KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum-1
Artikel 5 Centrum-2
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 17 Algemene Bouwregels
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Aanvullende Werking Bouwverordening
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Werkwijze
1.5 Leeswijzer En Opzet Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid
Hoofdstuk 3 Beschrijving Bestaande Situatie
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.3 Groene Ruimte
3.4 Archeologie
3.5 Verkeer En Vervoer
Hoofdstuk 4 Visie Op Het Centrum
4.1 Ruimtelijke Uitgangspunten
4.2 Functionele Uitgangspunten
4.3 Ontwikkellocaties
Hoofdstuk 5 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
5.1 Archeologie
5.2 Bodem
5.3 Flora En Fauna
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Geluid
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
5.8 Waterparagraaf
5.9 Kabels En Leidingen
5.10 Molenbiotoop
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemene Juridische Opzet
6.2 Bestemmingen
6.3 Overige Bepalingen
6.4 Verbeelding
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
7.2 Inspraak
7.3 Resultaten Ontwerp-terinzagelegging
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Putten Centrum

Bestemmingsplan - Putten

Vastgesteld op 07-04-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Putten Centrum van de gemeente Putten.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0273.BP62113-0003 met de bijbehorende regels.

1.3 aan- of uitbouw

een gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.9 bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  1. 1. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
  2. 2. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit,

in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.10 beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

1.11 bestaande afstand, aantal, bouwwerk, object:

afstand, aantal, bouwwerk, object, zoals die of dat rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

een bij een woning behorend gebouw, zoals garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 horeca a:

winkelondersteunende horeca, te weten horeca, die deel uitmaakt van winkels of inpandig is gesitueerd in besloten winkels, waarvoor de winkelsluitingstijden worden aangehouden, en die gericht is op het winkelend publiek.

1.25 horeca b:

restaurants, grand café's, lunchrooms, brasserieën en soortgelijke gelegenheden al of niet in combinatie met elkaar, waaronder in ieder geval niet begrepen: (eet)café's, cafetaria's, snackbars, hotels, nachtclubs, bardancings en discotheken, waarbij de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak gericht is op het verstrekken van maaltijden of in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is.

1.26 horeca c:

(eet)café's, cafetaria's, snackbars, hotels, nachtclubs, bardancings en discotheken, al of niet in combinatie met elkaar.

1.27 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening.

1.28 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.29 peil:

  1. a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.30 publiekgerichte dienstverlening:

aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureau's, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio' s, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie; onder dienstverlening is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen.

1.31 recreatieve voorzieningen:

voorzieningen ter zake van recreatie hoofdzakelijk binnen gebouwen, zoals fitness-, bowling-, snooker- en biljartcentra, sauna's, ballet-, dans- en sportscholen, bioscopen en daarmee naar hun aard vergelijkbare voorzieningen, met bijbehorende kantinevoorzieningen uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit; onder deze voorzieningen zijn in ieder geval niet begrepen seksinrichtingen, speelhallen, casino's en daarmee naar hun aard vergelijkbare voorzieningen.

1.32 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel.

1.33 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels.

1.34 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.

1.35 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning.

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangemerkt als van categorie 1, dan wel bestaande bedrijven die in een hogere categorie voorkomen;
  2. b. bedrijven, die hierna zijn aangegeven:
    bedrijven: uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
    nutsbedrijf nutsbedrijf
    brandweerkazerne brandweerkazerne
    garagebedrijf specifieke vorm van bedrijf - garage
  3. c. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  4. d. bestaande bedrijfswoningen;
  5. e. wegen met bijbehorende paden en bermen, en
  6. f. tuinen en groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen;

een en ander met uitzondering van detailhandelsbedrijven.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het handhaven van de verschijningsvorm van de betrokken gebouwen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Centrum-1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum-1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de hierna aangegeven doeleinden, op de daarbij aangegeven plaatsen:
    doeleinden in de eerste bouwlaag boven de eerste bouwlaag
    detailhandel ja neen 1
    publiekgerichte dienstverlening ja neen
    horeca a ja neen 3
    horeca b neen 2 neen 3
    horeca c neen 4 neen 3
    recreatieve voorzieningen ja neen
    maatschappelijke voorzieningen ja neen
    kantoren neen neen 5
    bij ter plaatse toegestane functies behorende werkplaatsen en atelier-, praktijk-, kantoor- en opslagruimten ja ja
    wonen neen 6 ja 7
    bij wonen behorende toegangen en bergingen ja ja
    1) met uitzondering van de bestaande detailhandel.
    2) tenzij aangeduid middels de aanduiding "horeca van categorie b"
    3) met uitzondering van de bestaande horeca;
    4) tenzij aangeduid middels de aanduiding "horeca van categorie c"
    5) met uitzondering van de bestaande kantoren;
    6) tenzij aangeduid middels de aanduiding "wonen";
    7) alleen toegestaan binnen een strook van 15 m diep gemeten vanaf de grens van het betreffende bouwvlak aan de zijde waar het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming "Verkeer" of "Verkeer - Verblijfsgebied " tenzij er gewoond wordt over een diepte van meer dan 15 m dan geldt de bestaande diepte.
  2. b. bij een en ander behorende binnenplaatsen, tuinen en groenvoorzieningen;
  3. c. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;
  4. d. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het handhaven van de verschijningsvorm van de betrokken gebouwen.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Centrum-2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Centrum-2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de hierna aangegeven doeleinden, op de daarbij aangegeven plaatsen:
    doeleinden in de eerste bouwlaag boven de eerste bouwlaag
    detailhandel ja neen 1
    publiekgerichte dienstverlening ja neen
    horeca a en b ja neen 3
    horeca c neen 2 neen 3
    recreatieve voorzieningen ja neen
    maatschappelijke voorzieningen ja neen
    kantoren neen neen 4
    bij ter plaatse toegestane functies behorende werkplaatsen en atelier-, praktijk-, kantoor- en opslagruimten ja neen
    wonen neen 5 ja 6
    bij wonen behorende toegangen en bergingen ja ja
    1) met uitzondering van de bestaande detailhandel;
    2) tenzij aangeduid middels de aanduiding "horeca van categorie c",
    3) met uitzondering van de bestaande horeca;
    4) met uitzondering van de bestaande kantoren;
    5) tenzij aangeduid middels de aanduiding "wonen";
    6) alleen toegestaan binnen een strook van 15 m diep gemeten vanaf de grens van het betreffende bouwvlak aan de zijde waar het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming "Verkeer" of "Verkeer - Verblijf" tenzij er gewoond wordt over een diepte van meer dan 15 m dan geldt de bestaande diepte.
  2. b. bij een en ander behorende binnenplaatsen, tuinen en groenvoorzieningen;
  3. c. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;
  4. d. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het handhaven van de verschijningsvorm van de betrokken gebouwen.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, uitsluitend in de eerste bouwlaag, met uitzondering van bestaande detailhandel;
  2. b. één woning, dan wel het bestaande aantal woningen;
  3. c. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  4. d. uitsluitend volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  5. e. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” ten behoeve van het handhaven van de verschijningsvorm van de betrokken gebouwen.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de hierna aangegeven doeleinden, op de daarbij aangegeven plaatsen:
    doeleinden in de eerste bouwlaag boven de eerste bouwlaag
    detailhandel ja neen 1
    publiekgerichte dienstverlening ja neen
    horeca a ja neen 3
    horeca b en c neen 2 neen 3
    recreatieve voorzieningen ja neen
    maatschappelijke voorzieningen ja neen
    kantoren ja neen 4
    bedrijven, die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1 danwel, per geval en plaats bezien, naar hun gevolgen voor de omgeving redelijkerwijs als zodanig kunnen worden aangemerkt ja neen
    bij ter plaatse toegestane functies behorende werkplaatsen en atelier-, praktijk-, kantoor- en opslagruimten ja neen
    wonen ja ja 5
    bij wonen behorende toegangen en bergingen ja ja
    1) met uitzondering van de bestaande detailhandel;
    2) tenzij aangeduid middels de aanduidingen "horeca van categorie b" en "horeca van categorie c";
    3) met uitzondering van de bestaande horeca;
    4) met uitzondering van bestaande kantoren;
    5) alleen toegestaan binnen een strook van 15 m diep gemeten vanaf de grens van het betreffende bouwvlak aan de zijde waar het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming "Verkeer" of "Verkeer - Verblijf" tenzij er gewoond wordt over een diepte van meer dan 15 m dan geldt de bestaande diepte.
  2. b. bij een en ander behorende binnenplaatsen, tuinen en groenvoorzieningen;
  3. c. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”;
  4. d. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” ten behoeve van het handhaven van de verschijningsvorm van de betrokken gebouwen.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, parken, watergangen en waterpartijen,
  2. b. paden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen,
  3. c. kunstwerken, en
  4. d. nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca a, uitsluitend in de eerste bouwlaag, met uitzondering van bestaande horeca;
  2. b. horeca b, uitsluitend in de eerste bouwlaag, met uitzondering van bestaande horeca;
  3. c. horeca c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie c';
  4. d. één woning, dan wel het bestaande aantal woningen;
  5. e. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, en
  6. f. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” ten behoeve van het handhaven van de verschijningsvorm van de betrokken gebouwen.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
  2. b. één woning, dan wel het bestaande aantal woningen;
  3. c. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', en
  4. d. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het handhaven van de verschijningsvorm van de betrokken gebouwen.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen die hierna zijn aangeven:
    maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding
    begraafplaats begraafplaats
    kerk religie
    basisschool onderwijs
    tandarts specifieke vorm van maatschappelijk - tandartspraktijk
    gemeentehuis openbare dienstverlening
    bibliotheek bibliotheek
    zalencentrum met ondergeschikte horecavoorzieningen specifieke vorm van maatschappelijk - zalencentrum
  2. b. wonen boven de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  3. c. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', en
  4. d. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het handhaven van de verschijningsvorm van de betrokken gebouwen.

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 13 Verkeer

13.1 bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste twee rijstroken,
  2. b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen,
  3. c. parkeerstroken en -voorzieningen,
  4. d. fiets- en voetpaden,
  5. e. bermen en andere groenvoorzieningen,
  6. f. watergangen, en
  7. g. nutsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen,
  2. b. bermen, groen- en speelvoorzieningen,
  3. c. watergangen,
  4. d. evenementen, en
  5. e. nutsvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,
  2. b. beroep aan huis,
  3. c. kantoren op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "kantoor",
  4. d. maatschappelijke voorzieningen, op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk"
  5. e. het behoud, de bescherming of het herstel van de cultuurhistorische waarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”,
  6. f. kleine woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine woning', en
  7. g. tuinen en erven.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 15.2.2, onder k, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijke oppervlakte van 60 m², onverminderd het bepaalde in sublid 15.2.2, onder l.

15.4 Specifieke gebruiksregel

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte als bedoeld in lid 15.5, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 15.1 ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  1. a. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte als bedoeld in lid 15.4, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen;
  2. b. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt,
  3. c. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    1. 1. het parkeren ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    2. 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
  4. d. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de woning en de omgeving niet onevenredig aantasten en daardoor geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan voor aangrenzende percelen betreffende beschaduwing, privacy en gebruiksmogelijkheden van die percelen.

15.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het handhaven van de verschijningsvorm van de betrokken gebouwen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Bouwregels

17.1 Bestaande afmetingen en afstanden

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in de bestemmingsregels gegeven regels ten aanzien van de:

  • goot- en bouwhoogte;
  • oppervlakte;
  • inhoud;
  • afstanden,

zijn de bestaande maten dan wel afstanden eveneens toegestaan.

Artikel 18 Algemene Gebruiksregels

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van:

  1. a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. een woning in strijd met het begrip woning als bepaald in artikel 1, lid 1.36;
  3. c. onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

19.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het plan:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
  5. e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

20.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:

  1. a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  2. b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

20.2 Wijziging oppervlakte aanduidingen horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van de aanduidingen 'horeca van categorie a', 'horeca van categorie b' en 'horeca van categorie c' te wijzigen zodanig, dat de oppervlakte van de betreffende aanduiding met niet meer dan 25% wordt vergroot.

20.3 Wijzigingsgebieden 01, 02 en 03

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen de hierna aangegeven wijzigingsgebieden de huidige bestemmingen, bebouwing en gebruikvormen, geheel of gedeeltelijk niet worden gehandhaafd en daar behoefte bestaat aan herontwikkeling, ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 01", "wro-zone - wijzigingsgebied 02" en "wro-zone - wijzigingsgebied 03" de huidige bestemmingen en bouw- en gebruiksmogelijkheden te wijzigen in de bestemmingen als bedoeld in de artikelen 7 (Gemengd), 8 (Groen), 12 (Tuin), 14(Verkeer - Verblijfsgebied) en 15 (Wonen), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de woningbouw dient te passen binnen de in regionaal vastgelegde kwalitatieve woningbouwtaakstelling;
  2. b. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
  3. c. er moet rekening worden gehouden met de in de “Parkeernota Centrum Putten”, zoals deze geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan opgenomen parkeernormen;
  4. d. er moet worden voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder, zoals deze geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  5. e. voorafgaand aan de wijziging zal uit onderzoek moeten zijn gebleken, dat tegen de wijziging vanuit archeologisch of uit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaar bestaat;
  6. f. er moet worden voldaan aan de regelgeving ten aanzien van de luchtkwaliteit;
  7. g. er dient een watertoets te zijn uitgevoerd;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 01", tevens met inachtneming van de volgende bepalingen: (locatie Achterstraat 1)
    1. 1. het aantal woningen mag niet meer dan 8 bedragen;
    2. 2. het aantal bouwlagen mag niet meer dan twee bedragen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 02", tevens met inachtneming van de volgende bepalingen: (locatie Da Costaschool)
    1. 1. het aantal woningen mag niet meer dan 55 bedragen;
    2. 2. woningen mogen uitsluitend in grondgebonden of gestapelde vorm worden gebouwd;
    3. 3. het aantal bouwlagen mag niet meer dan drie bedragen.
  10. j. ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 03", tevens met inachtneming van de volgende bepalingen: (locatie Brinkstraat-Koesteeg)
    1. 1. het aantal woningen mag niet meer dan 35 bedragen;
    2. 2. het aantal bouwlagen mag niet meer dan drie met een kap bedragen.

20.4 Wijzigingsgebied 04

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen het hierna aangegeven wijzigingsgebied de huidige bestemmingen, bebouwing en gebruikvormen, geheel of gedeeltelijk niet worden gehandhaafd en daar behoefte bestaat aan herontwikkeling, ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 04" de huidige bestemmingen en bouw- en gebruiksmogelijkheden te wijzigen in de bestemmingen als bedoeld in de artikelen 7 (Gemengd), 8 (Groen) en 14 (Verkeer - Verblijfsgebied), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. er mag niet worden gewoond;
  2. b. het bouwvlak mag worden vergroot tot tweemaal de grootte van het bestaande bouwvlak;
  3. c. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur;
  4. d. er moet rekening worden gehouden met de in de “Parkeernota Centrum Putten”, zoals deze geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan opgenomen parkeernormen;
  5. e. er moet worden voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder, zoals deze geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  6. f. voorafgaand aan de wijziging zal uit onderzoek moeten zijn gebleken, dat tegen de wijziging vanuit archeologisch of uit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaar bestaat;
  7. g. er moet worden voldaan aan de regelgeving ten aanzien van de luchtkwaliteit;
  8. h. er dient een watertoets te zijn uitgevoerd.

20.5 Wijziging aanduiding "horeca van categorie b"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding "horeca van categorie b", het plan te wijzigen zodanig dat de aanduiding naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van een horecabedrijf daartoe aanleiding geeft.

20.6 Wijziging aanduiding "horeca van categorie c"

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding "horeca van categorie c", het plan te wijzigen zodanig dat de aanduiding naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van een horecabedrijf daartoe aanleiding geeft.

20.7 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat vanbedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.

Artikel 21 Aanvullende Werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
  2. b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. ruimte tussen bouwwerken;
  4. d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwen

22.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Putten Centrum.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Putten van 7 april 2011,

de burgemeester, de secretaris,




mevr. M. Aartsen – den Harder




mr. G.J. Pekelsma

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

In de gemeente Putten bestaat de behoefte om het geldende bestemmingsplan voor het centrum te herzien. Het geldende bestemmingsplan dateert al van 1991. Aangezien het centrumgebied de laatste jaren sterk onder druk is komen te staan, is het één van de aandachtsgebieden waar nieuw beleid voor moet worden vastgelegd. Door middel van een herziening van het bestemmingsplan wil de gemeente Putten o.a. ruimte bieden voor versterking van de ruimtelijke structuur, concentratie van de diverse commerciële en sociaal-culturele voorzieningen en ontwikkeling van een hogere verblijfs- en beeldkwaliteit in het centrumgebied.
Daarnaast worden in het plan de wijzigingen in de wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan verwerkt.

Voorafgaand aan voorliggend bestemmingsplan is een Nota van Uitgangspunten opgesteld. De Nota van Uitgangspunten welke wordt gelezen als een 'centrumvisie' is gericht op het geven van antwoorden op vragen als "waardoor wordt het centrum gekenmerkt" en "welke problemen doen zich er voor", "welke sterke en zwakke punten zijn er", en "welke perspectieven bestaan er".
De opgestelde visie is als middel gebruikt om de publieke discussie te stimuleren en groepen en partijen die initiatieven in het centrum willen ontplooien ook daadwerkelijk hiervoor de kans te bieden.

Samen met de Nota van Uitgangspunten moet het bestemmingsplan het beleid gaan vormen voor het centrum waarin op heldere wijze de aspecten beheer, herstructurering en intensivering gecombineerd worden.

Doel van het bestemmingsplan
Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel:

  • Het gebied voorzien van een actuele bestemmingsplanregeling.
  • Het vertalen van de nota van uitgangspunten, zodat de gewenste ruimte voor de (toekomstige) ontwikkelingen wordt geboden. Het is de bedoeling dat in het plangebied een goede mix ontstaat van wonen, centrumvoorzieningen en kleinschalige bedrijven. De grootste uitdaging van het bestemmingsplan is het ontwerpen van een regeling die deze mix mogelijk maakt.
  • Het bestemmingsplan dient de ontwikkeling en het beheer van het gebied helder te regelen, met een balans tussen duidelijkheid voor bewoners en flexibiliteit voor de planontwikkelaars. Die flexibiliteit is nodig om in te kunnen spelen op zich wijzigende omstandigheden.

Door met dit bestemmingsplan aansluiting te zoeken de, bij recent tot stand gekomen, bestemmingsplannen binnen de gemeente, wordt gestreefd naar uniformiteit van bestemmingen en regelgeving.

1.2 Begrenzing Plangebied

De noordelijke begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Brinkstraat. Ten oosten wordt het plangebied grotendeels begrensd door de Voorthuizerstraat en voor een klein gedeelte door de Harderwijkerstraat. Het plangebied wordt in het zuiden begrensd door de Engweg. De Oude Rijksweg N798 vormt de westelijke begrenzing. Voor de ligging en begrenzing van het plangebied zie figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BP62113-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1.1; Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan "Centrum” dat is vastgesteld op 4 oktober 1990 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 21 mei 1991.

Op het eigenlijke winkelcentrum is de bestemming "Centrumdoeleinden" van kracht. De gronden binnen deze bestemming worden beschouwd als intensiveringszone. In deze zone is de sterkste concentratie van detailhandel aanwezig en de grootste mate van functiemenging binnen de bebouwde kom van Putten. De intensiveringszone beslaat het gebied langs de Dorpsstraat, de Verlengde Dorpsstraat, de Poststraat en de noordelijke delen van de Kerkstraat en de Molenstraat en de noordrand van de Achterstraat.
In het algemeen wordt in het bestemmingsplan de precieze aard van de hier mogelijke "Centrumdoeleinden" niet nader aangeduid. Op die manier is wisseling in het gebruik van de aldus bestemde gronden en opstallen mogelijk, waardoor ook dit plan over een grote mate van flexibiliteit beschikt.
Binnen de bestemming "Centrumdoeleinden" passen de functies wonen, detailhandel, aan detailhandel verwante dienstverlening, openbare en bijzondere voorzieningen, instellingen op het gebied van verenigingsleven, religie, cultuur en recreatie. Binnen deze bestemming mag boven winkels en andere niet-woonfuncties worden gewoond. Zelfstandige woonfuncties op binnenterreinen (15 m achter de voorgevelrooilijn) zijn niet toegestaan.
Het resterende gedeelte van het bestemmingsplan wordt aangeduid als beheerszone. Hier ligt het accent meer op conservering van de bestaande situatie.

Het geldende plan en de meeste daarin opgenomen regelingen zijn bijna 20 jaar oud en toe aan vernieuwing. Het nieuwe bestemmingsplan dient te voorzien in een goede recente planologische regeling.

1.4 Werkwijze

De gemeente heeft het bestemmingsplan, gezien het grote belang voor velen, zorgvuldig voorbereid. Het bestemmingsplan is opgesteld door Amer / Ruimtelijke Ontwikkeling te Amersfoort, in samenwerking met de gemeente Putten.


