Bestemmingsplan De Haar 8 en 8a
Bestemmingsplan - Gemeente Scherpenzeel
Vastgesteld op 28-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘De Haar 8 en 8a’ met identificatienummer NL.IMRO.0279.BP2018DeHaar8-vg01 van de gemeente Scherpenzeel;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
1.6 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 agrarisch bedrijf
een veehouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf - niet zijnde een boomkwekerij, een productieboomgaard, een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerijbedrijf of een gebruiksgerichte paardenhouderij;
1.8 agrarisch bedrijfsgebouw
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
1.9 agrarische bedrijfswoning
een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
1.10 agrarisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen, op het gebied van land- en tuinbouw;
1.11 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen alsmede - in rechtstreeks verband daarmee en als ondergeschikte nevenactiviteit - detailhandel en dat door dienstverlening en/of afzet in hoge mate gebonden is aan zijn directe omgeving;
1.12 archeologisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid;
1.13 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.14 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;
1.15 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.16 bebouwing
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.17 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.18 bedrijfswoning
een woning op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of naar de aard daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm) wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
1.19 bestaande bebouwing
bestaand en legaal aanwezig of legaal realiseerbare bebouwing op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.20 bestaand gebruik
bestaand en legaal aanwezig of legaal realiseerbaar gebruik op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.21 bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en dat door de maatvoering onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw;
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming,
1.24 boomkwekerij
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters een en ander in de vorm van volle grondsteelt dan wel containerteelt, uitgezonderd snijheesterkwekerijen;
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.31 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.32 dagrecreatie
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden tevens afhaalpunten verstaan;
1.34 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 gebruiksgerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar het gebruik van paarden voorop staat, dat wil zeggen ten behoeve van recreatie en sport, niet zijnde een manege;
1.37 geomorfologische waarde
de waarde van de samenhang van de verschijningsvorm van het aardoppervlak met de wijze van zijn ontstaan;
1.38 glastuinbouwbedrijf
een bedrijf dat (overwegend) is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen (staand glas);
1.39 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend;
1.40 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf of deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de wet Milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij het houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen; als intensieve veehouderij wordt niet aangemerkt het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden;
1.41 inwoning
iemand die inwoont in een woning en daarbij gebruikt maakt van gemeenschappelijke of eigen voorzieningen. Er wordt gebruik gemaakt van één gezamenlijke toegang.
1.42 kampeermiddel
een tent, tentwagen, toercaravan, stacaravan of kampeerauto;
1.43 kamphuis
een gebouw dat periodiek dient voor recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers;
1.44 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer van datzelfde gebouw waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.45 kleinschalige horecavoorziening
een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen.
1.46 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.47 kunstnijverheidsbedrijf
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen van (fraaie) gebruiks- en siervoorwerpen alsmede - in rechtstreeks verband daarmee en als ondergeschikte nevenactiviteit - detailhandel;
1.48 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake landschaps- en / of natuurwaarden;
1.49 landschappelijke waarden
aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.50 landschapselement
een kleinschalig beplantingselement, zoals een bossage, houtwal, houtsingel, steilrandbeplanting, of een waterpartij;
1.51 loonwerkbedrijf
een bedrijf dat gericht is op het verlenen van diensten aan (agrarische) bedrijven met behulp van (agrarische) werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van (agrarische) werktuigen of apparatuur;
1.52 manege
een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden, en waarbij ondergeschikt hieraan horeca is toegestaan;
1.53 mantelzorg
langdurende zorg die wordt geboden aan ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis en buiten organisatorisch verband;
1.54 mantelzorgwoning
een tijdelijke extra woonruimte in (een aan- of uitbouw van) een woning of bijgebouw, die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, bestemd voor bewoning door een mantelzorgvrager of een mantelzorgverlener en waarin zich zelfstandige voorzieningen bevinden;
1.55 mantelzorgwoning, tijdelijke unit
een tijdelijke mantelzorgwoning is een mantelzorgwoning in de vorm van een tijdelijk op een perceel aanwezige unit die hetzij geheel hetzij in delen over de weg verplaatsbaar is;
1.56 mestvergistingsinstallatie
installatie voor het bewerken en verwerken van dierlijke of overige organische meststoffen door middel van vergisting.
