook een passend verkeersnetwerk, met voldoende ruimte voor vrachtverkeer en voor veilig langzaam verkeer. De toepassing van groen door het hele gebied ten behoeve van de biodiversiteit en leefkwaliteit. En ruimte voor water om de ecologische kwaliteit te waarborgen en wateroverlast tegen te gaan. Ook is er aandacht voor sport en beweging. Al deze facetten zijn opgenomen als kaders voor de gebiedsontwikkeling Winkelsteeg.

De stedenbouwkundige verkenning is nog niet het daadwerkelijke plan dat wordt uitgevoerd, maar het geeft wel een reëel beeld van wat er mogelijk is. De kaders uit de Omgevingsvisie en de bovengenoemde kaders uit de Ontwikkelvisie Winkelsteeg zijn vertaald naar een ruimtelijk ontwerp waar tot nieuwe inzichten is gekomen zonder de ontwikkelprincipes te veranderen. Deze stedenbouwkundige verkenning dienen als ondergrond voor de vastgelegde bestemmingen in dit bestemmingplan. Op de volgende afbeelding is de stedenbouwkundige verkenning weergegeven in een vlekkenplan met bouwvelden, groenstructuren en mobiliteitsassen.

Voor de plangebieden Kanaalknoop Noord en Zuid is één beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan geeft richting en laat met referentiebeelden en principes zien hoe het gebied eruit moet komen te zien. Het beeldkwaliteitsplan richt zich vooral op de buitenruimte van het gebied.

De ruimtelijk relevante aspecten uit het beeldkwaliteitsplan zijn in het bestemmingsplan verwerkt, de overige aspecten uit het beeldkwaliteitsplan vormen het toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit (welstand).

Voor de totale ontwikkeling van de gebiedsontwikkeling Kanaalzone Zuid en Winkelsteeg is een RKT (Ruimtelijk Kwaliteits Team) opgericht. Zij begeleiden, toetsen en beoordelen in samenwerking met de ambtelijke stedenbouwkundigen de komende jaren alle plannen die in het gebied gerealiseerd gaan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0005.png"

Stedenbouwkundige weergave van in te delen bouwvlekken, groenstructuren en mobiliteitsassen.

De Kanaalknoop is een ontwikkeling die gebieden met diverse functies als wonen en werken en sferen met elkaar verbindt. Dit bestemmingsplan bestrijkt het gebied ten noorden van de Nieuwe Dukenburgseweg, de Kanaalknoop Noord. Dit gebied kent randen van verschillende orde waarop aangesloten moet worden; het kanaal, Nieuwe Dukenburgseweg, NXP en de Noviotech Campus. Het belangrijkste uitgangspunt voor de stedenbouwkundige verkenning is de ruimtelijke scheiding tussen bedrijfs- en werkfuncties in combinatie met een gedifferentieerd woonprogramma. Een groenstructuur scheidt de bedrijfsgebieden van de gemengde woonwerkgebieden. Het autovrij maken van de Oostkanaaldijk is een belangrijk onderdeel voor het veilig doorstromen van voetgangers en fietsverkeer. Een nieuwe onderdoorgang onder de Nieuwe Dukenburgseweg ter hoogte van de huidige Gemeentewerf moet zorgen dat langzaam verkeer ongehinderd de drukke weg kan kruisen.

Het gemengde woonwerkgebied van de Kanaalknoop kent een karakter van bouwblokken die aan groenverbindingen, autoluwe straten of pleinen gesitueerd zijn. De blokken bestaan uit zowel grondgebonden woningen als appartementen en zijn veelzijdig georiënteerd waardoor er binnen het plan Kanaalzone Noord een veelzijdigheid aan plekken ontstaat. Er is voldoende ruimte voor zowel bedrijvigheid als wonen. Langs de Nieuwe Dukenburgseweg is bijvoorbeeld ruimte voor gebouwen voor woon- en werkdoeleinden. Om het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer aan te moedigen wordt voor deze vormen van vervoer extra infrastructuur aangelegd en staat de auto op afstand in gebouwde parkeervoorzieningen. Tussen de bouwblokken en langs de groene zones komen mogelijkheden voor sport, spel, bewegen en ontmoeten. Ook kunnen in deze groene zones flora en fauna opbloeien. Dit zorgt voor een betere biodiversiteit in het gebied en meer groen in de omgeving van wonen. Met het inrichten van de bouwblokken en de tussenliggende structuren houden we rekening met klimaatadaptatie. Bijvoorbeeld door te zorgen dat water zo lang mogelijk in de bodem vastgehouden wordt en hittestress zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het plan wordt verbonden door een hoofdgroenstructuur die het wonen scheidt van de bedrijfskavels en de woonwerkgebieden verbind met een onderdoorgang onder de Nieuwe Dukenburgseweg. Deze hoofdgroenstructuur heeft op de schaal van Winkelsteeg een dragende functie voor het verbinden van biodiversiteit, water en bewegen.

In het noordoosten van het plangebied is ook ruimte voor sportvelden. In de ruimtelijke verkenningen zijn de sportvelden gesitueerd op zowel daken als op het maaiveld. De relatie met de hoofdgroenstructuur bied hier de kans om deze plek te ontwikkelen tot urban-sports cluster met sportvelden, voorzieningen voor ontmoeting en sport in een groene (stedelijke) openbare ruimte. Het koppelen van bedrijfs- en sportfuncties op één locatie zorgt voor efficiënt grondgebruik.

4.4 Ruimtelijke Indeling Van Het Programma - Waar Komt Wat?

4.4.1 Ontwikkelingen langs de noordzijde van de Nieuwe Dukenburgseweg

Vanaf de Gerstweg tot aan het kanaal zal aan de noordzijde van de Nieuwe Dukenburgseweg een gemengd milieu ontstaan. In de strook langs de Nieuwe Dukenburgseweg is ruimte voor detailhandel (ter plaatse van de bestaande parkeerplaats), commerciële en maatschappelijke dienstverlening allen gecombineerd met woningen. Ruimtelijk zullen hier bouwblokken gesitueerd worden die bestaan uit appartementen. Deze bouwblokken zullen de Nieuwe Dukenburgseweg een herkenbare wand geven. Hoogtes variëren hier van maximaal 30 tot maximaal 110 meter. De concentratie van hoogbouw zal voornamelijk ter hoogte van de Dukenburgsebrug plaatsvinden.

4.4.2 Ontwikkelingen langs het kanaal

Langs de Oostkanaaldijk blijft de huidige groen- en bomenstructuur gehandhaafd, de weg zelf word autovrij en het te ontwikkelen gebied is autoluw. Er is ruimte voor los staande torens én bouwblokken met verschillende bouwhoogtes met een maximale bouwhoogte van 45meter en er is ruimte voor een accent van 60m. De gebouwen moeten geen wand langs het kanaal vormen maar juist zorgen dat er goede verbindingen ontstaan is tussen het kanaal en het binnen gebied van de Kanaalknoop Noord.

4.4.3 Binnengebied Kanaalknoop Noord

Het binnengebied van de Kanaalknoop Noord bestaat uit een autoluwe zone waar de voetganger overheerst. De bouwblokken vormen hier voornamelijk ruimtes en zo min mogelijk straten. Woonblokken staan in een zo groen mogelijke omgeving, een grootdeel grenst aan de groene hoofdstructuur van de Kanaalknoop. De bouwblokken bestaan hier uit zowel een grondgebonden als appartementen programma. De bouwhoogtes hier variëren tot maximaal 30 meter. Aan de noordzijde wordt een accent van maximaal 35m toegestaan.

4.4.4 Bedrijvigheid langs de Sint Teunismolenweg

Langs de Sint Teunismolenweg blijft het huidige bedrijventerrein bestaan. Een gedeelte van het bestaande bedrijventerrein wordt partieel herzien. Daarmee blijft onder andere aan de zuidzijde van Plaza Foods nog ruimte voor bedrijvigheid. De maximaal toegestane bouwhoogte hier is 25 meter. Er worden twee accenten toegevoegd met een maximum bouwhoogte van 30 meter. Dit bedrijfsgebonden werkmilieu grenst aan de groenhoofdstructuur die de buffer is tussen het werk en het gemengde werk-woon milieu.

In de oksel van de Sint Teunismolenweg en de Gerstweg blijft ook ruimte voor bedrijfsmatige ontwikkelingen. Op deze locatie wordt de bedrijvigheid gecombineerd met 3 sportvelden, die op het dak van een bedrijf of een parkeervoorziening gesitueerd zullen worden. De maximale bouwhoogte bedraagt hier 20 meter. Daarbovenop is het realiseren van sportvoorzieningen met bijbehorende gebouwen en bouwwerken mogelijk.

4.5 Verkeerskundige Aanpassingen

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling worden infrastructurele aanpassingen verricht aan de hoofdwegenstructuur van Nijmegen. Het gaat om aanpassingen van de Graafseweg, het Nelson Mandelaplein en de Neerbosscheweg (S100). Deze aanpassingen zijn geregeld in het bestemmingsplan “Nijmegen Winkelsteeg - Stationsomgeving Goffert”. Voor de ontwikkelingen rond Kanaalknoop zijn ook aanpassingen rondom de Nieuwe Dukenburgseweg noodzakelijk. De aanpassingen zorgen voor extra ruimte om de beoogde ontwikkelingen in Kanaalknoop mogelijk te maken.

4.5.1 Aanpassing Nieuwe Dukenburgseweg

De hoofdbaan van de Nieuwe Dukenburgseweg blijft ongewijzigd. Het aantal aansluitingen op deze weg wordt verminderd. Zo komt de ongeregelde koppeling van Nieuwe Dukenburgseweg met de Oostkanaaldijk te vervallen. Ook de geregelde aansluiting van de Gerstweg komt niet terug in de toekomstige situatie. Verkeer van deze aansluitingen zal in de toekomst gebruik maken van de geregelde aansluiting bij de Boekweitweg. Door de grotere afstand tussen de geregelde kruispunten stroomt verkeer beter door en komt ruimte vrij nodig voor het extra verkeer van de gebiedsontwikkeling.

De ontsluiting van de woningen, bedrijven en voorzieningen die worden gerealiseerd ten noorden van de Nieuwe Dukenburgseweg worden ontsloten via de Boekweitweg, de locatie ten zuiden via de tegenoverliggende tak op het kruispunt. De onderdoorgang op de Oostkanaaldijk is met de ontwikkeling van de gebieden alleen nog voor langzaamverkeer in gebruik. Voor dit verkeer komt ook een onderdoorgang onder de Nieuwe Dukenburgseweg ter hoogte van de groenstructuur.

Deze aanpassing leidt tot een goede onderlinge verbinding van de woningen aan weerszijden van de Nieuwe Dukenburgseweg. De exclusiviteit voor langzaamverkeer maakt dat er minder auto's door het gebied rijden.

4.5.2 OV

In de huidige situatie liggen de bushaltes tussen Tarweweg en Boekweitweg. In de toekomstige situatie worden de bushaltes tussen Kanaal en Boekweitweg gesitueerd zodat ze centraler in de woningbouwontwikkeling terecht komen en de toegang geregeld kan worden in combinatie met de onderdoorgang voor langzaamverkeer. Deze locatie is op de kaart aangeduid met 'specifieke vorm van groen - onderdoorgang'.

4.5.3 Doorgaande fietsverbindingen

Nijmegen is een fietsstad bij uitstek. De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan de fiets. Er zijn verschillende regionale en lokale (snelle) fietsroutes aangelegd en het aantal stallingen in de binnenstad is uitgebreid. Het plangebied wordt doorkruist door meerdere doorgaande fietsverbindingen. In paragraaf 6.12 is een kaart opgenomen van Nijmegen met de doorgaande fietsverbindingen.

De infrastructurele aanpassingen aan de hoofdwegenstructuur van de stad worden zodanig ontworpen dat het eenvoudiger wordt om met de fiets van, naar en door de Kanaalknoop te fietsen. Doorgaande wegen voor gemotoriseerd verkeer worden zo ingericht dat het fietsverkeer op meerdere plaatsen ongelijkvloers kan kruisen. Daarbij wordt bij voorkeur gekozen voor een inrichting waarbij de fietser op het maaiveld kan blijven fietsen. Daardoor wordt een aangename omgeving gecreëerd voor de fietser.

4.6 Aanpassen Planologisch-milieukundige Mogelijkheden (Partiële Herziening)

Om de ontwikkeling (onder andere woningbouw) in Kanaalknoop Noord mogelijk te maken is het nodig om deels de planologische milieukundige mogelijkheden van de gronden in de omgeving aan te passen. Het betreft onder andere de verlaging van planologische milieucategorieën.

Milieucategorieën worden vastgelegd in een bestemmingsplan (categorieën 1 t/m 6). In het geldende bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017' is vastgelegd dat ten noorden van de Nieuwe Dukenburgseweg bedrijven kunnen worden gevestigd t/m milieucategorie 4.2, voor zover deze bedrijven zijn genoemd in de bij het betreffende bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Als in een bestemmingsplan ter plaatse van een perceel de vestiging van een categorie 4.2-bedrijf planologisch mogelijk is gemaakt, betekent dat niet dat alle typen bedrijven in die categorie zich daar ook daadwerkelijk kunnen vestigen. De huidige naastgelegen (milieu)gevoelige functies (o.a. woningen en maatschappelijke functies) kunnen de mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten beperken in het milieuspoor. Dat is in de bestaande situatie het geval.

Mogelijke belemmerende factoren: de maximale geluidruimte (in verband met het geluidgezoneerde industrieterrein) waardoor bedrijven elkaar ook beperken, de bedrijfswoningen van derden (met uitzondering van het aspect geluid op een geluidgezoneerd industrieterrein), de huidige naastgelegen (milieu)gevoelige functies (onder andere woningen en maatschappelijke functies), regelgeving Wnb (stikstof), regelgeving Activiteitenbesluit, regelgeving Best Beschikbare Technieken BBT, regelgeving externe veiligheid.

Ondanks dat in Winkelsteeg-Noord planologisch maximaal milieucategorie 4.2 is toegestaan, hebben verreweg de meeste huidige bedrijven een lagere milieucategorie.

Bij functiescheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies kan worden uitgegaan van richtafstanden, die zijn opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Een bedrijf kan een richtafstand hebben in het kader van onder andere geluid, geur of gevaar. Op basis van de grootste richtafstand wordt de milieucategorie bepaald.

Bij het bepalen van de richtafstand wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woonwijken of een gemengd gebied. Een rustige woonwijk is een gebied waar bedrijfsmatige functies en infrastructuur grotendeels ontbreken. Gebieden met veel verschillende functies en gebieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen worden tot het omgevingstype gemengd gebied gerekend. Kanaalknoop Noord kan worden gekenmerkt als een gemengd gebied met veel bedrijvigheid en nabij hoofdinfrastructuur. Aangezien sprake is van veel activiteiten binnen een relatief klein gebied, kunnen de richtafstanden die horen bij het omgevingstype rustige woonwijk in de voorliggende situatie met één afstandsmaat worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

In het voorliggend bestemmingsplan wordt daarom uitgegaan van de richtafstanden voor een gemengd gebied. In de onderstaande tabel zijn de richtafstanden weergegeven:

Milieucategorie Richtafstand tot gemengd gebied (m)
1 0
2 10
3.1 30
3.2 50
4.1 100
4.2 200
5.1 300
5.2 500
5.3 700
6 1.000

In voorliggend bestemmingsplan worden de planologische milieucategorieën gewijzigd van de gronden waarop de volgende bedrijven in Winkelsteeg Noord gevestigd zijn:

Bedrijf Planologisch huidig Planologisch nieuw
Plaza Foods 4.2 4.1
Werkbedrijf Rijk van Nijmegen 4.2 2
Noordelijk deel van Kanaalknoop Noord 4.2 2 + geen Bevi-bedrijven + geen buitenopslag + geen geurveroorzakende bedrijven
Antargaz 4.2 4.2 + geen Bevi-bedrijven

Op de navolgende kaart zijn de nieuwe planologische milieucategorieën weergegeven na de partiële herziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0006.png"

Nieuwe planologische milieucategorieën na partiële herziening

Bestaande bedrijvigheid in relatie tot de nieuwe planologische regeling:

  • Plaza Foods: Plaza Foods krijgt een specifieke bestemmingsregeling, waarbinnen de activiteiten van Plaza Foods passen. Daarnaast wordt maximale milieucategorie 4.1 opgenomen voor overige bedrijfsactiviteiten die op deze gronden kunnen worden ontplooid.
  • Werkbedrijf Rijk van Nijmegen: De bedrijfsvoering van het Werkbedrijf valt onder milieucategorie 2 en die categorie is in het bestemmingsplan opgenomen.
  • Direct ten zuiden van Plaza Foods: Voor dit gedeelte is categorie 2 in het bestemmingsplan opgenomen. Aanvullend is opgenomen dat buitenopslag en geurveroorzakende bedrijven niet zijn toegestaan, om mogelijke hinder tussen dit deel en de ontwikkeling van de woonwerkgebieden op Kanaalknoop Noord zoveel mogelijk te voorkomen. Een gedeelte van deze gronden wordt ingezet ten behoeve van de overige ontwikkeling van Kanaalknoop Noord, voor bijvoorbeeld parkeergarages.
  • Antargaz: De gronden van Antargaz worden zodanig bestemd dat de bestaande bedrijfsvoering van het bedrijf in opslag van gevaarlijke stoffen niet kan worden voortgezet. Dit geldt voor zowel de locatie aan de Sint Teunismolenweg als de Roggeweg. De planologische afweging die hieraan ten grondslag ligt, is weergegeven in paragraaf 6.6.1.3. In deze paragraaf wordt een afweging gemaakt tussen de realisatie van woningen in Kanaalknoop Noord en het bedrijfsbelang van Antargaz en de veiligheid van inwoners in relatie tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. De partiële herziening voor deze gronden bestaat uit het uitsluiten van het gebruik van de gronden door bestaande Bevi-bedrijven (aanvullend op de huidige regeling, waarin nieuwe Bevi-bedrijven reeds zijn uitgesloten). De gronden blijven in de beoogde situatie bestemd voor bedrijven tot en met categorie 4.2.

De planologische milieucategorieën worden partieel herzien. Ook in de nieuwe situatie passen de planologische milieucategorieën nog steeds bij de feitelijke categorieën van de bedrijven in kwestie, waardoor deze niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. En zij nog steeds uitbreidingsmogelijkheden hebben (mits de overige (bestemmingsplan)eisen dat uiteraard toelaten, zoals bouwhoogtes en bouwvlakken).

Hoofdstuk 5 Beleidskader

5.1 Rijksbeleid En -Wetgeving

5.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Deze visie is door het Rijk vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie van het Rijk op het gebied van ruimte en mobiliteit in beeld gebracht. Op de geformuleerde 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven wil het Rijk (net als nu) sturen een richting geven. De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn vertaald in vier integrale prioriteiten:

  1. 1. ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. duurzaam economisch groeipotentieel bevorderen;
  3. 3. zorgen voor sterke en gezonde steden en regio's;
  4. 4. stimuleren van een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw.

Centraal in de te maken afwegingen tussen belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Bij het maken van beleidskeuzes dient uit te worden gegaan van een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving. Een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving houdt in dat ontwikkeling van de leefomgeving samen gaat met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. Veiligheid, gezondheid en duurzaamheid zijn basale randvoorwaarden voor alle maatschappelijke activiteiten zoals bedrijfsmatige activiteiten, de energietransitie en de woningbouw.

De grote opgaven op het terrein van onder meer de volkshuisvesting, de transitie van het landelijk gebied en de opwekking van duurzame energie, worden door verschillende ministeries uitgewerkt in nationale programma's. Voor zeven regio's met de hoogste verstedelijkingsdruk, waaronder de regio 'Arnhem Nijmegen Food Valley', hebben Rijk en regio samen verstedelijkingsstrategieën opgesteld, zie ook 5.3.2. Het grootste deel van de nationale woningbouwopgave tot 2040 wordt gerealiseerd in deze zeven regio's.

Woondeal 2.0 Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen

De gemeenten binnen de Groene Metropoolregio, (Arnhem, Berg en Dal, Beuningen, Doesburg, Druten, Duiven, Heumen, Lingewaard, Montferland, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen en Zevenaar), Provincie Gelderland en het Rijk - via de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening - werken samen aan de woningmarktopgaven in de Groene Metropoolregio.

In 2020 zijn gemeenten binnen de Groene Metropoolregio, provincie Gelderland en Rijk een langjarig partnerschap aangegaan voor een beter werkende woningmarkt. Aanleiding was de constatering dat de regio in de top 3 van regio's met het hoogste woningtekort stond, de woonopgaven bovengemiddeld zijn en de uitvoering onder druk staat. Het regionale woningbehoefteonderzoek herbevestigt dat de woonopgave het lokale niveau overstijgt; versterkte samenwerking tussen regio(gemeenten), Provincie en Rijk is nodig ten behoeve van een passende bijdrage van iedere gemeente aan deze opgave. Landelijk is sindsdien de opgave steeds manifester geworden. Nationaal wordt daarom ingezet op de bouw van 900.000 woningen tot en met 2030, met als streven dat hiervan minimaal 2/3 deel betaalbaar is. In vervolg op deze nationale ambitie zijn bestuurlijke afspraken gemaakt tussen het Rijk en de provincie Gelderland over de realisatie van 100.000 woningen tot en met 2030. Dit krijgt nadere invulling via deze woondeal.

Het partnerschap is vastgelegd in de woondeal uit 2020. Marktpartijen en woningcorporaties hebben hun ondersteuning hierbij uitgesproken

In Nijmegen zijn er in het kader van de 'Nationale Omgevingsvisie Extra (NOVEX)' twee grootschalige woningbouwlocaties aangewezen: Nijmegen Stationsgebied en Nijmegen Kanaalzone. In de woondeal uit 2020 staat een omschrijving van de gebieden en de opgaven. Nijmegen Kanaalzone betreft meerdere bestaande wijken en bedrijfsterreinen langs het Maas- Waalkanaal, waarbij de grootste transformaties in Winkelsteeg en Dukenburg plaatsvinden. Vanuit het Mobiliteitsfonds is tijdens het bestuurlijk overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) Oost 2022 een reservering gedaan voor een taakstellende bijdrage voor mobiliteitsmaatregelen.

5.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de bijbehorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn rijksregels opgenomen ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Deze zijn van belang voor de inhoud van bestemmingsplannen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Het betreft de volgende onderdelen:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Electriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Binnen het Barro en de bijbehorende Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Rarro) zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot defensieradars. Om zeker te stellen dat deze radars een goed beeld van het luchtruim behouden en dat dit beeld niet in onaanvaardbare mate wordt verstoord door hoge objecten zijn bouwhoogte beperkingen vastgelegd, die gelden binnen de aangewezen radarverstoringsgebieden.

De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming

Zodra de Omgevingswet in werking treedt, vervalt het Barro. De regels van het Barro zullen dan worden vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving.

5.1.3 Besluit ruimtelijke ordening - Ladder voor verstedelijking

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Daartoe is een artikellid ingevoegd op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen dienen te motiveren. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Per 1 juli 2017 is de Ladder voor duurzame verstedelijking gewijzigd, met als doel deze te vereenvoudigen en de onderzoekslasten te beperken. Voorbeeld hiervan is de mogelijkheid om bij uitwerkings- en wijzigingsplannen de laddertoets pas uit te voeren bij de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan. Voortaan geldt een onderbouwing op basis van “behoefte” (in plaats van 'actuele regionale behoefte'). Dit houdt in dat de reikwijdte van de stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt, leidend is voor het ruimtelijk verzorgingsgebied waarbinnen de Laddertoets moet worden gedaan . Ook is dit leidend voor het al dan niet plegen van regionale afstemming. Zowel bij een ontwikkeling binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied blijft het van belang de behoefte te onderbouwen. De derde trede van de eerdere Ladder onderbouwing (de eis dat gemotiveerd moet worden in hoeverre ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied passend zijn of worden ontsloten) is geschrapt.

De nieuwe ladder luidt als volgt (artikel 3.1.6 lid 2 Bro): "De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied."

5.1.4 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is overeenkomstig het rijksbeleid, omdat met de herontwikkeling van Winkelsteeg de gemeente Nijmegen bijdraagt aan de ambities van de NOVI. Een van de opgaves in de NOVI is om aansluitend op de woonbehoefte (met name in en bij de stedelijke regio's) woningen toe te voegen aan de woningvoorraad. Nijmegen Kanaalzone, waaronder Winkelsteeg-Noord, vormt een van de veertien grootschalige woningbouwlocaties, die hiertoe zijn aangewezen in het kader van de NOVI.

Het plangebied valt weliswaar binnen het (75 km) radarverstoringsgebied van de radarinstallatie van Herwijnen. Het plangebied ligt echter niet binnen de kern van het radarverstoringsgebied, maar binnen de daaromheen liggende ring. In die ring gelden uitsluitend bouwhoogtebeperkingen voor windmolens. Omdat in voorliggend bestemmingsplan geen windmolens met een dergelijke hoogte mogelijk worden gemaakt, is het bestemmingsplan verder in overeenstemming met het bepaalde hierover in het Barro en Rarro. Met voorliggend bestemmingsplan komen ook geen andere nationale belangen in het geding.

De in voorliggende bestemmingsplan voorziene ontwikkeling betreft een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro hierop van toepassing is. Voor de beoogde ontwikkeling van het plangebied is een Ladderonderbouwing opgesteld, opgenomen in Bijlage 4 van de toelichting.

De woondruk in de gemeente Nijmegen en omliggende regio is groot. De komende jaren groeit de bevolking en is een toename van de woningvoorraad nodig om in de woningbehoefte te voorzien. De bestaande harde plancapaciteit is onvoldoende om in de behoefte te voorzien. Dit betekent dat er behoefte is aan het toevoegen van woningbouw en het 'hard' maken van zachte plannen. Het voorziet daarmee in een kwantitatieve behoefte. Het totale woonprogramma voorziet tevens in kwalitatieve zin in een behoefte.

Het beoogde werkprogramma sluit eveneens aan bij de behoefte.

5.2 Provinciaal Beleid

5.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Gelderland

In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (vastgesteld 19 december 2018, in werking getreden 1 maart 2019) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. De doelstelling van de "Omgevingsvisie Gaaf Gelderland" is een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Hierbij ligt de focus op duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie. De Omgevingsvisie omschrijft de doelstelling als volgt:

  • Gezond: een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, en de bescherming van onze flora en fauna.
  • Veilig: voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En aandacht voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
  • Schoon: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
  • Welvarend: een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen.

Duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie worden in onderlinge samenhang bekeken. Dit resulteert in ambities op het gebied van de energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Deze ambities zijn gerelateerd aan de kerntaken van de provincie. Elke ambitie kent zijn eigen doelstellingen en aanpak.

Voor de uitvoering hanteert de provincie vier 'doe-principes':

  • doen: de provincie kijkt breed met focus en zoekt actief ruimte;
  • laten: de provincie stimuleert niets buiten haar visie;
  • zelf: de provincie neemt zelf verantwoordelijkheid en geeft het goede voorbeeld;
  • samen: de provincie werkt samen met partners en stimuleert innovatie en kennisdeling.

Bij het ruimtelijke beleid is het provinciaal belang het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit, het vergroten van klimaatbestendigheid en behoud van natuur- en landschappelijke kwaliteit. De kwantitatieve regionale opgave bij wonen en werklocaties is eveneens van provinciaal belang. Hiervoor zijn er provinciale kaders voor het terugdringen van leegstand en overcapaciteit in gemeentelijke plannen. De uitwerking van de Omgevingsvisie vindt plaats in sectorale of regionale programma's, waaronder de Regionale Energiestrategieën, Programma Mobiliteit, en Regionale Woonagenda's.

De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat kan anticiperen op ontwikkelingen Een goede balans tussen vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieën en specifieke doelgroepen staat voorop. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen en een mooie natuur zijn hierbij ook van belang. Er wordt hierbij gestreefd naar een efficiënte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag.

Daarnaast wordt gewerkt aan een gevarieerd aanbod aan goed ontsloten, kwalitatief hoogwaardige, duurzame werklocaties. Het concentreren van economische activiteiten en omvormen van bestaande en leegstaande bedrijvenlocaties heeft daarbij de voorkeur.

5.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De doelstellingen uit de Omgevingsvisie zijn juridisch vertaald in de Omgevingsverordening Gelderland (vastgesteld 24 september 2014), inclusief een 8-tal herzieningen (geconsolideerde versie , februari 2022). De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening heeft de status van een Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening.

Op het plangebied zijn geen specifieke regelingen uit de Omgevingsverordening van toepassing, behalve dat voor de beleidsvelden wonen, werklocaties, bedrijventerreinen en detailhandel geldt dat ontwikkelingen passend moeten zijn binnen regionaal afgestemde programma's.

Belangrijke provinciale doelstellingen van de regionale woonagenda's betreffen:

  • het energieneutraal en klimaatbestendig maken van nieuwe en bestaande woningen;
  • het bouwen van betaalbare, toekomstbestendige en duurzame woningen met aandacht voor flexibel programmeren en flexibele woonvormen.

Als een ontwikkeling niet past binnen de geldende regionale woon-agenda, kan een bestemmingsplan toch mogelijk worden gemaakt onder de volgende voorwaarden:

  1. a. Er wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
  2. b. De ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid.
  3. c. Er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling.
  4. d. Gedeputeerde Staten stemmen in met de ontwikkeling.

Randvoorwaarden voor nieuwe werklocaties betreffen onder meer:

  • Bedrijven die gemengd kunnen worden met andere functies, kunnen een plek krijgen in stedelijke gebieden met gemengde milieus buiten bedrijventerreinen of op bedrijventerreinen waar dit passend is (denk aan binnensteden, gemengde werklocaties);
  • Een bedrijf moet qua aard en schaal passen bij de omgevingskwaliteiten van de locatie;
  • Een integrale afweging bij de locatiekeuze is noodzakelijk.

5.2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met dit beleid omdat de voorgenomen programmering van het plangebied voorziet in een aantoonbare behoefte, die passend is binnen regionaal afgestemde programma's.

Met het voornemen wordt binnen bestaand stedelijk gebied tegemoet gekomen aan de grote woonbehoefte in de regio. De woningen die ontwikkeld zullen worden geven voor een groot deel antwoord op de kwantitatieve en kwalitatieve vraag. Het grootste deel van het programma bestaat uit appartementen, waarvan iets meer dan de helft bestaat uit betaalbare huur of koop. Door de herontwikkeling van het gebied wordt de ruimtelijke kwaliteit vergroot en kan worden bijgedragen aan de ambities op het gebied van duurzaamheid en klimaatbestendigheid.

5.3 Regionaal Beleid

Sinds 1 juli 2015 bestaat de Stadsregio Arnhem-Nijmegen niet meer als officiële bestuurslaag. Hierdoor is er geen instantie meer direct verantwoordelijk voor het regionale beleid op het gebied van mobiliteit, ruimte, wonen en werken. Voor de beleidsvelden wonen, detailhandel en bedrijventerreinen geldt dat provincie Gelderland in haar omgevingsvisie en omgevingsverordening nog wel verwijst naar de regionale afspraken. Voor deze beleidsvelden worden nog steeds regionale afspraken vastgelegd in gezamenlijk overleg met regiogemeenten en provincie. Ook voor andere beleidsvelden blijft regionale afstemming in veel gevallen noodzakelijk.

5.3.1 Regionaal programma werklocaties (RPW)

De markt voor bedrijventerreinen, perifere detailhandel en kantoorlocaties is (boven-)regionaal. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om voldoende en geschikte ruimte voor de vestiging van nieuwe bedrijven en voor de ontwikkeling van bestaande bedrijven. De gemeenten in de Groene Metropoolregio maken samen met de provincie Gelderland regionale programmeringsafspraken met betrekking tot bedrijventerreinen, kantoren en perifere detailhandel. Dit Regionaal Programma Werklocaties bevat de keuzes die de gemeenten in de Groene Metropoolregio maken voor het in balans brengen van vraag en aanbod naar werklocaties. Het Regionaal Programma Werklocaties regio Arnhem-Nijmegen 2021-2024 vormt dan ook de kaders voor het regionaal beleid ten aanzien van bedrijventerreinen, kantoren en perifere detailhandel en is het regionale toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Nieuwe initiatieven en ontwikkelingen worden getoetst aan deze kaders. In het RPW 2021-2024 zijn uitgangspunten opgenomen om bedrijventerreinen toekomstbestendig te maken: hoe kunnen bedrijventerreinen verduurzaamd worden en bijdragen aan de energietransitie. Dit geldt niet alleen voor nieuw te ontwikkelen terreinen maar heeft eveneens betrekking op bestaande bedrijventerreinen.

Uitgangspunten van dit regionaal programma komen neer op het zorgen voor de juiste economische ontwikkeling op de juiste locatie en ruimte geven aan de ontwikkeling van lokale en regionale bedrijvigheid. Hieruit zijn de volgende uitgangspunten voortgekomen:

  • Ruimte voor regionale en lokale initiatieven: ruimte op de meest optimale locatie voor ieder type bedrijvigheid.
  • Balans tussen groei en leefkwaliteit, door samenwerking aan het behoud van de regionale identiteit, ontwikkeling van de regio in de top-sectoren (o.a. health & hightech) en samenwerking aan de koers van de regio ten aanzien van klimaat, energie, economie en leefklimaat.

Volgens dit programma zijn de volgende ontwikkelingen wenselijk:

  • Uitbreiding van bestaande bedrijven op bestaande bedrijventerreinen: indien er geen alternatieve locatie is, kan uitgebreid worden mits deze bedrijven gebonden zijn aan de locatie en er geen planologische bezwaren zijn.
  • Inbreiding en transformatie: de ontwikkeling van een bedrijventerrein dat bijdraagt aan een ruimtelijk gewenste situatie en rekening houdt met verduurzaming, klimaatadaptatie en biodiversiteit.
  • Nieuwe ontwikkelingen: als in bestaande bedrijventerreinen niet genoeg ruimte gevonden kan worden voor de ruimtebehoefte kunnen plannen voor nieuwe bedrijventerreinen worden ontwikkeld.
  • De Noviotech Campus heeft in de RPW 2021-2024, samen met het Engie-terrein, Innofase, IPKW een bijzondere status gekregen. Dat betekent dat ze buiten de kaders van de bedrijventerreinraming vallen.

