Barneveldsestraat 8 en 10
Bestemmingsplan - Gemeente Scherpenzeel
Vastgesteld op 13-02-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Barneveldsestraat 8-10' van de gemeente Scherpenzeel;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0279.BP2019Bveldsestr10-vg01 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft
1.5 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
1.6 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 agrarisch bedrijf
een veehouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf - niet zijnde een boomkwekerij, een productieboomgaard, een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerijbedrijf of een gebruiksgerichte paardenhouderij;
1.8 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.9 archeologisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid;
1.10 archeologische onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.13 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.14 bedrijfswoning
een woning op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of naar de aard daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm) wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
1.15 bestaande bebouwing
bebouwing die bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.16 bestaand gebruik
gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.19 bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en dat door de maatvoering onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw;
1.20 boomkwekerij
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters een en ander in de vorm van volle grondsteelt dan wel containerteelt, uitgezonderd snijheesterkwekerijen;
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond
1.27 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.28 CROW publicatie - basis voor parkeernormeringen
Richtlijnen met betrekking tot de parkeernormen voor diverse functies opgesteld door het Nationale Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
1.29 dagrecreatie
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden tevens afhaalpunten verstaan;
1.31 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
1.33 gebruiksgerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar het gebruik van paarden voorop staat, dat wil zeggen ten behoeve van recreatie en sport, niet zijnde een manege;
1.34 geomorfologische waarde
de waarde van de samenhang van de verschijningsvorm van het aardoppervlak met de wijze van zijn ontstaan;
1.35 glastuinbouwbedrijf
een bedrijf dat (overwegend) is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen (staand glas);
1.36 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is
1.37 intensieve veehouderij
een agrarisch bedrijf of deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m² aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de wet Milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij het houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen; als intensieve veehouderij wordt niet aangemerkt het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden;
1.38 inwoning
iemand die inwoont in een woning en daarbij gebruikt maakt van gemeenschappelijke of eigen voorzieningen. Er wordt gebruik gemaakt van één gezamenlijke toegang.
1.39 inzetbare sloopmeters
een oppervlakte aan sloopmeters die door de gemeente Scherpenzeel en/of een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld is bepaald, conform de regeling voor het omzetten van sloopmeters naar inzetbare sloopmeters zoals genoemd in hoofdstuk 5 van dit functieveranderingsbeleid, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 13 april 2017, met inbegrip van nadien vastgestelde wijzigingen daarvan; gebouwen die niet daadwerkelijk worden gesloopt, maar die worden hergebruikt in het kader van de toepassing van het functieveranderingsbeleid, tellen mee bij het bepalen van de oppervlakte aan inzetbare sloopmeters
1.40 kampeermiddel
een tent, tentwagen, toercaravan, stacaravan of kampeerauto;
1.41 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer van datzelfde gebouw waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.42 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake landschaps- en / of natuurwaarden;
1.43 landschappelijke waarden
aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.44 landschapselement
een kleinschalig beplantingselement, zoals een bossage, houtwal, houtsingel, steilrandbeplanting, of een waterpartij;
1.45 manege
een recreatief bedrijf dat hoofdzakelijk op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden, en waarbij ondergeschikt hieraan horeca is toegestaan;
1.46 mantelzorg
langdurende zorg die wordt geboden aan ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis en buiten organisatorisch verband;
1.47 mantelzorgwoning
een tijdelijke extra woonruimte in (een aan- of uitbouw van) een woning of bijgebouw, die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, bestemd voor bewoning door een mantelzorgvrager of een mantelzorgverlener en waarin zich zelfstandige voorzieningen bevinden;
1.48 mantelzorgwoning, tijdelijke unit
een tijdelijke mantelzorgwoning is een mantelzorgwoning in de vorm van een tijdelijk op een perceel aanwezige unit die hetzij geheel hetzij in delen over de weg verplaatsbaar is;
1.49 natuurlijke waarden
aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.50 normale onderhouds- en/of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden;
1.51 opslag
opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden;
1.52 onderkomen(s)
voor verblijf geschikte, al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;
1.53 overkapping
een ander bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.54 paardenbak
een paardenbak is een buitenrijbaan ten behoeve paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.55 paardenhouderij
een agrarisch bedrijf, gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het geven van instructie aan derden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en de in- en verkoop van paarden;
1.56 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.57 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.58 voorgevel
de naar de weg vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is, gekeerde gevel;
1.59 (vloer)oppervlakte
een situatie van bouwen en/of gebruik waarbij voor de begane grond moet worden gerekend met de oppervlakte van een bouwwerk en voor de eventuele verdiepingen met de vloeroppervlakte.
1.60 woning
een complex van ruimten krachtens aard en indeling geschikt of bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.61 wooneenheid
een gebouw of een deel van een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden (inclusief het bieden van mantelzorg).
1.62 zolder
ruimte in een gebouw die hoofdzakelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 bebouwingspercentage
het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de hoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;
2.6 de hoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
2.7 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.11 peil
voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarische bedrijf;
- b. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke waarden zoals deze tot uitdrukking komen in het reliëf, het begroeiingpatroon (houtsingels), het verkavelingpatroon, de (relatieve) openheid en/of in de kleinschaligheid, zoals deze met name tot uitdrukking komt in de verkaveling;
- c. de waterhuishouding, waaronder begrepen watergangen en voorzieningen voor het keren en beheersen van water;
- d. recreatief medegebruik in de zin van voet-, fiets- en/of ruiterpaden en ondergeschikte dagrecreatieve voorzieningen;
- e. hobbymatig weiden van paarden;
met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in:
- a. lid 3.1 voor gronden die feitelijk niet meer in gebruik zijn ten behoeve van een agrarisch bedrijf, voor het gebruik als tuin of erf ten behoeve van een nabijgelegen woning, met dien verstande dat:
- 1. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 2. het gebruik van aangrenzende agrarische gronden niet wordt geschaad;
- 3. de totale oppervlakte van woning, erf en tuin aaneengesloten ligt en niet groter is dan 1.500 m² tenzij uit een ingediend landschapsplan blijkt dat sprake is van landschappelijke inpassing en toename van de ruimtelijke kwaliteit, in welk geval de totale oppervlakte van woning, erf en tuin niet groter mag zijn dan 2.000 m²;
- 4. hierop uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de woning mogen worden gebouwd.
