KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel
1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie En Ontwikkelingen
3.1 Bestaande Situatie
3.2 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden Voor Ontwikkelingen
4.1 Milieu
4.2 Archeologie
4.3 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Opzet Bestemmingsplan
5.2 Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Verkeerskundige Analyse
Bijlage 2 Quickscan Ecologie
Bijlage 3 Voortoets Stikstofdepositie
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Bodemkwaliteitverklaring
Bijlage 6 Luchtkwaliteit Nibm-tool
Bijlage 7 Notitie Watertoets
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 9 Zienswijzennota Bestemmingsplan Kraakweg

Kraakweg

Bestemmingsplan - Gemeente Putten

Vastgesteld op 31-10-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kraakweg met identificatienummer NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01 van de gemeente Putten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bestaande bebouwing:

legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;

1.6 bestaand gebruik:

het legale gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.11 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.12 peil:

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst;
  • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.13 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 lengte/breedte/diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;

2.7 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, waaronder natuurvriendelijke oevers en structurerende laanbeplanting;
  2. b. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. sport-of speeltoestellen;
  5. e. parkeerplaatsen;
  6. f. waterberging, waterlopen en -partijen en infiltratie van regenwater;
  7. g. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 4 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, waarbij geldt dat de ligging van de as van de Nijkerkerstraat niet gewijzigd mag worden, straten en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. fietsenstalling;
  4. d. groenvoorzieningen, waterberging en water.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 4 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. groenvoorzieningen, structurerende laanbeplanting, waterberging en water;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken slechts toelaatbaar, indien wordt aan één van onderstaande voorwaarden:

  1. a. vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  2. b. bouwwerken die maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen;
  3. c. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 100 m², waarbij geen sprake is van werkzaamheden dieper dan 40 cm onder het maaiveld wordt gerealiseerd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen indien uit archeologisch onderzoek of op basis van advies van een archeologische deskundige blijkt, dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden te beschermen en/of veilig te stellen door:

  1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  3. c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  4. d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 mits op basis van archeologisch onderzoek of op advies van een archeologische deskundige is aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken slechts toelaatbaar, indien voldaan wordt aan één van onderstaande voorwaarden:

  1. a. vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  2. b. bouwwerken die maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met behoud van bestaande funderingen;
  3. c. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 500 m², waarbij geen sprake is van werkzaamheden dieper dan 40 cm onder het maaiveld.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen indien uit archeologisch onderzoek of op basis van advies van een archeologische deskundige blijkt, dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden te beschermen en/of veilig te stellen door:

  1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  3. c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  4. d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 mits op basis van archeologisch onderzoek of op advies van een archeologische deskundige is aangetoond dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Vervangende bouwregel

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in de bestemmingsregels gegeven regels ten aanzien van de:

  1. a. goot- en bouwhoogte;
  2. b. oppervlakte;
  3. c. inhoud;
  4. d. afstanden,

zijn de bestaande maten dan wel afstanden eveneens toegestaan, voor zover dit niet reeds in de betreffende bestemming is geregeld.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van de gronden voor buitenopslag;

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
    1. 1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    2. 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    3. 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen met maximaal 1.5 m worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    4. 4. het bepaalde in het plan voor het bouwen van bouwwerken ten algemene nutte, zoals telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, alsmede van kleine utilitaire gebouwen, zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, mits de oppervlakte niet meer zal bedragen dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
    5. 5. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10 m mag bedragen.
  2. b. De onder a bedoelde afwijking bij een omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het bebouwingsbeeld;
    3. 3. de verkeersveiligheid.
  3. c. Bij de toepassing van deze vergunningverlening dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, eventuele parkeeroverlast, buitenopslag van goederen en reclame-uitingen bij de beoordeling te worden betrokken.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmingsvlakken en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen, zodanig dat:

  1. a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  2. b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kraakweg.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Doel

In het kader van de realisering van de nieuwe woonwijk Bijsteren zijn met de provincie Gelderland, als wegbeheerder van de Nijkerkerstraat (N798), afspraken gemaakt om het aantal directe aansluitingen op deze weg zoveel mogelijk te beperken. De Nijkerkerstraat is als provinciale weg van groot belang voor de afwikkeling van het autoverkeer tussen Putten, Nijkerk en de A28.
Het verkeerskundig belang is er in gelegen om zo min mogelijk aansluitingen te hebben op de Nijkerkerstraat. Met inachtneming van dit uitgangspunt en als uitvloeisel van de gekozen verkeersstructuur in Bijsteren heeft de gemeente een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd naar het afkoppelen van de huidige Kraakweg op de Nijkerkerstraat (zie bijlage 1 van deze toelichting).
De huidige ontsluiting van de Kraakweg op de Nijkerkerstraat is verkeerstechnisch gezien onveilig en is bovendien nog maar voor een beperkt aantal woningen en aanliggende percelen van belang. De woonwijk Bijsteren wordt hoofdzakelijk ontsloten via de Arendstraat, de Henslare en de Mennestraat.

Op basis hiervan heeft de gemeente besloten om de Kraakweg via een nieuwe aantakking (zogenaamde bypass) aan te sluiten op de rotonde Nijkerkerstraat / Van Geenstraat. Het tracé van de verlengde Kraakweg komt daarmee over (een zuidelijk deel van) de aan de Nijkerkerstraat 12-C gelegen Matchpointlocatie (vrijetijdscomplex) te lopen. Dit sportcomplex is eind 2014 in zijn geheel door de gemeente in eigendom verworven.
Het noordelijk deel van de gronden wordt in ontwikkeling gebracht voor woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens maar ook enkele woningen voor starters en senioren. Dit gebied wordt ontsloten op de Mennestraat en uitdrukkelijk niet via de (verlengde) Kraakweg.

Het doel van het bestemmingsplan is om de nieuwe wegaansluiting planologisch-juridisch mogelijk te maken. In het voorliggende bestemmingsplan is ook de planologische regeling van de bestaande rotonde en een deel van de Nijkerstraatstraat meegenomen. De reden daarvan is dat in het geldende bestemmingsplan 'Kom West deze rotonde niet geregeld is. Met de inwerkingtreding van dat bestemmingsplan is het tussentijdse bestemmingsplan "Rotonde Nijkerkerstraat – Van Geenstraat" namelijk formeel komen te vervallen. Een deel van de bestaande Nijkerkerstraat ten westen van de rotonde blijkt evenmin te zijn geregeld in de ter plaatse geldende bestemmingsplannen.

