KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Aanleiding Bestemmingsplan
1.3 Ligging Plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 De Locaties
2.2 Afweging Per Locatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Procedure
5.3 Dit Bestemmingsplan
5.4 Reikwijdte Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg En Inspraak
7.2 Zienswijzen
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Amendement Bij Raadsbesluit
Bijlage 2 Gs Besluit
Bijlage 3 Uitspraak Raad Van State
Bijlage 4 Uitspraak Raad Van State Geweigerde Bouwvergunning
Bijlage 5 Waterparagraaf Bp Landelijk Gebied

Bestemmingsplan Landelijk Gebied, locatie Beekhuizensweg Velp

Bestemmingsplan - Gemeente Rheden

Vastgesteld op 24-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Landelijk gebied, locatie Beekhuizenseweg Velp met identificatienummer NL.IMRO.0275.BPLG19-VA01 van de gemeente Rheden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanduidingsvlak:

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 Bed and Breakfast:

het bieden van kortstondig toerischtisch verblijf en ontbijt aan huis;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 beroep aan huis:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig beroep (of daarmee gelijk te stellen activiteiten) dat in een woning danwel (vrijstaande) bijgebouwen wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;

1.11 beschermd dorpsgezicht:

een gebied aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988;

1.12 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;

1.21 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 bovenbouw:

een gedeelte van een hoofdgebouw dat moet passen binnen de contour die ontstaat door:

  1. a. een verticale verlenging van twee zijden van het op de plankaart aangegeven bouwvlak met 1,20 meter, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bouwlaag, gevolgd door een schuin vlak met een binnenhoek van 60 graden, en
  2. b. een verticale verlenging van de overige zijden;

en welke contour slechts mag worden doorbroken door dakkapellen.
(Binnen deze contour kunnen zich mogelijk één of meer bouwlagen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.23 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.24 daghoreca

een type horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, niet-alcoholische dranken en zwak alcoholische dranken en ondersteunend is aan en wat openingstijden betreft in het algemeen vergelijkbaar is met winkels, zoals een ijssalon, koffiehuis of tearoom;

1.25 deskundig archeoloog

een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet 1988 gestelde kwalificaties en eisen, dan wel een gecertificeerde instantie of gecertificeerd bedrijf;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen;

1.27 detailhandel in weggebonden artikelen:

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bankfilialen, reisbureau's, stomerij; detailhandel wordt hieronder niet begrepen;

1.29 evenement

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten en festival;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.32 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 horecabedrijf:

een bedrijf gericht op het verstrekken van logies, maaltijden, spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende categorieen horeca:

Categorie I:

  1. a. Daghoreca, zoals omschreven in 1.24

Categorie II:

  1. b. restaurant, cafetaria, snackbar, pizzeria, shoarma-zaak, automatiek: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daar)onder geschikt is;
  2. c. bar, café, pub, grand-café, eetcafé, taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaakaccomodatie voorkomende bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

Categorie III:

  1. d. zaalaccommodatie: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  2. e. bar-dancing of dancing (discotheek): een zelfstandige, al of niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende, bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en het gelegenheid vieden tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de locatie volstrekt en waarbij de consumpties behalve zittend ook staand kunnen worden genuttigd.

1.34 incidenteel evenement

een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement voor de duur van maximaal 5 dagen, inclusief op- en afbouw;

1.35 jongerenontmoetingsplek:

een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind;

1.36 kantoor:

een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening zoals een accountantskantoor, adviesbureau of een ontwerpbureau;

1.37 kortstondig evenement

een evenement voor de duur van maximaal 1 dag, inclusief op- en afbouw;

1.38 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid en de waarneembaarheid van de in onderlinge samenhang en beinvloeging van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

1.39 maatschappelijke voorziening

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.40 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.41 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.42 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen (en waarbinnen zich één of meer bouwlagen kunnen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen zoals bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);

1.43 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.44 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.45 peil:

de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;

1.46 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.47 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

1.48 speelveld

een openbaar terrein zoals een trapveld, basketbalterrein of skatevoorziening dan wel een terrein van vergelijkbare omvang waarop diverse speelvoorzieningen aanwezig zijn;

1.49 straatmeubiliair

hieronder wordt voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.50 volumineuze goederen

goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, meubels, woninginrichting en aanverwante zaken, en diervoeders en aanverwante zaken;

1.51 voorste bouwgrens:

elke naar de weg gekeerde bouwgrens;