1.57 natuurlijke waarden
aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.58 Nederlandse grootte-eenheden (nge)
een economische maatstaf om de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven vast te stellen;
1.59 nevenactiviteit
activiteit die ondergeschikt is aan de primair aan de gronden toegekende functie;
1.60 normale onderhouds- en/of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden;
1.61 opslag
opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden;
1.62 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;
1.63 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.64 paardenbak
een paardenbak is een buitenrijbaan ten behoeve paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.65 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf, gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, eventueel in combinatie met (en daaraan ondergeschikte) trainingsfaciliteiten en verkoop ten behoeve van de eigen gefokte paarden;
1.66 paardenhouderij
een agrarisch bedrijf, gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het geven van instructie aan derden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en de in- en verkoop van paarden;
1.67 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.68 plattelandswoning:
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden, en die niet worden beschermd tegen de milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf;
1.69 productiegerichte paardenhouderij
een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden (vermeerderen), die geschikt zijn voor een bepaalde taak. Hieronder worden verstaan: hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven;
1.70 recreatiewoning
een gebouw, dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.71 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische- massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.72 snelgroeiend bos
beplanting met opgaande houtige gewassen bestaande uit hoog productieve boomsoorten met als hoofddoel de houtproductie;
1.73 stacaravan
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.74 trekkershut
een houten blokhut zonder afzonderlijke ruimtes dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.75 voorgevel
de naar de weg vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is, gekeerde gevel;
1.76 woning
een complex van ruimten krachtens aard en indeling geschikt of bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.77 wooneenheid
een gebouw of een deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg).
1.78 woongebouw
een gebouw dat tenminste twee woningen omvat;
1.79 zorgboerderij
een maatschappelijke zorgvoorziening met begeleid wonen, eventueel in combinatie met een (voormalig) agrarisch bedrijf, waar door mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking begeleid locatiegebonden agrarisch of landschappelijk georiënteerde werkzaamheden worden verricht en eventueel zorg, educatie en ontspanning worden geboden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voorvoor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
- per bestemmingsvlak ten hoogste 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
- een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
- mestopslag is toegestaan;
- voor vergisting als bedrijfseigen activiteit mestverwerking al dan niet gecombineerd met energieopwekking is toegestaan;
- de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen van de bedrijfswoning mogen worden gebruikt ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep;
- ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor een tweede bedrijfswoning;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning': tevens voor een plattelandswoning, met dien verstande dat:
- ten hoogste 1 plattelandswoning is toegestaan;
- het totaal aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' niet toeneemt;
met bijbehorende gebouwen, bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan huis verbonden beroep, andere bouwwerken, andere werken, tuinen, erven, voorzieningen en agrarische gronden.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
- gebruik van een bijgebouw, ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
- gebruik van de woning voor inwoning is niet toegestaan.
- aan huis verbonden activiteiten zijn toegestaan, mits:
- de woonfunctie blijft gehandhaafd;
- niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief bijgebouwen gebruikt wordtvoor beroepsmatige activiteiten;
- de activiteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend door degene die zelf in de woning woonachtig is;
- geen overlast ontstaat voor de woonomgeving (onder overlast wordt verstaan: geluidsoverlast, stankoverlast, overlast door de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking);
- geen detailhandel plaatsvindt;
- geen activiteiten plaatsvinden die vergunnings- of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer.
- gebruik van gronden en opstallen voor doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden is niet toegestaan.
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' geldt dat het gebruik van een woning als plattelandswoning alleen is toegestaan indien en zolang binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 1 woning in gebruik is als plattelandswoning.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van het agrarische bedrijf;
- het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke waarden zoals deze tot uitdrukking komen in het reliëf, het begroeiingpatroon (houtsingels), het verkavelingpatroon, de (relatieve) openheid en/of in de kleinschaligheid, zoals deze met name tot uitdrukking komt in de verkaveling;
- verkeersdoeleinden, uitsluitend voor wegen en (voet- en fiets)paden zoals die bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- de waterhuishouding, waaronder begrepen watergangen en voorzieningen voor het keren en beheersen van water;
- recreatief medegebruik in de zin van voet-, fiets- en/of ruiterpaden en ondergeschikte dagrecreatieve voorzieningen;
- hobbymatig weiden van paarden;
met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in:
- lid 3.1 voor gronden die feitelijk niet meer in gebruik zijn ten behoeve van een agrarisch bedrijf, voor het gebruik als tuin of erf ten behoeve van een nabijgelegen woning, met dien verstande dat:
- de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- het gebruik van aangrenzende agrarische gronden niet wordt geschaad;
- de totale oppervlakte van woning, erf en tuin aaneengesloten ligt en niet groter is dan 1.500 m² tenzij uit een ingediend landschapsplan blijkt dat sprake is van landschappelijke inpassing en toename van de ruimtelijke kwaliteit, in welk geval de totale oppervlakte van woning, erf en tuin niet groter mag zijn dan 2.000 m²;
- hierop uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de woning mogen worden gebouwd.