Er wordt ingezet op functieverandering van locaties met overaanbod naar gelang de behoefte op de locatie. Dit kan bijvoorbeeld de functie bedrijventerrein (Mercurion) of een campusgerelateerde kantoorfunctie zijn. Met de functieverandering naar een kantoorfunctie gerelateerd aan de campus wordt specifiek gedoeld op de Noviotech Campus op Winkelsteeg.

5.3.2 Verstedelijkingsstrategie groene metropoolregio

Conform de NOVI en Woondeal hebben bestuurders van Rijk en provincie afgesproken een regionale verstedelijkingsstrategie voor de regio Arnhem/Nijmegen/Food Valley op te stellen. Op 1 januari 2021 is de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen van start gegaan. De Groene Metropoolregio Arnhem – Nijmegen is een samenwerking tussen 18 gemeenten in de regio Arnhem-Nijmegen.

Aanleiding voor de strategie is de noodzaak om rond de 100.000 woningen toe te voegen in de regio's Food Valley (40.000 woningen) en Arnhem - Nijmegen (60.000 woningen) tot 2040. Doel van de verstedelijkingsstrategie is om aan te geven waar op de korte (2025), middellange (2030) en lange termijn (2040) de extra woon- en werklocaties in dit gebied gaan komen, gekoppeld aan de andere opgaven die van belang zijn, namelijk verduurzaming van de economie, de bereikbaarheid, versterking van het landschap/de natuur en kwaliteit van de leefomgeving.

De focus voor de toekomstige binnenstedelijke ontwikkeling ligt bij de sleutelgebieden: Foodvalley-Zuid, Arnhem-Oost en Nijmegen-West. De gemeentelijke omgevingsvisie heeft als input gediend voor het verstedelijkingsconcept.

5.3.3 Regionale energie strategie regio Arnhem -Nijmegen RES 1.0

De Regionale Energie Strategie is een meerjarige samenwerking van bestuurders, maatschappelijke partners en inwoners. Er wordt bepaald hoeveel, waar en wanneer hernieuwbare energie gerealiseerd wordt. Ook wordt aangegeven hoe de regio het beschikbare warmteaanbod wil gebruiken voor verwarming in de regio. Vanuit de regio wordt bijgedragen aan klimaatafspraken uit het Interbestuurlijk Programma en het Klimaatakkoord. De ambitie uit het Klimaatakkoord is het duurzaam opwekken van 35TWh nationaal.

In de regio ligt de ambitie om 1,68 TWh duurzaam op te wekken. Dit bestaat uit bestaande projecten (0,05 TWh), projecten die 'in de pijplijn' zitten (0,28 TWh), 'No regrets' (0,67 TWh) en regionale zoekgebieden (0,68 TWh). De energiebehoeften moeten worden gedekt door wind, zon en waterkracht. Het is hierbij belangrijk om de mogelijkheden voor opwekking zoveel mogelijk te benutten, zoals zon op daken, zonneparken. De regio heeft potentie voor de ontwikkeling van warmte-infrastructuur. Er wordt gekeken naar uitbreiding van bestaande warmtenetten en gebruik van restwarmte.

5.3.4 Regionale adaptatie strategie

De zeven gemeenten in het Rijk van Nijmegen en het Land van Maas & Waal hebben in 2019 samen met Waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland een Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. Aanleiding hiervoor was de gezamenlijke stresstest uit 2016/2017 waarbij de belangrijkste kwetsbaarheden voor klimaatverandering in kaart waren gebracht, samen met kansen om hier iets aan te doen. De RAS beschrijft hoe de overheden en andere betrokken partijen ervoor kunnen zorgen dat de regio zich goed en tijdig aanpast aan het veranderende klimaat. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. In de RAS zijn zes actiethema's benoemd om de uitdagingen aan te pakken. De ambitie is om het liefst in 2035 en uiterlijk 2050 een klimaat bestendige regio te zijn.

In de RAS is de volgende missie voorgeschreven:

  • De regio Rijk van Nijmegen en Land van Maas & Waal zet zich in om - bij voorkeur - in 2035, maar uiterlijk in 2050 een klimaatbestendige regio te zijn.
  • In deze regio kunnen mensen veilig en prettig wonen, werken en recreëren.
  • Wateroverlast als gevolg van extreme regenbuien is tot een minimum beperkt en langdurige droogte zorgt niet tot noemenswaardige problemen voor natuur, landbouw en verkeer.
  • Hittestress bij kwetsbare groepen behoort tot het verleden en vitale, kwetsbare functies kunnen tegen een (extreem weer) stootje.

In 2020 is op basis van de regionale strategie een Regionale Uitvoeringsprogramma (RUP) opgesteld. Met dit RUP geeft de regio samen met de stakeholders invulling aan de RAS voor de komende 4 jaar. Uit de ruim 30 targets zijn negen speerpunten naar voren gehaald, waarmee de regio als eerste aan de slag gaat en de meeste energie op

5.3.5 Conclusie

Het voorgenomen programma is afgestemd met de regio, passend binnen de regionale afspraken en daarmee passend binnen het provinciale beleid.

5.4 Gemeentelijk Beleid

5.4.1 Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging'

In de Omgevingsvisie 'Nijmegen Stad in Beweging' beschrijft de gemeente haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de stad tot 2040. De Omgevingsvisie gaat om meer dan alleen ruimtelijke aspecten, zo beschrijft de visie hoe de inrichting van de fysieke leefomgeving kan bijdragen aan sociale, maatschappelijke en economische doelen. De Omgevingsvisie vervangt sectorale beleidsvisie voor thema's die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen. Hiermee biedt de Omgevingsvisie één integraal document met de kaders voor het ruimtelijk beleid van Nijmegen.

De Omgevingsvisie bouwt o.a. voort op bestaand beleid, het coalitieakkoord 2018-2022, en de structuurvisie uit 2013. In oktober 2020 is de Omgevingsvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Door actualisatie blijft de Omgevingsvisie actueel.

De Omgevingsvisie dient 4 doelen:

  1. 1. Een kader en inspiratie bieden voor initiatiefnemers uit de stad
  2. 2. Het geven van spelregels voor afstemming met de omgeving bij ontwikkelingen
  3. 3. Het in samenhang presenteren van de Nijmeegse ambities, als uitgangspunt bij het werk van medewerkers van de gemeente
  4. 4. Te gebruiken als sturingsinstrument voor het college van B&W en de gemeenteraad bij ruimtelijke ontwikkelingen en investeringen

Uitgangspunt: Groei binnen de bestaande stad

De Omgevingsvisie constateert dat Nijmegen tot 2040 blijft groeien in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. Een belangrijk uitgangspunt van de Omgevingsvisie is het streven om die toekomstige groei te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad. Zo blijft het aantrekkelijke landschap rondom de stad behouden en helpt verdichting bovendien om het draagvlak voor voorzieningen in stand te houden.
Ruimte voor nieuwe woningen en werkgelegenheid wordt dus gezocht binnen de bestaande stadsgrenzen, waarbij de focus ligt op de volgende gebieden: Waalsprong, Waalfront, centrum/stationsomgeving, Kanaalzone/Winkelsteeg en campus Heyendaal.

Opgaven en ruimtelijke keuzes
4 opgaven en 8 richtinggevende keuzes staat centraal in de Omgevingsvisie (zie figuren). Nieuwe ruimtelijke initiatieven dienen altijd bij te dragen aan de 4 grote opgaven uit de Omgevingsvisie, en bij voorkeur aan meer dan één tegelijkertijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0007.png"
4 opgaven
De Economisch veerkrachtige stad, Sociale en gezonde stad, Aantrekkelijke stad, en Duurzame stad zijn de vier opgaven die de basis vormen van het bestuursakkoord (2018-2022) en de Omgevingsvisie. Van hieruit wordt de ontwikkeling van de stad bekeken en worden onze ambities geformuleerd.

  1. 1. Economisch veerkrachtige stad

We gaan onze economische kansen beter benutten. We willen dat de banengroei in onze stad zich gaat verhouden tot de bevolkingsgroei en mobiliseren ons onbenutte potentieel. Dit doen we met de stad én met de regio, die de motor is van onze economische groei. We hebben economisch sterke sectoren in de stad, maar we hebben ook dringend behoefte aan meer werkgelegenheid voor zowel hooggeschoolden als voor praktisch werkenden.

  1. 2. Sociale en gezonde stad
    Nijmegen is en blijft een sociale stad. We werken aan gevarieerde, gemengde wijken en willen sociale tegenstellingen en maatschappelijke onvrede verkleinen.
  2. 3. Aantrekkelijke stad

Nijmegen is een prachtige stad en dat blijven we. De kwaliteit van de stedelijke omgeving is voor ons een prioriteit. We willen onze sterke identiteit als stad met historie in een groene omgeving behouden en uitdragen. Nijmegen staat landelijk in de top 3 van steden met het hoogste percentage woningtekort. We blijven groeien. Het aantal ouderen neemt toe, maar er vestigen zich ook meer jongeren. Deze voor Nederland bijzondere dubbele groei vraagt veel van onze stedelijke voorzieningen.

  1. 4. Duurzame stad

Nijmegen loopt voorop in de uitvoering van de duurzaamheidsopgaven voor Nederland. We hebben de ambitie en de potentie om samen met de regio koploper op het gebied van duurzaamheid en circulariteit te blijven. De oplossingen die we samen met de stad en regio uitwerken voor de energietransitie, duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en circulaire economie zijn ook voor de rest van het land van belang.

8 richtinggevende keuzes

De 4 opgaven voor Nijmegen zijn goed te combineren, we kijken daarom naar integrale oplossingen. Waarbij we een vraagstuk vanuit meerdere invalshoeken benaderen en de oplossing bijdraagt aan het oplossen van meerdere problemen. Hieronder de kern van de richtinggevende keuzes uit de Omgevingsvisie.

  1. 1. Compacte, dynamische stad:
    Omdat we de impact van groei op de omgeving zo klein mogelijk willen houden ligt de nadruk op verdichting. De groeiopgave willen we benutten om kwaliteit toe te voegen aan de stad, o.a. door meer functiemenging, informele werkmilieus en transformatie. Stedelijke knooppunten, daar waar voorzieningen, werklocaties en vervoersstromen samenkomen, zijn kansrijke plekken voor verdichting en functiemening. Bij nieuw te bouwen woningen verschuift het accent naar een- en tweepersoonshuishoudens, waaronder betaalbare woningen voor studenten, starters, ouderen en kwetsbare doelgroepen.
    Voor nieuwe kantoren is vooral het stationsgebied kansrijk. Brabantse Poort en Campus Heyendaal beschouwen we als toekomstbestendige kantoorlocaties.
    Voor onder meer logistiek en de maakindustrie ontwikkelen we in overleg met regio bedrijventerrein de Grift. Het Engieterrein wordt herontwikkeld voor watergebonden bedrijvigheid en bedrijven die duurzame energie opwekken. Op de campussen richten we ons op herontwikkeling, intensivering en functiemenging. In Winkelsteeg onderzoeken we de mogelijkheden voor een gemengd stedelijk milieu, daarbij rekening houdend met de perspectieven en ontwikkelmogelijkheden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid.
  2. 2. Toekomstbestendige wijken
    Om tot een inclusieve en vitale stad te komen, streven we onder meer naar een goede mix van allerlei typen woningen en woonmilieus in sociale huur, huur en koop. In combinatie met de daarbij passende, bereikbare en goed toegankelijke voorzieningen. Bij alle ruimtelijke ontwikkelingen staan de leefwereld, het welbevinden en de gezondheid van inwoners centraal. Tijdelijke functies en initiatieven ondersteunen we om verbeteringen te realiseren.
  3. 3. Groene, gezonde stad

We willen als stad bijdragen aan de gezondheid van onze inwoners en het verbeteren van de biodiversiteit. Een gezonde leefomgeving is daarbij een belangrijk integraal thema, waarbij het o.a. gaat om luchtkwaliteit, geluidsbelasting, hitte, groen en water, bewegen en mobiliteit, ontmoeten en voorzieningen.
Dichtbij huis zijn er mogelijkheden om te ontmoeten, wandelen, spelen en sporten. Daarvoor ontwikkelen we o.a. een netwerk van aantrekkelijke beweegroutes op stad- en wijkniveau.

  1. 4. Duurzame mobiliteit
    In de regio Arnhem-Nijmegen werken we gezamenlijk aan duurzame mobiliteit en bereikbaarheid. Het gaat om het inzetten en stimuleren van schone vervoersmiddelen en het efficiënter benutten van vervoer.

Om de stad te laten groeien zonder mobiliteitsproblemen te laten ontstaan zetten we in op: lopen, fiets, OV en Mobility as a Service. Met deze vervoersvormen kunnen we een aantal maatschappelijke doelen bereiken. Duurzame mobiliteit brengt mensen in beweging, is goed voor de gezondheid en luchtkwaliteit, versterkt sociale cohesie, creëert gelijke kansen, versterkt de economische structuur en draagt bij aan de beleving van de stad.

  1. 5. Energieopgave
    Ons doel is dat Nijmegen uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij is. Samen met andere gemeenten, waterschappen en de provincie stellen we een Regionale Energie Strategie (RES) op. Hierin maken we keuzes voor de opwekking van duurzame elektriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en de daarvoor nodige opslag- en energie infrastructuur. De RES geeft met zoekgebieden aan welke gebieden in de regio geschikt zijn voor de opwekking van hernieuwbare energie.
  2. 6. Groter centrumgebied

De komende jaren werken we aan de verbreding van het centrum naar de gebieden rondom de Waal. Onder de noemer 'Nijmegen omarmt de Waal' realiseren we verschillende projecten en ontstaat hier een variatie van nieuwe gemengde milieus en hebben de rivieroevers een belangrijke openbare functie. Het gaat o.a. om de Stationsgebied, NYMA, Hof van Holland, Waalkade, Valkhofkwartier, Vlaams Kwartier, en Burchtstraat/Augustijnenstraat.

  1. 7. Sterke campussen

De komende jaren blijven we investeren in de clusters Health & high Tech om nieuwe banen te creëren. We willen ruimte bieden aan nieuwe bedrijven en meewerken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dit doen we mede door te investeren in uitstraling en kwaliteit en door de mogelijkheden voor intensivering en functiemenging op campussen te onderzoeken. De Noviotech Campus, Campus Heyendaal en de binnenstad zijn sterke campussen in Nijmegen.

  1. 8. We omarmen het kanaal
    We zien een samenballing van opgaven rondom het Maas-Waalkanaal. Hier zien we kansen voor intensivering en transformatie in de huidige woongebieden in Dukenburg, Lindenholt, Neerbosch-Oost, Hatert, groene gebieden en de werkgebieden Winkelsteeg en Oost-Kanaalhavens. Door de Kanaalzone tot ontwikkeling te brengen werken we o.a. aan een betere verbinding van Dukenburg en Lindenholt met de rest van de stad en geven we de bestaande wijken rondom het kanaal een impuls. De transformatieopgave vraagt om verdere verkenning en onderzoek.

De ontwikkeling past binnen en voldoet aan de richtinggevende keuzes 1, 2, 3, 5 en 8.

5.4.2 Coalitieakkoord 2022-2026, Ons Nijmegen, stad van iedereen

De afgelopen jaren is al gewerkt aan een mooier, schoner, veiliger, duurzamer, groener en prettiger Nijmegen. Die lijn houden we vast. Met extra stappen en daadkracht waar dat kan. Dat doen we niet alleen, maar met de stad

We gaan de stad nog meer vergroenen, onder meer door veel nieuwe bomen te planten. Daardoor is er meer schaduw en minder hitte in de stad en voelen meer diersoorten zich er thuis. Ook doen we extra ons best om de luchtkwaliteit verder te verbeteren. We willen in 2045 energieneutraal en aardgasvrij zijn. We bouwen in Nijmegen tot 2040 15.000 nieuwe woningen. Die komen voor een groot deel in het Stationsgebied, Winkelsteeg/Kanaalzone, Waalsprong en Waalfront en op vrijkomende locaties in de stad. Van die woningen wordt tweederde betaalbare koop en huur. Nijmegen is een snelgroeiende stad die we voor iedereen bereikbaar willen houden. Daarom geven we meer ruimte aan voetgangers, fietsers en openbaar vervoer. We zorgen voor goede doorstroming van het verkeer, dat geeft ook schonere lucht. We investeren in het erfgoed dat Nijmegen uniek maakt als oudste stad van Nederland. We hebben een hardwerkende MKB-sector: starters, groeiende en gevestigde ondernemers geven we allemaal ruimte. We willen dat zij kunnen uitblinken en de omslag naar een circulaire productie en dienstverlening kunnen maken. We gaan de komende jaren fors extra investeren, in wonen, klimaat, energietransitie, bereikbaarheid, luchtkwaliteit en zorg en welzijn voor de mensen die dat nodig hebben. We zullen er alles aan doen om Nijmegen nog mooier, groener en socialer te maken, samen met iedereen in deze prachtige stad.

5.4.3 Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid

Als uitwerking van de Omgevingsvisie heeft het college op 1 juni 2021 het Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid en ook de Ontwikkelvisie Winkelsteeg vastgesteld.

In de Omgevingsvisie 2040 is aangegeven dat in de zoektocht naar ruimte voor de extra te creëren banen en woningen, de Kanaalzone-Zuid een belangrijke kans biedt. Dit is tevens opgenomen in de in maart 2020 getekende Woondeal Regio Arnhem Nijmegen. Daarnaast is het gebied binnen de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), benoemd als zoekgebied voor grootschalige ontwikkellocaties.

Het ambitiedocument Kanaalzone-Zuid schetst de overkoepelende visie die richting geeft aan de diverse deelgebieden en de fysieke, programmatische en organisatorische samenhang. Daarnaast vormt het een overkoepelend kader voor de ontwikkelvisie Winkelsteeg (zie 5.4.4) waar via transformatie naast extra werkgelegenheid ook woningen en voorzieningen kunnen worden toegevoegd.

De belangrijkste elementen van de nieuwe koers, bezien vanuit het overkoepelende niveau van de Kanaalzone-Zuid, zijn:

  • programmatische en ruimtelijke kaders;
  • afstemming over de woningmarkt;
  • sociaal-economische en maatschappelijke vraagstukken integraal aanpakken;
  • Winkelsteeg als economische impuls.

5.4.4 Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2035

Naast het Ambitiedocument Kanaalzone-Zuid heeft het college op 1 juni 2021 ook de Ontwikkelvisie Winkelsteeg vastgesteld als uitwerking van de Omgevingsvisie.

Nijmegen kiest ervoor om te blijven groeien, in aantal inwoners, werknemers en bezoekers. In de Omgevingsvisie 2040 ‘Nijmegen stad in beweging’ is aangegeven dat in de zoektocht naar ruimte voor groei, de zone aan de oevers van het Maas-Waalkanaal de zgn. Kanaalzone en daarbinnen Winkelsteeg een belangrijke rol gaan spelen. Dit is ook opgenomen in de in maart 2020 getekende Woondeal regio Arnhem-Nijmegen en de nationale Omgevingsvisie (NOVI).

Winkelsteeg biedt naast een toevoeging van woningen en banen, ook kansen om een stap te zetten naar een meer vitaal en verbonden Nijmegen West. De ontwikkeling van Winkelsteeg draagt bij aan het verbinden van de oevers van het kanaal.

Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2035 bevat de overkoepelende visie die richting geeft aan de ontwikkeling van Winkelsteeg en benoemt de fysieke, programmatische en organisatorische samenhang waar dat nodig is. Tevens schetst het ook de richting voor de eerste grote (fysieke) ontwikkelingen binnen Winkelsteeg. Zo vormt het een overkoepelend kader voor de ontwikkeling van Winkelsteeg dat zal aangeven hoe via transformatie (gefaseerd) meer arbeidsplaatsen en meer woningen gerealiseerd kunnen gaan worden.

5.4.5 Uitvoeringsagenda Wonen 2020-2025

In samenhang met de Nijmeegse Omgevingsvisie is op basis van het woonbehoefteonderzoek een uitvoeringsagenda wonen opgesteld.

Ondanks de relatief hoge bouwproductie is het woningtekort opgelopen en uit recente prognoses blijkt dat Nijmegen op korte én lange termijn doorgroeit. Om dit te realiseren vergroot Nijmegen de plancapaciteit naar 130% en past het programma aan op de prioritaire doelgroepen. We voegen minimaal 10.000 woningen toe tot en met 2030.

Op basis van de uitvoeringsagenda zetten we in op alle doelgroepen. We zetten ons daarbij extra in voor doelgroepen die hulp nodig hebben op de woningmarkt. In de huidige markt zijn dat één en tweepersoonshuishoudens, starters, lage en middeninkomens en studenten. Daarnaast zetten we gericht in op ouderen en mensen met een hulpvraag. We maken ruimte om de woonmogelijkheden van voorgaande doelgroepen in de bestaande voorraad en bij nieuwbouw te vergroten.

De komende jaren worden de meeste woningen in de Waalsprong en in het Waalfront gebouwd. Vanuit het perspectief van de Omgevingsvisie verleggen we de focus naar de bestaande stad. Belangrijke gebieden om de woningbouwopgave en de versnelling in te vullen zijn: de binnenstad en stationsomgeving, de wijken en werklocaties rondom het Maas-Waalkanaal, campus Heyendaal en rondom de ov-knooppunten.

In Nijmegen bieden we ruimte voor bijzondere woonvormen. Het gaat dan om woonvormen die flexibel, tijdelijk of collectief van aard zijn. Een paar procent van de woningzoekenden zoekt woonruimte waarbij men voorzieningen in de woning deelt met andere mensen uit een woongroep. In de koopsector bijvoorbeeld via collectief particulier opdrachtgeverschap. Of in de huur via een woonvereniging.

5.4.6 Economische visie Kans voor Nijmegen 2020-2025

Het versterken van de economische veerkracht van de stad Nijmegen en haar inwoners is één van de hoofdopgaven van de gemeente Nijmegen. Het belangrijkste doel van deze economische visie is het creëren van banen op alle niveaus. De ambitie is om in 10 jaar 10.000 extra banen te creëren en het ecosysteem in stad en regio te versterken.

In tegenstelling tot veel andere gemeenten in Gelderland blijft Nijmegen in aantal inwoners de komende jaren toenemen. Deze groei van inwoners vraagt om groei van het aantal banen. Nijmegen wil bedrijven voor de regio behouden en ondersteunen in hun groei èn ruimte bieden zodat nieuwe bedrijven zich kunnen vestigen. Nijmegen heeft een positief ondernemersklimaat met financieel gezonde en hoogwaardige bedrijven. De stad kan bouwen op sterke economische sectoren als stuwende economische kracht. Nijmegen ligt bovendien strategisch, heeft een aantrekkelijke historische binnenstad en ligt in een prachtige groene omgeving aan de rivier. De belangrijkste sectoren voor de stad zijn Health & High Tech, MKB/Zakelijke Dienstverlening en Logistiek. Health en High Tech zijn economisch krachtige sectoren en onderscheidend. Daar horen aantrekkelijke campussen (Noviotech Campus en campus Heijendaal) bij. Nijmegen is voor de logistieke sector goed gelegen tussen de Randstad en het Ruhrgebied. De Waal, de A15 en de Betuweroute zijn gunstige vestigingsplaatsfactoren. Logistiek is belangrijk voor Nijmegen én de regio. De afgelopen jaren is Bijsterhuizen succesvol ontwikkeld tot een logistiek en gemengd bedrijventerrein, een belangrijke bron van werkgelegenheid. Het op peil houden van de kwaliteit van het vestigingsklimaat en daarbinnen de werklocaties is belangrijk.

Detailhandel

Het gewenste winkelprogramma voor een nieuwe ontwikkeling wordt bepaald aan de hand van het koopgedrag van consumenten. Er zijn drie verschillende soorten koopgedrag te onderscheiden: recreatief winkelen, doelgericht winkelen en dagelijkse boodschappen. Bij recreatief winkelen gaat het er om dat bezoekers producten goed kunnen vergelijken (denk aan kleding, schoenen etc.). De centra in Nijmegen die voornamelijk gericht zijn op recreatief winkelen en waar het primaat ligt voor het niet-dagelijkse aanbod, zijn de binnenstad en het Stadsdeelcentrum Dukenburg. Door online winkelen en veranderend koopgedrag, staat de retailsector onder druk. Vandaar dat heel terughoudend wordt omgegaan met het toevoegen van nieuwe winkelmeters gericht op recreatief winkelen. Dit geldt ook voor Winkelsteeg, vanwege de ligging in de directe nabijheid van het stadsdeelcentrum Dukenburg.

Zoals aangegeven in de gemeentelijke detailhandelsstructuurvisie is voor de dagelijkse boodschappen in Nijmegen een fijnmazige winkelstructuur opgezet. Bewoners uit Winkelsteeg kunnen hiervoor terecht in de omliggende wijken, bijvoorbeeld bij het buurtwinkelcentrum de Notenhout in Neerbosch-Oost, winkelcentrum Hatert en bij de AH XL aan de st. Jacobslaan. De spil in deze centra zijn de supermarkten. Om voldoende draagvlak te houden voor deze kleinere winkelcentra, is het van belang dat er voldoende draagvlak voor de supermarkten blijft. Het aanwezige aanbod bevindt zich op 1 tot 2 km afstand, wat neerkomt op 5-10 minuten fietsen of 10-20 minuten lopen. Echter, afhankelijk van de locatie kan de loopafstand naar omliggende buurtwinkelcentra relatief lang zijn voor de dagelijkse boodschappen. Doordat het inwoneraantal in Winkelsteeg de komende jaren zal toenemen is er een beperkte uitbreidingsruimte voor de dagelijkse boodschappen. Dit kan ingevuld worden met een kleine stadssupermarkt of door de verplaatsing van een van de supermarkten in de omliggende wijken, aangevuld met een beperkt aantal voorzieningen. Om dit te bereiken, zullen de randvoorwaarden voor een goed functioneren van dergelijk aanbod geschapen moeten worden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een goede bereikbaarheid, voldoende en goede parkeermogelijkheden en passende combinaties met andere winkels en voorzieningen.

Bij doelgericht winkelen gaat het om snel met de auto, gericht, veelal volumineuze artikelen, aan te schaffen. Denk aan artikelen die worden aangeboden bij bouwmarkten, tuincentra en meubelzaken. Voor dergelijke artikelen kunnen bewoners terecht bij de in het gebied aanwezige bouwmarkt en de Woonboulevard Novium. Voor het vestigen van deze grotere PDV-winkels zijn in het RPW afspraken gemaakt in de regio. De toevoeging van grootschalige winkels binnen Winkelsteeg is niet passend binnen deze afspraken.

Productie gebonden en ondergeschikte detailhandel

Productie gebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel bij productie-, ambachtelijke-, reparatie- en handelsbedrijven is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • de detailhandel staat in directe relatie met de aanwezige bedrijfsvoering. Zo geldt voor productiebedrijven, dat er (nagenoeg uitsluitend) producten mogen worden verkocht die door het bedrijf zelf zijn geproduceerd;
  • ondergeschikte detailhandel voor groothandelsbedrijven is niet mogelijk voor de zogenaamde foodcategorieën;
  • de detailhandel vindt plaats in een afgeschermde ruimte; de overige bedrijfsruimte is niet toegankelijk voor consumenten;
  • de detailhandelsfunctie is gemaximeerd ten aanzien van de hoofdfunctie en bedraagt maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met dien verstande dat de maximum omvang nooit meer dan 100 m² verkoopvloeroppervlakte bedraagt;
  • voor de detailhandel gelden de openingstijden die ook voor de reguliere detailhandel van toepassing zijn.

Horeca

In de "Horecanota Gastvrij Nijmegen" zijn beleidslijnen opgenomen voor het toestaan van nieuwe horeca. De volgende beleidslijnen zijn van toepassing. In de woonwijken heeft horeca in de eerste plaats een verzorgende functie. Horeca speelt een rol in de kwaliteit van de dagelijkse leefomgevingen in de wijken en buurten van de stad, soms als een risicofactor, maar veel vaker als een pluspunt. Horeca in woonwijken is voor veel bewoners een aantrekkelijk verrijking van hun wijk. Nieuwe horeca kan in de wijken worden toegestaan op voorwaarden dat deze kleinschalig van aard is en aanvullend op het reeds aanwezige aanbod.

De mix van woon-werk in Winkelsteeg is kansrijk voor de horeca, enerzijds kan het een plek zijn voor ontspanning en vermaak, anderzijds een plek waarin gewerkt kan worden. De multifunctionaliteit is belangrijk voor de horeca in het gebied, aangezien het zich hiermee kan onderscheiden tegenover de bestaande horeca in bijvoorbeeld de binnenstad van Nijmegen. Voor de horeca in Winkelsteeg is vooral draagvlak voor een ontmoetingsfunctie. Te denken valt aan cafés, koffiebars, lunchrooms en restaurants. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het mogelijk nieuwe horeca toe te staan. Nieuwe horeca in nog te ontwikkelen gebieden komt tegemoet aan de behoefte bij de nieuwe bewoners.

Ondersteunende horeca

Naast reguliere horeca kent Nijmegen ook ondersteunende horeca. In een ondersteunende horecagelegenheid wordt een beperkt deel van het totale oppervlak gebruikt voor het plaatsen van tafels en stoeltjes, waar mensen betaald iets kunnen consumeren. Het gaat om een functie met (planologisch) een andere hoofdfunctie dan horeca. Voorbeelden zijn een boekenwinkel met een koffiecorner of een museum met een restaurant.

Voor ondersteunende horeca gelden de volgende voorwaarden:

Ondersteunende horeca in de wijk bij bestemming*:
food-detailhandel non-food detailhandel Bijzondere, maatschappelijke doeleinden en recreatieve doeleinden
oppervlakte 20 m2 / max. 25% vvo 50 m2 / max 25% max. 10% (bijzondere doeleinden)
max. 12% (sporthallen)
sportveld** 150 m2,plus per extra veld 75m2, met max. van 375 m2
per bouwblok max. 1 bedrijf max. 1 bedrijf n.v.t.
per straatzijde max. 1 bedrijf nvt n.v.t.

* bron: Beleidsnotitie Ondersteunende horeca, najaar 2001

De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten. Voor de binnenstad zijn inmiddels de voorwaarden voor ondersteunende horeca enigszins verruimd. Op basis van de ervaringen die hiermee zijn opgedaan worden de beleidslijnen voor de rest van de stad ook aangepast.

In artikel 17.5 van de regels zijn nadere voorwaarden opgenomen die van toepassing zijn op ondersteunende horeca.

Kantoren

In regionaal verband zijn afspraken gemaakt voor het toestaan van grootschalige kantoorontwikkelingen (RPW). Conform deze afspraken zijn er in Nijmegen alleen grote kantoorunits toegestaan in de directe omgeving van het Centraal Station en Station Lent. Ondersteunende kantoren bij bedrijvigheid vallen hier niet onder.

Consumentgerichte dienstverlening

Binnen de ontwikkeling van Winkelsteeg is er draagvlak voor het toevoegen van consumentgerichte dienstverlening zowel voor diensten gericht op de uiterlijke verzorging als ambacht en vakmanschap. Bij diensten kan men denken aan kapper, nagelstudio, reisbureau, uitzendbureau, trimsalons, personal trainers, dieet/lifestyle coaches, etc. Voor kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid kan men denken aan maakindustrie (bijvoorbeeld fietsenmaker, meubelmaker, lijstenmakerij), reparatieservices (kleding, fietsen, etc.) en ambachten (bijvoorbeeld koffiebranderij, bierbrouwerij, ijsmaker) en cursussen workshops (kookstudio, werkateliers).

Vrijetijdsactiviteiten/leisure

Onder vrije tijd wordt de tijd verstaan die overblijft naast verplichte activiteiten als werk en studie. Mensen willen hun vrije tijd veelal op een nuttige en vooral leuke manier opvullen. Leisure is een overkoepelende term voor alle vrijetijdsvoorzieningen op het terrein van ontspanning, cultuur, sport en evenementen. De vrijetijdsbesteding van mensen is met de toename van de welvaart steeds belangrijker geworden. Iedereen heeft eigen voorkeuren. Vandaar dat er voldoende ontwikkelruimte beschikbaar moet zijn, zeker voor ontwikkelingen met een meerwaarde voor de verzorgingsstructuur.

Evenementen

De gemeente Nijmegen heeft het "Locatie gebonden evenementenbeleid" opgesteld. Doel van dit beleid is om voor een aantal veelgebruikte evenementenlocaties tot locatieprofielen te komen, die recht doen aan de wensen van organisatoren van evenementen (bijvoorbeeld ten aanzien van de mogelijkheden en faciliteiten per locatie), maar ook een zorgvuldige afweging van belangen van en consequenties voor de omgeving. In Winkelsteeg zijn geen evenementenlocaties waarvoor een profiel is opgesteld. Wel heeft het gebied een functie op het gebied van evenement parkeren voor het naastgelegen evenementenlocatie in het Goffertpark.

Daarnaast is in de "Beleidsregels Geluid bij evenementen in de openlucht 2018" voor een aantal evenementenlocaties een maximaal aantal geluidpunten per kalenderjaar vastgesteld.