1.52 woning

een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.53 woonwagen:

een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwperceel;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke, aardwetenschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  2. b. houtproductie;
  3. c. ondergeschikt extensief recreatief medegebruik;
  4. d. faunabeheer;
  5. e. bestaande gebiedsontsluitings- en erftoegangswegen;

3.2 Bouwregels

Binnen het bestemmingsvlak zijn de volgende bouwwerken toegestaan;

  1. a. afrasteringen met een maximale hoogte van 1,2 meter;
  2. b. overige bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen en extensief recreatief medegebruik, zoals bedoeld in lid 3.1 c en met een maximale bouwhoogte van 2 meter.

3.3 Nadere eisen

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
    1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. b. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
    3. c. de milieusituatie;
    4. d. het uitzicht van woningen;
    5. e. de verkeersveiligheid.
  2. 2. Bij de afweging of er sprake is van een onevenredige aantasting van het landschaps- en bebouwingsbeeld worden de beeldkwaliteitseisen betrokken zoals die zijn geformuleerd in het beeldkwaliteitsplan.

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Deze bestemming mag uitsluitend worden gebruikt en gebouwd ten behoeve van het onder 3.1 vermelde gebruik.
  2. b. Het is niet toegestaan de bestaande onverharde paden en wegen te verharden.
  3. c. Ten behoeve van extensief recreatief medegebruik zijn toegestaan beperkt recreatieve voorzieningen zoals onverharde paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering, e.d.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aangewezen gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
    1. 1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
    2. 2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist tenzij die voortvloeien uit een verleende bouwvergunning;
    3. 3. het ophogen van de gronden met meer dan 30 centimeter, tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
    4. 4. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 centimeter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
    5. 5. het graven, dempen, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
    6. 6. het verlagen van het grondwaterpeil;
    7. 7. het aanbrengen of verbreden van oppervlakteverhardingen;
    8. 8. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies respectievelijk het aanbrengen van constructies in verband met bovengrondse leidingen.
  2. b. Het onder a opgenomen verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden
    1. 1. welke op het tijdstip waarop het plan van kracht is, in uitvoering zijn;
    2. 2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale gebruik;
    3. 3. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of afwijking noodzakelijk is;
    4. 4. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen.
  3. c. De vergunning wordt niet verleend:
    1. 1. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
    2. 2. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke- en natuurwaarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Algemene regels

  1. a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bebouwingsvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  2. b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
    1. 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
    2. 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voorzover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
    3. 3. entreepartijen op de begane grond, voorzover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
  3. c. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij daaraan een maximum is gesteld in de vorm van een aantal vierkante meters aan gebouwen;
  4. d. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten:liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties.

5.2 Nutsvoorzieningen

  1. a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 10 m².

5.3 Ondergronds bouwen

  1. a. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is het ondergronds bouwen toegestaan voor ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies, met dien verstande dat het ondergronds bouwen uitsluitend is toegestaan voor zover ter plekke tevens bovengronds bouwen is toegestaan, alsmede voor voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, voorzover geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem.
  2. b. Constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte zijn toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
  3. c. Ondergrondse bouwwerken als bedoeld onder a en onder b worden bij het toepassen van deze regels niet betrokken bij de in de regels aangegeven maten en afmetingen, voor zover het betreft de bouwgedeeltes welke zijn gelegen onder het peil, tenzij hierover in deze regels expliciet iets anders is bepaald.
  4. d. Binnen de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter voor rioleringswerken.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig en niet strijdig gebruik

  1. a. Als strijd met de bestemming of het bestemmingsplan wordt in elk geval aangemerkt het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
  2. b. Als strijd met de bestemming of het bestemmingsplan wordt niet aangemerkt:
    1. 1. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
    2. 2. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
      • buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd;
      • hoogspanningsleidingen, tenzij deze in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 meter;
  3. c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat schotelantennes worden geplaatst, waarbij aan de zijde van het openbare gebied de afwijking slechts gegeven kan worden voorzover de antenne wordt geplaatst binnen het horizontale en vertikale vlak van een balkon;
  4. d. de bestemmingen als gegeven in Hoofdstuk 2 en toestaan dat een jongerenontmoetingsplek wordt gerealiseerd met de daarbij behorende bouwwerken tot een hoogte van 3 meter en waarbij gebouwen een oppervlakte mogen hebben van maximaal 25 m².