- b. lid 3.1, ten behoeve van de uitoefening van een boomkwekerijbedrijf.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voor de uitoefening van een aannemersbedrijf in ten hoogste categorie 2 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten.
- b. bedrijfswoningen;
met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, terreinen en erven en met dien verstande dat:
- 1. per bestemmingsvlak ten hoogste 1 bedrijf is toegestaan;
- 2. bedrijven als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder niet zijn toegestaan;
- 3. de bedrijfswoning en/of de bijgebouwen van de bedrijfswoning mogen worden gebruikt ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep;
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:
- a. het bepaalde in 4.2.1 onder a, sub 2 voor een groter oppervlakte aan gebouwen, onder de volgende voorwaarden:
- 1. de totale oppervlakte in het totaal maximaal 1.000 m² bedraagt per bestemmingsvlak;
- 2. het terrein dient te worden voorzien van een goede landschappelijke inpassing;
- 3. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
- 4. de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- 5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de milieusituatie;
- 6. er mag geen significante aantasting plaatsvinden van ecologische waarden;
- 7. er dient sprake te zijn van sloop (en hergebruik) van gebouwen, conform de onderstaande tabel:
Bedrijf | Benodigde inzetbare sloopmeters |
Bedrijfsrecht | 100 m² |
Per m² vloeroppervlakte van 0 tot en met 500 m² | 2 m² |
Per m² vloeroppervlakte van 501 tot en 1000 m² | 3 m³ |
met dien verstande dat:
- alle bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) en de daaraan toe te rekenen bijgebouwen, tenzij het (een) gebouw(en) betreft welke met toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid word(t)(en) ingezet voor hergebruik;
- uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
- bij de berekening van de sloopoppervlakte de bestaande bedrijfswoning (inclusief minimaal 100 m² aan bijgebouwen) buiten beschouwing wordt gelaten;
- cultuurhistorisch waardevolle gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet meetellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
- de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Scherpenzeel, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
- verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.
- b. in 4.2.1 onder a. voor vermindering van de dakhelling tot 0º over een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 150 m²;
- c. het bepaalde in 4.2.1 onder b tot een totale maximale inhoudsmaat van 1.000 m³, met dien verstande dat:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap, en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
- 2. sprake sprake is van vermindering (door sloop) van gebouwen conform de onderstaande tabel:
Inhoud woning | Sloopeis |
Tot 1000 m³ | 1,5 m² inzetbare sloopmeters voor iedere 1 m³ vergroting |
met dien verstande dat:
- uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
- cultuurhistorisch waardevolle gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
- de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Scherpenzeel, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
- verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van het bepaalde in lid 4.1 onder a is alleen toegestaan indien en zolang de gronden ter plaatse van de bestemmingen Agrarisch met waarden -Landschap en Water - Natuur en Landschap zijn ingericht en in stand worden gehouden zoals in bijlage 2 van de Bijlagen bij de regels is aangegeven met dien verstande dat dit niet geldt in het eerste jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
- b. gebruik van een bijgebouw, ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet toegestaan;
- c. gebruik van de woning voor inwoning is niet toegestaan.
- d. aan huis verbonden activiteiten zijn toegestaan, mits:
- 1. de woonfunctie blijft gehandhaafd;
- 2. niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief bijgebouwen gebruikt wordt voor beroepsmatige activiteiten;
- 3. de activiteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend door degene die zelf in de woning woonachtig is;
- 4. geen overlast ontstaat voor de woonomgeving (onder overlast wordt verstaan: geluidsoverlast, stankoverlast, overlast door de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking);
- 5. geen detailhandel plaatsvindt;
- 6. geen activiteiten plaatsvinden die vergunnings- of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer.
- e. buitenopslag is niet toegestaan;
- f. gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen, voor bewoning is niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van de vestiging van andere bedrijven dan blijkens de nadere aanwijzing op de kaart is toegestaan, indien het bedrijf in vergelijking met het toegestane bedrijf naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen is en dat bij voorkeur ten opzichte van de voorgaande bedrijfsactiviteit een vermindering van de milieubelasting optreedt en met dien verstande dat deze milieubelasting ten hoogste gelijk mag zijn aan de milieubelasting van de voorgaande bedrijfsactiviteit;
- b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 4.4, onder a voor een andere inrichting dan de in bijlage 2 van de Bijlagen bij de regels weergegeven inrichting, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatig en/ of veilig gebruik van de gronden en/of van de omliggende gronden, danwel voor een goede waterhuishouding en mits de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit zo min mogelijk wordt aangetast.
- c. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 4.4, onder b voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw of een tijdelijke unit, met in achtneming van het volgende:
- 1. het gebruik als zelfstandige woonruimte noodzakelijk is voor het bieden van mantelzorg;
- 2. het gebruik alleen toelaatbaar is voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande woning niet mogelijk of redelijk is;
- 3. de omgevingsvergunning voor een bestaand vrijstaand bijgebouw slechts kan worden verleend indien er geen bouwmogelijkheden bestaan voor de realisatie van een aangebouwd bijgebouw waarin de mantelzorg kan worden geboden;
- 4. er aantoonbaar behoefte aan mantelzorg bestaat in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
- 5. de aanvrager een schriftelijk verklaring overlegd dat de omgevingsvergunning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- 6. de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik kan worden genomen niet meer bedraagt dan 75 m² en is beperkt tot één bouwlaag;
- 7. er geen milieutechnische belemmeringen zijn;
- 8. het gebruik als zelfstandige woonruimte voldoende brandveilig is;
- 9. de mantelzorg niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
- 10. indien sprake is van een tijdelijke unit dient deze te voldoen aan de volgende voorwaarden:
- een tijdelijke unit wordt geplaatst een de achterzijde of zijgevel van de bestaande woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter bedraagt;
- de afstand van een tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste perceelgrenzen bedraagt ten minste 2 meter.