- lid 3.1, ten behoeve van de uitoefening van een boomkwekerijbedrijf;
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Verkeer – D
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Overig' aangewezen gronden zijn bestemd voor het vervoer over de weg met daarbij behorende bebouwing en voorzieningen zoals ongelijkvloerse kruisingen, bermen en bermsloten, taluds, parkeer- en groenvoorzieningen, alsmede voor de telecommunicatie met de bijbehorende bebouwing en voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ter reductie van het wegverkeerslawaai.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen - met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen - uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 12 m
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2 (Hoog)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige hoge archeologische verwachtingswaarden.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- bouwen ten behoeve van de in lid 5.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan.
- de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen zijn niet toegestaan, behoudens de op het moment van ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande gebouwen, die mogen worden gehandhaafd.
- het bepaalde in 5.2 onder a en b is niet van toepassing, indien:
- worden gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
- het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van de bouwwerk niet verandert;
- bouwwerken en de fundering, waaronder paalfunderingen, niet dieper liggen dan 30 cm beneden het maaiveld;
- het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 250 m² bedraagt.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van lid 5.2 met inachtneming van de volgende regels:
- de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;
- de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
- indien het bouwplan is getoetst door de regio archeoloog en deze heeft bepaald dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
- alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 4 (Laag)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige lage archeologische verwachtingswaarden.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. bouwen ten behoeve van de in lid 5.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
b. de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen zijn niet toegestaan, behoudens de op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande gebouwen, die mogen worden gehandhaafd;
c. het bepaalde in 5.2 onder a. en b.is niet van toepassing indien:
1. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
2. het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
3. bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 30 cm beneden het maaiveld;
4. het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 10.000 m² bedraagt.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van lid 5.2 met inachtneming van de volgende regels:
a. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
b. omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
2. de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;
3. de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:
I. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
II. het doen van opgravingen;
III. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
4. indien het bouwplan is getoetst door de regio archeoloog en deze heeft bepaald dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
c. Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 9.1 Verkeer
- Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels gelden ten aanzien van de gronden gelegen binnen een zone van 250 m ter weerszijden van een weg:
- indien en voor zover door middel van toepassing van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid de bouw van een woning wordt mogelijk gemaakt, mag de woning uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de voorkeursgrenswaarde op de gevel vanwege de weg als genoemd in artikel 82 lid 1 Wet geluidhinder (Wgh) of in een daarvan verleende ontheffing;
- indien en voor zover een op het tijdstip van de tervisielegging van het plan aanwezige woning op hetzelfde bouwperceel vervangen wordt door een andere woning, zal de afstand van de nieuwe woning tot de weg waarlangs zich de zone bevindt, ten opzichte van de afstand van de te vervangen woning tot deze weg niet mogen verminderen, tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in artikel 82 lid 1 van de Wgh of een daarvan verleende ontheffing.
- Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid a onder 2, met dien verstande dat de nieuwe woning uitsluitend gerealiseerd mag worden met inachtneming van de voorkeursgrenswaarde vanwege de weg als genoemd in artikel 82, lid 1 Wet geluidhinder.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10.1 Algemeen
- Het is verboden gronden of opstallen te gebruiken of te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming;
- Onder strijdig gebruik als bedoeld onder a. wordt in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het plan:
- ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de op de kaart aangegeven afstand tussen enige bebouwingsgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning ter afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10 % mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de kaart aangegeven maten en met dien verstande dat deze bevoegdheid niet van toepassing is op de op de plankaart genoemde oppervlakten.
- ten behoeve van de bouw van ondergrondse/bovengrondse bouwwerken voor openbare nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:
- de inhoud van bovengrondse bouwwerken ten hoogste bedraagt 50 m³;
- de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 4 m;
- ten behoeve van de aanleg van eenvoudige, recreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en zitbanken, met dien verstande dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste bedraagt 1,5 m;
- voor de bouw van masten ten behoeve van (zend- en ontvang) antennemasten, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 55 m.
Artikel 12 Overige Zone - Bomestructuur
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bomenstructuur' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, de versterking en/of het herstel van de aanwezige waardevolle boomstructuur en beplanting.
Artikel 13 Overige Regels
- Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan de bestemmingen Verkeer - C, Verkeer - D en Verkeer - Overig dan wel grenzen aan binnen een gebiedsbestemming voorkomende wegen de volgende afstanden uit de as van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht genomen worden:
Categorie | Afstand uit de wegas |
Verkeer - C | 30 m |
Verkeer - D | 20 m |
Verkeer - Overig | 15 m |
- Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde onder a., indien en voor zover uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
- dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel: ‘regels van bestemmingsplan De Haar 8 en 8a van de gemeente Scherpenzeel’.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan De Haar 8 en 8a in Scherpenzeel is een agrarische bedrijfslocatie gelegen. Op deze locatie zijn twee bedrijfswoningen aanwezig. Van deze twee bedrijfswoningen is de woning op nummer 8 aangemerkt als plattelandswoning. Deze woning mag bewoond worden zonder dat sprake is van een relatie met de agrarische bedrijfsvoering op naastgelegen perceel; op nummer 8a. De bedrijfswoning op nummer 8a staat nog wel ten dienste van het agrarisch bedrijf.