De gemeente heeft haar beleidsvoornemens in de voorbereidende fase voorgelegd aan een Klankbordgroep. Daarin hadden diverse groeperingen uit het plangebied en enkele leden van de raadscommissie voor Ruimtelijke Zaken zitting. De klankbordgroep heeft de voornemens steeds op draagvlak in de samenleving getoetst. Waardevolle suggesties uit de klankbordgroep zijn, zo mogelijk, in de Nota van doelstellingen (Centrumvisie) en in dit bestemmingsplan verwerkt.

1.5 Leeswijzer En Opzet Van Het Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • De toelichting; hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming en/of bescherming aan een stuk grond, alsmede uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  • De regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving van de doeleinden gegeven en verder regels met betrekking tot gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen, en;
  • De verbeelding, waarop de bestemmingen van de betreffende gronden zijn aangegeven.

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hoofdstuk 4 geeft een beeld van de toekomstige gewenste situatie. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de planologische- en milieuaspecten behandeld. De juridische toelichting op het plan komt in hoofdstuk 6 aan bod. Tot slot wordt in de hoofdstukken 7 en 8 respectievelijk stilgestaan bij de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Het vastgelegde beleid vormt het kader voor het gemeentelijke beleid in dit bestemmingsplan en geeft de bandbreedte weer waarbinnen de gemeentelijke gebiedsvisie ontwikkeld kan worden.

2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte (2004)

In de Nota Ruimte staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Deze nota gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waarin 'ontwikkelingsplanologie', de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS), een 'basiskwaliteit' en de lagenbenadering een belangrijke rol spelen. In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het beleid.

Om de hoofdlijnen van het beleid te kunnen sturen heeft het Rijk voor bepaalde stedelijke gebieden maar ook voor natuurgebieden doelen geformuleerd.

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de ligging nabij de Veluwe of ter versterking van de stedelijkheid van dorpskernen dienen zo veel mogelijk aan de rand van en aansluitend bij bestaand bebouwd gebied te geschieden.

Waterbeleid 21e eeuw

Een belangrijke conclusie uit het Waterbeleid 21e eeuw is om meer ruimte te geven aan water en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:

  • ten aanzien van waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;
  • ten aanzien van waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.

Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in concrete aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.

Belangrijk onderdeel in het nieuwe waterbeleid is de watertoets. De watertoets is geen toetsing achteraf, maar een procedure om tot optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen, van locatiekeuze tot inrichting. De verwachting is dat door gebruik van de watertoets de afstemming tussen RO en waterbeheer beter gaat verlopen. Aangezien het bestemmingsplan in eerste aanleg conserverend van aard is en dus geen rechtstreekse nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is de verwachting dat het bestemmingsplan niet van invloed is op het aspect water. Desalniettemin is in hoofdstuk 5 een waterparagraaf opgenomen. Hierin wordt stilgestaan bij de relevante waterhuishoudkundige thema's.

2.2 Provinciaal Beleid

Streekplan Gelderland 2005 (2005)
Het provinciaal Streekplan Gelderland 2005 is op 29 juni 2005 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland en geeft de hoofdlijnen voor het ruimtelijk beleid van de provincie en lagere overheden weer.

De hoofdlijnen van het provinciaal beleid zijn herkenbaar in de 'ruimtelijke hoofdstructuur' zoals verwoord in het Streekplan. De volgende onderdelen van de ruimtelijke hoofdstructuur zijn relevant voor het bestemmingsplan:

  • de kleinere bebouwde kernen en landelijke gebieden: In deze gebieden krijgen regio's en gemeenten meer vrijheid om de ruimte voor wonen en werken naar eigen inzicht te verdelen;
  • het tracé van de N303: De oostgrens van het plangebied wordt gevormd door de Voorthuizerstraat en de Harderwijkserstraat, dit is een deel van de N303. Het in de toekomst omleggen van deze weg door het aanleggen van een zuidelijke rondweg (zuidflank) kan van invloed zijn op het plangebied;
  • volgens de themakaart 'Historische (steden)bouw' beschikt het centrum van Putten over een aantal beschermde monumenten. De provincie bevordert een goede samenloop van enerzijds aanwijzing in het kader van de Monumentenwet, en anderzijds toepassing van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ter bescherming van de cultuurhistorische kwaliteiten die in het geding zijn. Het hoofduitgangspunt voor cultuurhistorie is "behoud door ontwikkeling".

Tweede Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP-2) (2004)
In het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP) staat hoe de provincie Gelderland steden, bedrijventerreinen en voorzieningen bereikbaar wil houden. En hoe dat op een veilige manier wordt uitgevoerd, met zo min mogelijk schadelijke gevolgen voor de leefomgeving.

Specifiek beleid uit het plan dat gericht is op de kern Putten heeft betrekking op de omleiding van de N303.

De zwaar belaste verbinding tussen Putten, Ermelo en Harderwijk heeft vooral een functie voor het lokale en stedelijke verkeer. Er is een verkeersstudie gaande die moet uitwijzen of de leefbaarheid in de kern Putten daadwerkelijk verbeterd kan worden. De studie gaat in op een zuidelijke omlegging van de N303 en deze op termijn door te trekken naar de A28.
Deze doortrekking is wellicht nodig om de verbinding Putten, Ermelo, Harderwijk te kunnen ontlasten van doorgaand regionaal verkeer. Het traject Putten-Ermelo kan vervolgens worden aangepast.

Naast de ontwikkelingen met betrekking tot de N303 wordt ook onderzoek gedaan naar de verbetering van het openbaar vervoer tussen station Putten en het centrum van Putten. Een hoogwaardige vervoersverbinding tussen het centrum en het station kan de bereikbaarheid van de kern Putten vergroten.

Woonvisie provincie Gelderland (2003)
Provincie Gelderland, gemeenten en woningcorporaties pakken woonbeleid regionaal aan. Mensen zijn immers steeds minder gebonden aan een bepaalde gemeente. De provincie zorgt er via het Kwalitatieve Woon Programma voor dat het regionale aanbod van woningen zo goed mogelijk aansluit op de vraag. Zo heeft er een omslag plaatsgevonden van kwantiteit (contingenten) naar kwaliteit. Hierbij staat het bouwen naar de behoefte van woningen in de diverse woonmilieus voorop. Er wordt meer gekeken welke bevolkingsgroepen (starters, mensen met een laag inkomen en senioren) behoefte aan woonruimte hebben. De gemeente en de provincie hebben hierover, in het kader van het kwalitatief woonprogramma, afspraken gemaakt.

Voor de regio Noord-Veluwe waar de kern Putten in gelegen is geldt als hoofddoel dat de gemeente haar eigen bevolking conform de behoefte kan huisvesten.
Starters en ouderen, groepen die qua woonwensen een flinke overlap vertonen behoeven in de toekomst extra aandacht. Via onderstaande relevante uitgangspunten kan ook het centrumgebied in de toekomst bijdragen aan voldoende gevraagde woonvoorzieningen.

  • veel levensloopbestendige of - liever nog - direct voor ouderen geschikte woningen bouwen. Ambitie-indicatie: minstens dertig procent van de totale nieuwbouw;
  • locaties in of nabij voorzieningencentra bij voorkeur bestemmen voor woningen, geschikt voor ouderen;
  • herstructureringslocaties nabij stedelijke centra zoveel mogelijk benutten om het aanbod aan centrum(stedelijk) wonen te vergroten.

2.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid

(Ontwerp) Structuurplan Putten (2004)
In het ontwerp Structuurplan Putten is de gewenste ruimtelijke hoofdstructuur voor de gemeente tot 2015, met een 'doorkijk' naar 2030 vastgelegd. Het structuurplan vormt samen met de andere plannen het kader waarbinnen de ontwikkelingen op allerlei terreinen gaan plaatsvinden.
Het centrumgebied neemt in het Structuurplan een eigen plek in. Voornamelijk omdat in het centrumgebied de winkels, horecavoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen zijn gevestigd. Het Structuurplan kent voor het centrumgebied een aantal ontwikkelings- mogelijkheden:

  • het beter inspelen door gemeente en ondernemers op de kansen die recreatie en toerisme aan Putten bieden;
  • het verbeteren van de horeca- en verblijfsvoorzieningen in de kern Putten.

Naast de specifieke uitgangspunten voor het centrumgebied is ook het algemene uitgangspunt ten opzichte van woningbouw een uitgangspunt dat van toepassing is op het plangebied. In het Structuurplan streeft de gemeente er voor de periode tot 2015 zoveel mogelijk naar om:

  • te bouwen voor de eigen woningbehoefte;
  • nieuwbouw ten goede te laten komen aan categorieën die voldoen aan de Puttense bindingseisen;
  • het woningtekort op te heffen.

Rapport Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de Bebouwde Kom van Putten (SRBK 1999) en Inbreidingsnota (2003)
Naast het Structuurplan zijn de Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de Bebouwde Kom (SRBK) en de Inbreidingsnota relevant.
Binnen de bebouwde kom van Putten vindt een aantal ruimtelijke ontwikkelingen plaats:

  • woningbouw op particuliere percelen;
  • inbreiding;
  • functiewijziging.

De hieruit voortvloeiende problemen centreren zich rond de gewenste karakteristiek van het dorp en de manier waarop bebouwingsvoorstellen daarbinnen op gepaste wijze gestalte kunnen krijgen zonder afbreuk te doen aan het dorpse karakter van Putten.

Om stedenbouwkundige ontwikkelingen binnen de bebouwde kom beter te kunnen sturen, bleek het nodig om hiervoor een aanvullend toetsingskader te ontwikkelen. De tot dan toe hiervoor ter beschikking staande toetsingskaders (de geldende bestemmingsplannen) gaven in de praktijk vaak onvoldoende houvast. Het door BV Ontwerpbureau Teun Koolhaas Associaties vervaardigde rapport "Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de bebouwde kom van Putten" is opgesteld om in die leemte te voorzien. De SRBK geeft een uitputtende stedenbouwkundige analyse van de kern Putten. De in dit beleidsstuk voorgeschreven randvoorwaarden bieden handvatten voor de stedenbouwkundige kwaliteit van de kern Putten.
Op 7 oktober 2000 heeft de gemeenteraad van Putten besloten om het bedoelde rapport "Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de bebouwde kom van Putten" te gebruiken als basis voor de opstelling van nieuwe bestemmingsplannen binnen de bebouwde kom van de gemeente.
Hoewel het rapport al negen jaar oud is, heeft het nog niets aan actualiteit ingeboet.

Vanwege beperkte uitbreidingsmogelijkheden voor de kern Putten heeft de gemeenteraad op 6 februari 2003, in vervolg op de SRBK een Inbreidingsnota vastgesteld. In deze nota is veel aandacht voor het begeleiden van de verstedelijking voor de periode tot 2013. De nota gaat dan ook in op zaken als:

  • inbreiding boven uitbreiding;
  • zuinig ruimtegebruik;
  • ruimtelijke kwaliteitsaspecten;
  • duurzaamheid en ruimtelijke inrichting;
  • stappen en fasen waarin de gewenste verstedelijking in termen van tijd, omvang en locatie gerealiseerd kan worden.

De Inbreidingsnota is een raamwerk die de inpassing van eventuele toekomstige inbreidingsplannen, die stuk voor stuk in de nota, in beeld zijn gebracht coördineert. Daarnaast kan aan de hand van de Inbreidingsnota besluitvorming plaatsvinden over de aantallen mogelijk nog te bouwen woningen binnen de bebouwde kom, in relatie tot de bouwmogelijkheden buiten de bebouwde kom. In relatie tot deze Inbreidingsnota is de Stedenbouwkundige Randvoorwaarden voor de Bebouwde Kom van Putten een belangrijk beleidsstuk.

Rapport "Putten, Functioneren van en toekomstmogelijkheden voor de centrumvoorzieningen".
MKB-Reva heeft in opdracht van de gemeente en de ondernemersvereniging WinkelCentrum Putten (WCP) in 2003 een onderzoek uitgevoerd naar de toekomstige positie en structuur van de voorzieningen in het dorpscentrum oftewel meer in het bijzonder een detailhandelsvisie.

In het onderzoek is vooral aandacht besteed aan de volgende punten:

  • het huidige functioneren en de huidige positie van de centrumvoorzieningen (detailhandel, alsmede horeca en (zakelijke) dienstverlening);
  • de continuïteit/levensvatbaarheid van de in Putten gevestigde detailhandel en overige consumentverzorgende bedrijven;
  • het ambitieniveau van de gevestigde ondernemers;
  • de investeringsbereidheid onder de ondernemers;
  • de knelpunten die de ondernemers in Putten ondervinden;
  • de meningen van de ondernemers en consumenten ten aanzien van het centrum;
  • de koopstromen in Putten en omgeving;
  • de invloed van het toerisme op de centrumvoorzieningen in Putten;
  • het toekomstperspectief voor de centrumvoorzieningen;
  • de draagvlakmogelijkheden en het toekomstperspectief voor de detailhandelsbedrijven;
  • hoe de detailhandel deze draagvlakmogelijkheden zo goed mogelijk kan benutten en hoe zijn positie kan worden versterkt;
  • de uitbreidingsmogelijkheden of - onmogelijkheden en de verplaatsingsmogelijkheden voor de centrumvoorzieningen in Putten;
  • de fysieke structuur van het winkelgebied;
  • de gewenste ontwikkelingsrichting van het centrum;
  • de sterke en zwakke punten van Putten t.o.v. de omliggende (grotere) kernen.

In het rapport wordt in algemene zin geconcludeerd, dat Putten momenteel over een redelijk tot goed functionerend winkelgebied beschikt.
Echter in de ogen van MKB-Reva vertoont het winkelgebied op diverse punten haarscheurtjes, die op langere termijn het functioneren van de centrumvoorzieningen kunnen aantasten. In het rapport wordt voorts een aantal aanbevelingen gedaan om dit proces tot staan te brengen en in positieve zin om te buigen.
De conclusies van het rapport komen, voor zover relevant voor het bestemmingsplan "Centrum" in het kort op de volgende neer:

Ondernemersenquête
De respons op de ondernemersenquête is, na actie van de ondernemersvereniging, uiteindelijk op 40 % uitgekomen. Wanneer we dit met onderzoeken in andere plaatsen vergelijken, is dit percentage erg laag. Ook nadat de ondernemersvereniging de winkeliers in tweede instantie had benaderd, was de animo om de enquêteformulieren in te vullen nog steeds erg laag. Er lijkt dus weinig betrokkenheid te zijn bij het collectieve winkelgebeuren; men kijkt vooral naar de eigen winkel.

Consumentenenquête
De consument lijkt tevreden te zijn. De koopkrachtbinding is nu nog relatief hoog, maar staat wel onder druk.

Draagvlakanalyse
Door de beperkte respons op de ondernemersenquête kon in het rapport niet worden ingegaan op de distributieve mogelijkheden. Uit de verschillende onderzoeken is echter gebleken dat Putten zeer ruime keuzemogelijkheden heeft en dat feitelijk alle branches vertegenwoordigd zijn.

Straatbeeld
Het straatbeeld van Putten geeft een wat gedateerde indruk. Zowel de bestrating, openbare verlichting, alsmede de uitstraling van veel winkels, doen geen recht aan een gezellig dorpskarakter. Het winkelgebied heeft niet het groene en dorpse karakter dat in een Veluws dorp verwacht mag worden.
Ook de aanwezigheid van de vele en vooral diverse soorten en maten paaltjes levert een vreemd en rommelig beeld op.

MKB-Reva is van mening, dat het Kerkplein en omgeving wél voldoet aan het beeld dat het centrum van Putten zou moeten hebben. Dit is dan ook een goed referentiebeeld. De rust en het dorpse karakter dat hiervan uitgaat, moet ook in het winkelgebied kunnen worden teruggevonden.
In het straatbeeld is verder sprake van enkele "rotte plekken" die niet bevorderlijk zijn voor een goede winkelrouting en interne samenhang in het winkelgebied.
Op grond hiervan wordt in het rapport de conclusie getrokken dat de inrichting van het winkelgebied de komende jaren veel aandacht vraagt.
Het gaat hier zowel om de horizontale inrichting (aankleding straten) als de verticale inrichting (uitstraling van de panden). Te veel panden vertonen sporen van achterstallig onderhoud.

In het rapport worden de volgende aanbevelingen gedaan:

Uitbreiding winkelgebied
Eventuele uitbreiding van het gebied voor detailhandel moet vooral in het dorpscentrum zelf plaatsvinden en dus niet aan de randen. Van primair belang is de kwalitatieve versterking, waarbij het gaat om zowel de horizontale als de verticale kwaliteit.

Beeldkwaliteit en uitstraling
Een beeldkwaliteitplan zou een uitstekend hulpmiddel kunnen zijn om het centrum van Putten een kwalitatieve impuls te geven.
Bij een eventuele herinrichting dient aan enkele gebieden specifieke aandacht te worden besteed. Ten eerste betreft dit de entreepartijen. Een entree moet de indruk geven dat de consument een attractief winkelgebied betreedt.
Bij de herinrichting dient het accent te liggen op het deel van de Dorpsstraat tussen de Molenstraat en de Achterstraat. Hier staan veel panden die niet harmoniëren met het karakter dat Putten zou moeten hebben. Als negatief voorbeeld wordt het voormalige postkantoor aan de Dorpsstraat genoemd. Er moet een goede visie komen op dit deel van de Dorpsstraat, gecombineerd met het aangrenzende gedeelte van de Achterstraat. De routing die nu ontbreekt zou dan op gang kunnen komen.
Het centrum dient compleet, compact en comfortabel te zijn.

Parkeren
Ten aanzien van het parkeren wordt geconstateerd, dat er niet echt sprake is van een parkeerprobleem. Wel is de adviseur van mening, dat de parkeerplaatsen die direct tegen het centrum liggen in aanmerking kunnen komen voor een blauwe zone om zo de langparkeerders uit het dorpscentrum te halen.

Autovrij maken
Een ander belangrijk punt waar het centrum van Putten op korte termijn dan wel op middellange termijn te maken zou kunnen krijgen, is hoe om te gaan met het autovrij/verkeersvrij maken van het centrum.

Parkeernota Centrum Putten (2009)
Bureau Goudappel Coffeng heeft onderzoek verricht in Putten naar parkeren in het centrum. Er is berekend of in de nabije toekomst parkeeroverlast in het centrum te verwachten is. Daarbij is rekening gehouden met beperkte bouwontwikkelingen en een gelijkblijvend aantal huishoudens, en met een zekere toename van het autobezit. De conclusie is, dat ook in de nabije toekomst de parkeersituatie goed blijft in het centrum van Putten.
Verder zijn er in de parkeernota parkeernormen ontwikkeld, die zijn afgeleid van de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers.

Op 9 februari 2009 heeft de gemeenteraad van Putten de "Parkeernota Centrum Putten", inclusief de daarin opgenomen parkeernormen vastgesteld.

Welstandsnota
Artikel 12a van de thans geldende Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.

Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in 2004 de welstandsnota vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in het dorp te behouden en te versterken.

In deze nota wordt per deelgebied welstandscriteria beschreven die betrekking hebben op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Het centrum van Putten valt binnen het gebied 'Historische kern'. De algemene begraafplaats Engweg valt binnen het gebied 'Voorzieningen'.
Omdat de welstandsnota al zeer uitgebreide criteria bevat is er besloten om voor het gebied Putten Centrum geen apart beeldkwaliteitplan te maken.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Bestaande Situatie

3.1 Historie

Algemeen
De historische ontwikkeling vormt een belangrijke drager van de huidige ruimtelijke invulling. De geschiedenis van de kern Putten gaat ver terug. Het oudste schriftelijke bewijs dateert uit 855, waaruit blijkt dat sprake was van een gemeenschap van mensen. De aanleg van de spoorlijn in 1863 zorgde voor een versnelde ontwikkeling van Putten. In de kern kwamen pensions, hotels en andere voorzieningen te voorschijn.
De ligging van Putten in een natuurlijke omgeving heeft ervoor gezorgd dat rondom de kern Putten veel recreatiebedrijven aanwezig zijn. De aantrekkelijke omgeving, vanwege de ligging nabij de Veluwe, en de vele ontspanningvoorzieningen maken Putten zowel voor recreanten als inwoners een geliefd dorp.

Het plaatselijk reliëf en de daaraan gerelateerde grondwaterstanden zijn in sterke mate bepalend geweest voor het nederzettingenpatroon. Putten is van oorsprong een kruispuntnederzetting. Het dorp is waarschijnlijk gevormd in de omgeving van het kruispunt 'de Pol'. De naam van het kruispunt duidt op een hoogte die ter plaatse aanwezig moet zijn geweest. Op deze hoogte kruisten oude wegen elkaar. Deze wegen heten nu de Achterstraat, Kerkstraat, Molenweg, Bakkerstraat en Garderenseweg.