- 11. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning uitsluitend aan de aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar;
- 12. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de vergunning geldt voor een periode dat de mantelzorg voortduurt;
- 13. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat alle voorzieningen die strekken tot instandhouding van een zelfstandige woonruimte worden verwijderd nadat de noodzaak van mantelzorg is vervallen.
- d. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 4.4 onder d, ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf tot ten hoogste 50% van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
- 2. de activiteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend door degene die zelf in de woning woonachtig is;
- 3. geen overlast ontstaat voor de woonomgeving (onder overlast wordt verstaan: geluidsoverlast,
- 4. stankoverlast, overlast door de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking);
- 5. geen detailhandel plaatsvindt;
- 6. geen activiteiten plaatsvinden die vergunnings- of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer.
- e. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 4.4 onder e, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van de buitenopslag maximaal 500 m² bedraagt;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap, en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
- 3. de buitenopslag aantoonbaar noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
- 4. de buitenopslag landschappelijk wordt ingepast;
- 5. sprake is van vermindering (door sloop) van gebouwen conform de onderstaande tabel:
Oppervlakte buitenopslag | Sloopeis |
Per m² buitenopslag | 1 m² inzetbare sloopmeters |
met dien verstande dat:
- uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
- cultuurhistorisch waardevolle gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
- de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Scherpenzeel, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
- verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.
Artikel 5 Water - Natuur En Landschap
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Natuur en Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor beken en oeverstroken alsmede voor het behoud en de bescherming van de landschappelijke en natuurlijke waarden met de bijbehorende bebouwing en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de tot 'Water - Natuur en Landschap' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden zijnde uit te voeren:
- 1. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 2. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, beekbekledingen, kaden, dijken en vonders;
- 3. het vergraven, verbreden, verdiepen of dempen van watergangen.
- b. Het bepaalde onder 5.3 onder a is niet van toepassing indien het andere werken en/of werkzaamheden betreft:
- 1. die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van rechtskracht worden van het plan;
- 2. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Wet natuurbescherming;
- 3. die worden uitgevoerd krachtens een in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 vastgesteld beheersplan;
- 4. indien sprake is van een landgoed in de zin van artikel 1, lid 3 van de Natuurschoonwet 1928;
- c. De andere werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder 5.3 onder a zijn slechts toelaatbaar indien door die andere werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en/of natuurlijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen'aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven, met dien verstande dat:
- a. per bestemmingsvlak ten hoogste 1 vrijstaande woning is toegestaan;
- b. de gebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep;
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in:
- a. het bepaalde in lid 6.2.2 onder a. voor het vergroten van de totale oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 300 m², met dien verstande dat:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap, en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
- 2. sprake is van vermindering (door sloop) van gebouwen conform de onderstaande tabel:
Oppervlakte bijgebouwen | Sloopeis |
Tot 300 m² | 2 m² inzetbare sloopmeter voor iedere 1 m² nieuwbouw |
met dien verstande dat:
- uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
- cultuurhistorisch waardevolle gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
- de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Scherpenzeel, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
- verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.
- b. sublid 6.2.2 onder e., voor wat betreft het bouwen achter de naar de weg(-en) gekeerde gevel(-s) van de woning, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 9 (Algemene bouwregels) in acht wordt genomen;
- c. het bepaalde in 4.2.1 onder a tot een totale maximale inhoudsmaat van 1.000 m³, met dien verstande dat:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap, en beeldkwaliteit en mits de architectonische en/of cultuurhistorische waarden van de bebouwing niet in onevenredige mate worden geschaad;
- 2. sprake sprake is van vermindering (door sloop) van gebouwen conform de onderstaande tabel:
Inhoud woning | Sloopeis |
Tot 1000 m³ | 1,5 m² inzetbare sloopmeters voor iedere 1 m³ vergroting |
met dien verstande dat:
- uitsluitend indien de sloopmogelijkheden op het betreffende perceel volledig zijn benut, mag ook de sloopoppervlakte van meerdere locaties worden meegerekend om aan de vereiste sloopoppervlakte te komen;
- cultuurhistorisch waardevolle gebouwen niet mogen worden gesloopt en niet mee tellen in de bepaling van de sloopoppervlakte;
- de inzetbare sloopmeters afkomstig moeten zijn uit het buitengebied van de gemeente Scherpenzeel, dan wel uit het buitengebied van een andere gemeente die het Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016 heeft vastgesteld;
- verzekerd is dat herbouw van de gesloopte gebouwen niet mogelijk is.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in:
- a. sublid 6.4.1, sub b. ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf tot ten hoogste 50% van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
- 2. de activiteiten uitsluitend mogen worden uitgeoefend door degene die zelf in de woning woonachtig is;
- 3. geen overlast ontstaat voor de woonomgeving (onder overlast wordt verstaan: geluidsoverlast, stankoverlast, overlast door de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking);
- 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
- 5. er geen activiteiten plaatsvinden die vergunnings- of meldingsplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer.
