Bestemmingsplan Velp-Noord
Bestemmingsplan - Gemeente Rheden
Vastgesteld op 23-11-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Velp Noord, Hoek Daalhuizerweg - Ringallee van de gemeente Rheden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0275.BPVN10-0003 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsvlak:
een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.8 beroep aan huis:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig beroep (of daarmee gelijk te stellen activiteiten) dat in een woning danwel (vrijstaande) bijgebouwen wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel;
1.9 beschermd dorpsgezicht:
een gebied aangewezen op grond van de Monumentenwet 1998;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd;
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
1.18 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.19 bovenbouw:
een gedeelte van een hoofdgebouw dat moet passen binnen de contour die ontstaat door:
- a. een verticale verlenging van twee zijden van het op de plankaart aangegeven bouwvlak met 1,20 meter, gerekend vanaf de bovenkant van de onderliggende bouwlaag, gevolgd door een schuin vlak met een binnenhoek van 60 graden, en
- b. een verticale verlenging van de overige zijden;
en welke contour slechts mag worden doorbroken door dakkapellen.
(Binnen deze contour kunnen zich mogelijk één of meer bouwlagen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen bedoeld in de artikelen in hoofdstuk 2 van deze regels);
1.20 bijgebouw:
een al dan niet vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.21 bijzondere woonvorm:
een woonvorm die bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; hiervoor kunnen afzonderlijke ruimten ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn;
1.22 daghoreca
Een type horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, niet-alcoholische dranken en zwak alcoholische dranken en ondersteunend is aan en wat openingstijden betreft in het algemeen vergelijkbaar is met winkels, zoals een ijssalon, koffiehuis of tearoom;
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of bewaren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf wordt hieronder niet begrepen;
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen; detailhandel wordt hieronder niet begrepen;
1.25 erkend archeoloog
een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen;
1.26 evenement
periodieke en/of incidentele manifestatie zoals een (ruil)beurs, concert, jaarmarkt, kermis, circus, taptoe, sportmanifestatie, (buurt)feest en dergelijke;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.29 horecabedrijf:
een bedrijf gericht op het verstrekken van logies en van maaltijden en spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, restaurant, afhaalcentrum, cafetaria of café;
1.30 jongerenontmoetingsplek:
een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind;
1.31 kantoor:
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening zoals een accountants-kantoor, adviesbureau of een ontwerpbureau;
1.32 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.33 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven maaiveld is gelegen (en waarbinnen zich één of meer bouwlagen kunnen bevinden die niet worden meegeteld bij het aantal bouwlagen zoals bedoeld in de artikelen hoofdstuk 2 van deze regels);
1.34 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.35 plankaart:
de analoge en digitale verbeekdubg van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.
1.36 peil:
de bovenkant van het aansluitende afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden;
1.37 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.38 seksinrichting
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;
1.39 speelveld
een openbaar terrein zoals een trapveld, basketbalterrein of skatevoorziening dan wel een terrein van vergelijkbare omvang waarop diverse speelvoorzieningen aanwezig zijn;
1.40 straatmeubiliair
hieronder wordt voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, - papier, glas-, kleding en andere afvalbakken, toegangsconstructies voor ondergronde voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;
1.41 voorste bouwgrens:
elke naar de weg gekeerde bouwgrens;
1.42 woondoeleinden:
voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder woondoeleinden in ieder geval begrepen: bijzondere woonvormen;
1.43 woning
een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen;
1.44 woonwagen:
een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.45 zakelijke dienstverlening:
kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij het meten van de goothoogte van een bouwwerk geldt de laagste horizontale snijlijn van gevel en dakvlak tot aan het peil.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per bouwpercel.
2.7 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebiedsontsluitingswegen met de daarbij behorende technische voorzieningen, bouwwerken en gebouwen;
- b. (on)gelijkvloerse kruisingen;
- c. spoorwegen met de daarbij behorende technische voorzieningen, bouwwerken en gebouwen;
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke);
- f. groen- en parkeervoorzieninen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken;
- g. straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn toegestaan bouwwerken geen gebouw zijnde tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter met dien verstande dat
- 1. voor vrijstaande reclame uitingen de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt;
- 2. voor erf- en perceelsafscheidingen de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt.