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot,
  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 5%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied, locatie Beekhuizenseweg Velp.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2013.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit een verbeelding (de kaart) en regels. Het gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en regels leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en de opstallen. Uit het samenspel van verbeelding en regels blijkt wat is toegelaten. Zij zijn juridisch bindend voor de burger en de overheid. De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in de regels en op de plankaart worden gemaakt. De toelichting heeft geen juridische status.

1.2 Aanleiding Bestemmingsplan

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening in 2008, worden gemeenten gedwongen strikter beleid te voeren voor het actueel houden van bestemmingsplannen. Volgens de wet mag een bestemmingsplan niet ouder zijn dan tien jaar. Gemeenten hebben tot 1 juli 2013 de tijd om aan deze voorwaarde te voldoen. In Rheden zijn inmiddels tien actuele grote bestemmingsplannen voor de bebouwde kom en een bestemmingsplan voor het landelijk gebied in werking. Er zijn echter nog twee grotere gebieden waarvoor nog geen actueel bestemmingsplan is opgesteld. Dat zijn de gebieden Kanaalzone te Dieren/Spankeren en Traverse te Dieren. Hiervoor worden separate bestemmingsplannen opgesteld en in procedure gebracht.

Daarnaast zijn er verschillende kleinere locaties waarvoor nog een verouderd bestemmingsplan geldt. Het gaat hierbij om locaties die geen onderdeel uit maken van het omringende actualisatie bestemmingsplan dat al in werking is. Dit zijn locaties waarvoor tijdens de actualisatie bewust voor is gekozen om deze geen onderdeel uit te laten maken van het nieuwe bestemmingsplan. Een zogenaamde 'witte vlek' werd bijvoorbeeld niet opgenomen in het bestemmingsplan omdat bij de opstelling van het bestemmingsplan bekend was dat op onderhavige locatie een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling was gepland. Deze nieuwbouwplannen waren echter nog onvoldoende uitgewerkt om ze op te nemen in het actualisatieplan. Voorts zijn er enkele locaties die uit het betreffende actualisatieplan moesten worden gehaald. Dit naar aanleiding van een besluit van de gemeenteraad, Gedeputeerde Staten of na een uitspraak van de Raad van State.

Op 20 sepember 2012 heeft de raad besloten om in te stemmen met de memo Actualiseren oude bestemmingsplannen in de gemeente Rheden en daarmee in te stemmen met de wijze van bestemmen die per locatie wordt aangegeven. De locaties zijn in een bijlage bij het raadsvoorstel beschreven. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de verschillende locaties.

1.3 Ligging Plangebied

In het kader van de actualisering van de bestemmingsplannen zijn er voor het overgrote deel van het grondgebied van de gemeente Rheden nieuwe bestemmingsplannen vastgesteld. De volgende actualisatieplannen zijn vastgesteld:

  • Laag Soeren
  • Dieren-Noord
  • Dieren-Zuid
  • Spankeren
  • De Steeg-Ellecom
  • Rheden-West
  • Rheden-Oost
  • Velp-Zuid
  • Velp-Midden
  • Velp-Noord
  • Landelijk Gebied

Aangezien het overzicht van witte vlekken slechts enkele locaties per kern bevat, is er per kern (voor zover er locaties voorkomen) en voor het landelijk gebied één afzonderlijk witte vlekken plan opgesteld. Gekomen wordt tot de volgende bestemmingsplannen:

  • bestemmingsplan Dieren, witte vlekken;
  • bestemmingsplan De Steeg, witte vlekken;
  • bestemmingsplan Landelijk Gebied, witte vlekken;
  • bestemmingsplan Landelijk Gebied, locatie Beekhuizenseweg Velp,
  • bestemmingsplan Rheden, witte vlekken;
  • bestemmingsplan Velp, witte vlekken;

Het onderhavige bestemmingsplan, "bestemmingsplan Landelijk gebied, locatie Beekhuizenseweg Velp" bevat één locatie in het landelijk gebied. De locatie wordt nader beschreven in hoofdstuk 2 van deze toelichting.

1.4 Geldende Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bevat één locatie in het landelijk gebied, waar naar aanleiding van het besluit van Gedeputeerde Staten en een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State goedkeuring aan is onthouden respectievelijk is vernietigd.