- b. lid 6.1 en sublid 6.4.1, sub a. voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw of een tijdelijke unit, met in achtneming van het volgende:
- 1. het gebruik als zelfstandige woonruimte noodzakelijk is voor het bieden van mantelzorg;
- 2. het gebruik alleen toelaatbaar is voor zover het bieden van mantelzorg binnen de bestaande woning niet mogelijk of redelijk is;
- 3. de omgevingsvergunning voor een bestaand vrijstaand bijgebouw slechts kan worden verleend indient er geen bouwmogelijkheden bestaan voor de realisatie van een aangebouwd bijgebouw waarin de mantelzorg kan worden geboden;
- 4. er aantoonbaar behoefte aan mantelzorg bestaat in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
- 5. de aanvrager een schriftelijk verklaring overlegd dat de omgevingsvergunning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- 6. de totale oppervlakte die voor mantelzorg in gebruik kan worden genomen niet meer bedraagt dan 75 m² en is beperkt tot één bouwlaag;
- 7. er geen milieutechnische belemmeringen zijn;
- 8. het gebruik als zelfstandige woonruimte voldoende brandveilig is;
- 9. de mantelzorg niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
- 10. indien sprake is van een tijdelijke unit dient deze te voldoen aan de volgende voorwaarden:
- een tijdelijke unit wordt geplaatst een de achterzijde of zijgevel van de bestaande woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter bedraagt;
- de afstand van een tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste perceelgrenzen bedraagt ten minste 2 meter.
- 11. het bevoegd gezag verleend de omgevingsvergunning uitsluitend aan de aanvrager en/of de hoofdbewoner van de betreffende woning en is niet overdraagbaar;
- 12. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat de vergunning geldt voor een periode dat de mantelzorg voortduurt;
- 13. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning onder de voorwaarde dat alle voorziening dien te strekken tot instandhouding van een zelfstandige woonruimte worden verwijderd nadat de noodzaak van mantelzorg is vervallen.
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 3 (Middel)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ''Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige hoge archeologische verwachtingswaarden.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. bouwen ten behoeve van de in lid 7.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan.
- b. de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen zijn niet toegestaan, behoudens de op het moment van ter visielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande gebouwen, die mogen worden gehandhaafd.
- c. het bepaalde in 7.2 onder a en b is niet van toepassing, indien:
- 1. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
- 2. het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van de bouwwerk niet verandert;
- 3. bouwwerken en de fundering, waaronder paalfunderingen, niet dieper liggen dan 30 cm beneden het maaiveld;
- 4. het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 1000 m² bedraagt.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van lid 7.2 met inachtneming van de volgende regels:
- a. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
- 4. indien het bouwplan is getoetst door de regio-archeoloog en deze heeft bepaald dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
- c. alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Verkeer
- a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels gelden ten aanzien van de gronden gelegen binnen een zone van 250 m ter weerszijden van een weg:
- 1. indien en voor zover door middel van toepassing van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid de bouw van een woning wordt mogelijk gemaakt, mag de woning uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de voorkeursgrenswaarde op de gevel vanwege de weg als genoemd in artikel 82 lid 1 Wet geluidhinder (Wgh) of in een daarvan verleende ontheffing;
- 2. indien en voor zover een op het tijdstip van de tervisielegging van het plan aanwezige woning op hetzelfde bouwperceel vervangen wordt door een andere woning, zal de afstand van de nieuwe woning tot de weg waarlangs zich de zone bevindt, ten opzichte van de afstand van de te vervangen woning tot deze weg niet mogen verminderen, tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in artikel 82 lid 1 van de Wgh of een daarvan verleende ontheffing.
- b. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van het bepaalde in lid a onder 2, met dien verstande dat de nieuwe woning uitsluitend gerealiseerd mag worden met inachtneming van de voorkeursgrenswaarde vanwege de weg als genoemd in artikel 82, lid 1 Wet geluidhinder.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Algemeen
- a. Het is verboden gronden of opstallen te gebruiken of te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming;
- b. Onder strijdig gebruik als bedoeld onder a wordt in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het plan:
- a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de op de kaart aangegeven afstand tussen enige bebouwingsgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning ter afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10 % mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de kaart aangegeven maten en met dien verstande dat deze bevoegdheid niet van toepassing is op:
- 1. de op de plankaart genoemde oppervlakten.
- c. ten behoeve van de bouw van ondergrondse/bovengrondse bouwwerken voor openbare nutsvoorzieningen, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud van bovengrondse bouwwerken ten hoogste bedraagt 50 m³;
- 2. de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 4 m;
- d. ten behoeve van de aanleg van eenvoudige recreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en zitbanken, met dien verstande dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste bedraagt 1,5 m;
- e. voor de bouw van masten ten behoeve van (zend- en ontvang) antennemasten, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste bedraagt 55 m.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Parkeergelegenheid
Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een gebruiksverandering worden in ieder geval de volgende regels in acht genomen:
- a. indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft moeten, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen parkeerplaatsen zijn aangebracht op eigen terrein volgens de richtlijn zoals deze is opgenomen in de meest recente CROW publicatie - basis voor parkeernormeringen en in bijlage 3 bij de regels;
- b. bij huur- en koopwoningen wordt, in gevallen dat de bovengrens van de CROW-parkeerrichtlijn lager is dan 2, de bovengrens verhoogd tot 2 parkeerplaatsen per woning;
- c. gerealiseerde voorzieningen als bedoeld onder 1. dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
12.2 Afwijken van de parkeerregels
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van artikel 12.1:
- a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- b. of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Barneveldsestraat 8-10'
De volledige naam is de aanhaaltitel.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan Barneveldsestraat 10 in Scherpenzeel is een voormalige agrarische bedrijfslocatie aanwezig. De agrarische bedrijfsvoering is al geruime tijd gestaakt. De eigenaar heeft het voornemen opgevat het perceel een nieuwe invulling te geven. Hij wil overgaan tot een functieverandering naar een andere werkfunctie: een aannemingsbedrijf c.q. stratenmakersbedrijf. Daarbij wil hij de agrarische opstallen verwijderen en vervolgens een nieuw bedrijfsgebouw realiseren. De aanwezige bedrijfswoning wordt de bedrijfswoning bij het bouwbedrijf.