Ruimtelijke ontwikkeling
Omstreeks 1850 bestond de dorpsstructuur uit de Dorpsstraat, de Verlengde Dorpsstraat, de Achterstraat, de Papiermakerstraat, de Kelnarijstraat, de Poststraat, de Molenstraat, de Krommestraat en de Kerkstraat. De bebouwing langs deze wegen bestond uit een mengeling van woonhuizen en boerderijen.
De unieke ligging aan de rand van het Veluwemassief en de aanleg van een spoorlijn in 1863 ten westen van het dorp hadden een toename van het toerisme en het forensisme tot gevolg.

Tot 1950 is het dorp op organische wijze gegroeid. De oudere toegangswegen van Putten werden volgebouwd met lintbebouwing. Hierna vonden de planmatige uitbeidingen plaats tussen de linten in noordelijke en oostelijke richting.

In de zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw werden woningen gebouwd op de Putter Eng.
Projectmatige woningbouw vond ook plaats in het centrum. "Molenzicht" en "De Vier Winden" zijn daar voorbeelden van.
Momenteel wordt het gebied ten westen van de Nijkerkerstraat en ten zuiden van de Stationsstraat ontwikkeld (Bijsteren). De ruimtelijke ontwikkeling van het dorp is ongeveer kloksgewijs verlopen.

Dorpsstraten
De Dorpsstraat was de hoofdstraat van het dorp en werd ook wel Heerenstraat genoemd. Vanaf 1830 maakte de straat deel uit van de rijksstraatweg tussen Hoevelaken en Katerveer (Zwolle). Toen veranderde de naam in Zuiderzeesche Straatweg. Dit gold evenzeer voor de Verlengde Dorpsstraat. De Achterstraat was oorspronkelijk een steeg en liep in hoofdzaak langs de achterzijde van huizen, die aan de Dorpsstraat waren gelegen. Zuidelijk van de steeg strekte zich de Putter Eng uit. De Kerkstraat was vroeger onderdeel van een belangrijke verbinding tussen Putten en Voorthuizen.

Voor de planmatige uitbreidingen van het dorp liep de Kerkstraat door tot aan de Engweg en sloot direct aan op de Voorthuizerstraat. De Papiermakerstraat en de Telgterweg (nu aan de overzijde van de Oude Rijksweg) werden vroeger de Papiermakersteeg genoemd. De steeg liep door tot aan de kruising Telgterweg-Beekweg. Daar was een papiermolen gelegen aan de Schoonderbeek. De Weverstraat was oorspronkelijk een voetpad. In 1906 is het voetbad verbreed en in gebruik genomen als openbare weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BP62113-0003_0002.jpg"

Afbeelding 3.1: historische situatie op huidige plattegrond

Gebouwen
De cultuurhistorie van Putten is deels af te lezen aan de historisch waardevolle gebouwen. Deze dragen tevens in belangrijke mate bij aan het ruimtelijk beeld van het centrum.
Nog steeds bestaande gebouwen zijn: de Oude Nederlands Hervormde kerk, de Gereformeerde Kerk, de Rooms Katholieke Kerk en het voormalig woonhuis van jonkheer Schimmelpenninck bij de kruising van de Dorpsstraat met de Oude Rijksweg (nu in gebruik als kantoor van de Woningstichting Putten).
Andere gebouwen zijn reeds afgebroken, zoals de eierhal, de graansilo en het "vacantiehuis" aan de vijfsprong. Op de plek van het huidige gemeentehuis stond vroeger een marktgebouw, de zogenaamde eierhal. Deze hal werd in 1898 gebouwd. Aan de Achterstraat werd in 1935 door de Coöperatieve Landbouwvereniging graansilo Gervenhorst gebouwd. In 1957 werd dit gebouw aanzienlijk uitgebreid. Later is het afgebroken ten faveure van de bouw van een woonwinkelcomplex.

De historisch waardevolle bebouwing draagt in positieve zin bij aan de verblijfskwaliteit van het centrumgebied. Oudere bebouwing in het centrumgebied wordt afgewisseld met nieuwbouw, waaronder appartementencomplexen. De bebouwingsdichtheid is relatief hoog; in sommige delen zijn ook de achterterreinen helemaal volgebouwd. De meeste bebouwing is direct aan de straat gelegen en staat in één rooilijn, waardoor het gebied een steenachtig karakter heeft. De bebouwing is echter nog steeds kleinschalig Samen met het nog grotendeels aanwezige wegen en paden patroon ademt het gebied de sfeer van een dorpscentrum uit.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Wonen
De woonfunctie komt in het gehele centrum voor. Het gaat hierbij om kleinschalige bebouwing. In het centrum zijn de woonfuncties vaak gemengd met andere functies. In de straten rondom het echte kerngebied komen echter ook nog een paar echte woonstraten voor.

Detailhandel, horeca en dienstverlening
De functies detailhandel, horeca en dienstverlening concentreren zich langs de hoofdassen van het centrum. Een enkel bedrijf bevindt zich buiten het kerngebied.
Het kerngebied bestaat grotendeels uit Dorpsstraat, Molenstraat, Verlengde Dorpsstraat en de Kerkstraat.

Uitlopers winkelgebied
De uitlopers van het winkelgebied worden gevormd door de Poststraat, Garderenseweg, de zuidelijke delen van de Achterstraat, en Kerkstraat en het meest westelijke deel van de Dorpsstraat.
In de uitloopgebieden van het winkelgebied bevinden zich in vergelijking tot het kerngebied meer woningen en dienstverlenende bedrijven en minder detailhandelgerichte publiekstrekkers. Daarnaast zijn in deze gebieden meer horecagelegenheden gevestigd en zijn de gebieden minder autoluw.
Langs de uitlopers van het winkelgebied is de bebouwing historische gebouwen afgewisseld met nieuwe panden. De hoogte van de bebouwing is veelal laag en straalt een dorpskarakter uit.

Openbare voorzieningen
Openbare en bijzondere voorzieningen zijn vooral in de directe omgeving van het Kerkplein en het Fontanusplein gesitueerd.

Maatschappelijke voorzieningen
De scholen en andere maatschappelijke voorzieningen liggen vooral aan de rand van het centrum, de kerken zijn daarentegen over het centrum verspreid.

Engweg/Brinkstraat/Voorthuizerstraat
De Engweg, Brinkstraat, Nijkerkerstraat en Voorthuizerstraat vormen de belangrijkste toegangswegen voor het centrum.
Deze wegen vormen de belangrijkste infrastructuur rondom het centrum. Er langs zijn logischerwijs de parkeerplaatsen gesitueerd. De woonfunctie staat in deze gebieden centraal. Vooral langs de Brinkstraat en Voorhuizerstraat vertaalt zich dat in veel vrijstaande woningen. Langs de Engweg zijn overwegend geschakelde woningen te vinden. Tevens zijn langs deze wegen ook verschillende appartementencomplexen gelegen. De hoogte van de bebouwing is over het algemeen laag en sluit goed op elkaar aan.
Verder bevinden zich langs deze wegen een aantal maatschappelijke voorzieningen als scholen, bibliotheek, vergadercentrum en enkele kerken die net als de appartementencomplexen een grotere massa hebben.

Voorzieningen
Zoals hiervoor al is beschreven, huisvest het dorpscentrum van Putten de belangrijkste concentratie commerciële voorzieningen binnen het dorp in de sfeer van detailhandel, horeca en dienstverlening (kantoren met baliefunctie).
Naast de detailhandel, horeca en commerciële dienstverleners is er sprake van een redelijke concentratie van maatschappelijke voorzieningen, waaronder het gemeentehuis, de brandweerkazerne, politiebureau, twee basisscholen, een sociaal-cultureel centrum, een openbare bibliotheek en enkele religieuze ontmoetingsplaatsen.
De voorzieningen staan in de eerste plaats ten dienste van de eigen bevolking, maar vervullen ook een belangrijke rol voor de bevolking en de toeristen in de regio.
Het centrum is onderdeel van het historische en cultureel erfgoed, waarbij mensen zich betrokken kunnen voelen, waar ze actief of passief deel aan hebben, waar initiatieven kunnen ontstaan en belangrijke activiteiten zich voorspoedig kunnen ontwikkelen.
Het centrumgebied en de hier aanwezige voorzieningen vormen dan ook een bindend element in de lokale samenleving.
De talrijke ontmoetingsplaatsen dragen bij aan de sociale cohesie in Putten. Naast gemeenschappelijk gebruik van sociaal-maatschappelijke voorzieningen, horeca en detailhandel speelt ook de inrichting van de openbare ruimte hierin een belangrijke rol. Een verkeersluwe omgeving, de mogelijkheden tot recreatief verblijf, pleininrichting (terrasvorming) en heldere herkenbare (winkel)routes dragen bij aan de functie van ontmoetingsplaats.

Een dergelijke ontmoetingsplaats ligt ten noorden van de Oude kerk genaamd het Kerkplein. Dit plein is al decennia de centrale ontmoetingsplaats van het dorp.
Het plein wordt sinds 1929 elke week voor de markt gebruikt. Samen met het, ten noorden van de Papiermakerstraat gelegen Fontanusplein, vormt het Kerkplein dé (ontmoetings)plaats voor de inwoners en voor allerlei evenementen.

3.3 Groene Ruimte

Naast de bebouwing en de versteende ontmoetingsplaatsen is in het centrum een aantal gebieden als 'groen' bestempeld. Eén van deze groene plekken ligt aan de westzijde van het centrum, nabij de Oude Rijksweg. Hier kruisten vroeger een kerkpad, een koesteeg en een tweetal oude invalswegen elkaar. Het aantal wegen dat hier samenkwam had tot gevolg, dat er veel restruimtes overbleven. Deze restruimtes zijn nu nog steeds herkenbaar als markante open en groene velden. In deze groene ruimte is ruimte gemaakt voor een herdenkingsteken.

Een ander gebied met een groene uitstraling is de begraafplaats aan de Engweg. Het kerkhof dat al sinds 1850 op deze plek gelegen is en het kerkhof aan de Brinkstraat, hebben een markant groen karakter. Dit komt mede door de statige bomenrijen waarmee de kerkhoven afgebakend zijn. Door deze afbakening vormen de gebieden een landschappelijk eiland in het dorpscentrum.

Om het dorpse te behouden speelt naast de bebouwing ook de aanwezige landschappelijke kwaliteiten een belangrijke rol. In het centrum van Putten is geen sprake van een echte groene structuur. De afwisseling van groen met dorpse bebouwing, juist typerend voor een dorp als Putten, ontbreekt hier dan ook. In het verleden bevonden zich veel leilinden langs de bebouwing in de winkelstraten. Deze zijn in de loop van de tijd verdwenen.

3.4 Archeologie

Algemeen
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Vervolgens werd het verdrag op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op 6 februari 2007 werd de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) gepubliceerd in het Staatsblad en is vervolgens op 1 september 2007, gedeeltelijk, van kracht geworden.

De Wamz is een wijzigingswet die voornamelijk de Monumentenwet 1988, maar ook drie andere wetten aanpast ten behoeve van de archeologische monumentenzorg. Aan de wet op de archeologische monumentenzorg is het Besluit archeologische monumentenzorg gekoppeld, waarin een aantal zaken ten behoeve van de Wamz geregeld wordt. De belangrijkste onderdelen hiervan vormen de excessieve kostenregeling voor opgravingen en de opgravingsvergunning.

De Wamz regelt naast de herziening van de Monumentenwet ook wijziging van de Ontgrondingswet, de Wet Milieubeheer (in het kader van m.e.r.-plichtige projecten) en de Woningwet en werkt door in de ruimtelijke plannen (projecten) van gemeenten en provincies.

Het Verdrag van Valletta (Malta) gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf (in situ). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is, dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Malta wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.

Plangebied
Aangezien het plangebied een conserverend karakter heeft en geen nieuwe ontwikkelingen toelaat, vinden er geen werkzaamheden in de grond plaats. Mochten er buiten het bestemmingsplan om, ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden, dan dient hiervoor archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Dit heeft echter geen invloed op de planvorming van het voorliggende bestemmingsplan.

3.5 Verkeer En Vervoer

Putten ontleent zijn identiteit aan de cultuurhistorische relicten en morfologische waarden van de nederzetting en het landschap. De oude verbindingen zijn nog steeds bepalend voor de ruimtelijke hoofdstructuur. De straten, paden en stegen zijn hoofdzakelijk oost-west georiënteerd.

De profilering van de straten is typerend voor de dorpsstructuur. In het centrum liggen smalle winkelstraten met daaraan grenzende bebouwing. Tussen het voetgangersgebied en de ring liggen oude invalswegen met ambachtelijke bedrijvigheid en bedrijfswoningen. Het profiel van deze wegen bestaat uit een smalle rijweg met aan weerszijde een trottoir. De ringwegen zijn breed geprofileerd met een rijweg, bermen en trottoirs.

De Brinkstraat en de Klaas Bosstraat zijn woonstraat en wijkontsluitingsweg tegelijk.

Hoofdstuk 4 Visie Op Het Centrum

In de Nota van Uitgangspunten c.q. 'Centrumvisie' is nadrukkelijk ingegaan op de ontwikkelingsvisie voor het centrum. De visie bevat een aantal hoofdlijnen dat de ruimtelijke maar ook de functionele structuur beïnvloedt. Kijkend naar de constatering uit het Structuurplan, dat Putten beschikt over een gemiddeld voorzieningenniveau, is de ontwikkeling van het centrumgebied een belangrijk uitgangspunt.
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied. Het grootste deel van het bestemmingsplan heeft betrekking op conserveren en actualiseren van de bestaande bestemmingen. Waar mogelijk wordt de centrumvisie vertaald in een passende bestemmingsregeling.
Het is zaak om toekomstige en bestaande bebouwing en functies zo veel mogelijk ruimte te bieden voor verandering en aanpassing aan veranderde wensen. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Ook moeten de aanwezige ruimtelijke en cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk veilig gesteld worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BP62113-0003_0003.jpg"

Afbeelding 4.1; Visiekaart Putten Centrum

4.1 Ruimtelijke Uitgangspunten

4.1.1 Structuur winkelgebied

De ruimtelijke hoofdstructuur van het centrum vindt haar oorsprong in de prille ontstaansgeschiedenis van het dorp. De (Verlengde) Dorpsstraat, Kerkstraat en Molenstraat vormen van oudsher de ruggengraat van het centrumgebied. Met de hierop aansluitende straten en enkele 'toevallige' pleinen is een structuur ontstaan van woon- en winkelstraten met een sterk wisselende dichtheid in functies en bebouwing en zonder een duidelijke hiërarchie. Op cruciale plaatsen ontbreken typische centrumfuncties (bijvoorbeeld de diverse 'gaten' in de verder aaneengesloten centrumvoorzieningen aan de Dorpsstraat, Achterstraat en Molenstraat) terwijl andere centrumfuncties (trekkers, zoals bijvoorbeeld de Intersport) een perifere ligging hebben. Naast verbetering van de ruimtelijke structuur biedt ook de inrichting van de openbare ruimte een grote kans om de verblijfswaarde van het centrumgebied te vergroten.
De visie op de ruimtelijke hoofdstructuur is weergegeven op afbeelding 4.1 'Visiekaart Putten centrum'. Deze visie omvat de hoofdlijnen van de Nota van Uitgangspunten en is tevens opgedeeld in vijf ontwikkelingsgebieden, Entreezone west, de Achterstraat, De Pol, Entreezone oost, Kerk- en Fontanusplein.

Als kernwinkelgebied wordt aangemerkt de:

  • Kerkstraat, vanaf de kruising met de Dorpsstraat/Verlengde Dorpsstraat tot aan de kruising met de Achterstraat/Garderenseweg;
  • (Verlengde) Dorpsstraat, vanaf de kruising met de Klaas Bosstraat/Brinkstraat tot aan de kruising met de Voorthuizerstraat/Harderwijkerstraat;
  • Molenstraat/Krommestraat, vanaf het Kerkplein tot aan de kruising met de Achterstraat.

Als secundair winkelgebied wordt aangemerkt de:

  • Poststraat, vanaf de Harderwijkerstraat tot aan het Kerkplein;
  • noordzijde van de Achterstraat, vanaf de splitsing met de Dorpsstraat tot aan de kruising met de Kerkstraat.

Versterking en intensivering van het kernwinkelapparaat is nodig om het centrum aantrekkelijk te houden voor het eigen publiek en het toeristisch publiek.

Uitgegaan wordt van een compact winkelgebied (geen grote loopafstanden) en een aaneengesloten winkelfront met zoveel mogelijk tweezijdige bewinkeling (winkels aan beide zijden van de straten). Bij voorkeur dient er sprake te zijn van verschillende winkelcircuits. Het aantal te bewandelen winkelcircuits kan vergroot worden indien er een doorsteek komt tussen de Kerkstraat en de Molenstraat. In de toekomst is het ook wenselijk om een doorsteek te maken tussen de Dorpsstraat en de Achterstraat.
Voor de functies van het winkelgebied wordt in eerste instantie gedacht aan detailhandel, (winkelondersteunende) horeca (lunchroom e.d.) en publiekgerichte dienstverlening verwant aan detailhandel (reisbureau, uitzendbureau, kapper e.d.).

4.1.2 Infrastructuur

Bereikbaarheid van het centrum en parkeergelegenheid zijn van groot belang voor het behoud van draagvlak voor de centrumvoorzieningen. De gemeente heeft recent een analyse van de parkeersituatie laten uitvoeren. Mede op basis van deze analyse kan het volgende worden geconcludeerd over de parkeer- en verkeerssituatie:

Verkeer en parkeren
Het kernwinkelgebied dient verkeersveiliger gemaakt te worden. In dat kader dienen voorwaarden te worden gesteld ten aanzien van het auto- en fietsverkeer. Daarmee wordt gehoor gegeven aan de wens van de Puttense bevolking en de gemeente Putten om de beleving van het centrum voor het publiek te verbeteren. Deze voorwaarden kunnen niet worden opgenomen in het bestemmingsplan.

Parkeren in het centrumgebied zal gratis moeten blijven en zal alleen worden toegestaan op de daarvoor aangewezen plekken. De gemeente heeft op verschillende plekken het beleid ontwikkeld van blauwe zones (Kerkplein, Fontanusplein, Gervenhof, AH terrein, Klaas Bosstraat, een deel van de Brinkstraat etc.). Het centrum beschikt over voldoende parkeergelegenheid. De verkeersafwikkeling van de verschillende parkeerplaatsen varieert. Hierdoor ontstaat op enkele plaatsen periodiek een toename.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de in de gemeentelijke Parkeernota opgenomen parkeernormen.

Gebiedsgerichte potentiële ontwikkelingen
De volgende maatregelen worden voorgesteld:

  • (Verlengde) Dorpsstraat, vanaf de Harderwijkerstraat eenrichtingsverkeer via de Bakkerstraat naar de Garderenseweg (handhaven bestaande situatie);
  • (Verlengde) Dorpsstraat, vanaf de splitsing met de Achterstraat tot aan de Bakkerstraat autovrij;
  • Krommestraat-Molenstraat vanaf de kruising met het Kerkplein tot aan de kruising met de Achterstraat buiten venstertijden autovrij;
  • Kerkstraat/Kelnarijstraat, vanaf de kruising met de Poststraat tot aan de kruising met de Achterstraat autovrij;
  • Achterstraat eenrichtingsverkeer in oostelijke richting;
  • Molenstraat vanaf de ingang van het parkeerterrein Gervenhof tot aan de kruising met de Achterstraat eenrichtingsverkeer in noordelijke richting;
  • Weverstraat vanaf de kruising Papiermakerstraat alleen toegankelijk voor bestemmingsverkeer;
  • herinrichting parkeren Kerkplein/Fontanusplein;
  • in geval van herontwikkeling van de locatie Albert Heijn, wordt ondergronds parkeren als uitgangspunten gehanteerd.

Om het centrum niet compleet af te sluiten voor het autoverkeer blijven de overige wegen wel (beperkt) toegankelijk. Uitzondering op de volledige toegankelijkheid van de wegen zijn de Achterstraat, Molenstraat, Kerkstraat, Garderenseweg, Bakkerstraat en de Poststraat.
Doordat de Achterstraat en de Poststraat zijn aangewezen als secundaire winkelstraat is een volledige toegankelijkheid van het autoverkeer een hindernis in de zin van verkeersveiligheid. Voorgesteld wordt om beide straten voor één richting toegankelijk te maken. Zie hiervoor de visiekaart.
Om de winkels en bedrijven aan de Garderenseweg en de Bakkerstraat toegankelijk te houden en om de wegcapaciteit laag te houden wordt voorgesteld om ook deze straten voor één richting toegankelijk te maken.
De Weverstraat verliest met de aanmerking van de Dorpsstraat als autovrij hoofdwinkelgebied zijn functie als verbindingsweg. Daarom wordt voorgesteld om de weg alleen voor bestemmingsverkeer toegankelijk te houden.

De Papiermakerstraat blijft zijn functie als doorgaande weg behouden. De doorkruising van het Kerk-Fontanusplein wordt noodzakelijk geacht om een goede doorstroming van het verkeer te kunnen garanderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BP62113-0003_0004.jpg"

afbeelding 4.2: uitsnede Visiekaart ten aanzien van de infrastructuur

Tot slot is de gemeente Putten van plan om een rotonde te realiseren op de huidige kruising van de Harderwijkerstraat/Voorthuizerstraat met de Poststraat/Verlengde Dorpsstraat/Postweg.
Een aantal van de hierboven voorgestelde maatregelen is de afgelopen jaren al uitgevoerd.