In het onderstaande overzicht is het bestemmingsplan weergegeven dat voor de betreffende locatie geldt. De nummering van de locaties komt overeen met het schema van witte vlekken, welke als bijlage is opgenomen bij het hiervoor beschreven raadsbesluit d.d. 20 september 2012.

locatie vigerend bestemmingsplan datum vaststelling datum goedkeuring
34 Uitbreidingsplan Velp-Noord ten noorden van de Hoofdstraat

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan

2.1 De Locaties

Het onderhavige bestemmingsplan heeft betrekking op een locatie in het landelijk gebied. In de memo Actualiseren oude bestemmingsplannen in de gemeente Rheden en de daarbij behorende bijlagen is de volgende locatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG19-VA01_0001.jpg"

Locatie
Reden Wijze van bestemmen Wijze van aanpak
34. Thv Beekhuizense-
weg 77 en 87, Velp
Besluit Raad en Raad van State Kaders van het huidige bestemmingsplan zijn uitgangspunt bij actualisatie. Op basis van de huidige bestemming kan niet gebouwd worden. Gezien de huidige (natuur)wetgeving zullen de locaties de bestemming Natuur krijgen. Opnemen in een veegplan

2.2 Afweging Per Locatie

In deze paragraaf wordt de locatie afzonderlijk beschreven.

34. Thv Beekhuizenseweg 77 en 87, Velp

Op 27 januari 2009 heeft de raad het bestemmingsplan Landelijk Gebied vastgesteld. Bij besluit van 11 september 2009 hebben Gedeputeerde Staten besloten over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dat besluit is door de grondeigenaar van het perceel gelegen achter Beekhuizenseweg 87 beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 22 december 2010 (zaaknummer 200908372/1/R2) uitspraak gedaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG19-VA01_0002.jpg"

uitsnede plankaart bestemmingsplan landelijk gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG19-VA01_0003.jpg"

Kadastrale kaart

Bouwvergunning

De eigenaar van de gronden gelegen achter Beekhuizerweg 87 heeft hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de weigering een bouwvergunning te verlenen voor een nieuw woonhuis. De Afdeling heeft op 9 juli 2008 uitspraak gedaan (zie Bijlage 4 Uitspraak Raad van Stategeweigerde bouwvergunning) en het hoger beroep van de grondeigenaar ongegrond verklaard, waardoor de grondeigenaar geen woning mag bouwen op het bosperceel.

Bestemmingsplan Landelijk Gebied

In het ontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied waren de percelen sectie A, nummer 811 (gronden gelegen achter woning Beekhuizenseweg 87) en sectie A, nummer 804 (gronden gelegen achter woning Beekhuizenseweg 79) bestemd als 'Natuur- en bosgebied'.

De eigenaren van de gronden gelegen achter Beekhuizenseweg 79 en 87 hebben zienswijzen ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied om op de gronden woningen te kunnen bouwen. In het kader van ingediende zienswijzen is door de gemeente gesteld dat de percelen gelegen achter Beekhuizenseweg 79 en 87 bestemd zijn als 'Natuur- en bosgebied' en mede zijn bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Gelet op de druk die er bestaat om deze natuurlijke percelen te bebouwen, is het gewenst dat die bepaling gehandhaafd blijft. Daarbij wordt opgemerkt dat de percelen tot het Natura 2000 gebied behoren.

De raad heeft op 27 januari 2009 het bestemmingsplan bij amendement ( zie Bijlage 1Amendement bij raadsbesluit ) gewijzigd vastgesteld, waarbij het perceel sectie A, nummer 804 (Beekhuizenseweg 77) buiten het bestemmingsplan is gelaten. De raad heeft daarbij overwogen dat de eigenaar van het perceel te lang in onzekerheid is gebleven over de mogelijkheden van zijn perceel en dat het derhalve onredelijk is aan het perceel de bestemming 'Natuur- en bosgebied' toe te kennen. De bestemming 'Natuur- en bosgebied' voor het perceel sectie A, nummer 811 (Beekhuizenseweg 87) is bij de vaststelling van het plan wel gehandhaafd.

Tegen de vaststelling hebben de grondeigenaren van het perceel achter Beekhuizenseweg 87 bedenkingen ingediend bij Gedeputeerde Staten. Gesteld wordt dat ten onrechte onderscheid is gemaakt tussen het achterterrein van de gronden aan Beekhuizenseweg 77, die bij de vaststelling buiten het plan zijn gelaten, en het achterterrein van de gronden gelegen aan Beekhuizenseweg 87. Gedeputeerde Staten zijn van mening (zie Bijlage 2 GS besluit) dat de gemeenteraad haar beleidsvrijheid wat betreft de begrenzing van het plan niet zijn overschreden. Gedeputeerde Staten achten de bestemming van het achterterrein van de gronden passend bij de bestaande situatie. De bedenkingen leiden niet tot onthouding van goedkeuring.