Verder is op het aangrenzende perceel, aan de Barneveldsestraat 8, een woning aanwezig. Feitelijk heeft deze woning al lange tijd geen relatie meer met de inmiddels verdwenen agrarische bedrijvigheid aan de Barneveldsestraat 10. Planologisch gezien is het echter nog een bedrijfswoning bij de beschreven bedrijfslocatie en tevens is het een plattelandswoning. Om die reden is de woning aan de Barneveldsestraat 8 ook onderdeel van de beoogde functieverandering. Daarvoor wordt een woonbestemming voorgestaan.
1.2 Ligging En Begrenzing
De percelen Barneveldsestraat 8 en 10 zijn gelegen in het buitengebied van Scherpenzeel, circa 1,4 km ten noordoosten van de dorpskern. Het perceel Barneveldsestraat 10 is kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie B, nummers 559 en 561. Het perceel Barneveldsestraat 8 is kadastraal bekend als gemeente Scherpenzeel, sectie B, nummers 560. Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt gevormd door het genoemde perceel
Ligging in omgeving
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2013 en tevens het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen.
Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 september 2015. In dit plan geldt voor de beide woningen, de bedrijfsgebouwen, het erf en de omliggende gronden de bestemming Agrarisch – Bedrijf. Met deze bestemming wordt voorzien in een agrarisch bouwperceel. Voor het hele bestemmingsvlak geldt de aanduiding ‘intensieve veehouderij’. Daarmee wordt in een intensieve veehouderij voorzien. Voor het hele bestemmingsvlak geldt verder de aanduiding ‘bedrijfswoning’ waarmee in een tweede bedrijfswoning wordt voorzien. Voor het gedeelte van het bestemmingsvlak dat op het perceel Barneveldsestraat 8 rust, wordt in een plattelandswoning voorzien middels de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – plattelandswoning’.
Buiten het bouwperceel hebben de gronden de bestemmingen Agrarisch met waarden – Landschap en Water - Natuur en Landschap. De gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap betreffen gronden ten noorden en ten oosten van het bouwperceel. Deze gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor agrarische bedrijven en voor het behoud van landschappelijke waarden. In deze bestemming is het niet mogelijk agrarische bedrijfsgebouwen op te richten. De bestemming Water - Natuur en Landschap geldt voor een watergang, de Nattegatsloot, die langs de zuidgrens van het plangebied loopt. Met deze bestemming worden de gronden bestemd voor beken en oeverstroken alsmede voor het behoud en de bescherming van de landschappelijke en natuurlijke waarden met de bijbehorende bebouwing en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
Verder rust op plangebied de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel).Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden daarmee beschermd.
Het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen is vastgesteld door de gemeenteraad op 13 maart 2018. Met dit bestemmingsplan zijn als het ware regels en normen voor parkeren toegevoegd aan diverse bestemmingsplannen binnen de gemeente, waar onder het bestemmingsplan Buitengebied 2013. In het kort houden deze regels in dat bij het bouwen of aanpassen van gebouwen in voldoende parkeerruimte moet worden voorzien.
Uitsnede plankaart bestemmingsplan Buitengebied 2013, met het plangebied globaal rood omkaderd
Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 voorziet niet in het voornemen om een aannemersbedrijf te realiseren. Om daar in te kunnen voorzien is een herziening van het bestemmingsplan nodig.
1.4 Leeswijzer
Deze onderbouwing vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Omgevingsvisie Gelderland
Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur.
Het tweede doel is het waarborgen en het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland. Dit betekent vooral:
- ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek;
- zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap;
- een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed;
- een gezonde en veilige leefomgeving;
- een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegankelijkheid van cultuur, natuur en landschap.
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
De Omgevingsvisie beschrijft hoe de provincie Gelderland in de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. In de Omgevingsvisie wordt het accent gelegd op de stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. In samenhang met de sterke steden zijn de landschappelijke ligging en de vitaliteit van de dorpen in de regio van groot belang. Bij ruimtelijke initiatieven is de uitdaging de match te maken tussen de kwaliteiten van het betreffende initiatief en de kwaliteiten van de plek of het gebied waar het initiatief speelt.
De provincie stelt bij initiatieven voor functieverandering dat deze de aanwezige en te ontwikkelen economie en gebiedskwaliteiten moeten versterken. Dit kunnen initiatieven zijn voor wonen en werken. Bijvoorbeeld bij functieverandering of nieuwe landgoederen. Dat betekent:
- initiatieven koesteren als kans;
- niet vooraf ontwikkelingen uitsluiten;
- mogelijkheden zoeken.
Daarvoor dragen in eerste instantie de initiatiefnemers de verantwoordelijkheid. De provincie voert een beperkte regie op wonen en werken in het buitengebied, namelijk door:
- kwalitatieve proceskaders aan te geven om te komen tot locatiekeuzes;
- ondersteuning te bieden in de vorm van kennis, begeleiding en inspiratie;
- daarbij geldt voor een initiatief in het buitengebied dat het 'nieuwe rood' in het buitengebied een kwaliteitsverbetering moet zijn in het gebied.
Een kwaliteitsverbetering wil zeggen dat er sprake is van sloop en of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of ontwikkeling van nieuwe natuur. De rood-rood en rood-groenverhoudingen van de nieuwe situatie ten opzichte van de oude situatie bepalen de aanvaardbaarheid.