5.4.7 Gezondheidsagenda Nijmegen 2021-2024

In de gezondheidsagenda staat de ambitie centraal om gezondheidswinst te creëren voor alle Nijmegenaren. Dit vraagt om een integrale aanpak van verschillende programma's om daarmee alle doelgroepen aan te spreken. Hierbij gelden vier uitgangspunten:

  1. 1. Brede benadering vanuit positieve gezondheid: bij positieve gezondheid wordt gezondheid breder beschouwd: naast lichamelijke gezondheid ook mentale gezondheid, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en dagelijks functioneren. Ze dragen allemaal bij aan de algehele gezondheid en verdienen dus allemaal aandacht.
  2. 2. Iedereen doet mee: niet iedereen heeft vanaf de geboorte gelijke kansen op gezondheid. Daarom wordt gestreefd naar brede inwonersparticipatie waarbij iedereen kan meedoen, waarbij oog is voor degenen die specifieke ondersteuning nodig hebben.
  3. 3. Het goede voorbeeld geven: de gemeente wil het goede voorbeeld geven door gezondheid en vitaliteit van mensen terug te laten komen in de sociale en ruimtelijke programma's. Deze dienen bij te dragen aan de gezondheidswinst, en moeten stimuleren om hieraan mee te doen.
  4. 4. Preventiestructuren verder versterken en verbinden: door wijkgericht te werken aan gezondheidsvraagstukken en initiatieven te stimuleren met bijvoorbeeld subsidies.
  5. 5. Een gezonde leefomgeving is één van de zeven speerpunten van de gezondheidsagenda. Doel is om een leefomgeving te creëren die de inwoner beschermt en tevens bijdraagt aan de gezondheid van de inwoners. Dit betekent dat we een toegankelijke aantrekkelijke openbare ruimte willen die uitnodigt tot spelen, bewegen en ontmoeten. Dat we een kwalitatief en robuust groen en blauw netwerk hebben voor mens en dier. En dat we veilige en leefbare wijken hebben die aansluiten bij de behoeften van de inwoners.

5.4.8 Sport- en beweegnota 2022

Nijmegen heeft de ambitie dat iedere Nijmegenaar een leven lang met plezier kan sporten en bewegen. We streven naar inclusie, waardoor iedereen naar eigen vermogen mee kan doen. Een drietal uitgangspunten staan centraal:

  1. 1. De hardware: de fysieke (sport) infrastructuur werk faciliterend.

De hardware bestaat uit de totale fysieke (sport) infrastructuur die voor iedereen toegankelijk is. Dit betekent dat we in Nijmegen streven naar een fysieke basis die op orde is en dit vanuit de gemeente faciliteren en/of hiervoor samenwerken met andere partijen binnen de sport- en beweegsector. Dit vraagt enerzijds om te blijven investeren en faciliteren in duurzame, multifunctionele binnen- en buitensportaccommodaties. Anderzijds vraagt dit om een uitdagende, beweegvriendelijke inrichting van de openbare ruimte. Binnensportaccommodaties en buitensportaccommodaties moeten bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar zijn voor iedere inwoner van de stad. We hebben hierbinnen een focus op spreiding, duurzaamheid, multifunctionaliteit en innovatie. De kaders zijn hiervoor vastgelegd in de nota buitensportaccommodatiebeleid (2018-2022) en de nota binnensportaccommodatiebeleid (2021) waarbij uitgangspunt is dat de omvang van het huidige areaal van sportaccommodaties ook in de toekomst minimaal noodzakelijk blijft. Zoals in het coalitieakkoord opgenomen kijken we ook naar mogelijkheden om sportaccommodatie multifunctioneel in te zetten voor ontmoeting.

  1. 2. De software: het inclusief sport- en beweegaanbod

Naast een sterke sport- en beweeginfrastructuur is de sportstimulering- en activering minstens net zo belangrijk. Gezamenlijk met onze partners oriënteren we ons op succesvolle (erkende) sport- en beweeginterventies en sportstimuleringsactiviteiten die aansluiting vinden bij de wensen en behoeften van het individu en de sportaanbieders. Daarnaast is begeleiding, coaching, communicatie en voorlichting net zo belangrijk om te enthousiasmeren en motiveren.

  1. 3. De orgware: het proces om te komen tot succes.

We hebben te maken met een veelzijdig en complex netwerk. We gaan door met het verder versterken van de samenwerking. Dat wil zeggen dat we de aanwezige orgware (zoals buurtbewoners, (informele) sportaanbieders, kinderopvang en het onderwijs, welzijnswerk, kenniscentra, de buurtsportcoach en projectontwikkelaars) meer effectief willen inzetten en benutten. Uiteindelijk met als doel om ervoor te zorgen dat het potentiéle sport- en beweeggedrag gemaximaliseerd kan worden. Als basis hanteren we hiervoor de wijkgerichte benadering.

5.4.9 Nijmegen Goed op Weg

In de nota 'Nijmegen goed op weg' heeft Nijmegen haar ambities voor mobiliteit voor de periode 2019 tot 2030 vastgelegd. Deze nota is vastgesteld in de gemeenteraadsvergadering van 25 september 2019. Regionale samenwerking is hierbij essentieel om de bereikbaarheid van Nijmegen en van de regio Arnhem Nijmegen te verbeteren. Alleen op die manier kunnen we ervoor zorgen dat we regionaal, nationaal en internationaal bereikbaar blijven. Daarom wordt intensief samengewerkt met regio, provincie en rijk.

De verwachting is dat het aantal inwoners van Nijmegen fors blijft groeien. Ook het aantal banen zal meegroeien, naar verwachting met 10.000 extra banen de komende 10 jaar. Extra mensen betekent ook extra verplaatsingen. Extra verplaatsingen betekent extra druk op de soms toch al volle bestaande wegen, fietspaden, bussen en treinen. Dit betekent niet alleen dat - zonder extra maatregelen - de bereikbaarheid van Nijmegen onder druk komt te staan, maar ook dat we steeds meer de negatieve kanten van de mobiliteit gaan ervaren, denk aan geluidshinder, slechte luchtkwaliteit of verkeersonveiligheid. De ruimtelijke opgaven van Nijmegen hierbij zijn dat de stad aantrekkelijk, duurzaam, economisch veerkrachtig en sociaal en gezond wil zijn.

De ruimtelijke mogelijkheden in de stad om de mobiliteitsgroei te faciliteren zijn echter beperkt. Waar in het verleden vooral werd gewerkt aan uitbreiden van de infrastructuur ligt het accent nu meer op het efficiënter benutten van de bestaande infrastructuur. In het ambitiedocument Nijmegen Goed op Weg wordt hierbij de verkeersveiligheid benoemd als randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in de stad.

De gemeente Nijmegen richt zich de komende jaren op het slimmer en doeltreffender gebruiken van bestaande verkeersnetwerken. Om de groei van de stad te faciliteren wordt ingezet op de meest duurzame en ruimte-efficiënte vervoermiddelen: lopen, fiets en OV. Ze wil het gebruik van deelauto's stimuleren en de fiets voor korte afstanden. Ook is er meer aandacht voor voetgangers en wordt nieuwe technologie gebruikt om het verkeer zo slim mogelijk door of om de stad te leiden. Er komt extra aandacht voor duurzaam vervoer, verkeersveiligheid en mobiliteitsknooppunten.

Langzaam verkeer

We gaan uit van het principe, waarbij we bij ontwikkelingen in de stad eerst kijken naar voetgangers (stappers) en fietsers (Trappers) en dan OV, deelmobiliteit en dan de auto. Als stad werken we samen in de City Deal Ruimte voor Lopen, waar we samen met andere gemeenten de aandacht voor voetgangers en het belang van goede inrichting in de stad willen verhogen. Voor de gemeente Nijmegen zal dit onder andere resulteren in een loopagenda met concrete acties rondom in ieder geval OV knooppunten en binnenstad.

Nijmegen is een fietsstad bij uitstek. De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan de fiets. Er zijn verschillende regionale en lokale (snelle) fietsroutes aangelegd en het aantal stallingen in de binnenstad is uitgebreid. We zien dat het fietsgebruik binnen de gemeente Nijmegen mede door het ingezette beleid is toegenomen. Deze lijn willen we behouden en uitbreiden. Daarnaast zien we een toename van de typen fietsen: e-bikes, speedpedelecs, krat- en bakfietsen zorgen voor meer diversiteit op het fietspad. Binnen het samenwerkingsverband van ambitieuze fietssteden (F10) hebben we de ambitie uitgesproken om het fietsgebruik met 20% te laten groeien (in de periode 2017 - 2027).

Om de groei te faciliteren zal er niet alleen aandacht zijn voor de uitbreiding van het fietsnetwerk maar ook voor de kwaliteit en breedte van de huidige fietsroutes. In regionaal verband is een fietsvisie opgesteld. In deze fietsvisie wordt aangegeven welke nieuwe netwerken wenselijk zijn. Ook staat beschreven waar kansen liggen voor optimalisatie van huidige routes of aantakking op andere routes of overstappunten. Tot slot faciliteren we extra fietsparkeervoorzieningen, bijvoorbeeld door het creëren van stallingsruimte voor fietsen binnen parkeergarage Kelfkensbos. Naast infrastructurele aanpassingen wordt er vanuit de fietsvisie gewerkt aan een aanvullende gedragsaanpak om fietsgebruik te stimuleren maar ook om de verkeersveiligheid en het fietscomfort te vergroten.

Gegeven de groei van het fietsverkeer en de steeds grotere diversiteit in typen fietsen wordt het steeds wenselijker om de breedte van fietspaden daarop aan te passen. In lijn met het verkeersbeleid en het streven naar een duurzame stad is het daarom wenselijk om planologisch mogelijk te maken dat de smalle fietspaden langs de Stationsstraat (op termijn) worden verbreed.

Openbaar vervoer

De provincie Gelderland is opdrachtgever van het openbaar vervoer. De regio Arnhem en Nijmegen is continu met de provincie in overleg om tot een optimaal busnetwerk te komen. Op het gebied van openbaar vervoer heeft de gemeente in 2019 het 'Toekomstbeeld stedelijk openbaar vervoer Arnhem en Nijmegen' vastgesteld. Belangrijke uitgangspunten hierin zijn:

  • Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV); HOV – corridors tussen het Centraal Station Nijmegen en de omliggende kernen en tussen het Centraal Station Nijmegen en Heyendaal. HOV-lijnen zijn gestrekte routes en zijn meer gericht op verbinden dan op ontsluiten. HOV bussen rijden frequent (minimaal zes keer per uur in de stad in de spits), hebben betrouwbare snelle reistijden en goede haltevoorzieningen. Door Nijmegen zijn acht HOV-lijnen voorzien, die verder worden uitgewerkt door de provincie Gelderland.
  • Goede verbinding station en centrum; Elke wijk rechtstreeks met het station en/of centrum verbinden met een frequentie van minimaal twee keer per uur.
  • Flexibel OV systeem; flexibele OV systemen als aanvulling op en eventueel als vervanging van bussen als het aantal reizigers te laag is voor regulier OV.

De bovenstaande uitgangspunten verbeteren de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het busvervoer in onze stad, met als gevolg meer busreizigers. Dit draagt bij aan onze vier grote opgaven (aantrekkelijke stad, duurzame stad, sociale en gezonde stad, economisch veerkrachtige stad). Vanuit het thema sociale stad wordt tevens gekeken of flexibel openbaar vervoer, binnen bepaalde wijken of voor bepaalde doelgroepen een aanvulling kan zijn op het bestaande vervoersaanbod.

Expeditieverkeer

De groeiende stroom aan logistieke voertuigen zorgt voor drukke straten en voor luchtvervuiling. Om de luchtkwaliteit te verbeteren wordt gestreefd naar verschoning van het goederen vervoer zowel over de weg als over het water.

Parkeren

Het parkeerbeleid is ondersteunend aan de visie op mobiliteit. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning binnen het plangebied wordt het benodigde aantal parkeerplaatsen en de verkeersgeneratie berekend aan de hand van de “Beleidsregels Parkeren 2022“ , vastgesteld 8 april 2022. In het parkeerbeleid wordt nadere invulling gegeven aan de ambities uit de Omgevingsvisie en Ambitiedocument. Zo worden bij de ontwikkeling van objecten lagere parkeernormen en ritgeneratie voor de auto gehanteerd, ten opzichte van die uit de geldende gemiddelde CROW-richtlijn. Voor de berekeningen is bepalend dat de gemeente Nijmegen stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk” heeft.

Conclusie

Op basis van de nota Nijmegen Goed op Weg zal er in en rond het plangebied ingezet worden op het versterken van de infrastructuur en verbindingen (auto, fiets, OV) om toekomstige groei van verkeersstromen in goede banen te leiden. Tevens moet dit een stimulans zijn voor het plangebied, dat is aangeduid als belangrijk groot werkgelegenheidsgebied.

In de plannen van het gebied van het bedrijventerrein en zijn omgeving wordt de infrastructuur aangepakt, zo ook voor het langzaam verkeer. In het bestemmingsplangebied zullen langzaamverkeerroutes mogelijk worden gemaakt en kunnen deze ook (op termijn) verbreed worden.

5.4.10 Erfgoedstrategie Nijmegen 2020

Op 23 september 2020 stelde de gemeente Nijmegen de 'Erfgoedstrategie Nijmegen 2020' vast. De Erfgoedstrategie gaat over zowel bovengronds als ondergronds erfgoed (cultuurhistorie en archeologie). De Erfgoedstrategie legt het accent op bescherming en instandhouding, en op kennis en inspiratie. De gemeente Nijmegen wil de identiteit en eigenheid van de stad zo veel mogelijk behouden en versterken. Cultureel erfgoed draagt hier in grote mate aan bij, of het nu gaat om een gebiedsontwikkeling zoals bijvoorbeeld het Waalfront of het Valkhofkwartier of om het beleefbaar maken van het UNESCO Werelderfgoed van de Limes. Het laat zien dat de geschiedenis leeft in Nijmegen.

De gemeente Nijmegen zet in op een drietal opgaven:

  • Een betere instandhouding en bescherming van ons erfgoed;
  • Een krachtiger publieksbereik;
  • Profilering als oudste stad in het algemeen en het beleefbaar maken van de Romeinse Limes in het bijzonder.

In paragraaf 6.10 van deze toelichting is nader ingegaan op archeologie en in paragraaf 6.11 op cultuurhistorie.

5.4.11 Cultuurbeleid

Nijmegen is een aantrekkelijke stad met een levendig cultureel klimaat. Onze koers voor de komende jaren is werken aan het behoud en versterking van het cultureel ecosysteem, we vragen de culturele sector in te zetten op een brede cultuurparticipatie en te gaan voor artistieke kwaliteit en een divers publiek. Daarnaast geven we ruimte aan topcultuur, nieuw talent en aan culturele diversiteit. We maken de verbinding tussen cultuur en andere domeinen, omdat we er van overtuigd zijn dat de betekenis van cultuur in die andere domeinen van grote waarde is.

We voeren de cultuurvisie uit langs onderstaande programmalijnen:

  1. 1. Kunst en cultuur voor en door iedereen;
  2. 2. Aantrekkingskracht van Nijmegen vergroten door middel van cultuur;
  3. 3. Ruimte voor innovatie en creativiteit.

Kunst in de openbare ruimte

Deze programmalijnen passen we ook toe op onze kunstopdrachten voor de openbare ruimte. De Commissie beeldende kunst adviseert de gemeente voor de ontwikkeling van kunstopdrachten. Voor kunst in de openbare ruimte geven we prioriteit aan hoogwaardig, spraakmakend aanbod wat passend is bij een stad met stedelijke allure.

5.4.12 Uitvoeringsagenda Duurzaamheid 2019

Nijmegen heeft de ambitie om in 2045 energieneutraal te zijn. Dit is uitgewerkt in de nota Duurzaamheid in Uitvoering. De gebouwde omgeving is verantwoordelijk voor ongeveer de helft van het energieverbruik en kan daarmee een grote bijdrage leveren aan de doelstelling. De kansen zitten in het beperken van de energiebehoefte, het opwekken van hernieuwbare energie en in aardgasvrij bouwen. Het instrument GPR kan de energieprestaties van een gebouw in beeld brengen. Gemeente Nijmegen stelt dit instrument kosteloos ter beschikking aan planontwikkelaars binnen de gemeentegrenzen.

In paragraaf 6.19 van deze toelichting is nader ingegaan op klimaatadaptatie en energie.

5.4.13 Beleidsdomein 'Wonen en Zorg'

De gemeente Nijmegen werkt opgavegericht op complexe, domein-overstijgende vraagstukken. Wonen en Zorg is één van deze opgaven. We staan voor de opgave om voor een aantal aandachtsgroepen voor de korte en lange termijn passende huisvesting in de wijken te realiseren, met de juiste ondersteuning en/of zorg. Een dak boven het hoofd is een basisbehoefte. Door tekorten op de woningmarkt lopen wacht-/zoektijden steeds verder op. De uitstroom uit Maatschappelijke Opvang, Beschermd Wonen en Jeugdzorg stagneert. Mensen kunnen hierdoor niet verder met hun leven/ontwikkeling, met als gevolg hoge maatschappelijke kosten. Bij het realiseren van huisvesting streven we naar gemengde, veerkrachtige, inclusieve wijken en naar een evenwichtige verdeling van aandachtsgroepen over de regio.

Daarnaast vraagt de toenemende vergrijzing in combinatie met het groeiende personeelstekort in de zorg om visie en samenwerking, zodat ouderen in hun vertrouwde omgeving zelfstandig oud kunnen worden, zo nodig met ondersteuning en/of zorg.

Nijmegen heeft sinds 2013 vijftien woonservicegebieden. De hoofddoelstelling van deze gebieden is dat ouderen, zorgbehoevenden en mensen met (functie)beperkingen zelfstandig kunnen (blijven) wonen in hun wijk in een passende woning en met de benodigde zorg en dienstverlening dichtbij. Om dit mogelijk te maken realiseren we wijken met voldoende levensloopbestendige woningen met per gebied bereikbare zorg-en welzijnsvoorzieningen. We willen zoveel mogelijk de zelfstandigheid bevorderen en dragen zorg voor een barrièrevrije en sociaalveilige woonomgeving. Voor de openbare ruimte heeft de gemeente Nijmegen daarvoor een 'Handboek toegankelijkheid' opgesteld. Naast een geschikte woning is daar meer voor nodig, zoals vormen van ondersteuning vanuit de Wmo, (thuis)zorg, voldoende voorzieningen zoals winkels, ontmoetingsgelegenheid, openbaar vervoer in de nabijheid en toegankelijke openbare ruimte. Ook voor bewoners voor wie alleen een intramurale woning geschikt is, proberen we per woonservicegebied voldoende aanbod te hebben. Als dat niet lukt, streven we in ieder geval naar stadsbreed voldoende aanbod.

5.4.14 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het gemeentelijk beleid, maar vormt een nadere invulling van dat beleid.

Als een gemixt werk-woongebied speelt Nijmegen in op de beleidsambities voor werken en bedrijvigheid. Inwoners, studenten en bedrijven bevinden zich in hetzelfde gebied. Dit is bevorderend voor de leefbaarheid en veerkrachtigheid van het gebied (diverse activiteiten in een gebied). Bovendien kan met deze mix de verbinding tussen de doelgroepen worden aangegaan, om zo de economische identiteit (met name health & high-tech) van de regio kunnen versterken.

Er wordt daarnaast met het voornemen tegemoet gekomen aan de behoefte aan een aantrekkelijk voorzieningenpakket voor zowel bewoners als de andere doelgroepen in het gebied (werknemers). Voorzieningen moeten goed bereikbaar zijn voor hen, en moeten passen bij hun behoefte. Door voldoende voorzieningen in het gebied te realiseren, en hierbij in te spelen op de behoefte vanuit inwoners en werknemers, wordt Winkelsteeg een aantrekkelijke, leefbare en gezonde wijk om in te wonen en werken.

Hoofdstuk 6 Sectorale Aspecten

6.1 Milieueffectrapportage (Mer)

Om de ontwikkeling Winkelsteeg mogelijk te maken is een m.e.r.-procedure doorlopen. Zo kan milieu een volwaardige plaats krijgen binnen de toekomstige bestuurlijke besluitvorming (bestemmingsplanwijzigingen).

Op 25 januari 2022 is de 'Notitie Reikwijdte en Detailniveau MER Winkelsteeg' (NRD), met onderzoeksopzet voor het MER, door het college vastgesteld. Eenieder is in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Begin februari 2022 is ook een webinar georganiseerd. Er zijn 13 reacties binnengekomen: van 5 bedrijven, instellingen en bewoners en van 8 (bestuurs)organen.

Op 31 mei 2022 heeft het college de reactienota NRD, met beantwoording van de reacties, en een brief aan de raad, waarbij is ingegaan op de twee aangenomen wensen van raad, vastgesteld. Het was niet nodig om de onderzoeksopzet in de NRD voor het MER hierop aan te passen en/of aan te vullen.

In maart 2023 is het MER voor geheel Winkelsteeg, tegelijkertijd met het eerste ontwerpbestemmingsplan (Nijmegen Winkelsteeg - Stationsomgeving Goffert), ter inzage gelegd. Eenieder is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het MER. De Commissie m.e.r. is om advies gevraagd.

Het is een gebruikelijke gang van zaken dat het MER ziet op de totale gebiedsontwikkeling en de bestemmingsplannen daarna op delen daarvan en dat het MER bij het eerste bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Het MER is dus reeds eerder openbaar gemaakt en reeds raadpleegbaar als onderdeel van het bestemmingsplan 'Nijmegen Winkelsteeg - Stationsomgeving Goffert'. Het MER is reeds aanvaard door de gemeenteraad op 12 juli 2023. Voor de volledigheid is het (reeds aanvaarde) MER alsnog ter kennisgeving als bijlage toegevoegd bij de toelichting van het vast te stellen bestemmingsplan.

Het eerste deel van het MER is het hoofdrapport. Dit geeft een overzicht van de gebiedsontwikkeling, de kenmerken van het plan- en studiegebied en een samenvatting van de beschreven effecten. Niet alleen de werkwijze, maar ook de belangrijkste uitgangspunten en resultaten van de effectbeschrijving zijn in dit document beschreven. Deel 1 van het MER is toegevoegd als Bijlage 26 bij de toelichting. Voorafgaand aan het hoofdrapport is een samenvatting gegeven. In het tweede deel van het MER worden beleid, wet- en regelgeving en de onderzoeken naar de verschillende milieueffecten in detail beschreven en beoordeeld. Het Onderzoeksrapport bevat een uitgebreide beschrijving van alle onderzoeken die zijn uitgevoerd. Deel 2 van het MER is toegevoegd als Bijlage 27 bij de toelichting.

6.2 Bedrijven En Milieuzonering

Milieuzonering is een instrument voor het invullen en beheren van de ruimte. Bij milieuzonering tussen milieugevoelige functies (zoals woningen) en milieubelastende functies (zoals bedrijven) kan gebruik worden gemaakt van twee verschillende principes. Bij het principe van functiescheiding wordt voldoende ruimtelijke scheiding aangebracht tussen milieugevoelige functies en milieubelastende functies om overlast zo veel mogelijk te beperken. Bij het principe van functiemenging gaat het om het creëren van een levendige stedelijke omgeving met een gevarieerde mix aan functies.

Voor het voorliggend bestemmingsplan is gebruik gemaakt van beide principes. In de deelgebieden waar nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, kunnen zich verschillende functies vestigen. In Kanaalknoop worden bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, consumentverzorgende dienstverlening, cultuur en ontspanning en woningen gerealiseerd in een hoge dichtheid om zo een levendige stedelijke omgeving te creëren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het principe functiemenging. Anderzijds wordt gebruik gemaakt van functiescheiding om de (relatief grotere) bedrijven op het bedrijventerrein in en rondom het plangebied ruimtelijk te scheiden van de stedelijke werk-woonomgeving.

Omdat verschillende principes worden toegepast is het ook belangrijk om onderscheid te maken in het type bedrijven dat wordt toegestaan. Binnen de stedelijke gemengde omgeving worden bedrijven toegestaan die passen in een gebied waar ook wonen mogelijk is. Op het bedrijventerrein worden bedrijven van een ander type toegestaan, waarvoor het principe van functiescheiding passender is.

In de hierna volgende paragrafen wordt de toepassing van de principes functiescheiding en functiemenging behandeld in relatie tot het voorliggend bestemmingsplan.

6.2.1 Toepassing van functiescheiding

Het principe van functiescheiding wordt in het kader van de voorgenomen ontwikkelingen in Kanaalknoop Noord toegepast voor de bestaande bedrijvigheid rondom de nieuwe ontwikkelingen. Het bestaande bedrijventerrein wordt ruimtelijk en functioneel gescheiden van de voorgenomen ontwikkelingen om ter plekke van de nieuwe stadsontwikkeling een goed woon- en leefklimaat te borgen en om de bestaande bedrijven niet te belemmeren in hun bedrijfsvoering.

Een zorgvuldige functiescheiding tussen de bedrijfsfuncties en de nieuwe stadsontwikkeling wordt enerzijds geborgd door de planologische milieucategorie van het bestaande bedrijventerrein gedeeltelijk te verlagen en anderzijds door de ontwikkeling zodanig te positioneren dat voldoende afstand wordt gehouden tot de bestaande bedrijven.

Om te bepalen of sprake is van voldoende functiescheiding is zoals gebruikelijk gebruik gemaakt van de richtafstanden van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG). In de handreiking 'Milieuzonering en bedrijven' van de VNG is een tabel opgenomen met de richtafstanden per milieucategorie voor het omgevingstype rustige woonwijk (en rustig buitengebied). In diezelfde handreiking staat vermeld dat de richtafstand kan worden verkleind met één afstandsstap als de omgeving wordt aangemerkt als gemengd gebied.

Een rustige woonwijk is een gebied waar bedrijfsmatige functies en infrastructuur grotendeels ontbreken. Gebieden met veel verschillende functies en gebieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen worden tot het omgevingstype gemengd gebied gerekend. Kanaalknoop Noord kan worden gekenmerkt als een gemengd gebied met veel bedrijvigheid en nabij hoofdinfrastructuur. Aangezien sprake is van veel activiteiten binnen een relatief klein gebied, kunnen de richtafstanden die horen bij het omgevingstype rustige woonwijk in de voorliggende situatie met één afstandsmaat worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Op de navolgende kaart zijn de milieubelastende functies met bijbehorende richtafstanden voor gemengd gebied weergegeven. Een grotere versie van de kaart is toegevoegd als Bijlage 5 bij de toelichting. Op de kaart zijn de omliggende bedrijfsfuncties opgenomen met de daarbij behorende richtafstand op basis van een gemengd gebied. Het gaat om geldende bedrijfsbestemmingen in (de directe omgeving van) het plangebied en gronden waarvoor in het voorliggend bestemmingsplan de maximale milieucategorie partieel wordt herzien. Na partiële herziening van de maximale milieucategorie vallen de richtafstanden niet meer over de gronden waar ontwikkelingen worden voorzien. Uit de kaart kan worden geconcludeerd dat de gronden waarvoor milieugevoelige functies zijn voorzien niet binnen de richtafstanden liggen van bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0008.png"

Kaart: Milieuzonering nieuwe situatie

Voor bestaande bedrijven is in beeld gebracht of de nieuwe ontwikkeling van milieugevoelige functies ligt. Voor de volledigheid is in de tabel hierna voor relevante bedrijven met milieucategorie 3.1 en hoger de richtafstand weergegeven en beoordeeld of de richtafstand wordt gehaald. Zoals volgt uit de tabel wordt voor de meeste bedrijven de bijbehorende richtafstand gehaald. In twee gevallen wordt de richtafstand niet direct gehaald. De betreffende bedrijven worden hierna individueel behandeld.

Bedrijven milieucategorie 3.1 en hoger Winkelsteeg
Nr Bedrijf Milieucategorie bedrijf in kwestie Max. planologische
milieucategorie
huidig (mede o.b.v. bestemmingsplan Stationsomgeving)
Max. planologische
milieucategorie voorliggend bestemingsplan
Richtafstand
tot 'gemengd
gebied' (m)
Richtafstand
gehaald?
1 Bedrijven ten noorden van Nieuwe Dukenburgseweg (m.u.v. bedrijven ten noorden St. Teunismolenweg)
1.1 Ampleon Netherlands 3.1 3.1 H&H n.v.t. 30 Ja
1.2 Shell station Neerbosscheweg 2 + benzineservicestation
met lpg
2 + benzineservice station
zonder lpg
n.v.t. 10 Ja
1.3 NXP Semiconductors Netherlands 4.1 Vergunde activiteiten NXP
+ 4.1, 3.2, 3.1
n.v.t. 100 Nee
1.4 Noordelijk deel Kanaalknoop Noord (deel van huidige Lincoln Smitweld locatie) 3.2 4.2 2 + geen buitenopslag + geen geurveroorzakende bedrijven 10 Ja
1.5 Plaza Foods / 4.2 Vergunde activiteiten Plaza Foods + 4.1 100 Ja
2 Bedrijven ten zuiden van Nieuwe Dukenburgseweg
2.1 Crematorium en Begraafplaaats 3.2 3.2 n.v.t. 50 Ja
2.2 Brandweer Nijmegen, Post West 3.1 3.2 n.v.t. 30 Ja
2.3 Jan Massinkhal 3.1 in functiemengings- gebied n.v.t. n.v.t. n.v.t.
2.4 Natuursteenbedrijf G. van Leeuwe 3.2 3.2 n.v.t. 50 Ja
2.5 50 kV Onderstation (Liander) 3.1 3.2 n.v.t. 30 Ja
2.6 Gemeentewerf 3.1 3.2 n.v.t. 30 Ja
2.7 Innovatiecentrum voor voedings- middelen (Heinz) 3.2 3.2 n.v.t. 50 Ja
3 Bedrijven ten noorden van St. Teunismolenweg
3.1 Antargaz 4.2 4.2 4.2 + geen bestaande Bevi-bedrijven 300* Nee
3.2 EN Motoren Nijmegen 4.1 4.2 n.v.t. 100 Ja
3.3 Kendall Motoroil Novoil 3.2 4.2 n.v.t. 100* Ja
3.4 Gelder Autoschade Nijmegen 3.2 4.2 n.v.t. 50 Ja
3.5 Cryo-gas Nederland 3.2 4.2 n.v.t. 100* Ja
3.6 Huisdieren Crematorium Amadeus 3.2 4.2 n.v.t. 50 Ja

* In een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met één afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze kan niet worden verkleind.

Antargaz

Antargaz is een bedrijf met milieucategorie 4.2 (groothandel in vloeibare brandstoffen met tot vloeistof verdichte gassen) met een grootste richtafstand voor gevaar van 300 m. Het bedrijf valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) aangezien er een insluitsysteem voor meer dan 13 m3 propaan aanwezig is. Aangezien binnen de richtafstand van 300 m van de bedrijfslocatie gevoelige functies waaronder woningen gerealiseerd worden, zijn de externe veiligheidseffecten van de bestaande bedrijfsvoering van Antargaz in kaart gebracht in paragraaf 6.6.1.2. Daaruit blijkt dat geen woningen worden gerealiseerd binnen de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied. Er is sprake van voldoende functiescheiding tussen de bedrijfsactiviteiten op de bedrijfslocatie van Antargaz en de woningbouwontwikkelingen.

Het transport van vloeibare gassen van en naar de bedrijfslocatie valt onder het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Met de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan wordt door de gemeenteraad afgewogen dat de toename van het groepsrisico dat gepaard gaat met de voorgenomen ontwikkeling niet verantwoord is. Het Bevi-bedrijf Antargaz wordt in het voorliggend bestemmingsplan niet meer positief bestemd in verband met de afweging die is gemaakt in het kader van het groepsrisico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de transportroute die door het plangebied loopt (zie paragraaf 6.6.1.3). De huidige bedrijfsactiviteiten zijn onder de nieuwe planologische regeling niet meer toegestaan. Bestaande Bevi-bedrijven worden uitgesloten.

De huidige richtafstand van het bedrijf Antargaz is 300 m, omdat de richtafstand voor externe veiligheid niet met één afstandsstap kan worden verkleind. Na de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan kunnen de gronden worden gebruikt voor de vestiging van bedrijven tot en met maximaal categorie 4.2 en zijn Bevi-bedrijven niet meer toegestaan. In de beoogde situatie is sprake van een richtafstand van 200 m op basis van 'gemengd gebied'. De locaties waar woningen en andere gevoelige functies worden gerealiseerd liggen buiten de richtafstand van 200 m (zie ook voorgaande kaart met de milieuzonering).

In de beoogde situatie is sprake van voldoende functiescheiding tussen bedrijfsactiviteiten ter plekke en de werk-woonomgeving.

NXP

NXP Semiconductors is niet zonder meer eenvoudig in te delen bij één van de milieucategorieën uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009.

Uitgaande van Bijlage 1 bij de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009) sluiten de activiteiten van NXP het best aan bij hoofdgroep 26 (Het vervaardigen van elektrische apparaten en benodigdheden), meer concreet SBI-code 271, 273: “Schakel- en installatiemateriaalfabrieken”. Het gaat dan om milieucategorie 4.1. Op basis van de opslag van gevaarlijke stoffen zou NXP mogelijk zelfs ingedeeld moeten worden als categorie 5.2-inrichting.

Omdat NXP niet zonder meer eenvoudig is in te delen, zijn in het bestemmingsplan 'Nijmegen Winkelsteeg - Stationsomgeving Goffert' de relevante milieueffecten van NXP afzonderlijk beschouwd en is een specifieke regeling (maatbestemming) opgenomen. In de planregels is opgenomen dat de vergunde bedrijfsactiviteiten van NXP zijn toegelaten, door een specifieke aanduiding hiervoor op te nemen. De gronden hebben in het bestemmingsplan 'Nijmegen Winkelsteeg - Stationsomgeving Goffert' de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vervaardiging van halfgeleiders'. Ter plaatse worden de gronden bestemd voor 'het ontwikkelingen van transitoren, diodes en geïntegreerde schakelingen' en de daarvoor benodigde voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen met het oog op een ononderbroken energievoorziening. Daarnaast is binnen het terrein een onderverdeling van milieucategorieën gemaakt. De milieucategorieën zijn niet bepalend voor NXP, maar uitsluitend voor eventuele andere bedrijfsactiviteiten, die niet passen binnen de functieomschrijving die behoort bij de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vervaardiging van halfgeleiders'. Voor de bedrijfsactiviteiten die niet passen binnen de functieomschrijving van NXP wordt voldaan aan alle richtafstanden. Voor het overige zijn de effecten van NXP beschouwd in relatie tot de voorliggende ontwikkeling.