De grondeigenaren van het perceel achter Beekhuizenseweg 87 (sectie A, numer 811) hebben vervolgens beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie Bijlage 3 Uitspraak Raad van State). Gesteld werd dat ten onrechte goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Natuur- en bosgebied" voor wat betreft het perceel kadastraal bekend als sectie A, nummer 811. Men wil een woonbestemming om ter plaatse een woning te kunnen bouwen. Bij de vaststelling van het plan zou het perceel ten zuiden van het betreffende perceel ten onrechte buiten het plan zijn gelaten met de bedoeling om daar wel woningbouw mogelijk te maken. Zij vinden dit in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De Afdeling is niet duidelijk geworden waarom voor het perceel sectie A nummer 811 de bestemming 'Natuur- en bosgebied' wel passend moet worden geacht en nader onderzoek niet noodzakelijk is. Bij de vaststelling van het plan was de overeenkomst tussen beide percelen onvoldoende onderkend. De Afdeling vond het beroep gegrond en heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming 'Bos- en natuurgebied', wat betreft het perceel sectie A nummer 811.

Het vigerende bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om op de percelen een woning te bouwen. De percelen zijn begroeid en niet bebouwd en hebben duidelijk het karakter van een natuur- en bosgebied. Beide percelen liggen achter (ten noordwesten) van de rij woningen die aan de Beekhuizenseweg ligt en maken ruimtelijk gezien onderdeel uit van het natuurgebied. De gronden behoren tot Natura 2000 gebied. Daarmee is een natuurbestemming de meest passende bestemming voor de percelen gelegen achter de woningen Beekhuizenseweg 77 en 87.

De raad heeft in de vergadering van 27 november 2012 ingestemd met de memo 'Actualisering oude bestemmingsplannen in de gemeente Rheden' en ingestemd met de wijze van bestemmen die per locatie wordt aangegeven. Voor beiden locaties is als wijze van bestemmen bepaald: "Kaders van het huidige bestemmingsplan zijn uitgangspunt bij actualisatie. Op basis van de huidige bestemming kan niet gebouwd worden. Gezien de huidige (natuur)wetgeving zullen de locaties de bestemming Natuur krijgen". De betreffende gronden hebben derhalve de bestemming 'Natuur' gekregen.

Hoofdstuk 3 Beleid

Onderhavige herziening betreft het bestendigen van bestaande planologische regelgeving en heeft geen gevolgen voor het beleid zoals dat is vastgelegd door het rijk, de provincie of de stadsregio. Evenmin ontstaat er strijdigheid met gemeentelijk beleid. Het bestemmen van de onderhavige locatie als Natuur wordt gedragen door het bestaande beleid. In dit hoofdstuk wordt daar nader op ingegaan.

In de waterparagraaf van het bestemmingsplan Landelijk Gebied zijn de waterhuishoudkundige aspecten uitgebreid beschreven. Hierover bestaat overeenstemming met het waterschap Rijn en IJssel. Volledigheidshalve is de waterparagraaf van bestemmingsplan Landelijk Gebied als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de nota Ruimte (2006). Onder het motto “decentraal wat kan, centraal wat moet” heeft de Tweede Kamer op 17 mei 2005 ingestemd met de Nota Ruimte. Deze nota bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en is op 27 februari 2006 in werking getreden. De nota richt zich op een algemene basiskwaliteit en gebieden die deel uitmaken van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Deze structuur richt zich zowel op verstedelijking, economie en infrastructuur als water, natuur en landschap. Het zijn met name deze laatste drie aspecten die van belang zijn voor het landelijk gebied van Rheden.

Het Rijk zet in op realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2018.

Hiervoor zijn gebieden aangewezen die door de provincie nader worden begrensd.

De Veluwe en de IJsseluiterwaarden maken onderdeel uit van deze EHS en er zijn

twee ecologische poorten aangewezen om de Veluwe te verbinden met de

uiterwaarden en verder richting Duitsland, te weten Havikerpoort en de

Soerensepoort. Zodoende kan een netwerk van onderling verbonden

natuurgebieden ontstaan.