De Gelderse regio's kregen met het Streekplan 2005 de mogelijkheid voor een regionale invulling van het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. Deze invulling werd door het college van Gedeputeerde Staten geaccordeerd. De provincie kiest voor een andere rol. Zij vraagt geen apart beleidskader om door de provincie vast te stellen, maar juicht toe dat hierover beleid en afspraken in regionaal verband zijn gemaakt of verder worden gemaakt. De provincie draagt graag bij aan de evaluatie van dit beleid. Het voortouw ligt bij gemeenten. Gemeenten hebben hun beleid op regionaal niveau afgestemd, zie paragraaf 2.3.
Toetsing
Onderhavig initiatief leidt tot een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering in het buitengebied van Scherpenzeel. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan een regionaal beleidskader voor de functieverandering van voormalige agrarische bedrijfslocaties. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Gelderland.
2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Op 19 december 2018 is de laatste versie van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening ziet erop toe dat het beleid uit de Omgevingsvisie Gelderland operationeel wordt. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen aangehaald en vervolgens getoetst.
artikel 2.3.3.5 Solitaire bedrijvigheid
- 1. In bestemmingsplannen wordt nieuwvestiging van bedrijvigheid met de functie die naar huidige planologische inzichten wat betreft de ruimtelijke aanvaarbaarheid thuishoort op een bedrijventerrein, niet toegestaan in het buitengebied.
- 2. In afwijking van het eerste lid kan nieuwvestiging wel worden toegestaan indien er sprake is van functieverandering of indien het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Werklocaties hierover afspraken bevat.
- 3. In bestemmingsplannen wordt uitbreiding van solitaire bedrijvigheid die leidt tot bedrijfsbebouwing groter dan 1.000 m² en waarbij de uitbreiding zelf groter is dan 250 m2 bedrijfsbebouwing, niet toegestaan in het buitengebied, tenzij in de toelichting van het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:
- a. verplaatsing naar een bedrijventerrein in redelijkheid niet mogelijk is;
- b. de uitbreiding regionaal is afgestemd;
- c. de uitbreiding landschappelijk goed wordt ingepast; en
- d. de uitbreiding wordt mogelijk gemaakt met een maatbestemming.
Toetsing
Een aannemingsbedrijf, in de omvang zoals die in het plangebied wordt voorzien, is een functie die ruimtelijk aanvaardbaar is in het buitengebied van Scherpenzeel. Secundair geldt ook dat het een functieverandering betreft.
Aan het gestelde in de Omgevingsverordening wordt dan ook voldaan.
2.3 Functieveranderingsbeleid Regio Foodvalley 2016
Op 13 april 2017 heeft de raad het Functieveranderingsbeleid Regio FoodValley 2016 vastgesteld. Het functieveranderingsbeleid is opgesteld vanuit de samenwerking tussen de gemeenten in het Gelderse gedeelte van de FoodValley regio en de gemeente Putten. Het gaat om de gemeenten Nijkerk, Putten, Barneveld, Scherpenzeel, Ede en Wageningen.
Met het functieveranderingsbeleid willen de regiogemeenten de problematiek van leegstaande stallen in het agrarisch buitengebied aanpakken en de kwaliteit van het landelijk gebied versterken. In ruil voor sloop van agrarische gebouwen (sloopcompensatie) worden onder voorwaarden diverse nieuwe ontwikkelingen geboden, zoals bijvoorbeeld een nieuwe woning of ander type bedrijf.
Het beleid geeft kaders voor de afhandeling van verzoeken waarbij wordt gevraagd om het bestemmingsplan ter plaatse van voormalige agrarische bedrijfslocaties te wijzigen. Het is met name bedoeld om de omvang van de sloopcompensatie te bepalen. Het functieveranderingsbeleid 2016 is primair geen nieuw beleid maar een herziening van de bestaande regionale beleidsrapporten rond dit onderwerp uit 2008 en 2012.
Binnen het functieveranderingsbeleid is een bouwbedrijf een zogenoemd gebiedspassend bedrijf. Gebiedspassende bedrijven zijn kleinschalige bedrijven die in beginsel thuis horen op een bedrijventerrein of binnen de bebouwde kom, maar die ruimtelijk verantwoord passen of in te passen zijn in (delen van) het buitengebied. Voor een functieverandering van een agrarische bedrijfslocatie naar een gebiedspassend bedrijf zijn de belangrijkste voorwaarden uit het functieveranderingsbeleid:
- Voor de mogelijkheden voor functieverandering naar gebiedspassende bedrijven is de uiteindelijk benodigde oppervlakte aan sloopmeters afhankelijk van de te bestemmen oppervlakte van het niet-agrarische bedrijf. Als de bestaande bebouwing ongeschikt is voor het verbouwen naar een niet-agrarische bedrijfsfunctie, dan is nieuwbouw van een bedrijfsgebouw mogelijk.
- Voor het bepalen van het benodigde oppervlakte aan sloopmeter geldt de volgende regeling:
- 1. 100 m² sloopmeters voor het 'bedrijfsrecht';
- 2. tot 500 m² vloeroppervlakte bedrijfsbebouwing: 2 m² sloopmeters voor elke 1 m² vloeroppervlakte bedrijfswoning;
- 3. vanaf 501 tot 1000 m² vloeroppervlakte bedrijfsbebouwing: 3 m² sloopmeters voor elke 1 m² vloeroppervlakte bedrijfswoning;
- Bij de bedrijfswoning is een maximale oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan zoals dat in de betreffende gemeente bij recht is toegestaan;
- De functieverandering wordt ingepast in het omringende landschap, bijvoorbeeld door de aanleg van natuur- en landschapselementen.
- De functieverandering moet bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke en economische vitaliteit door middel van sloop van bebouwing al dan niet in combinatie met verbetering van publieke functies zoals natuurontwikkeling, bijdragen aan recreatieve routes of waterberging en dergelijke op plaatsen waar dit wenselijk is;
- De functieverandering wordt geëffectueerd door bestemmingswijziging van het gehele voormalige perceel en verkleining van het bouwvlak.