Geluid: NXP is aan te merken als een zogenaamde grote lawaaimaker vanwege het vergunde thermische- en elektrisch vermogen. NXP heeft een milieuvergunning waarbij de vergunde activiteiten zijn opgenomen in het geluidzonebeheermodel voor het geluidgezoneerd industrieterrein. De geluidbelastende activiteiten van NXP kunnen niet leiden tot een grotere geluiduitstraling dan op basis van de geluidzone is toegestaan. Daarmee is de geluidruimte van NXP vastgelegd in het bestemmingsplan. De geluidzone in het voorliggend bestemmingsplan is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg'. Dit wordt verder toegelicht in paragraaf 6.3 Geluid.

Gevaar: NXP is een Bevi-inrichting, waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen en worden toegepast in de bedrijfsvoering. In paragraaf 6.6.1.6 is toegelicht dat de risico's voor de omgeving beperkt zijn. Voor de huidige vergunde bedrijfssituatie van NXP kan voor het aspect gevaar worden gesteld dat sprake is van voldoende functiescheiding tussen de nieuwe werk-woongebieden en de bedrijfslocatie. Op basis van de regeling in het bestemmingsplan 'Nijmegen Winkelsteeg - Stationsomgeving Goffert' is ook in de toekomst voldoende functiescheiding geborgd tussen werk-woongebieden en het bestaande Bevi-bedrijf NXP. NXP heeft als bestaand Bevi-bedrijf de mogelijkheid om de risicovolle activiteiten te verplaatsen binnen de inrichting. De regel maakt het mogelijk dat de plaats van de risicovolle activiteit kan worden gewijzigd, zo lang de PR-contour binnen de grens van de inrichting blijft. Op die manier behoud NXP flexibiliteit binnen de inrichting en is ook in de toekomst voldoende functiescheiding gewaarborgd tussen de werk-woonomgeving en risicovolle activiteiten van het Bevi-bedrijf NXP.

In de beoogde situatie is sprake van voldoende functiescheiding tussen de bedrijfslocatie en de werk-woonomgeving.

Plaza Foods

Het bedrijf Plaza Foods is niet zonder meer eenvoudig in te delen bij één van de milieucategorieën uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009.

Uitgaande van Bijlage 1 bij de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009) sluiten de activiteiten van Plaza Foods het beste aan bij hoofdgroep 10 (vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken), meer concreet bij de "vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met productieoppervlak < 2.000 m²". Voor dit type bedrijf is milieucategorie 3.1 opgenomen. Er is echter sprake van een groter productieoppervlak. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering is geen categorie opgenomen voor bedrijven met een productieoppervlak dat groter is dan 2.000 m2. Daarmee is de bedrijfsvoering dermate specifiek dat het toekennen van een categorie niet doelmatig is.

Omdat Plaza Foods niet zonder meer eenvoudig is in te delen, zijn voor Plaza Foods de milieueffecten afzonderlijk beschouwd en is een specifieke regeling (maatbestemming) opgenomen. In de planregels is opgenomen dat de bestaande bedrijfsactiviteiten van Plaza Foods zijn toegestaan, door hiervoor een specifieke aanduiding op te nemen. De gronden krijgen op de verbeelding de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden'. Ter plaatse worden de gronden bestemd voor het vervaardigen van kant-en-klaarmaaltijden en de daarvoor benodigde voorzieningen. De effecten van het bedrijf zijn daarom per aspect afzonderlijk beschouwd.

Geluid: Er is een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd naar de geluidbelasting van verschillende bedrijven in het gebied, waaronder Plaza Foods. In het akoestisch onderzoek industrielawaai zijn de geluideffecten van de bedrijfsvoering van Plaza Foods in beeld gebracht in relatie tot de op te richten geluidgevoelige functies en wordt geconcludeerd dat sprake is van voldoende functiescheiding. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 6.3 Geluid.

Geur:Bij het bereiden van kant-en-klaarmaaltijden is sprake van een geuremissie. Er is een geuronderzoek uitgevoerd en beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de omgeving van het bedrijf. Er is sprake van voldoende functiescheiding tussen Plaza Foods en de beoogde stedelijke voorzieningen die met het voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 6.5 Geur.

Gevaar: Plaza Foods is geen Bevi-bedrijf. Op basis van het geldende bestemmingsplan is de oprichting van een nieuw Bevi-bedrijf reeds uitgesloten. Daarmee is vanuit het aspect gevaar sprake van voldoende functiescheiding.

Mogelijkheden voor overige bedrijfsactiviteiten: Daarnaast is de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mogen zich bedrijven tot en met milieucategorie 4.1 vestigen. Deze aanduiding is niet bepalend voor Plaza Foods zelf, aangezien zij passen binnen de functieomschrijving bij de specifieke maatwerk-aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden'. De aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' is bepalend voor bedrijfsactiviteiten die niet passen binnen de specifieke maatwerk-aanduiding.

Conclusie: In de beoogde situatie is sprake van voldoende functiescheiding tussen de bedrijfslocatie en de werk-woonomgeving.

6.2.2 Toepassing van functiemenging

Het begrip gebied met functiemenging wordt gebruikt om een gebied aan te duiden waar men te maken heeft met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd of waar men een grote levendigheid tot stand wil brengen. Belangrijk is dat de functies in dat gebied tenminste in enige mate elkaar moeten afwisselen. Dus niet bijvoorbeeld alleen aan de randen van dat gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG Handreiking Bedrijven en Milieuzonering zijn in dat geval niet toepasbaar. In bijlage 4 van de handreiking worden drie milieucategorieën (A, B en C) toegekend. Het gaat daarbij in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan. Het betreft onder andere kleinschalige, ambachtelijke bedrijvigheid, productie- en/of laad- en loswerkzaamheden die alleen in de dagperiode plaatsvinden en activiteiten die hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden. De categorieën zijn als volgt ingedeeld:

Categorie A

Bedrijfsactiviteiten die zodanig weinig milieubelastend zijn dat deze direct naast of beneden woningen zijn toegestaan. De eisen uit het Bouwbesluit zijn toereikend.

Categorie B

Bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter bouwkundig afgescheiden van woningen/andere gevoelige functies.

Categorie C

Activiteiten genoemd onder categorie B, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is.

Toepassing binnen Kanaalknoop Noord

In Kanaalknoop Noord wordt functiemenging toegepast voor de gebieden waar nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden gerealiseerd. Door functiemenging toe te passen wordt een levendige stedelijke omgeving gecreëerd. Op de navolgende kaart is weergegeven voor welke gronden functiemenging wordt toegepast. Het betreft alle bouwvlakken binnen de gronden met bestemming 'Gemengd - 1'. De functies in categorie C gaan gepaard met relatief meer verkeersbewegingen en worden daarom uitsluitend nabij de Nieuwe Dukenburgseweg toegestaan. Voor de gebieden buiten de bestemming 'Gemengd - 1' wordt gebruik gemaakt van het principe functiescheiding.

Functiemenging wordt toegepast voor alle bedrijvigheid en voorzieningen die worden beoogd binnen de bestemming 'Gemengd - 1'. Voor de vestiging van bedrijvigheid, consumentverzorgende dienstverlening en cultuur & ontspanning geldt dat de functies zijn toegestaan voor zover deze zijn opgenomen in de Staat van Bedrijvigheid in Bijlage 2 bij de regels. De maatschappelijke voorzieningen kunnen zowel milieugevoelige als milieuveroorzakende functies zijn. Voor zover het maatschappelijke voorzieningen met milieueffecten, dient te worden geconformeerd aan maximaal toegestane categorie uit de Staat van Bedrijvigheid. Voor zover het maatschappelijke voorzieningen betreft die milieugevoelig zijn dient sprake te zijn van voldoende scheiding ten opzichte van overige functies uit de Staat van Bedrijvigheid.

Naast de regels voor functiemenging gelden voor horeca aanvullende regels, conform de Staat van horeca-activiteiten, die als Bijlage 3 onderdeel uitmaakt van de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0009.png"

Deelgebieden waarvoor gebruik wordt gemaakt van functiemenging

Flexibiliteit

De Staat van Bedrijven voor functiemenging blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijven voor functiemenging is verondersteld.

In artikel 4.5 van de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Staat van Bedrijven voor functiemenging niet zijn vermeld, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.

6.3 Geluid

6.3.1 Toetsingskader

In de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) worden grenzen gesteld aan de geluidsbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Het gaat daarbij om de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door verkeer (weg en rail) en industrie. Voor deze geluidsbronnen gelden verschillende voorkeurswaarden die alleen onder voorwaarden mogen worden overschreden. Geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarden moeten met een besluit Hogere Waarden worden vastgelegd. In de gemeentelijke Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder 2013 is vastgelegd onder welke voorwaarden geluidsbelastingen boven de voorkeurswaarden zijn toegestaan.

Uitgangspunten Omgevingsvisie: We voorkomen veiligheids- en gezondheidsrisico's. Daarom willen we een leefbare, veilige en schone stad met aandacht voor luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, geluid en de gevolgen van klimaatverandering (hitte).

6.3.2 Planvoornemen

In het plangebied worden nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De voorkeursgrenswaarden worden overschreden. Omdat het bestemmingsplan globaal van opzet is en er nog geen uitgewerkt stedenbouwkundig plan is, wordt voor de nieuw te bouwen gevoelige functies de maximale geluidsbelasting op de randen van de bouwvlakken vastgelegd. Dit gebeurt via een besluit Hogere Waarde. In de planregels is opgenomen dat omgevingsvergunningaanvragen voor bouwen moeten worden getoetst aan het hogere waardenbesluit en de daaraan verbonden voorwaarden.

Een van die voorwaarden is dat, als de geluidsbelasting van een nieuwe woning groter is dan 53 dB wegverkeer en/of 58 dB railverkeer, dan moet ten minste één slaapkamer aan de geluidsluwe zijde liggen. Een andere voorwaarde is dat bij de omgevingsvergunning met een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat de geluidwering van de gevel voldoende is om het vereiste binnenniveau te halen.

6.4 Luchtkwaliteit

Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten:

a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, fijn stof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.

Tabel: luchtkwaliteit

norm ingangsdatum
Jaargemiddelde grenswaarde NO2
40 µg/m3 1 januari 2015
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
40 µg/m3 1 juni 2011
Daggemiddelde grenswaarde PM10 max. 35 dagen/jaar
> 50 µg/m3
1 juni 2011

Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:

  • de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel 5.16.1.b.1°), of;
  • bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of;
  • De ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of;
  • er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat blootstelling aan PM2,5 schadelijker is dan blootstelling aan PM10. De kleinere deeltjes van PM2,5 dringen dieper in de longen door (WHO, 2006; Brunekreef en Forsberg, 2005). In de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit van zijn daarom sinds 2008 grens- en richtwaarden voor PM2,5 opgenomen. Voor PM2,5 geldt een Europese grenswaarde van 25 µg/m3 voor het jaargemiddelde. De WHO beschouwt deze grenswaarde als interimdoelstelling op weg naar een advieswaarde van 10 µg/m³ (WHO, 2006).

Momenteel ligt een nieuwe EU-richtlijn voor luchtkwaliteit ter consultatie waarin nieuwe advieswaarden zijn opgenomen voor PM2,5; PM10 en NOx van respectievelijk 5 µg/m3, 15 µg/m3 en 10 µg/m3.

Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5.

Het plan voorziet in de realisatie van woningen, nieuwe bedrijvigheid en maatschappelijke bestemmingen.

Voor de gebiedsontwikkeling Winkelsteeg is een MER opgesteld. Als onderdeel van het MER is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Hierin zijn de volgende conclusies opgenomen die ook voor het voorliggend bestemmingsplan 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord', als deelgebied van de totale gebiedsontwikkeling, van toepassing zijn. Die conclusies zijn als volgt.

In het MER worden verschillende alternatieven behandeld. Wat betreft luchtkwaliteit is er bij zowel bij gevoelige bestemmingen als bij de bestaande en nieuwe woningen geen sprake van een toename hoger dan 1,2 µg/m3.

Het plan is daarmee NIBM.

Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen, sportaccommodaties en horeca worden dus niet als gevoelige bestemming gezien.

Een woning of een bedrijf is geen gevoelige bestemmingen. De maximale concentraties van NO2, PM10 en PM2,5 in het 0-alternatief en in het basisalternatief va de MER overschrijden de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet. Daarom is de conclusie dat de effecten van de alternatieven op grond van art. 5.16, eerste lid, onder a, Wm als neutraal kunnen worden beoordeeld.

De 2005-WHO-advieswaarden voor jaargemiddelde concentraties worden, in beide alternatieven, niet overschreden.

De gemeente Nijmegen heeft zich gecommitteerd aan het Schone Lucht Akkoord (SLA). Dit is een soort vervolg op het eerdere NSL waarin het Rijk, de provincies en gemeenten inzetten op een verdere verbetering van de luchtkwaliteit. In het Schone Lucht Akkoord worden maatregelen voorgesteld voor de sectoren (weg)verkeer, landbouw, scheepvaart, industrie en huishoudens. In het Schone Lucht Akkoord wordt de bijdrage van de luchtvaart aan emissies in Nederland en de bijbehorende gezondheidseffecten in beeld gebracht. Aanpak en maatregelen worden uitgewerkt in de Luchtvaartnota en de daaropvolgende luchthavenbesluiten.

De volgende doelen en ambities zijn afgesproken in het SLA:

  1. 1. Partijen streven naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren waarbij wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof in 2030.
  2. 2. Partijen stellen als doel om landelijk in 2030 gemiddeld minimaal 50% gezondheidswinst ten opzichte van 2016 te behalen voor de negatieve gezondheidseffecten afkomstig van binnenlandse bronnen.
  3. 3. Partijen onderschrijven de ambitie om in de sectoren (weg)verkeer, inclusief mobiele werktuigen, landbouw, scheepvaart, industrie en huishoudens een dalende trend in te zetten van emissies van stikstofdioxide en fijn stof naar de lucht.
  4. 4. Partijen erkennen dat éénieder verantwoordelijk is voor de eigen bijdrage aan de doelstelling en dat partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van het akkoord en voor het bereiken van het doel Luchtkwaliteit is geen beperking voor het plan.

Daarnaast is in 2016 door de gemeente Nijmegen de roetreductienorm vastgesteld. Met deze norm wordt in 2022 een reductie van 40% nagestreefd ten opzichte van de roetconcentratie in 2014.

Ook hanteert de gemeente Nijmegen de landelijke GGD-richtlijn luchtkwaliteit en gezondheid voor wat betreft gevoelige bestemmingen (niet voor woningen).

6.5 Geur

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Voor het ontwikkelen van een werk-woonomgeving in Kanaalknoop Noord is de geursituatie beoordeeld.

Bestaande bedrijvigheid

Het enige bestaande bedrijf op het bedrijventerrein Winkelsteeg-Noord met een mogelijk relevante geuremissie is de productiefaciliteit voor oriëntaalse maaltijden Plaza Foods op het adres Oostkanaaldijk 110-112. Om de geursituatie van het bedrijf Plaza Foods in relatie tot de woningbouwontwikkeling in Kanaalknoop in kaart te brengen is door DGMR een geuronderzoek uitgevoerd. Het geuronderzoek is toegevoegd als Bijlage 9 bij de toelichting.

De provincie Gelderland maakt in haar geurbeleid voor provinciale inrichtingen onderscheid tussen geurgevoelige objecten in de categorie A, B en C. Voor elke categorie is een streefwaarde, een richtwaarde en een grenswaarde vastgesteld. Het Gelders Geurbeleid is erop gericht geen nieuwe geurhinder situaties te laten ontstaan. Voor nieuwe bronnen, of nieuwe woonbestemmingen is de streefwaarde het toetsingskader. Daarbij kan na bestuurlijke afweging door de provincie worden afgeweken tot de richtwaarde. Ook de gemeente Nijmegen kan, als er geen sprake is van een provinciale inrichting, zoals in het geval van Plaza Foods, afwijken van de streefwaarde. Nieuwe woonbestemmingen zijn bij een blootstelling boven de richtwaarde in principe niet mogelijk.

De hoofdfunctie 'wonen' valt onder categorie A en geniet van de strengste mate van bescherming voor geurhinder. De streefwaarde voor woningen is 0,5 ouE/m3. De richtwaarde en de grenswaarde zijn respectievelijk 1,5 en 5 ouE/m3 (uitgaande van de categorie “minder hinderlijk”; in het rapport van DGMR is aangegeven dat dat de geëmitteerde geur van Plaza Foods in deze categorie valt)

In het voorliggend plan zijn de nieuwe ontwikkelingen getoetst aan de streefwaarden. Voor de bestemming 'Gemengd - 1' is getoetst aan de streefwaarde van 0,5 ouE/m3 voor categorie A-objecten. Voor de bestemming 'Gemengd - Bedrijven en sport' is getoetst aan de streefwaarde van 1,5 en 5 ouE/m3 voor respectievelijk categorie B- en C-objecten.

In het geuronderzoek is gebruik gemaakt van het vigerende maatwerkvoorschrift behorende bij de milieumelding van 3 juni 2019, waarin Plaza Foods de emissie van het bedrijf heeft gemeld. Op basis van de emissie uit deze melding is de immissie richting de omgeving berekend. Uit het geuronderzoek kan worden geconcludeerd dat voor het bestemmingsvlak 'Gemengd - 1' wordt voldaan aan de streefwaarde van categorie A-bestemmingen en dat voor het bestemmingsvlak 'Gemengd - Bedrijven en sport' wordt voldaan aan de streefwaarden van categorie B en C-bestemmingen.

Op basis van de resultaten van de uitgevoerde geurberekening kan worden gesteld dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plekke van de nieuwe geurgevoelige objecten. Anderzijds is geborgd dat het bedrijf Plaza Foods haar bestaande bedrijfsactiviteiten kan voortzetten.

De afstand tussen de bebouwing van Plaza Foods en de bestemming 'Gemengd – 1' bedraagt minimaal 100 meter.

Het aspect geur van Plaza Foods vormt daarmee geen belemmering voor het beoogde bestemmingsplan.

Mogelijkheden op basis van het bestemmingsplan

Naast de aanwezigheid van bestaande bedrijven maken het voorliggend bestemmingsplan en het bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017' de vestiging van nieuwe bedrijven mogelijk. Bedrijven met een relevante geuremissie kunnen zich vestigen op het bedrijventerrein Winkelsteeg. Het betreft de bedrijven in de categorieën die voorkomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de regels van beide voorgenoemde bestemmingsplannen.

In de paragraaf 6.2 Bedrijven en milieuzonering is weergegeven welke milieucategorieën worden toegestaan op de bedrijfsgronden rondom de gebieden waar wordt ontwikkeld in Kanaalknoop Noord. Het bedrijventerrein wordt met het voorliggend bestemmingsplan zodanig partieel herzien, dat alle gebieden waar wordt ontwikkeld buiten de richtafstanden van het bedrijventerrein liggen. Daarmee kan worden gesteld dat, naast de bestaande bedrijvigheid, ook de vestiging van eventuele vestiging van nieuwe bedrijven op het bedrijventerrein in de toekomst niet kan leiden tot onevenredige geurhinder in de nieuwe werk-woonomgeving. Ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein uitgesloten - geurveroorzakende bedrijven' zijn bedrijven met een richtafstand van meer dan 10 meter in het kader van geur niet toegestaan. Daarmee wordt een extra bufferzone opgenomen en is nader geborgd dat geurbelasting ter plekke van nieuwe woningen wordt uitgesloten.

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan.

6.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid moet worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen. In deze afweging is het van belang de risico's te beschouwen die ontstaan door inrichtingen vallend onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en door risicovolle transportroutes. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden bij ontwikkelingen in een invloedsgebied van een risicobron.

Plaatsgebonden risico: grenswaarde of richtwaarde: Onder het PR wordt verstaan de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen van die bron. Voor het plaatsgebonden risico (PR) zijn grenswaarden voor (zeer) kwetsbare objecten aangegeven en richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. De PR 10-6 contour geldt als een grenswaarde waarbinnen vrijwel geen ontwikkeling van kwetsbare objecten mogelijk is.

Groepsrisico: verantwoording: Het groepsrisico (GR) dient verantwoord te worden bij ontwikkelingen in een invloedsgebied van een risicobron. Het groepsrisico geeft de kans weer op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers binnen het invloedsgebied van de beschouwde risicobron. Het groepsrisico dient verantwoord te worden.

Voorbeelden van (zeer) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten:

  • Zeer kwetsbare objecten: woonfunctie met 24-uurszorg, basisscholen, scholen voor minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking, dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking, gezondheidszorg met bedgebied (ziekenhuizen en verpleeghuizen), kinderopvang, gevangenissen.
  • Kwetsbare objecten: woonfunctie, bijeenkomstfunctie, kantoorfunctie* (>1500 m2), sportfunctie*, scholen voor volwassenen, gezondheidszorg zonder bedgebied, locatie voor evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen.
  • Beperkt kwetsbare objecten: overig.

*Indien zich meer dan 50 personen gedurende een groot deel van de dag in het object bevinden, dan is sprake van een kwetsbaar object. Bij minder personen is sprake van een beperkt kwetsbaar object.

Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen 2014: Veel externe veiligheidsbeleid is vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving, maar gemeenten zijn grotendeels verantwoordelijk voor de invulling en uitvoering daarvan. De beleidsvisie biedt de gemeente Nijmegen de mogelijkheid om op gestructureerde wijze keuzes te maken over externe veiligheid en met name in de samenhang tussen ruimtelijke ordening en externe veiligheid. Daarnaast biedt de beleidsvisie ook een platform voor een samenwerking tussen de afdelingen van de gemeente en bijvoorbeeld de hulpdiensten. Een belangrijk nevendoel van de Beleidsvisie is om de beschikbare gemeentelijke middelen efficiënt in te zetten. Vanuit de externe veiligheidswetgeving gelden verplichtingen waarvan de invulling een inspanning vraagt van het gemeentelijk apparaat.

6.6.1 Risicobronnen in de omgeving van het plangebied

De volgende risicobronnen in en om het bestemmingsplangebied zijn relevant:

  • Maas-Waalkanaal;
  • Antargaz;
  • Routering vervoer gevaarlijke stoffen over de weg;
  • Gasbuisleiding;
  • Gasverdeelstations;
  • Spoorlijn Nijmegen-Den Bosch;
  • NXP.

6.6.2 Cumulatie- en domino-effecten

Bij het verantwoorden van de risico's in het plangebied Winkelsteeg wordt eerst gekeken naar alle individuele risicobronnen en de invloed daarvan op de omgeving. Naast deze effecten en risico's kunnen er ook eventueel domino, of cumulatie-effecten of -risico's zijn. Bij een domino-effect is sprake indien er bijvoorbeeld door een explosie bij een bedrijf of tankauto een opslag van gevaarlijke stoffen bezwijkt en er daardoor dus meer risico ontstaat als in de situatie dat de risico's niet geclusterd zouden voorkomen. Van cumulatie is sprake indien er meerdere invloedsgebieden van risicobronnen elkaar overlappen en daardoor objecten/gebouwen meer risico ondervinden dan ze zouden ondervinden indien er slechts blootstelling zou zijn aan één van de risicobronnen.

In het plangebied zijn domino-effecten mogelijk. De ongevalsfrequentie van een tankauto met gevaarlijke stoffen op een weg (2 a 3 keer per 100 miljoen jaar per kilometer) binnen de bebouwde kom is zeer laag. De kans op het falen van een nabijgelegen stationaire bron is dan ook alleen substantieel verhoogd indien er sprake is van zeer grote hoeveelheden vervoer van gevaarlijke stoffen. Hiervan is geen sprake. Omgekeerd is door het falen van een stationaire bron, zoals NXP of Antargaz, het falen van een voorbijgaande goederentrein zeer onwaarschijnlijk, dan wel onmogelijk. De kans op het falen is immers al zeer klein en er komen per dag maar ongeveer 3 goederentreinen voorbij.

Van cumulatie is sprake indien een plangebied binnen meerdere invloedsgebieden ligt van verschillende risicobronnen. Een groot deel van het plangebied ligt maar in één invloedsgebied of ligt buiten een invloedsgebied. Daar is dus geen sprake van cumulatie. In de omgeving van de gasbuisleiding overlappen de invloedsgebieden van de alternatieve routering vervoer gevaarlijke stoffen en die van het kanaal. Het totale risico binnen dit gebied wordt vooral gedomineerd door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg van en naar Antargaz.

De berekende groepsrisiconiveaus zijn alleen van de routering vervoer gevaarlijke stoffen substantieel, voor de overige bronnen zijn het betrekkelijk lage groepsrisiconiveaus. Het groepsrisico als gevolg van de routering is verantwoord. Ook hier is dus nauwelijks sprake van een cumulatie tot een onaanvaardbaar niveau.

6.6.3 Advies VRGZ bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

De Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) heeft advies uitgebracht over het aspect externe veiligheid (zie Bijlage 18). De VRGZ bevestigt het voorgaande en geeft aan dat de kans dat er een van de scenario's zoals beschreven optreedt klein is. De VRGZ geeft verder aan betrokken te willen blijven bij de verdere inrichting van het gebied. De VRGZ zal daarom ook om advies worden gevraagd op het moment dat er een uitgewerkt stedenbouwkundig plan ligt. Binnen dit plan zal er aandacht zijn voor bijgaande advies van de VRGZ. Ten aanzien van de bestrijdbaarheid wordt opgemerkt dat deze in de huidige situatie voldoende is geborgd. Het mogelijk verplaatsen van bluswatervoorzieningen bij een nadere uitwerking van dit plan zal worden afgestemd met de VRGZ. Gezien het feit dat scenario's zoals een koude BLEVE zich zeer snel kunnen ontwikkelen, is het voorkomen van het incident niet altijd mogelijk. De bereikbaarheid is echter voldoende om de gevolgen van een incident te beperken. Mogelijke aanpassingen van de wegenstructuur worden nog afgestemd met de VRGZ.

De gemeente heeft ambtelijk overleg gevoerd met de VRGZ naar aanleiding van het eerste advies. Op basis van het overleg heeft de VRGZ een aanvullend advies uitgebracht, dat als oplegnotitie dient bij het eerste advies. Het aanvullend advies is toegevoed als Bijlage 19 bij de toelichting. De adviezen van de VRGZ worden in acht genomen in het voorliggend bestemmingsplan.

6.6.4 Eindconclusie

Met het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid voldoende in beeld is gebracht om een zorgvuldig besluit te nemen. De gemeenteraad oordeelt met de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan dat de bovenstaand beschreven risico's aanvaardbaar worden geacht in relatie tot de planontwikkeling.

6.7 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, is een inventarisatie benodigd om te kunnen bepalen of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik in relatie tot de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

De gemeente Nijmegen heeft voor haar beheergebied de Nota Bodembeheer opgesteld. Hierin is het lokale beleid voor grondverzet en bodemsanering beschreven.

Bekende bodemkwaliteit

Binnen het plangebied voor 'Kanaalknoop Noord' zijn in het verleden diverse milieuhygiënische bodemonderzoeken uitgevoerd. De meeste onderzoeken zijn uitgevoerd op de voormalige bedrijfslocaties St. Teunismolenweg 15-23 en Nieuwe Dukenburgseweg 20. Uit de beschikbare bodemonderzoeken blijkt dat binnen het plangebied diverse gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn.

Op de milieuatlas van de gemeente Nijmegen (https://kaart.nijmegen.nl/milieu/) zijn de bij de gemeente Nijmegen bekende bodemonderzoeken digitaal in te zien en te downloaden. Op deze site zijn ook de locaties te vinden die (mogelijk) verontreinigd zijn.

Bodemkwaliteit in relatie tot de beoogde bestemming

Op een deel van het plangebied wijzigt de bestemming niet. Voor dit deel van het gebied geldt dat er geen bodemverontreiniging bekend is, of verwacht wordt, die de bestemmingswijziging op nabijgelegen terreinen belemmert. De bekende bodemkwaliteit vormt ook geen risico bij het huidige gebruik. Het uitvoeren van extra bodemonderzoek of een bodemsanering is daarom niet aan de orde. Uitzondering hierop is het deel van het terrein aan de Nieuwe Dukenburgseweg 20 dat de bestemming bedrijfsterrein houdt. (zie hieronder).

St. Teunismolenweg 15-23

Op dit voormalige bedrijfsterrein is bodemverontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl) aanwezig. De gemeente Nijmegen heeft twee besluiten genomen over deze verontreiniging:

  • Besluit vaststelling ernst verontreiniging en spoedeisendheid sanering, kenmerk D211331097, van 15 december 2021;
  • Besluit instemming gefaseerd saneringsplan, kenmerk 220513748, van 25 mei 2022.

De bodemsanering op het terrein is spoedeisend en is inmiddels gestart. Zowel het grondwater als de grond worden gesaneerd. De grond op de locatie zal worden gesaneerd op plaatsen waar de bodemkwaliteit in de toekomstige situatie niet voldoet aan de normen (lokale maximale waarden). In de bodemsanering is voorzien dat een deel van het grondwater verontreinigd zal blijven. Deze restverontreiniging zal geen belemmeringen opleveren voor het toekomstige gebruik van het terrein (bestemming 'gemengd').

Nieuwe Dukenburgseweg 20

Op dit terrein zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Op het terrein blijken verschillende bodemverontreinigingen aanwezig. De gemeente Nijmegen heeft een besluit genomen over deze verontreinigingen:

  • Besluit vaststelling ernst verontreiniging en spoedeisendheid sanering, kenmerk D200812604, van 25 januari 2021.

Op het terrein is een grondwaterverontreiniging met fluoride aanwezig. Deze verontreiniging zal naar verwachting geen risico's opleveren voor het toekomstige gebruik van het terrein. Voorafgaand aan de gebruikswijziging van de locatie moet dit wel worden bevestigd met een nieuwe risicobeoordeling.

Daarnaast zijn enkele ernstige grondverontreinigingen (voornamelijk met minerale olie) op de locatie aanwezig. Hier moet bodemsanering plaatsvinden voordat de locatie wordt herontwikkeld. De kosten voor deze bodemsaneringen zullen beperkt zijn en naar verwachting geen belemmering vormen voor het realiseren van de nieuwe bestemming.

Op de locatie vindt nog bodemonderzoek plaats in het kader van de beëindiging van de milieuvergunning. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning, activiteit bouwen, zal ook aanvullend bodemonderzoek nodig zijn. Mogelijk zal op basis van deze onderzoeken (aanvullende) bodemsanering noodzakelijk blijken te zijn. Wij verwachten echter niet dat er nog onvoorziene grootschalige verontreinigingen op het terrein aanwezig zijn. In het exploitatieplan zal rekening moeten worden gehouden met kosten voor de benodigde bodemsaneringen.

Huidige parkeerplaats aan de Gerstweg

Op dit terrein is de puinfundering (geen bodem) onder het asfalt verontreinigd met asbest. In de onderliggende grond zijn, voor zover onderzocht, geen verontreinigingen gemeten. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning, activiteit bouwen, zal aanvullend bodemonderzoek nodig zijn. Wij verwachten echter niet dat er, nog onvoorziene, grootschalige verontreinigingen op het terrein aanwezig zijn.

Grondwaterverontreinigingen in relatie tot herontwikkeling

In het plangebied bevinden zich enkele grondwaterverontreinigingen. Deze verontreinigingen vormen geen belemmering voor het realiseren van de nieuwe bestemming. Er is echter wel aandacht nodig bij het realiseren van een KWO-systeem in het plangebied en bij eventueel benodigde bemalingen. De grondwaterverontreinigingen mogen namelijk niet zomaar worden verplaatst en/of verwijderd. Bij KWO is ook het belangrijk om het systeem zó aan te leggen dat scheidende bodemlagen worden afgedicht en dat de toegepaste materialen niet worden aangetast door de verontreinigingen.

Conclusie

In het plangebied zijn verschillende bodemverontreinigingen aanwezig. Op het terrein aan de St. Teunismolenweg wordt de bodem gesaneerd om het terrein geschikt te maken voor de nieuwe bestemming.

Voor het realiseren van de nieuwe bestemmingen op het terrein aan de Nieuwe Dukenburgseweg zal in het exploitatieplan rekening moeten worden gehouden met kosten voor de benodigde aanvullende bodemonderzoeken en de bodemsanering.

Voorafgaand aan de herontwikkeling van het plangebied moet een nieuwe risicobeoordeling van de grondwaterverontreiniging met fluoride worden uitgevoerd. En op verschillende plaatsen in het plangebied moet (aanvullend) bodemonderzoek worden uitgevoerd om een volledig en voldoende gedetailleerd beeld van de bodemsituatie te krijgen. Wij verwachten echter niet dat er, nog onvoorziene, grootschalige verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn.

We verwachten bij het realiseren van de gewijzigde bestemming daarom geen onoverkomelijke maatschappelijke en financiële belemmeringen ten gevolge van een bodemverontreiniging. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Gevolgen Omgevingswet

De ontwikkelingen op de locatie vinden waarschijnlijk (deels) plaats als de Omgevingswet in werking is getreden. Voor die ontwikkelingen zal het volgende gelden: Om een bodemgevoelig gebouw te mogen bouwen op een bodemgevoelige locatie moet in dit plangebied eerst een vooronderzoek worden uitgevoerd conform NEN5725. Als daaruit blijkt dat een er een verdenking bestaat op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging van de bodem wordt een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd volgens de NEN5740. De recent uitgevoerde onderzoeken blijven hierbij gewoon gelden. Afhankelijk van de resultaten van het verkennend onderzoek moet eventueel een nader onderzoek worden uitgevoerd. Als de toelaatbare bodemkwaliteit wordt overschreden in meer dan 25m³ grond dan moet de (deel)locatie geschikt worden gemaakt door te saneren. Voor terreindelen die voor verkeersdoeleinden of als openbaar groen (groenstrook, berm, enz.) worden ingericht zal de saneringsinspanning grotendeels wegvallen.

De inwerkingtreding van de Omgevingswet zal naar verwachting een kleinere onderzoeks- en saneringsinspanning tot gevolg hebben dan onder de huidige wetgeving wordt geëist.

6.8 Water

6.8.1 Watertoets en algemeen

Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen het Besluit ruimtelijke ordening (21 april 2008) is de watertoets verankerd.