Conclusie voor bestemmingsplan
Een klein gedeelte van de potentiële ontwikkelingen kan geregeld worden in het bestemmingsplan:

  • In het bestemmingsplan is gekozen voor de aparte bestemmingen "Verkeer" en "Verkeer - Verblijfsgebied". Door het hanteren van deze bestemmingen kan in het plan duidelijk onderscheidt gemaakt worden tussen wegen met een vervoersfunctie, wegen met een verblijfsfunctie en verkeersvoorzieningen met bijvoorbeeld parkeren als doel.

4.1.3 Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer is en blijft een ondergeschikte modaliteit in het bereikbaarheidsprofiel van het centrumgebied. De bestaande halten van de regionale buslijnen aan de Harderwijkerstraat, Voorthuizerstraat, Engweg, Oude Rijksweg en de Nijkerkerstraat moeten worden gehandhaafd. Wandelroutes en routes voor mindervalide personen kunnen mogelijk worden verbeterd.

De gemeente streeft minimaal naar behoud van de huidige routes, halteplaatsen en frequentie van busverbindingen. In overleg met vervoerder en concessiedrager (provincie) kan worden gekeken naar eventuele verbetering van het openbaar vervoer. In het bestemmingsplan kunnen aangaande het openbaar vervoer geen regelingen worden opgenomen.

4.1.4 Openbaar gebied

Algemeen

De verkeersveiligheid en uitstraling van het verblijfsgebied dragen in sterke mate bij aan de beleving van een centrumgebied. Er dient daarom kritisch te worden gekeken naar de inrichting van de openbare ruimte.

Het versterken van de pleinen in het centrum wordt van belang gezien voor de beleving en de sfeer. Door functies als horeca, maatschappelijk en eventueel cultureel toe te voegen aan het centrum kan de leefbaarheid van het centrum vergroot worden. Daarnaast dienen de pleinen aantrekkelijker en herkenbaarder voor publiek gemaakt te worden.

Een herkenbaar element van bijvoorbeeld het Fontanusplein en de Kerkplein is de markt. Deze activiteit vindt al jaren plaats op het plein en trekt altijd veel bezoekers uit de omgeving. Bij de ontwikkeling van het centrum dient de markt haar streekfunctie dan ook te behouden.

Een ander belangrijk aandachtspunt met betrekking tot de openbare ruimte in het centrum is de toegankelijkheid voor verschillende doelgroepen. De bereikbaarheid van de functies in het centrum dient voor ouderen en mindervaliden geoptimaliseerd te worden. Ditzelfde geldt voor de toegankelijkheid van het centrum voor hulpdiensten. Het aanleggen van doorsteken kan hierbij helpen. Het bevordert niet alleen de bereikbaarheid maar het verkort eveneens de loopafstanden en versterkt het dorpse karakter van Putten.

Gebiedsgerichte potentiële ontwikkelingen
onderzoek verrichten naar de herinrichting van het Fontanusplein en de bouw van een multifunctioneel accommodatie;

  • het Kerkplein en het Fontanusplein worden als één plein ingericht met terrassen. De Papiermakerstraat blijft behouden als doorgaande verbinding over het plein;
  • het Kerkplein kan worden heringericht en mogelijk worden vergroot aan de zuidzijde van de kerk;
  • de oostelijke entreezone kan door herinrichting een aantrekkelijke plek worden. Voor de aldaar aanwezige horecagelegenheden kunnen terrassen worden geëxploiteerd;
  • de twee kleine pleinen bij de samenkomst van de Dorpsstraat en de Achterstraat worden samengevoegd tot het Entreeplein West. Qua inrichting zal dit plein één geheel moeten vormen, in plaats van dat de Dorpsstraat het plein doorsnijdt;
  • het plein De Pol is en wordt volgens de centrumvisie heringericht, hierdoor ontstaan er meer kansen om het plein als verblijfsplek op te waarderen;
  • tussen de Kerkstraat en de Molenstraat en mogelijk ook tussen de Dorpsstraat en de Achterstraat een doorsteek voor voetgangers te faciliteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BP62113-0003_0005.jpg"

Afbeelding 4.3: mogelijke nieuwe voetgangersdoorsteken in het kernwinkelgebied

Conclusie voor bestemmingsplan
De potentiële ontwikkelingen worden zoveel als mogelijk verwerkt in het bestemmingsplan:

  • Het Fontanusplein en Kerkplein hebben in het bestemmingsplan de bestemming “Verkeer – Verblijfsgebied” gekregen. Binnen deze bestemming kan de Papiermakerstraat behouden blijven. Het opstellen van terrassen is geregeld middels het gemeentelijke terrassenbeleid en is dus niet relevant voor het bestemmingsplan.
  • Voor zowel de oostelijke als de westelijke entreezone is de bestemming “Verkeer – Verblijfsgebied” opgenomen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om van beide entrees een aantrekkelijke verblijfsplek te maken.
  • Het gebied gelegen in de driehoek Dorpsstraat, Achterstraat en Kerkstraat heeft de bestemming “Centrum” gekregen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om verhardingen aan te leggen ten behoeve van uitbreiding van het voetgangersgebied.
  • Voor de noord- en zuidzijde van de Achterstraat, de Verlengde Dorpsstraat, de Poststraat en de kruising bij de Kerkstraat met de Achterstraat is de bestemming “Gemengd” opgenomen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om verhardingen aan te leggen ten behoeve van uitbreiding van het voetgangersgebied.

4.1.5 Groene ruimte

Algemeen
Putten karakteriseert zich vanwege de 'groene' uitstraling van de omgeving van het dorp en de ligging aan de rand van het bos. Het centrum van Putten mist echter de 'groene' karakteristiek en kenmerkt zich hierdoor als een 'versteend' centrum.

Gebiedsgerichte potentiële ontwikkelingen
Om aansluiting te vinden op de groene omgeving kan, als onderdeel van een op te stellen integraal herinrichtingsplan:

  • de vroegere laanbeplanting in de Dorpsstraat, vanaf de kruising met de Klaas Bosstraat tot aan de kruising met de Engweg, worden hersteld;
  • de vroegere laanbeplanting in de Verlengde Dorpsstraat, vanaf de kruising met de Kerkstraat tot aan de kruising met de Harderwijkerstraat, wordt hersteld;
  • de vroegere 'dorpse' bebouwing kenmerkt zich als de boerderijstijl met bij de voorgevel van de woning een passende beplanting. Deze beplanting kan als verbindende groene elementen in de Dorpsstraat, Molenstraat en de Kerkstraat worden geplaatst.

Conclusie voor bestemmingsplan
Binnen de bestemmingen “Centrum”, “Verkeer” en “Verkeer - Verblijfsgebied” is het mogelijk om groenvoorzieningen te realiseren. Het toevoegen van een 'groene' karakteristiek aan het centrum is hierdoor goed uitvoerbaar.

4.1.6 Visie op cultuurhistorische waarden

Algemeen
In het centrum is een aantal historische panden en elementen aanwezig (zie hiervoor de afbeeldingen). Een aantal van deze historische elementen zijn nog niet beschermd terwijl zij wel een cultuurhistorische waarde voor het centrum van Putten hebben. Doel moet dan ook zijn om de aanwezige historie in het centrum te behouden.

De cultuurhistorie van Putten is deels af te lezen aan de historisch waardevolle bebouwing. Deze dragen in belangrijke mate aan het ruimtelijk beeld van het centrum. Het gaat daarbij binnen het plangebied om de volgende panden, die deels ook gemeentelijk monument zijn:

  • Achterstraat 7, 11-13, 21, 23-25, 39;
  • Bakkerstraat 31-33;
  • Dorpsstraat 1, 13, 25, 36, 35-37, 38, 42, 44, 46, 58, 60, 61, 63, 90, 92, 97-99, 102, 105, 111, 113, 119, 121;
  • Garderenseweg 9;
  • Kelnarijstraat 16-18;
  • Kerkplein 1, 11;
  • Kerkstraat 35-37-39;
  • Kerkweg 23;
  • Molenstraat 11, 28;
  • Molenweg 2;
  • Papiermakerstraat 3, 5, 17, 19, 20;
  • Weverstraat 6, 7, 10, 11 en 18.

Het beleid is gericht op behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. In het bestemmingsplan is daarom een regeling opgenomen die beoogt te voorzien in het behoud van deze panden. Er is evenwel geen anti-sloopbepaling in de voorschriften opgenomen, omdat dit juridisch niet mogelijk is.
Voor de panden die als “karakteristiek" zijn aangeduid, is in de regels een nader eisenstel opgenomen, teneinde (ook bij nieuwbouw) de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing te handhaven.
Anderzijds kunnen de verdwenen cultuurhistorische panden en elementen in het centrum door middel van nieuwbouw teruggebracht worden. Hierdoor kan het voormalige karakteristieke dorpsgezicht weer terugkomen in centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BP62113-0003_0006.jpg"

Gebiedsgerichte potentiële ontwikkelingen

  • de karakteristieke laanbeplanting in de Verlengde Dorpsstraat en de Dorpsstraat terugbrengen als groen structurerend element;
  • de bomen die vroeger voor bepaalde panden hebben gestaan als groen structurerend element terugbrengen in het straatbeeld;
  • uit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle gebouwen dient zoveel mogelijk te worden behouden;
  • het huidige postkantoor is een pand dat menig Puttenaar liever ziet verdwijnen. Dit biedt een kans om de locatie te herontwikkelen, met inachtneming van de vroegere cultuurhistorie.

Conclusie voor bestemmingsplan
De gebiedsgerichte potentiële ontwikkelingen kunnen gedeeltelijk geregeld worden in het bestemmingsplan:

  • Binnen de bestemmingen "Centrum-1", "Centrum-2" "Verkeer" en "Verkeer - Verblijfsgebied" is het mogelijk om groenvoorzieningen te realiseren. Het herstellen van de laanbeplanting is hierdoor goed te uitvoerbaar. De herontwikkeling van de locatie waarop vroeger het pension Rustoord heeft gestaan en ontwikkeling van de postkantoorlocatie zijn geen onderwerpen die in het kader van dit bestemmingsplan geregeld kunnen worden. In een beeldkwaliteitplan of welstandsnota kunnen echter eisen en randvoorwaarden voor beide ontwikkelingen opgesteld worden. Zodra de locaties herontwikkeld gaan worden zal hiervoor een aparte procedure doorlopen worden.
  • De in het gebied voorkomende karakteristieke panden, niet zijnde rijks- en gemeentelijke monumenten, zijn als zodanig op de verbeelding aangeduid.

4.2 Functionele Uitgangspunten

4.2.1 Wonen

Algemeen
In het centrumgebied is de woonfunctie van oudsher nadrukkelijk aanwezig. Het draagt bij aan de leefbaarheid, maar ook aan de sociale veiligheid. De gemeente staat dan ook positief tegenover het versterken van de woonfunctie in het centrumgebied. Bij het uitbreiden van de woonfunctie dient gekeken te worden naar behoud van de gemengde samenstelling van het woningtype. Het centrum moet zowel voor senioren als starters een aantrekkelijk woongebied zijn.

Daarnaast is wonen in het kernwinkelgebied op de begane grond ongewenst omdat dit de aantrekkelijkheid van het winkelend publiek kan aantasten. Het wonen boven de voorzieningen in het kernwinkelgebied wordt daarentegen aangemoedigd en wonen buiten het kernwinkelgebied wordt ook toegestaan.

Gebiedsgerichte potentiële ontwikkelingen|

  • het realiseren van woningen (eventueel Woon-zorgcombinaties) op locaties Da Costaschool, de herontwikkeling van de locatie Achterstraat 1 en het garagecomplex van Van Rossem aan de Achterstraat;
  • toevoegingen aan de woningvoorraad in het centrumgebied dient te worden afgestemd op het gemeentelijk woonbeleid;
  • wonen in de nu nog leegstaande ruimten boven de winkels wordt gestimuleerd.

Conclusie voor bestemmingsplan
Het bestemmingsplan kan gedeeltelijk invulling geven aan de potentiële ontwikkelingen:

  • Voor de locaties van de Da Costaschool is op dit moment de bestaande bestemming opgenomen. De locatie van de door de gemeente aangekochte voormalige garage Van Rossem is binnen de bestemming "Gemengd" gebracht. Ten behoeve van deze locaties zijn de respectievelijke bestemmingen "Gemengd", "Verkeer - Verblijfsgebied", “Maatschappelijk”, “Horeca”, “Groen” en "Wonen"aangegeven met daaraan gekoppeld een wijzigingsbevoegdheid.
  • Voor de locatie aan de Achterstraat 1 is op dit moment de bestemming "Gemengd" zonder bouwvlak aangegeven met daaraan gekoppeld een wijzigingsbevoegdheid.
  • Voor de locatie Brinkstraat - Koesteeg is op dit moment de bestemming "Wonen" aangegeven met daaraan gekoppeld een wijzigingsbevoegdheid.
  • Op de begane grondlaag wordt in het bestemmingsplan voor wat betreft het centrumgebied uitgegaan van een aangesloten rij van winkels en publieksgerichte functies. Het kernwinkelgebied heeft de bestemming "Centrum-1" en "Centrum-2" gekregen, woningen zijn binnen deze bestemming op de begane grond niet toegestaan. Enkel op hoger gelegen verdiepingen zijn woningen toegestaan of bij ter plaatse van de nadere aanduiding.

4.2.2 Werken

Algemeen
In het verleden was in het centrum veel ambachtelijke en agrarische bedrijvigheid te vinden. Deze oorspronkelijke bedrijvigheid is in de huidige situatie nagenoeg verdwenen. Beperkte mogelijkheden tot uitbreiding, een relatief slechte bereikbaarheid voor bijvoorbeeld aan- en afvoer van (agrarische) goederen en vee, aangescherpte milieuregelgeving en verdringing door centrumfuncties als detailhandel en horeca heeft ertoe geleid dat de bedrijvigheid in sterke mate uit het centrumgebied is verdwenen.

Op basis van het streven naar maximalisatie van de leefbaarheid en verblijfskwaliteit in het centrumgebied hanteert de gemeente de volgende strategie:

  • bedrijven tot milieucategorie 2 handhaven, maar extensiveren. Nieuwe bedrijven van deze categorie zijn niet wenselijk in het centrumgebied;
  • bedrijven in de milieucategorie 3 of hoger zijn niet toegestaan in het centrumgebied (deze horen thuis op één van de bedrijventerreinen);

In het centrum vormt de kantoorfunctie een bijzondere vorm van bedrijvigheid, met beperkte milieuhinder en beperkte goederenstromen kan deze vorm daarom uitstekend naast centrumgebiedfuncties functioneren. Kantoren zonder baliefunctie zijn – op de begane grond – niet toegestaan. Indien al aanwezig is de strategie handhaven of extensiveren. Kantoren met baliefunctie (publieke dienstverlening) zijn daarentegen wel toegestaan. Huidige vestigingen in het kernwinkelgebied kunnen worden gehandhaafd, nieuwvestiging vindt bij voorkeur plaats in het secundaire winkelgebied (aanlooproutes).

Publieke dienstverlening is aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureau's, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio' s, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie.

Gebiedsgerichte potentiële ontwikkelingen

  • Ontwikkelen van locatie voormalige Renault-garage aan weerszijden van de Achterstraat. Het uitgangspunt is om bedrijvigheid te vervangen door centrum- en woonfuncties.
  • Verplaatsen kantoren zonder baliefunctie naar bedrijventerreinen, verplaatsen kantoren met baliefunctie naar secundaire centrumgebied.

Conclusie voor bestemmingsplan
Voor een deel kan in het bestemmingsplan invulling worden gegeven aan de ambities aangaande het aspect werken:

  • In de bestemming "Centrum-1" en "Centrum-2" is het vestigen van kantoren zonder baliefuncties niet mogelijk. Op het secundaire winkelgebied ligt de bestemming "Gemengd", binnen deze bestemming zijn kantoren zonder baliefunctie wel toegestaan.
  • Voor de locatie van de voormalige Renault-garage (de voormalige showroom) geldt de bestemming "Gemengd" en "Verkeer-Verblijfsgebied" met een wijzigingsbevoegdheid. Hierdoor is het mogelijk om hier centrum- en/of woonfuncties te ontwikkelen.
  • In het centrum worden enkel bedrijven tot milieucategorie 1 toegestaan en bestemd. Overige locaties waar voormalige bedrijven hoger dan milieucategorie 1 gevestigd waren zijn niet als zodanig bestemd. Voor zover er bestaande bedrijven aanwezig zijn die behoren tot een hogere milieucategorie, mogen deze worden gehandhaafd.

4.2.3 Detailhandel

Algemeen
Een groot deel van het draagvlak voor het gehele centrumgebied is verbonden aan een combinatiebezoek aan één van de supermarkten in de oostelijke en westelijke entreezone. De winkels in de hoofdbranche 'Dagelijks' zoals de supermarkten en overige winkels voor voeding en verzorging zijn toegestaan in de entreezones in het oosten en westen van het centrumgebied. Behoud van een zekere spreiding van speciaalzaken in deze branche over het primaire en secundaire winkelgebied kan een positieve bijdrage leveren aan de diversiteit van het centrumgebied. Vanuit de markt bestaat de neiging tot concentratie in kleinschalige, goed bereikbare concentratiegebieden (nabij de entrees en de supermarkten) voor met name voeding. Het gaat hier dan in het bijzonder om de klassieke formules als de bakker, slager, kaashandel, overige delicatessen die elkaars nabijheid prefereren.

Voor de branche 'Mode en luxe' geldt dat deze zich zoveel mogelijk vestigen in het kernwinkelgebied. Samen met de horeca vormen deze mode- en luxewinkels de trekkers voor het recreatief winkelen.

De winkels in de categorie 'vrije tijd' en 'in en om het huis' zijn net als dienstverlenende winkels met baliefunctie toegestaan in zowel het kernwinkelgebied als het secundaire winkelgebied, uitgezonderd de volumineuze winkels. Voor de “warenhuizen” geldt dat het wenselijk is om deze enkel in de westelijke en oostelijke entreezone toe te staan.

Gebiedsgerichte potentiële ontwikkelingen

  • supermarkten en warenhuizen concentreren bij de entrees van het centrumgebied;
  • geen grootschalige perifere supermarkten toestaan buiten centrumgebied;
  • concentratie duurzame goederen 'mode en luxe' in centrumgebied. (Kledingdiscounters in secundaire winkelgebied);
  • winkels voor 'Vrije Tijd' en 'In en om het huis' zowel in kernwinkelgebied als secundair winkelgebied toestaan;
  • winkels horen in het centrumgebied. Ondanks belangstelling van bedrijven voor vestiging buiten het centrumgebied worden bezoeksintensieve functies hier alleen in zeer beperkte mate toegestaan. Het accent ligt op het kernwinkelgebied en het secundaire winkelgebied, waar detailhandel gehuisvest dient te worden, mits ruimtelijk inpasbaar.

Conclusie voor bestemmingsplan

  • Versterking van de winkelfunctie is het centrumgebied is één van de centrale uitgangspunten. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de ondernemers in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor een evenwichtig winkelaanbod, openingstijden en uitstraling. Het bestemmingsplan kan enkel invloed uitoefenen op de locaties en omvang.
  • In de bestemming “Centrum-1” en "Centrum-2" is het vestigen van detailhandel mogelijk gemaakt. Grootschalige detailhandel als meubelzaken en supermarkten worden uit het kernwinkelgebied geweerd en zijn gewenst aan de rand van het centrum.
  • In de bestemming “Centrum-1” en "Centrum-2" is het vestigen van kantoren zonder baliefuncties niet toegestaan.

4.2.4 Horeca

Algemeen
Evenals in het bestemmingsplan “Centrum 1990” wordt in dit bestemmingsplan een onderscheid gemaakt tussen horeca met (potentiële) negatieve uitstraling, zoals disco's, (feest)café's, cafetaria's en dergelijke en overige horeca, zoals grand-café's, restaurants, brasserieën en dergelijke.

Voor het centrumgebied heeft de gemeente de voorkeur om horecagelegenheden zoveel mogelijk te clusteren in een beperkt aantal (4 à 5) kleinschalige concentratiegebieden. Los hiervan kunnen her en der verspreidde restaurants, lunchrooms en brasserieën in positieve zin bijdragen aan de verblijfskwaliteit van het centrumgebied. Het zelfde geldt voor de ontwikkeling van terrasgebieden. Momenteel zijn alleen aan het Kerkplein noemenswaardige terrasvoorzieningen aanwezig. In de toekomst moeten hier een aantal terrasconcentratiegebieden bijkomen. Terrasontwikkeling vereist een strategische aanpak. Kwaliteit wordt gevormd door decor (uitzicht, bebouwing, begroeiing), levendigheid van de omgeving en oriëntatie op de zon.