Dit bestemmingsplan betreft de uitvoering van het regionale functieveranderingsbeleid. Een fors oppervlak aan overtollige gebouwen wordt gesloopt en maakt plaats voor een nieuw en kleiner bedrijfsgebouw voor een aannemingsbedrijf. De aanwezige woning wordt de bedrijfswoning bij dat bedrijf. De plattelandswoning aan de Barneveldsestraat 8 krijgt een woonbestemming. In het volgende hoofdstuk zal dieper worden ingegaan op de toepassing van het regionale functieveranderingsbeleid.
2.4 Structuurvisie Scherpenzeel
In de structuurvisie Scherpenzeel wordt voor het hele grondgebied van de gemeente Scherpenzeel aangegeven wat de ruimtelijke opgaven zijn. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie beperkt zich tot de hoofdlijnen, maar kent evenwel een diepgang op Scherpenzeel Zuid met oog op de daar geplande dorpsuitbreiding. De structuurvisie is vastgesteld door de raad op 31 oktober 2013.
Over de functieverandering van voormalige agrarische bedrijfslocaties wordt het volgende gezegd. De regio anticipeert met het functieveranderingsbeleid op het grote aantal bedrijven dat de komende jaren zal stoppen. Ondernemers die willen omschakelen kunnen dit doen op een ruimtelijk en economisch verantwoorde wijze, passend bij het landschap. Zo zijn recreatieve functies het meest passend aangrenzend aan de bos- en natuurgebieden of aan de kern van Scherpenzeel. Aan omschakelen naar activiteiten niet passend bij het buitengebied zal terughoudend worden omgegaan. Uitgangspunt bij functieverandering is dat de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt, bijvoorbeeld door het weghalen van overtollige bebouwing.
Toetsing
De beoogde functieverandering in het plangebied leidt tot een nieuwe werkfunctie én tot een aanmerkelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Deze bedrijfsfunctie past ter plaatse goed in dit gedeelte van het buitengebied. Dit bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de uitgangspunten van de gemeentelijke structuurvisie.
Hoofdstuk 3 Bestaande En Nieuwe Situatie
3.1 Bestaande Situatie
3.1.1 Omgeving
Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noordoosten van het dorp Scherpenzeel. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap.
Luchtfoto omgeving met het plangebied in rood globaal aangeduid
3.1.2 Plangebied
In het plangebied is een van de agrarische erven aanwezig, die zich onregelmatig verspreid langs de Barneveldsestraat bevinden. De Barneveldsestraat is de doorgaande, provinciale weg tussen Barneveld en Scherpenzeel. Het bedrijfsperceel is gelegen nabij de kruising met de Gooswilligen. Ten noorden en aan de overzijde van de weg zijn agrarische bedrijven aanwezig. Ten zuiden van het erf loopt de Nattegatsloot. Voor het overige is het plangebied omgeven met weilanden.
Het erf in het plangebied is direct aan de Barneveldsestraat gelegen. Gescheiden door een voortuin, staan de beide woningen aan de weg. Het gaat om twee eenvoudige woningen die met een tussenlid geschakeld zijn. Bezien vanaf de weg zijn de bedrijfsgebouwen, sleufsilo’s en erf achter naast de beide woningen gegroepeerd. De bedrijfsgebouwen zijn wisselend van grootte en, qua lengterichting, wisselend gesitueerd. De hoofdmoot wordt daarbij gevormd door twee langgerekte stallen die parallel aan de weg staan. De stallen bepalen door hun situering en lengte het ruimtelijk beeld van het erf, in negatieve zin, en blokkeren het zicht op het achtergelegen landschap. Erfbeplanting is spaarzaam aanwezig langs de zuidgrens van het plangebied.
Luchtfoto plangebied
Situatietekening bestaand
De twee woningen in het plangebied, gezien vanaf de Barneveldsestraat
Het erf gezien vanaf de Barneveldsestraat
3.2 Nieuwe Situatie
3.2.1 Beschrijving voornemen
De planlocatie kent geen agrarisch gebruik van betekenis meer. De eigenaar heeft daarom het voornemen opgevat het perceel een nieuwe invulling te geven in de vorm van een aannemingsbedrijf. Concreet gaat het dan om een stratenmakersbedrijf, dat ook materieel verhuurd aan andere bedrijven. De aanwezige, voormalige bedrijfsgebouwen zijn daarvoor ongeschikt, door hun bouwkundige staat en beperkte hoogte. Algehele nieuwbouw is daarom de enige optie om tot een bedrijfsgebouw te kunnen komen dat bruikbaar is voor het bedrijf. Hierbij wordt uitgegaan van één bedrijfsgebouw met een oppervlakte van maximaal 574 m². De aanwezige bedrijfswoning wordt gehandhaafd en wordt de bedrijfswoning bij het bouwbedrijf. Het bestaande bijgebouw achter deze woning blijft gehandhaafd en het meest zuidelijke bedrijfsgebouw wordt ook een bijgebouw bij de woning.
Onderdeel van de functieverandering is dat de woning aan de Barneveldsestraat 8 een woonbestemming krijgt. Hiermee wordt in de bestaande situatie voorzien: een woning die voor burgerwoning wordt gebruikt met daarbij een bijgebouw.
3.2.2 Toepassing functieveranderingsbeleid
De opstallen op het perceel beslaan, exclusief de woningen, in totaal 1.522 m². Om dit in te kunnen zetten als sloopmeters geldt voor het gedeelte dat meer dan 1000 m² bedraagt een kortingspercentage van 25%. Dit komt neer op een korting van afgerond 130 m² (522 x 25%). Door de sloop en hergebruik van overtollige gebouwen komen daarmee 1.392 sloopmeters (1522 - 130) beschikbaar.