- b. Ter plaatse van het bouwvlak zijn op de in lid 3.1 van dit artikel bedoelde gronden zijn tevens toegestaan gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 5 meter, tenzij door de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een ander maximum is aangegeven.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woondoeleinden met de daarbij behorende verkeers- en parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere binnen een woongebied bijbehorende voorzieningen;
4.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 4.1 van dit artikel bedoelde gronden zijn toegestaan bouwwerken geen gebouw zijnde tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter met dien verstande dat:
- 1. overkappingen uitsluitend een meter achter de voorste bouwgrens mogen worden gebouwd;
- 2. voor erf- en perceelafscheidingen de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
- 3. voor vrijstaande reclameuitingen de bouwhoogte maximaal 1,5 meter bedraagt;
- 4. voor vlaggenmasten de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn op de in lid 4.1 van dit artikel bedoelde gronden tevens toegestaan:
- 1. bijgebouwen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
- 2. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2a erf- en perceelafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen de gronden behorende bij het bouwperceel voor maximaal 40% worden bebouwd met bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 75 m².
- d. Ter plaatse van het bouwvlak zijn op de in lid 4.1 van dit artikel bedoelde gronden tevens toegestaan hoofdfgebouwen welke voldoen aan de volgende eisen:
- 1. de maximale goothoogte mag niet niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
- 2. de maximale bouwhoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
- a. lid 4.2a voor het ten behoeve van de privacy bouwen van erf- en perceelafscheidingen op hoekpercelen en openbaar groen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
- b. lid 4.2b voor een bijgebouw tot een hoogte van maximaal 6 meter mits het straatbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Gebruik van ruimten binnen de woning danwel een vrijstaand bijgebouw ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits:
- 1. de activiteit wordt uitgeoefend door in ieder geval de bewoner van de woning;
- 2. de de ruimte(n) waar de activiteiten plaatsvinden niet groter is dan 50 m²;
- 3. het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft;
- 4. het gebruik geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt, tenzij de initiatiefnemer voorziet in extra parkeerruimte op het eigen perceel;
- 5. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4a onder 5 bepaalde teneinde activiteiten toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis, maar die wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Algemene regels
- a. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bebouwingsvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald;
- b. Bij het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak worden buiten beschouwing gelaten:
- 1. ondergeschikte bouwdelen als funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, dakoverstekken, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en goten mits het bouwvlak met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden;
- 2. erkers, luifels, balkons en brandtrappen voorzover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw, mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
- 3. entreepartijen op de begane grond, voorzover zij ondergeschikt zijn aan de gevel van het hoofdgebouw mits het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
- c. Een bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij op de plankaart daaraan een maximum is gesteld in de vorm van een aantal vierkante meters aan gebouwen;
- d. Bij het bepaalde ten aanzien van de bouwhoogte worden buiten beschouwing gelaten:
liftschachten, trappenhuizen, balustrades, balkonhekken en opbouwen voor technische installaties.
6.2 Nutsvoorzieningen
- a. Binnen de bestemmingen als gegeven in hoofdstuk 2 zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 10 m².
6.3 Ondergronds bouwen
- a. Binnen de bestemmingen als gegeven in hoofdstuk 2 is het ondergronds bouwen toegestaan voor ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies en voor voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, voorzover geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem.
- b. Hierbij geldt dat constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte slechts zijn toegestaan binnen het betreffende bouwperceel.
- c. Binnen de bestemmingen als gegeven in hoofdstuk 2 mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter voor rioleringswerken.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te, doen of laten, gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming(en). Het opslaan, lozen of storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, voer- of vaartuigen of machines wordt in ieder geval als gebruik in strijd met de bestemming of het plan aangemerkt.