Het laatste belangrijke uitgangspunt met betrekking tot horeca is het weigeren van nieuwe nachthoreca en horecagelegenheden voor jongeren in het centrumgebied.

Gebiedsgerichte potentiële ontwikkelingen

  • horecagelegenheden (daghoreca) met terrassen op het Kerkplein, voor de Aker en op het plein in de entreezone west worden uitgebreid;
  • de overige in het centrum gelegen horecagelegenheden blijven behouden en mogen worden verplaatst naar bovengenoemde concentratiegebieden;
  • geen discotheek in het centrumgebied;
  • lunchrooms in het winkelgebied toegestaan en intensiveren.

Conclusie voor bestemmingsplan

  • Het bestemmingsplan maakt de potentiële ontwikkelingen vrijwel allemaal mogelijk.
  • in de bestemming "Centrum-1" is het vestigen van lunchrooms, winkelondersteunende horeca en andere kleinschalige vormen van horeca( categorie a) toegestaan.
  • Bestaande horecavestigingen uit de categorieën b en c zijn als zodanig bestemd.
  • Met de bestemming "Centrum-2" zijn verschillende gebieden aangeduid waar het vestigen van horecagelegenheden (categorie b) mogelijk is.
  • Het vestigen van horecagelegenheden uit categorie c, waar discotheken deel van uitmaken is binnen de bestemming "Centrum-1" en "Centrum-2" niet mogelijk.
  • Binnen het bestemmingsplan kan er aangaande het opzetten van terrassen in het kernwinkelgebied niets geregeld worden. De gemeente hanteert dan ook een apart terrassenbeleid, met daarin een aantal voorwaarden waaraan het terras moet voldoen. Voor het exploiteren van terrassen dient op basis van dit beleid een vergunning aangevraagd te worden.

4.2.5 Maatschappelijke voorzieningen

Algemeen
Nieuwe maatschappelijke voorzieningen zijn in het kernwinkelgebied niet wenselijk. Daarentegen zijn in het secundaire en overige centrumgebied nieuwe maatschappelijke voorzieningen wel gewenst. Deze nieuwe maatschappelijke voorzieningen dienen niet alleen te zijn gericht sociaal/medische zorg maar dienen ook een cultureel, educatief en sportief karakter te hebben. Voor het centrumgebied zijn verder nog plannen om in de toekomst een nieuwe multifunctionele accommodatie te ontwikkelen.

Gebiedsgerichte potentiële ontwikkelingen

  • onderzoek verrichten naar de bouw van een multifuntionele accommodatie op een deel van het Fontanfusplein en het achter het gemeentehuis gelegen parkeerplein.

Conclusie voor bestemmingsplan
Het bestemmingsplan speelt gedeeltelijk in op de voorgenomen ontwikkelingen op maatschappelijk vlak:

  • De secundaire gebieden krijgen de bestemming “Gemengd”. Ontwikkeling van maatschappelijke voorzieningen is binnen deze bestemming mogelijk. Het ontwikkelen van nieuwe maatschappelijke voorzieningen in het centrumgebied wordt hiermee dus mogelijk gemaakt.
  • Reeds aanwezige maatschappelijke functies zijn bestemd als "Maatschappelijk".

4.3 Ontwikkellocaties

Een bestemmingsplan geldt in principe voor tien jaar. Het is dus van belang om de ontwikkelingen in kaart te brengen die gaan spelen binnen deze periode. In het plangebied vinden mogelijk diverse ontwikkelingen plaats die van invloed zijn op het bestemmingsplan. Een aantal van deze ontwikkelingen verkeren al in de afrondende fase en anderen ontwikkelingen zijn net gestart of moeten nog gestart worden. De ontwikkelingen die concreet genoeg zijn worden planologisch-juridisch in het bestemmingsplan opgenomen. Hieronder wordt verstaan dat:

  • de plannen inzichtelijk zijn;
  • alle randvoorwaarden vooraf duidelijk en gemotiveerd zijn (geaccordeerd stedenbouwkundig masterplan; R.O., projectbesluit, postzegelplan e.d.);
  • de financiële haalbaarheid in orde is (grondexploitatie e.d.);
  • dat de benodigde onderzoeken in principe zijn verricht;
  • de plannen al gecommuniceerd zijn met de omwonenden en belanghebbenden.

Ter beoordeling van de toekomstige ontwikkelingen is onderstaande schema gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BP62113-0003_0007.jpg"

Afbeelding 4.4; Beoordelingsschema nieuwe ontwikkelingen

In de Nota van Uitgangspunten is stilgestaan bij de toekomstige ontwikkelingen. In het rapport is een onderscheid gemaakt tussen vaststaande ontwikkelingen en potentiële ontwikkelingen. In voorliggend bestemmingsplan wordt in de toelichting bij de minder concrete plannen stilgestaan, maar deze worden verder niet in het bestemmingsplan meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BP62113-0003_0008.jpg"

Afbeelding 4.5; Inbreidingslocatie

De ontwikkeling op de kaart aangegeven met nummer 1 wordt op dit moment uitgevoerd en is in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen. Hiervoor is in 2008 een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend. Het op de vrijstelling gebaseerde stedenbouwkundige plan is integraal overgenomen in het bestemmingsplan. De overige ontwikkelingen zijn nog in een te vroeg stadium in de planvorming om daadwerkelijk in het bestemmingsplan meegenomen te worden.
Het voorliggend bestemmingsplan maakt dan ook geen rechtstreekse ontwikkelingen mogelijk. Wel is voor een aantal locaties een uit te werken bestemming/wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit geldt voor de locaties Da Costaschool/De Vier Winden en de voormalige Renaultgarage aan de Achterstraat (zuidzijde), voor zover de ontwikkelingen niet passen in het bestemmingsplan.

4.3.1 Gerealiseerde ontwikkelingen

Gedurende de looptijd van het bestemmingsplan "Putten Centrum" is er een aantal ontwikkelingen geweest dat gerealiseerd is met een vrijstellingsprocedure. Deze ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan als vigerend beleid opgenomen.
Het gaat daarbij voornamelijk om locaties die vrij zijn gekomen als gevolg van een verplaatsing van aanwezige functies als bedrijven en voorzieningen. De onderstaande ontwikkelingen zijn in voorliggend bestemmingsplan verwerkt. De bouwplannen zijn op de verbeelding ingetekend en in de regels zijn de betreffende gronden van de bijbehorende bestemmingen voorzien.

  • Herstructureringsplan Brinkstraat-Koesteeg
    Deze herontwikkeling bestaat uit 90 woningen (67 huurappartementen, 14 koopappartementen, 15 grondgebonden woningen). Met de bouw van de eerste woningen is in 2009 gestart, de nieuwe situatie is daarom opgenomen in het bestemmingsplan.
  • Herontwikkelingsplan Garderenseweg 17
    De herontwikkeling van deze locatie is al voltooid. In totaal zijn hier acht nieuwe woningen gerealiseerd. In voorliggend bestemmingsplan is uitgegaan van de nieuwe situatie.
  • Herontwikkelingsplan Kerkstraat 45-51
    De herontwikkeling van deze locatie is in volle gang. De bouwvergunning is verleend. In totaal worden hier 22 zorgwoningen gerealiseerd. In voorliggend bestemmingsplan wordt uitgegaan van de nieuwe situatie.
  • Aan de Harderwijkerstraat 3-5-7 worden momenteel zeventien appartementen gebouwd. In voorliggend bestemmingsplan wordt uitgegaan van de nieuwe situatie.

4.3.2 Potentiële nieuwe ontwikkelingen

Een aantal andere locaties in het plangebied zal worden herontwikkeld. De meeste plannen zijn echter nog niet voldoende uitgekristalliseerd om bij recht op te nemen in dit bestemmingsplan.

  • Herontwikkeling Achterstraat 1 zuidzijde.
    Voor de locatie Achterstraat 1 zuidzijde zijn plannen in ontwikkeling om de locatie te herontwikkelen. Ten behoeve van de locatie is een wijzigingsbevoegdheid (wijzigingsgebied 01 op de verbeelding) opgenomen.
  • Nieuwbouwlocatie voormalige Da Costaschool / Café de Vierwinden
    Door de verhuizing van de aanwezige school naar elders kan de functie van het gebouw vervallen en kan de locatie te herontwikkeld worden als woonlocatie . De ligging van het perceel, aan de rand van het centrum, leent zich uitstekend voor de doelgroep ouderen.
    In combinatie met de ontwikkeling van de Da Costaschool wordt ook de locatie van het voormalige café de Vierwinden aan de Garderenseweg herontwikkeld worden.
    Ten behoeve van deze locatie is een wijzigingsbevoegdheid (wijzigingsgebied 02 op de verbeelding) opgenomen, die qua mogelijkheden gerelateerd is aan de bestemming “Wonen”.
  • Herontwikkeling Brinkstraat - Koesteeg
    Voor een onderdeel van het bouwplan Brinkstraat - Koesteeg zijn de plannen nog in ontwikkeling. Ten behoeve van de locatie is een wijzigingsbevoegdheid (wijzigingsgebied 03 op de verbeelding) opgenomen.
  • Herontwikkeling locatie voormalige Renaultgarage en omgeving
    Door het vertrek van de Renaultgarage kan de functie van het gebouw vervallen en kan de locatie herontwikkeld worden als een gemengde locatie. Ten behoeve van de locatie aan de zuidzijde van de Achterstraat (de voormalige showroom) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (wijzigingsgebied 04 op de verbeelding), die qua mogelijkheden gerelateerd is aan de bestemming “Gemengd”. De voormalige garage ligt al binnen de bestemming “Gemengd”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BP62113-0003_0009.png"

Afbeelding 4.6; mogelijke herontwikkeling voormalige Renaultgarage e.o.

Ter verbetering van het straatbeeld van de Achterstraat zal de locatie van de voormalige garage, in afwachting van de ontwikkeling van deze locatie, tijdelijk worden ingericht.

4.3.3 Planvorming

In het kader van de herontwikkeling en revitalisering van het centrumgebied zijn er, zoals eerder aangegeven diverse planinitiatieven in en rondom het centrum. De plannen zoals beschreven in paragraaf 4.3.2 zullen middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk kunnen worden gemaakt. Een aantal andere locaties zijn echter nog niet voldoende uitgekristalliseerd om bij recht op te nemen in dit bestemmingsplan.
Het gaat om de volgende locaties:

  • Locatie van de Albert Heijn
    De eigenaar heeft herontwikkelingsplannen. Deze zullen nader moeten worden afgestemd. In ieder geval zal een herontwikkeling moeten voorzien in een ondergrondse parkeerfaciliteit. Hierbij zullen ook worden betrokken de mogelijkheden op het perceel Verlengde Dorpsstraat 46 die niet los kunnen worden gezien van de potenties op het terrein van Albert Heijn.
  • Multifunctionele accommodatie
    Nabij het gemeentehuis zijn er plannen om in de toekomst een nieuw multifunctioneel centrum te bouwen. De plannen voor deze locatie zijn nog niet ver genoeg uitgekristalliseerd om deze mee te nemen in het bestemmingsplan.
  • Brandweerkazerne Putten
    Door een potentiële verhuizing van de locatie voor de brandweerkazerne kan de functie van het perceel worden omgevormd tot een woonfunctie. De locatie is uitermate geschikt om ouderen te huisvesten, door de rustige ligging in het centrum.

Hoofdstuk 5 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

In het bestemmingsplan Putten Centrum worden geen rechtstreekse ontwikkelingslocaties mogelijk gemaakt. Het betreft hier een beheersplan voor bestaand 'stedelijk' gebied. Het is daarom niet noodzakelijk onderzoek voor het beheersgebied te doen in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit luchtkwaliteit 2005. Ook de bodemgesteldheid hoeft niet in beeld te worden gebracht.

5.1 Archeologie

Aangezien het plangebied een conserverend karakter heeft en geen rechtstreekse, nieuwe ontwikkelingen toelaat, vinden er geen werkzaamheden in de grond plaats. Mochten er buiten het bestemmingsplan om, ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden, dan dient hiervoor archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Dit heeft echter geen invloed op de planvorming van het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Bodem

Algemeen
In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 9 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Een bodemonderzoek heeft doorgaans een geldigheid van twee tot drie jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.

Plangebied
Binnen het plangebied zijn geen grote saneringssituaties aanwezig. Aangezien het voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt kan er van uitgegaan worden dat in het verleden de bodemkwaliteit in het plangebied is onderzocht en goed is bevonden.

Bij het aanvragen van een bouwvergunning voor het ontwikkelen van een (bouw)locatie, dient een bodemonderzoek overlegd te worden. In bepaalde gevallen is het mogelijk, dat hiervan ontheffing kan worden verleend. Wanneer ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden los van het bestemmingsplan dan dient hiervoor een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Blijkt uit het onderzoek dat de bodemkwaliteit niet voldoende is dan moet deze minimaal functiegericht worden gesaneerd.

Mocht bij de ontwikkeling sprake zijn van werkzaamheden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zondermeer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Bouwstoffenbesluit zijn hierop mogelijk van toepassing.

5.3 Flora En Fauna

Algemeen
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet.
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet worden onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid.
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet. In en rondom het plangebied komen geen gebieden voor die vallen onder de Natuurbeschermingswet.

Ter wille van actualiteit en volledigheid wordt de vuistregel gehanteerd dat onderzoeken naar flora en fauna maximaal 3 jaar oud mogen zijn.

Plangebied
In de nabijheid van het plangebied liggen geen beschermde natuurgebieden, de dichtstbijzijnde gebieden liggen op een dusdanige afstand van het plangebied dat zij geen invloed hebben op dit bestemmingsplan.
In het plangebied zelf is een kleine hoeveelheid groen aanwezig. Omdat dit stadsgroen betreft en er verder geen ontwikkelingen worden voorzien die van invloed zijn op de flora en fauna in het plangebied is de verwachting dat het aspect flora en fauna geen belemmeringen oplevert.
Wanneer buiten het bestemmingsplan om sprake is van ontwikkelingen waarbij een reële kans bestaat op aantasting van de flora en fauna dan dient hier onderzoek voor uitgevoerd te worden.

Vooralsnog vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.4 Luchtkwaliteit

Algemeen
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Dit is feitelijk een wijziging van titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Deze titel van de Wet milieubeheer geeft de wijze waarop de luchtkwaliteit gerapporteerd dient te worden. Bijlage 2 van de Wet milieubeheer bevat de wettelijke grens- en richtwaarden voor de luchtkwaliteit in Nederland. De grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer geven kwaliteitsniveaus aan voor de buitenlucht. Daarbij zijn alle locaties van belang, met uitzondering van de arbeidsplaats die is uitgezonderd op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (artikel 5.6, tweede lid).

Volgens de wet geldt voor nieuwe projecten en voor ontwikkelingen nabij wegen met een contour een onderzoeksplicht. In een dergelijk onderzoek dient gekeken te worden naar de gestelde grenswaarden en plandrempels welke beide ingaan op het acceptabele kwaliteitsniveau.

Met de toepassing van de Wet Luchtkwaliteit uit 2007 is echter ook de regeling “niet in betekende mate” gaan gelden. Met deze regeling komt de onderzoeksplicht en verplichting om te toetsen aan de grenswaarden bij kleinschalige projecten te vervallen. Uit onderzoek is gebleken dat kleine projecten een minimale invloed hebben op de luchtkwaliteit en dus niet zorgen voor een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Wanneer voor projecten wel onderzoek uitgevoerd dient te worden gelden de normen afkomstig uit de Wet Luchtkwaliteit. Hoewel in deze wet voor verschillende stoffen normen gelden, zijn vooral de concentratieniveaus van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) relevant. De uitstoot van de andere stoffen is de afgelopen 30 jaar zo sterk gereduceerd dat de normen gehaald worden.

Plangebied
De straten in of nabij het plangebied vormen geen potentiële bedreiging voor de luchtkwaliteit binnen het plangebied. Op basis van het rapport “GES Hoofdwegen Putten: Lucht, geluid en externe veiligheid”kan geconcludeerd worden, dat de straten in of nabij het plangebied geen potentiële bedreiging vormen voor de luchtkwaliteit binnen het plangebied.

5.5 Geluid

Algemeen
Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Deze vervangt de gelijknamige wet die stamt uit 1980. Hierin staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere gevoelige bestemmingen. Onder geluidsgevoelige bestemmingen worden verstaan:

  • woningen;
  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen (verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kinderdagverblijven);
  • terreinen die behoren bij andere gezondheidsgebouwen dan algemene, categorale of academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • woonwagenstandplaatsen.

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen en een industrieterrein.

5.5.1 Wegverkeerlawaai

Algemeen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.

Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:

  • wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
  • wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.

Een geluidszone is een aandachtsgebied dat zich aan weerszijden van een weg even ver uit de as uitstrekt en waar een onderzoeksplicht van toepassing is in het kader ven de Wgh, indien daarbinnen sprake is van, onder andere, oprichting of wijziging van gevoelige bestemmingen (waaronder woningen). De ruimte boven en onder een weg hoort eveneens tot de geluidszone van een weg.

Plangebied
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de wettelijke geluidzones van de N303 Harderwijk – Bedrijventerrein De Harselaar en de N798 Harderwijk – Nijkerk. Daarnaast liggen in het plangebied de wegen Engweg en Brinkstraat met een geluidzone. De overige wegen in het plangebied hebben een 30 km / uur status en hebben derhalve geen wettelijke geluidzone. In het plangebied ligt geen contour vanwege industrielawaai.

Indien er nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzones gerealiseerd kunnen worden, dient er akoestisch onderzoek plaats te vinden. Er zal dan bepaald moeten worden waar de 48 dB contour ligt.

5.5.2 Industrielawaai

In het bestemmingsplan is geen sprake van een nieuwe of gewijzigde situatie aangaande geluidsproducerende bronnen. Het bestemmingsplan legt enkel de huidige situatie vast.
Derhalve kan gesteld worden dat het aspect geluid geen beperking vormt voor het bestemmingsplan.

5.6 Externe Veiligheid

Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-stations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Kwetsbare objecten zoals woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, grote (kantoor)gebouwen en grotere recreatieterreinen zijn niet toegestaan binnen de 10-6 contour. In het geval er zich binnen de 10-5 contour bestaande kwetsbare objecten bevinden, dan dienen deze situaties voor oktober 2007 te worden gesaneerd. Beperkt kwetsbare objecten zoals grotere winkels, restaurants, sporthallen, grote gebouwen en speeltuinen zijn in principe niet toegestaan binnen de 10-6 contour. Voor bestaande beperkt kwetsbare objecten binnen die contour zijn geen normen of saneringstermijnen opgenomen.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.

Voor een hogedruk-aardgastransportleiding gelden risicoafstanden. Deze zijn opgenomen in de richtlijn "Regels inzake zonering langs hogedruk-aardgastransportleidingen" uit 1984 van het ministerie van VROM. Op grond van deze richtlijn geldt, afhankelijk van het type aardgasleiding (diameter en druk), een veiligheidsafstand tot te beschermen objecten. Als te beschermen objecten worden in de richtlijn de volgende objecten gehanteerd: woonbebouwing, incidentele bebouwing, bijzondere objecten, recreatieterrein en industrieterrein.

Plangebied
Uit het hierboven al genoemde rapport “GES Hoofdwegen Putten: Lucht, geluid en externe veiligheid” kan geconcludeerd worden dat er in of in de nabijheid van het plangebied zich geen inrichtingen bevinden die op basis van het Besluit Externe Veiligheid (BEVI 2004) een potentiële belemmering zouden kunnen vormen voor de voorgestelde ontwikkeling. Eveneens liggen in of nabij het gebied geen buisleidingen of vervoerstromen die een belemmering kunnen vormen voor het bestemmingsplan.
Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan.

5.7 Milieuhinder Bedrijvigheid

Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Putten de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke (indicatieve) richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering", kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de gewenste ontwikkelingen.
De richtafstandenlijst van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden of zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. In de VNG brochure zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening en gekoppeld aan het omgevingstype, milieunormen opgenomen, waaraan de feitelijke milieubelasting kan worden getoetst.

Rustige woonwijk
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieu-zonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. Meer hierover is te vinden in de gebiedstypering. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Gemengd gebied
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-uitgave ook het omgevingstype gemengd gebied. Hiervan is sprake in het dorpscentrum. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

Milieu- categorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied1 Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m
1 Richtafstanden voor bedrijfsactiviteiten conform bijlage 1 van Bedrijven en Milieuzonering (2007)

Tabel Milieucategorieën

Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of gemengd gebied.

Functiemenging
Binnen gemengde gebieden kunnen milieubelastende en milieugevoelige functies op zeer korte afstand van elkaar gelegen zijn of worden gesitueerd. In deze gebieden is het niet goed mogelijk om het principe van functiescheiding toe te passen. Bij gebieden met een dergelijke functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.