De eigenaar heeft het voornemen de situatie op het perceel te wijzigen. Dit voornemen is tweeledig:
- De eigenaar wil een nieuwe paardenstal realiseren, met bijbehorende ruimte voor de opslag van voer.
- De eigenaar wil de woning op nummer 8 weer in gebruik nemen als bedrijfswoning (door daar zelf te gaan wonen) en de woning op nummer 8a laten gebruiken als plattelandswoning. De ‘rol’ van de beide woningen wordt dus omgedraaid.
Om te voorzien in deze veranderingen is een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk.
1.2 Ligging En Begrenzing
De percelen De Haar 8 en 8a zijn gelegen in het buitengebied van Scherpenzeel, circa 1,7 km ten noorden van de dorpskern. Het perceel De Haar 8 is kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie A, nummer 997. Het perceel De Haar 8a is kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie A, nummer 935.
Het plangebied wordt gevormd door de beide genoemde percelen, voorzover die het geldende bouwperceel en/of het aangepaste bouwperceel betreffen.

1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2013. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 september 2015. In dit plan geldt voor de woningen, bedrijfsgebouwen, bijgebouwen en bijbehorende erven de bestemming Agrarisch – Bedrijf. Met deze bestemming wordt voorzien in een agrarisch bouwperceel. Voor het gedeelte van het bestemmingsvlak dat op het perceel De Haar 8 rust, wordt in een plattelandswoning voorzien middels de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’. Verder rust op het bouwperceel de aanduiding ‘erf’. Hiermee is bepaald dat de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 115% van het bestaande oppervlakte (ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan).
Buiten het bouwperceel hebben de gronden de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap. In hoofdzaak zijn die gronden bestemd voor agrarische bedrijven en voor het behoud van landschappelijke waarden. In deze bestemming is het niet mogelijk agrarische bedrijfsgebouwen op te richten.
Verder rust op plangebied grotendeels de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog) en voor een klein gedeelte (in de meest zuidelijke hoek) de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag). Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden met deze beide dubbelbestemmingen beschermd. In de meest noordelijke hoek van het plangebied geldt een klein gedeelte van de gronden de gebiedsaanduiding 'overige zone – bomenstructuur'. Hiermee is een rij berken langs De Haar van planologische bescherming voorzien.
In het geldende bestemmingsplan is een toereikende wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het agrarische bouwperceel zo van vorm te veranderen dat in de gewenste paardenstal wordt voorzien. Het geldende bestemmingsplan maakt het echter niet mogelijk om te voorzien in de beoogde functiewisseling van de beide woningen op het perceel. Derhalve is daarvoor een herziening van het bestemmingsplan nodig. Om het benodigde aantal ruimtelijke procedures te beperken tot één, kan en wordt de vormaanpassing van het bouwperceel ook in dit bestemmingsplan meegenomen.

1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Wet Plattelandswoningen
De regelgeving omtrent plattelandswoningen is verwoord in de ‘Wijziging Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inzake de planologische status van gronden alsmede aanpassingen van plattelandswoningen‘. Met deze wetswijziging is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 januari 2013 aangepast. De wetswijziging houdt in dat het planologisch regime van gronden en opstallen, en niet langer het feitelijke gebruik daarvan, bepalend is voor de mate van bescherming tegen hinder van geluid, geur en fijn stof.
Verder heeft de wetswijziging specifiek betrekking op zogenaamde plattelandswoningen. Dat zijn (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die (tevens) door derden mogen worden bewoond. De wetswijziging regelt dat deze woningen ook bij gebruik door derden niet worden beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Hiertoe dient een woning in het bestemmingsplan of bij omgevingsvergunning te worden aangemerkt als plattelandswoning. Wel worden plattelandswoningen beschermd tegen milieugevolgen van omliggende bedrijven en tevens dient aangetoond te worden dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
2.2 Omgevingsvisie Gelderland
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Laatstelijk is deze structuurvisie geactualiseerd bij besluit van Provinciale Staten van 13 december 2017. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.
Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:
- ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
- zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
- een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
- een gezonde en veilige leefomgeving;
- een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
De provincie streeft ernaar de grote sociaal-economisch betekenis van de landbouwsector voor het Gelders platteland ook in de toekomst te behouden. Bijna tweederde van de oppervlakte is in agrarisch gebruik. De land- en tuinbouw is direct en indirect verantwoordelijk voor 10% van de totale Gelderse werkgelegenheid en levert een belangrijke bijdrage aan de Gelderse agribusiness, waaronder de clusters Food en Health. De sector heeft groeipotentie en sterke relaties met andere maatschappelijke opgaven. De provincie wil de ontwikkeling in de sector koppelen aan de opgaven voor energietransitie, biobased economy, arbeidsmarkt, een vitaal platteland en natuur- en waterbeheer.
Onderhavig plan voorziet in het verschuiven van bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestaande, agrarische bedrijfslocatie voor grondgebonden veehouderij, rekeninghoudend met de omgeving en diens specifieke kenmerken en kwaliteiten. Onderhavig plan past binnen de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Gelderland.
2.3 Omgevingsverordening Gelderland
In de Statenvergadering van woensdag 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Laatstelijk is deze verordening geactualiseerd bij besluit van Provinciale Staten van 13 december 2017. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Mede aangezien het in dit bestemmingsplan niet om niet-grondgebonden veehouderij gaat en alleen over het verschuiven van bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden, bevat de verordening geen bepalingen die betrekking hebben op dit bestemmingsplan.
2.4 Structuurvisie Scherpenzeel
In de structuurvisie Scherpenzeel wordt voor het hele grondgebied van de gemeente Scherpenzeel aangegeven wat de ruimtelijke opgaven zijn. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie beperkt zich tot de hoofdlijnen, maar kent evenwel een diepgang op Scherpenzeel Zuid met oog op de daar geplande dorpsuitbreiding. De structuurvisie is vastgesteld door de raad op 31 oktober 2013.
Voor het buitengebied ten noorden van het dorp geldt het volgende. De gemeente Scherpenzeel wil, in lijn met de koers van regio FoodValley en de provincie Gelderland, ondernemers die kiezen voor duurzaam ondernemen en inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen ruimte bieden. In het agrarisch gebied van Scherpenzeel is blijvend ruimte voor sterke agrarische bedrijven passend binnen het multifunctionele cultuurlandschap. De bestaande landschappelijke kwaliteiten vormen een belangrijke drager voor het gebied. Ontwikkelingen kunnen plaatsvinden binnen het landschappelijk raamwerk.
Met de beoogde ontwikkeling, worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van een bestaand agrarisch bedrijf verbeterd, passend binnen het aanwezige, landschappelijke raamwerk in het noordelijke buitengebied van Scherpenzeel. De beoogde ontwikkeling is dan ook in lijn met de structuurvisie Scherpenzeel.
2.5 Bestemmingsplan Buitengebied 2013
Om het buitengebied vitaal te houden worden in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 door middel van een wijzigingsbevoegdheid plattelandswoningen mogelijk gemaakt. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de functie van een bedrijfswoning te wijzigen door toevoeging van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' op de plankaart ten behoeve van een zogenaamde plattelandswoning voor bewoning van een bedrijfswoning door (het huishouden van) een persoon die geen functionele binding heeft met het binnen het (gekoppelde) bouwvlak gevestigde bedrijf, onder de voorwaarde dat de betreffende bedrijfswoning afgesplitst is van het agrarisch bedrijf en niet meer als zodanig in gebruik is. In die situaties is sprake van een agrarische bedrijfswoning die inmiddels een ander gebruik heeft dan wel krijgt. Het bestaande woon- en leefklimaat van deze woning wijzigt niet ten opzichte van het oorspronkelijke gebruik als bedrijfswoning. Het woon- en leefklimaat van de agrarische ondernemer blijft de basis en wordt beschouwd als aanvaardbaar voor de nieuwe bestemming als plattelandswoning. Een tiental agrarische bedrijfspercelen, waaronder het bedrijfsperceel in het plangebied, hebben voor de tweede bedrijfswoning een direct recht in het bestemmingsplan gekregen voor het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning.
Met deze herziening wordt het recht om een bedrijfswoning als plattelandswoning te gebruiken, verschoven naar de andere bedrijfswoning binnen het agrarische bouwperceel. De nieuwe plattelandswoning zal kadastraal niet tot het perceel horen waarop het agrarische bedrijf gevestigd is. Deze herziening is dan ook in lijn met de uitgangspunten van het bestemmingsplan Buitengebied 2013.
Hoofdstuk 3 Bestaande En Nieuwe Situatie
3.1 Bestaande Situatie
Omgeving
Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noorden van het dorp Scherpenzeel. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap.