7.2 Ontheffing voor het meest doelmatige gebruik
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 7.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. een bestemmingsgrens en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geeft, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een bouwvlak wordt verschoven indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, of in het belang is van een technisch of ruimtelijk dan wel cultuurhistorisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, met dien verstande dat de afwijking maximaal 3 meter mag bedragen;
- c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd tot een hoogte van 3 meter;
- d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat schotelantennes worden geplaatst, waarbij aan de zijde van het openbare gebied de vrijstelling slechts gegeven kan worden voorzover de antenne wordt geplaatst binnen het horizontale en vertikale vlak van een balkon;
- e. de bestemmingen als gegeven in hoofdstuk 2 en toestaan dat een jongerenontmoetingsplek wordt gerealiseerd met de daarbij behorende bouwwerken tot een hoogte van 3 meter en waarbij gebouwen een oppervlakte mogen hebben van maximaal 25 m²;
- f. het peil als omschreven in artikel 1.36.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid onder artikel 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 5%;
- 3. Het eerste lid onder artikel 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Velp Noord, Hoek Daalhuizerweg - Ringallee.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 23 november 2010.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit kaarten en regels. Het gaat vergezeld van een toelichting. Op de plankaart zijn de gebruiksmogelijkheden door middel van kleuren aangegeven. De vlakken, met eventuele aanduidingen, bepalen de maatvoering. Door op de plankaart het perceel op te zoeken waarover informatie wordt gewenst, kan worden afgelezen welke bestemming het heeft.
De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen.
Uit het samenstel van de kaarten en de regels blijkt wat juridisch wordt toegestaan.
1.2 Aanleiding Bestemmingsplan
Woningstichting Vivare is eigenaar van de ongeveer 60 woningen. De woningen zijn gebouwd in 1930 met de zogenaamde 'tuindorp-gedachte'. De tuindorp gedachte kwam in het begin van de vorige eeuw op. Het idee was dat wonen in een dorpachtige omgeving een positieve invloed zou hebben op de bewoners. Een tuindorp wordt gekarakteriseerd door kleine arbeiderswoningen, ieder met een eigen tuin in een groene omgeving.
De woningen zijn sterk verouderd, en voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Vivare heeft met de bewoners verschillende mogelijkheden besproken om hierin verandering te brengen. Uit een haalbaarheidsstudie is gebleken dat met de renovatie van de bestaande woningen niet de gewenste leefkwaliteit behaald kan worden. Uiteindelijk is besloten dat de bestaande woningen worden gesloopt en dat er nieuwe woningen worden teruggebouwd. Omdat dit binnen het geldende bestemmingsplan niet mogelijk is, wordt er een nieuw bestemmingsplan voorbereid.
Het herstructureringsgebied aan de Daalhuizerweg vormt een aantrekkelijke vestingplaats binnen een parkachtig woongebied voor alle sociale groepen. Het tuindorpachtige woonmilieu, gelegen langs de belangrijke routes draagt bij aan de positieve beeldvorming van Velp. Het gemeentelijk beleid is gericht op de instandhouding van de bijzondere stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit van dit woongebied. Bij het herontwikkelen van het gebied aan de Daalhuizerweg wordt waarde gehecht aan de afstemming op de bestaande vormgeving en aan zorgvuldigheid van de detaillering.
1.3 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in Velp. Onderstaande afbeelding geeft de globale ligging aan. De rode lijn in de luchtfoto laat het plangebied zien. De plankaart van dit bestemmingsplan geeft de exacte plangrens aan.
1.4 Geldende Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Velp-Noord. Dit plan is vastgesteld door de raad van de gemeente Rheden op 27 februari 2007. Door voorliggend bestemmingsplan wordt het plangebied van dat plan Velp-Noord, voor zover het overeenkomt met voorliggend bestemmingsplan, herzien.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
Het plan bestaat er uit om de bestaande woningen, zie paragraaf 1.2, te slopen. Daarvoor in de plaats komt een geheel nieuw bouwplan. Wel een nieuw bouwplan waarin de oude structuren van dit kenmerkende stukje Velp, een tuindorp, terug te herkennen zijn. Deze structuren worden bepaald door onder meer het karakter van de straten. Het karakter van de Daalhuizerweg en de Bergweg verschillen sterk. De eerste is recht met asfalt en de ander een woonerf met veel richtingveranderingen. Het (verlengde) van de Van Pallandstraat is ietwat eenzijdig met achterkanten, garageboxen en schuttingen. De ruimtelijke kwaliteit van de randbebouwing als geheel is waardevol.