De richtafstandenlijst is voor gebieden met functiemenging niet toepasbaar. Voor deze gebieden bevat de VNG-uitgave een "Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging". Daarin zijn alle milieubelastende activiteiten opgenomen die in principe in een gebied met functiemenging kunnen worden toegelaten. De milieubelastende activiteiten zijn ingedeeld in categorie A, B of C. Categorie A bestaat uit activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze in gebieden met functiemenging aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding van wonen en bedrijven zijn hiervoor voldoende. Categorie B staat voor activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, maar een zodanige milieubelasting voor hun omgeving hebben dat ze bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies plaats dienen te vinden. Categorie C bestaat uit de activiteiten die vanwege hun verkeersaantrekkende werking op een goede ontsluiting op de hoofdinfrastructuur zijn aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden samengevat de volgende randvoorwaarden:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  4. 4. activiteiten met een hoge vervoersintensiteit moeten beschikken over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Aan dit basisprincipe uit de VNG-uitgave is toepassing gegeven in dit bestemmingsplan. Het aspect hinder bedrijvigheid vormt dan ook geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.8 Waterparagraaf

Algemeen
Nederland is een waterrijk land. Water en ruimtelijke ordening hebben hierdoor veel met elkaar te maken. Het aanwezige watersysteem in ons land vormt dan ook een belangrijke randvoorwaarde voor wat in een gebied juist wel of niet mogelijk is en stelt daarmee eisen aan de inrichting van de beperkte ruimte. Steeds meer wordt dan ook uitgegaan van de opvatting dat water mede sturend dient te zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. Een goede afstemming tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening is daarom noodzakelijk.
Deze afstemming tussen het waterbeleid en ruimtelijke ordening wordt weergegeven in de waterparagraaf. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.
Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het 'Besluit op de ruimtelijke ordening 1985'. De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Plangebied

Huidige situatie
Het landschap van de gemeente Putten helt naar het westen toe af. Dit heeft gevolgen voor de stromingsrichting van het grondwater en het oppervlaktewater. Het regenwater dat op het Veluwemassief valt, komt jaren later deels als kwel aan de westkant van Putten omhoog.
In de gemeente Putten voeren twee waterschappen het beheer over het oppervlaktewater. Dit zijn het Waterschap Vallei en Eem en het Waterschap Veluwe. De grens tussen beide waterschappen wordt gevormd door de Schuitenbeek. Het bestemmingsplan “Centrum” valt geheel binnen het Waterschap Veluwe.
In het plangebied zijn geen hoofdwatergangen aanwezig.
De gemeente Putten behoort tot het afvalwatersysteem van Harderwijk, waar de rioolwaterzuiveringsinstallatie staat. Het afvalwater en regenwater worden via een afvalwaterstelsel naar Harderwijk getransporteerd, verwerkt en vervolgens als effluent geloosd.
Het centrum is nog voorzien van een gemengd rioolstelsel. Dat wil zeggen, dat het huishoudelijke afvalwater en het regenwater via één rioolstelsel worden afgevoerd.
Het grondwater bevindt zich in het plangebied meer dan 80 cm onder het maaiveld. Het gebied bevindt zich niet in de grondwaterfluctuatiezone. Er zijn dan ook geen problemen te verwachten met het grondwater.
In en om het plangebied komt geen water afhankelijke natuur voor.

Ontwikkelingen en beleid
Bij nieuwe woningen wordt, anders dan in de huidige situatie, het hemelwater niet aan het bestaande riool gekoppeld, maar in de bodem geïnfiltreerd. In combinatie met wegreconstructies of herstraten zullen waar mogelijk verharde wegoppervlakken afgekoppeld worden. Wanneer de hiervoor genoemde ingrepen zich voordoen, zal voldoende ruimte voor infiltratie van water gereserveerd worden.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Met betrekking tot water zijn verder geen specifieke eisen die gevolgen hebben voor het bestemmingsplan.

5.9 Kabels En Leidingen

In of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen straalpaden, ondergrondse en bovengrondse leidingen waar bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden.

5.10 Molenbiotoop

Ten zuiden van het plangebied aan de Halvinkhuizerweg 1 staat de oude korenmolen ’t Hert. De biotoop van deze molen ligt echter wel voor een deel binnen het plangebied. De molen betreft een rijksmonument. Hoewel de molen buiten het plangebied ligt, moet wel rekening worden gehouden met de molenbiotoop.
De Gelderse Molenverordening en de Uitvoeringsregeling Gelderse molenverordening zijn specifiek geschreven om de omgeving van molens te beschermen tegen voor molens ongewenste activiteiten. Uitgangspunt is dat de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende gegarandeerd zijn. Indien de wind gereduceerd wordt als gevolg van obstakels zal het vermogen van de molen afnemen.

Voor een stellingmolen zoals ’t Hert geldt, dat een obstakel toegestaan is indien de hoogte daarvan lager is dan het niveau van de molenstelling (=6,80 m boven het maaiveld) over een afstand tot de molen van 150 m. Na 150 m gelden omhoog lopende hoogtematen.

Het bestemmingsplan “Putten Centrum” maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die inbreuk maken op de molenbiotoop. Er is dan ook afgezien van het opnemen van een specifieke regeling voor de molenbiotoop in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemene Juridische Opzet

In het bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het centrumgebied van Putten. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen.

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Onderdeel van de nieuwe wetgeving zijn de RO-standaarden 2008. Deze standaarden schrijven in grote lijnen voor hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de verbeelding is vastgelegd in de landelijke standaarden. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe richtlijnen.

Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met directe bouw- en gebruikstitel. Het plan bestaat uit de bestemmingen die in de paragrafen 6.2 en 6.3 worden behandeld.

Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan sluiten zoveel mogelijk aan op de regels van de recente naast liggende vastgestelde bestemmingsplannen in de kom Putten. De exacte omvang en ligging van het plangebied is vastgelegd op de bijgesloten verbeelding.

Opbouw regels
Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten.
In hoofdstuk 2 zijn de bepalingen opgenomen die horen bij de op de verbeelding voorkomende bestemmingen. Deze worden in de volgende paragraaf toegelicht.
In hoofdstuk 3 staan ook enkele bepalingen die voor het hele plangebied gelden, zoals de algemene ontheffingsregels, die burgemeester en wethouders de bevoegdheid geven om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken.
Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

6.2 Bestemmingen

Bedrijf
Binnen de bestemming "Bedrijf" is het toegestaan om bedrijfsactiviteiten zoals die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven (is een bijlage van het bestemmingsplan) te ontplooien. Het gaat hierbij om specifieke bedrijven in categorie 1 die aanvaardbaar zijn in een woonomgeving. Voor zover bedrijven een hogere milieucategorie hebben, mogen deze worden gehandhaafd. Kantoren zijn binnen deze bestemming niet toegestaan hier is namelijk een afzonderlijke bestemming voor opgenomen.
Kantoren zijn binnen deze bestemming niet toegestaan hier is namelijk een afzonderlijke bestemming voor opgenomen.

Centrum-1
De bestemming "Centrum-1" is toegewezen aan de percelen in het kernwinkelgebied of aan sommige aangrenzende percelen met een sterke samenhang met het winkelgebied. Binnen deze bestemming is het gebruik van detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca (categorie a als recht; categorie b en c indien aangeduid) op de begane grond toegestaan.
De verdiepingen van de bestemde percelen mogen gebruikt worden voor wonen. Ter plaatse van de functie-aanduiding is wonen op de begane grond toegestaan.

Centrum-2
De bestemming "Centrum-2" is toegewezen aan de percelen in het kernwinkelgebied waar zich het horecaconcentratiegebied bevind. Binnen deze bestemming is het gebruik van detailhandel, publieksgerichte dienstverlening en horeca (categorie a en b als recht; categorie c indien aangeduid) op de begane grond toegestaan.
De verdiepingen van de bestemde percelen mogen gebruikt worden voor wonen. Ter plaatse van de nadere aanduiding is wonen op de begane grond toegestaan.

Detailhandel
Een aantal winkelvestigingen is niet opgenomen in de centrum bestemming. Deze winkels zijn opgenomen in de bestemming “Detailhandel”. Binnen de bestemming is wonen in beperkte mate toegestaan.

Gemengd
De bestemming “Gemengd” is van toepassing op de secundaire winkelgebieden. Het verschil met de bestemming “Centrum” is dat wonen op de begane grond binnen deze bestemming wel mogelijk is.
Naast het gebruik van de begane grond voor wonen mag dit ook gebruikt worden voor detailhandel, publieksgerichte dienstverlening, kantoren, (lichte) bedrijven en horeca (categorie a als recht; categorie b en c indien aangeduid).

Voor de locatie van het voormalige garagabedijf aan de Achterstraat (i.c. de toonzaal aan de zuidzijde) is een wijzigingsbevoegdheid (wro-zone - wijzigingsgebied 04) opgenomen.

Groen
De in het plangebied gelegen openbare groenvoorzieningen zijn bestemd als "Groen". Verspreid in het gebied bevinden zich enkele van deze versnipperde groenstroken.
Binnen deze bestemming zijn naast groenvoorzieningen en bermen ook fietspaden, speelvoorzieningen, herdenkingsmonumenten en watergangen toegestaan.

Horeca
Het gebruik van de voor “Horeca” bestemde gronden is beperkt tot het gebruik als horeca in categorie a en b en de daarbij behorende voorzieningen in principe enkel op de begane grond. Horeca c is uitsluitend toegestaan op de percelen waarop deze is aangeduid. Binnen de bestemming bestaat de mogelijkheid voor het realiseren van parkeerplaatsen.
Binnen de bestemming is wonen in beperkte mate toegestaan.

Kantoor
De in het plangebied aanwezige kantoren zijn bestemd als “Kantoor”. Binnen de bestemming is wonen in beperkte mate toegestaan.

Maatschappelijk
Binnen de bestemming "Maatschappelijk" zijn verschillende maatschappelijke instellingen en voorzieningen ondergebracht. Het gaat daarbij om voorzieningen als religie, sport, onderwijs en openbare dienstverlening.
De verschillende maatschappelijke voorzieningen in het plangebied zijn voorzien van een specifieke nadere functie-aanduiding.

Tuin
Voor de als “Wonen” bestemde gronden zijn veelal stroken met de bestemming “Tuin” opgenomen. Binnen deze stroken mogen geen gebouwen worden gerealiseerd. Het is hier enkel mogelijk om bouwwerken met een maximale hoogte van 3 m te realiseren.
Tevens mogen de voor tuin bestemde gronden tussen de weg en de bouwgrens ingericht en gebruikt worden als parkeerplaats.

Verkeer
Wegen met een functie voor het doorgaande verkeer worden bestemd als "Verkeer". In dit plangebied zijn dit de Engweg, Brinkstraat en Klaas Bosstraat.
Deze wegen verzorgen de bereikbaarheid van het centrumgebied en de in de nabijheid gelegen functies. Binnen de bestemming zijn tevens ook parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied
Alle overige wegen, allen te beschouwen als verkeersluwe woonstraten, in het plangebied, mede gelet op de inrichting als 30 km-zone, bestemd tot "Verkeer - Verblijfsgebied". De parkeerterreinen hebben eveneens deze bestemming gekregen. In deze bestemming is een groot deel van de openbare straatruimte rond de centrumfuncties vastgelegd: behalve de wegen zijn veelal ook de aansluitende trottoirs, parkeerstroken en stroken (blok-)groen in deze bestemming opgenomen en zijn evenementen mogelijk.
Binnen de bestemming zijn tevens ook water en nutsvoorzieningen toegestaan.

Wonen
De woningen in het plangebied gelegen buiten het gebied bestemd als “Centrum/Gemengd” hebben de bestemming “Wonen” gekregen. De bouwvlakken in deze bestemming geven aan waar het hoofdgebouw gebouwd mag worden. De functie-aanduidingen in het bestemmingsvlak geven aan om welk woningtype het gaat en wat de maximale goot- en bouwhoogte mag bedragen. Met uitzondering van wijzigingen die dit wel mogelijk maken.
Het is binnen deze bestemming tevens toegestaan om een aan huis verbonden beroep- of bedrijf uit te oefenen, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.

Voor de locatie Da Costaschool/De Vier Winden is een uitwerkingsplicht (wro-zone - wijzigingsgebied 02) opgenomen die qua mogelijkheden gerelateerd is aan de bestemming “Wonen”.

6.3 Overige Bepalingen

Bestaande goot- en bouwhoogte
In de regels is een algemene bouwregel opgenomen dat wanneer de bestaande bouwmaten hoger of groter zijn dan op de verbeelding is aangegeven, de bestaande situatie als maximum geldt. Als tijdstip daarvoor geldt de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Afwijkingen
In het bestemmingsplan is een beperkt aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Zoveel mogelijk is met recht bestemd.
Teneinde te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn hiervoor enkele afwijkingen voor opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts. Daarnaast zijn ontheffingen opgenomen ten behoeve van het oprichten van openbare nutsdoeleinden en antennemasten.

Algemene wijzigingsregels
In voorliggend bestemmingsplan zijn een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn bedoeld om overschrijdingen van bestemmingsgrenzen op te vangen, de ontwikkelingen mogelijk te maken en de horeca goed te regelen binnen het gebied.

6.4 Verbeelding

Het plangebied is getekend schaal 1:1000. De papieren weergave van de verbeelding bestaat uit één kaartblad.
De verbeelding is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening worden voorgelegd aan de betrokken instanties als:

  • inspectie VROM;
  • Provincie Gelderland;
  • het Waterschap;
  • Kamer van Koophandel.

Alleen van de VROM-inspectie is een inhoudelijke reactie ontvangen.

Reactie VROM-inspectieReactie
Aan de Halvinkhuizerweg 3 staat de molen ''t Hert'. Hoewel de molen zelf buiten het plangebied ligt, strekt de molenbiotoop zich wel uit binnen het plangebied. De VROM-inspectie is van mening, dat de molenbiotoop in het bestemmingsplan moet worden opgenomen.

Beantwoording
Binnen de molenbiotoop zijn geen ontwikkelingen of ontwikkelingsmogelijkheden die mogelijk een inbreuk (kunnen) maken op de molenbiotoop. We zullen volstaan met een beschrijving met toelichtend kaartmateriaal van de molenbiotoop.

7.2 Inspraak

7.2.1 Algemeen

Het voorontwerp bestemmingsplan is vanaf 19 april 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd in het gemeentehuis te Putten. Binnen deze periode bestond voor belanghebbenden de mogelijkheid om zijn/haar mening over het plan te geven. Verder zijn er op 20 en 26 april 2010 twee inloopavonden gehouden tijdens welke een korte presentatie over het plan is gegeven en er daarna gelegenheid was voor het stellen van vragen.
Deze publicatie was gelijktijdig bedoeld als bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro.

Zienswijzen met NAW-gegevens (Naam, Adres en Woonplaats van de indiener) mogen niet elektronisch beschikbaar komen. Dat is in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). In de huidige ruimtelijke ordeningspraktijk komen persoonsgegevens soms terecht in de toelichting of het vaststellingsbesluit. De Wet bescherming persoonsgegevens stelt strenge regels aan het openbaar maken van de NAW-gegevens.
In dit bestemmingsplan zijn alle insprekers "geanonimiseerd" verwerkt. Dit geldt ook voor rechtspersonen (Stichting, BV, e.d.) om misverstanden te voorkomen.

7.2.2 Resultaten inspraak

Inspraakreactie van [Inspreker 1] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
Het pand (noodwoning) Harderwijkerstraat 1-c is in het bestemmingsplan niet als woning bestemd. Dit pand heeft een lange historie als woning. Gevraagd wordt om hieraan een woonbestemming te geven.

Beantwoording
Het gaat om een jarenlang bekend staande noodwoning. Deze woningen zijn in de nieuwe bestemmingsplannen voor de rest van de bebouwde kom op de verbeelding apart aangeduid als “kleine woning”. De maximale inhoud van woningen aangeduid als “kleine woning” mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud. Ook mogen deze woningen niet worden voorzien van een onderbouw en niet worden verplaatst.

In het ontwerpbestemmingsplan “Putten Centrum” wordt voor dit pand een soortgelijke regeling opgenomen.

Inspraakreactie van [Inspreker 2] te [Lunteren]
Inhoud van de inspraakreactieVestiging kantoren op verdieping
Inspreker 2 is eigenaar van het aan de Gervenhof gelegen woonwinkelpand, waarin de Lidl, de Action en Cruise Travel gevestigd zijn. Het achterste gedeelte van het pand is in gebruik als reisbureau, met daarboven kantoren. Op grond van de planregels is het gebruik van de bovenverdieping als kantoor niet toegestaan. Gevraagd wordt om het ontwerpbestemmingsplan zodanig aan te passen, dat de kantorenfunctie op het achterste gedeelte van genoemd pand behouden blijft.

Situering woningentrees
In het voorontwerpbestemmingsplan staat dat de entrees van woningen op de verdiepingen aan de voorzijde van de woningen gelegen dienen te zijn. De huidige entree van de kantoren van Cruise travel bevinden zich aan de parkeerplaatszijde van het pand. Het is de bedoeling dat die entree later voor de woningen gebruikt gaat worden. De vraag is nu of die zijde als voor- of achterkant gezien moet worden. Gevraagd wordt om de entree van de woningen ook aan de parkeerplaatszijde van het pand mogelijk te maken.

Beantwoording
Vestiging kantoren op verdieping
De bestaande kantoren boven de begane grond bouwlagen binnen de bestemmingen "Centrum" en "Gemengd" worden bij recht geregeld en in de regels wordt een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het toelaten van nieuwe kantoren op de boven de begane grond bouwlaag gelegen bouwlagen.

Situering woningentrees
De bedoeling, dat woningen vanaf de voorzijde moeten worden ontsloten is dat de woningen en ook de ontsluiting op de straat/openbare ruimte georiënteerd zijn. Het betreffende pand is zowel aan de zijde van de Achterstraat als aan de Gervenhof op de openbare ruimte georiënteerd. Het is dus niet bezwaarlijk dat bestaande entree voor de kantoren ook voor de woningen gebruikt gaat worden.

Inspraakreactie van [Inspreker 3] te [Ermelo]
Inhoud van de inspraakreactie
Horeca-aanduiding
Op de verbeelding is de horeca-aanduiding op het perceel Dorpsstraat 28 niet juist aangegeven. De volgens de categorie "Horeca B" toegestane horeca is een stuk beperkter dan de horecabestemming die in het geldend bestemmingsplan is opgenomen en die ook aansluit bij het gebruik tot nu toe.

Vergroten horecabestemming
Daarnaast wordt gevaagd om ook op het achterste gedeelte van het perceel de aanduiding "Horeca C" te leggen.

Beantwoording
Horeca-aanduiding
In het voorontwerpbestemmingsplan is aan een gedeelte van het perceel over een diepte van 15 m de aanduiding "Horeca B" toegekend. Onder "Horeca B" vallen restaurants, grandcafé's, lunchrooms, brasserieën e.d., waaronder in elk geval niet begrepen: eetcafé's, cafetaria's, nachtclubs, bardancings en discotheken.
Evenals in het bestemmingsplan "Centrum 1990" wordt in dit bestemmingsplan een onderscheid gemaakt tussen horeca met (potentiële) negatieve uitstraling, zoals disco's, (feest)café's, cafetaria's en dergelijke en overige horeca, zoals koffieshops, restaurants, brasseriën. Belangrijk uitgangspunt met betrekking tot horeca is het weigeren van nieuwe nachthoreca en horecagelegenheden voor jongeren in het centrumgebied.
In het concrete geval gaat het om een (feest)café dat door omstandigheden enige tijd leeg staat. De eigenaar heeft echter plannen om de draad weer op te pakken. Op het voorste gedeelte van het pand (de eerste 10 meter) rust in het vigerende bestemmingsplan een aanduiding "H2". Op die gronden is het horecabedrijf in de vorm van een snackbar, dancing of café toegestaan. Ter plaatse van het voormalige feestcafé "Bubbels" is deze aanduiding gegeven.

De aanduiding "Horeca C", zoals opgenomen in geldend bestemmingsplan zal opnieuw op de verbeelding worden opgenomen.

Vergroten horecabestemming
Naar aanleiding van een eerder verzoek van de eigenaar in 2005/2006 om het pand uit te mogen breiden bijna tot op de perceelsgrens, en deze uitbreiding (ook) de functie restaurant / eetcafé te geven, heeft de eigenaar een aantal gesprekken gehad met de burgemeester over wat precies zijn plannen zijn. Kort gezegd zijn de plannen:
- voorste gedeelte: grand-eetcafé (een soort "De Schout van Ermel") en
-achterste gedeelte: kleinschalige festiviteiten zoals vergaderingen en verjaardagen (zaalverhuur).

Het college stond niet op voorhand afwijzend mits aan een aantal voorwaarden kan worden voldaan, zoals:
- de eisen uit het Besluit Horeca, Sport- en Recreatieinrichtingen Milieubeheer;
- de eigenaar van de aangrenzende steeg akkoord is met de plannen;
- samen met de eigenaar van de steeg geregeld wordt dat het bezoek niet via het achterterrein het pand kan verlaten.