Het plangebied maakt deel uit van de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Hatert, De Biezen en Winkelsteeg (noord). Voor dit gebied zijn het Gemeentelijk Rioleringsplan Nijmegen 2017-2023, de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' (2013) en het Waterplan Winkelsteeg (2022) relevant. Daarnaast ook het beleid en de regels van het Waterschap.

Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2017 - 2023

Het GRP 2017-2023 geeft invulling aan de wettelijke gemeentelijke watertaken voor stedelijk afvalwater, afstromend hemelwater en maatregelen tegen grondwateroverlast. Het GRP beschrijft visie en ambities voor de gemeentelijke watertaken en geeft invulling aan de uit te voeren activiteiten en benodigde financiële en personele middelen. In het nieuwe GRP 2017-2023 blijft het accent liggen op duurzame ontwikkeling in combinatie met doelmatig beheer (Asset-management). Dit betekent onder andere: gegevens goed op orde krijgen en houden, gericht meten aan de riolering en grondwater, en maatwerk bij het vaststellen van de juiste maatregelen op het juiste tijdstip. De belangrijkste ambities en activiteiten in het GRP 2017-2023 zijn:

  • Het (per stadsdeel) ontwikkelen van een strategie voor klimaatadaptatie;
  • Effectieve samenwerking met waterpartners en buurgemeenten;
  • Beperken van regenwateroverlast;
  • Beperkt houden van gezondheidsrisico;
  • Tegengaan van structurele grondwateroverlast.

De activiteiten die hiervoor worden ontplooid omvatten onder meer:

  • Aanleg van infrastructuur;
  • Reinigen, inspecteren en onderhouden van infrastructuur;
  • Vernieuwen en verbeteren van infrastructuur;
  • Onderzoek en monitoring;
  • Beleid en planvorming.

Het afkoppelen van hemelwaterafvoer van de gemengde riolering blijft doorgaan in gebieden waar het bijdraagt aan oplossen, beperken of voorkomen van regenwateroverlast, milieubelasting en gezondheidsrisico. Bij het afkoppelen van openbare ruimte wordt gezocht naar combinaties met verbetering van groen. De voorkeur gaat uit naar bovengronds infiltreren. Zowel voor afkoppelen gebouwen als voor toepassing van vegetatiedaken bij bestaande bebouwing is subsidie mogelijk.

In het nieuwe GRP ligt nog meer accent op klimaatadaptatie en op de visie om als stad klimaatbestendig te zijn in 2050. Daarom zal extra aandacht aan duurzame stedelijke ontwikkeling worden gegeven, die rekening houdt met meer groen in de stad om hittestress tegen te gaan en minder verharding om beter met hevige regenval om te kunnen gaan. Voor dit plangebied, dat al erg groen is, betekent dit dat vooral op het bedrijventerrein Winkelsteeg veel aandacht zal uitgaan naar een duurzamere waterhuishouding.

Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013)

Het gemeentelijk beleid voor het afkoppelen van hemelwaterafvoer is opgenomen in vastgesteld beleid: de Nota Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer (2013). Deze is gebaseerd op het Bouwbesluit 2012.

Deze nota bevat eisen voor het ontwerp en de aanleg van voorzieningen voor het afkoppelen en infiltreren van hemelwaterafvoer en geldt zowel voor openbaar terrein als particulier terrein. De nota stimuleert particulieren af te koppelen en eist dat bij sloop, herbouw en nieuwbouw op eigen terrein wordt geïnfiltreerd. De afkoppelnormen in deze nota zijn laag in relatie tot de toekomstig te verwachten hevigere regenbuien (eerste 10 mm bergen op eigen terrein) en vallen weg tegen de strengere eisen die het waterschap eist ten aanzien van nieuwbouw.

Waterschap Rivierenland

Het beleid van het waterschap Rivierenland is beschreven in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 Versterken Verbinden Vergroenen. Daarnaast beschikt het waterschap over een verordening, de Keur voor waterkeringen en wateren. Daarin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op waterkeringen en watergangen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of nabij waterkeringen of watergangen kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden worden getoetst aan de beleidsregels.

Waterplan Winkelsteeg 2022

Voor de ontwikkeling van Winkelsteeg is een Waterplan opgesteld. Het Waterplan Winkelsteeg 2022 heeft twee doelen:

    1. 1. Het geeft de kaderstellende inrichting weer voor de uitwerking van het watersysteem in de deelplannen.
    2. 2. Het is de grondslag voor (bestuurlijke) afstemming tussen de betrokken partijen. De gemeente stelt bij de verdere stedenbouwkundige uitwerking van het plan een waterhuishoudkundigplan op, in afstemming met de betrokken partijen.

Dat waterhuishoudkundigplan voor Kanaalknoop Noord wordt voorgelegd aan het waterschap en de gemeente. In het waterhuishoudkundigplan wordt onder andere beschreven:

  • Huidige situatie met relevante gegevens over grondwater, riolering en oppervlaktewater;
  • De ontwikkeling met verharde oppervlaktes, infrastructurele inrichting en kabels & leidingen. De oppervlaktes moeten in de ontwerpfase worden ingetekend en aangeleverd als shapefile. Na oplevering wordt de ontwikkeling geactualiseerd (op basis van de BGT) en blijvend geborgd in Atlaz. Hierin moet onder andere staan vermeld hoeveel verhard oppervlak er aanwezig is en hoeveel waterberging (in mm en m3) is gerealiseerd.
  • Een beschrijving van het nieuwe hemel- en afvalwatersysteem. Hierbij zijn peilen, afwatering en controleberekeningen opgenomen.
  • De effecten op de integrale waterhuishouding;
  • De wijze van beheer en onderhoud, afgestemd met stadsbeheer gemeente Nijmegen. Een waterboekhouding moet worden bijgehouden zodat bij het ontwikkelen van het laatste deelgebied de waterbalans en waterstructuur voor het gehele gebied klopt. Een format voor de waterboekhouding wordt opgesteld en geactualiseerd. Bij ruimtelijke plannen is het verplicht om het watertoetsproces te doorlopen. Bij toename van verhard oppervlak zal met het waterschap overeenstemming moeten worden bereikt over de compensatie van de waterberging. De uitgangspunten van het integrale waterplan zijn hierbij leidend.

Bestemmingsplanregels

In de planregels is opgenomen dat de gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen slechts mogen worden bebouwd, indien wordt voldaan aan de capaciteitseisen voor de berging van hemelwater en aan de inrichtingsprincipes voor het watersysteem uit het (meest recente) Waterplan Winkelsteeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0017.png"

Schematische weergave inrichtingsprincipes waterplan - Kanaalknoop

6.8.2 Oppervlaktewater

De Winkelsteegse vijvers liggen in peilgebied MAL101 met streefpeil 7.75 m NAP. De vijvers grenzen aan het plangebied Kanaalknoop. De vijvers wateren via drie duikers die met putten verbonden zijn, af op de A-watergang parallel aan het kanaal. De hoogst liggende duiker is een rond 500 mm duiker met b.o.b. 7,50 m NAP. Het waterpeil in de vijver staat onder invloed van de grondwaterstand en fluctueert o.b.v. neerslag, verdamping, grondwaterstand en afvoer. De vijvers zijn in beheer bij waterschap Rivierenland.

Op de vijvers loost aan de oostzijde een verbeterd gemengd rioolstelsel via de overstort Hulzensweg. In de Hulzenseweg zorgt een wervelventiel voor limitering in de afvoer richting het rioolgemaal. Bij extreme buien kan dit overstorten naar de vijvers. De aangesloten hoeveelheid oppervlak is 15,6 ha. De berging in de riolering bedraagt 390 m3. De afvoercapaciteit is 136 m3/uur.

Stikstof en fosfor voldoen niet aan de norm, het water is zeer voedselrijk. Dit komt tot uiting in de zeer hoge chlorofyl-A gehaltes, een maat voor de hoeveelheid algen in het water. Het Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV) is hierdoor ook te hoog. Totaal stikstof bestaat uit ammonium, nitraat en organisch stikstof. Organisch stikstof bestaat zowel uit levend (algen) als dood (detritus, dode algen) materiaal. In de vijver is stikstof bijna alleen aanwezig in de vorm van organisch stikstof. Ook bij totaal fosfor is de organische component zeer dominant aanwezig. De temperatuur is op orde en in bijna alle jaren zelfs “zeer goed”. De zuurgraad is soms te hoog, dit wordt veroorzaakt door hoge productie (activiteit) van de algen. Het water wordt daardoor te basisch. Het doorzicht is zeer slecht door de hoge troebelheid door de aanwezigheid van de algen

Voor het deelgebied Kanaalknoop-Zuid geldt dat er een mogelijkheid moet zijn om schoon dakwater direct op de vijvers af te wateren. Overig hemelwater kan via bodempassages, conform Waterplan Winkelsteeg, afwateren op de hoofdstructuur. Vanuit de wadi's wordt het water vertraagd naar de nieuw te graven hoofdstructuur afgevoerd. Alleen bij noodsituaties kan er directe overstort via de slokops plaatsvinden.

In het deelgebied Kanaalknoop-Noord wordt een piekberging gerealiseerd. De exacte locatie en uitwerking van de nieuwe waterbergingsvoorziening is nog niet bekend. In de directe omgeving is wel voldoende ruimte om vervangende waterberging te realiseren. De realisatie van de vervangende waterbergingsvoorziening is geborgd via het Waterplan Winkelsteeg.

De watergang langs het Maas-Waalkanaal is in de huidige situatie de hoofdwatergang van dit gedeelte van Nijmegen, waar afstromend hemelwater en overstortend rioolwater in wordt ontvangen en afgevoerd. Deze functie moet gehandhaafd blijven met mogelijkheden tot verbetering. Kanaalknoop-Noord en Kanaalknoop-Zuid worden via een extra verbinding onder de Nieuw Dukenburgseweg verbonden.

6.8.3 Grondwater

Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

Het uitgangspunt bij stedelijke uitbreidingen is grondwaterneutraal bouwen. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:

  • een aan grondwater gerelateerde keuze van de locatie, bijvoorbeeld geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden;
  • maatregelen tijdens bouwrijp maken en bouw, bijvoorbeeld ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur;
  • een waterbestendig bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen, bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen.

Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als die onvoldoende soelaas bieden, komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit ondergronds bouwen niet uit. Dat is mogelijk mits voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.

In de Waterwet is naast de gemeentelijke zorgplicht voor regenwater ook een zorgplicht voor grondwater opgenomen. Gelet op de verantwoordelijkheden van particulieren strekt deze zorgplicht niet zover dat gemeenten ook gehouden zijn (ter voorkoming van grondwateroverlast) maatregelen te nemen op percelen die in particulier eigendom zijn. Eigenaren moeten zelf zorgen voor een goede staat van de bij hen in eigendom zijnde percelen en gebouwen. Zij moeten in dat kader zelf bouwkundige maatregelen treffen. Dit speelt vooral bij ondergronds bouwen.

Voor indicatieve informatie over de grondwaterstanden wordt verwezen naar de milieuatlas van de gemeente Nijmegen die te vinden is via http://kaart.nijmegen.nl/milieu/. De grondwaterstand is van belang voor de eventuele bouw van een kelder of een verdiepte parkeervoorziening en het (tijdelijk) lozen van het bronneringswater. Op de milieuatlas is ook informatie te vinden over (resultaten en onderzoek naar) de waterdoorlatendheid van de bodem.

Voor infiltratie van hemelwater naar grondwater dient te worden bekeken of de beoogde locatie vervuild is, zoals beschreven in paragraaf 6.7 Bodem. Vervuilde grond moet gesaneerd worden alvorens geïnfiltreerd kan worden.

6.8.4 Riolering en hemelwater

De riooltechnische ontsluiting van het plangebied Kanaalknoop-Noord wordt via gemaal Gerstweg geloosd op de Weg door Jonkerbos. Het plangebied Kanaalknoop-Zuid prikt in op het rioolstelsel van Hatert alvorens het op de Weg door Jonkerbos loost.

De huidige riolering is uitgevoerd als verbeterd gescheiden stelsel. Vanuit het Bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om afvalwater en hemelwater op verantwoorde wijze te verwerken. Afvalwater moet verplicht op de openbare riolering aangesloten worden. Hemelwater moet op eigen terrein verwerkt worden. De gemeente Nijmegen hanteert bij de duurzame omgang met hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' en voor Winkelsteeg specifiek het Waterplan Winkelsteeg.

De verbeterd gescheiden riolering blijft aanwezig om vervuilde rioleringsoppervlaktes af te voeren naar de zuivering. Ten aanzien van vervuilde (ontsluitings)wegen zijn voorzieningen en/of bermpassages beoogd (conform waterplan) om vervuilingsrisico's te minimaliseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0018.png"

Riolering Winkelsteeg (2022)

Op grond van het Bouwbesluit (artikel 6.18) moet hemelwater van daken en andere verharding in beginsel op eigen terrein verwerkt worden. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij de infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform het convenant 'Duurzaam bouwen in het KAN' (2000) gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Het niet toepassen van uitlogende materialen is een voorbeeld. Het convenant is in 2013 geactualiseerd als Het groene akkoord.

Voor plannen waarbij hemelwater in de bodem geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de gemeente worden ingediend. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet een goedgekeurd waterhuishoudkundig plan gevoegd zijn. Conclusie is dat het plan geen negatieve effecten heeft op het rioleringsstelsel of (indirect) oppervlaktewatersysteem.

De omgevingsvergunningsaanvraag voor bouwen moet een goedgekeurd rioleringsplan/ waterhuishoudkundig plan bevatten. De nota 'Afkoppelen en infiltreren hemelwaterafvoer' geeft de inhoud van een dergelijk plan weer. Hiertoe is onderzoek naar bodemgesteldheid en grondwaterstanden nodig. Geen bijgevoegd goedgekeurd plan betekent een niet-ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag.

Belangrijke keuzen die al in het stadium van het schetsontwerp gemaakt moet worden, zijn:

  • het type infiltratievoorziening/filtervoorziening
  • dimensies en het globale functioneren van de infiltratievoorziening(en)
  • de locatie(s) van infiltratievoorziening(en) en noodoverlopen naar openbaar gebied
  • de locatie voor eventuele uitbreiding van wateroppervlak (indien extra berging nodig is)

Riolering algemeen

Het afvalwater van de gebouwen in het plangebied moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden. Voor het maken van nieuwe aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering moet een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering (zie www.nijmegen.nl > Diensten > Bouwen en wonen > Rioolaansluiting aanvragen). Op grond van de 'Verordening éénmalig rioolaansluitrecht' worden de kosten voor het maken van deze aansluiting op de aanvrager verhaald. Indien voor de afvoer van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden, zijn geen kosten verschuldigd.

Bouwen boven gemeentelijke riolering is niet toegestaan en kan betekenen dat riolering verlegd of dat de inrichting gewijzigd moet worden. Bij hoofdtransportleidingen dient rekening gehouden te worden met niet te bebouwen stroken aan weerszijden van de leiding van 6 m. Deze eis is vastgelegd in artikel 2.5.19 van de Nijmeegse bouwverordening.

Uitleggers aansluiting riolering

Het afvalwater van de woningen moet worden aangesloten op de openbare riolering. Het is niet uitgesloten dat van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden. Hiertoe dient contact opgenomen te worden met Kwaliteitsbeheer Riolering.

Indien wel nieuwe aansluitingen nodig zijn, moet voor het maken van die aansluitingen op de riolering in de openbare ruimte vanaf de perceelgrens tot aan de riolering een aanvraag worden ingediend bij Kwaliteitsbeheer Riolering (zie www.nijmegen.nl > Diensten > Bouwen en wonen > Rioolaansluiting aanvragen). Op grond van de 'Verordening éénmalig rioolaansluitrecht' worden de kosten voor het maken van deze aansluiting op de aanvrager verhaald. Indien voor de afvoer van bestaande aansluitingen gebruik gemaakt kan worden, zijn geen kosten verschuldigd.

Controleput

Afvalwater en hemelwater moeten gescheiden ingezameld en afgevoerd worden. Het verdient aanbeveling afvalwater en hemelwater per woning of bedrijf via eigen aansluitingen op de riolering af te voeren. Het verdient tevens aanbeveling goede afspraken te maken over de afvoer van afvalwater en hemelwater over de percelen van derden als die situatie zich voordoet en die afspraken goed vast te leggen. Voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en hemelwater dienen op particulier terrein te liggen. In alle voorzieningen moet op particulier terrein een controleput geplaatst worden. Inpandige controleputten zijn toegestaan.

Gescheiden stelsels en foutieve aansluitingen

Bij gescheiden stelsels is het van belang dat foutieve aansluitingen voorkomen worden omdat deze de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden. Bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen toetst het bevoegd gezag of de juiste maatregelen worden genomen. Hierbij wordt onder andere getoetst aan het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan.

Bestemmingsplanregels

Zoals hiervoor reeds aangeven is in de planregels opgenomen dat de gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen slechts mogen worden bebouwd, indien wordt voldaan aan de capaciteitseisen voor de berging van hemelwater en aan de inrichtingsprincipes voor het watersysteem uit het Waterplan Winkelsteeg.

6.9 Natuur

In deze paragraaf is ingegaan op de landelijke kaders rondom natuur (Wet natuurbescherming), de provinciale kaders en de gemeentelijke kaders.

6.9.1 Wet natuurbescherming

In Nederland is de bescherming van inheemse soorten planten en dieren geregeld in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Deze wet bevat regels voor de bescherming van natuurgebieden, in het wild levende dier- en plantensoorten en houtopstanden in Nederland. Het uitgangspunt van de wet is de natuur te beschermen, mede vanwege de intrinsieke waarde, en het behouden en herstellen van biologische diversiteit zonder de lasten te verhogen. In 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De wet bepaalt dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van het habitat kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden en beschermde soorten.

Gebiedsbescherming: De Wet natuurbescherming voorziet in specifieke kaders voor gebieden die op grond van internationale verplichtingen moeten worden beschermd, te weten de Natura 2000- gebieden, bedoeld in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Voor elk Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor soorten en/of habitattypen. Per soort en/of habitattype is aangegeven of behoud van de huidige aantallen/arealen voldoende is of dat uitbreiding dan wel verbetering nodig is. Het is verboden om zonder vergunning een project te realiseren dat significante gevolgen kan hebben op de instandhoudings- doelstellingen van (de aangewezen habitattypen en -soorten van) een Natura 2000-gebied en aanzien van de gebiedsbescherming is het de bedoeling dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.

Soortenbescherming: De Wet natuurbescherming vormt tevens het wettelijk kader voor de bescherming van een groot aantal inheemse bedreigde dier- en plantsoorten. Op het gebied van soortbescherming is het uitgangspunt van de Wet natuurbescherming dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan; het 'nee, tenzij-principe'.

De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn en een apart beschermingsregime voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.

6.9.2 Provinciaal kader

In de Omgevingsvisie Gelderland staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de omgevingsvisie zijn de waardevolle natuurgebieden opgenomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).

6.9.3 Gemeentelijk beleid

6.10 Archeologie

6.10.1 Rijksregelgeving en -beleid

Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de (voormalige) Monumentenwet 1988 via de Wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007).

Met het in werking treden van de Erfgoedwet op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 grotendeels vervallen. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de hoofdstukken II, paragrafen 2 en 3, IV, V, paragrafen 1 en 9, en VI van de Monumentenwet 1988, zoals die luidden voor inwerkingtreding van deze wet, nog van toepassing. Hoofdstuk V regelt de Archeologische Monumentenzorg.

Het Besluit ruimtelijke ordening Artikel 3.1.6, lid 5 regelt de omgang van het bestemmingsplan met de in een gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Dit wordt straks onderdeel van de Omgevingswet. Dit komt er op neer dat tenzij dit reeds in een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is vastgelegd, er ten minste in het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

6.10.2 Provinciaal beleid

Delen van Nijmegen vallen onder het Werelderfgoed van de Romeinse Limes. De begrenzing van de Romeinse Limes is opgenomen in de Provinciale omgevingsverordening. De Provincie Gelderland heeft het nominatiedossier voor de Romeinse Limes, ter verkrijging van de UNESCO-Werelderfgoedstatus samen met de provincies Utrecht en Zuid-Holland vastgesteld in 2019 en aangeboden aan het Rijk. Het nominatiedossier is daarna door Nederland en Duitsland gezamenlijk in januari 2020 bij het Werelderfgoedcomité voorgedragen voor de UNESCO Werelderfgoedstatus. De Limes is in 2021 uitgeroepen tot Werelderfgoed. De Winkelsteeg valt echter niet binnen dit Werelderfgoed. Het plangebied valt wel binnen de zone van Provinciale archeologische parels en diamanten waardoor er sprake is van een provinciaal belang.

6.10.3 Gemeentelijk beleid

Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is er, in overeenstemming met Malta en de Erfgoedwet, op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. De Structuurvisie voor Nijmegen uit 2013 legt nadrukkelijk een koppeling tussen archeologie en lokale identiteit, en als bron of inspirator voor toerisme, een economisch belangrijke factor in de economie van de gemeente Nijmegen.

Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld (ABAK), waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze kaart is onderdeel van de Nota Nieuw Beleid (2013) en in een bijgewerkte vorm van het facetbestemmingsplan archeologie (2014). De op de kaart aangeduide waarden vormen de basis voor nieuwe bestemmingsplannen, waar nodig aangevuld met nieuw onderzoek.

Het streven van de gemeente Nijmegen is in eerste instantie gericht op behoud in situ. Planaanpassingen kunnen de kosten voor archeologisch onderzoek overbodig maken of sterk beperken. Initiatiefnemers wordt dan ook aangeraden in een vroeg stadium met de gemeente in overleg te gaan inzake de mogelijkheden om te kijken naar de best mogelijke opties. Het kan daarbij gaan om adviezen voor de soort van archeologisch onderzoek die het beste gekozen kan worden of om de mogelijkheden van archeologie sparend bouwen te bekijken.

6.10.4 Archeologische beleidskaart gemeente Nijmegen

Het plangebied Nijmegen Kanaalknoop Noord ligt momenteel in een gebied met de dubbelbestemming archeologie waarde 0, 1 en 2.

tekst per waarde
waarde 0 De waarde 0 wordt aan een gebied toegekend als er, op basis van onderzoek, duidelijk is dat er geen behoudenswaardige archeologische resten meer in het gebied aanwezig (kunnen) zijn.

Voor deze waarde is geen omgevingsvergunning vanwege archeologie nodig.
waarde 1 Waarde 1 wordt toegekend aan een gebied als er sprake is van een onbekende, lage of middelhoge verwachting. Deze waarde geldt voor een groot deel van het grondgebied van de gemeente Nijmegen. In veel gevallen is de waarde terug te voeren op het ontbreken van nadere kennis omtrent de situatie ter plekke.

Voor deze waarde geldt dat er in het kader van omgevingsvergunningen een ondergrens geldt voor het doen van archeologisch onderzoek. Deze grens is gerelateerd aan het oppervlakte van het plangebied, namelijk groter dan 2.500 m2, en een ingreep die dieper gaat dan 30 cm.
waarde 2 Een waarde 2 gebied heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde, die door de dubbelbestemming beschermd wordt.

Aan een waarde 2 gebied zijn ondergrenzen verbonden, waarbij archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt. Deze grenzen bedragen voor de geplande ingreep een oppervlak van tenminste 100 m2 en een verstoring of bodemingreep die dieper dan 30 cm gaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0026.png"

6.10.5 Uitgevoerde onderzoeken en aangepaste waarden archeologie in het plangebied

Een bestemmingsplan moet (ook financieel) haalbaar zijn. De aan- of afwezigheid van archeologische waarden in de ondergrond kan van invloed zijn op de haalbaarheid, bijvoorbeeld omdat beschermende maatregelen noodzakelijk zijn of dat delen van het gebied opgegraven dienen te worden.

Om de haalbaarheid van het nieuwe bestemmingsplan vast te stellen is binnen een aantal delen van het bestemmingsplan onderzoek uitgevoerd. Het gaat hierbij om bureau- en booronderzoek.

Hiervan zijn de volgende rapporten verschenen:

  • Kooten, M.Y. van, E. Heunks & P. van de Geer, 2020: Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek plangebied Winkelsteeg te Nijmegen, Nijmegen (Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 303).
  • Geer, P. van de, 2022: Verkennend booronderzoek Winkelsteeg II. Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) in vier deelgebieden binnen plangebied de Winkelsteeg, gemeente Nijmegen, Nijmegen (Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 323).
  • Geer, P. van de, 2023: Verkennend booronderzoek Winkelsteeg III. Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) in drie onderzoeksgebieden binnen plangebied de Winkelsteeg, gemeente Nijmegen, Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 358

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat binnen het noordwestelijke deel van het bestemmingsplan een zone voorkomt die volledig verstoord is. Hier is geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk (zie Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 303). Ook voor het gebied met archeologie waarde 0 is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Binnen een aantal delen van het bestemmingsplan is archeologisch booronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er potentieel archeologische vindplaatsen aanwezig zijn:

  1. 1. Deelgebied Gerstweg / Sint Teunismolenweg 15 (zie Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 323).
  2. 2. Onderzoeksgebied 3 – Parkeerterrein NDW (NXP) (zie Archeologische Berichten Nijmegen – Briefrapport 358).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0027.png"

Binnen deze zones dient rekening te worden gehouden met de maximaal toegestane verstoringsdiepte zoals benoemd in de rapportages. Wanneer het niet mogelijk is bodemingrepen te beperken tot de hier aangegeven grenzen wordt geadviseerd over te gaan tot de volgende stap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ): eventueel aanwezige resten daadwerkelijk op te sporen, in kaart te brengen en te waarderen middels een proefsleuvenonderzoek.

De overige delen binnen het bestemmingsplan zijn nog niet afdoende onderzocht en behouden de archeologische waarde conform het facetbestemmingsplan archeologie / de archeologische beleidskaart. De huidige dubbelbestemming archeologie blijft hier van kracht.

6.10.6 Selectiebesluit 1 juni 2023

In 2023 is in het kader van de gebiedsontwikkeling een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd ter plekke van de Sint Teunismolenweg 15 (toekomstige bestemming 'Gemengd - Bedrijven en sport'). Het gaat om het volgende onderzoek:

  • Van der Leije, J., 2023: IVO-p Winkelsteeg – Sint Teunismolenweg 15 (Teu3) Nijmegen, Proefsleuven. Evaluatierapport (Archol).

Op basis van dit onderzoek is op 1 juni 2023 een selectiebesluit genomen en is een gedeelte van het plangebied vrijgegeven. Voor de volledigheid is het selectiebesluit is toegevoegd als Bijlage 22 bij de toelichting. Voor het gedeelte dat is vrijgegeven is een dubbelbestemming archeologie niet meer nodig. Voor de niet-vrijgegeven delen is uitgegaan van de geldende dubbelbestemmingen.

6.10.7 Bestemmingsplanregels

In de regels is waarde 2 als dubbelbestemming opgenomen (Waarde - Archeologie 2) en waarde 1 als wetgevingzone (wetgevingzone - waarde archeologie 1).

Omgevingsvergunning(en) kunnen pas verleend worden nadat is vastgesteld dat eventueel aanwezige archeologische waarden niet geschaad worden door de geplande ontwikkelingen of dat de archeologische waarden zijn veiliggesteld middels archeologisch onderzoek.

6.10.8 Meldingsplicht art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet

Archeologische vondsten dan wel waarnemingen gedaan bij niet-archeologisch onderzoek moeten gemeld worden op basis van de artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Dit soort vondsten wordt aangeduid als toevalsvondst.

Om het documenteren van toevalsvondsten en waarnemingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling de volgende standaardtekst bij de vergunningverlening op te nemen, die refereert aan de wettelijke meldingsplicht van archeologische waarden (ex artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet):

Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.10).

Degene die bij het opsporen van archeologische monumenten, zonder het verrichten van een opgraving, waarnemingen doet, waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat die waarnemingen van belang zijn voor de archeologische monumentenzorg, meldt die waarnemingen zo spoedig mogelijk bij Onze minister (artikel 5.11). Deze melding kan in de praktijk worden gedaan bij het bevoegd gezag archeologie van de gemeente Nijmegen.

6.10.9 Conclusie

De geraamde kosten van vervolgonderzoeken zijn meegenomen in de grondexploitatie (zie daarvoor ook Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid). In de grondexploitatie is ook rekening gehouden met het feit dat uit een of meerdere nadere onderzoeken een opgraving kan volgen. Omdat sprake is van een sluitende grondexploitatie, kan worden gesteld dat sprake is van een financieel uitvoerbaar plan.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

6.11 Cultuurhistorie

6.11.1 Rijksbeleid

Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. De uiterlijke verschijningsvorm van de stad weerspiegelt haar ontwikkelingsgeschiedenis en bepaalt mede de identiteit van een gebied. Archeologische vondsten en historische bebouwing vormen het fysieke archief van de stad. De grond, waarop we staan is laag voor laag opgebouwd, waarbij iedere laag iets vertelt over een bepaalde periode uit de geschiedenis van de stad. Om deze redenen heeft het Rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het Rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen gebouwen, objecten en structuren met cultuurhistorische waarde te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren. Rijksmonumenten worden op basis van deze wet aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. Voor het wijzigen en slopen van rijksmonumenten is een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

6.11.2 Gemeentelijk beleid

Erfgoedverordening

De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten, beeldbepalende panden en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de Erfgoedverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

Aandachtslijst Cultureel Erfgoed

De aandachtslijst betreft een inventarisatie van onbeschermd waardevol erfgoed en is bedoeld om ongewenste sloop van cultureel erfgoed te voorkomen en herbestemming te stimuleren. De lijst is globaal getoetst aan de selectiecriteria uit de Erfgoedverordening. Er is nog geen uitgebreid onderzoek gedaan. Pas als er sprake is van een beschermingsprocedure zal dit onderzoek worden gedaan en worden de exacte cultuurhistorische waarden vastgesteld. Het college heeft de mogelijkheid om bij sloopplannen een beschermingsprocedure te starten. Op 18 maart 2015 is de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld. Diverse gebouwen en objecten in Dukenburg staan op de aandachtslijst.

Cultuurhistorische waardenkaart

De cultuurhistorische waarden in de gemeente Nijmegen zijn vastgelegd op de cultuurhistorische Waardenkaart (opgesteld door RAAP 2021). De waardenkaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij ruimtelijke plannen, zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 9 maart 2023.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0028.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0029.png"

Cultuurhistorische analyse

In opdracht van de gemeente heeft The Missing Link de cultuurhistorische rapportage Winkelsteeg gemaakt (december 2020). Voor dit onderzoek heeft The Missing Link een cultuurhistorische inventarisatie van het plangebied uitgevoerd en die is uitgewerkt in een omschrijving van de cultuurhistorische waarden van het gebied en een globale waardenstelling van de aanwezige objecten en ruimtelijke structuren. Dit document geeft inzicht in de historie, betekenis en essenties van de plek en haar omgeving. Daarnaast wordt een handreiking gedaan voor het optimaal benutten van de cultuurhistorische waarden in het plangebied en het verankeren van de bestaande structuren en waarden in de toekomstige ontwikkelingen. Voor een uitgebreidere cultuurhistorische analyse van het plangebied en omgeving, verwijzen wij naar het voornoemde rapport in de bijlage (Bijlage 1: Cultuurhistorische rapportage Winkelsteeg Nijmegen).

Op de cultuurhistorische waardenkaart die in het kader van dit bestemmingsplan is opgesteld zijn de diverse waardevolle cultuurhistorische elementen, structuren en gebieden aangeduid die aanwezig zijn in het plangebied. Het betreffen niet alleen monumenten en beschermde gebieden, maar ook niet-beschermd erfgoed, zoals opgenomen op de aandachtspandenlijst en waardevolle historische structuren.

Cultuurhistorische waardevolle bebouwing en objecten

Rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en stadsbeeldobjecten zijn opgenomen in het Monumentenregister van de gemeente Nijmegen. Dit is te raadplegen op de gemeentelijke website.

Binnen het plangebied bevinden zich geen gemeentelijk monumenten of panden die zijn opgenomen op de Aandachtslijst Cultureel Erfgoed.

Cultuurhistorische waardevolle structuren

In het plangebied Kanaalknoop Winkelsteeg bevinden zich meerdere historische ruimtelijke structuren, die van belang zijn vanwege hun ouderdom en die als constante factor een belangrijke verwijzing zijn naar eerdere fasen in de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Het gaat om historische wegen, dijken, waterlopen, parceleringen, groenstructuren en om resten van het natuurlijke landschap.

Cultuurhistorische waardevolle wegen

De volgende historische wegen zijn van wezenlijk en onlosmakelijk belang voor het gebied en zijn historische ontwikkeling:

  • Winkelsteegseweg: Deze historische weg dateert van 1806-1822 en is van hoge waarde als ruimtelijke structuur in het plangebied. Dit gebogen gedeelte van de Winkelsteegseweg kwam tot stand ten tijde van de omvorming van het park van landgoed De Hulsen naar de landschapsstijl, zoals dat in het begin van de 19e eeuw plaatsvond. Ten westen van het kanaal loopt deze historisch weg door als Oude Dukenburgseweg. De Winkelsteegseweg markeert de overgang tussen de noordelijk gelegen productiegronden die later industrie werden en het zuidelijk gelegen landgoed waarvan in latere ontwikkelingen restanten zijn bewaard gebleven. De cultuurhistorische waarde van deze weg is daarom hoog. Als goed herkenbaar landschapselement maakt de laan de opzet en de omvang van het verdwenen landgoed zichtbaar. Daarmee heeft de laan een grote inhoudelijke kwaliteit. Daarnaast heeft de door volgroeide bomen geflankeerd laan een monumentaal karakter en daarmee een hoge beleefde kwaliteit. Waardering: hoog.
  • Sint Teunismolenweg: De Sint Teunismolenweg in Winkelsteeg is het laatste restant van de historische route 'Grote weg van Grave naar Nijmegen' in Winkelsteeg. De 'Grote weg van Grave naar Nijmegen' komt deels overeen met het tracé van de Romeinse weg die het plangebied doorkruist. Ten westen van het kanaal loopt deze historische route door en is te herkennen in de Teersdijk. Door het huidige aanzien en functie als ontsluiting van het industrieterrein is het historische karakter niet meer als zodanig te beleven. Waardering: positief.