Bij het herontwikkelen van het totale gebied is gekeken naar het grote binnengebied. Dit gebied kan vanuit stedebouwkundige optiek goed mee ontwikkeld worden. De 'achterkant' van de Schonenbergsingel is daarbij een belangrijk kader. Hier kunnen niet gemakkelijk direct woningen op gericht worden. Daarom is hier een plein ontwikkeld waar ook het parkeren vormgegeven wordt. Zo wordt wat afstand verkregen tussen nieuwe bebouwing en deze 'achterkanten'. De architectuur van de bebouwing in het binnengebied mag afwijken van de schil. Echter, de hoogte wordt aangepast aan de schil en wordt daarom niet hoger om te voorkomen dat deze dominant wordt. In de hoogte wordt ook aansluiting gezocht bij de kleine woningen die er, vanuit het tuindorp-ontwerp, waren.
In totaal worden 60 woningen terug gebouwd waar er nu 62 woningen aanwezig zijn: een geringe extensievering van het gebied.
De doelgroep van de nieuwe woningen blijft na de renovatie gelijk: sociale huurwoningen.
Hoofdstuk 3 Beleid
In dit hoofdstuk komt vooral het ruimtelijke beleid aan de orde. Bij de beoordeling van de haalbaarheid in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op specifiek beleid.
3.1 Rijksbeleid
Het ruimtelijke beleid is op rijksniveau verwoord in de nota Ruimte (2006).
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. In het nationaal ruimtelijk beleid stelt het rijk zich tot doel de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn.
3.2 Provinciaal Beleid
De provinciale visie op ruimtelijk gebied is vastgelegd in het streekplan Gelderland 2005. Het Streekplan Gelderland 2005 is erop gericht de verschillende functies in regionaalverband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
Het provinciale beleid richt zich op het groenblauwe raamwerk (natuur en water) en het rode raamwerk (stedelijke functies en infrastructuur). Het overige provinciale grondgebied wordt het multifunctionele gebied genoemd en is het domein van de gemeenten die daartoe in regionaal verband samenwerken. Velp ligt binnen het rode raamwerk in het stedelijk netwerk Arnhem Nijmegen. De locatie behoort tot het bestaand bebouwd gebied. Het plan is niet strijdig met de doelstellingen van het provinciale beleid.
De provinciale Woonvisie is de leidraad om een voldoende aanbod van kwalitatief passende woningen en woonmilieus voor de Gelderse bevolking te verzorgen. Het woning-aanbod moet aansluiten op de voorkeuren van bewoners. Het plan is niet strijdig met dit beleid.
De provinciale Milieuverordening geeft geen aanleiding voor opmerkingen ten aanzien van deze locatie.
stadsregio Arnhem Nijmegen
Binnen de provinciale kaders zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt. Ook in het regionale structuurplan van het voormalige Knooppunt Arnhem Nijmegen wordt niet verder ingezoomd op het dorp.
Het onderhavige plangebied maakt geen specifiek onderdeel uit van het provinciale en regionale beleid. Voor zover dit beleid van invloed is op dit bestemmingsplan betreft het het feit dat het een binnenstedelijk renovatieproject betreft. Dat is in lijn met duurzaam ruimtegebruik en werkt kwaliteitsverhogend voor het binnenstedelijke woonmilieu.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Het in 2006 vastgestelde gemeentelijke structuurplan Een droom om in te wonen zoomt niet in op de voorgestane ontwikkeling.
In de Woonvisie, vastgesteld door de raad op 26 mei 2009, is het de lijn dat expliciet aandacht uitgaat naar het verbeteren kwaliteit bestaande woningvoorraad. Omschreven is dat "de gemeente Rheden streeft naar een toekomstbestendige woningvoorraad. In vergelijking met de voorgaande periode ligt de focus meer op kwaliteit en in het bijzonder op een kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad. Speerpunten in dit deel van de visie zijn:
- Werk maken van herstructurering
- Woningaanpassing ten behoeve van senioren
- Investeren in duurzaamheid
- Particuliere woningverbetering".