Binnen de EHS is het ruimtelijk beleid gericht op behoud, herstel en ontwikkeling

van de wezenlijke kenmerken en waarden, waarbij tevens rekening wordt

gehouden met de medebelangen die in het gebied aanwezig zijn. Binnen en in de

nabijheid van de EHS geldt een ‘nee, tenzij’-regime. Dit betekent dat nieuwe

plannen, projecten of handelingen niet toegestaan zijn indien deze de werkelijke

kenmerken of waarden van een gebied significant aantasten, tenzij er geen reële

alternatieven zijn en er sprake is van een groot openbaar belang.

Daarnaast zet het Rijk in op de kwaliteit van het landschap. Deze bestaat uit zowel

algemene landschappelijke, natuurlijke, culturele als cultuurhistorische waarden.

Een van de sturingselementen om waardevolle landschappen te behouden is door

het aanwijzen van Nationale landschappen. In grote lijnen komt het erop neer dat

het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid in deze gebieden ‘behoud door

ontwikkeling’ is. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk mits de kwaliteit van het landschap wordt behouden of versterkt. De gemeente Rheden is bijna in zijn geheel

aangewezen als onderdeel van het Nationaal landschap Veluwe. Met name de grootte

en aaneengeslotenheid van het bos en het schaalcontrast van zeer open naar

besloten zijn belangrijke kernkwaliteiten.

3.1.2 Natuurbeschermingswet

De gebiedbescherming van de Europese richtlijn is geregeld in de

Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet richt zich op het Europese netwerk Natura

2000. Alle beschermde gebieden conform de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen

hieronder. Binnen de gemeente zijn de Veluwe en de uiterwaarden van de IJssel

aangewezen als Vogelrichtlijngebied en de Veluwe is tevens aangemeld als

Habitatrichtlijn gebied.

De Veluwe is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. De Veluwe vormt een onderdeel van een Europees netwerk van te beschermen natuurgebieden, de Natura-2000 gebieden. Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitattypen en habitats van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebieden in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Het Natura-2000 gebied Veluwe (landelijk gebiedsnummer 57) omvat het Vogelrichtlijngebied Veluwe en het gelijknamigs Habitatrichtlijngebied. Voor nieuwe activiteiten die gevolgen hebben voor de ammoniakemmissie, de verstoring of verdroging van natuur moet een vergunning worden aangevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG19-VA01_0004.jpg"

uitsnede kaartblad 15

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn rijksregels opgenomen ten aanien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Op 1 oktober 2012 zijn hieraan een aantal onderwerpen toegevoegd, waaronder de Ecologische hoofdstructuur.

Zo regelt artikel 2.10.4 (beschermingsregime) het volgende:

  1. 1. Bij provinciale verordening worden regels gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied behorende tot de ecologische hoofdstructuur en een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken geen activiteiten mogelijk maken ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, tenzij:
  1. a. er sprake is van een groot openbaar belang,
  2. b. er geen reële alternatieven zijn, en
  3. c. de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Het mogelijk maken van woningen, zoals eerder door de grondeigenaren is gevraagd, is gezien het bovenstaande niet mogelijk. Het bestemmen als Natuur sluit aan op bovenstaande wetgeving.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Streekplan Gelderland 2005

Het streekplan is in juni 2005 vastgesteld door de Provinciale Staten. Het plan

geeft het beleidskader aan voor ruimtelijke ontwikkelingen in Gelderland voor de

komende 10 jaar. De provincie heeft de ruimtelijke structuur van Gelderland

opgebouwd uit het groenblauw raamwerk, het rood raamwerk en het

multifunctioneel gebied. Het groenblauw raamwerk bestaat voornamelijk uit

functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek zoals

de ecologische hoofdstructuur (EHS), waardevolle open gebieden en gebieden waar

meer ruimte voor water gecreëerd moet worden. Het rode raamwerk heeft

betrekking op de hoogdynamische functies zoals stedelijke functies, intensieve

vormen van recreatie/leisure en hoofdinfrastructuur. Het multifunctioneel gebied

omvat dorpen, buurtschappen, waardevolle landschappen en multifunctioneel

platteland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG19-VA01_0005.jpg"

uitsnede streekplan Gelderland

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG19-VA01_0006.jpg"

Het landelijk gebied van Rheden is grotendeels als groenblauw raamwerk

aangeduid. Gezien de ruimtelijke opgaven uit de Nota Ruimte en het Streekplan

is dat niet verwonderlijk. Het groenblauw raamwerk in de gemeente Rheden bestaat uit EHS-natuur, EHS-verweving en open water. EHS-natuur bestaat uit bestaande

natuurgebieden en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden. Bijna de

helft van het landelijk gebied van de Gemeente Rheden bestaat uit het bosgebied

van de Veluwe en is onderdeel van deze EHS-natuur. De onderhavige locatie is aangeduid als EHS-natuur.