Het is verder van groot belang dat de soort horeca duidelijk wordt vastgelegd en de kleinschalige festiviteiten dienen gekoppeld te worden aan bijvoorbeeld een verplichting geluidsbeperkende bouwmaterialen te gebruiken, dan wel aan afspraken / beperkingen m.b.t. het geluidsniveau, om overlast te kunnen uitsluiten.

Naar aanleiding van deze inspraakreactie is besloten om op de locatie van het voormalige feestcafé Bubbels de aanduiding "Horeca C" te leggen. ,Het gemeentebestuur is bereid bent om met inspreker te overleggen om deze aanduiding in te leveren voor de aanduiding "Horeca B" en waarbij een ontwikkeling mogelijk is om het voorste gedeelte als grandcafé te gebruiken en het achterste gedeelte voor kleinschalige festiviteiten zoals vergaderingen en verjaardagen (zaalverhuur).
Vooralsnog wordt conform bovenstaande beantwoording alleen "Horeca C" mogelijk gemaakt op de verbeelding.

Inspraakreactie van [Inspreker 4] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
Inspreker 4 vraagt de bestemming van de ruimte tussen de woningen Weverstraat 9 en 11 te wijzigen. Het betreft hier een oprit die geheel bestraat is.

Beantwoording
De tuinbestemming van dit voorterrein is conform de bestemming, zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan en is er op gericht om een (verdere) verstening van de voorterreinen te voorkomen. Eventuele bijgebouwen dienen binnen de bestemming "Wonen" te worden geplaatst.

Inspraakreactie van [Inspreker 5] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
Vestiging kantoren op verdieping
Inspreker 5 vraagt om de bestemming "Centrum" zodanig te verruimen, dat de vestiging van kantoren op de verdieping is toegestaan. Een deel van de eerste verdieping van het pand Dorpsstraat 51-Achterstraat 34-36 is sinds jaar en dag als kantoor in gebruik.

Situering woningentrees
Verder wordt in het voorontwerpbestemmingsplan genoemd dat de entrees van de woningen op de verdieping aan de voorzijde gesitueerd dienen te worden. De huidige entree naar de verdieping bevindt zich aan de Achterstraat. Het huidige pand heeft feitelijk drie voorgevels. Gevraagd wordt om de bestemmingsomschrijving zodanig te verruimen dat de entrees naar de verdieping van dit pand zowel aan de Dorpsstraat, de Achterstraat als aan de pleinzijde gesitueerd mogen worden.

Beantwoording
Vestiging kantoren op verdieping
De bestaande kantoren boven de begane grond bouwlagen binnen de bestemmingen "Centrum" en "Gemengd" worden bij recht geregeld en in de regels wordt een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het toelaten van nieuwe kantoren op de boven de begane grond bouwlaag gelegen bouwlagen.
Situering woningentrees
De bedoeling, dat woningen vanaf de voorzijde moeten worden ontsloten is dat de woningen en ook de ontsluiting op de straat/openbare ruimte georiënteerd zijn. Het betreffende pand is zowel aan de zijde van de Achterstraat als aan de Gervenhof op de openbare ruimte georiënteerd. De bestaande entree voor de kantoren kan dus ook voor de woningen gebruikt worden.

Inspraakreactie van [Inspreker 6] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
Inspreker 6 vraagt om het bouwblok van de woning Brinkstraat 34 in verband met nieuwbouwplannen te wijzigen. Het huidige bouwblok biedt onvoldoende mogelijkheden om de nieuwbouw in te passen. De voorgevel van de nieuwe woning komt in het snijpunt te liggen van de belendende woningen Brinkstraat 30 en 36. Ten opzichte van de bestaande woning komt het nieuwe woonhuis ca 2 m naar voren.

Beantwoording
De nieuwe woning houdt het gemiddelde van de bestaande rooilijnen aan en blijft nog achter de woning Brinkstraat 30 en maakt geen inbreuk op zichtlijnen.
Uit stedenbouwkundig oogpunt wordt de nieuwe situatie acceptabel geacht. Het nieuwe bouwplan zal op de verbeelding worden ingepast.

Inspraakreactie van [Inspreker 7] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
Inspreker 7 heeft geconstateerd, dat het pand (woonhuis) Weverstraat 3 ("Kleintje Pils") niet in het bestemmingsplan is opgenomen.

Hij verzoekt om dit pand alsnog op te nemen door middel van een bouwblok. Hij verzoekt tevens om het bouwblok ten opzichte van de regeling in het geldende meters naar achteren teleggen, waardoor het bestaande woonhuis in zijn geheel binnen het bouwblok komt te liggen en er bij nieuwbouw de bestaande parkeergelegenheid voor dit pand zoveel mogelijk gehandhaafd kan worden.

Beantwoording
Het bestaande woonhuis is abusievelijk niet op de verbeelding vermeld door middel van een bouwblok.
Uit stedenbouwkundig oogpunt is het verder aanvaardbaar om het bouwblok ten opzichte van het geldende bestemmingsplan naar achteren te leggen. De verbeelding zal worden aangepast.

Inspraakreactie van [Inspreker 8] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
Algemeen
Inspreker 8 mist in het plan de vraagstelling: "Hoe aantrekkelijk is Putten voor de Puttenaren en toeristen na sluitingstijd van de winkels en op zondag?". Putten is op deze tijdstippen uitgestorven. Hij pleit voor meer horecagelegenheden bij elkaar die ook op de uren dat de winkels gesloten zijn open zijn.

Nieuwbouw Brinkstraat
Verder is Inspreker 8 van mening, dat de geplande nieuwbouw aan de Brinkstraat veel te hoog is. Deze nieuwbouw staat op gespannen voet met wat hierover in de Inbreidingsnota is opgenomen.

Parkeren
Een aspect dat weinig aandacht krijgt is de parkeersituatie. Door het voornemen om meer winkels en horeca toe te laten, het invoeren van autovrije gebieden en de toekomstige bebouwing aan de Brinkstraat/Koesteeg zal er meer behoefte ontstaan aan parkeerplaatsen voor langparkeerders en voor de bezoekers van de winkels en horecagelegenheden Dit zal ook gevolgen hebben voor de parkeersituatie aan de Brinkstraat. In het plan is onvoldoende voorzien, dat het parkeren zich ook zal verplaatsen naar de Spoorstraat en de Van Haersma de Withstraat.

Beantwoording
Algemeen
In de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan worden allerlei handreikingen gedaan, waaronder ook de versterking van de woonfunctie en de kwaliteit van de horeca-voorzieningen, om de aantrekkelijkheid van het dorpscentrum te vergroten.
Voor het centrumgebied heeft de gemeente de voorkeur om horecagelegenheden zoveel mogelijk te clusteren in een beperkt aantal concentratiegebieden. Los hiervan kunnen her en der verspreidde restaurants, lunchrooms en brasseriën bijdragen aan de verblijfskwaliteit van het centrumgebied. Het zelfde geldt voor de ontwikkeling van een aantal terrasgebieden.
Uitgangspunt is wel, dat er geen nieuwe nachthoreca en specifieke horecagelegenheden voor jongeren in het centrum bijkomen.

Nieuwbouw Brinkstraat
In 2009 en 2010 heeft het college een vrijstellings- en projectbesluit genomen voor de nieuwbouw aan de Brinkstraat. In de beantwoording van de hiertegen namens Inspreker 8 ingediende zienswijzen is uitvoerig ingegaan op zijn bezwaren hiertegen.
In het kader van de inspraakprocedure volstaat de gemeente met daarnaar te verwijzen. Tegen de vrijstelling en het projectbesluit heeft Inspreker 8 beroep ingesteld bij de rechtbank.

Parkeren
In de toelichting op het voorontwerpbestemmingsplan is uitvoerig ingegaan op de parkeersituatie in het centrum. Uit onderzoek is gebleken, dat het centrum over voldoende parkeerplaatsen beschikt. Wel varieert de verkeersafwikkeling van de verschillende parkeerplaatsen. Hierdoor ontstaat op enkele plaatsen periodiek een toename. Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden, dat er voldoende parkeerplaatsen komen.
In het vrijstellings- en het projectbesluit voor de nieuwbouw aan de Brinkstraat is uitvoerig ingegaan op de specifieke parkeersituatie in dat gebied in samenhang met het nieuwbouwplan. Er wordt geen knelpunt verwacht. Het is niet aannemelijk, dat bijvoorbeeld de parkeerdruk aan de Van Haersma de Withstraat zal toenemen. De gemeente volstaat met daarnaar te verwijzen.

Inspraakreactie van [Inspreker 9] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
Bestemming Kerkplein 7
Inspreker 9 vraagt om de horecamogelijkheden voor de eerste verdieping, zoals die in het geldende bestemmingsplan zijn opgenomen te handhaven. De exploitant heeft plannen om de eerste verdieping boven restaurant De Marktmeester aan het Kerkplein bij de bedrijfsvoering te betrekken.

Bestemming Achterstraat 1
Het tweede deel van de reactie van Inspreker 9 gaat over de invulling van het achterterrein van het perceel Achterstraat 1. Het blijkt erg lastig om het eerder overeengekomen woningbouwproject financieel rond te krijgen. Zijn voorkeur gaat nu uit naar één of twee woningen geschakeld op de achterzijde en één of twee woningen in het bestaande pand op de eerste en tweede etage

Beantwoording
Bestemming Kerkplein 7
In het geldende bestemmingsplan "Centrum 1990" zijn alleen voor detailhandel boven de begane grond bouwlaag beperkingen opgenomen. Zo is de bovenverdieping van het pand Dorpsstraat 47 (Fat Alice) ook als restaurant in gebruik.
Besloten is om de bestaande restaurants die op de bovenverdieping gevestigd zijn bij recht te regelen en voor de overige gevallen een ontheffingsmogelijkheid in het bestemmingsplan op te nemen. Gelet op de openingstijden van restaurants (vooral 's avonds) heeft dit geen nadelige gevolgen voor de parkeerdruk in het centrum.

Bestemming Achterstraat 1
Het achterterrein van de locatie Achterstraat 1 is één van de ontwikkelingslocaties in het centrum. Ten behoeve van deze locatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die voorziet in maximaal acht woningen. De voorwaarden waaronder de wijzigingsbevoegdheid mag worden toegepast, verzet zich in principe niet tegen een wijziging van de plannen, zoals nu aangevraagd door Inspreker 9.
De wijzigingsbevoegdheid is vrij globaal omschreven. Zo mag de bestemming worden gewijzigd voor maximaal acht woningen en mag deze maximaal uit twee bouwlagen bestaan. Minder woningen mag dus volgens het voorontwerpbestemmingsplan ook.
Uitgangspunt blijft echter, dat de woningen op het achterterrein dienen te passen binnen het Kwalitatieve woningbouwprogramma (KWP).

Inspraakreactie van [Inspreker 10] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
De eigenaar van dit kantoor verzoekt om het bestemmingsplan zodanig te wijzigen, dat kantoren zijn toegestaan op de bovenverdiepingen van gebouwen die gevestigd zijn binnen de bestemmingen "Centrum"en "Gemengd".

Beantwoording
De bestaande kantoren boven de begane grond bouwlagen binnen de bestemmingen "Centrum" en "Gemengd" worden bij recht geregeld en in de regels wordt een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor het toelaten van nieuwe kantoren op de boven de begane grond bouwlaag gelegen bouwlagen.

Inspraakreactie van [Inspreker 11] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
Op de verbeelding van het voorontwerpbestemmingsplan staat een kleiner bouwblok voor dit horecabedrijf (Partycentrum de Huifkar) dan in het geldende bestemmingsplan.
Verder mag er alleen een bedrijfswoning worden gebouwd boven de eerste bouwlaag, dit is ook een beperking in vergelijking met het geldende bestemmingsplan.

Beantwoording
Voor het voorontwerpbestemmingsplan "Putten Centrum" is de bestaande situatie uitgangspunt. Het plan is in essentie een conserverend bestemmingsplan.
Bij de opstelling van het ontwerpbestemmingsplan is het niet de bedoeling geweest om geldende bouw- en gebruiksmogelijkheden te beperken.
Te tegemoetkoming aan de inspraakreactie wordt voorgesteld, dat het huidige bouwblok en de bouwmogelijkheden en ook terreininrichting (parkeerplaats) uitgangspunt zijn voor de verbeelding.

Inspraakreactie van [Inspreker 12] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
Inspreker 12 heeft een uitgebreide inspraakreactie geschreven, waarin behalve op een aantal beleidsmatige aspecten ook op detailonderdelen wordt ingegaan.
Algemeen
Door de grote mate van behoudendheid, blijven vele kansen liggen. De stimulans die met name van groenbestemmingen uit kan gaan, wordt op veel plekken gemist.

Multi Functioneel Plein
Als gevolg van de mogelijke bouw van een MFC bij het gemeentehuis ontstaan er kansen om het plein her in te richten. Door een duidelijk onderscheid te maken in één parkeer/evenementen plein, een heldere ontsluiting en verder brede stoepen en het toevoegen van gebouwen kan het plein een meerwaarde krijgen voor het centrum. Maar daarnaast ook een betere veiligheid bij zomerfeesten.
Inspreker 12 heeft dit in een aantal varianten uitgewerkt, waarnaar op deze plaats wordt verwezen.

Bestemmen paden en stegen voor verkeersdoeleinden
Inspreker 12 pleit er voor om stegen en paden voor verkeersdoeleinden te bestemmen, Voor behoud van doorsteekjes en dorpskarakter zijn deze steegjes van groot belang. Zo verdient bijvoorbeeld de loop van de oude Spoorstraat een vastlegging in het bestemmingsplan.

Groen voor bedrijven, kantoren e.d.
Inspreker 12 pleit ervoor om de gronden voor kantoren, bedrijven e.d. voor tuin of groen te bestemmen.

Inleveren groen
Inspreker 12 vindt het jammer, dat in het centrum zoveel groen wordt ingeleverd. Voortuinen verdwijnen en rooilijnen schuiven op.

Erf- en tuinbestemmingen
Het is Inspreker 12 opgevallen, dat sommige wonen veel voortuin hebben en weinig erf. Wat meer gelijkheid in bouwmogelijkheden lijkt hem beter dan te strakke grenzen rond bestaande bebouwing.

Bestemmen parkeervakken Gervenhof achter het winkelpand aan de Gervenhof
Het achterste gedeelte van het voormalige perceel van Blankespoor dient binnen de bestemming "Verkeersdoeleinden" te worden gebracht.

Bestemming Engweg 57-57-a
Het vloerenhuis aan de Engweg 57-57-a is voor Horeca bestemd.

Bestemming Kerkstraat 45-51
Afgelopen jaar is voor dit perceel een bouwvergunning verleend voor zorgwoningen. Deze zijn nog niet opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan.

Bestemming schuur aan de Papiermakerstraat 3
Inspreker 12 vraagt zich af waarom een schuur op het perceel Papiermakerstraat 3 voor "Wonen" bestemd is.

Bestemming tuinen aan de Papiermakerstraat
Aan de oostzijde van de Papiermakerstraat is een aantal tuinen voor verkeersdoeleinden bestemd.

Ontbreken aanduidingen
Bij sommige woningen ontbreekt de aanduiding op de verbeelding of loopt de begrenzing niet goed.

Bestemming Achterstraat 23-25
De erker van de woning dient binnen de aanduiding karakteristiek te worden gebracht.
Op de verbeelding staat dit pand abusievelijk als een vrijstaande woning aangegeven. Het is al zo'n 85 jaar een dubbel woonhuis.
Inspreker 12 vraagt om het achterste gedeelte van de tuin binnen de bestemming "Wonen" te brengen en aan het openbare pad een verkeersbestemming te geven, hetgeen meer recht doet aan de huidige situatie.

Beantwoording
Algemeen
Voorafgaand aan het voorliggende voorontwerpbestemmingsplan is een "Nota van uitgangspunten" (centrumvisie) opgesteld. Deze centrumvisie is gericht op het geven van antwoorden op vragen als "waardoor wordt het centrum gekenmerkt" en "welke problemen doen er zich voor", "welke sterke en zwakke punten zijn er "en "welke perspectieven bestaan er". Samen met de "Nota van uitgangspunten" die integraal in de plantoelichting is opgenomen, moet het bestemmingsplan het beleid gaat vormen voor het centrum waarin op heldere wijze de aspecten beheer, herstructurering en intensivering gecombineerd worden.
Putten karakteriseert zich vanwege de "groene" uitstraling van de omgeving van het dorp en de ligging aan de rand van het bos. De gemeente is het met Inspreker 12 eens, dat het centrum van Putten deze karakteristiek mist en zich hierdoor kenmerkt als een "versteend" centrum. Om aansluiting te vinden op de groene omgeving zal, als onderdeel van op te stellen integraal herinrichtingsplan, onderzocht worden welke structurerende groenelementen in het dorp (terug)gebracht kunnen worden.
Binnen de bestemming "Centrum, "Verkeer" en "Verkeer - Verblijfsgebied” is het mogelijk om groenvoorzieningen te realiseren. Het toevoegen van een "groene" karakteristiek aan het centrum is hierdoor goed uitvoerbaar.


Multi Functioneel Plein
In de Centrumvisie is opgenomen, dat er onderzoek zal worden verricht naar de herinrichting van het Fontanusplein en de bouw van een Multi functioneel centrum bij het gemeentehuis. De bouw van een multi functioneel centrum bij het gemeentehuis is voorlopig van de baan.
Het Fontanusplein en Kerkplein hebben in het bestemmingsplan de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" gekregen. Binnen deze bestemming kan de Papiermakerstraat behouden blijven. Het opstellen van terrassen is geregeld middels het gemeentelijke terrassenbeleid en is dus niet relevant voor het bestemmingsplan.
Als onderdeel van het op te stellen totaal herinrichtingsplan voor het centrum zal ook onderzocht worden op welke wijze ook de kwaliteiten van het plein nog beter tot zijn recht kunnen komen.

Bestemmen paden en stegen voor verkeersdoeleinden
Wegen met een functie voor het doorgaande verkeer zijn in het voorontwerpbestemmingsplan bestemd als "Verkeer". Alle overige wegen in het plangebied zijn bestemd tot "Verkeer - verblijfsgebied. De parkeerterreinen hebben eveneens deze bestemmingen gekregen.
Niet structurele paden en paden waarvan de eigendom, het beheer en onderhoud niet bij de gemeente liggen, zijn in het algemeen binnen de andere bestemmingen gebracht. Dit doet echter niet af , dat deze paden een bepaalde kwaliteit aan het gebied toevoegen.

Groen voor bedrijven, kantoren e.d.
Binnen alle bestemmingen is het mogelijk om groenvoorzieningen te realiseren. In de meeste situaties waar dit zich echter voordoet, zijn de voorterreinen in gebruik ten behoeve van de hoofdfunctie, o.a. parkeren.

Inleveren groen
Voor de als "Wonen" bestemde gronden zijn veelal stroken met de bestemming "Tuin"opgenomen.

Erf- en tuinbestemmingen
Deze opmerking is in tegenspraak met de eerdere reactie over het inleveren van groen.

Bestemmen parkeervakken Gervenhof achter het winkelpand aan de Gervenhof
De parkeervakken achter het winkelpand aan de Gervenhof zijn binnen de bestemming “Verkeer – verblijfsgebied” gebracht.

Bestemming Engweg 57-57-a
De bestemming van dit perceel is aangepast van “Horeca” naar “Detailhandel”.

Bestemming Kerkstraat 45-51
Deze in aanbouw zijnde zorgwoningen zijn in het ontwerpbestemmingsplan meegenomen.

Bestemming schuur aan de Papiermakerstraat 3
Deze "schuur is ook in het geldende bestemmingsplan evenals in het daaraan voorafgaande bestemmingsplan Centrum uit 1974 al voor woondoeleinden bestemd. Uit planologisch oogpunt is het aanvaardbaar om deze karakteristieke "schuur" tot woning te verbouwen.

Bestemming tuinen aan de Kelnarijstraat
In het ontwerpbestemmingsplan zal aan deze gronden de bestemming "Tuin" worden gegeven.

Ontbreken aanduidingen
De verbeelding is op dit onderdeel nog eens zorgvuldig nagelopen en daar waar nodig aangepast.

Bestemming Achterstraat 23-25
De bestaande erker is binnen de aanduiding "karakteristiek" gebracht. Verder is de aanduiding veranderd tweeaaneen.
Het is aanvaardbaar om het achterste gedeelte van zijn tuin ook binnen de bestemming "Wonen" te brengen. Het daarnaast gelegen pad dat bij de woningen Molenstraat 30-40 hoort, is echter te beschouwen als een niet structureel pad en daarom bestemd voor "Tuin".

Inspraakreactie van [Inspreker 13] te [Putten]
Inhoud van de inspraakreactie
Inspreker ervaart de aan het perceel Kerkstraat 90 gegeven bestemming “Detailhandel” voor de door hem beoogde ontwikkelingen als te knellend.
In de reactie wordt verwezen naar overleg, dat inspreker in 2005 gehad heeft met toenmalig wethouder Fabriek over mogelijke ontwikkelingen aan de Kerkstraat, waarbij boven een nieuw te realiseren winkelpand een aantal appartementen zou worden opgericht.
De gedachten gaan uit naar een bouwwerk van drie lagen, met op de begane grond winkelruimte en optioneel woningen. Om dit te realiseren is in elk geval aanpassing van de bouwregels en de toegestane goot/nokhoogte van het bestemmingsplan noodzakelijk. Gedacht wordt aan een gemengde bestemming.