Plangebied
Het plangebied is direct aan de openbare weg, De Haar, gelegen. In het plangebied is een agrarisch erf aanwezig van relatie beperkte omvang. Het betreft een paardenhouderij. Op relatief korte afstand van de weg, zijn twee halfvrijstaande woningen aanwezig: De Haar 8 en 8a. De beide woningen zijn aanwezig binnen hetzelfde, enkelvoudige bouwvolume: een bouwlaag met een kap, waarvan de lengterichting parallel loopt met de weg. De noordelijke woning, met nummer 8a, doet dienst als bedrijfswoning. De zuidelijke woning, op nummer 8, is in gebruik voor burgerbewoning. Achter en naast de beide woningen zijn bijgebouwen en bedrijfswoningen aanwezig. Dit betreffen eenvoudige bouwvolumes: een bouwlaag met kap. Rondom de gebouwen is een eenvoudig tuin- en erfinrichting aanwezig. Aan de achterzijde van het erf is een paardenbak aanwezig.
Ten noorden van het plangebied, gescheiden door een smalle strook grasland, is een woonperceel aanwezig en, aan de overzijde van de weg, een pluimveehouderij. Voor het overige is het plangebied omgeven door wei- en akkerland.

3.2 Nieuwe Situatie
Om de huisvestingsmogelijkheden voor zijn paarden te vergroten, wenst de eigenaar van het perceel een nieuwe paardenstal realiseren. Deze nieuwe stal is geprojecteerd in de ruimte tussen de bestaande kapschuur op het perceel, achter de woning op nummer 8, en de paardenbak aan de achterzijde van het perceel. De nieuwe stal wordt aansluitend op de kapschuur gerealiseerd. Een overkapping die daar nu aanwezig is, zal worden verwijderd. Ook wordt de kapschuur verkleind aan de westelijke zijde om een voldoende brede toegangsruimte te kunnen maken tussen het bestaande deel van het erf en de nieuwe stal. Aansluitend op deze vergroting van de huisvestingsmogelijkheden wordt de erfinrichting aangepast. Ten zuiden van de nieuw paardenstal houdt dit in dat een deel van het aangepaste bouwperceel zal worden gebruikt voor de opslag van voer.
Voor de beide woningen zijn de veranderingen alleen functioneel van aard. In de nieuwe situatie zal de woning aan De Haar 8a in gebruik worden genomen voor burgerbewoning, oftewel als plattelandswoning. Van een functionele relatie met het agrarische bedrijf zal geen sprake zijn. Tegelijkertijd zal de woning aan De Haar 8 weer in gebruik worden genomen als bedrijfswoning. De eigenaar van het agrarische bedrijf op het perceel zal verhuizen van nummer 8a naar 8. De functie van de beide woningen op het perceel wordt dus omgewisseld. De woning op nummer 8a zal ook kadastraal gezien niet langer tot het agrarische bedrijf behoren.
Verder wenst de eigenaar in den nieuwe situatie een tweetal bijbehorende bouwwerken te realiseren bij de woning aan De Haar 8. Hierbij wordt gedacht aan een veranda, in aansluiting op de woning, een carport, in aansluiting op de bestaande paardenstal op het perceel. Dit geschiedt binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor reeds biedt en die vergunningsvrij aanwezig zijn.
De vormaanpassing van het bouwperceel geschiedt zonder een toename van de bouwmogelijkheden. Bij elke woning, is conform de geldende mogelijkheden van het bestemmingsplan, maximaal 100 m² aan bijgebouwen toegestaan. Vergunningsvrij kan dit bij elke woning worden vergroot tot een totaal van 150 m² aan bijbehorende bouwwerken (aan-, uit- en bijgebouwen). Deze mogelijkheden worden niet overschreven in de nieuwe situatie. Aan bedrijfsgebouwen is nu een maximum oppervlakte van 339 m² toegestaan (295 m² + 15%, zie paragraaf 1.3). Met een totaal van 320 m² aan bedrijfsgebouwen (aangepaste kapschuur en nieuwe paardenstal) wordt die maat in die nieuwe situatie niet overschreden.
Het bouwperceel wordt in zuidelijk richting uitgebreid, in de richting van de paardenbak die zich aan de achterzijde van het erf bevindt. Tegelijkertijd wordt een evenredig deel van het bouwvlak, tussen de openbare weg en de woningen, worden opgeheven. Daar zijn nu geen gebouwen aanwezig en deze ruimte is praktisch ook nauwelijks geschikt voor het oprichten van gebouwen.

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Milieuaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
Bodem
Voorzover bekend zijn de menselijke activiteiten in het plangebied altijd beperkt gebleven voor agrarisch gebruik en de bewoning van de aanwezige woningen. Aanwijzingen dat er ter plaatse van de nieuwe paardenstal bodemverontreinigde activiteiten plaats hebben gevonden, zoals de aanwezigheid van olietanks, zijn niet voorhanden. Bovendien betreft dit ook geen gebouw waar mensen structureel verblijven. Bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk voor het bestemmingsplan.
Bedrijven en milieuzonering
Voorliggend bestemmingsplan voorziet zowel in milieugevoelige functies, functieverandering van de beide woningen in het plangebied, als in milieubelastende functies, het op een andere plek oprichten van agrarische bedrijfsbebouwing.
Ten aanzien van inwaartse zonering geldt dat zich in de nabijheid van het plangebied één veehouderij bevindt: de pluimveehouderij aan De Haar 23. De kortste afstand tussen de woningen in het plangebied en het bouwperceel van dat bedrijf bedraagt circa 40 meter, terwijl gelet op de geldende milieu-eisen een tussenliggende afstand van 50 meter nodig is. Evenwel betreft het hier een bestaande situatie. De afstand van de woningen tot de pluimveehouderij wordt niet verkleind. Ook zijn de dierverblijven van de pluimveehouderij in de feitelijke situatie wel op meer dan 50 meter afstand van de woningen in het plangebied gelegen. Gelet hierop zal in beide woningen in het plangebied sprake blijven van een goed woon- en leefklimaat en leidt dit bestemmingsplan niet tot een nieuwe belemmering voor de genoemde pluimveehouderij.
Voor uitwaartse zonering geldt dat met het veranderen van het bouwperceel de bestaande afstanden tussen het bouwperceel en de omliggende, milieugevoelige functies vergroot worden. Ten aanzien van de aspecten geluid, stof en veiligheid geldt een richtafstand van hooguit 50 m. Voor het aspect geur geldt dat voldaan moet worden aan de Wet geurhinder en veehouderij en de het Activiteitenbesluit. Voor het houden van paarden houdt dit in dat een afstand van minimaal 50 meter in acht moeten gehouden tussen de dierverblijven en de milieugevoelige functies. De dichtstbijzijnde, milieugevoelige functies betreffen de agrarische bedrijfswoning aan De Haar 23 en de woning aan De Haar 10. De nieuwe paardenstal wordt gesitueerd om meer dan 75 meter van deze beide woningen. De nieuwe paardenstal is dus realiseerbaar qua milieuzoneringen en staat een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woningen niet in de weg.
Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van een verkeersweg: De Haar. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de introductie nieuwe geluidgevoelige gebouwen. Het is derhalve niet noodzakelijk om akoestisch onderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.
Luchtkwaliteit
Per saldo leidt dit bestemmingsplan niet tot een toename van bouwmogelijkheden. De verkeersaantrekkende werking van de concrete ontwikkeling waarin dit bestemmingsplan voorziet is dusdanig beperkt dat bij voorbaat kan worden aangenomen dat de effecten op de luchtkwaliteit daarvan lager zijn dan de projecten die per definitie niet in betekende mate bijdragen aan het verslechteren van de luchtkwaliteit, zoals een woningbouwlocatie met 1500 woningen en één ontsluitingsweg. Daarnaast blijkt uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland van het RIVM dat de luchtkwaliteit in het plangebied en de omgeving ruimschoots aan de grenswaarden voldoet. De kaarten voor 2025 laten zien dat dit nog verder gaat verbeteren.
Door een uitspraak van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dient op grond van de Europese Richtlijn luchtkwaliteit (Richtlijn 2008/50/EG) de concentratie fijn stof, afkomstig van de inrichting waartoe de plattelandswoning behoort, beschouwd te worden. Een plattelandswoning dient eenzelfde bescherming te krijgen tegen fijn stof, dat van het bedrijf afkomstig is, als een reguliere woning.
Vanwege deze uitzondering op het beschermingsregime voor plattelandswoningen heeft adviesbureau Antea luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek is opgenomen als bijlage 1. Uit dit onderzoek volgt dat wordt voldaan aan de wettelijke gestelde eisen en grenswaarden voor wat betreft de fijn stof belasting ter plaatse van de beoogde plattelandswoning. Dit betekent dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de beoogde plattelandswoning gegarandeerd kan worden. Ook is het aanmerken van de woning aan De Haar 8a als plattelandswoning mogelijk zonder omliggende agrarische bedrijven te belemmeren in hun bedrijfsvoering.
Externe veiligheid
Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen.
Elektromagnetische velden
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen. Zendmasten voor telecommunicatie zijn eveneens niet aanwezig. Onderzoek naar elektromagnetische velden is niet nodig.
Milieueffectrapportage
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.
4.2 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumenten
Het plangebied ligt grotendeels in een zone die op de gemeentelijke archeologische beleidskaart is aangeduid als zone met een hoge archeologische verwachting en voor een klein deel een lage archeologische verwachting.
Van de voorgenomen veranderingen op het perceel leidt de bouw van de nieuwe paardenstal en het oprichten van enkele bijbehorende bouwwerken bij de woning aan De Haar 8 tot ingrepen in de bodem, die dieper reiken dan 30 cm onder maaiveld. Deze gebouwen zijn geprojecteerd in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hier geldt bij bodemingrepen vanaf 250 m² een onderzoeksplicht. Geen van de nieuw op te richten bouwwerken is groter dan die maat. Het grootste, nieuwe gebouw, de paardenstal, zal circa 150 m² meten. Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Cultuurhistorische of monumentale waarden zijn niet aanwezig in het plangebied.
4.3 Ecologie
Door adviesbureau Groenewold Natuur & Milieu is onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde natuurwaarden in het besluitgebied. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied [P.M.]. Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het plangebied ligt ruim buiten het Gelders NatuurNetwerk uit de Omgevingsverordening Gelderland. Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in de weg.
4.4 Waterparagraaf
Planologisch leidt dit bestemmingsplan niet tot een toename van de mogelijkheden om gronden te verharden. Met de beoogde paarden stal wordt extra bebouwing opgericht in een agrarisch gebied, met relatief weinig bebouwing. Hemelwater kan en zal blijven infiltreren in de bodem. Waar dat niet mogelijk is zal het hemelwater, zoveel mogelijk oppervlakkig, worden afgevoerd richting de omliggende weilanden en sloten. Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn dan ook niet aan de orde.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.
Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013 als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen en op enkele onderdelen aangevuld in verband met de beoogde situatie in het plangebied.
In dit bestemmingsplan wordt met de bestemming ‘Agrarisch – Bedrijf’ (artikel 3) het geldende, agrarische bouwperceel binnen het plangebied overgenomen en van vorm aangepast op de beoogde situatie. Vervolgens is de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’ aangepast op de nieuwe situatie. Die aanduiding is ‘verschoven’ naar de nieuwe plattelandswoning, met als gevolg dat de huidige plattelandswoning alleen nog als bedrijfswoning mag worden gebruikt. Aan de specifieke gebruiksregels, in lid 3.4, is een voorwaardelijke verplichting toegevoegd. Daarmee is bepaald dat de nieuwe plattelandswoning pas als zodanig in gebruik mag zijn als de huidige plattelandswoning niet meer als plattelandswoning in gebruik is.
Verder is door het toekennen van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ aan het bouwperceel een technische correctie doorgevoerd. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013 hebben bouwpercelen waarop twee bedrijfswoningen zijn toegestaan de aanduiding ‘bedrijfswoning’ gekregen. Met die aanduiding wordt voorzien in de tweede bedrijfswoning. In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn twee bedrijfswoningen aanwezig, maar het geldende bestemmingsplan geeft de aanduiding ‘bedrijfswoning’ daarvoor niet weer. Dit is in dit bestemmingsplan hersteld, door de genoemde aanduiding alsnog toe te kennen.
De gronden die in de nieuwe situatie buiten het bouwperceel vallen, hebben de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Landschap’ en ‘Verkeer – D’ gekregen. Langs de noordwestelijke plangrens gaat het om een klein gedeelte van de weg De Haar. Hieraan is de bestemming ‘Verkeer – D’ toegekend, aansluitend op de bestemming van de hele weg. Voor het overige gaat het om onbebouwde, agrarisch gronden. Hieraan is de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschap’ gegeven. Deze bestemming is inhoudelijk hetzelfde als die van de aangrenzende, onbebouwde, agrarische gronden.
Verder zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)' en ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4 (laag)' aan het plangebied toegekend, evenals de gebiedsaanduiding 'overige zone – bomenstructuur'. Deze beschermingsregimes zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Om technische redenen heeft de genoemde gebiedsaanduiding een zelfstandige regel gekregen, anders dan in het geldende plan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan de Rijksoverheid, de provincie Gelderland, de Veiligheid- en Gezondheidsregio Gelderland Midden en het waterschap Vallei en Veluwe in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
De Veiligheid- en Gezondheidsregio Midden Gelderland en het waterschap hebben laten weten geen opmerkingen op het plan te hebben.
Voorontwerp
Aangezien dit bestemmingsplan maar beperkte invloed op de omgeving heeft, heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen.
Ontwerp
Van 16 januari 2019 tot en met 26 februari 2019 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan maakt een herschikking van bestaande bouwmogelijkheden van een agrarisch bedrijf mogelijk, evenals een beperkte functiewijziging binnen bestaande gebouwen. Dit gebeurt voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Deze herziening voor de gemeente geen financiële gevolgen. Aannemelijk is dat dit bestemmingsplan ook in financieel-economisch opzicht uitvoerbaar is.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet niet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Het is dan ook niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.