Cultuurhistorische waardevol water

De realisatie van het Maas-Waalkanaal, tussen 1920 en 1927, had grote impact op de beleving en gebruik van het aangrenzende plangebied. Een deel van de parkaanleg van Hulsen verdween door de graafwerkzaamheden voor de aanleg van de waterweg en waterpartijen in de parkaanleg vielen droog. Op het gebied van historische infrastructuur heeft het Maas-Waalkanaal grote waarde (regionaal/nationaal niveau) en was van groot belang voor de ontwikkeling van Nijmegen als industriestad.

Waardering: hoog.

Cultuurhistorisch waardevolle groenstructuren

Enkele historische weg- en waterstructuren zijn voorzien van een waardevolle groenstructuur, zoals weergegeven op de relictenkaart. Hoewel niet als historische groenstructuur aangelegd, zijn de volgroeide bomen wel een grote kwaliteit in het plangebied. Het groene karakter accentueert de historische weg- en waterstructuren en verhoogt de belevings- en gebruikswaarde van de structuren.

Monumentenverordening

De aanwijzing van gemeentelijke monumenten, bouwhistorie monumenten, identiteitsbepalende objecten en beschermde stadsbeelden met stadsbeeldobjecten geschiedt op basis van de monumentenverordening. Afhankelijk van de beschermingsvorm is voor wijziging, verbouw en sloop al dan niet een 'Omgevingsvergunning voor de activiteit monumenten' nodig.

Nota Cultureel Erfgoed

Het gedachtengoed uit de beleidsbrief "Modernisering Monumentenzorg" en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening zijn aanleiding geweest om ook het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de "Nota Cultureel Erfgoed", die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed wordt ingezet om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit van de locatie te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben, zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is een belangrijke factor die kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Erfgoedstrategie Nijmegen 2020

Op 23 september 2020 stelde de gemeente Nijmegen de 'Erfgoedstrategie Nijmegen 2020' vast. De Erfgoedstrategie legt het accent op bescherming en instandhouding, en op kennis en inspiratie. De gemeente Nijmegen wil de identiteit en eigenheid van de stad zo veel mogelijk behouden en versterken. Cultureel erfgoed draagt hier in grote mate aan bij, of het nu gaat om een gebiedsontwikkeling zoals bijvoorbeeld het Waalfront of het Valkhofkwartier of om het beleefbaar maken van het UNESCO Werelderfgoed van de Limes. Het laat zien dat de geschiedenis leeft in Nijmegen.

De gemeente Nijmegen zet in op een drietal opgaven:

  • Een betere instandhouding en bescherming van ons erfgoed;
  • Een krachtiger publieksbereik;
  • Profilering als oudste stad in het algemeen en het beleefbaar maken van de Romeinse Limes in het bijzonder.

Omgevingsvisie 2020-2040 'Nijmegen stad in beweging'

De gemeenteraad van Nijmegen heeft op 28 oktober 2020 de Omgevingsvisie 2020-2040 'Nijmegen stad in beweging' vastgesteld. Een van doelstellingen in de Omgevingsvisie luidt: 'Nijmegen is een compacte stad omringd door een prachtig landschap. Dit is een belangrijke kwaliteit van de stad en kan verder versterkt worden door de groei binnen de stadgrenzen te faciliteren. Winkelsteeg geldt als inbreidingslocatie en daarmee is de ontwikkeling in lijn met de doelstelling.

Het volgende staat over landschap, cultuurhistorie en archeologie in de Omgevingsvisie beschreven.

Ontwikkelprincipes

  • Het cultureel erfgoed beschermen, in stand houden, versterken, ontwikkelen en benutten;
  • Monumenten hebben een duurzame, toekomstbestendige functie;
  • Het bundelen van omgevingskwaliteiten, zoals de groene structuren en cultuurhistorie;
  • Erfgoed als bindmiddel en kapstok bij de ruimtelijke opgaven;
  • Combineren van de ambities van historisch groen & water en cultureel erfgoed.
  • Ten aanzien van archeologie is vooral de opgave 'Aantrekkelijke stad' van belang. Nijmegen hecht belang aan het behoud van de eigen sterke identiteit als stad met historie en wil deze versterken. Het archeologische erfgoed van de stad speelt hierbij een belangrijke rol.

Kwaliteiten in het plangebied

  • De kansenkaart van het achtergronddocument van de Omgevingsvisie 'Nijmegen, stad in beeld' geeft weer dat een deel van het plangebied bestaat uit oude landgoederen. Park Jonkerbosch refereert aan het landgoed dat ooit op deze plek gelegen was.
  • Versterken in de stad van de groene corridor zone langs het Maas-Waalkanaal;
  • Beweegroutes langs de groenblauwe netwerken en cultuurhistorische lijnen in de stad.

De archeologische- en cultuurhistorische beleidskaart is uitgangspunt voor de gemeentelijke ambities met cultureel erfgoed bij ruimtelijke ontwikkelingen. De Unesco-werelderfgoedlocaties en onze beschermde monumenten en gebieden vormen de basis.

Ontwikkelvisie Winkelsteeg

Op 24 november 2021 heeft de gemeenteraad van Nijmegen de Ontwikkelvisie Winkelsteeg 2035 vastgesteld. De visie is geen blauwdruk voor de ontwikkeling van de deelgebieden, maar geeft de ambities en ontwikkelingsprincipes voor de verdere ontwikkeling weer. De visie bevat voorstellen voor de uiteindelijke inrichting en betreft het voornemen waaraan getoetst wordt in de MER. In de Ontwikkelvisie zijn kansen uiteengezet op het gebied van LCA. De gemeente ziet met de ontwikkeling van Winkelsteeg mogelijkheden om cultuurhistorische kenmerken beter beleefbaar te maken en te verbinden, aan de hand van drie thematieken:

      1. a. Ligging in het buitengebied nabij de historische kern van Nijmegen
      2. b. (Voormalig) Landgoederen
      3. c. Industrialisatie en het industrieel karakter

Ad a. Ligging in buitengebied nabij historische kern Nijmegen

Binnen Winkelsteeg bestond er van oudsher tot de jaren dertig van de 20e eeuw een sterke verbinding tussen de verschillende deelgebieden van het plangebied én haar omgeving.

Kansen voor dit thema:

  • Het beleefbaar maken van de verhalen van Winkelsteeg door inzet van de aanwezige historische objecten en structuren.
  • Het vertalen van de archeologische waarden in het gebied door middel van erfgoedbeleving biedt kansen om plekken in het gebied een uniek karakter te geven (bijvoorbeeld in en rond archeologisch depot).

Ad b. Landgoederen

Kenmerkend en inspirerend zijn:

  • Villa Winkelsteeg als vrijstaand object en hoofdhuis op het landgoed.
  • Karakteristiek van historisch bebouwingsprincipe op het landgoed: solitaire objecten in het groen, die een functionele relatie hadden.
  • Bosgebied landgoed en vrijliggende bebouwing.
  • Winkelsteegseweg als grens tussen de parkachtige aanleg rondom het buitenhuis (lust component) en de landerijen/bossen (economische component) van het landgoed.

Kansen voor dit thema:

  • Verbinden van de (versnipperde) historische groenstructuren van de voormalige landgoederen Dukenburg, De Hulsen, Winkelsteeg, het Jonkerbos en het Goffertpark (zie kaart cultuurhistorische elementen).
  • Voormalige verbindingsweg Grave-Nijmegen zichtbaar maken aan beide zijden van het kanaal door middel van een erfgoedbeleving om de zichtlijn en relatie tussen Dukenburg en Winkelsteeg te versterken.
  • Mogelijkheden inpassing voormalige waterpartij in een nieuwe parkachtige omgeving onderzoeken.
  • Zuidelijke grens van landgoed Winkelsteeg accentueren door zichtlijn en langzaam verkeersroute die Jonkerbos weer verbindt met het landgoed

Ad c. Industrialisatie

Kansen voor dit thema:

  • Innovatief industrieel karakter van de bedrijven in dit gebied doorzetten (zoals bijvoorbeeld NTC).
  • Onderzoeken of er kansen bestaan om de historische gelaagdheid van industriële bebouwing in het gebied borgen door mogelijk hergebruik van industriële gebouwen om zo het industriële verleden van dit gebied meer zichtbaar te maken bij herontwikkeling
  • Aandacht voor industrieel karakter nieuwbouw in beeldkwaliteitsplan.

6.11.3 Conclusie

Omdat het bestemmingsplan globaal van opzet is en er nog geen uitgewerkt stedenbouwkundig plan is, wordt bij de verdere uitwerking rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied. Ook in het beeldkwaliteitsplan is aandacht voor cultuurhistorie.

6.12 Verkeer

Verkeer en vervoer

Het Nijmeegse mobiliteitsbeleid is vastgesteld in het ambitiedocument mobiliteit Nijmegen Goed op Weg. In het ambitiedocument is verkeersveiligheid benoemd als randvoorwaarde voor alle ontwikkelingen in Nijmegen. Nieuw aan te leggen infrastructuur wordt aangelegd conform de richtlijnen van Duurzaam Veilige weginrichting.

De mobiliteitsaanpak zelf draagt bij aan elk van de vier grote integrale opgaven waar de stad Nijmegen voor staat:

  • Aantrekkelijke stad; in de aantrekkelijke stad is ruimte om te leven, elkaar te ontmoeten en te verblijven. Mobiliteit zorgt ervoor dat we ons kunnen verplaatsen, maar het legt ook een beslag op de ruimte. Om te kunnen faciliteren in de verdere groei van de stad wordt ingezet op de meest duurzame en ruimte-efficiënte vervoersmiddelen: lopen, fiets, OV en deelmobiliteit. Dit betekent niet dat je niet meer met de auto in de stad kunt komen, maar de keuze voor een van de alternatieven wordt vanzelfsprekender;
  • Duurzame stad; in onze duurzame stad verminderen we de CO2 uitstoot van verkeer en verbeteren we de leefomgeving. Actieve mobiliteit, zoals lopen en fietsen, heeft de hoogste prioriteit, maar mensen zullen ook gebruik blijven maken van gemotoriseerd verkeer. We maken daarvoor de transitie richting emissieloos rijden;
  • Economisch verkeerkrachtige stad; in de economisch veerkrachtige stad is voldoende werkgelegenheid en heerst een goed ondernemers- en vestigingsklimaat. Onderdeel van dit vestigingsklimaat wordt gevormd door de bereikbaarheid van de bedrijven, voor werknemers, werkgevers en leveranciers. Omwille van die bereikbaarheid garanderen we doorstroming op de rondweg S100 en intensiveren en versterken we knooppunten, zoals de stationslocaties;
  • Sociale en gezonde stad; in de sociale en gezonde stad dragen we bij aan mobiliteitsgeluk. Iedereen heeft toegang tot een geschikt vervoersmiddel en fysieke of financiële beperkingen mogen geen reden zijn om thuis te blijven of niet naar een bestemming te kunnen komen. Om er voor te zorgen dat het vervoerssysteem aansluit bij de wensen van de bewoners maken we een wijkgerichte aanpak.

Mobiliteitsstrategie Winkelsteeg

Voor Winkelsteeg is een mobiliteitsstrategie opgesteld en vastgesteld. De strategie beschrijft hoe het totaal aan maatregelen, het mobiliteitsconcept, leidt tot de in het ambitiedocument genoemde transitie naar actieve, duurzame en ruimte efficiënte mobiliteit. Het hoger aandeel lopen, fietsen en OV resulteert daarbij in een fors lagere autoritgeneratie. Uit berekeningen blijkt dat het mobiliteitsconcept Winkelsteeg naar verwachting leidt tot een reductie van circa 32% op het totaal aantal autoritten als gevolg van het nieuw te ontwikkelen programma ten opzichte van een situatie zonder het mobiliteitsconcept.

De gemeente voert de regie op de uitrol en de samenhang van het mobiliteitsconcept. Haar mobiliteitsregisseur heeft daartoe onder andere de volgende taken:

  • Bewaakt, organiseert en beheerst de afspraken die worden gemaakt tussen gemeente, projectontwikkelaars en mobiliteitsaanbieders om te komen tot een duurzaam mobiliteitsconcept op lange termijn;
  • Is verantwoordelijk voor sturing op publieke en collectieve doelen en verzorgt de monitoring hiervan;
  • Zorgt ervoor dat er vanaf de oplevering van de 1e woning mobiliteitsdiensten worden aangeboden aan bewoners en bezoekers;
  • Is het 'gezicht' van het mobiliteitsconcept en staat actief in contact met zowel de bewoners als de bedrijven in Winkelsteeg.

Per modaliteit wordt hieronder ingegaan op de positie in het netwerk en de rol van het mobiliteitsconcept.

Lopen

Iedereen - bewoner, bezoeker of werkende - in Winkelsteeg is (ook) een voetganger. Aantrekkelijke en veilige looproutes zijn het uitgangspunt. Door het aanbod aan voorzieningen en de locaties daarvan in het plangebied ligt lopen en fietsen voor de hand als eerste vervoerskeuze.

Door het parkeren te concentreren in gebouwde parkeervoorzieningen met een directe ontsluiting richting het hoofdwegennet zijn de wegen, paden en pleinen in het plangebied grotendeels autoluwe dan wel autovrije verblijfsgebieden met veel ruimte voor lopen en fietsen.

Een aantal nieuw te realiseren tunnels, alsmede de bestaande brug parallel aan de spoorlijn, zorgen voor barrièrevrije verbindingen voor voetgangers naar onder andere de wijk Neerbosch-Oost, als ook richting het Goffertpark.

Fietsen

Nijmegen kent een hoogwaardig, dekkend fietsnetwerk (zie kaart). Winkelsteeg wordt daardoor ontsloten door een netwerk van doorgaande snelle fietsroutes in alle belangrijke richtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0030.png"

Kaart: snelle fietsroutes Nijmegen

Winkelsteeg is direct verbonden met meerdere snelle fietsroutes, zoals route 8 Dukenburg – Nijmegen Oost, route 9 Centrum – Wijchen en route 12 Campus – Beuningen. Naast deze routes wordt binnen de ontwikkeling ook de route langs het kanaal opgewaardeerd voor fiets en voetganger.

Nieuw aan te leggen tunnels zorgen voor een barrièrevrije kruising met de hoofdwegen S100 Neerbosscheweg, S103 Graafseweg en de Nieuwe Dukenburgseweg. De tunnels maken waar mogelijk gebruik van natuurlijke taluds, dan wel ophoging van de wegen om zo de hellingen voor het fietsverkeer comfortabel en aantrekkelijk te houden (zie ook paragraaf 4.5.3 Doorgaande fietsverbindingen).

In het plangebied zelf staat de fiets altijd dichtbij en veilig gestald. Het fietsparkeren is hoogwaardig opgelost. Geen ondergrondse fietskelders, maar op maaiveld of de begane grond parkeren. Bij grondgebonden woningen zit een schuur voor de stalling van de fiets.

Openbaar Vervoer

Openbaar vervoer vormt een belangrijk onderdeel in het verkeerssysteem van de Winkelsteeg. Frequent, betrouwbaar (hoogwaardig) openbaar vervoer levert een bijdrage aan de beperking van de groei van het autoverkeer. Openbaar vervoer bestaat daarbij uit de trein, Hoogwaardig Openbaar bus-Vervoer (HOV) en uit stads-en streeklijnen.

Het treinstation Nijmegen Goffert ligt op 15 minuten lopen van de kanaalknoop. De looproute loopt nu nog langs de Nieuwe Dukenburgseweg. Gestreefd wordt naar een kortere en aantrekkelijker route over de hitech campus.

Bij het station wordt een nieuw bussenplein ontwikkeld dat de OV-knoop compleet maakt en biedt daarmee busverkeer een prominente en aantrekkelijke halte. Het busstation verbetert de overstapmogelijkheden tussen trein en bus en tussen bussen onderling.

Per trein zijn er rechtstreekse Sprinter-verbindingen naar Nijmegen, Arnhem en Zutphen, Den Bosch en Wijchen. Per bus zijn er rechtstreekse verbindingen naar station Nijmegen, de binnenstad en Nijmegen-Oost, naar Dukenburg en Grave, naar Druten, naar de wijk Lindenholt en naar de campus Heijendaal.

De gemeente Nijmegen heeft met de provincie Gelderland de ambitie om in de komende jaren een aantal busverbindingen op te waarderen tot HOV. Daaronder de verbindingen naar Dukenburg, Grave en Elst – Arnhem (zie kaartje).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0031.png"

Uit: Ambitiedocument mobiliteit 2019-2030 (mobiliteitsbeleid)

Gemotoriseerd verkeer

Winkelsteeg is ook voor gemotoriseerd verkeer goed te bereiken door de directe ligging aan het Nijmeegse hoofdwegennet. Zie kaartje. De Neerbosscheweg en de Graafseweg maken deel uit van de S-routes. De gemeente heeft de ambitie om de doorstroming van het verkeer op de S100 te garanderen. Samen met de Nieuwe Dukenburgseweg zijn deze wegen aangeduid en ingericht als gebiedsontsluitingswegen waarop een snelheid van 50 km/uur geldt.

Om het programma Kanaalknoop te kunnen realiseren zijn beperkte aanpassingen aan de Nieuwe Dukenburgsweg noodzakelijk. Om een goede afwikkeling van het verkeer op deze weg te garanderen komt de aansluiting Gerstweg te vervallen. Deze stroom wordt ook via de Boekweitweg afgewikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0032.jpg"

Hoofdwegennet Nijmegen

De bestaande en nieuw aan te leggen wegen in het plangebied zijn als erftoegangsweg autoluw dan wel autovrij. De onderdoorgang Nieuwe Dukenburgseweg via de Oostkanaaldijk zal om die reden voor auto's in de toekomst niet meer toegankelijk zijn. Op de wegen in het plangebied geldt een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur.

6.13 Parkeren

Het parkeerbeleid is opgenomen in de Parkeernota “Parkeren in Nijmegen – Auto en Fiets 2020-2030”. Daarnaast kent Nijmegen Beleidsregels parkeren. In de planregels van dit bestemmingsplan is een dynamische verwijzing naar die Beleidsregels parkeren opgenomen. Dat betekent dat bij de omgevingsvergunningaanvraag voor bouwen aan de Beleidsregels parkeren (en de daarin opgenomen normen) dient te worden getoetst.

Het parkeren voor zowel bewoners, bezoekers als werkenden vindt in Winkelsteeg plaats in gebouwde parkeervoorzieningen.

In het gebied gaat een betaald parkeerregime gelden, passend bij parkeren in een gebouwde parkeervoorziening.

Om de transitie naar actieve, duurzame, ruimte-efficiënte mobiliteit te versnellen is het voor deze ruimtelijke ontwikkeling verplicht om gebruik te maken van de mogelijkheden om middels het aanbieden van alternatieven de parkeernorm te reduceren met 20%. Dat houdt in dat onder andere deelmobiliteit een prominente plek zal krijgen in de gebouwde parkeervoorzieningen.

Met deze gebouwde parkeervoorzieningen voorkomen we parkeren op straat en creëren we autoluwe en autovrije verblijfsgebieden. Er wordt gestreefd naar een leefomgeving zonder geparkeerde auto's in de openbare ruimte. Parkeervoorzieningen dienen te worden gerealiseerd in bebouwing. In de autoluwe gebieden blijft wel ruimte voor onmiddellijk laden en lossen door bijvoorbeeld bezorgdiensten of om te verhuizen. Hiertoe zijn in de openbare ruimte parkeerhavens voor direct laden en lossen beschikbaar.

Bestemmingsplanregels

In aanvulling op de Beleidsregels parkeren geldt in dit plangebied dat verplicht de maximale parkeerreductie, zoals opgenomen in de Beleidsregels parkeren (onder 'Aanbieden alternatieven voor de auto'), moet worden toegepast. Dit omdat we meer ruimte willen creëren in het plan voor lopen, fietsen en OV en niet de auto leidend te laten zijn in de beschikbaarheid.

In aanvulling op de Beleidsregels parkeren geldt binnen het ontwikkelgebied met de bestemming 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - Bedrijven en sport' een maximum aantal parkeerplaatsen. In deze gedeelten van het plangebied mogen maximaal 3.650 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarmee het gebruik van auto's wordt gemaximeerd. Dit is verder gespecificeerd naar maximum aantal parkeerplaatsen per deelgebied.

  • Binnen het deelgebied met bestemming 'Gemengd - 1' en aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' mogen maximaal 2.342 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarvan minimaal 8 parkeerplaatsen voor deelauto's;
  • Binnen het deelgebied met bestemming 'Gemengd - 1' en aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' mogen maximaal 323 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
  • Binnen het deelgebied met bestemming 'Gemengd - Bedrijven en sport' mogen maximaal 985 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Om een autoluwe openbare ruimte te creëren worden parkeergelegenheden in de openbare ruimte uitgesloten. Daarmee is geborgd dat parkeren in bebouwing plaatsvindt.

Om fietsverkeer te stimuleren wordt een minimum aantal fietsparkeerplaatsen vastgelegd. Binnen het deelgebied met aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' moeten minimaal 1.320 fietsparkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Hiermee zetten we de in Nijmegen bij beleid gewenste mobiliteitstransitie in, waarbij we in het plan meer ruimte voor lopen, fietsen en OV realiseren. Een en ander resulterend in een hoger aandeel aan actieve, duurzame en ruimte-efficiënte mobiliteit.

6.14 Kabels En Leidingen

De kabels en leidingen zijn zoveel mogelijk in beeld gebracht. Daar waar leidingen omgelegd moeten worden, zal dit in de uitvoering worden opgepakt. Dit wordt bij de stedenbouwkundige uitwerking meegenomen. Bij reconstructies van hoogspanningsleidingen en het realiseren van woningbouw wordt het beleid van het RIVM dat gebaseerd is op het voorzorgprincipe gehanteerd.

Hoofdleidingen

Binnen het plangebied zijn de volgende planologisch relevante verbindingen/leidingen aanwezig:

  1. a. hoogspanningsverbindingen (ondergronds);
  2. b. gasleiding;
  3. c. rioolleiding.

Ad a. Hoogspanningsverbindingen (ondergronds)

De ondergrondse hoogspanningsleiding in het plangebied is in eigendom bij TenneT en is 150 KV. De leiding van TenneT komt vanuit het noorden het gebied in, langs de Neerbosscheweg, Graafseweg richting het onderstation aan de Gerstweg. Vanuit dit onderstation komen twee leidingen. De eerste gaat naar het onderstation aan de Tarweweg en de tweede leiding gaat langs de Gerstweg, St. Teunismolenweg onder het kanaal door richting de wijk Dukenburg. Ondergrondse hoogspanningskabels hebben vrijwel geen magneetveldzone en dus ook geen gezondheidseffecten.

Ter bescherming van zijn de ondergrondse hoogspanningsverbindingen voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning', met een beschermingsstrook aan weerszijden van de hoogspanningsleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0033.png"

Kaart: ligging netwerk hoogspanningsleidingen binnen het plangebied

Ad b. Gasleiding (ondergronds)

Een Regionale hoofdleiding van Gasunie loopt parallel aan het kanaal. Een aftakking op deze leiding loopt het plangebied in naar het onderstation (de Draaiom) aan de Roggeweg. Voor ontwikkelingen nabij de leiding van GasUnie geldt dat men zich dient te houden aan de eisen van het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Het Bevb gaat uit van grens-en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR). Of een bepaalde nieuwe ontwikkeling al dan niet verantwoord is in het kader van externe veiligheid, is een kwestie die het bevoegd gezag moet beoordelen.

Voor wat betreft de grens van bebouwingen of andere oprichtingen geldt dat de belemmeringenstrook rond deze gasleidingen vrij moet blijven van obstakels en bebouwingssoorten (zie VELIN en Bevb), in dit geval betreft dat een strook van 4.0 m aan weerszijde van de gasleiding gemeten vanuit het hart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0034.png"

Kaart: ligging netwerk gasleidingen binnen het plangebied

Ad c. Rioolleiding

Het is belangrijk dat nieuwe gebouwen geen belemmering vormen voor het uitvoeren van groot onderhoud aan de riolering. De rioolleiding en bijbehorende beschermingszone zijn daarom voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Het oprichten van gebouwen op of direct langs de rioolleiding is in beginsel niet gewenst. Bij de uitwerking van de stedenbouwkundige verkenning naar een definitief bouwplan kan het wenselijk zijn om overkragingen of overkappingen te realiseren of voorzieningen te treffen ten behoeve van de geluidwering. Deze voorzieningen en gebouwen worden in het voorliggend bestemmingsplan niet rechtstreeks toegestaan, gelet op de beperkingen die gelden op basis van de dubbelbestemming, maar worden wel toelaatbaar geacht indien dit voor het beheer en onderhoud van de leiding geen belemmering is. Het bouwvlak wordt opgenomen om, in afwijking van de bouwregels in artikel 11.2, wel bebouwing te realiseren in de hierboven genoemde vormen, nadat advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Hiervoor kunnen de afwijkingsregels uit artikel 11.3 worden toegepast. Dit zijn de geldende afwijkingsregels die zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert Winkelsteeg 2017'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0035.png"

Kaart: Ligging hoofdnetwerk van rioolleidingen binnen het plangebied in de nieuwe situatie

Binnen het plangebied zijn geen straalpaden ten behoeve van de telecommunicatie aanwezig. Overige infrastructuur, onder het maaiveld gelegen kabels en leidingen, zijn bedoeld voor het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, dan wel bedoeld voor het transport van energie of informatie, en liggen in openbare ruimte en blijven waar mogelijk gehandhaafd binnen de structuren van het plangebied. Daar waar de openbare ruimte wijzigt, wordt de ondergrondse infrastructuur verlegd en waar mogelijk gecombineerd met de nieuw aanleg van benodigde ondergrondse infrastructuur.

Voor alle overige kabels en leidingen geldt dat de huidige structuren van openbare ruimte blijven gehandhaafd in dit gebied en hiervoor is het onwaarschijnlijk dat er veel aanpassingen nodig zijn van huidige kabels en leidingen.

6.15 Opsporing Ontplofbare Oorlogsresten (Ooo)

Op veel locaties in Nederland bevinden zich nog explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond. Wanneer explosieven worden verwacht dient er bij grondwerkzaamheden uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid opsporing plaats te vinden van niet ontplofbare oorlogsresten (OOO).

afbeelding "i_NL.IMRO.0268.BPa12600-VG01_0036.png"

Kaart met ligging verdachte gebieden

In het kader van de Arbowetgeving heeft de opdrachtgever/initiatiefnemer de verplichting om werkzaamheden onder veilige condities uit te laten voeren. Onderzoek naar ontplofbare oorlogsresten maakt daar deel van uit.

Indien er in na de oorlog ongeroerde grond gewerkt gaat worden dan geldt bovenstaande verplichting. Dit gaat over de gebieden met de kleur rood en oranje op bovenstaande kaart. Opsporing kan voorafgaand aan de werkzaamheden plaatsvinden of – indien dat niet mogelijk of gewenst is – kunnen de werkzaamheden onder begeleiding van een opsporingsbedrijf plaatsvinden. Het opsporingsbedrijf dient conform CS-OOO gecertificeerd te zijn.

In gebieden waar gewerkt wordt in (niet langer) verdachte zones dient gebruik gemaakt te worden van het protocol “toeval vondst van een explosief”.

6.16 Trillingshinder

Het plangebied ligt nabij de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. In 2019 is de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen gepubliceerd hierin is omschreven hoe binnen een zone van 100 m moet worden omgegaan en er wordt qua normstelling verwezen naar de SBR B richtlijn “hinder voor personen in gebouwen”. De ontwikkellocaties liggen niet binnen 100m van deze spoorlijn.

6.17 Lichthinder

Binnen de bestemming 'Gemengd - Bedrijven en sport' kunnen sportvoorzieningen worden opgericht. De sportvoorzieningen komen op het dak van de bedrijfsgebouwen en worden voorzien van lichtmasten. De lichtmasten dienen zodanig te worden gepositioneerd, dat geen sprake is van lichthinder in de omgeving. De lichtmasten bij de sportvelden mogen niet leiden tot lichthinder bij bestaande woningen rondom het plangebied en bij de woningen die met het voorliggend bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Voor lichthinder geldt geen vaste norm. De Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) heeft een richtlijn uitgebracht voor het beoordelen van lichthinder. Deze gelden als algemeen maatgevend. Het Activiteitenbesluit kent geen uitputtende regels voor lichthinder, slechts een zorgplicht. Daarom is aansluiting gezocht bij de richtlijn voor lichthinder van de NSVV. De richtlijnen voor lichthinder van de NSVV bestaat uit een algemeen deel met grenswaarden en een deel met betrekking tot buitensportverlichting die verwijst naar de algemene grenswaarden.

Definitie van lichthinder is volgens de NSVV: “Het ten gevolge van een buitenverlichtingsinstallatie ontstaan van ongewenste visuele neveneffecten, bij meer dan een nader bepaald percentage van personen, buiten de groep van personen waarvoor de verlichtingsinstallatie oorspronkelijk bestemd is.”

Volgens hoofdstuk 6.1 (Zonering) zijn de in hoofdstuk 7.1 (Algemeen) genoemde grenswaarden afhankelijk van de plaats en omgeving waar de verlichting geplaatst is. In een stad is in de omgeving veel meer verlichting aanwezig dan in een natuurgebied. Daarom zijn de genoemde waarden voor een stad hoger dan in een natuurgebied waar de omgeving donker is. Daarbij moet in ogenschouw genomen worden dat te hanteren grenswaarden worden bepaald door de zone waarin de gehinderden zich bevinden, niet door de positie van de lichtbronnen. Er worden vier soorten gebieden onderscheiden:

  • E1: natuurgebieden
  • E2: buitenstedelijke en landelijke woongebieden
  • E3: stedelijke (woon)gebieden
  • E4: stadscentrum / industriegebied

Het bevoegd gezag (gemeente) bepaalt welke zone van toepassing is voor een gebied. Voor elke zone zijn bepaalde lichthinder grenswaarden van toepassing. Het college oordeelt voor de woningen in Kanaalknoop-Noord uitgegaan wordt van een gebied met een gemiddelde omgevingshelderheid. Dit in verband met de ligging op een hoogstedelijke locatie in de nabijheid van een industrieterrein. De nieuwe situatie moet dan ook worden getoetst aan de lichtnormen die horen bij zone E3. Voor de bedrijfswoningen op het geluidgezoneerd industrieterrein wordt uitgegaan van de lichtnormen die horen bij zone E4.

De nieuwe situatie moet dan ook getoetst worden aan de lichtnormen die horen bij zone E3. Ter bescherming van de omliggende bebouwing is in het kader van een goede ruimtelijke ordening in de regels van onderhavig bestemmingsplan bepaald dat nieuwe lichtmasten ten behoeve van de nieuwe sportaccommodatie alleen mogen worden gerealiseerd en gebruikt indien, voor de toekomstige woningen binnen de bestemming 'Gemengd - 1' de richtwaarden van de NSVV (zone E3) niet worden overschreden. Zie navolgende tabel.

Grenswaarden zone E3 Dag en avond 07:00 – 23:00 u Nacht 23:00 – 07:00 u
Verticale verlichtingssterkte Ev 10 lux 2 lux
Lichtsterkte I 10.000 candela 1.000 candela
ULR (Upward Light Ratio) 0,15 0,15

Tabel: Grenswaarden Zone E3

Voor de bestaande woningen op het bedrijventerrein gelden de lichtnormen van zone E4.

Om de haalbaarheid van het lichtplan en de effecten van de beoogde verlichting en gewijzigde ligging van de velden inzichtelijk te maken dient een lichthinderonderzoek uitgevoerd te worden. Na het uitvoeren van de berekening kunnen de resultaten worden beoordeeld conform de Richtlijn Lichthinder van de NSVV (uitgave jan. 2017).

Bestemmingsplanregels

In de regels van de bestemming 'Gemengd - Bedrijven en sport' is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin de oprichting van lichtmasten wordt gekoppeld aan de richtwaarden van het NSVV (zie artikel 5.2.6). Bij de omgevingsvergunning voor bouwen van de sportvoorzieningen dient voor de mastposities en masthoogtes te worden aangetoond dat kan worden voldaan aan de grenswaarden van zone E3 of E4 in de richtlijn lichthinder. Op die manier is geborgd dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende bebouwing en voorziet de situatie na oprichting van het sportpark op het dak van de bedrijfsgebouwen in een goede ruimtelijke ordening alsmede in adequate verlichting voor de sportaccommodatie.

6.18 Bezonning, Schaduw En Windhinder

Bezonning/Schaduw

Omdat het bestemmingsplan globaal van opzet is en er nog geen uitgewerkt stedenbouwkundig plan is, is voor de bezonning gekeken naar de voorlopige stedenbouwkundige verkenningen (zie Bijlage 24). Voor bezonning geldt geen wettelijk vastgestelde norm. Er is aangesloten bij de richtlijn die de Dienst Ruimtelijke Ordening hanteert (een aan TNO ontleend criterium). De conclusie is dat de schaduwwerking als gevolg van het plan beperkt is. Zeker als gekeken wordt naar de reeds bestaande bouwmogelijkheden. Voor de omgeving is nog steeds sprake van een goed woon- en leefmilieu. Bij de verdere stedenbouwkundige uitwerking is nader onderzoek nodig.

Bestemmingsplanregels

In de planregels is opgenomen dat binnen de bestemming 'Gemengd - Bedrijven en sport' het bouwen van gebouwen alleen is toegestaan als bij de omgevingsvergunning met een onderzoek naar bezonning en schaduwwerking wordt aangetoond dat in de te bouwen woningen en omliggende woningen wordt voldaan aan de lichte TNO-richtlijnen (minimaal 2 uur bezonning per dag). Deze regel is opgenomen in artikel 5.2.5.

Windhinderonderzoek

Ook voor windhinder is gekeken naar de voorlopige stedenbouwkundige verkenningen (zie Bijlage 25). Er wordt onderscheid gemaakt tussen windhinder en windgevaar. De definitie van windhinder is het ondervinden van hinder door wind. Windgevaar is het optreden van een dergelijk hoge windsnelheid waarbij in ernstige mate problemen optreden bij het lopen, zoals evenwichtsverlies, waardoor het onmogelijk wordt zich staande te houden of zich lopend voort te bewegen. Windgevaar vindt vooral tijdens vlagen plaats.