Ook de Veluwe is aangewezen als waardevol landschap. Waardevolle landschappen zijn gebieden met (inter-)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten. Grondgebonden landbouw speelt in deze gebieden een belangrijke rol bij de instandhouding van deze landschapskwaliteiten. Het beleid richt zich hier op behouden en versterken van de landschappelijke kwaliteiten. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hierbinnen plaatsvinden mits er geen aantasting plaatsvindt van de landschappelijke karakteristiek en de kernkwaliteiten worden versterkt.

Gezien de mogelijkheden die de Wet ruimtelijke ordening biedt, hebben Provinciale Staten van Gelderland op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderlandvastgesteld. Deze verordening is 22 januari 2011 in werking getreden. Daarin zijn punten van provinciaal beleid juridisch vastgelegd.

3.2.2 Ecologische hoofdstructuur

De Gelderse ecologische hoofdstructuur (EHS) is vastgelegd in het Streekplan

Gelderland 2005 en in de streekplanuitwerking Kernkwaliteiten en omgevingscondities

van de Gelderse ecologische hoofdstructuur, bestaat uit EHS-natuur en EHS-verweving. De EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden en voor een

kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden. Binnen de EHS-natuur is het streven

gericht op bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige

bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. Regulier gebruik op basis van het

vigerende bestemmingsplan kan worden gecontinueerd. De locatie is aangeduid als EHS-natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG19-VA01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0275.BPLG19-VA01_0008.jpg"

Binnen de EHS-natuur en EHS-verweving geldt, ingevolge het Streekplan

Gelderland 2005, een ‘nee, tenzij’-benadering:

‘Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de ‘nee, tenzij’-benadering. Dit houdt

in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken

en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële

alternatieven zijn en er sprake is van groot openbaar belang.’

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Landschapsontwikkelingsplan

In het kader van het Landschapsontwikkelingsplan en bestemmingsplan Landelijk

Gebied is een Landschapsvisie opgesteld. Deze visie geeft aan welke koers de

gemeenten Rheden en Rozendaal willen varen in het landelijk gebied voor in ieder

geval de komende 10 jaar.

Het landschap wordt omschreven in drie landschappelijke zones, te weten de

Veluwe, de overgangszone en het IJsseldal. Het doel is om de bestaande

landschappelijke kernkwaliteiten en landschapsbeelden te behouden en te

beschermen. Hieraan wordt getoetst bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Tevens behoeft de kwaliteit van de cultuurhistorische waarden en van de open

wateren bijzondere aandacht. De verschillen tussen de drie landschapsbeelden van

deze landschappelijke zones dienen beschermd te worden tegen vervaging.

Voor de Veluwe heeft natuurontwikkeling de grootste prioriteit, recreatief

medegebruik is daarbij toegestaan. Middels zonering wordt het recreatief

medegebruik gereguleerd en de intensiteit afgestemd op aanwezige voorzieningen

en beheerdoeleinden.

In de overgangszone is het belangrijk om het landelijk karakter en het

kleinschalige en afwisselende landschap te behouden. Beeldbepalend zijn de

landgoederen door de landhuizen, lanen, hagen en boomgroepen. Grondgebonden

landbouw is de hoofdfunctie en het recreatieve aspect kan bij landgoederen en

agrarische bedrijven worden uitgebouwd.

Het beleid is gericht op het tegengaan van verrommeling en verstening door nieuwe bebouwing in de zones rondom de dorpen en de open ruimten hiertussen. Daarom worden nieuwe bouwlocaties uitgesloten en is er alleen ruimte voor bestaande functies en uitbreiding van bestaande bebouwing mits hierdoor de kwaliteiten van het landschap behouden blijven. Open ruimte en zichtlijnen zijn een van de kwaliteiten.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

Het bestemmingsplan dient binnen de planperiode uitvoerbaar te zijn. De uitvoerbaarheid wordt mede onderzocht door het plan te toetsen aan de regelgeving, het beleid van de gemeente en van andere overheden en de uitkomsten van onderzoeken.

Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Gezien de aard van de herziening zijn er geen aspecten in het geding die nader onderzoek vereisen op het gebied van geluid, bodem, milieuzonering, luchtkwaliteit, externe veiligheid, verkeer, water, cultuurhistorie, archeologie, flora en fauna of privaatrechtelijke aspecten.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een juridisch instrument waarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de grond en de opstallen zijn vastgelegd. Het plan is voor iedereen juridisch bindend: burger, bedrijf of overheid. In de digitale omgeving zijn de bestemming en de daarbij geldende regels reeds gekoppeld. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een verbeelding op papier. Nadat op de verbeelding de locatie is opgezocht waarover informatie wordt gewenst, kan in de regels worden nagelezen welke mogelijkheden zijn vastgelegd. Uit het samenstel van de verbeelding en de regels blijkt wat wordt toegelaten. De digitale versie is bindend bij een verschil met de papieren versie.

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de toegestane bebouwing en voor het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. In dit hoofdstuk wordt een toelichting op de systematiek en de inhoud van de verschillende toegekende bestemmingen van het bestemmingsplan gegeven. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Het plan voldoet aan de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012).

5.2 Procedure

De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit, moet worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van dit bestemmingsplan heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tegen de wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht, kan iedere belanghebbende beroep instellen. De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als geen beroep is ingesteld.


Is wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak op het beroepschrift.

5.3 Dit Bestemmingsplan

De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan. Ze moeten in samenhang worden bezien en toegepast.

5.3.1 Verbeelding


Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestemming gelegd:

  • Natuur

5.3.2 Regels

De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2);

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen.
Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) afwijkingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik.
Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.

Toegespitst op onderhavig plan wordt hier het volgende opgemerkt:

  • Natuur De gronden zijn in eerste instantie bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke, aardwetenschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Daarnaast zijn enkele andere functies toegestaan. Op de gronden zijn geen gebouwen toegestaan. Andere bouwwerken zijn beperkt toegestaan. Voor bepaalde werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) nodig. Dit om de landschappelijke- en natuurwaarden van de gronden te beschermen.


Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels,de algemene gebruiksregels en de regels met betrekking tot mogelijke afwijkingen. De (bestemmings) regels moeten altijd in samenhang met de algemene regels worden gelezen vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht;


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).

5.4 Reikwijdte Bestemmingsplan

Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voorkomen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken.


De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouwmogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan, en dienen te voldoen aan, zowel het landelijke Bouwbesluit als de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad). Waarbij de (onafhankelijke) welstandscommissie adviseert of het bouwplan op basis van de Welstandsnota (vastgesteld door de gemeenteraad) voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens bestaat de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken (bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten), deze kosten moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke

tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

In het bestemmingsplan worden, in planologische zin, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een kostenverhaalsverplichting geldt.

Het bestemmingsplan betreft een actualisering van een aantal verouderde

bestemmingsplannen, waarbij het juridisch en planologisch instrumentarium is geactualiseerd. Met betrekking tot de realisering van dit plan bestaan er voor de gemeente geen kosten in de exploitatiesfeer. Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg En Inspraak

Het provinciale beleid omtrent de toepassing van de instrumenten die de provincie heeft ingevolge de Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat plannen van lokaal belang niet voor overleg behoeven te worden aangeboden. Ook gezien de aard van het bestemmingsplan bestaat hiertoe geen aanleiding.

De gemeentelijke inspraakverordening schrijft geen inspraak voor. Gezien het vorenstaande is geen aanleiding gevonden om onverplicht inspraak te geven.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met het ontwerpbesluit van 7 maart 2013 tot en met 17 april 2013 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op 6 maart 2013 in een huis-aan-huis blad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl.


Via www.ruimtelijkeplannen.nl kon het ontwerp bestemmingsplan en bijbehorende stukken worden ingezien en worden gedownload. De verbeelding op papier lag tevens ter inzage in het gemeentehuis en in het gemeentelijk informatiecentrum te Velp.


De beantwoording van de ingediende zienswijzen is opgenomen in een bijlage bij het raadsbesluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Amendement Bij Raadsbesluit

Bijlage 2 Gs Besluit

Bijlage 3 Uitspraak Raad Van State

Bijlage 4 Uitspraak Raad Van State Geweigerde Bouwvergunning

Bijlage 5 Waterparagraaf Bp Landelijk Gebied