1.2 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied ligt aan de westzijde van de kern Putten. In onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0001.png"
Afbeelding - ligging plangebied

De begrenzing plangebied wordt bepaald door de gronden die nodig zijn voor de geplande ingreep, de bestaande rotonde en een deel van de bestaande Nijkerkerstraat ten westen van de rotonde.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Ter plaatse van de gronden zijn de bestemmingsplannen Kom West en Bijsteren 2005 van toepassing. In het bestemmingsplan Bijsteren 2015 zijn de betreffende gronden voor het verleggen van de Kraakweg niet meegenomen.
Binnen de bestemmingsplannen Kom West en Bijsteren 2005 is de doortrekking van de Kraakweg niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0002.png"
Afbeelding - uitsnede geldende bestemmingsplannen

Voor de rotonde Nijkerkerstraat – Van Geenstraat was in 2009 een afzonderlijk bestemmingsplan 'Rotonde Nijkerkerstraat – Van Geenstraat' opgesteld. In het naderhand opgestelde bestemmingsplan Kom West is abusievelijk geen rekening gehouden met de rotonde. Een deel van de bestaande Nijkerkerstraat ten westen van de rotonde blijkt evenmin te zijn meegenomen in de nieuwe bestemmingsplannen. Een deel van de Nijkerkerstraat blijkt evenmin te zijn geregeld.
Het is daarom gewenst om de bestaande rotonde in zijn geheel evenals het ontbrekende deel van de Nijkerstraat mee te nemen in het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als uitgangspunt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.

De structuurvisie omvat drie hoofddoelen:

  • Concurrerend: het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Bereikbaar; het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Leefbaar en veilig; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.
De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

De aansluiting van de Kraakweg op de Nijkerkerstraat draagt bij aan een betere bereikbaarheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, ook wel de AMvB Ruimte genoemd) heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan ruimtelijke besluiten op provinciaal en gemeentelijk niveau moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Er spelen binnen het plangebied geen nationale belangen die een nadere regeling in het voorliggende bestemmingsplan behoeven.

2.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Gelderland
De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland zijn op 18 oktober 2014 in werking getreden en worden indien van toepassing twee keer per jaar geactualiseerd. Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 ingestemd met de actualisatie van de Omgevingsvisie. Het betreft een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan.

Voor de Noord-Veluwe wordt door de provincie onder andere gestreefd naar een goede bereikbaarheid van onder andere werklocaties per auto. Met de aansluiting van de Kraakweg op de (provinciale) Nijkerkerstraat wordt in het voorliggende bestemmingsplan hieraan voldaan.

Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsverordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en bevat algemene verbindende voorschriften.
Er spelen geen provinciale belangen die een nadere regeling in het voorliggende bestemmingsplan behoeven.

Het voorliggende bestemmingsplan levert geen strijdigheden op met de Omgevingsverordening.

De Nijkerkerstraat (N798)
De Nijkerkerstraat (N798) is als provinciale weg van groot belang voor de afwikkeling van het autoverkeer tussen Putten, Nijkerk en de A28. Het provinciaal belang is er in gelegen om zo min mogelijk aansluitingen te hebben op de Nijkerkerstraat.

De Nijkerkerstraat (N978) is opgenomen in de trajectprogrammering van de provincie Gelderland. Dat wil zeggen dat eens in de negen jaar onderhoud aan de weg wordt uitgevoerd. In combinatie met het onderhoud kunnen ook overige maatregelen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld maatregelen ter verbetering van de verkeersveiligheid, vervanging van openbare verlichting en het realiseren van faunavoorzieningen.

In overleg met de gemeenten Nijkerk en Putten zijn mogelijke verbeterpunten geïnventariseerd en er heeft een verkenning onder de gebruikers plaatsgevonden. Wanneer de verkenning is afgerond gaat de provincie Gelderland in overleg met alle betrokken partijen, waaronder de gemeenten Putten en Nijkerk. Uiteindelijk vindt besluitvorming plaats over de voorgestelde verbeterpunten. Eén van de verbeterpunten is in elk geval – vooruitlopend op de afsluiting van de Kraakweg op de Nijkerkerstraat - het verbeteren van de fietsoversteek. Deze is gelijktijdig met het groot onderhoud in 2016 gerealiseerd.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie Putten
Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is de 'Toekomstvisie Putten' opgesteld. Deze visie is vastgesteld door de gemeenteraad van Putten op 6 februari 2014. Met deze Toekomstvisie legt de gemeenteraad van Putten haar speerpunten voor de komende 10 tot 15 jaar neer. Speerpunten die tot stand zijn gekomen in een proces waarin de discussie met de gemeenschap nadrukkelijk is gezocht.

De Toekomstvisie Putten is een samenbundeling van richtinggevende ideeën en visies voor de toekomst van Putten. Met de visie geeft de gemeenteraad het bestuur een richtsnoer om naar te handelen. Dit maakt het mogelijk over 'de waan van de dag' heen te stappen en in te zetten op een koers die Putten ook in de toekomst actueel en urgent houdt voor haar gemeenschap. De toekomstvisie dient daarmee als basis voor de uitvoering van de gemeentelijke (beleids)programma's in de komende 10 tot 15 jaar.

Wat betreft bereikbaarheid wordt in de toekomstvisie geconstateerd dat Putten en haar buitengebied goed bereikbaar en leefbaar is. Het fietsverkeer door bewoners en toeristen wordt gestimuleerd. De verbindingen naar het NS-station en tussen het bosgebied en de Randmeerkust worden verbeterd voor het langzaam verkeer. Het oplossen van de verkeersdrukte en -onveiligheid die het gemotoriseerd op gezette tijden veroorzaakt moet hoofdzakelijk in regionaal verband worden gevonden.

De aansluiting van de Kraakweg op de Nijkerkerstraat past binnen deze visie.

Structuurvisie Putten 2030
De gemeenteraad van Putten heeft op 5 maart 2015 de Structuurvisie Putten 2030 vastgesteld. De Structuurvisie Putten 2030 is opgesteld met de boodschap van de Toekomstvisie Putten als leidraad. Deze is gerelateerd aan actueel beleid ten aanzien van de verschillende beleidsvelden en vervolgens vertaald in een visie op de ruimtelijke ontwikkeling. De inhoud van de structuurvisie is leidend en in principe bindend voor het handelen van de gemeente richting initiatiefnemers, en nieuwe bestemmingsplannen moeten inhoudelijk passen binnen de visie van de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0003.png"
Afbeelding - Uitsnede structuurvisie Putten 2030

In de structuurvisie wordt de bestaande wegenstructuur als leidend aangemerkt voor de afwikkeling van het toekomstige verkeer. Ingezet wordt op het verbeteren van de verkeersveiligheid op de bestaande wegen, met name op de doorgaande wegen in het dorp en in het landelijk gebied.
In het dorp Putten zijn de N798/N303, de Van Geenstraat aangeduid met 'recirculatie doorgaand verkeer'. Het doel hiervan is om de verkeersveiligheid binnen het dorp te vergroten en de hinder van het doorgaande verkeer te beperken.
De Kraakweg maakt onderdeel uit van de doorgaande fietsroute, lopend vanaf het dorp tot aan Strand Nulde. Parallel aan de Nijkerkerstraat loopt een vrijliggend fietspad.


De beoogde afsluiting en omlegging van de Kraakweg past binnen deze visie.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie En Ontwikkelingen

3.1 Bestaande Situatie

De Kraakweg is van oudsher een landbouwweggetje in het buitengebied. In de loop van de tijd is het een sluiproute geworden naar de A28 en lange tijd als bouwstraat ten behoeve van Bijsteren. Nu de belangrijkste ontsluitingsstructuur van de nieuwbouwwijk Bijsteren gereed is, is in combinatie met de interne verkeersstructuur in Bijsteren de doorgaande verkeersfunctie van de Kraakweg komen te vervallen. De woonwijk Bijsteren wordt ontsloten via de Henslare, de Arendstraat en de Mennestraat.
De huidige auto-ontsluiting van de Kraakweg op de provinciale weg N798 (Nijkerkerstraat) is uit verkeerstechnisch oogpunt niet veilig voor het doorgaand verkeer. De ontsluiting is daarbij ook nog maar voor een beperkt aantal woningen en percelen van belang. De aansluiting van de Kraakweg op de Nijkerkerstraat voldoet bovendien niet aan de standaard inrichtingseisen.
In de Kraakweg is een knip aangebracht. Alleen de aanliggende kavels zijn met de auto bereikbaar. Het gaat daarbij om zes woon-en werkeenheden, twee burgerwoningen en enkele bedrijven, waaronder het aannemersbedrijf Gebrs. Van den Top.

Medio 2010 is de rotonde in de Nijkerkerstraat (N7908) en de Van Geenstraat gerealiseerd. Ter hoogte van de woon-en werkeenheden bevindt zich een bushalte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0004.png"
Afbeelding - bestaande situatie

Voor het fietsverkeer maakt de Kraakweg deel uit van een oude (recreatieve) route, lopend van het dorp tot aan Strand Nulde. Verderop is de Stenenkamerseweg als lokale verbindingsweg afgewaardeerd naar een regionale fietsverbinding tussen Strand Nulde en de kern Putten. De route liep oorspronkelijk dwars door Bijsteren heen.
Omdat doorgaand verkeer in de woonwijk onwenselijk wordt geacht, zijn er twee knippen in deze route aangebracht. Na realisering van de Henslare is de Stenenkamerseweg volledig afgesloten voor doorgaand autoverkeer. De weg is ingericht als fietsstraat, een straat die ingericht is als fietsroute, maar waarop tevens auto's zijn toegestaan. Dit autogebruik wordt echter beperkt door het karakter en de inrichting van de fietsstraat.
Parallel aan de Nijkerkerstraat loopt een vrijliggend fietspad.

Ten noorden van de rotonde bevindt zich nog één recreatiebedrijf, (Restaurant & midgetgolf terra Nova). Het bijbehorend parkeerterrein wordt vanaf de rotonde ontsloten. Ter plaatse van het voormalige Matchpoint-terrein wordt een nieuw woongebied gerealiseerd. Deze woningen worden via de Mennestraat ontsloten en krijgen geen directe auto-ontsluiting op de rotonde.

3.2 Nieuwe Situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0005.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0006.png"
Afbeelding - mogelijke uitvoering van de nieuwe situatie in een luchtfoto

In de nieuwe situatie wordt de huidige directe aansluiting van de Kraakweg op de Nijkerkerstraat voor het autoverkeer definitief afgesloten. De Kraakweg wordt over de bestaande parallelweg, voor de woon-en werkeenheden langs, doorgetrokken naar de rotonde van de Nijkerkerstraat met de Van Geenstraat. Bij het inpassen van het van het tracé is rekening gehouden met de bushalte aan de Nijkerkerstraat, de beeldbepalende boom ter hoogte van de bushalte alsmede de bestaande fietsroute.

De aansluiting van de Kraakweg op de rotonde is gepland ter hoogte van de bestaande parkeeraansluiting van Terra Nova op de rotonde. In het nieuwe ontwerp wordt voorzien in een nieuwe parkeerontsluiting.
De verlegde Kraakweg en de aansluiting op de rotonde zijn gedeeltelijk gepland op het terrein van het voormalige recreatiebedrijf Matchpoint. Om een en ander mogelijk te maken heeft de gemeente de aan de Nijkerkerstraat 12-C gelegen Matchpointlocatie aangekocht. Op het resterende deel wordt een nieuwe woonbuurt gerealiseerd, zonder aansluiting op de rotonde.

De aanwezige bedrijven worden vanaf de rotonde via de Kraakweg ontsloten, zo ook het aannemersbedrijf Gebrs. Van den Top. Met de aansluiting op de rotonde is ook rekening gehouden met de benodigde manoeuvreerruimte (uitbuiging) voor het vrachtverkeer van en naar de gevestigde bedrijven aan de Kraakweg. Om de boog in de Kraakweg te verruimen wordt de situering van de parkeerplaatsen op de hoek bij de woon-werkeenheden gewijzigd.
Het voorliggend bestemmingsplan biedt daartoe de mogelijkheid. Er wordt echter geen rekening gehouden met zogenoemde Langere en Zwaardere Vrachtautocombinaties (LZV). Dit type verkeer is niet toegestaan op de provinciale N-wegen en de rotonde.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden Voor Ontwikkelingen

4.1 Milieu

4.1.1 Natuurwaarden

De Wet natuurbescherming voorziet sinds 1 januari 2017 in het wettelijk kader voor de bescherming van Natura 2000-gebieden, planten- en diersoorten en houtopstanden. In de Wet natuurbescherming zijn de provincies primair bevoegd gezag voor bescherming van soorten en natuurgebieden. In het kader van het bestemmingsplan is een Quickscan Natuurwetgeving uitgevoerd. De quickscan of vooronderzoek is geen soortgerichte inventarisatie, maar de eerste fase in het kader van de procedure van de Wet natuurbescherming (Wnb). De quickscan is als bijlage 2 in de toelichting opgenomen.

De Wet natuurbescherming voorziet sinds 1 januari 2017 in het wettelijk kader voor de bescherming van Natura 2000-gebieden, planten- en diersoorten en houtopstanden. In de Wet natuurbescherming zijn de provincies primair bevoegd gezag voor bescherming van soorten en natuurgebieden. In het kader van het bestemmingsplan is een Quickscan Natuurwetgeving uitgevoerd. De quickscan of vooronderzoek is geen soortgerichte inventarisatie, maar de eerste fase in het kader van de procedure van de Wet natuurbescherming (Wnb). De quickscan als bijlage 2 in de toelichting opgenomen.

Uit de quickscan blijkt het volgende:

  1. 1. Gebiedsbescherming
    Het plangebied heeft geen status als Natura-2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Veluwe) ligt op circa 2,25 kilometer ten oosten van het plangebied. Veluwe randmeren ligt op circa 4,0 kilometer ten westen van het plangebied. Gezien de locatie van het plangebied en de aard van de ingreep doet het voornemen naar verwachting geen afbreuk aan de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied. Een onderzoek in het kader van de Wnb (Natura 2000-Voortoets) is niet nodig.
    Het plangebied heeft geen status in het kader van Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde NNN-gebied is aanwezig op circa 925 kilometer ten noordwesten en -oosten van het plangebied. Het voornemen heeft door zijn locatie, aard en omvang geen negatieve invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Vanuit het provinciale natuurbeleid is er daarom geen bezwaar tegen de voorgenomen ingreep. Een nadere beoordeling ('nee, tenzij'-toetsing) is niet nodig.
  2. 2. Beschermde soorten
    Het plangebied heeft mogelijk een functie voor strikt beschermde vleermuizen (niet-essentieel) en algemeen beschermde broedvogelsoorten. In deze quickscan wordt het volgende geconcludeerd:
    1. a. De verspreidingsgegevens en het veldbezoek geven een voldoende duidelijk beeld van het (mogelijk) voorkomen van beschermde planten, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, amfibieën, reptielen, vissen, ongewervelden en algemene broedvogels.
    2. b. De planontwikkeling heeft naar verwachting geen negatieve effecten op beschermde planten, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, vogels behorende bij jaarrond beschermde nesten, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden. Voor deze soortgroepen behoeven geen mitigerende maatregelen genomen te worden (anders dan maatregelen in het kader van de algemene zorgplicht) en is het aanvragen van een ontheffing van de Wnb niet aan de orde. Wel kunnen tijdens het broedseizoen algemene broedvogels en (nieuw gemaakte) jaarrond beschermde nesten aanwezig zijn.
    3. c. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels in en binnen de invloedsfeer van het plangebied moeten mogelijk mitigerende maatregelen worden genomen. Dit is sterk afhankelijk van het moment en de duur van uitvoering.
    4. d. Voor alle soorten (ook algemeen beschermde zoogdieren en amfibieën), ongeacht bescherming via natuurwetgeving of niet, geldt de zorgplicht waarbij eenieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Advies
In de quickscan wordt aangegeven dat voor alle aanwezige soorten, ook die niet beschermd zijn via de Wnb, altijd de zorgplicht (artikel 1.11) geldt. In de zorgplicht wordt gesteld dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Dit betekent dat tijdens de werkzaamheden rekening dient te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van diverse algemene soorten. Aanwezige dieren dienen de gelegenheid te krijgen om het terrein zelfstandig te verlaten. Indien deze dieren het terrein niet zelfstandig kunnen verlaten, dienen deze te worden verplaatst naar geschikt habitat buiten de ingreep. De voorkeur gaat uit naar het uitvoeren van werkzaamheden in de minst kwetsbare periode.

Planning werkzaamheden t.o.v. kwetsbare periode
Een groot deel van de verwachte schade aan de mogelijk aanwezige soorten is te voorkomen door buiten de kwetsbare periode van deze soorten te werken. Dat wil zeggen buiten de voortplantingsperiode en de overwinteringsperiode. Voor deze periode zijn enkel richtdata te geven omdat deze sterk worden beïnvloed door de weersomstandigheden.

Geadviseerd wordt de voorgenomen sloop- en kap werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Broedende vogels (in gebruik zijnde broedlocaties/nesten) zijn beschermd en mogen derhalve niet verstoord worden (geen ontheffing mogelijk). Het broedseizoen is een globale periode (in ieder geval tussen 15 maart en 15 augustus, maar kan eerder beginnen en langer doorgaan), waarin de kans op broedgevallen groot is. Omdat alle broedgevallen beschermd zijn, vallen ook broedgevallen buiten deze globale periode onder het verstoringsverbod. Mocht ervoor gekozen worden de werkzaamheden toch in het broedseizoen te laten plaatsvinden, dan dient voorafgaand aan de werkzaamheden een deskundige op het gebied van vogels te worden ingezet. De deskundige stelt vast of er broedsels aanwezig zijn en - zo ja - of deze worden verstoord door de toekomstige werkzaamheden. Het resultaat van deze controle kan gevolgen hebben voor de uitvoering en planning indien er broedsels worden aangetroffen.

Aangepaste verlichting
Voorts wordt geadviseerd met de verlichting (tijdens de werkzaamheden en in de gebruikssituatie) rekening te houden met soorten die gevoelig zijn voor licht (bijvoorbeeld vleermuizen). Dit kan door het licht zo veel mogelijk te richten, niet tijdens de nacht en schermer te werken en strooilicht zo veel mogelijk te beperken. Verlichting dient zo veel mogelijk gedimd en gericht worden en waar mogelijk zoveel mogelijk worden afgeschermd van geschikt habitat voor vleermuizen en andere lichtgevoelige soorten.

Vervolgtraject: ecologische begeleiding
Vanwege de potentiële aanwezigheid van algemene broedvogels, vleermuizen en strikt beschermde reptielen (hazelworm) wordt geadviseerd om de werkzaamheden onder ecologische begeleiding uit te voeren. Hoewel nu ongeschikt, is het mogelijk dat zich bij de bouwwerkzaamheden (strikt beschermde) rugstreeppadden gaan vestigen als het terrein uit braakland, zand en puin bestaat. Geadviseerd wordt om de werkzaamheden op basis van een vastgestelde gedragscode en ecologisch werkprotocol uit te voeren, om te voorkomen dat er alsnog overtreding van de Wnb plaatsvindt.

4.1.2 Stikstofdepositie

Op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet voor de vaststelling van een bestemmingsplan worden onderzocht of dit plan significante gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
Als significante gevolgen niet zijn uit te sluiten, moet een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied. Daarbij moet rekening worden gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.

In de voortoets (alsmede in de eventuele passende beoordeling) worden de effecten van de maximale planologische mogelijkheden van het plan op Natura 2000-gebieden afgezet tegen de effecten op de Natura 2000-gebieden als gevolg van de bestaande, planologisch legale situatie, direct voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan (de referentiesituatie).

Het plangebied ligt op circa 2 km van het Natura 2000-gebied Veluwe, waarbinnen zich stikstofgevoelige habitats bevinden. Bij het verleggen van de Kraakweg kan met name stikstofdepositie significante gevolgen hebben voor Natura 2000-gebieden.
Door middel van een voortoets stikstofdepositie is onderzocht of, als gevolg van het plan (aanleg- c.q. gebruiksfase), een relevante toename stikstofdepositie wordt veroorzaakt. Het onderzoek is als bijlage 3 in de toelichting opgenomen.

Uit de voortoets blijkt dat de berekeningen zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase geen resultaten laten zien. Dit betekent dat de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden minder dan de grenswaarde van 0,05 mol/ha/jaar bedraagt. Uit de toelichting bij het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof blijkt dat 'op basis van indicatieve berekeningen de maximale bijdrage van alle voorziene projecten of andere handelingen die stikstofdepositie onder de drempelwaarde van 0,05 mol per hectare per jaar veroorzaken, in combinatie met andere plannen of projecten, afgezet tegen de te verwachten effecten van de maatregelen die in het programma zijn opgenomen, de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet kunnen aantasten'.

Dit leidt tot de conclusie dat het verleggen van de Kraakweg zowel tijdens de aanleg als tijdens het gebruik geen significante gevolgen heeft op kwalificerende natuurwaarden in nabij gelegen Natura 2000-gebieden.
Het is daarom niet noodzakelijk een passende beoordeling op te stellen. Op basis van het aspect stikstofdepositie is het niet noodzakelijk een plan-MER op te stellen.

4.1.3 Geluidhinder

Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidsbelaste object. Hiervoor kent de wet het begrip 'geluidsgevoelige bestemmingen' (onder andere woningen, onderwijs en zorg).
De regels van de Wet geluidhinder zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De normen uit die wet zijn van toepassing bij:

  • bestemmen van gronden voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen;
  • bestemmen van gronden voor aanleg van nieuwe (gezoneerde) wegen (niet bij woonerven of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/u geldt);
  • wijzigen van (spoor)wegen;
  • wijzigen van geluidsgezoneerde industrieterreinen.

Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. In het kader van dit bestemmingsplan wordt het doortrekken van de Kraakweg mogelijk gemaakt.

Beoordeling geluidhinder
Omdat de Kraakweg voor het autoverkeer dood loopt wordt aangenomen dat het aantal verkeersbewegingen vanwege nieuwe aansluiting op de Nijkerkerstraat niet zal toenemen. De verkeersintensiteit op de Kraakweg blijft beperkt tot de ontsluiting van de woningen en bedrijven.
Uitgegaan wordt van 6 woon-werkeenheden, 2 woningen en drie bedrijven die via de Kraakweg worden ontsloten op de Nijkerkerstraat. Als wordt uitgegaan van 6 verkeersbewegingen per dag voor een 'woning' en 20 verkeersbewegingen voor een bedrijf dan vinden er circa 110 verkeersbewegingen per dag plaats.
Voor de Kraakweg geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Wettelijk gezien is geen onderzoek vereist. De beperkte verkeersintensiteit heeft geen relevant effect op de geluidbelastingen bij de bestaande woningen. Het woon- en leefklimaat in de nabijheid van het plangebied wordt niet relevant beïnvloed met betrekking tot het aspect geluid.

4.1.4 Bodem

ln mei 2014 is door het adviesbureau PJ Milieu BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Nijkerkerstraat 12c te Putten. Het rapport is als bijlage 4 in de toelichting opgenomen. Aanleiding tot het uitvoeren van het bodemonderzoek is een voorgenomen onroerende zaak transactie (aankoop).
Naar aanleiding van het verkennend bodemonderzoek is door de omgevingsdienst Noord-Veluwe (ODNV) een bodemkwaliteitsverklaring afgegeven. Deze verklaring is als bijlage 5 in de toelichting opgenomen.

Verkennend bodemonderzoek
In het verkennend bodemonderzoek wordt het volgende geconstateerd:

  • Bodem
    De boringen en peilbuizen in het bestemmingsplangebied betreffen de nummers 2 tot en met 6. De grondwal op het kadastrale terrein ligt buiten dit bestemmingsplan.
    Bij de uitvoering van het veldwerk zijn bij de boringen 1, 6, 7, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 bijmengingen met puin aangetroffen in het traject variërend van 0,0 tot maximaal 1,0 m-mv. Gezien de resultaten van het vooronderzoek, de maaiveldinspectie en de samenstelling van het puin (betondeeltjes, grind of baksteenpuin) is het niet uit te sluiten dat de bodem ter plaatse asbest bevat
    De grondwal aan de noordzijde van de onderzoekslocatie is beschouwd als een gronddepot en derhalve niet onderzocht. In de wal zijn stukken puin waargenomen, het depot kan niet als onverdacht ten aanzien van asbest worden beschouwd. Deze wal ligt niet in dit bestemmingsplan.
  • Grondwater
    In het grondwater afkomstig van peilbuis 4 is geen van de geanalyseerde parameters aangetoond in een gehalte boven de streefwaarde.

Eindconclusie
Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. Enkele parameters zijn aangetoond in een gehalte waarbij in lichte mate sprake is van verontreiniging. Op het maaiveld zijn asbestverdachte materialen aangetroffen.

Aanbevelingen
Naar aanleiding van het aangetroffen asbesthoudende materiaal op het maaiveld wordt geadviseerd een aanvullend onderzoek uit te voeren conform het gestelde in de NEN 5707 'Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond'.
Bij afvoer van grond of verhardingsmaterialen van de locatie kan een aanvullend onderzoek worden verlangd.

Bodemkwaliteitsverklaring
In de bodemkwaliteitsverklaring wordt ten aanzien van het bestemmingsplan geconstateerd dat het tracé van de Kraakweg, voor zover zich dat binnen de onderzoekslocatie van het bodemonderzoek bevindt, het minst verdachte deel is van de onderzoekslocatie. In de boringen die op dit terreindeel zijn uitgevoerd, zijn geen bijmengingen met puin geconstateerd. Uit de analyse van het grond- en grondwatermonster van dit terreindeel blijkt geen verontreiniging. Daarnaast is op dit terreingedeelte geen asbest of puin aangetroffen.

Op basis van de gerapporteerde onderzoeksresultaten wordt dan ook geconcludeerd dat er met betrekking tot de bodemkwaliteit geen milieuhygiënische bezwaren zijn voor de voorgenomen ontwikkelingen op deze deellocatie.

4.1.5 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal.
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van NIBM, zijn vastgelegd in de AMvB-NIBM.
In de AMvB-NIBM is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Beoordeling luchtkwaliteit
Uitgegaan wordt van 6 woon-werkpanden, 2 woningen en drie bedrijven die via de Kraakweg worden ontsloten op de Nijkerkerstraat. Als wordt uitgegaan van 6 verkeersbewegingen per dag voor een 'woning' en 20 verkeersbewegingen voor een bedrijf dan vinden er circa 110 verkeersbewegingen per dag plaats. Omdat de Kraakweg voor het autoverkeer dood loopt wordt aangenomen dat het aantal verkeersbewegingen vanwege de nieuwe aansluiting op de Nijkerkerstraat niet zal toenemen. Met behulp van de NIBM rekentool is bepaald of het project kan worden beschouwd als “niet in betekenende mate”.
In bijlage 6 is het resultaat weergegeven van de NIBM rekentool, waarbij is uitgegaan van de verkeersgeneratie van 110 verkeersbewegingen en 2019 als jaar van planrealisatie. Op basis van de resultaten van de NIBM tool wordt geconcludeerd dat het project kan worden beschouwd als “niet in betekenende mate” en het aspect luchtkwaliteit bijgevolg geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

4.1.6 Externe veiligheid

Algemeen
In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze de externe veiligheid in beschouwing is genomen bij het bestemmingsplan. De externe veiligheid gaat over de beoordeling van de risico's die verband houden met het gebruik van gevaarlijke stoffen. Tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen er zich calamiteiten voordoen, waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Dit houdt daarom een risico in voor de omgeving van dergelijke activiteiten. Externe veiligheid heeft geen betrekking op mogelijke gezondheidsschade door langdurige blootstelling aan gevaarlijke of schadelijke stoffen. Het gaat om plotseling optredende schadelijke effecten en de directe gevolgen van die effecten.

De risico's bij de externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Waarom worden er twee begrippen gebruikt? Het rijksoverheidsbeleid maakt onderscheid tussen individu is blootgesteld gebruikt men het plaatsgebonden risico. Dit is de maatstaf voor de persoonlijke veiligheid. De maatstaf voor de kans dat een groep van mensen in een keer overlijdt, is het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de overlijdenskans per jaar die op een bepaalde afstand aanwezig is door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt voor de berekening uitgegaan van een fictieve burger. Deze burger is 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op de plaats aanwezig waarvoor het plaatsgebonden risico wordt berekend. Verder zal de burger geen aanstalten maken zich in veiligheid te brengen (vlucht- of schuilgedrag) gedurende de maximaal 30 minuten blootstelling aan het optredende effect. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (de zogeheten risicocontour).

(Verantwoording) Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans op het overlijden in één keer van een groep mensen (juridisch is de minimum omvang gesteld op 10 doden om van een groepsrisico te kunnen spreken) als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting, transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding en als gevolg van een ongewoon voorval in dit invloedsgebied waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Het invloedsgebied is het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt.

De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is geen wettelijke norm, het is bedoeld als een ijkpunt. Er kunnen redenen zijn dat een gemeente meer of juist minder risico's accepteert. De gemeente is verplicht om voor iedere situatie een belangenafweging te maken (verantwoording groepsrisico). Daarbij spelen onder anderen de zelfredzaamheid van bewoners, vluchtwegen, economische en maatschappelijke belangen een rol.

Beoordeling externe veiligheid

Ongevallen gevaarlijke stoffen
In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak volgende mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  • inrichtingen;
  • transportroutes;
  • buisleidingen;
  • hoogspanningslijnen;
  • zendmasten.

Om te bezien welke risicobronnen in of nabij het plangebied aanwezig zijn, is de Risicokaart geraadpleegd. Een uitsnede is hierna weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0007.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0008.png"
Afbeelding - uitsnede Risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

Aangezien er in dit bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare objecten zijn gepland, vormen de risicobronnen (propaanreservoir, aardgasleiding en transport van gevaarlijke stoffen over de weg) geen belemmering voor het plan.

Hoogspanningslijnen
De magneetveldzones rond het bovengrondse hoogspanningsnet zijn door het RIVM vastgelegd in de Netkaart. Deze Netkaart bevat de breedte van de indicatieve magneetveldzone. Indien de indicatieve zone een bestemmingsplan overlapt moet nader onderzoek plaatsvinden. Uit onderstaande afbeelding blijkt dat de dichtstbijzijnde hoogspanningslijn ten westen van het plangebied ligt. De indicatieve zone voor de hoogspanningslijn bedraagt 60 m aan weerszijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0009.png"
Afbeelding - tracé hoogspanningslijn

Aangezien er in dit bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare objecten zijn gepland, vormen de hoogspanningslijnen geen belemmering voor het plan.

Zendmasten
Agentschap Telecom, toezichthouder op het gebruik van elektromagnetische velden, voert jaarlijks door heel Nederland steekproefsgewijs veldsterktemetingen uit om na te gaan of de blootstellingslimieten worden overschreden. Uit geen enkele van de veldsterktemetingen blijkt dat de blootstellingslimieten op publiek toegankelijke plaatsen in Nederland worden overschreden.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.1.7 Waterparagraaf

Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. Deze digitale toets is gedaan op 18 februari 2019. Omdat uit de watertoets geen specifieke waterbelangen naar voren zijn gekomen kan gebruik worden gemaakt van een standaard waterparagraaf. De watertoets is als bijlage 7 in de toelichting opgenomen

Beleidskader
Voor een overzicht van het beleidskader wordt verwezen naar de Notitie watertoets, zoals opgenomen in bijlage 7 van deze toelichting

De Watertoets
Als gevolg van de plannen zullen fysieke ingrepen plaatsvinden. Als gevolg van de nieuwe aansluiting neemt het verhard oppervlakte met bijna 730 m2 toe. Deze toename aan verharding wordt gecompenseerd door middel van een nieuw aan te leggen (indicatieve) wadi in de groenstrook nabij de fietsenstalling met een oppervlakte van circa 190 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0010.png"
Afbeelding - indicatieve ligging wadi in bestaande groenstrook (circa 190 m2)

Voor het plangebied zijn de volgende waterbelangen relevant:

  • Vasthouden - bergen - afvoeren
    Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
  • Grondwaterneutraal bouwen
    Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen.
    Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
  • Schoon houden - scheiden - schoon maken
    Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van ons waterschap toe te passen.
  • Grondwaterfluctuatiezone
    Het plangebied ligt in de grondwaterfluctuatiezone, zoals die door de Provincie Gelderland is bepaald en vastgesteld in de omgevingsvisie. Dit is een zone langs de flanken van het Veluwemassief, waar de grondwaterstanden naar verwachting op termijn zullen stijgen ten gevolge van klimaatverandering.
    Afhankelijk van de verwachtte stijging kan het raadzaam zijn daar nu rekening mee te houden, om toekomstig grondwateroverlast te voorkomen. De stijging kan lokaal circa 80 cm bedragen.
  • Legger watergangen
    Het plangebied raakt de bestaande C-watergang: WL_83142 en mogelijk ook WL_87224. De C-watergang zal door de aansluiting op de Nijkerkerstraat worden gekruist. Hier zal een voorziening in de vorm van een duiker worden aangebracht.
    De duiker is niet vergunningplichtig indien deze voldoet aan de algemene regels van het waterschap (beleidsregel 4.5.6).

In de watertoets worden de waterbelangen als volgt beoordeeld:

  • Vasthouden - bergen - afvoeren
    Het waterschap heeft een beleidsregel vastgesteld voor het afvoeren van hemelwater bij nieuw verhard oppervlak. Verharding leidt, doordat het water niet meer in de bodem kan infiltreren, tot versnelde afvoer richting het oppervlaktewater. Het afvoersysteem raakt hierdoor zwaarder belast. Als gevolg van de nieuwe aansluiting neemt het verhard oppervlakte met bijna 730 m2 toe. Omdat de verhardingstoename minder dan 1.500 m2 is, is compensatie niet noodzakelijk. Het waterschap geeft in dit ook aan in hun reactie op de digitale watertoets.
    Er is binnen het plangebied geen nieuw oppervlaktewater voorzien. Het plan voorziet wel in de aanleg van een wadi.
  • Grondwaterneutraal bouwen
    Gezien de huidige grondwaterstanden (> 1 m-mv) kan zonder bemaling of drainage worden gebouwd.
  • Schoon houden - scheiden - schoon maken
    De verwerking van hemelwater is zoveel mogelijk gescheiden van afvalwater: hemelwater infiltreert in de bodem en watert daarna via natuurlijke weg af. Afvalwater zal op bestaande rioleringen worden aangesloten en verwerkt in de RWZI.
  • Grondwaterfluctuatiezone
    De ligging in de grondwaterfluctuatiezone houdt in dat, in de toekomst, hogere grondwaterstanden worden verwacht ten gevolge van klimaatverandering. De grondwaterstand bij de meest nijbeijgelegen peilbuis fluctueert tussen de 7,1 m+NAP en 8,9 m+NAP bij een maaiveld van 10,73 m+NAP: de grondwaterstand is dus tussen 1,9 en 3,6 m-mv.
    Aangenomen wordt dat de grondwaterstand binnen het plangebied zich binnen dezelfde range bevindt.
  • Overige belangen
    Het plangebied ligt niet binnen een beschermingszone (Omgevingsverordening provincie, Keur en Legger waterschap Vallei en Veluwe). Er zijn derhalve geen waterbelangen ten aanzien van grondwaterbescherming (drinkwater, koude-warmte opslag, boringsvrije zone).
    De kruising met de bestaande C-watergang leidt, bij juiste dimensionering van de duiker, niet tot negatieve effecten.

Reactie Waterschap Vallei en Eem
Bij emailbericht van 25 maart 2019 heeft het waterschap Vallei en Eem laten weten dat er oppervlaktewateren in het plangebied liggen, zogeheten C-watergangen. Indien er in het plan watergangen worden gedempt dan dient er gecompenseerd te worden. Hiervoor en voor het eventueel verleggen van watergangen is een watervergunning vereist bij het waterschap. Voor wat betreft de toevoeging aan verhard oppervlak zal geen compensatie vereist zijn. De totale toevoeging van verhard oppervlak ligt ruimschoots onder de norm van 1.500 m2 verhard oppervlak.

(ZIE MAILBERICHT VAN SHIRLEY van 27-03-2019 en mail naar Gerard van 28/03)

4.2 Archeologie

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de te verwachten waarden wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke Archeologische waarden- en verwachtingskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.BPBKKraakweg-VA01_0011.png"
Afbeelding - Archeologische waarden- en verwachtingskaart

Ook de bekende waarden van de Archeologische Monumentenkaart (AMK), zijn op deze gemeentelijke kaart opgenomen.
Binnen het plangebied komen de volgende archeologische verwachtingswaarden voor:

  • 'hoge archeologische verwachting, resten afgedekt en daardoor goed bewaard';
    Voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt een vergunningplicht vanaf grondwerkzaamheden die dieper dan 40 cm beneden maaiveld plaatsvinden en over een oppervlakte van meer dan 100 m².
  • 'middelmatige archeologische verwachting';
    Voor gebieden met een middelmatige archeologische verwachtingswaarde geldt een vergunningplicht vanaf grondwerkzaamheden die dieper dan 40 cm beneden maaiveld plaatsvinden en over een oppervlakte van meer dan 500 m².

Beoordeling
Op grond van de uitgevoerde onderzoeken in de directe omgeving (Blom et al. 2004 en Teekens et al. 2009) zouden er binnen het huidige plangebied sporen van nederzettingen vanaf de Vroege IJzertijd, Vroege- en Late Middeleeuwen kunnen worden aangetroffen, waardoor het plangebied een hoge verwachting heeft.
De regioarcheoloog heeft geadviseerd dat als men bij het uitgraven van het cunet benodigd voor de aansluiting van de Kraakweg op de rotonde dieper gaat dan 0,5 m beneden het huidige maaiveld dat dan een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Hoewel dit mogelijk niet het geval is voor het cunet van de weg worden er ook nog werkzaamheden voor de aanleg van een fietsenstalling en een wadi uitgevoerd, die waarschijnlijk wel dieper reiken dan 0,5 m beneden maaiveld. Daarom is uit voorzorg een verkennende booronderzoek is uitgevoerd om de hoge verwachting te toetsen.

Archeologisch verkennend booronderzoek
KSP Archeologie heeft een archeologisch inventariserend veldonderzoek, verkennende fase (IVO-(O)verig); booronderzoek) uitgevoerd voor de locatie aan de Kraakweg in Putten (gemeente Putten). Het onderzoek is als bijlage 8 in de toelichting opgenomen.

Uit het booronderzoek is gebleken dat de onderzijde van de enkeergrond nog aanwezig is en de oorspronkelijke podzolbodem daaronder is verdwenen, maar dat het potentiële archeologische sporenniveau in de top van de C-horizont (vanaf 75 cm -mv) nog intact aanwezig is. Op basis hiervan is de hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum naar laag bijgesteld en blijft de hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen gehandhaafd. Het onderzoek gaf geen aanleiding om de lage verwachting voor resten uit de Nieuwe tijd bij te stellen.

Hoe diep de geplande bodemingrepen reiken is niet exact bekend. Voor de weg is aangegeven dat deze 0,5 m beneden maaiveld bedraagt, maar of deze diepte gezien de dikte van het humeuze pakket zand voor de wegaanleg gehandhaafd kan worden moet nog worden bezien. De ingreepdieptes voor de aanleg van de fietsenstalling en de wadi zijn onbekend, maar zullen waarschijnlijk dieper reiken dan 0,45 m beneden maaiveld. Indien de bodemingrepen niet dieper reiken dan 0,45 m (buffer van 0,3 m) adviseert KSP Archeologie geen archeologisch vervolgonderzoek. Indien deze dieper reiken dan 0,45 m wordt vervolgonderzoek aanbevolen.

Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 45 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en is vervolgonderzoek noodzakelijk. KSP Archeologie adviseert een vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek om vast te stellen of in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn en zo ja, welke waardering hieraan gegeven kan worden.

4.3 Kabels En Leidingen

Voor zover bekend liggen er in en rond het plangebied geen kabels en leidingen waarvoor in het kader van dit bestemmingsplan een specifieke regeling nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Opzet Bestemmingsplan

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. Het accent van het bestemmingsplan ligt op het ontwerpen van een heldere beheerregeling voor het gebied. Het bestemmingsplan dient te beschikken over een heldere beheerregeling die de handhaafbaarheid van het plan ten goede komt.

De regels behorende bij dit bestemmingsplan geven inhoud aan de aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van het bestemmingsplan is getracht de regeling zo duidelijk en eenvoudig mogelijk te houden. De regels uit dit bestemmingsplan voldoen aan de standaardeisen van de gemeente.

De regels en verbeelding vormen de juridische vertaling van het voorgenomen plan. Met het opnemen van de flexibiliteitsbepalingen wordt voorkomen dat, bij de daadwerkelijk uitwerking van het plan, kleine wijzigingen niet direct tot een conflict met het bestemmingsplan hoeven te leiden.

5.2 Bestemmingen

5.2.1 Groen

Daar waar de gronden bij de aanleg van de nieuwe Kraakweg een groene inrichting dienen te krijgen, zijn deze als 'Groen' bestemd.

5.2.2 Verkeer en Verkeer-Verblijf

De gronden ten behoeve van het nieuwe tracé van de Kraakweg en het fietspad hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen.

De rotonde en de bushalte hebben, als onderdeel van de Nijkerkerstraat, de bestemming 'Verkeer'. Binnen de verkeersbestemming is de aanleg van één fietsenstalling mogelijk.

5.2.3 Waarde - Archeologie 2 en 3

De archeologische waarden in het gebied zijn beschermd middels deze bestemmingen. Voor deze gronden is eveneens een vergunningstelsel opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

De kosten voor de uitvoering van dit bestemmingsplan zullen toegerekend worden aan de grondexploitatie Bijsteren. Bij de eerstvolgende herziening van de exploitatieopzet van Bijsteren zal dit verwerkt worden. Het batig saldo van het huidige exploitatieplan Bijsteren is ruimschoots voldoende om de uitvoering van dit bestemmingsplan (aankoop van een gedeelte van de Matchpointlocatie en de doortrekking van de Kraakweg) te kunnen dekken.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan Kraakweg heeft van 20 mei tot 2 juli 2019 ter inzage gelegen. Voorafgaand aan deze terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 7 mei een inloopavond georganiseerd voor omwonenden en andere geïnteresseerden.

Binnen de periode van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is er één zienswijzen binnengekomen. De zienswijze is samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien in de "Zienswijzennota bestemmingsplan Kraakweg". De zienswijznnota is als bijlage 9 in de toelichting opgenomen.
De beoordeling van de zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan niet of gewijzigd vast te stellen.

Bijlage 1 Verkeerskundige Analyse

Bijlage 1 Verkeerskundige analyse

Bijlage 2 Quickscan Ecologie

Bijlage 2 Quickscan ecologie

Bijlage 3 Voortoets Stikstofdepositie

Bijlage 3 Voortoets stikstofdepositie

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 5 Bodemkwaliteitverklaring

Bijlage 5 Bodemkwaliteitverklaring

Bijlage 6 Luchtkwaliteit Nibm-tool

Bijlage 6 Luchtkwaliteit NIBM-tool

Bijlage 7 Notitie Watertoets

Bijlage 7 Notitie watertoets

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek

Bijlage 9 Zienswijzennota Bestemmingsplan Kraakweg

Bijlage 9 Zienswijzennota bestemmingsplan Kraakweg