Grootschalig gezien is de locatie binnenstedelijk gelegen, hetgeen in het algemeen gunstig is voor het windklimaat. De dominante windrichting is zuidwest. Door de bouwhoogte van het huidige gebouw en de binnenstedelijke ligging is in de huidige situatie sprake van een beschutte bebouwingssituatie.

Ten gevolge van de zuidwestelijke wind is een plaatselijke toename van de windhinder te verwachten bij de noordoost- en zuidwesthoek van het plan. Deze toename van windhinder kan zich uiten als een plaatselijk matig windklimaat volgens de categorie doorlopen, afhankelijk van welk percentage van de planlocatie tot 75 meter hoogte wordt bebouwd, maar niet als slecht of gevaarlijk.

Verder rondom de planlocatie zal voornamelijk sprake zijn van een goed windklimaat, voor zowel het criterium doorlopen als het criterium slenteren. Voor zover af en toe overmatige windhinder optreedt is dat derhalve op het terrein nabij de nieuwbouw en niet op openbare voet- of fietspaden.

Windhinder kan zorgen voor enige overlast, maar is niet gevaarlijk.

Bij de verdere stedenbouwkundige uitwerking is nader onderzoek noodzakelijk.

Bestemmingsplanregels

In de planregels is opgenomen dat het bouwen van gebouwen van 30 meter en hoger alleen is toegestaan, wanneer bij de omgevingsvergunningaanvraag met een onderzoek naar windhinder en windgevaar conform NEN-norm 8100 wordt aangetoond dat - al dan niet na het treffen van maatregelen - geen onevenredige hinder of gevaar zal ontstaan. Deze regel is opgenomen in artikel 4.2.6.

6.19 Klimaatadaptatie En Duurzaamheid

Algemeen

Nijmegen als duurzame stad is een van de vier hoofdopgaven van de Omgevingsvisie. We hebben de ambitie om voorop te lopen op het gebied van duurzaamheid en toekomstbestendigheid. We gaan uit van duurzaam grondgebruik, waarbij ontwikkelingen waarde aan de stad toevoegen en een bijdrage leveren aan het oplossen van onze grote opgaven. Circulair bouwen, klimaatadaptatie, natuurinclusief bouwen en energieneutraal zijn hierbij centrale (samenhangende) thema's, die ook elders in de stad vorm krijgen.

De hoofdambities van Nijmegen voor duurzaamheid richten zich op de energietransitie (streven energieneutraal in 2045), stimulering van circulaire economie (streven circulaire regio in 2050) en klimaatadaptatie (streven volledig klimaatneutrale stad in 2050.

Circulaire stad

De regio Arnhem-Nijmegen wil zich profileren als circulaire regio. Dit uit zich onder meer in de met het Rijk afgesloten woondeal waarin nadrukkelijk deze groene ontwikkeling aan de groeiopgave van de regio gekoppeld is.

In de nieuwe woningbouwplannen spannen wij ons in om minimaal 25% circulair te laten ontwikkelen. Vanaf 2030 wil de regio minimaal 50% circulair bouwen om uiteindelijk in 2050 te komen tot een circulaire leefomgeving. We streven daarom naar circulaire woningbouw, het liefst met gebruik van hernieuwbare organische bouwmaterialen (bijvoorbeeld hout, vlas, schapenwol etc.). We gebruiken de GPR-methodiek als ontwerptool en beoordelingsmethodiek om de duurzaamheid van gebouwen in beeld te brengen.

Onze ambitie is om van de bouw een drijvende kracht te maken voor de circulaire economie. Daarom hebben we ons ook aangesloten bij de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen. We willen laten zien dat het grootschalig circulair en conceptueel bouwen van woningen niet ten koste gaat en mag gaan van snelheid en betaalbaarheid. Daarbij zijn er verschillende manieren om circulair bouwen in te vullen:

  1. 1. Biobased bouwen, waarbij de ambitie is om structureel meer biobased materiaal toe te gaan passen in woningbouwprojecten, en tevens beleidsmatig te verankeren en te stimuleren. 'Biobased materiaal' is hierbij materiaal dat CO2 opslaat en hernieuwbaar is.
  2. 2. Geïndustrialiseerd conceptueel bouwen, waarbij de ambitie is om zoveel mogelijk Nieuwbouwwoningen.
    1. a. Geïndustrialiseerd te laten produceren, om de productie te versnellen, de kwaliteit van de woningen te optimaliseren en afval- en reststromen te minimaliseren tijdens de productie.
    2. b. Conceptueel te realiseren, waarmee variatie mogelijk is in woningtype, -vorm en -stijl.
  3. 3. Waarderings- en financieringsmodellen, waarbij de ambitie is om circulair bouwen zo te gaan waarderen, dat de totale kosten en opbrengsten over de gehele levensduur – inclusief restwaarde en maatschappelijke kosten en baten – kunnen worden meegenomen in de financiering en waardering van vastgoed.

In de Grond- weg en waterbouw onderschrijft Nijmegen de uitgangspunten van de Green Deal Duurzaam GWW 2.0; samen met onze ketenpartners willen we de verduurzaming in de sector structureel aanjagen. Voor het afwegen van duurzame keuzen maken we o.a. gebruik van het ambitieweb en Dubocalq. We streven naar een gesloten grondbalans.

Klimaatadaptief

Nijmegen ligt in een kwetsbaar landschap dat gevoelig is voor hitte, droogte en wateroverlast. Klimaatverandering heeft bijvoorbeeld effect op piekbuien. Plekken in de stad met dichte bebouwing zijn gevoelig voor hittestress. Samen met partners in de regio, zoals gemeenten, provincie en waterschapen en vele andere organisaties, werken we daarom aan een regionale adaptatiestrategie om een klimaatbestendige regio te zijn. In deze strategie staat beschreven wat de ambities en doelstellingen zijn voor de korte en langere termijn en hoe we binnen (en buiten) de regio met klimaatadaptatie aan de slag willen gaan. Thema's voor Nijmegen in deze strategie zijn 'een groenblauwe stad' en 'klaar voor de hitte'. Op 26 maart 2019 heeft het college de Regionale Adaptatie Strategie (RAS) vastgesteld. De regionale klimaateffectatlas geeft een overzicht van de huidige stand van zaken van kennis en informatie over de potentiële klimaatkwetsbaarheden van de regio.

Water, droogte en hitte

De opgave voor een klimaatbestendige wijk vraagt om een integrale blik waarbij de combinatie van inrichting, architectuur, (bodem)infrastructuur en beplanting zorgen voor een aangenaam klimaat. Concreet gaat het bijvoorbeeld om de situering van gebouwen voor schaduwwerking, keuze van materialen, het beperken van verharding en de keuze van het type verharding, wortelruimte en kwalitatief goede grond voor planten en bomen, groene daken en natuurlijk de waterhuishouding.

Het is onze ambitie dat het watersysteem zichtbaar (bovengronds) is en een positieve bijdrage levert aan het woon- en verblijfsklimaat en recreatieve en ecologische kansen schept. De waterhuishouding vormt in een integraal onderdeel van de stedenbouwkundige opgave. We maken een robuust watersysteem nodig dat rekening houdt met de impact van klimaatverandering, en zodoende zowel toenemende piekbuien als drogere perioden aankan. We belasten het riool niet met regenwater, dat stroomt via een bodempassage naar het oppervlaktesysteem. Zo zorgen we met het watersysteem en het groennetwerk voor een klimaatbestendige, gezonde openbare ruimte.

Denk bijvoorbeeld aan maatregelen als:

  • Een zoveel mogelijk groen ingerichte omgeving met niet meer dan noodzakelijke verharding van wegen, fiets-/voetpaden en terrassen. Met het vele groen ontstaat een natuurlijke piekberging voor neerslag en het zorgt voor minder hittestress en droogte.
  • Inpassen van bestaande bomen vanwege de hoeveelheid schaduw die ze direct geven in vergelijking met nieuwe bomen. En ook vanwege de biodiversiteit die al in de bestaande bomen aanwezig is.
  • Het verwerken van hemelwater op de plek waar het valt zodat het verderop in het afvoertraject geen overlast kan veroorzaken. Groen en water dragen bij aan het ter plekke vasthouden en verwerken van regenwater zowel in de openbare ruimte als op particulier grondgebied. Zie de paragraaf Water en Groen voor nadere uitwerking.
  • Vermijd grote gesloten verharde parkeervlakken of voorzie ze van voorzieningen zoals pergola's om lokale oververhitting te beperken. Half open parkeerterreinen / waterdoorlatende tegels zijn ook goede opties.
  • Gevelgroen en groendaken dragen bij aan een betere waterberging en terugdringen van hittestress.
  • Overstekken en geïntegreerde zonneweringen in gebouwen kunnen bijdragen aan de vermindering van hittestress in de woning.

In de toekomst zal Winkelsteeg een groendooraderd gebied zijn met het Goffertpark en Park Winkelsteeg als grote groengebieden. Een robuuste groenstructuur door het gebied vergroot en behoudt biodiversiteit in de stad, koelt de stad, laat water infiltreren, laat mensen ontspannen en nog veel meer. Een multifunctionele groenstructuur die ook bijdraagt aan de identiteit van het gebied en de stad Nijmegen.

Binnen het plangebied moet de te realiseren robuuste groenstructuur bijdragen aan de klimaatadaptatie, het tegengaan van hittestress en het bevorderen van waterberging en -infiltratie.

Groenstructuur

Om de samenhang tussen losse groengebieden te vergroten en daarmee ook biodiversiteit in de stad te versterken zal het areaal groen worden uitgebreid. Hierbij wordt het bestaand groen zoveel mogelijk behouden. Zo worden de bomenlanen langs het kanaal, de noordrand van Hatert onderdeel van de groenstructuur van Winkelsteeg.

Waterstructuur

Op de grotere schaal van het watersysteem is de belangrijkste ingreep de introductie van nieuwe watergangen of wadi's die centraal door het plan lopen. Gekoppeld aan de robuuste groenstructuur in het nieuwe Winkelsteeg vormen deze verbindingen belangrijke nieuwe structuren in het watersysteem.

De groen-blauwe verbindingen zijn tevens belangrijke profielen voor de fiets- en looproutes door het gebied. Juist bij dit schaalniveau liggen kansen voor synergie tussen verschillende thema's.

De beleefbaarheid bevorderen door bovengrondse afvoer van regenwater richting wadi's in straatprofielen en door oppervlaktewater in te zetten als retentie of infiltratiebekkens in de lagergelegen delen.

Natuurinclusief bouwen

In de Omgevingsvisie kiezen we voor natuurinclusief bouwen. We nemen de natuur vanaf het begin mee bij de planontwikkeling en gaan uit van de gebiedsspecifieke kansen. Dat betekent dat nieuwe ontwikkelingen bewust ruimte creëren voor natuur, in de groenstructuur en bij/in gebouwen. Natuurinclusief bouwen is een van de maatregelen om die ambitie te realiseren. Dit is niet alleen goed voor de flora en fauna, maar ook voor klimaatadaptatie en de belevingswaarde van toekomstige bewoners.

De toolbox is nader toegelicht in paragraaf 6.9.3.3.

Energieneutraal

Nijmegen heeft de ambitie om uiterlijk in 2045 energieneutraal en aardgasvrij te zijn. Energiebesparing is een eerste vereiste om de energievraag te minimaliseren. De energie die we dan nog gebruiken wekken we zoveel mogelijk duurzaam op. Het instrument GPR kan de energieprestaties van een gebouw in beeld brengen. Deze software staat via de gemeente Nijmegen ter beschikking aan ontwikkelaars in dit gebied. De ontwikkelaar kan deze systematiek ook gebruiken om haar ontwerpen te optimaliseren en te toetsen op bouwbesluitaspecten zoals energieprestatie en materiaalprestatie.

Vanaf 1 januari 2021 is bijna energie neutrale bouw (BENG) de norm. Woningen en utiliteitsgebouwen die vanaf 2021 opgeleverd worden, moeten voldoen aan BENG. De energiebehoefte van een gebouw bestaat uit de warmte- en koudevraag en kan in kaart worden gebracht met een energiescan. De energiebehoefte wordt bepaald door een samenspel van factoren, zoals de verhouding glas ten opzichte van dichte gevel, de mate van isolatie, de mate van kierdichting, de aanwezigheid van koudebruggen, de vorm (geometrie), de ligging en de bezonning van een gebouw. Hierbij kan ook onderzocht worden of oververhitting in een gebouw een probleem kan zijn en hoe de ventilatie geoptimaliseerd kan worden.

Warmtestrategie Winkelsteeg

Hernieuwbare energie opwekken

De resterende energiebehoefte kan (deels) worden opgewekt met zonne-energie. Nijmegen heeft de ambitie dat alle geschikte daken vol liggen met zonnepanelen. Naast de standaard zonnepanelen komen er steeds meer opties op de markt. Denk aan geïntegreerde zonnedaken en -gevels en zonnedakpannen.

Voor de ontwikkeling van Winkelsteeg is een Warmtestrategie opgesteld. Deze is nodig om inzicht te krijgen in de energiebalans van het gebied. Uit de eerste verkenningen blijkt vooral de invloed van NXP op het geheel een belangrijk gegeven. Met NXP heeft het gebied een kleine energieonbalans, terwijl zonder NXP het gebied een veel grotere onbalans heeft. Vooral voor energieopslagsystemen is dit een belangrijk aspect. Dit betekent namelijk dat er op jaarbasis extra warmte ingevangen moet worden middels regeneratietechnieken om het opslagsysteem in balans te krijgen.

Uit de inventarisatie blijkt dat vooral WKO (warmte en koudeopslag), waarbij wordt gewerkt met lage temperaturen van 5°C tot 25°C, vanuit technisch en financieel oogpunt een interessante opslagmethode is. De bodem kan namelijk een groot gedeelte van de warmte- en koudevraag in het gebied voorzien. De bodem is echter niet toereikend om in 100% van de vraag te voorzien, waardoor WKO altijd in combinatie met andere technieken toegepast dient te worden. Welk deel WKO wel kan leveren moet verder uitgewerkt worden, waarbij rekening gehouden moet worden met de onzekere capaciteit van de bodem, bestaande bodemactiviteiten in het gebied en de stedenbouwkundig uitwerking. Bovendien zal vanwege de verwachte onbalans altijd een extra warmtebron nodig zijn om de WKO in balans te laten draaien.

Hoofdstuk 7 Plansystematiek En Juridische Planbeschrijving

7.1 Algemeen

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van de eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan bestemmingsplannen stellen. De Wro en Bro leggen onder meer verplichtingen op ten aanzien van de opzet en presentatie van bestemmingsplannen. Hieruit vloeit onder andere voort dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar moeten zijn. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) is op het voorliggende plan toegepast om aan genoemde wettelijke verplichting te voldoen. Ook een aantal algemene bepalingen, welke in hoofdstuk 3 en 4 van de regels is opgenomen (bijvoorbeeld de overgangsregels), is voorgeschreven in het Bro.

Het (juridische deel van het) bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de (plan)regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding visualiseert de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De toelichting heeft geen bindende werking: de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van de bestemmingen en overige regels. In de toelichting wordt ook een relatie met het relevante beleid gelegd en een gebiedsbeschrijving gegeven. Op basis van het beleid en de gebiedsbeschrijving zijn vervolgens de uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd.

Planvorm

De planvorm moet er op gericht zijn alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een zodanige bestemmingsregeling dat enerzijds in zekere mate ontwikkelingen mogelijk zijn en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd blijft. Uitgangspunt is een flexibel en toekomstgericht bestemmingsplan. Dit betekent dat niet alleen het bestaande gebruik van een perceel of pand wordt vastgelegd, maar ook wordt bekeken of op voorhand een ander gebruik aanvaardbaar is. Ook betekent het dat niet alleen de bestaande bebouwing wordt vastgelegd, maar wordt tevens bekeken in hoeverre extra bebouwingsmogelijkheden geboden kunnen worden. Daarbij wordt rekening gehouden met bestaande planologische mogelijkheden.

Planmethodiek

Voor de actualisatie van bestemmingsplannen wordt gebruik gemaakt van het Standaard bestemmingsplan van de gemeente Nijmegen. Het Standaard bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) waarin landelijke standaarden voor planregels en verbeelding zijn geformuleerd. De standaardisatie maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Het bestemmingsplan is zowel in analoge als digitale vorm opgesteld. Bij interpretatieverschillen heeft het digitale bestemmingsplan voorrang.

7.2 Systematiek Van De Planregels

De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen en dubbelbestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan) en de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de SVBP 2012 is de indeling van de regels van het bestemmingsplan en de wijze waarop de planregels zijn opgebouwd aangegeven.

7.3 Flexibiliteitsbepalingen

Naast de flexibiliteit, die de rechtstreekse bouw- en gebruiksmogelijkheden reeds bieden, kunnen extra mogelijkheden worden geboden via een omgevingsvergunning en wijzigings- en uitwerkingsbevoegdheden, de zogenaamde flexibiliteitsbepalingen. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen bij de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de aanduiding 'wetgevingzone - waarde archeologie 1'. Verder zijn in dit bestemmingsplan mogelijkheden opgenomen om met een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels.

Wijzigingsbevoegdheden

Bij de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en de aanduiding 'wetgevingzone - waarde archeologie 1' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze dubbelbestemming of aanduiding te kunnen laten vervallen of juist een dubbelbestemming op te kunnen nemen wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden meer aanwezig zijn dan wel uit onderzoek juist blijkt dat er ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Omgevingsvergunning

Binnen de verschillende bestemmingen, dubbelbestemmingen, algemene regels en overgangs- en slotbepalingen is de mogelijkheid opgenomen om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de regels. Het kan hierbij gaan om afwijking van de bouwregels of afwijking van de gebruiksregels. Ook is bij de dubbelbestemmingen het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden (voormalige aanlegvergunning) en/of een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (voormalige sloopvergunning) alleen mogelijk na het verlenen van een omgevingsvergunning.

7.4 Juridische Toelichting Nieuwe Ontwikkelingen

7.4.1 Toelichting bestemmingen

Gemengd - 1

De bestemming 'Gemengd - 1' omvat het grootste gedeelte van het ontwikkelingsgebied. Binnen deze bestemming zijn zowel de woningen als ook de functies toegestaan. Dit betreft bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en sport. In het plangebied zijn twee gebieden (specifieke vorm van gemengd - 1 en 2) aangewezen waarbinnen deze functies zijn toegestaan, zodat de functies geclusterd zijn. Niet iedere functie is in elk gebied toegestaan; dat is per aanduidingsgebied beschreven. Ook zijn de functies gekoppeld aan een totaal aantal vierkante meters per functie. Soms is dit een totaal aantal voor alle gebieden tezamen, soms geldt een maximum per aanduidingsgebied.

Gemengd - Bedrijven en sport

Ten behoeve van de sportvoorzieningen op het dak van de bedrijfsgebouwen is de bestemming 'Gemengd - Bedrijven en sport' opgenomen. Op het dak van bedrijfsgebouwen is het realiseren van sportvelden mogelijk. Bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de sportfunctie worden gemeten vanaf de kruin van het sportveld, waardoor deze bouwwerken op het dak van de bedrijfsgebouwen kunnen worden gerealiseerd.

Groen

Om de nieuwe en bestaande groenstructuur een plaats te geven is de bestemming 'Groen' opgenomen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om ontsluitingen te realiseren ten behoeve van de naastgelegen ontwikkelgebieden.

Verkeer

Om de bestaande en nieuwe infrastructuur een passende bestemming te geven is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Er worden twee nieuwe onderdoorgangen gerealiseerd ten behoeve van de groenstructuur en langzaamverkeerverbindingen. Deze onderdoorgangen zijn aangeduid met de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - onderdoorgang'.

Water

Om de A-watergang langs het Maas-Waalkanaal een passende bestemming te geven is de bestemming 'Water' opgenomen.

Waarde - Archeologie 2

De regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zijn overgenomen conform het geldende bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017'.

7.4.2 Toelichting gebiedsaanduidingen

In het plan zijn diverse gebiedsaanduidingen opgenomen. De werking van de gebiedsaanduidingen is behandeld bij de verschillende sectorale aspecten. Om een overzicht te verschaffen zijn onderstaand de verschillende gebiedsaanduidingen nog een keer op een rij gezet.

geluidzone - industrie

Het bedrijventerrein Winkelsteeg Noord is een geluidgezoneerd industrieterrein. De geluidzone van het industrieterrein is vastgelegd in het bestemmingsplan. Het betreft de nieuwe begrenzing van de geluidzone, die is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg'.

overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein

Het bedrijventerrein Winkelsteeg Noord is een geluidgezoneerd industrieterrein. De begrenzing van het industrieterrein is vastgelegd in het bestemmingsplan door middel van de aanduiding 'overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein'. Het betreft de begrenzing van het geluidgezoneerd industrieterrein, die is overgenomen uit het vastgestelde bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Geluidzone Winkelsteeg'.

overige zone - hoofdstructuur afwatering

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoofdstructuur afwatering' vormen tezamen primair de hoofdstructuur voor de opvang, berging en infiltratie van hemelwater

veiligheidszone - nutsvoorziening 1 en 2

Een aantal nutsvoorzieningen binnen het plangebied kent veiligheidsafstanden die volgen uit het Activiteitenbesluit. Deze veiligheidsafstanden zijn verwerkt op de verbeelding tot een aanduiding. De veiligheidsafstand voor het uitsluiten van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is opgenomen als 'veiligheidszone - nutsvoorziening 1'. De veiligheidsafstand voor het uitsluiten van zeer kwetsbare objecten is opgenomen als 'veiligheidszone - nutsvoorziening 2'.

veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1 en 2

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en het kanaal zijn twee categorieën van veiligheidszones opgenomen in het bestemmingsplan.

Om te voorkomen dat zeer kwetsbare objecten ontstaan in de nabijheid van het spoor worden deze in de regels uitgesloten in de eerste 30 meter vanaf de buitenrand van het spoor en circa 20 meter vanaf het kanaal (conform geldend bestemmingsplan). Verder worden deze zeer kwetsbare objecten in de zone van 30 tot 200 meter vanaf het spoor en 20 tot 200 meter vanaf het kanaal alleen toegelaten na een zware risicoverantwoording. Hiertoe zijn de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1' en 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' in het plan opgenomen.

De gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 2' overlapt met de 100%-lethaalzone van de gasleiding die parallel loopt aan het kanaal. De veiligheidzone heeft daarom tevens als doel om zeer kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van de gasleiding uit te sluiten.

vrijwaringszone - dijk

De dijk langs het Maas-Waalkanaal vormt een primaire waterkering. Voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering is de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen.

vrijwaringszone - vaarweg

Om er voor te zorgen dat het Maas-Waalkanaal goed functioneert als doorgaande vaarweg wordt vanuit Rijkswaterstaat een vrijwaringszone aangehouden. Deze vrijwaringszone is in het bestemmingsplan opgenomen als 'vrijwaringszone - vaarweg'.

wetgevingzone - afwatering

Om de afwatering van hemelwater uit het plangebied richting het Maas-Waalkanaal goed te borgen, zijn een aantal aanduidingen opgenomen. De aanduidingen liggen binnen de bestemming 'Groen' en fungeren als punten die door de hoofdafwatering gebruikt dienen te worden als hoofdstructuur.

wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting vervoer gevaarlijke stoffen weg

Vanwege de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is een verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd. Uit de beoordeling in paragraaf 6.6.1.3 wordt geconstateerd dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vanaf het bedrijf Antargaz eerst dient te worden beëindigd, voordat kwetsbare en zeer kwetsbare objecten in gebruik genomen kunnen worden. Deze beperking geldt voor alle gronden waarop een stedelijke ontwikkeling wordt voorzien binnen 200 m van de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op deze gronden is daarom de aanduiding 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting vervoer gevaarlijke stoffen weg' opgenomen.

wetgevingzone - kostenverhaal

In verband met het doorschuiven van het kostenverhaal is een voorlopig bouwverbod opgenomen in het voorliggend bestemmingsplan. Dit is nader toegelicht in Hoofdstuk 8.

wetgevingzone - exploitatiegebied

In verband met het doorschuiven van het kostenverhaal is door middel van deze gebiedsaanduiding het exploitatiegebied vastgelegd. Dit is nader toegelicht in Hoofdstuk 8.

7.4.3 Toelichting voorwaardelijke verplichtingen

In het plan zijn verschillende voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. De voorwaardelijke verplichtingen zijn van toepassing op de nieuwe ontwikkelingen en zijn daarom opgenomen in de bestemmingen 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - Bedrijven en sport. Daar waar de voorwaardelijke verplichting het niveau van de bestemming overstijgt, is de verplichting opgenomen in de algemene regels. De voorwaardelijke verplichtingen zijn behandeld bij de verschillende sectorale aspecten. Om een overzicht te verschaffen zijn onderstaand de verschillende voorwaardelijke verplichtingen die in het plan zijn opgenomen nog een keer op een rij gezet.

Voorwaardelijke verplichting voor bezonning

In artikel 5.2.5 van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat bij de bouw van onderzoek naar bezonning en schaduwwerking wordt aangetoond dat in de te bouwen woningen en omliggende woningen wordt voldaan aan de lichte TNO-norm (2 uur bezonning per dag).

Voorwaardelijke verplichting voor windhinder

In artikel 4.2.6 van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat bij de bouw van gebouwen hoger dan 30 meter een onderzoek naar windhinder en windgevaar conform NEN-norm 8100 wordt aangetoond dat - al dan niet na het treffen van maatregelen - geen onaanvaardbare hinder of gevaar zal ontstaan.

Voorwaardelijke verplichting voor vervoer van gevaarlijke stoffen

Vanwege de route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg is een verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd. Uit de beoordeling in paragraaf 6.6.1.3 wordt geconstateerd dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg vanaf het bedrijf Antargaz eerst dient te worden beëindigd, voordat kwetsbare en zeer kwetsbare objecten in gebruik genomen kunnen worden. Via een voorwaardelijke verplichting in artikel 18.11 is vastgelegd dat zeer kwetsbare en kwetsbare objecten ter plekke van de aanduiding 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting vervoer gevaarlijke stoffen weg' pas in gebruik mogen worden genomen na verplaatsen van Antargaz.

Voorwaardelijke verplichting geluidbelasting industrielawaai

Uit het akoestisch onderzoek industrielawaai blijkt dat voor het realiseren van nieuwe woningen binnen de geluidzone van het geluidgezoneerd industrieterrein geluidwerende gebouwmaatregelen nodig zijn om te kunnen voldoen aan de hogere waarde, die gelijktijdig met het voorliggend bestemmingsplan wordt verleend. Om de realisatie van de geluidwerende gebouwmaatregelen te borgen in het bestemmingsplan zijn een aantal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Het gaat om voorwaardelijke verplichtingen in de bouwregels en de gebruiksregels van de bestemming Gemengd - 1.

De voorwaardelijke verplichting in de bouwregels is opgenomen, zodat bij het bouwen wordt getoetst aan de verplichting en noodzakelijke maatregelen worden uitgevoerd (artikel 4.2.7). De voorwaardelijke verplichting in de gebruiksregels is opgenomen om te borgen dat ook wordt voldaan aan de Wet geluidhinder na een eventuele gebruikswijziging (artikel 4.4.3).

Voorwaardelijke verplichting transformatorstation

Voor een gedeelte van de nieuwe woningen moet rekening gehouden worden met geluid dat afkomstig is van het transformatorstation van Liander aan de Tarweweg. De contour die afkomstig is uit het akoestisch onderzoek naar de effecten van het transformatorstation is opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. In artikel 18.2 is geborgd dat akoestische maatregelen dienen te worden genomen.

Voorwaardelijke verplichting natuurinclusief bouwen

In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen aan de Toolbox Natuurinclusief bouwen Winkelsteeg moet worden getoetst. Dit is geregeld met een voorwaardelijke verplichting in artikel 4.2.5 en 5.2.4.

Voorwaardelijke verplichting lichthinder

In artikel 5.2.6 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de bouw van lichtmasten bij sportvoorzieningen binnen de bestemming 'Gemengd - Bedrijven en sport'. De lichtmasten kunnen uitsluitend worden gebouwd indien wordt voldaan aan de lichtnormen conform de richtlijn lichthinder van het NSVV. Op deze manier is geborgd dat geen lichthinder optreedt in omliggende woningen.

7.5 Juridische Toelichting Partiële Herziening

Voor de partiële herziening zijn de regels van het geldend bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017' van toepassing verklaard. De geldende regels blijven van kracht voor zover geen partiële wijzigingen zijn aangebracht in het voorliggend bestemmingsplan. Onderstaand zijn de aanpassingen omschreven.

Bedrijventerrein

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' van het voorliggend plan zijn de regels uit het geldend bestemmingsplan 'Nijmegen Goffert-Winkelsteeg 2017' zijn van toepassing verklaard.

De volgende onderdelen zijn partieel toegevoegd aan het plan:

  • Aangepaste maximale milieucategorieën op de verbeelding;
  • Een aanvullende regeling voor Bevi-bedrijven om ongewenste effecten van risicovolle activiteiten te voorkomen;
  • Een aanvullende regeling voor geurveroorzakende bedrijven om ongewenste geurhinder ter plekke van nieuwe woningen te voorkomen.

Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarvan onder voorwaarden gebruik kan worden gemaakt indien een initiatiefnemer een bedrijf wil vestigen met een hogere planologische milieucategorie dan toegestaan.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

8.1 Beginselplicht Vaststelling Exploitatieplan

Het nieuwe bestemmingsplan voor Winkelsteeg Kanaalknoop-Noord voorziet in de ontwikkeling van een gemengd werk-woongebied. Hiertoe behoren ook bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Ingevolge artikel 6.12 Wro in samenhang met artikel 6.25 Wro moet de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat aangewezen bouwplannen mogelijk maakt, een exploitatieplan vaststellen. Ingevolge artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien, onder meer, het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden waarop aangewezen bouwplannen zijn voorzien, anderszins is verzekerd.

De gemeente is gedeeltelijk eigenaar van de gronden. Dit betekent dat de financiële regie voor dit gedeelte via een gemeentelijke grondexploitatie loopt. Het plangebied maakt deel uit van de door de gemeenteraad vastgestelde grondexploitatie Winkelsteeg-Kanaalzone G650-G660. De grondexploitatie bevat onder andere kosten voor aankoop van grond, het bouw- en woonrijp maken en de gemeentelijke plankosten. Dekking van de kosten vindt plaats door verkoop van kavels. Er is voor de gemeentelijke gronden sprake van een sluitende exploitatie.

Binnen het plangebied liggen gronden die in eigendom zijn van derden, waar op grond van dit Chw-bestemmingsplan bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Voor deze gronden zijn (nog) geen (anterieure) overeenkomsten over de grondexploitatie zoals bedoeld in artikel 6.24 Wro gesloten. In verband hiermee is het kostenverhaal nog niet anderszins verzekerd en is het noodzakelijk om eisen te stellen aan de inrichting. Om deze redenen dient een exploitatieplan te worden opgesteld om te kunnen voldoen aan de verplichting zoals deze in artikel 6.12 Wro is opgenomen.

8.2 Doorschuiven Beginselplicht Vaststelling Exploitatieplan

Normaliter wordt het exploitatieplan parallel aan het ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht. De Minister heeft met het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet tweeëntwintigste tranche de experimentstatus toegekend voor het project Winkelsteeg. In paragraaf 1.2 en 9.2 is deze experimentstatus nader toegelicht. In artikel 7c, tiende en elfde lid van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, is voor de het volgende bepaald:

10. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan kan de raad besluiten af te wijken van artikel 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat een exploitatieplan door burgemeester en wethouders kan worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen.

11. Indien toepassing wordt gegeven aan het tiende lid, geldt dat:

  1. a. artikel 6.12, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is op de omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. b. in afwijking van artikel 6.14, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is op de voorbereiding van het exploitatieplan;
  3. c. daarvoor in het bestemmingsplan een of meer exploitatiegebieden worden aangewezen;
  4. d. in aanvulling op artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden geweigerd als de exploitatieopzet als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, een tekort bevat, dat niet is gedekt;
  5. e. als de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt geweigerd, de exploitatieopzet als bedoeld in onderdeel d, deel uitmaakt van dat besluit.

In het voorliggend plan 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord' wordt toepassing gegeven aan de mogelijkheid die wordt geboden in artikel 7c lid 10 en 11 BuChw. Om diverse redenen is ervoor gekozen de bestemmingsplanprocedure naar voren te halen en de exploitatie een later moment te regelen.

Toepassing en bestemmingsplanregels

In artikel 17.9 van het voorliggend bestemmingsplan is bepaald dat een exploitatieplan, in afwijking van artikel 6.12 eerste en derde lid Wet ruimtelijke ordening, door burgemeester en wethouders worden kan vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarmee wordt door de gemeenteraad uitvoering gegeven aan de bevoegdheid om op basis van artikel 7c lid 10 het vaststellen van een exploitatieplan uit te stellen tot de fase van vergunningverlening.

Het gevolg hiervan is dat de hiervoor beschreven criteria in welke situatie de beginselplicht tot vaststelling van het exploitatieplan ontstaat, verlegd wordt naar het moment waarop op een aanvraag omgevingsvergunning wordt beslist. Burgemeester en wethouders gelden als bevoegd gezag voor het nemen van een besluit omtrent de vaststelling van een exploitatieplan, dat verbonden is aan de verlening van een omgevingsvergunning. Dit betekent onder meer dat, indien ten tijde van de omgevingsvergunning sprake is van een gesloten anterieure overeenkomst over kostenverhaal, kan worden besloten om geen exploitatieplan voor het vergunningperceel vast te stellen.

Om deze reden is in dit Chw-bestemmingsplan een algeheel bouwverbod opgenomen (de Crisis- en herstelwet biedt de mogelijkheid onderzoekslasten en het kostenverhaal door te schuiven naar de uitvoeringsfase). Dit bouwverbod is niet van toepassing op gronden waarvan het kostenverhaal is verzekerd middels een exploitatieplan, anterieure overeenkomst of kostendekking is verzekerd via de gronduitgifte door de gemeente. Het bouwverbod is opgenomen in het voorliggend plan door op de betreffende gronden de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - kostenverhaal' op te nemen. Het bouwverbod geldt zo lang er geen afspraken zijn gemaakt over kostenverhaal.