Beoordeling
Algemeen.
Naar aanleiding van het bedoelde overleg heeft de gemeente in 2005 aan de adviseur laten weten, dat het verzoek betrokken zou worden bij de opstelling van het nieuwe bestemmingsplan voor het dorpscentrum. Dit heeft er echter niet toe geleid om aan het betrokken perceel een gemengde bestemming te geven. In het voorontwerpbestemmingsplan is aan het perceel Kerkstraat 90 de bestemming “Detailhandel” toegekend. Binnen dit bestemmingsvlak staat een bouwvlak aangegeven met een maximum goot- en nokhoogte van 5 m en 8 m.

In het voorontwerpbestemmingsplan is binnen de bestemming “Detailhandel” de functie wonen boven de begane grond bouwlaag onbeperkt toegestaan. Na afloop van de inspraakprocedure is besloten om de woonfunctie binnen de bestemming “Detailhandel” te beperken tot één woning, c.q. het bestaande aantal woningen.

Woningbouwcijfers
Eind vorig jaar is de gemeente geconfronteerd met tegenvallende woningbouwcijfers, dit als gevolg van een uit provinciaal en regionaal onderzoek gebleken verminderde woningbehoefte op de Noord Veluwe. Voor de gemeente Putten komt dit er op neer, dat er tot 2020 ca 550 woningen gebouwd mogen worden. Er zijn op dit moment echter al harde plannen voor bijna 600 woningen. De totale planvoorraad (harde en zachte plannen) in onze gemeente bedraagt momenteel ca 1000 woningen. In deze aantallen is geen rekening gehouden met een woningbouwontwikkeling op de locatie aan de Kerkstraat. Dit komt erop neer, dat als aan het verzoek meegewerkt wordt dit ten koste gaat van andere plannen. Daarnaast kunnen, hoewel de locatie aan de binnenring ligt, vraagtekens gezet worden bij de toegevoegde stedenbouwkundige waarde van een grootschalige ontwikkeling op deze locatie. De locatie heeft veel meer een relatie met het dorpse karakter van de Kerkstraat dan met de Engweg. De inspraakreactie geeft geen aanleiding om in het ontwerpbestemmingsplan een appartementenontwikkeling op deze locatie mogelijk te maken.

7.3 Resultaten Ontwerp-terinzagelegging

Het ontwerp van het bestemmingsplan Putten Centrum heeft, tezamen met de daarbij behorende bijlagen, vanaf 30 september 2010 tot en met 11 november 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Van deze ter visielegging is openbare kennisgeving gedaan aan het begin van bovengenoemde termijn. Gedurende de periode van ter visielegging kon een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp-bestemmingsplan kenbaar maken.

De indieners van de zienswijzen zijn in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen mondeling toe te lichten tijdens hoorzittingen die op maandagmiddag 20 december 2010 zijn gehouden. Deze hoorzittingen werden gehouden onder voorzitterschap van de portefeuillehouder ruimtelijke ordening en werden bijgewoond door een lid van de raadscommissie voor Ruimtelijke Zaken.

Ontvangen schriftelijke zienswijzen
In totaal zijn er vijf zienswijzen (vier schriftelijk en één mondeling) ingediend tegen de inhoud van het ontwerp-bestemmingsplan. De zienswijzen zijn tijdig en correct ontvangen en derhalve ontvankelijk. In de 'Samenvatting en beoordeling zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Putten Centrum' zijn de ingediende zienswijzen kort samengevat en is een beoordeling c.q. beantwoording gegeven. Het verslag van de hoorzittingen alsmede de samenvatting en beoordeling van de zienswijzen zijn als bijlagen bij het Vaststellingsbesluit gevoegd.

Anonimiseringsverplichting
In de digitale/elektronische versie van de commentaarnota, evenals het raadsvoorstel en het vaststellingsbesluit, zijn de NAW-gegevens (Naam, Adres en Woonplaats van de indiener) verwijderd/onleesbaar gemaakt. Dit weglaten van de NAW-gegevens van ingediende zienswijzen -de 'anonimiseringsverplichting'- vloeit voort uit de Wet bescherming persoonsgegevens. Daarin is bepaald dat NAW-gegevens van natuurlijke personen niet elektronisch beschikbaar mogen komen.
Om praktische redenen zijn alle zienswijzen op de hiervoor aangegeven wijze 'ge-anonimiseerd', dus niet alleen die waarvan zonder meer al duidelijk is dat het 'natuurlijke personen' zijn.

Alleen bij de 'papieren' versie van de 'Samenvatting en beoordeling zienswijzen ontwerpbestemmingsplan Putten Centrum' zijn de NAW-gegevens zichtbaar.

Ambtshalve wijzigingsvoorstellen
Sinds het ontwerpbestemmingsplan in procedure is gebracht, heeft er een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden en zijn er nog enkele zaken naar voren gekomen die aanpassing behoeven.
Verwezen wordt naar het raadsvoorstel en de bijlagen bij het Vaststellingsbesluit.

Besluit tot vaststelling
Het bestemmingsplan Putten Centrum is op 7 april 2011 door de gemeenteraad van Puttengewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar de tekst van het Vaststellingsbesluit.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en laat geen ontwikkelingen toe. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen financiële gevolgen voor de gemeente. De economische uitvoerbaarheid hoeft daarom niet verder aangetoond te worden.

Voor de ontwikkelingen is in het kader van het bestemmingsplan uitgegaan van de bestaande situatie. De uitvoering van de plannen zoals die zijn opgenomen in de Nota van Uitgangspunten is vooralsnog niet aan de orde. Er worden door de gemeente geen kosten gemaakt en binnen het kader van het bestemmingsplan kan een bouwvergunning voor de toegelaten functies worden verleend.

Indien het herontwikkelen van dit gebied aan de orde komt, staat de gemeente een faciliterend grondbeleid voor. Dit houdt in dat de gemeente de voorwaarden schept die herontwikkeling van dit project door een particuliere ontwikkelaar mogelijk maakt.
De grondpositie, die de gemeente heeft binnen het project, brengt zij in in de ontwikkeling. Dit gebeurt tegen een marktconforme prijs waarbij overgedragen wordt in de huidige staat. De eventueel te maken kosten kunnen met behulp van een exploitatieplan worden verhaald. De economische uitvoerbaarheid is hiermee verzekerd.

Hoofdstuk 9 Handhaving

Het is van groot belang dat de gemeente toezicht houdt op de naleving van het bestemmingsplanbeleid. Daarom dienen de voorschriften van het nieuwe bestemmingsplan consistent te worden gehandhaafd.

Handhaving bestaat uit drie fasen:

  • handhaving start bij het bieden van de noodzakelijke informatie. Immers: onbekend maakt onbemind;
  • bij concrete overtredingen zal primair in overleg worden getracht om tot een oplossing te komen;
  • als het minnelijk overleg niet tot het gewenste doel leidt, zal feitelijk optreden onontkoombaar zijn. De gemeente zal dan een keuze maken uit het opleggen van een dwangsom of het uitvoeren van bestuursdwang.

De handhavingsprocedure
Handhaving vindt plaats aan de hand van controles. Deze vinden op verschillende manieren en momenten plaats:

  • nadat een bouwaanvraag bij de gemeente is ingediend, wordt de plaatselijke situatie gecontroleerd;
  • via controle achteraf op verleende bouwvergunningen;
  • via controles vanaf de openbare weg, via luchtfoto's en aan de hand van klachten/meldingen van burgers.

Zodra er een overtreding is geconstateerd zal worden nagegaan of er een oplossing (legalisatie) mogelijk is. Kan geen vergunning worden verleend (bijvoorbeeld de overtreding is in strijd met het bestemmingsplan of de welstandseisen) dan vindt een gesprek plaats tussen de overtreder en de gemeente. De bedoeling van dit gesprek is om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Zo nodig treedt de gemeente op en kan er een dwangsom of bestuursdwang worden toegepast.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)

AFSTANDEN IN METERS INDICES
SBI-CODE OMSCHRIJVING GEUR STOF GELUID GEVAAR CATEGORIE VERKEER BODEM LUCHT
Tabel 1: Bedrijven
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 10 50 10 3.1 2
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 10 30 10 2 1
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 30 10 50 10 3.1 2
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 10 30 10 2 1
0162 KI-stations 30 10 30 0 2 1
03 VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0312 Binnenvisserijbedrijven 50 0 50 10 3.1 1
032 Vis- en schaaldierkwekerijen
032 - visteeltbedrijven 50 0 50 0 3.1 1
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101, 102 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 50 R 3.2 2
101 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 0 100 50 R 3.2 2
101 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 50 0 50 30 3.1 1
101 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 0 50 10 3.1 1
101, 102 - loonslachterijen 50 0 50 10 3.1 1
108 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 0 50 10 3.1 2
102 Visverwerkingsbedrijven:
102 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 10 50 30 3.2 1
102 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 3.1 1
1031 Aardappelprodukten fabrieken:
1031 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 10 50 50 R 3.1 1
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1032, 1039 - jam 50 10 100 10 3.2 1
1032, 1039 - groente algemeen 50 10 100 10 3.2 2
1032, 1039 - met koolsoorten 100 10 100 10 3.2 2
1051 Zuivelprodukten fabrieken:
1051 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 50 R 3.2 2
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 50 R 3.2 2
1052 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 2 1
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 10 2 1
1071 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100 30 3.2 2
1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 30 3.2 2
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 30 50 30 3.2 2
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
10821 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 R 3.2 2
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 3.1 2
1083 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 - theepakkerijen 100 10 30 10 3.2 2
1089 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 3.2 2
110102 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 0 2 1
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 3.2 3
13 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 3.2 2
132 Weven van textiel:
132 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 3.2 2
133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 3.1 2 B
139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 3.1 1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 3.1 1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 3.1 1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 2 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 3.1 1 B L
15 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 3.1 2
152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 3.1 2
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 3.2 2
16102 Houtconserveringsbedrijven:
16102 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 3.1 2 B
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 3.2 3 B
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout² 0 30 100 0 3.2 2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² 0 30 50 0 3.1 1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 2 1
17 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712 Papier- en kartonfabrieken:
1712 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 30 R 3.1 1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 30 R 3.2 2
17212 Golfkartonfabrieken:
17212 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 30 R 3.2 2
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 10 3.2 3 B L
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 3.2 3 B
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 2 1 B
1814 Grafische afwerking 0 0 10 0 1 1
1814 Binderijen 30 0 30 0 2 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 2 2 B
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 2 2 B
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 1 1
19 AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202 Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 3.2 2 B L
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2120 Farmaceutische produktenfabrieken:
2120 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 3.1 2 B L
2120 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 2 2
2052 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 3.2 3 B L
205902 Fotochemische produktenfabrieken 50 10 100 50 R 3.2 3 B L
205903 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 3.1 3 B
22 VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221102 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 - vloeropp. < 100 m² 50 10 30 30 3.1 1
2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 3.2 1
222 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 30 50 30 3.1 2
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
231 Glasfabrieken:
231 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 3.2 1 L
231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 3.1 1
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 2 1 L
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 3.2 2 L
23612 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 3.2 2
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 3.2 2
2363, 2364 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 10 3.2 3
2365, 2369 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2365, 2369 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 3.2 2
237 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 3.2 1
237 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 10 30 50 0 3.1 1
2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 3.1 1
2399 Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 3.2 2
25, 31 VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
251, 331 Constructiewerkplaatsen
251, 331 - gesloten gebouw 30 30 100 30 3.2 2 B
251, 331 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² 30 30 50 10 3.1 1
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 3.2 2 B
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² 30 30 50 10 3.1 1 B
2561, 3311 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 - algemeen 50 50 100 50 3.2 2 B L
2561, 3311 - metaalharden 30 50 100 50 3.2 1 B
2561, 3311 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 3.2 2 B L
2561, 3311 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 3.2 2 B L
2561, 3311 - thermisch verzinken 100 50 100 50 3.2 2 B L
2561, 3311 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 3.2 2 B L
2561, 3311 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 3.2 2 B
2561, 3311 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 3.2 2 B
2561, 3311 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 3.2 2 B
2561, 3311 - emailleren 100 50 100 50 R 3.2 1 B L
2561, 3311 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 3.2 2 B
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 3.2 1 B
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m² 10 30 50 10 3.1 1 B
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 3.2 2 B
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² 30 30 50 10 3.1 1 B
27, 28, 33 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
27, 28, 33 - p.o. < 2.000 m² 30 30 100 30 3.2 2 B
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 2 1
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 3.2 2 B L
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 2 1
26, 33 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 30 0 50 30 3.1 2 B
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 3.1 1 B
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 2 1
29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 3.2 2
30 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 - houten schepen 30 30 50 10 3.1 2 B
301, 3315 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 3.2 2 B
302, 317 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
302, 317 - algemeen 50 30 100 30 3.2 2 B
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 3.2 2 B
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 3.2 2 B
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 Meubelfabrieken 50 50 100 30 3.2 2 B
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 0 10 10 0 1 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 2 1 B
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 2 2
323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 3.1 2
324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 3.1 2
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 2 1
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 3.1 2
35 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 bio-energie-installaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
35 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 50 100 30 R 3.2 2 L
35 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 50 100 30 R 3.2 2 L
35 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 - < 10 MVA 0 0 30 10 2 1 B
35 - 10 - 100 MVA 0 0 50 30 3.1 1 B
35 - 100 - 200 MVA 0 0 100 50 3.2 1 B
35 Gasdistributiebedrijven:
35 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 0 0 10 10 1 1
35 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 10 2 1
35 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 50 50 R 3.1 1
35 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 - stadsverwarming 30 10 100 50 3.2 1
35 - blokverwarming 10 0 30 10 2 1
35 windmolens:
35 - wiekdiameter 20 m 0 0 100 30 3.2 1
36 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
36 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 30 3.1 1
36 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 - < 1 MW 0 0 30 10 2 1
36 - 1 - 15 MW 0 0 100 10 3.2 1
41,
42, 43
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 3.2 2 B
41, 42, 43 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 3.1 2 B
41, 42, 43 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 10 30 50 10 3.1 2 B
41, 42, 43 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 2 1 B
45, 47 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 2 2 B
451 Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 10 10 100 10 3.2 2
45204 Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 3.2 1
45204 Autobeklederijen 0 0 10 10 1 1
45204 Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 3.1 1 B L
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 2 3
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 2 1
46 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 1 1
4621 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 50 30 R 3.1 2
4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 2 2
4623 Grth in levende dieren 50 10 100 0 3.2 2
4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 3.1 2
46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen 30 10 30 50 R 3.1 2
4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 3.1 2
4634 Grth in dranken 0 0 30 0 2 2
4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 2 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 2 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 2 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 2 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 2 2
46711 Grth in vaste brandstoffen:
46711 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 3.1 2
46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 3.2 2 B
46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 3.2 2
4673 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. > 2000 m² 0 10 50 10 3.1 2
4673 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 2 1
46735 zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. > 200 m² 0 30 100 0 3.2 2
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 2 1
4674 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 3.1 2
4674 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 2 1
46751 Grth in chemische produkten 50 10 30 100 R 3.2 2 B
46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 2 1
4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 2 2
4677 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 10 30 100 30 3.2 2 B
4677 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 10 10 50 10 3.1 2 B
4677 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 10 30 100 10 3.2 2 B
4677 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 10 10 50 10 3.1 2 B
466 Grth in machines en apparaten:
466 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 3.2 2
466 - overige 0 10 50 0 3.1 2
466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 2 2
47 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 0 0 50 0 3.1 2
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 1 1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 10 2 1
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 0 30 0 2 2
493 Touringcarbedrijven 10 0 100 0 3.2 2
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 0 0 100 30 3.2 3
494 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 0 0 50 30 3.1 2
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 10 2 1 B
52 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52242 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
52242 - stukgoederen 0 10 100 50 R 3.2 2 B
52102, 52109 Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 50 R 3.1 2
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 10 2 2
5221 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 0 2 3 L
5221 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 30 3.2 2
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 0 2 2
61 Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 0 1 1
61 zendinstallaties:
61 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 100 3.2 1
61 - FM en TV 0 0 0 10 1 1
61 - GSM en UMTS-steunzenders (indien omgevingsvergunningplichtig) 0 0 0 10 1 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 2 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 3.1 2
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 3.1 2 B
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 2 2
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Computerservice- en informatietechnologiebureau's e.d. 0 0 10 0 1 1
58, 63 Datacentra 0 0 30 0 2 1
72 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 2 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 1 1
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 3.1 1 B
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 10 2 2 B
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 1 2
86 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8891 Kinderopvang 0 0 30 0 2 2
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
3700 rioolgemalen 30 0 10 0 2 1
381 Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 3.1 2
381 Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 3.1 2 B
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - kabelbranderijen 100 50 30 10 3.2 1 B L
382 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 3.1 1 L
382 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 3.2 1 B L
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 2 1 B L
382 Composteerbedrijven:
382 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 3.2 2 B
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 10 2 2
931 Skelter- en kartbanen, in een hal 10 0 50 10 3.1 2
931 Sportscholen, gymnastiekzalen 0 0 30 0 2 2
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 30 3.1 2
96011 Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 3.1 2 L
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 2 2 B L
96013 Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 2 1
96013 Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 1 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 1 1
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 0 2 1
9609 Dierenasiels en -pensions 30 0 100 0 3.2 1
9609 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 0 0 10 0 1 1
Tabel 2: Opslagen en installaties
0 OPSLAGEN
1 butaan, propaan, LPG (in tanks):
1 - bovengronds, < 2 m³ - - - 30 2 -
1 - bovengronds, 2 - 8 m³ - - - 50 3.1 -
1 - bovengronds, 8 - 80 m³ - - - 100 3.2 -
1 - ondergronds, < 80 m³ - - - 50 3.2 -
2 niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld - - - 50 3.1 -
3 brandbare vloeistoffen (in tanks):
3 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 - - 10 1 - B
3 - bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m³ 10 - - 50 3.1 - B
3 - bovengronds, K1/K2-kl.: 10 - 1000 m³ 30 - - 100 3.2 - B
3 - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ 10 - - 10 2 - B
3 - bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 m³ 30 - - 50 3.1 - B
4 Overige gevaarlijke stoffen in tanks:
4 - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO 10 - - 10 1 -
4 - overige opslagen onder drempelwaarde BRZO 30 - - 50 3.1 -
5 Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen:
5 - kleine hoeveelheden < 10 ton - - - 10 1 -
5 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog
beschermingsniveau
- - - 30 2 -
6 ontplofbare stoffen en munitie:
6 - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 10 1 -
6 - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 30 2 -
8 kunstmest, niet explosief - 50 - 30 D 3.1 -
11 INSTALLATIES
12 gasflessenvulinstallaties (butaan, propaan) 10 0 30 100 3.2 2
13 laadschoppen, shovels, bulldozers 30 30 50 10 3.1 1
14 laboratoria:
14 - chemisch / biochemisch 30 0 30 10 D 2 1
14 - medisch en hoger onderwijs 10 0 30 10 2 1
15 luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel 10 0 10 0 1 1
16 keukeninrichtingen 30 0 10 0 2 1
17 koelinstallaties freon ca. 300 kW 0 0 50 0 3.1 1
18 koelinstallaties ammoniak < 400 kg 0 0 30 10 2 1
19 koelinstallaties ammoniak > 400 kg 0 0 50 50 3.1 1
20 total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW 10 0 50 10 3.1 1
21 afvalverbrandingsinstallatie, kleinschalig 100 50 50 30 D 3.2 1 L
22 noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking 10 0 30 10 D 2 1
23 verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens 50 30 50 30 3.1 1 L
24 vorkheftrucks met verbrandingsmotor 10 10 50 0 3.1 1
25 vorkheftrucks, elektrisch 0 10 30 0 2 1
26 transformatoren < 1 MVA 0 0 10 10 1 1
28 vatenspoelinstallaties 50 10 50 30 3.1 1 B
29 hydrofoorinstallaties 0 0 30 0 2 1
30 windmolens:
31 - wiekdiameter 20 m 0 0 100 30 3.2 1
31 stookinstallaties>900kW thermisch vermogen:
32 - gas, < 2,5 MW 10 0 30 10 2 1
32 - gas, 2,5 - 75 MW 30 0 50 30 3.1 1
32 - olie, < 2,5 MW 30 0 30 10 2 1
32 - olie, 2,5 - 75 MW 30 10 50 30 3.1 1
32 - kolen, 2,5 - 75 MW 30 100 100 30 3.2 1 L
32 stoomwerktuigen 0 0 50 30 D 3.1 1
33 luchtcompressoren 10 10 30 10 D 2 1
34 liftinstallaties 0 0 10 10 1 1
35 motorbrandstofpompen zonder LPG 30 0 30 10 2 2 B

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:

  1. 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
  2. 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties.
Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)

Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing