KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologisch Aandachtsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Aanleiding Bestemmingsplan
1.3 Ligging Plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 De Locatie
2.2 Gewenste Situatie
2.3 Afweging
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Waterschap Veluwe
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Stadsregio
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
4.1 Geluid
4.2 Milieuzonering
4.3 Bodem
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Verkeer
4.6 Water
4.7 Cultuurhistorie
4.8 Ecologie
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Procedure
5.2 Bestemmingsplan
5.3 Regels
5.4 Reikwijdte Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg En Inspraak
7.2 Zienswijzen
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan
Bijlage 2 Beplantingsplan
Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 1 Reactie Waterschap
Bijlage 2 Programma Van Eisen
Bijlage 3 Geluidsonderzoek
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Aanvullend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Asbestinventarisatie Rapport
Bijlage 7 Bus-melding
Bijlage 8 Aanvullend Bodemonderzoek Asbest
Bijlage 9 Geohydrologische Onderzoek
Bijlage 10 Definitieve Watertoets
Bijlage 11 Archeologische Onderzoek
Bijlage 12 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 13 Aanbiedingsbrief Nader Onderzoek
Bijlage 14 Aanvullend Onderzoek Qs Ff-wet
Bijlage 15 Relatie Qs Ffwet En Bestemmingsplanwijziging
Bijlage 16 Erftransformatie Geldersch Genootschap

Bestemmingsplaan Landelijk Gebied

Bestemmingsplan - Gemeente Rheden

Vastgesteld op 18-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Landelijk Gebied, Locatie Beukenlaan 4 en 4a Spankeren van de gemeente Rheden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BPLG15-0002et de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak:

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 agrarisch gebruik:

het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden of fokken van dieren;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig beroep (of daarmee gelijk te stellen activiteiten) dat in een woning danwel (vrijstaande) bijgebouwen wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;

1.9 beschermd dorpsgezicht:

een gebied aangewezen op grond van de Monumentenwet 1998;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 bovenbouw:

een gedeelte van een hoofdgebouw dat moet passen binnen de contour die ontstaat door:

  1. a. een verticale verlenging van twee zijden van het op de plankaart aangegeven bouwvlak met 1,20 meter, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bouwlaag, gevolgd door een schuin vlak met een binnenhoek van 60 graden, en
  2. b. een verticale verlenging van de overige zijden;

en welke contour slechts mag worden doorbroken door dakkapellen.
(Binnen deze contour kunnen zich mogelijk één of meer bouwlagen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.21 bijzondere woonvorm:

een woonvorm die bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; hiervoor kunnen afzonderlijke ruimten ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;

1.22 cultuurhistorische waarde

de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heef gemaakt zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur, onder cultuurhistorische waarde worden mede verstaan de archeologische waarden en monumenten;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.25 karakteristieke landschapstype

landschapstype geldend voor onderhavig gebied (deelgebied c Spankeren noord) beschreven in het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) met onder andere de aanwezigheid van kleine landschapselementen, behouden van de bestaande open ruimte, zichtlijnen ;

1.26 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.28 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.29 peil:

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.30 straatmeubiliair

hieronder wordt voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.31 voorste bouwgrens:

elke naar de weg gekeerde bouwgrens;

1.32 woning

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik van de gronden met behoud en herstel van hetkarakteristieke landschapstype;
  2. b. het hobbymatig houden van dieren;
  3. c. landschappelijke inpassing van de voor 'Wonen'aangewezen gronden overeenkomstig Bijlage 1 Erfinrichtingsplan en Bijlage 2 Beplantingsplan.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten in strijd met Bijlage 1 Erfinrichtingsplan en Bijlage 2 Beplantingsplan.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op de tot Agrarisch met waardenbestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    1. 1. het beplanten van gronden met houtgewas, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap;
    2. 2. het verwijderen van beplantingen welke zijn aangebracht in het kader van het erf- en landschapsplan zoals weergegeven in Bijlage 1 Erfinrichtingsplan en Bijlage 2 Beplantingsplan;
    3. 3. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
    4. 4. het scheuren van grasland;
    5. 5. het omzetten van grasland in bouwland ten behoeve van veevoedergewassen;
    6. 6. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
    7. 7. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
    8. 8. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    9. 9. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels, anders dan ten gevolge van een uitwerkingsplan voor natuur en landschap.
  2. b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de in de Bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naastliggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.
  3. c. De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien de werken of werkzaamheden in strijd zijn met Bijlage 1 Erfinrichtingsplan en Bijlage 2Beplantingsplan.
  4. d. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    1. 1. werken en werkzaamheden overeenkomstig Bijlage 1 Erfinrichtingsplan en Bijlage 2 Beplantingsplan;
    2. 2. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    3. 3. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woondoeleinden met de daarbij behorende verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere binnen een woongebied bijbehorende voorzieningen;
  2. b. een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit genoemd in Bijlage 3 Lijst vanbedrijfsactiviteiten aan huis;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding 'cultuurhistorische waarden' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en het herstel van de aanwezige karakteristieke voormalige agrarische bijgebouwen;
  4. d. landschappelijke inpassing van de gronden overeenkomstig Bijlage 1Erfinrichtingsplan en Bijlage 2 Beplantingsplan.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten in strijd met Bijlage 1 Erfinrichtingsplan en Bijlage 2 Beplantingsplan;
  2. b. Gebruik van ruimten binnen de woning danwel een (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis of een bedrijfsactiviteit als genoemd in Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan mits:
    1. 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woonruimte;
    2. 2. de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m²;
    3. 3. het gebruik geen nadelige gevolgend voor het woon- en leefmilieu heeft;
    4. 4. het gebruik geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt, tenzij de initiatiefnemer voorziet in extra parkeerruimte op het eigen perceel;
  3. c. Behoudens onder b, is het verboden bijgebouwen, gelegen buiten het bouwvlak, anders te gebruiken dan ten dienste van het hoofdgebouw.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3 onder b om een beroep aan huis of bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis en die naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met bedrijfsactiviteiten die wel in de lijst zijn opgenomen.

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. 2. milieusituatie;
  3. 3. de verkeersveiligheid;
  4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. 5. de sociale veiligheid;
  6. 6. de externe veiligheid.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op de tot 'Wonen' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    1. 1. het verwijderen van beplantingen welke zijn aangebracht in het kader van het erf- en landschapsplan zoals weergegeven in Bijlage 1 Erfinrichtingsplan en Bijlage 2 Beplantingsplan
  2. b. De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien de werken of werkzaamheden in strijd zijn met Bijlage 1 Erfinrichtingsplan en Bijlage 2Beplantingsplan
  3. c. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    1. 1. werken en werkzaamheden overeenkomstig Bijlage 1 Erfinrichtingsplan en Bijlage 2 Beplantingsplan;
    2. 2. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
    3. 3. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 5 Waarde - Archeologisch Aandachtsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch aandachtsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² en waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm beneden maaiveld, de aanvrager een rapport te overleggen gebaseerd op een proefsleuvenonderzoek, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de deskundig archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ten aanzien van het uitvoeren van een werk, geen bouwerk zijnde of van werkzaamheden gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder b bepaalde, is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld:
    1. 1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
    2. 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden dieper dan 80 cm beneden maaiveld, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist tenzij die voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
    3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnnen;
    4. 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
    5. 5. het omzetten van grasland in bouwland;
    6. 6. het graven, dempen, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    7. 7. het verlagen van het grondwaterpeil;
    8. 8. het aanbrengen of verbreden van oppervlakteverhardingen, anders dan bedoeld voor fiets- of wandelpaden en tuininrichtingen;
    9. 9. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies respectievelijk het aanbrengen van constructies in verband met bovengrondse leidingen;
    10. 10. het slopen van gebouwen of een gedeelte daarvan;
    11. 11. alsmede het ophogen van de gronden met meer dan 30 centimeter, tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    12. 12. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor de onderstaande werken of werkzaamheden:
    1. 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn, of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    2. 2. die van geringe omvang zijn (met een oppervlakte minder dan 100m²) dan wel het normale onderhoud betreffen;
    3. 3. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
    4. 4. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    5. 5. die betrekking hebben op het slopen indien de verstoringsdiepte minder is dan 30 centumeter beneden maaiveld;
    6. 6. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundig archeoloog.
  3. c. De vergunning wordt niet verleend:
    1. 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    2. 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de archeologische waarden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
    3. 3. dan nadat een advies is ontvangen van een deskundig archeoloog over het door aanvrager aan burgemeester en wethouders over te leggen rapport,, gebaseerd op een proefsleuvenonderzoek, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde in voldoende mate is vastgesteld.
  4. d. In afwijking van het bepaalde in c kan de vergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Algemene regels

  1. a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bebouwingsvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  2. b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
    1. 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
    2. 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voorzover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
    3. 3. entreepartijen op de begane grond, voorzover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  3. c. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld in de vorm van een aantal vierkante meters aan gebouwen;
  4. d. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten:liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties.

7.2 Ondergronds bouwen

  1. a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 is het ondergronds bouwen toegestaan voor:
  1. 1. ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies, met dien verstande dat het ondergronds bouwen uitsluitend is toegestaan voor zover ter plekke tevens bovengronds bouwen is toegestaan;
  2. 2. voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, voorzover geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem.
  1. b. Constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte zijn toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
  2. c. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter voor rioleringswerken.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te, doen of laten, gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en). Als strijd met de bestemming of het plan wordt in elk geval aangemerkt:

  1. a. het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines;
  2. b. het gebruik van de gronden voor kampeermiddelen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. 1. een bestemmingsgrens en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen;
  2. 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen;
  3. 3. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 meter;
  4. 4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat schotelantennes worden geplaatst, waarbij aan de zijde van het openbare gebied de afwijking slechts gegeven kan worden voorzover de antenne wordt geplaatst binnen het horizontale en vertikale vlak van een balkon;
  1. b. De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien de werken of werkzaamheden in strijd zijn met Bijlage 1 Erfinrichtingsplan en Bijlage 2Beplantingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Bouwwerken

10.2 Gebruik

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied, Locatie Beukenlaan 4 en 4a Spankeren.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 juni 2013.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (de kaart) en regels. Door het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft. In een bestemmingsplan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van gronden en opstallen aangegeven door middel van kleuren en symbolen, waarbij per object regels zijn gegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan.
Een bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting heeft geen juridische status.

1.2 Aanleiding Bestemmingsplan

Aan de Beukenlaan 4 en 4a te Spankeren is een voormalig agrarisch bedrijf gevestigd. Tot het jaar 2000 was het in gebruik als varkens- en rundveebedrijf. De huidige gebouwen hebben reeds hun oorspronkelijke functie als onderdeel van een agrarisch bedrijf verloren. De oorspronkelijke bijbehorende gronden zijn niet meer in bezit van de eigenaar en dat maakt de verwachting van nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf op deze locatie niet reëel. Nu de oorspronkelijke functie is komen te vervallen is het wenselijk een nieuwe structurele functie aan het erf te geven. Een woonfunctie is een dergelijke structurele functie waarbij tevens voorzien wordt in een uitbreiding van landelijk wonen zonder daarmee de verstening van het buitengebied te bevorderen.

1.3 Ligging Plangebied

Het plan heeft betrekking op de functieverandering van agrarisch bedrijf naar een woonerf gelegen aan de Beukenlaan 4 en 4a te Spankeren. Het erf ligt in een open gebied, ten noorden van de dorpskern Spankeren. Aan de noordzijde van het plangebied ligt een volkstuinencomplex, aan de westzijde ligt op enige afstand het Apeldoorns Kanaal, met daarvoor gelegen bedrijfsgebouwen. Aan de zuidzijde is er uitzicht op de dorpskern van Spankeren. Ten oosten van het plangebied is het landgoed 'de Bockhorst' gelegen, de boerderij behoorde van oorsprong bij dit landgoed.

De ligging van de locatie is op de volgende kaart met een groene cirkel aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG15-0002_0001.jpg"

1.4 Geldende Bestemmingsplan

Voor onderhavig perceel geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied dat op 27 januari 2009 is vastgesteld en op 11 september 2009 gedeeltelijk door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd en bij besluit van 22 december 2010 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onherroepelijk is geworden. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarde'. Binnen deze bestemming is een grondgebonden agrarische bedrijf toegestaan. Het verzoek voor een woonfunctie past niet binnen de toegelaten mogelijkheden die de agrarische bestemming biedt en is derhalve strijdig met het bestemmingsplan Landelijk Gebied.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan

2.1 De Locatie

Het bestemmingsplan heeft betrekking op een deel van het kadastrale perceel

DRN00 X 00262 en 00263: Beukenlaan 4 en 4a te Spankeren. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Spankeren, noordelijk van de Landweg en oostelijk van de Kerkweg. De Bockhorstweg ligt ten oosten van het plangebied.

Het gebied rondom het dorp Spankeren kenmerkte zich eerder door een structuur van kleine landschapselementen waarin de boerderijen lagen. Nu is van deze landschapselementen alleen de laanbeplanting over en liggen de boerderijen als 'blokjes' bebouwing met beplanting in de open ruimte. Deze open ruimte is nu een nieuwe kwaliteit van het gebied geworden.

De Beukenlaan is een informele laan, de bomenrijen aan beide zijden zijn statig, het zand als verharding maakt de laan informeel. Ter plaatse van het erf wordt de laan aan één zijde onderbroken. Het erf wordt ontsloten door een verbreding van het zandpad te plaatste van deze onderbreking.

Hieronder zijn een uittreksel van de grootschalige basiskaart voor de omgeving van het plangebied en een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG15-0002_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG15-0002_0003.jpg"

2.2 Gewenste Situatie

De eigenaar heeft de wens om de agrarische bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Het plan bestaat uit de sloop van circa 1020 m² aan bedrijfsgebouwen en circa 150 m² aan erfverhardingen, mestsilo's en sleufsilo's. De bestaande bedrijfswoningen en de karakteristieke schuur blijven behouden. In ruil voor de sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen is de wens om een gebouw met twee wooneenheden te realiseren. Dit woongebouw zal een woonbestemming krijgen met de mogelijkheid om in één bouwlaag met een kap te bouwen en waarbij een maximale bouw- en goothoogte is opgenomen. Een eventueel bijgebouw is opgenomen in het volume van dit nieuwe woongebouw. Gewenst is om de vormgeving te laten bestaan uit een zogenaamde 'schuurarcitectuur', te weten een eenvoudige rechthoekige grondvorm met lage goten en een ingetogen uitstraling.

Het plan

De bestaande woningen aan de Beukenlaan 4 en 4a zullen een woonbestemming krijgen waarbij een bijgebouw is toegestaan. Het direct ten zuiden van de Beukenlaan 4 gelegen karakteristieke bijgebouw zal als 'bijgebouw met de aanduiding cultuurhistorische waarden' worden aangeduid, gezien de karakteristieke eigenschappen van dit gebouw. De oude boerderij is het hoofdgebouw, de overige gebouwen zullen hieraan ondergeschikt zijn. De samenhang op het erf ontstaat door een compact geheel van het erf te maken. De bebouwing wordt op een centrale manier gesitueerd en verkleind ten opzichte van de huidige bebouwing. Door de vorm, de materialisering en detaillering van de verschillende gebouwen op elkaar af te stemmen, ontstaat deze samenhang en zal ook de kwaliteit van het erf in ruimtelijke zin worden versterkt.

Een gedeelte van het erf zal de bestemming 'agrarisch met waarden' krijgen. Binnen deze bestemming zal de ruimtelijke kwaliteit van het landschap, het behoud en herstel van het karakteristieke landschapstype, worden gewaarborgd. Het landschap kan versterkt worden door het verwijderen van niet inheemse beplanting en het aanplanten van inheemse soorten. Voor de inrichting van het erf is een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit plan maakt onderdeel uit van de regels van dit bestemmingsplan.

2.3 Afweging

In het bestemmingsplan Landelijk Gebied is een beperkte regeling opgenomen (via een wijzigingsbevoegdheid) voor gevallen waarin de wens is om de agrarische bestemming om te vormen naar een woonbestemming. De regeling in het bestemmingsplan Landelijk gebied geldt alleen indien er sprake is van behoud van gebouwen waarin wooneenheden gecreëerd kunnen worden en dat is in onderhavig geval niet aan de orde. De regeling in het bestemmingsplan Landelijk gebied is afgeleid van een meer omvattend kader dat door de Stadsregio in 2007 in samenspraak met gemeenten is vastgesteld, te weten de notitie Functieverandering buitengebied. Deze notitie is tevens voor de provincie de leidraad bij de beoordeling van plannen voor een functieverandering.

Aangezien de regeling voor functieverandering opgenomen in het huidige bestemmingsplan Landelijk gebied niet voldoet is het verzoek getoetst aan het beleid 'Functieverandering buitengebied' van de Stadsregio. Functieveranderingen van agrarische complexen in het buitengebied is maatwerk. Er is derhalve voorafgaand aan deze bestemmingsplanwijziging veel overleg geweest, onder andere met de provincie Gelderland. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een plan welke ruimtelijk wel voldoet aan de beleidskaders van de Stadsregio maar niet aan de kaders in de voorschriften (wijzigingsbevoegdheid) van het bestemmingsplan Landelijk Gebied.

Verevening

Als verevening (compensatie) dient de sloop van de bedrijfsgebouwen en erfverhardingen en het behoud van de karakteristieke schuur. Daarbij is ook het doortrekken van de laan (langs de Beukenlaan) welke langs het erf loopt meegenomen, evenals het aanleggen van een houtwal aan de westzijnde en het inrichten van een deel van het erf als weidegrond. Een nader te bepalen onderdeel van de verevening is het aanleg van landschapselementen in de directe omgeving.

Er zijn verschillende overwegingen om mee te werken aan onderhavig plan:

  • het functieveranderingenbeleid van de Stadsregio laat deze ontwikkeling beleidsmatig toe en het past binnen de beleidsvisie van het bestemmingsplan Landelijk Gebied en het Landschaps Ontwikkelings Plan (LOP);
  • het ligt niet in de verwachting dat zich op deze locatie een nieuwe agrarisch bedrijf vestigt;
  • landschappelijke winst te halen door volumineuze bebouwing en landschapontsierende bebouwing te slopen;
  • volgens het boerenerfprincipe wordt een nieuw erf gecreëerd die landschappelijk meerwaarde kan opleveren;
  • volkshuisvestelijk voegt het plan een kleinschalig, uniek en hoogwaardig woonmilieu toe aan de bestaande woningvoorraad in het landelijk gebied.

De wijziging van de bestemming en dus van het erf zal een bijdrage moeten leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Om deze reden is een advies uitgebracht door een ervenconsulent betreffende deze transformatie. Dit heeft geresulteerd in de rapprotage Erftransformatie Beukenlaan 4, Spankeren, Notitie uitgangspunten en randvoorwaarden, uitgevoerd door Gelders Genootschap, gedateerd augustus 2011. Bijlage 16 Erftransformatie Geldersch Genootschap In deze rapportage worden de uitgangspunten en randvoorwaarden voor het ruimtelijk ontwerp van het erf en de bebouwing omschreven. Vervolgens is een erfinrichtingsplan: Erfinrinchtingsplan Beukenlaan 4, Spankeren, uitgevoerd door Meeuwis de Vries Tuinen, gedateerd op 1 februari 2012 Bijlage 1 Erfinrichtingsplan (bijlage bij de regels) opgesteld, met als uitgangspunt de voorgenoemde rapportage. Dit erfinrichtingsplan laat het beeld zien van de huidige situatie en de toekomstige situatie. Behoud en herstel van het karakterischtieke langschapstype is hierbij van belang. Het herstel van erf en perceelsrandenbeplantingen vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt.

In Hoofdstuk 4 wordt een en ander toegelicht. Geconcludeerd kan worden dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen argumenten voorhanden zijn die het leggen van de gewenste bestemming belemmeren. Het gemeentebestuur wil derhalve meewerken aan het hiervoor beschreven gewenste situatie. Daarvoor is onderhavig plan in procedure gebracht.

Hoofdstuk 3 Beleid

In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid.

3.1 Rijksbeleid

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de nota Ruimte (2006).
De nota bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. In het nationaal ruimtelijk beleid stelt het rijk zich tot doel het versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn. Gelet op de Wet ruimtelijke ordening zoals die per 1 juli 2008 in werking is getreden, wordt gewerkt aan een Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, waarin punten van rijksbeleid juridisch worden vastgelegd.


Onderhavig plan raakt het rijksbeleid niet.

3.2 Provinciaal Beleid

Gezien de mogelijkheden die de Wet ruimtelijke ordening biedt, hebben Provinciale Staten van Gelderland op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld en laatstelijk gewijzigd op 27 juni 2012. De gewijzigde verordening is 5 juli 2012 in werking getreden. Daarin zijn punten van provinciaal beleid juridisch vastgelegd.

Na de invoering van de Wet ruimtelijke ordening heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De provinciale visie op ruimtelijk gebied is vastgelegd in deze algemene structuurvisie. De structuurvisie is erop gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten in Gelderland worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.

Het provinciale beleid richt zich op het groenblauwe raamwerk (natuur en water) en het rode raamwerk (stedelijke functies en infrastructuur). Het overige provinciale grondgebied wordt het multifunctionele gebied genoemd en is het domein van de gemeenten die daartoe in regionaal verband samenwerken.

Het erf valt binnen het vastgestelde waardevolle landschap van de Veluwe. Dit betekent dat er op provinciaal niveau veel waarde wordt gehecht aan de landschappelijke kwaliteiten in het gebied. Voor de (delen van) waardevolle landschappen die niet in de EHS en / of waardevolle open gebieden leiggen, geldt het 'ja, mits'-regime: voor veranderingen aan bestaande erven betekent dit dat er mogelijkehdenzijn om van funcite te verandere, mits de landschappelijke kwaliteiten behouden en indien mogelijk verstekrt worden. Middels het erfinrichtingsplan is aan deze voorwaarde voldaan.

Onderhavig bestemmingsplan is van dusdanig lokaal karakter dat het provinciale beleid niet van invloed is op dit plan. De beschermingskaart en de beleidskaart ruimtelijke ontwikkeling behorend bij het streekplan zoomen niet in op het dorp Spankeren. De provinciale milieuverordenign geeft geen aanleiding voor het maken van opmerkingen ten aanzien van deze locatie.

De provinciale Woonvisie is de leidraad voor een voldoende aanbod van kwalitatief passende woningen en woonmilieus voor de Gelderse bevolking. Het woningaanbod moet aansluiten op de voorkeuren van bewoners. Het plan is niet strijdig met dit beleid.

3.3 Waterschap Veluwe

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakeijk met elkaar verbonden. Onderhavig perceel is gelegen binnen het Waterschap Veluwe. Het waterschap is in haar gebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Daarnaatst beheert het Waterschap dijken en kades, al het oppervlaktewater en de rioolwaterzuiveringsinsallaties. Het beheersgebied bevat de grootste aaneengesloten natuurgebieden in Nederland: de Veluwe.

Waterschap Veluwe wil graag in een vroeg stadium meedenken over de watertoets bij ruimtelijke plannen. Waterschap en gemeente kunnen namelijk samen kijken naar een zo efficiënt mogelijke inpassing van het water in het ruimtelijk ontwerp. Het Waterschap heeft voor kleine plannen en besluiten een standaardprocedure voor de watertoets opgesteld. De waterbelangen in deze kleine plannen worden gewaarborgd door melding van de plannen aan Waterschap Veluwe en een standaard waterparagraaf en -advies. De essiëntie van de watertoets is het waarborgen van waterhuishoudkundige belangen, door deze expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing te nemen bij alle (waterhuishoudkundige relevante) ruimtelijke plannen en besluiten. Deze borging is uiteraard ook gewenst bij de categorie "postzegelplannen" echter op zo'n wijze dat het in overeenstemming is met de 'zwaarte' van de betreffende plannen en besluiten. Waterschap Veluwe wil de borging van de waterhuishoudkundige aspecten plaats laten vinden via algemene overleggen, een standaard waterparagraaf/advies en een evaluatie.

3.3.1 Procedures

Doordat dit plan kleiner is dan 10 woningen, buiten de zogenaamde Keurzones valt, het geen HEN-water betreft, buitende zoekgebieden voor waterbeging valt, en het geen landgoed betreft, valt onderhavig plan onder de "postzegelplannen" zoals het Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt. Eventuele afwijkingen hiervan en afwijkingen op de verbeelding zijn beargumenteerd en weergegeven in de waterparagraaf 4.6 Water. Bij eventuele negatieven effecten voor het watersysteem is weergegeven hoe deze gemitigeerd en/of gecompenseerd zijn.

Onderhavig plan is niet strijdig met het beleid van het Waterschap Veluwe.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Het in 2006 vastgestelde gemeentelijke structuurplan Een droom om in te wonen zoomt niet in op de voorgestane ontwikkeling.


In de Woonvisie, vastgesteld door de raad op 26 mei 2009, is de lijn voor de jaren 2009 t/m 2013 dat expliciet aandacht uitgaat naar het verbeteren van de kwaliteit bestaande woningvoorraad. Omschreven is dat de gemeente Rheden streeft naar een toekomstbestendige woningvoorraad. In vergelijking met de voorgaande periode ligt de focus meer op kwaliteit en in het bijzonder op een kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad. Speerpunten zijn: werk maken van herstructurering, woningaanpassingen ten behoeve van senioren, investeren in duurzaamheid en particuliere woningverbetering. Daarnaast blijft nieuwbouw een belangrijk item.


Met het voorliggend bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke Woonvisie.

Landschapsontwikkelingsplan

Op 26 juni 2007 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Rheden-Rozendaal door de gemeenteraad vastgesteld. Het LOP wordt gezien als een nadere uitwerking van de structuurvisie en dan gericht op het landelijk gebied. In het LOP is een landschapsinventarisaite en analyse beschreven. Vervolgens zijn de scenatrio's van de deelgebieden en een landschapsvisie beschreven. Voor het deelgebied Noord-spankeren geldt, dat de openheid behouden dient te blijven. De Beukenlaan is als doorgaande groene structuur opgenomen. In het LOP is tevens aangegeven dat de archeologische waarden in de bodem gerespecteerd dienen te worden.

De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling is dan ook niet in strijd met het LOP.

Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied

In het kader van het Landschapsontwikkelingsplan en het bestemmingsplan Landelijk gebied is een beeldkwaliteitsplan voor het hele landelijk gebied opgesteld en op 27 januari 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan vervangt de paragraaf over het landelijk gebied in de Welstandsnota. De reden voor het opstellen van het plan is dat de huidige welstandsnota onvoldoende voorziet in toetsing van ontwikkelingen die het bestemmingsplan biedt. De gemeente Rheden heeft in het beeldkwaliteitsplan vijf deelgebieden onderscheiden. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied Spankeren en Soerensche Broek. Het beeldkwaliteitplan vormt het toetsingskader voor de Welstandscommissie bij het toetsen van de bouwaanvragen.

3.5 Stadsregio

In het funcitieveranderingenbeleid van de Stadsregio wordt specifiek ingegaan op de mogelijkheden van functieveranderingen van agrarisch naar wonen. De notitie geeft de mogelijkheid om bij sloop van alle bedrijfsgebouwen maximaal 50% van de gesloopte oppervlakte aan nieuwe bebouwing op te richten. Hierbij geldt dat dit toegestaan is met maximaal twee woongebouwen met elk meerdere wooneenheden. De vereveningsvorm die mogelijk zijn bij functieveranderingen liggen in de sfeer van sloop van gebouwen, verkleining bouwvlak, groene herbestemming, behoud van karakteristieke bebouwing, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering infrastructuur, aanleg recreatieve voorzieningen en/of een financiële bijdrage. In de notitie wordt aangegeven dat de bedrijswoning buiten beschouwing wordt gelaten bij het berekenen van de te slopen, te behouden en nieuw te bouwen oppervlakten. Verevening is maatwerk en wordt per geval bekeken.

Het functieveranderingenbeleid steldt dat 'functieverandering gepaard moet gaan met - naast de sloop - een bijdrage aan de kwaliteit van de omgeving (verevening). Als dit niet mogelijk of nodig blijkt op het kavel zelf, vindt vereving plaats in de vorm van een financiele bijdrage of een kwaliteitsverbeteringn in de omgeving van het plangebied'.

Het plan

In totaal is er circa 1125 m²(100%) aan bedrijfsgebouwen aanwezig. Hiervan blijft circa 105 m² (9%) behouden en zal circa 1020m² (91%) gesloopt worden. Er zal circa

510 m² (45%) aan nieuwbouw worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

Wanneer een bestemmingsplan wordt vervaardigd, dient dit plan binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het te toetsen aan regelgeving, beleid van de gemeente en van andere overheden en uitkomsten van onderzoeken.

Initiatieven waarbij sprake is van een functieverandering van agrarisch naar wonen is het van belang rekening te houden met agrarische bedrijven in de omgeving en te toetsen in hoeverre de woonfunctie een belemmering kan zijn voor de ontwikkeling van een in de omgeving gelegen agrarisch bedrijf.

4.1 Geluid

De Wet geluidhinder is voor het onderdeel weg- en railverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd. Aan de orde is het toelaten van een woongebouw waar deze geluidgevoelige functie voorheen niet was toegelaten, binnen de zone van wegen waarop de Wet geluidhinder van toepassing is.

De streefwaarde voor wegverkeer die wordt veroorzaakt op de gevel bedraagt zowel in binnenstedelijk als in een buitenstedelijk gebied 48 dB. In een binnenstedelijke situatie kunnen hogere grenswaarden worden vastgesteld tot en met 63 dB. In een buitenstedelijk gebied tot en met 53 dB.

De locatie waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft, is gelegen in de zone van de Bockhorstweg.

Uit het akoestisch onderzoek Rapport Locatie Beukenlaan 4/4a in Spankeren, onderzoek geluidsbeslasting wegverkeerslawaai, uitgevoerd door Wensink akoestiek & milieu, gedateerd op 15 december 2011 Bijlage 3 blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van het wegverkeer ten hoogste 37 dB bedraagt.

Het onderzoek is uitgevoerd op basis van de Wet geluidhinder zoals die gold voor 1 juli 2012. Op basis van het overgangsrech kan tot 1 juli 2013 gekozen worden om gebruik te maken van het oude recht. Voor dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van het oude recht.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt, dat de geluidbelasting op de nieuw te bouwen woningen ten hoogste 37 dB bedraagt en deze geluidsbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zoals vermeld in artikel 82, eerste lid, van de Wet geluidhinder.

4.2 Milieuzonering

Bij het meewerken aan een functieverandering wordt bij het vervaardigen van een bestemmingsplan ook getoetst of de nieuwe bestemming qua milieuzonering passend is in zijn omgeving. Dat wil zeggen dat zowel een nieuwe (bedrijfsmatige) functie voldoende afstand moet aan houden ten opzichte van een hindergevoelige functie zoals een burgerwoning, maar ook dat een nieuwe woonfunctie voldoende afstand houdt van een hindergevoelige functie zoals een agrarisch bedrijf. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de brochure Bedrijven en milieuzonering van de VNG waarin afstandsmaten zijn opgenomen.

Bij het functieverandering mogen er geen belemmeringen ontstaan voor de omliggende bedrijven en vice versa. Dit staat beschreven in het functieveranderingen beleid wat recentelijk is vastgesteld en ook bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is dit getoetst. Er is derhalve getoetst aan de brochure Bedrijven en milieuzonering van de VNG. In deze lijst zijn de afstanden opgenomen welke gelden tussen een woonbestemming en een agrarische bestemming. De afstand van het bouwblok van de omliggende agrarische bedrijven dient minimaal 50 meter te zijn, aan deze afstand wordt voldaan. Op grond van jurisprudentie mag deze brochure gehanteerd worden als toetsing bij verzoeken tot bestemmingsplanherziening. Indien wordt afgeweken van de in deze brochure gehanteerde adviesafstanden dient dit gemotiveerd te gebeuren.

Beleid
De gemeenteraad is op 30 oktober 2012 akkoord gegaan met het intrekken van het beleid inzake actualisatie bestemmingsplannen. Aan dit beleid is de notitie milieuzonering gemeente Rheden gekoppeld. Ten behoeve van de actualisatie van de bestemmingsplannen is door de gemeenteraad in de vergadering van 25 mei 2004 standaard werkwijzen vastgesteld. Met deze standaarden zijn de analoge bestemmingsplannen voor de dorpskommen vervaardigd.


Inmiddels is het verplicht om bestemmingsplannen digitaal te vervaardigen. Daarvoor is een landelijke systematiek te gebruiken. De bestuurlijke uitgangspunten in de standaarden, zoals bijvoorbeeld het bij voorkeur toekennen van een woonbestemming aan een woning op een bedrijfsterrein, worden in de toelichting van een bestemmingsplan verwoord. Zodat deze standaarden thans geen meerwaarde meer hebben.


Van deze standaarden maakt de notitie 'Milieuzonering in de gemeente Rheden' onderdeel uit. Daarin was een systematiek opgenomen voor het differentiëren van afstandseisen tussen hinderveroorzakende functies en hindergevoelige functies afhankelijk van het gebiedstype. Dit is niet meer actueel nu de VNG in haar laatste uitgave 'Milieuzonering en bedrijven' (op een iets andere wijze) hierin is gaan voorzien. Deze uitgave wordt landelijk gehanteerd en vormt de juridische basis bij geschillen.


De VNG systematiek is daarmee het uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen.

4.3 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.


Voor dit bestemmingsplan is een bodemonderzoek uitgevoerd: Verkennend bodemonderzoek Beukenlaan 4/4a Spankeren uitgevoerd door Van der Poel Milieu B.V., in januari 2012, rapport opgesteld in februari 2012 en genummerd 11201.008,

(Bijlage 4). Het onderzoek heeft tot doel een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en het grondwater van het onderzoeksterrein.

De onderzoekslocatie heeft een totale oppervlakte van 4.500m². De landbouwactiviteiten zijn omstreeks het jaar 2000 beeindigd, momenteel wordt een deel van het terrein gebruikt voor de reparatie van auto's, daarnaast bevinden zich twee bovengrondse brandstoftanks, een 1300 liter bovengrondse dieselolietank en een propaangastank op het terrein. In het verleden zijn er vergunningen verleend voor veehouderij met mestopslag, drijfmestkleder, een mestplaat en een mestbassin. Daarnaast zijn er activiteiten uitgevoerd waarbij mogelijk lozing van olieën en chemicaliën plaats kan hebbn gevonden. De locatie is op de asbestkansenkaart aangemerkt als perceel met een grote kans op de aanwezigheid van astbest.

Uit voornoemd verkennen bodemonderzoek zijn op verschillende locaties in de grond verontreinigende stoffen aangetroffen die de desbetreffende interventie-, tussen-, of streefwaarden overschrijden. Derhalve zijn er verschillende aanbevelingen gedaan omtrent aanvullende onderzoeken:

  1. a. uitsplitsing van mengmonster in verband met verhoogd nikkel gehalte;
  2. b. afperking olie verontreiniging bij bovengrondse tank ten noorden van de werkplaats;
  3. c. uitvoeren aanvullende astbestonderzoek bij boring 4 en 8.
    Verder zijn er drie aandachtspunten gegeven:
  4. d. mestputten ter plaatse van de voormalige varkensschuur zijn gevuld met puin en asbest;
  5. e. in de mestput ten plaatse van de voormalige rundveestal zou ook asbest aanwezig zijn;
  6. f. een deel van het in de toekomst opnieuw in te richten terrein is niet in het bodemonderzoek meegenomen.

Naar aanleiding van bovenstaande punten zijn aanvullende onderzoeken uitgevoerd: Aanvullend bodemonderzoek Beukenlaan 4/4a Spankeren, uitgevoerd door Van der Poel Milieu B.V. uitgevoerd in maart 2012 en genummerd projectnummer 11201ao.008 Bijlage 5 en Asbestinventarisatierapport, uitgevoerd door ingeniersburo Tracé, asbestinventarisatie, bouw- &sloopbegeleiding uitgevoerd op 15 februari 2012 en genummerd projectnummer G.2012.02.10. Bijlage 6.

Hier zijn de volgende conclusies op de bovenstaande punten vermeld:

  1. a. Aan dit punt is voldoende aandacht besteed en is voldoende onderzocht. Hieruit zijn verder geen belemmeringen aangetroffen;
  2. b. Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging met minerale olie ten plaatse van de bovengrondse tank ten noorden van de werkplaats. Dit vormt echter geen belemmering voor onderhavige bestemmingsplanwijziging. In het kader van de Wet bodembescherming, het Besluit uniforme saneringen en de Regeling uniforme saneringen, is het verplicht een goedgekeurde en ontvankelijke BUS-melding Bijlage 7 van Gedeputeerde Staten van Gelderland te hebben
  3. c. Aan dit punt is voldoende aandacht besteed en is voldoende onderzocht. Hieruit zijn verder geen belemmeringen aangetroffen;
  4. d. Punt is meegenomen in het rapport. Hieruit blijkt dat de aanpak/sanering van de gevulde putten tegelijk met de sloop zal worden opgepakt. Er zijn derhlave geen belemmeringen voor het plan;
  5. e. Punt is meegenomen in het rapport. Hieruit blijkt dat de aanpak/sanering van de gevulde putten tegelijk met de sloop zal worden opgepakt. Er zijn derhlave geen belemmeringen voor het plan;

Uit het aanvullend onderzoek is een nieuw aandachtspunt naar voren gekomen. Op het zuidwestelijke deel (omgeving mestput) ligt asbest begraven. Echter is deze niet aangetroffen bij uitvoering van boringen. Derhalve is het van belang dat dit bij het indienen van de sloopmelding (zie punt d en e) gemeld wordt. Vervolgens zal een type B inventarisatieoverlegd dienen te worden.

  1. f. Er is een aanvullend bodemonderzoek asbest uitgevoerd: Aanvullend bodemonderzoek asbest Beukenlaan 4/4a te Spankeren, uitgevoerd door van der Poel Milieu B.V. Markelo, met projectnummer 11201 (aoasbest).008, gedateerd 10 september 2012 Bijlage 8. Uit de resultaten blijkt dat zintuigelijk noch op het maaiveld noch in de bodem asbestverdachte materialen zijn waargenomen. Analytisch is in de bovengrond geen asbest aangetroffen. Zodoende is de eindconclusie dat op het onderzochte zuid-zuidwestelijke terreingedeelte geen asbest is aangetroffen.

Het aspect bodem is geen belemmering voor onderhavige bestemmingsplanwijziging.

4.4 Luchtkwaliteit

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

De luchtkwaliteitsnormen in de Nederlandse wetgeving zijn gebaseerd op de Europese luchtkwaliteitseisen. Sinds 11 juni 2008 geldt de richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (Pb EG L 152). Vooruitlopend op deze nieuwe Europese richtlijn is op 15 november 2007 reeds de zogenoemde Wet luchtkwaliteit van kracht geworden, officieel titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet luchtkwaliteit bevat de Europese luchtkwaliteitseisen en de basisverplichtingen op grond van de richtlijn, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen (meten en berekenen) van de luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De uitvoeringsregels die behoren bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen.

Gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit is in 2007 ook de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekende mate (Besluit NIBM) in werking getreden. In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekende mate.

Met het ingaan van het NSL gelden er per 1 augustus 2009 nieuwe grenzen voor wat niet in betekende mate is: het begrip is nu gedefinieerd als 3% en minder van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1.500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn.

Dit bestemmingsplan voorziet in een woonbestemming. Verder onderzoek naar het effect van dit plan op de luchtkwaliteit kan achterwege blijven.

4.5 Verkeer

Verkeersbewegingen

De (enige) entree is gesitueerd aan de westzijde van het erf. In het kader van de verkeersveiligheid op het erf is dat een zeer geschikte locatie.

Parkeren
Voldaan moet worden aan de normen van de Bouwverordening met betrekking tot de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid op het onderhavige perceel. In onderhavig plan geschied het parkeren op eigen terrein. In het kader van het uiteindelijke bouwplan vindt een finale toetsing plaats op het aspect parkeren.

Het aspect verkeer is derhalve geen belemmering voor het plan.

4.6 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en waterlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zo bijvoorbeeld de daken.

Naar de gevolgen die de beoogde ontwikkeling heeft voor de bestaande waterhuishouding in het plangebied en de omgeving, is onderzoek gedaan: Watertoets Beukenlaan 4-4a te Spankeren, uitgevoerd door Civicon BV Breedenbroek, gedateerd op 2012-005 en genummerd R01-2012-005-D01 (Bijlage 10). Uit het geohydrologisch onderzoek blijkt dat er geen negatieve gevolgen voor het watersysteem zullen optreden en het infiltreren van hemelwater mogelijk is.

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Na de tabel volgt een toelichting op de relevante aspecten.

Thema Toetsvraag Relevant
Hoofdthema's
Veiligheid 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?
1. Ja

2. Nee
Riolering en afvalwaterketen 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van Waterschap Veluwe?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
1. Ja
2. Nee

3. Nee
Wateroverlast (oppervlaktewater) 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
1. Nee

2. Ja

3. Nee
Grondwateroverlast 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?
1. Nee

2. Nee

3. Nee
4. Nee
Oppervlaktewaterkwaliteit 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?
1. Ja

2. Ja

3. Nee
Grondwaterkwaliteit Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee
Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënsiche of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
1. Nee


2. Nee
Verdroging Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? Nee
Natte Natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?
1. Nee

2. Nee
Inrichting en Beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
1. Ja


2. Nee
Aandachtsthema's
Recreatie Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee
Cultuurhistorie Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee

Veiligheid: ten zuiden van het plangebied, op een afstand van 1000 meter, is een primaire waterkering gelegen.

Riolering en afvalwaterketen: Toename van huishoudelijk afvalwater vanwege de bouw van een wooneenheid.

Wateroverlast: zie paragraaf 4.6.1 Infiltratie Het totale verharde oppervlak zal met circa 2780 m² afnemen.

Oppervlaktewaterkwaliteit: In de huidige situatie wordt het hemelwater geloosd op een sloot die op eigen grond is gelegen. Deze sloot sluit aan op een watergang van het waterschap Veluwe. De watergang die ten noorden van de Beukenlaan is gelgen komt na circa 400 meter uit in de Soerense Broek. Deze beek heeft een SED functie. In de toekomstige situatie zal er duurzaam worden omgegaan met water en zal het hemelwater geheel op eigen terrein worden geborgen.

4.6.1 Infiltratie

Per 1 januari 2010 verplicht de bouwverordening bij nieuwbouw tot het op eigen terrein bergen van hemelwater, tenzij dit niet mogelijk blijkt te zijn. In het kader hiervan is een onderzoek uitgevoerd: Doorlatenheidsonderzoek Beukenlaan 4 en 4a te Spankeren, door Econsultancy.nl Doetinchem, gedateerd op 3 maart 2012 en genummerd 12015055. (Bijlage 9) Doel van het onderzoek is het bepalen van enkele geohydrologische parameters, waaronder de waterdoorlatendhied van de bodem, teneinde de mogelijkheden voor hemelwaterinfiltratie te kunnen bepalen.

De haalbaarheid van hemelwaterinfiltratie is afhankelijk van de doorlatenheid van de bodem en de optredende grondwaterstanden. Uit voornoemd onderzoek blijkt dat deze op de onderhavige locatie over het algemeen geclassificeerd is als goed doorlatend. Het grondwaterniveau is van dien aard dat de bodem tot 3,0m-mv geschikt is voor de infiltratie van hemelwater.

De aard van eventuele toekomstige infriltraitevoorzieningen is nog niet bekend. Bij voorkeur een zichtbare, bovengrondse voorziening; het functioneren van de voorziening is dan goed controleerbaar en het onderhoud door de eigenaar is eenvoudig. Het ontwerp-plan voor de riolering en een beschrijving van de infiltratievoorziening, inclusief de berekening van de dimensionering (bergingsvoorziening) dient bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning aangeleverd te worden. Op dat moment zal ook het aantal m² verhard oppervlak duidelijk zijn. In het voorgenoemde onderzoek zijn diverse aanbevelingen gegeven voor de infiltratiemogelijkheden.

Conclusie

Infiltratie van het hemelwater is een vereiste op onderhavig perceel. De exacte wijze waarop zal duidelijk worden bij het indienen van de omgevingsvergunning. Geconcludeerd wordt dat het aspect water geen belemmering vormt voor onderhavig plan.

4.7 Cultuurhistorie

De locatie waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, ligt niet in een beschermd dorpsgezicht. Het pand is evenmin aangewezen als beschermd monument.


Niet alleen het bovengronds zichtbare kan een waarde vertegenwoordigen. Ook het behoud en de kennis van archeologische waarden vertegenwoordigt een waarde.
De bescherming van deze waarden is per 1 september 2007 wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Gemeenten moeten zorgdragen dat in de bestemmingsplannen het belang van de archeologische monumentenzorg wordt meegewogen. Gebeurt dit niet of onvoldoende, dan kan de provincie archeologische attentiegebieden aanwijzen waarvoor de gemeente binnen een door de provincie te bepalen termijn archeologievriendelijke bestemmingsplannen moet hebben vastgesteld. De gemeenteraad heeft in 2008 de archeologienota Uitgediept vastgesteld. Hierin wordt een aantal beleidsvoornemens ten aanzien van archeologie verwoord. Archeologie wordt op grond van deze nota voortaan beschermd via de bestemmingsplannen. Dit laat onverlet dat mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd zijn beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. Of een vondst van archeologische resten uiteindelijk moet leiden tot behoud van deze resten of een opgraving wordt door de regioarcheoloog bepaald aan de hand van de in de archeologienota uitgewerkte selectiemethode.

In het plangebied zullen verscheidene bodemingrepen plaatsvinden, te weten door de geplande sloop en nieuwbouw. In het kader daarvan is een archeologishe onderzoek uitgevoerd. Archeologisch bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek, Beukenlaan 4 en 4a te Spankeren, uitgevoerd door Ecocunsultancy BV Doetinchem, gedateerd op 8 februari 2012 en genummerd 11126430, (Bijlage 11) Dit onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze kunnen worden aangetast.

Geconcludeerd kan worden dat de aangetroffen archeologische indicatoren duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats, waar tevens mogelijk ijzerwinning plaatsvond en/of een locaite van ijzerprocutie betrof. Voor het bepalen van het wel of niet aanwezig zijn van ondergrondse restanten van historische bebouwing, is de gehanteerde onderzoeksmetode niet geschikt, maar de aangetroffen archeologische resten duiden hier wel op.

Op grond van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek zal een vervolgonderzoek worden uitgevoerd, bestaande uit twee fasen. De eerste betreft de archeologische begeleiding van de sloop van de ondergrondse delen van de te slopen bebouwing binnen het plangebied. Hiermee kan mede bepaald worden of ondergrondse restanten van historische bebouwing wel of niet aanwezig zijn. De tweede fase betreft een proefsleuvenonderzoek in het gehele plangebied.

Voor beide fasen is een 'Programma van Eisen' opgesteld: Archeologisch Programma van Eisen, door Ecocunsultancy BV Doetinchem, gedateerd op 20 februari 2012 en genummerd 12025188. (Bijlage 2), opgesteld en goedgekeurd.

De uitvoering van voornoemd programma van eisen is een verieste bij het verlenen van de omgevingsvergunning en moet in overleg met de gemeente Rheden, danwel de regioarcheoloog, worden bepaald.

4.8 Ecologie

Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet in 2002 is men verplicht om voor ingrijpen als sloop en nieuwbouw, zoals in onderhavig geval, de gevolgende voor de eventueel aanwezige (beschermede) flora en fauna inzichtelijk te maken. In het kader hiervan is een zogenaamde quickscan flora en fauna uitgevoerd: Quickscan Flora en Faunawet 2012, Nieuwbouw woningen Beukenlaan 4 en 4a te Spankeren, door LOO PLAN, voor bos, natuur en landschap De Steeg, gedateerd op 13 februari 2012 en genummerd 2012-646-03835. (Bijlage 12)

Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000-gebied

Bescherming van gebieden valt onder Natuurbeschermingswet 1998. Het plangebied ligt niet in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of in een Natura 2000-gebied. Beide natuurgebieden liggen wel op enige afstand van het plangebied. De voorgenomen activiteiten zullen, vanwege de lokale aard van de werkzaamheden en de geringe uitstraling naar de omgeving, geen invloed hebben op de kernkwaliteiten of kenmerkende eigenschappen van de natuurgebieden.

Nationaal Landschap

Het plangebied ligt binnen de grenzen van het Nationaal Landschap Veluwe. Onderhavig plan is getoests aan de voorwaarde welke gesteld zijn aan dit regime. Hieruit bleek dat er geen aanvullende eisen voor natuur aan onderhavig plan gesteld hoeven worden.

Beschermde soorten

Onderzocht is welke soorten in het onderzochte gebied zijn aangetroffen of verwacht worden. De verwachting is gebaseerd op het veldbezoek, brede ecologische interpretatie van de ecoloog en bestaande kennis over de verspreiding van beschermde soorten.

In het plangebied zijn beschermde soorten aangetroffen of worden op basis van het aanwezige biotoop verwacht, het betreft huismussen, steenmarters en vleermuizen. Derhalve kan sloop van de gebouwen waarbinnen deze verblijfplaatsen zicht bevinden niet plaatsvinden, alvorens nader onderzoek uit te voeren. In een aanvullend onderzoek: Aanvullend onderzoek QS Ff-wet Beukenlaan Spankeren, uitgevoerd door LOO PLAN voor bos, natuur en landschap De Steeg opgesteld op 23 februari 2012 en genummerd 2012-646-03918 Bijlage 14, zijn de te nemen vervolgstappen weergegeven:

  1. 1. Het schuurtje wordt niet gesloopt of gerenoveerd, waarmee de geschiktheid als eventuele verblijfplaats intact blijft.
  2. 2. Indien schuurtje gesloopt wordt, is het noodzakelijk te onderzoeken of de verblijfplaatsen daadwerkelijk aanwezig zijn. Onderzoeken dienen te worden uitgevoerd in de optimale periode (april-juni).

Conclusie

Op basis van bovengenoemde onderzoeken kan geconcludeerd worden dat de aanwezigheid van één of meerdere van de beschermde soorten, geen belemmering hoeft te zijn voor de uitvoering van dit bestemmingsplan, mits de aanvullende maatregelen worden uitgevoerd. (zie Bijlage 15)

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Procedure

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.


Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling op het beroepschrift.

5.2 Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Zij zijn juridisch bindend voor de burger en de overheid. In de digitale omgeving zijn de bestemming en daarbij geldende regels reeds gekoppeld.


Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de kaart de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.


De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt en bevat de resultaten van het overleg met gemeenten, waterschappen en diensten van de provincie en rijk wiens belangen in het plan in geding zijn.


Per 1 januari 2010 geldt de verplichting dat bestemmingsplannen volgens een landelijke digitale opzet (digitale standaarden) worden opgesteld. De Wro geeft voorts een aantal verplichtingen, dat bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan gevolgd moeten worden worden. Daarmee wijkt onderhavig bestemmingsplan in de (benaming) van bestemmingen, gebruikte symbolen en de (opbouw) van regels af van de systematiek zoals die is gehanteerd voor de actualisatie van de bestemmingsplannen. De strekking van hetgeen in het thans voorliggende digitale plan wordt geregeld, sluit wel aan bij de werkwijze die voorheen werd gehanteerd.


Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak.
In onderhavig bestemmingsplan wordt een woonbestemming opgenomen ter plaatse van het in te richten woonerf. De overige gronden zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden'.

5.3 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

1.1 plan:
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2);

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels


In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels is een vergunningenstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde opgenomen (voorheen bekend als aanlegvergunningenstelsel).

Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik. Ten slotte zijn (eventuele) aanlegvergunningstelsels en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.


Voor zover relevant worden de bestemmingsregels hierna nog artikelsgewijs toegelicht

Agrarisch met waarden

Binnen deze bestemming is een agrarisch gebruik toegestaan. Daarnaast is sprake van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Zowel de landschappelijke als de cultuurhistorische waarden komen tot uitdrukking in de openheid van het gebied. Daarnaast is van belang dat het aanwezige wegenpatroon (of in casu het ontbreken daarvan) niet zomaar mag worden aangepast. Om deze waarden te waarborgen, is een vergunningenstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde (onder 3.4).

Daarnaast is van belang, dat op deze gronden landschappelijke inpassing van de woningen op deze gronden is toegestaan en geprojecteerd. Dit overeenkomstig het erf- en landschapsplan, dat als bijlage deel uitmaakt van de regels. Hiertoe is allereerst in de specifieke gebruiksregels neergelegd, dat het gebruiken of laten gebruiken in strijd met het erf- en landschapsplan niet is toegestaan. Verder is in eerdergenoemd vergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden gewaarborgd, dat beplantingen die zijn aangebracht in het kader van het erf- en landschapsplan, niet zomaar kunnen worden verwijderd. Omgekeerd geldt ook, dat het aanbrengen van beplantingen hier niet mee in strijd mag zijn.

Wonen

Zowel de bestaande woning als de geprojecteerde woningen vallen binnen deze regeling. Ook hier is sprake van cultuurhistorische waarden, Het betreft de karakteristieke bijgebouwen welke als zodanig op de verbeelding zijn aangewezen (met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'). Hiervan moet de hoofdvorm worden gehandhaafd.

Omdat landschappelijke inpassing van de woningen moet plaatsvinden, is ook in dit artikel een regeling opgenomen die hierin voorziet. Net als in de regeling voor 'agrarisch met waarden' is sprake van een specifieke gebruiksregeling die gebruiken of laten gebruiken in strijd met het erf- en landschapsplan verbiedt. Verder is ook hier een vergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen om de aanleg en instandhouding van beplantingen conform het erf- en landschapsplan te waarborgen.

Verder is het toegelaten dat een bewoner aan huis een bedrijf of beroep uitoefent. Hiervoor gelden voorwaarden. In een Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis - opgenomen als bijlage bij de regels van dit plan - is na te lezen welke bedrijven/beroepen dit betreft.


Opgemerkt wordt dat ten aanzien van de vereiste parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein, derhalve ook bij de uitoefening van een bedrijf of beroep aan huis, in de bouwverordening voorwaarden zijn gesteld. In een bijlage bij de bouwverordening zijn onder andere bruikbaarheidsvereisten en de normen per functie vastgelegd. Wat voldoende is, wordt op basis van de bouwverordening bepaald bij de beoordeling van een bouwaanvraag.

Ten aanzien van de situering van de gebouwen geldt, dat deze uitsluitend zijn toegestaan binnen de aangegeven bouwvlakken dan wel binnen de met 'bijgebouwen' aangeduide vlakken. Daarbuiten zijn dus nadrukkelijk geen gebouwen toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene procedurebepalingen maar ook regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse afwijkingsmogelijkheden. Een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is, zoals het woord het al zegt, een mogelijkheid in het bestemmingsplan zelf om af te wijken van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' afwijkingsmogelijkheden. Het zijn allemaal belangrijke regels die voor het gehele plan gelden: ze moeten daarom altijd goed gelezen worden vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

5.4 Reikwijdte Bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het perceel is geen eigendom van de gemeente en de particuliere eigenaar draagt de kosten van het bouwplan, eventuele gemeentelijke maatregelen op het perceel of in het openbaar gebied. De eigenaar vrijwaart de gemeente van planschade.
Daarmee is het verhaal van kosten voldoende verzekerd en behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Realisatie binnen de planperiode door de eigenaar is reëel.

Overigens betreft de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt geen bouwplan waarvoor op grond van de Wro een grondexploitatieplan behoeft te worden opgesteld.

Zoals aangegeven in paragraaf 3.5 Stadsregio zal er verevening plaats vinden. In onderhavig geval zal verevening op beide genoemde manieren plaatsvinden. Met de initiatiefnemer is een wijze van verevening overeengekomen, een deel van dit bedrag zal te verbetering van de landschappelijke waarde op het perceel zelf besteed worden, een ander deel zal ten goede komen aan het groen- en landschapsfonds van de gemeente Rheden. Middels een overeenkomst is bovenstaande vastgelegd. De uitvoering van voornoemde verevening is een vereiste bij het verlenen van de omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg En Inspraak

De gemeentelijk inspraakverordening schrijft geen inspraak voor. Ook gezien de omvang van het plangebied en de aard van de ontwikkeling bestaat geen aanleiding om onverplicht inspraak te geven.

De vooraankondiging is op 5 september 2012 geplaatst op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad. De Rhedenaar wordt tevens geplaatst op de website van de gemeente.

Het provinciale beleid omtrent de toepassing van de instrumenten die de provincie heeft ingevolge de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat plannen van lokaal belang niet voor overleg behoeven te worden aangeboden. Ook gezien de aard van het bestemmingsplan bestaat hiertoe geen aanleiding.

Wel is ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening alleen vooroverleg gepleegd met het waterschap Veluwe. De gevolgde procedure is beschreven in 3.3.1 Procedures. Uit de reactie van het waterschap d.d. 5 september 2012 blijkt dat er geen belemmering is. De reactie is als Bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen. Over de gewenste situatie bestaat overeenstemming met het Waterschap.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpraadsbesluit van 31 januari tot en met 13 maart 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl.

Via www.ruimtelijkeplannen.nl konden ze worden ingezien en worden gedownload. De verbeelding op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis te De Steeg.

Er is gedurende deze periode één zienswijze ingediend.

Korte weergave zienswijzen

Door eigenaren van de in de nabijheid van onderhavig plangebied gelegen gronden is een zienswijze ingediend. In de zienswijze is een aantal bezwaren genoemd.

Er is bezorgdheid geuit over de bescherming van de huidige en toekomstige agrarische bedrijven bij de omvorming naar woningbouw. Hierop aansluitend wordt verzocht om te onderzoeken of het mogelijk is om de nieuw te bouwen woningen aan te duiden als 'plattelandswoning'. Tenslotte is gevraagd waarom er voor onderhavig verzoek niet gewacht is op de vaststelling van het functieveranderingenbeleid van de gemeente Rheden.


Expliciet is aangegeven dat er geen bezwaar is tegen de bouw van de woningen, maar dat er in het bestemmingsplan onvoldoende aandacht is geweest voor de hiervoor genoemde punten.

De beantwoording van de ingediende zienswijzen is samengevat in de zienswijzennota behorende bij het raadsbesluit. Uit deze zienswijzennota, blijkt dat de zienswijzen niet hebben geleid tot een aanpassing ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan.

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan

Bijlage 2 Beplantingsplan

Bijlage 2 Beplantingsplan

Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis

Bijlage 1 Reactie Waterschap

Bijlage 1 Reactie Waterschap

Bijlage 2 Programma Van Eisen

Bijlage 2 Programma van Eisen

Bijlage 3 Geluidsonderzoek

Bijlage 3 Geluidsonderzoek

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 5 Aanvullend Bodemonderzoek

Bijlage 5 Aanvullend bodemonderzoek

Bijlage 6 Asbestinventarisatie Rapport

Bijlage 6 Asbestinventarisatie rapport

Bijlage 7 Bus-melding

Bijlage 7 BUS-melding

Bijlage 8 Aanvullend Bodemonderzoek Asbest

Bijlage 8 Aanvullend bodemonderzoek asbest

Bijlage 9 Geohydrologische Onderzoek

Bijlage 9 Geohydrologische onderzoek

Bijlage 10 Definitieve Watertoets

Bijlage 10 Definitieve watertoets

Bijlage 11 Archeologische Onderzoek

Bijlage 11 Archeologische onderzoek

Bijlage 12 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 12 Quickscan Flora en Fauna

Bijlage 13 Aanbiedingsbrief Nader Onderzoek

Bijlage 13 Aanbiedingsbrief nader onderzoek

Bijlage 14 Aanvullend Onderzoek Qs Ff-wet

Bijlage 14 Aanvullend onderzoek QS Ff-wet

Bijlage 15 Relatie Qs Ffwet En Bestemmingsplanwijziging

Bijlage 15 Relatie QS Ffwet en bestemmingsplanwijziging

Bijlage 16 Erftransformatie Geldersch Genootschap

Bijlage 16 Erftransformatie Geldersch Genootschap