In artikel 17.9 van dit Chw-bestemmingsplan is bepaald dat het exploitatieplan of een anterieure overeenkomst in ieder geval afspraken bevat over:

  1. f. de grondexploitatie;
  2. g. bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen elders;
  3. h. locatie-eisen;
  4. i. aan- en verkoop van grond;
  5. j. proces, tijdpad, fasering;
  6. k. organisatie en uitvoering;
  7. l. voorbehouden latere publiekrechtelijke besluiten;
  8. m. algemene bepalingen (geschillen, onvoorziene omstandigheden, beëindiging overeenkomst).

8.3 Het Exploitatiegebied

Op basis van artikel 7c lid 11 van het BuChw dienen in een bestemmingsplan waarin gebruik wordt gemaakt van het doorschuiven van de exploitatieplanplicht één of meerdere exploitatiegebieden te worden aangewezen. Zo lang geen afspraken zijn gemaakt over kostenverhaal geldt het bouwverbod dat is opgenomen in het voorliggend plan. De afspraken dienen te worden gemaakt in relatie tot het aangewezen exploitatiegebied.

De omvang van een exploitatiegebied kan in beginsel niet groter zijn dan het gebied van het aan het exploitatieplan gekoppelde planologische besluit (in dit geval: het bestemmingsplan 'Chw-bestemmingsplan Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord'). Uit jurisprudentie volgt dat een exploitatiegebied zodanig dient te worden begrensd, dat er planologisch of functioneel sprake is van een duidelijke samenhang tussen de delen van dat gebied. Bij de toepassing van dit criterium komt aan het bevoegd gezag beoordelingsvrijheid toe.

Voor de toepassing naar het voorliggend bestemmingsplangebied leidt dit ertoe dat sprake is van meerdere exploitatiegebieden. Daarvan dient bij de vaststelling van het bestemmingsplan in elk geval het exploitatiegebied te worden vastgelegd waartoe het bouwverbod zich strekt. Dit exploitatiegebied wordt vastgelegd in het voorliggend bestemmingsplan door de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied' op te nemen. Het betreft het volgende exploitatiegebied:

Aangewezen exploitatiegebied: Het aangewezen exploitatiegebied bestaat uit een deelgebied met de bestemming 'Gemengd - 1', voor zover de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' is opgenomen. Het bestemmingsplan voorziet in dit gebied in de realisatie van 2.420 woningen, 8.500 m2 stedelijke voorzieningen en 18.500 m2 bedrijvigheid. Daarnaast wordt binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' ruimte geboden voor onder andere parkeervoorzieningen, die een rechtstreekse relatie hebben met het programma aan woningen en voorzieningen dat wordt gerealiseerd binnen de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1'. Het programma en de parkeervoorzieningen zijn afgestemd op alle gronden binnen de begrenzing van het exploitatiegebied. De daartussen gelegen gronden met de bestemming 'Groen' worden eveneens opgenomen in het exploitatiegebied. Er is sprake van een duidelijke planoloigsche danwel functionele samenhang binnen het exploitatiegebied.

De volgende gronden worden niet opgenomen in het aangewezen exploitatiegebied:

  • Gronden waar de bestemmingsplanregeling uitsluitend toeziet op een wijziging van gebruiksmogelijkheden en niet voorziet in het realiseren van nieuwe bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wro. Het betreft de gronden waarop de bestaande bedrijfsactiviteiten van het Werkbedrijf, Antargaz en Plaza Foods plaatsvinden. Ter plekke wordt niet voorzien in nieuwe bouwplannen en vindt derhalve geen kostenverhaal plaats.
  • Gronden die zijn bestemd als openbare ruimte, hoofdzakelijk als Verkeer. Het feit dat deze openbare ruimte buiten het exploitatiegebied ligt, betekent niet dat de kosten van aanleg of aanpassing van die openbare ruimte niet in het kostenverhaal kunnen worden betrokken.
  • Gronden die geen onderdeel uitmaken van het aangewezen exploitatiegebied en waarvan de exploitatie reeds verzekerd is door gronduitgifte via de gemeente. Het betreft de gronden met de bestemming 'Gemengd - 1' voor zover de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' is opgenomen en de gronden met de bestemming 'Gemengd - Bedrijven en sport'. Voor dit gedeelte van het plangebied zijn de kosten en opbrengsten vastgelegd in de grondexploitatie. Binnen deze gronden is sprake van een onafhankelijk vastgesteld programma, waardoor geen duidelijke planologische danwel functionele samenhang is. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan hoeft voor deze gronden geen exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening te worden vastgesteld.

8.4 Toepassing Kostenverhaal Bij Doorgeschoven Exploitatieplanplicht

Het doorschuiven van de exploitatieplanplicht naar de vergunningfase maakt dat er een langere periode beschikbaar is voor de gemeente en initiatiefnemers voor bouwplanontwikkelingen om via de weg van de (anterieure) overeenkomst te komen tot afspraken over de ontwikkeling van een locatie, met inbegrip van daarop betrekking hebbende afspraken over kostenverhaal.

Het doorschuiven van de exploitatieplanplicht naar de vergunningfase heeft tot gevolg dat voor elk 'vergunningperceel' sprake is van een zelfstandig besluit omtrent de vaststelling van een exploitatieplan. Voor de exploitatieopzet, waarin de te verhalen kosten zijn opgenomen, die onderdeel uitmaakt van een 'doorgeschoven' exploitatieplan, geldt dat voor de toerekening van kosten/opbrengsten aan het (vergunning)perceel waarop het doorgeschoven exploitatieplan betrekking heeft, wordt uitgegaan van het schaalniveau van het exploitatiegebied waarbinnen dit perceel is gelegen. Op basis van dit door de wetgever gehanteerde kader wordt voorkomen dat het exploitatiegebied beperkt is tot de locatie waarop de vergunning(aanvraag) betrekking heeft.

8.5 Conclusie

Het bovenstaande kan als volgt worden samengevat:

Voor een gedeelte van het bestemmingsplangebied wordt niet voorzien in bouwplannen als bedoeld in artikel 6.12 van de Wro. Voor dit gedeelte van het bestemmingsplan hoeft kostenverhaal niet te worden verzekerd. Het betreft de volgende planonderdelen:

  • openbaar gebied, waar niet kan worden gebouwd;
  • gronden waarop uitsluitend wordt voorzien in de wijziging van gebruiksmogelijkheden;

Voor een gedeelte van het plangebied is het kostenverhaal verzekerd door gronduitgifte via de gemeente. Het betreft de volgende planonderdelen:

  • de gronden met de bestemming 'Gemengd - Bedrijven en sport';
  • de gronden met de bestemming 'Gemengd - 1' voor zover voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2';
  • het zuidelijk gedeelte van de gronden met de bestemming 'Gemengd - 1' voor zover voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1', onderdeel van het perceel Hatert, sectie F, nummer 1424.

Voor een gedeelte van het bestemmingsplangebied geldt dat het kostenverhaal nog niet is vastgelegd. Voor dit gedeelte van het plan is de aanduiding 'wetgevingzone - kostenverhaal' opgenomen en geldt een voorlopig bouwverbod. Voor dit gedeelte van het plan wordt de exploitatieplanplicht uitgesteld. In relatie tot de uitgestelde exploitatieplanplicht is in het voorliggend bestemmingsplan een exploitatiegebied vastgelegd door de aanduiding 'wetgevingzone - exploitatiegebied' op te nemen.

Op basis van het bovenstaande kan gesteld worden dat de economische uitvoerbaarheid voldoende is onderzocht en dat de uitgestelde exploitatieplanplicht conform artikel 7c lid 10 en 11 van de BuChw voldoende vastgelegd is. Hiermee vormt de economische uitvoerbaarheid geen belemmering voor de vaststelling van het voorliggend Chw-bestemmingsplan.

Hoofdstuk 9 Inspraak, Overleg En Procedure

9.1 Inspraak En Participatie

Vooruitlopend op het ontwerpbestemmingsplan zijn reeds navolgende communicatie-stappen gezet:

  • Op 13 juli 2022 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen voor een drietal locaties binnen Winkelsteeg, waaronder voor de locatie van Lincoln Smitweld en het parkeerterrein, die binnen het plangebied vallen. Het voorbereidingsbesluit is 18 juli 2022 gepubliceerd en toegelicht aan de direct belanghebbenden.
  • Onderdeel van het ontwerpbestemmingsplan zijn de aanpassingen van de planologische milieucategorieën van Plaza Foods en het Werkbedrijf. Over de concept-aanpassingen zijn de relevante bedrijven en vastgoedeigenaren geïnformeerd en geraadpleegd. Op 13 september 2022 via een brief, op 29 september 2022 door middel van een bijeenkomst en van 22 tot en met 29 september 2022 in de vorm van 1-op-1-gesprekken met bedrijven en vastgoedeigenaren van de betreffende gronden waarvoor er iets verandert (ofwel: waar de milieucategorieën voor wijzigen en/of die in de nieuwe situatie buiten het geluidgezoneerde terrein vallen).
  • Op 4 en 6 oktober 2022 hebben inloopbijeenkomsten plaatsgevonden over de voorlopige stedenbouwkundige verkenningen.

De zienswijzenprocedure wordt tevens als inspraak gezien. Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage leggen. Tijdens de zienswijzeprocedure zal een informatiebijeenkomst plaatsvinden.

9.2 Toepassing Crisis- En Herstelwet

De Crisis- en herstelwet (Chw) en in het verlengde daarvan het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (BuChw) maakt het mogelijk dat een Chw-bestemmingsplan wordt opgesteld. Gemeenten kunnen er voor kiezen om een project of plan aan te melden voor de Crisis- en herstelwet. Het gebruik van de wet levert gemeenten de mogelijkheid om in aangewezen gebieden flexibeler bestemmingsplannen maken om zo ruimte te creëren voor nieuwe woningen en duurzaamheidsprojecten.

Wanneer een project is aangemeld voor de Crisis- en herstelwet mogen gemeenten van een aantal wettelijke regelingen afwijken. Hiermee wordt voorgestorteerd op de komst van de Omgevingswet, die naar verwachting in werking treedt op 1 januari 2024. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft het plangebied voor Kanaalknoop opgenomen in de 22ste tranche van de Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet, waardoor het bestemmingsplan is aangemerkt als Crisis- en herstelwet-plan.

Eén van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt, is de uitgestelde onderzoeksplicht voor (globale) bestemmingsplannen. Het voorliggend bestemmingsplan betreft een ontwikkelplan, waarvan de definitieve uitwerking binnen de ruimtelijke kaders die dit bestemmingsplan biedt nog niet volledig vast ligt. Wanneer de precieze ontwikkeling nog niet helemaal uitgekristalliseerd is, kunnen milieukundige onderzoeken voor een gedeelte worden uitgesteld naar het moment van vergunningverlening. In een Chw-bestemmingsplan dient te worden aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De voorliggende toelichting voorziet daarin.

Doordat het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet de mogelijkheid biedt milieuonderzoeken door te schuiven, kan worden volstaan met een globale inventarisatie van de milieugevolgen voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan. De onderzoeksplicht verschuift naar het moment van vergunningverlening. De gemeente Nijmegen kiest er voor om in het kader van het voorliggend bestemmingsplan een gedeelte van de flora- en faunaonderzoeken, een gedeelte van de bodemonderzoeken en het exploitatieplan uit te stellen op basis van de Crisis- en herstelwet. Dit betekent concreet dat een initiatiefnemer bij de aanvraag om een omgevingsvergunning de milieugevolgen van zijn of haar initiatief op dat moment gedetailleerd in kaart moet brengen. In de betreffende paragrafen van de voorliggende toelichting wordt hier nader op ingegaan.

9.3 Vooroverleg

Eind januari 2022 zijn de vooroverlegpartners in de gelegenheid gesteld om te reageren op de 'Notitie Reikwijdte en Detailniveau MER Winkelsteeg' (NRD). De MER heeft van 9 maart tot en met 19 april 2023 ter inzage gelegen samen met het eerste bestemmingsplan voor het gebied; 'Nijmegen Winkelsteeg - Stationsomgeving Goffert'.

In de voorbereidingsfase is met meerdere vooroverlegpartners (meermaals) overleg gevoerd.

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op 20 april 2023 in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro aan de overlegpartners aangeboden met de mogelijkheid om te reageren. De overlegpartners die zijn betrokken bij het vooroverleg zijn de provincie Gelderland, het Waterschap Rivierenland, de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ), Rijkswaterstaat, Gasunie, Tennet, Liander, Vitens en de GGD. Rijkswaterstaat, Tennet en Vitens hebben niet gereageerd op het concept-ontwerpbestemmingsplan. Tot op heden hebben wij nog geen reactie ontvangen van de Provincie Gelderland, mochten we deze nog ontvangen nemen we dit mee bij vaststelling.

In onderstaande tabel zijn de reacties van de vooroverlegpartners samengevat weergegeven met daarnaast de reactie van de gemeente Nijmegen.

Reactie Liander Reactie gemeente Nijmegen
Er zijn geen planologische opmerkingen op het concept ontwerpbestemmingsplan
Geen reactie noodzakelijk
Reactie Waterschap Rivierenland Reactie gemeente Nijmegen
Verbeelding
In het gebied direct ten noorden van de Nieuwe Dukenburgseweg, is een deel van de bestaande A watergang niet met de bestemming Water, maar met de bestemming Gemengd op de verbeelding opgenomen. In de vigerende situatie is hier een grotendeels open A watergang gelegen. Het waterschap is geen voorstander van het beduikeren dan wel overkluizen van watergangen en ziet de voorgenomen bestemming Gemengd met dubbelbestemming Waterstaat-Waterlopen dan ook als minder wenselijk. Het van de bestaande watergang conform het aangrenzende gebied als Water geniet onze voorkeur. Voor de nadere uitwerking van dit gebied is afstemming met het waterschap nodig.
Het water is beschermd middels een aanduiding. Echter wil de gemeente in verband met stedenbouwkundige overwegingen de mogelijkheid openhouden om eventueel een overkluizing of duiker toe te passen. De uitwerking zal plaatsvinden in afstemming met het waterschap, zodat beheer en onderhoud geborgd kan worden.
Regels
Artikel 16.4 Ondergronds bouwen: in dit artikel is aangegeven dat bouwen onder peil mogelijk is. Wij adviseren u om rekening te houden met eventuele grondwateroverlast bij ondergronds bouwen en actieve verlaging van de grondwaterstand met doel om grondwateroverlast te voorkomen niet toe te staan. In paragraaf 6.8.3 van de toelichting is hier wel aandacht aan besteed in de vorm van waterdicht bouwen.
Bij de verdere uitwerking van de stedenbouwkundige plannen zullen wij rekening houden met uw gemaakte opmerkingen.
Toelichting:
Paragraaf 5.3.4 beschrijft de Regionale Adaptatiestrategie Rijk van Maas en Waal en verwijst naar het Regionale Uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie. Eén van de speerpunten van dit RUP is het herstel van de Blauwe Motor Stuwwal. Het plangebied Nijmegen Kanaalknoop Noord maakt onderdeel uit
van deze stuwwal. Het herstellen van de waterbalans in de stuwwal is een belangrijk thema in de regio. De waterstructuur voor het plangebied draagt daar aan bij via het vasthouden en infiltreren van hemelwater op eigen terrein.
Bij vestiging van bedrijven, zou een eventuele behoefte aan grondwater ten behoeve van bijvoorbeeld koel- of proceswater wel op gespannen voet kunnen staan met de ambitie tot herstel van de Blauwe Motor. Indien dit het geval zou zijn, vraagt dit nader overleg met de betrokken instanties.
Ook wijzen wij er op dat het herstel van de Blauwe Motor tot doel heeft grondwaterstanden te verhogen. Dat relateert daarmee aan paragraaf 6.8.3 welke specifiek over grondwater gaat. Hierbij wordt voor grondwaterstanden verwezen naar de milieuatlas van gemeente. Wij adviseren om zeker ten aanzien van ondergrondse bouwwerken, niet alleen te kijken naar de huidige grondwaterstanden, maar ook rekening te houden met de ambities van het RUP tot herstel van de grondwaterstanden in de stuwwal en met het effect van eventuele wijzigingen van bestaande grondwateronttrekkingen om toekomstige grondwateroverlast te voorkomen.
Bij de verdere uitwerking van de stedenbouwkundige plannen zullen wij rekening houden met uw gemaakte opmerkingen.
Bijlagenboek:
Het waterplan Winkelsteeg ontbreekt in het bijlagenboek.
Het waterplan Winkelsteeg is vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders en wordt naar verwezen in de planregels van het bestemmingsplan.
Reactie Gasunie Reactie gemeente Nijmegen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is bepaald dat een bestemmingsplan de ligging van de leidingen en de daarbij behorende belemmeringenstrook weergeeft. Gasunie verzoekt u het opgenomen artikel 'Leiding-Gas' op de volgende punten aan te passen:
Aanpassing bestemmingsomschrijving;
Opnemen adequate bouwregels;
Opnemen adequate regeling afwijken van bouwregels;
Aanpassing verbodsregels.
Aanpassing bestemmingsomschrijving
Bestemmingsomschrijving zodanig aan te passen dat de op de verbeelding als zodanig aangewezen gronden mede bestemd zijn voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen inclusief voorzieningen met de daarbij behorende belemmeringstroken.
''inclusief voorzieningen met de daarbij behorende belemmeringstroken'' is toegevoegd aan artikel 9.1.
Opnemen adequate bouwregels
Verzocht wordt om het artikel 9.2.1. zodanig aan te passen dat alleen bouwwerken ten behoeve van de leiding(en) mogen worden gebouwd en dat overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijn toegestaan. (Tekstvoorstel is bijgevoegd)
De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding. Conform de aanhef van lid 9.2.1 mag op gronden met de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en dus ook uitsluitend ten behoeve van de aardgastransportleiding. Overige gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn dus niet toegestaan.
Opnemen adequate regeling afwijken van bouwregels
Verzocht wordt om het toetsingskader van artikel 9.3 op/met de volgende punten aan te passen / uit te breiden. Dat de veiligheid van de gasleiding niet mag worden geschaad.
''de veiligheid van de gasleiding niet mag worden geschaad'' is toegevoegd aan artikel 9.3.
Aanpassing verbodsregels
Verzocht wordt op artikel 9.5.1 sub f zodanig aan te passen dat het verbod geen betrekking heeft op het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
''geen betrekking op het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding'' is toegevoegd aan artikel 9.5.1 onder f.
Reactie GGD Reactie gemeente Nijmegen
Geluid:
De GGD adviseert maatregelen te treffen om blootstelling aan geluid zoveel mogelijk te beperken. Deze maatregelen kunnen op verschillende niveaus worden getroffen. Bron- en overdrachtsmaatregelen hebben de voorkeur boven maatregelen bij de ontvanger. Bron- en overdrachtsmaatregelen leiden tot een geluidsreductie in de omgeving van een gebouw, dus ook op de buitenruimte. Maatregelen aan woningen, gebouwen/ de gevel leiden niet tot minder geluid in de buitenruimte of bij achterliggende woningen. Als bron- en overdrachtsmaatregelen niet mogelijk of onvoldoende effectief zijn, zijn geluidsisolerende maatregelen aan de gevel noodzakelijk. Bovendien adviseert de GGD in dit geval altijd een geluidsluwe, aangename zijde te creëren. Dit is een toegankelijke, bruikbare en liefst groene en schone zijde/ buitenruimte met een geluidbelasting minder dan 50 dB Lden en 40 dB Lnight
Geluid:
De gemeenteraad van Nijmegen heeft met de vaststelling van de Omgevingsvisie in 2020 besloten de toekomstige groei van inwoners, werknemers en bezoekers te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad en dat onder andere te doen door de grootschalige binnenstedelijke ontwikkeling van Winkelsteeg. In november 2021 heeft de raad de kaders voor Winkelsteeg vastgesteld, waaronder de ontwikkelprincipes zoals opgenomen in de Ontwikkelvisie Winkelsteeg. Een aantal neutrale en negatieve effecten van de ontwikkeling Winkelsteeg is onlosmakelijk verbonden met een binnenstedelijke gebiedsontwikkeling van deze omvang), of met een binnenstedelijke verdichtingsopgave in de buurt van grootschalige infrastructuur Deze effecten zijn daarmee redelijkerwijs niet of nauwelijks te voorkomen. De gemeente Nijmegen voldoet aan de wettelijke normen en maakt daarnaast ook gebruik van wettelijke middelen om af te kunnen wijken van deze wettelijke normen (Besluit Hogere Waarde). Ook deze normen zijn gebaseerd op gezondheidseisen.

De maatregelen die worden opgesomd in de reactie van de GGD zijn veelal uitgangspunten voor verdere uitwerking van het plan, denk hierbij aan bronmaatregelen aan het wegdek, gevelisolatie, maar ook de geluidsproductie van ventilatiesystemen.
Aandachtspunten voor een gezond en comfortabel leefklimaat die worden meegenomen in de verdere uitwerking van de plannen zijn onder andere:
Het creëren van zoveel mogelijk geluidluwe gevels/ geveldelen (per woning/ appartement) en geluidluwe (gemeenschappelijke) buitenruimten. Het creëren van de mogelijkheid voor bewoners om zich (tijdelijk) aan het geluid te onttrekken en om te slapen met een open raam. Belangrijk is om slaapverstoring te voorkomen. Het situeren van slaapkamers zoveel mogelijk aan de geluidluwe zijde.
Het beperken van factoren die het positieve effect van een geluidluwe zijde teniet kunnen doen, zoals geluid van andere bronnen dan verkeer (airco's, warmtepompen, laden en lossen vrachtwagens, horeca, in/uitrit parkeergarage).
Het beperkt houden van installatiegeluid (zoals airco's, warmtepompen, etc.) laag (< 30 dB).
Het 5 dB strenger bouwen dan de minimale eisen uit het Bouwbesluit.
Het situeren van in/uitrit parkeergarages zo dicht mogelijk bij de verkeersontsluiting
Lucht:
Ook al nemen de concentraties luchtverontreiniging 'Niet In Betekenende Mate' toe volgens paragraaf 6.4 van de Toelichting, de blootstelling neemt in de beoogde situatie wel toe. Een goede manier om blootstelling aan luchtverontreiniging te beperken is om gevoelige bestemmingen, zoals woningen, niet te plannen op de plekken waar veel luchtverontreiniging is. Afstand houden tot de weg is de beste maatregel om gezondheidseffecten te voorkomen, omdat op afstand van de weg de blootstelling aan luchtverontreiniging lager is. De GGD adviseert om binnen een afstand van minimaal 25 meter tot de rand van de Nieuwe Dukenburgseweg (>10.000 mtv/etmaal) geen gevoelige bestemmingen te realiseren. De binnenscheepvaart is ook een potentieel schadelijke bron. Wat voor deze bron 'voldoende afstand' is, is niet bekend.
Op grotere hoogte zijn de concentraties verkeersgerelateerde luchtverontreiniging lager dan op straatniveau.
Lucht:
De gemeenteraad van Nijmegen heeft met de vaststelling van de Omgevingsvisie in 2020 besloten de toekomstige groei van inwoners, werknemers en bezoekers te accommoderen binnen de bestaande grenzen van de stad en dat onder andere te doen door de grootschalige binnenstedelijke ontwikkeling van Winkelsteeg. In november 2021 heeft de raad de kaders voor Winkelsteeg vastgesteld, waaronder de ontwikkelprincipes zoals opgenomen in de Ontwikkelvisie Winkelsteeg. Een aantal neutrale en negatieve effecten van de ontwikkeling Winkelsteeg is onlosmakelijk verbonden met een binnenstedelijke gebiedsontwikkeling van deze omvang), of met een binnenstedelijke verdichtingsopgave in de buurt van grootschalige infrastructuur. Deze effecten zijn daarmee redelijkerwijs niet of nauwelijks te voorkomen. Daarbij moet wel beschouwd worden dat de concentraties ter plaatse rond de 16 en 21 µg/m³ bedragen voor respectievelijk PM10 en NO2 (2020 bron: Atlas voor Leefomgeving).

De gemeente Nijmegen streeft er waar mogelijk naar om nieuwbouw van woningen nabij drukke wegen op een zo'n groot mogelijke afstand te realiseren. Als het om inbreidingslocaties gaat is dat moeilijk te realiseren omdat de ruimte beperkt is. Ter plaatse van het plan worden de bestaande grenswaarden niet overschreden. De nieuwe richtwaarden van de WHO die december 2021 zijn vastgesteld, worden nog wel overschreden. Voor PM10 is dat een minimale overschrijding en voor NO2 iets groter. De gemeente Nijmegen heeft zich gecommitteerd aan het Schone Lucht Akkoord (SLA). In het Schone Lucht Akkoord worden maatregelen voorgesteld voor bronaanpak in de sectoren (weg)verkeer, landbouw, scheepvaart, industrie en huishoudens.
De volgende doelen en ambities zijn afgesproken in het SLA:
Partijen streven naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren waarbij wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof (dat waren toen de advieswaarden van 2005) in 2030.
Partijen stellen als doel om landelijk in 2030 gemiddeld minimaal 50% gezondheidswinst ten opzichte van 2016 te behalen voor de negatieve gezondheidseffecten afkomstig van binnenlandse bronnen.
Partijen onderschrijven de ambitie om in de sectoren (weg)verkeer, inclusief mobiele werktuigen, landbouw, scheepvaart, industrie en huishoudens een dalende trend in te zetten van emissies van stikstofdioxide en fijn stof naar de lucht.
Partijen erkennen dat éénieder verantwoordelijk is voor de eigen bijdrage aan de doelstelling en dat partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van het akkoord en voor het bereiken van het doel.

Aandacht voor niet voldoen aan GGD richtlijn.
De maatregelen die worden opgesomd in de reactie van de GGD zijn veelal uitgangspunten voor verdere uitwerking van het plan, denk hierbij aan het plaatsen van bepaalde doelgroepen op bepaalde plekken en een verbod op de installatie van rookkanalen voor houtstook. De gemeente Nijmegen neemt het advies voor houtstook ter harte en zal daar zeker aandacht voor hebben.

Klimaatadaptatie en hitte:
Over het algemeen is de GGD het eens met dit onderwerp, echter schetst de GGD nog een aantal aanvullende adviezen, die te maken hebben met groene gevels en daken, zoninstraling, ventileren, toegang tot verkoelingsplekken en schaduwwerking.
Klimaatadaptie en hitte
In het ontwerpbestemmingsplan zijn handreikingen opgenomen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft een hoog abstractieniveau waardoor de aanbevelingen voor gebouwontwerpen nu nog niet kunnen worden verwerkt. Wel wordt in het beeldkwaliteitsplan aandacht aan dit thema in relatie tot bezonning en vormgeving van gebouwen gewijd.

Wat betreft de adviezen voor het voorkomen van oververhitten van woningen. De gemeente Nijmegen deelt uw visie dat dit een belangrijk aspect van de hedendaagse bouw is. Hoewel het bouwbesluit met de TO juli in de energieberekening tegenwoordig een minimaal comfortniveau veiligstelt, kan er meer bereikt worden door een zorgvuldige inrichting en ontwerp van gebouwen.

Beeld- en structuurbepalende elementen zijn opgenomen in het ontwerpbeeldkwaliteitsplan. De situering van gebouwen en het gebruik van de juiste materialisatie moet ervoor zorgen dat buitenruimte niet opwarmt of warmte reflecteert. De combinatie van groene waterinfiltratieplekken én bomenrijen zal zorgen voor voldoende schaduw, koelteplekken en het tegengaan van wateroverlast. Dit is zowel in het beeldkwaliteitsplan als de klimaatadaptatie strategie Winkelsteeg vastgelegd.

Een ander aspect is de verkoeling en isolatie van de woningen / bouwwerken zelf. Groene daken en gevels kunnen bijdragen aan verkoeling en isolatie maar dat is marginaal ten opzichte van de invloed van de gekozen energiestrategie. Deze draagt daar juist het meest aan bij. Bij het gebruik van een WKO kunnen gebouwen gekoeld worden, net zoals ze verwarmd kunnen worden. Binnenruimtes zijn dus per definitie koel(baar) door de actieve koeling vanuit de WKO. In het beeldkwaliteitsplan is opgenomen hoe deze installaties ingepast moeten worden.
In het verdere ontwerp van de openbare ruimte zullen deze aspecten meegenomen worden.
Beweegvriendelijkheid:
De GGD geeft het volgende aan: ''Een veilig en aantrekkelijk lopen-fietsnetwerk is hierbij ook voor het Kanaalknoop Noord het uitgangspunt, en is uitgewerkt in de mobiliteitsstrategie. Hier zijn we erg tevreden over en we hopen dat de genoemde ambities en doelstellingen ook standhouden bij de uitvoering.'' Aanvullend hier op worden nog aan aantal adviezen geven over lopen en fietsen, ouderen, kinderen en een aantal overige adviezen.
Beweegvriendelijkheid
De adviezen die worden gegeven door de GGD op het onderwerp beweegvriendelijkheid zijn in te passen in dit plan en voor een groot deel wordt hier ook al rekening mee gehouden.
Verdere concrete invulling hiervan komt later in de op te stellen inrichtingsplannen.
Groen
Ontwerp de leefomgeving zo dat openbaar groen binnen een afstand van 300 meter van iedere woning bereikbaar is (3-30-300 vuistregel, atlas leefomgeving). Voor een groot deel van het plangebied voorziet het Goffertpark in deze behoefte, maar voor deze woningen in Kanaalknoop Noord liggen deze grote stukken groen op een grotere afstand dan 300 meter. Om te voorzien in ruimte om hier aangenaam te kunnen verblijven heeft dit gebied meer kwalitatief groen nodig, bij voorkeur op een rustige plek op afstand van de drukke wegen.
Groen
De adviezen die worden gegeven door de GGD op het onderwerp groenvoorzieningen zijn in te passen in dit plan en voor een groot deel wordt hier ook al rekening mee gehouden.
Verdere concrete invulling hiervan komt later in de op te stellen inrichtingsplannen.
Sociale leefomgeving en voorzieningen:
Voor dit onderwerp worden adviezen gegeven over de volgende aspecten:
Juiste inrichting van openbare ruimte om contact positief te beïnvloeden
Goede ligging van de openbare ruimte (centraal gelegen)
Faciliteer dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen
Goede verbindingen tussen voorzieningen en plekken waar ouderen wonen
Duidelijke richtlijnen voor het realiseren van een sociaal veilige omgeving.
Sociale leefomgeving en voorzieningen
Dit ontwerpbestemmingsplan maakt veel ontwikkelingen mogelijk. De inrichtingsplannen zijn nu nog niet bekend. Verdere concrete invulling hiervan komt later in het proces.
Reactie IOW Reactie gemeente Nijmegen
Als IOW hebben wij geen inhoudelijke opmerkingen bij het plan.
Geen reactie noodzakelijk

Aanpassingen naar aanleiding van het vooroverleg

Naar aanleiding van de reactie van de overlegpartners op het concept-ontwerpbestemmingsplan is een aantal wijzigingen doorgevoerd in de regels. Het gaat om de volgende aanpassingen:

  1. 1. Toevoegen van ''inclusief voorzieningen met de daarbij behorende belemmeringstroken'' aan artikel 9.1.
  2. 2. Toevoegen van '' de veiligheid van de gasleiding niet mag worden geschaad'' aan artikel 9.3.
  3. 3. Toevoegen van ''geen betrekking op het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding'' aan artikel 9.5.1 onder f.

9.4 Procedure

Het ontwerpbestemmingsplan 'Nijmegen Winkelsteeg - Kanaalknoop Noord' heeft in de periode van zaterdag 10 juni 2023 tot en met vrijdag 21 juli 2023 voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn 9 zienswijzen binnengekomen binnen de gestelde termijn. De zienswijzen zijn voorzien van een gemeentelijke reactie in de zienswijzennota. De zienswijzennota is toegevoegd als Bijlage 28 bij de toelichting. Naar aanleiding van de zienswijzen wordt het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Kaart Met Ontwikkelgebieden

Bijlage 2 Kaart Partiële Herziening

Bijlage 3 Stedenbouwkundige Verkenning

Bijlage 4 Behoefteonderbouwing

Bijlage 5 Kaart Milieuzonering

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek (Spoor)wegverkeers- En Scheepvaartlawaai

Bijlage 7 Besluit Hogere Waarden

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 9 Geuronderzoek Locatie Oostkanaaldijk 110-112

Bijlage 10 Rbmii-berekening Transport Via Water

Bijlage 11 Qra Nxp En Antargaz

Bijlage 12 Rbmii-berekening Transport Via Weg - Referentie

Bijlage 13 Rbmii-berekening Transport Via Weg - Referentie + Ontwikkeling

Bijlage 14 Rbmii-berekening Transport Via Weg - Scenario 1 (Bedrijfsverplaatsing)

Bijlage 15 Rbmii-berekening Transport Via Weg - Scenario 2 (Alternatieve Route)

Bijlage 16 Kwantitatieve Risicoanalyse En Carola-berekening Buisleiding Huidige Situatie

Bijlage 17 Kwantitatieve Risicoanalyse En Carola-berekening Buisleiding Nieuwe Situatie

Bijlage 18 Advies Veiligheidsregio Gelderland-zuid

Bijlage 19 Aanvullend Advies Veiligheidsregio Gelderland-zuid

Bijlage 20 Stikstofonderzoek

Bijlage 21 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 22 Selectiebesluit Archeologie 1 Juni 2023

Bijlage 23 Aanvullend Vooronderzoek Ontplofbare Oorlogsresten

Bijlage 24 Bezonningsstudie

Bijlage 25 Windhinderonderzoek

Bijlage 26 Mer Winkelsteeg Deel 1 Incl. Samenvatting

Bijlage 27 Mer Winkelsteeg Deel 2

Bijlage 28 Zienswijzennota