De huidige woningen zijn voor het grootste deel eengezinswoningen. De 12 woningen die nu aan de Van Pallandtstraat zijn gesitueerd zijn gebouwd als seniorenwoningen (overigens lang niet allemaal meer als zodanig in gebruik). De woningen zijn nu allemaal sociale huurwoningen.
In het nieuwe plan komen er 60 eengezinswoningen, en dus geen seniorenwoningen meer. Ook deze zullen weer vallen onder het segment sociale huurwoningen.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke Woonvisie.
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
De uitvoerbaarheid kan afhankelijk zijn van vele aspecten die, al dan niet op basis van te verrichten onderzoek(en) beoordeeld moeten worden.
4.1 Geluid
De Wet geluidhinder is voor het onderdeel weg- en railverkeerslawaai van toepassing op geluidgevoelige gebouwen die zijn geprojecteerd binnen zones van (al dan niet) in het plangebied gelegen wegen. Wegen die deel uitmaken van een woonerf en van een 30-kilometer zone zijn daarvan uitgezonderd. De voorkeurswaarde voor geluidbelasting die wordt veroorzaakt op de gevel bedraagt zowel in binnen-stedelijk als in een buitenstedelijk gebied 48 dB. In een binnenstedelijke situatie kunnen hogere grenswaarden worden vastgesteld tot en met 63 dB. In een buitenstedelijk gebied tot en met 53 dB.
De locatie waarop onderhavig bestemmingsplan betrekking heeft is gelegen valt binnen de onderzoekszone van de Ringallee en de Daalhuizerweg. Daarom is een akoestisch onderzoek verricht. Dit onderzoek is nodig omdat er mogelijk meer woningen een hogere geluidbelasting hebben dan de voorkeurswaarde. Dat er nu al woningen staan doet daar niets aan af. Deze huidige woningen hebben immers (mogelijk) een hogere waarde verkregen toen zijn werden gebouwd, maar dat is al lang geleden. Het akoestische onderzoek kan straks ook gebruikt worden, mocht dat nodig zijn, bij de bouwvergunningverlening. Op basis van de bouwverordening moet immers een binnenwaarde van 33 dB gehaald worden en dan moet via bouwkundige maatregelen en berekeningen die binnenwaarde aangetoond worden.
Het uitgevoerde akoestische onderzoek geeft aan dat vanwege het verkeer op de Ringallee bij 9 woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 60 dB. Het verkeer op de Daalhuizerweg zorgt er bij 19 woningen voor dat de geluidsbelastingen hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogste geluidsbelasting bedraagt 62 dB. In de bijlage is het akoestisch onderzoek opgenomen.
Voor deze 28 woningen wordt, gelijktijdig met de ter visielegging als ontwerp van dit bestemmingsplan, een procedure hogere waarde doorlopen. Het bestemmingsplan is op het gebied van het geluid daarmee uitvoerbaar.
4.2 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Voor dit project is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek, wat in de bijlage is te vinden, geeft aan dat dit project op het gebied van de bodemkwaliteit door kan gaan. Er zijn op enkele plaatsen wel kleine verontreinigingen aangetroffen (metalen, PAK's), maar altijd in een dergelijk beperkte omvang dat het effect op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet aanwezig is. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden zal in het kader van het bouwstoffenbesluit op verantwoorde en gecontroleerde wijze omgegaan worden met deze locaties.
4.3 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijk ordening is het van belang om te kijken naar de omliggende functies in relatie tot de nieuwe functie: past de nieuwe functie in de omgeving? Dit is zowel van belang vanuit de nieuwe functie als gedacht vanuit de omgeving. Door middel van milieuzonering, vastgelegd in de gemeentelijke notitie Milieuzonering en gebaseerd op de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering, wordt een ruimtelijke scheiding aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit.
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van 60 woningen mogelijk. Een woning is een hindergevoelige bestemming. De te bouwen woningen liggen in een woonomgeving en niet in de invloedssfeer van een hinderveroorzakende functie.
4.4 Luchtkwaliteit
Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
Van belang is de Algemene Maatregel van Bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM). In het Besluit NIBM en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip niet in betekenende mate. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de praktijk zal daarom voor de nieuwbouw tot ongeveer 1500 woningen geen onderzoek meer nodig zijn.
Deze herziening voorziet in de mogelijkheden van het terugbouwen van 60 woningen waar er nu 62 zijn. Een toename van -2 waarmee dit project een NIBM project is en verder onderzoek naar het effect van dit project op de luchtkwaliteit achterwege kan blijven.
4.5 Externe Veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het onder meer om de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving. Door voldoende afstand aan te houden tussen deze activiteiten en 'objecten' wordt voldaan aan de normen. Artikel 1 van het Besluit externe veiligheid bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich géén activiteiten met opslag en/of transport van gevaarlijke stoffen waardoor externe veiligheid de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg staat. Dit geldt noch voor het plaatsgebonden risico noch voor het groepsrisico.
Onderstaande afbeelding komt van de website risicokaart.nl en onderschrijft bovenstaande conclusie.
4.6 Verkeer
Verkeersafwikkeling:
Het nieuwe plan bestaat uit eengezinswoningen. In de huidige situatie staan er aan de Van Pallandtstraat 12 seniorenwoningen. In de nieuwe situatie zullen er dus wat meer verkeersbewegingen zijn. Voorts is de parkeerkoffer gesitueerd aan de Van Pallandtstraat, waardoor het aantal verkeersbewegingen hier ook wat zal toenemen. De omliggende wegenstructuur is echter geschikt voor de afwikkeling van de verkeersbewegingen.
Parkeren:
Voor 60 woningen met een norm van 1,4 parkeerplaats zijn 84 parkeerplaatsen nodig. Hiervan worden er 69 gerealiseerd binnen het plangebied. 15 parkeerplaatsen zullen buiten het plangebied worden gerealiseerd, en wel aan de Bergweg en Daalhuizerweg. Voor deze wegen worden plannen reconstructieplannen gemaakt. Er is voldoende ruimte om de 15 parkeerplaatsen hier dan te realiseren.
4.7 Water
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen valt zoals bijvoorbeeld de daken. Verder wordt er een gescheiden rioolstelsel aangelegd zodat het vuilwater gescheiden blijft van dat schone water.
In de onderstaande tabel wordt aangegeven welke waterthema's voor het bestemmingsplan relevant zijn. Voor dit bestemmingsplan is ook een wateronderzoek verricht. Dat wateronderzoek vormt een verder toelichting op onderstaande tabel. Dat onderzoek is als bijlage opgenomen bij dit bestemmingsplan.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | 1. Nee 2. Nee |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | 1. Nee 2. Nee 3. Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | 1. Nee 2. Ja 3. Nee |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | 1. Nee 2. Nee 3. Nee 4. Nee |
Oppervlaktewaterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? | 1. Nee 2. Nee/ 3. Nee |
Grondwaterkwaliteit | Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënsiche of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | 1. Nee 2. Nee |
Verdroging | Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte Natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | 1. Nee 2. Nee |
Inrichting en Beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | 1. Nee 2. Nee |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
4.8 Ecologie
Het plangebied bevindt zich niet in, of in de buurt van, een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de buurt van de ecologische hoofdstructuur of andere natuurgebieden. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde.
Soortsbescherming ingevolge de Flora- en Faunawet is wel van toepassing op het plangebied. De nu aanwezige bebouwing en de omliggende inrichting is van geen bijzondere waarde waardoor geen ontheffingen noodzakelijk zijn in het kader van de Flora- en Faunawet. Bij sloop van de bebouwing en de herinrichting dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de zorgplicht vanuit de Flora- en Faunawetgeving.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect ecologie geen belemmering is voor uitvoer van dit bestemmingsplan.
4.9 Cultuurhistorie
Archeologie
Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn. Is de verwachting dat er archeologisch waardevolle zaken aanwezig kunnen zijn aanwezig dan is vooronderzoek nodig.
De verwachtingswaarde van de betrokken gronden voor het aspect archeologie (dat is de kans dat er wat waardevols gevonden wordt) is voor de locatie laag. Verder onderzoek is niet nodig om de uitvoerbaarheid op dit punt aan te tonen.
Cultuurhistorie
Cultuurhistorisch is het plangebied waardevol omdat het een tuindorp is. Zie ook de inleiding. Toch wordt er voor gekozen deze woningen te slopen omdat ze (echt) niet meer voldoen aan de wooneisen van deze tijd. Door de opzet van het stedebouwkundige plan en de architectuur blijft het karakter van een tuindorp wel overeind. Zo wordt invulling gegeven aan het cultuurhistorische element van dit plangebied.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
De tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken en het ontwerpbesluit moeten worden gepubliceerd waarbij de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Nadat de gemeenteraad een besluit over de vaststelling van deze herziening heeft genomen, ligt het plan wederom ter inzage. Belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, evenals belanghebbenden die niet kunnen worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend, kunnen dan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De herziening treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld.
Is er wel beroep ingesteld dan treedt de herziening ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling.
5.2 Plankaart
Op de plankaart wordt aangegeven welke bestemmingen de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
- 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen;
- 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de plankaart. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc.. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in één regel maar ook in meerdere planregels en kunnen ook een gehele 'eigen' planregel hebben.
5.3 Regels
De planregels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de planregels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de planregels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2);
- 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen de (mogelijke) ontheffingsmogelijkheden met betrekking tot de bouw en/of het gebruik. Ten slotte zijn (eventuele) aanlegvergunningstelsels en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere regels relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moeten worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
- 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Denk aan de anti-dubbeltelregel, algemene procedurebepalingen maar ook regels met betrekking tot mogelijke binnenplanse ontheffingen (een binnenplanse ontheffing is, zoals het woord het al zegt, een ontheffingsmogelijkheid in het bestemmingsplan zelf van de regels uit datzelfde bestemmingsplan. Dit in tegenstelling tot 'buitenplanse' ontheffingen). Het zijn allemaal belangrijke regels die voor het gehele plan gelden: ze moeten daarom altijd goed gelezen worden vóórdat op basis van de bestemmingregels interpretaties worden verricht;
- 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk wordt het overgangsrecht geregeld en wordt bepaald hoe het bestemmingsplan heet (de slotregel).
5.4 Reikwijdte Werking Onderhavige Herziening
Om te beoordelen of een ontwikkeling kan worden gerealiseerd, is het soms niet voldoende om alleen af te gaan op de inhoud van het bestemmingsplan. Ook indien het bestemmingsplan een ontwikkeling toestaat, kan het voor-komen dat andere regelgeving of dat gesloten verdragen de daadwerkelijke uitvoering verhinderen of pas na bijvoorbeeld vergunningverlening of onderzoek mogelijk maken. De kaders die het bestemmingsplan biedt ten aanzien van nieuwe bouw-mogelijkheden/bouwplaninitiatieven, bieden geen garantie voor de te verlenen bouwvergunning. Bouwplannen zullen naast de toets aan onderhavig bestemmingsplan tevens worden getoetst aan en dienen te voldoen aan zowel de bouwverordening (vastgesteld door de gemeenteraad) als op redelijke eisen van welstand (Welstandsnota, vastgesteld door de gemeenteraad) door de (onafhankelijke) welstandscommissie.
5.5 Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan bestaat uit een plankaart, planregels en een toelichting. De plankaart (ook wel verbeelding genoemd) en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de plankaart zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Bijzonderheden in dit bestemmingsplan
Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
- Wonen waarbij de functie Wonen wordt neergelegd. De woonfunctie is ingevolge dit bestemmingsplan méér dan alleen het eigen perceel. Het betreft naast dat eigen perceel ook de direct omliggende publieke gronden zoals ook wegen. Ook die gronden horen immers bij een woonwijk;
- Verkeer waarbij de functie Verkeer wordt neergelegd.
Dit plan kent geen noemenswaardige bijzonderheden behoudens het gegeven dat iets afgeweken wordt van de gemeentelijke standaard voor bestemmingsplannen. De afwijking betreft het op de plankaart aanduiden van de maximale goot- en bouwhoogte. Dit is nodig in verband met de kapvorm die binnen die plan gewenst is.
Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Inspraak En Overleg
Voor dit bestemmingsplan is geen inspraak gehouden. Over de planvorming zelf is nadrukkelijk wel overleg geweest met de bewoners van de woningen en de omgeving.
Overleg
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in haar advies verzocht het benodigde oppervlak voor de wadi in het plan als 'Groen - waterberging' te bestemmen in plaats van als 'Wonen'. Echter binnen de bestemming 'Wonen' worden de realisatie van een wadi mogelijk gemaakt. Omwille van de gewenste flexibiliteit van de inrichting van het terrein wordt vastgehouden aan de bestemming 'Wonen'.
Het waterschap heeft inzake het geohydrologisch onderzoek een opmerking over de wijze waarop het verhard oppervlak wordt berekend en over de onderbouwing van de conclusie dat het voldoende is om 20 mm hemelwater te bergen binnen het plangebied. De opmerkingen worden meegenomen en indien nodig zullen ze worden verwerkt in het geohydrologisch onderzoek.
Dit bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk overleg niet toegezonden aan de VROM-inspectie als ook niet aan de provincie. Dit omdat het een lokaal plan is.
6.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft na het ontwerpbesluit (zie bijlage bij dit plan) van 8 juli 2010 tot en met 18 augustus 2010 voor een ieder ter inzage gelegen. De tervisielegging is bekendgemaakt op de gemeentelijke pagina, de Rhedenaar, in een huis-aan-huis blad, de Staatscourant en op de gemeentelijke website www.rheden.nl. De stukken konden eveneens worden ingezien en worden gedownload. Er zijn twee zienswijzen ingediend.
In de zienswijzen is aandacht gevraagd voor het grote aantal parkeerplaatsen dat zal worden aangelegd binnen het plangebied. Bij de planontwikkeling zijn de parkeernormen uit de Bouwverordening aangehouden. Ook schrijft de Bouwverordening voor dat de parkeerplaatsen in beginsel op eigen terrein gerealiseerd moeten worden. Dit betekent dat er binnen het plan van Vivare een groot aantal parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. Het parkeren ten behoeve van de woningen wordt binnen de bestemming Wonen aanvaardbaar geacht. Er is voldoende ruimte binnen het plan om de benodigde parkeerplaatsen te kunnen realiseren én groenvoorzieningen aan te leggen waardoor het binnenterrein in het plangebied toch een groene uitstraling zal hebben.
Ook wordt in de zienswijze twijfel uitgesproken over de gebruikte verkeersgegevens. Dit in relatie met de normen die gelden voor de geluidsbelasting. Echter de cijfers die gebruikt zijn in het uitgevoerde geluidsonderzoek zijn cijfers van de verkeers- en milieukaart van de Milieusamenwerking Regio Anrhem (MRA). Er is geen reden om te twijfelen over de juistheid van deze gegevens.
Een samenvatting van de zienswijzen en de overwegingen van de gemeenteraad naar aanleiding van deze zienswijzen maken, evenals een aantal ambtshalve aanpassingen van het ontwerp-bestemmingsplan, onderdeel uit van het besluit tot gewijzigde vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Ten behoeve van de ontwikkeling van dit plan is in een (anterieure) overeenkomst met de initiatiefnemer vastgelegd dat de (plan)kosten voor diens rekening zijn. Hierdoor kan bewust afgezien worden van het opstellen van een exploitatieplan.
Gelet op de aard van de ontwikkeling en de onderliggende plannen en de draagkracht van de ontwikkelende partij, Vivare, behoeft voor de financiële haalbaarheid van dit project niet te worden gevreesd: het project is financieel uitvoerbaar.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 1 lijst van bedrijfsactiviteiten aan huis
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 akoestisch onderzoek