Voor het aannemersbedrijf is maximaal 574 m² aan bedrijfsgebouwen voorzien. Om voor een bedrijfsbestemming in aanmerking te kunnen komen is ten eerste een 'bedrijfsrecht' nodig van 100 m² sloopmeters. Daarnaast zijn, tot 500 m² aan bedrijfsbebouwing, voor elke 1 m² bedrijfsgebouw 2 m² sloopmeters nodig. Voor 500 m² bedrijfsgebouwen zijn dus 1000 sloopmeters nodig. Boven de 500 m² aan nieuwe bedrijfsgebouwen zijn voor elke 1 m² bedrijfsgebouw 3 m² sloopmeters nodig. Voor het gedeelte van de gebouwen boven de 500 m² zijn daarmee 222 sloopmeters nodig (3 x 74). Daarmee zijn er voor de functieverandering in totaal 1322 m² sloopmeters benodigd (100 + 1000 + 222) . Die sloopmeters zijn op het perceel zelf voorhanden.
Daarnaast wordt in de nieuwe situatie bij de woning aan de Barneveldsestraat 10 voorzien in een oppervlakte van 185 m² aan bijgebouwen door hergebruik van bestaande gebouwen. Dit is meer dan de 150 m² aan bijgebouwen die zondermeer kan worden toegestaan bij een (bedrijfs)woning. Op basis van het functieveranderingsbeleid kan meer oppervlakte aan bijgebouwen worden toegestaan als voor elke m² extra 2 sloopmeters worden ingezet. De overschrijding bedraagt 35 m². Hiervoor zijn dus 70 sloopmeters nodig. Om daarin te voorzien worden de resterende sloopmeters van het perceel, 70 sloopmeters (1392 - 1322), ingezet.
3.2.3 Ruimtelijke inpassing
Ter verdere uitwerking van het planvoornemen is een inrichtingsplan opgesteld, waarin naast de nieuwe erfinrichting ook de landschappelijke inpassing is uitgewerkt. Met de functieverandering wordt een grote kwaliteitswinst geboekt. Een aanzienlijk groot oppervlak aan overtollige bebouwing verdwijnt. Hierbij en in het bijzonder leidt de functieverandering tot het verdwijnen van de twee lange stallen ten noorden van de woning. Die blokkeren daardoor, bezien vanaf de openbare weg, niet langer het zicht op het achtergelegen landschap. Er staat een open ruimte tussen het erf in het plangebied en het agrarische erf ten noorden daarvan, wat goed past bij de gebiedskarakteristiek waarin de erven verspreid ten opzichte van elkaar liggen.
In de nieuwe situatie zal alle overtollige bebouwing en verharding zijn verwijderd. Het erf zal, zowel feitelijk als planologisch kleiner worden dan nu het geval. De woning aan de Barneveldsestraat 8 zal een woonbestemming krijgen die niet groter is dan 1500 m². De aanwezige woning op nummer 10 wordt de bedrijfswoning bij het aannemingsbedrijf. Direct ten noorden van de bedrijfswoning zal, net als in de huidige situatie, de ontsluiting van en naar de Barneveldsestraat lopen.
Ten noorden van de bestaande uitweg is het nieuwe bedrijfsgebouw voor het bouwbedrijf geprojecteerd. Dit gebouw zal (maximaal) 574 m² groot zijn. Het gebouw wordt daarbij achter de bedrijfswoning gesitueerd. Door te kiezen voor deze setting wordt de beschikbare ruimte op het perceel doelmatig gebruikt en wordt goed aangesloten bij de omgeving. De ruimte om over het erf te manouvreren met voertuigen is gepland tussen het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning en de bijbehorende bijgebouwen. Voor het parkeren van personenauto's is ruimte voorzien achter het nieuwe bedrijfsgebouw.
Landschappelijke inpassing
Langs en ten noorden van het nieuwe bedrijfsgebouw wordt een nieuwe houtsingel aangebracht. Hiermee onstaat een goede, landschappelijke afbakening van het bedrijfsperceel en wordt een stenige aanblik voorkomen. Aan de achterzijde van het nieuwe bedrijfsperceel worden enkele solitaire bomen aangeplant om ook de oostzijde ruimtelijk te begrenzen. Om de landschappelijke inpassing compleet te maken worden verder langs de Nattegatsloot een zestal fruitbomen aangebracht.
Per saldo krijgt het plangebied met de beoogde functieverandering een invulling die een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering inhoudt en die duurzaam is richting de toekomst. Voldaan wordt dan ook aan de uitgangspunten van het regionale functieveranderingsbeleid.
Inrichtingsplan
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Milieu
4.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
4.1.2 Bodem
Het nieuwe bedrijfsgebouw is geen functie waar mensen structureel verblijven en de woningen betreffen reeds aanwezige woningen. Bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
4.1.3 Bedrijven en milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Het plangebied is direct aan een drukke, doorgaande weg. Derhalve kunnen de richtafstanden worden gecorrigeerd naar het omgevingstype 'gemengd gebied'.
Dit bestemmingsplan voorziet in een milieubelastende functie: een aannemersbedrijf. Dit is een functie in milieucategorie 2. Daarvoor geldt een gecorrigeerde richtafstand van 10 meter. De nieuwe functie is daarmee 'lichter' dan de nu toegestane functie: een agrarisch bedrijf waarvoor rekening gehouden moet worden met afstanden van 50 meter en meer. Binnen 10 meter van de nieuwe bedrijfsbestemming bevindt zich één milieugevoelige functie: de tot burgerwoning om te vormen bedrijfswoning aan de Barneveldsestraat 8. Binnen de zone van 10 meter tot de woning bevindt zich in de nieuwe situatie echter alleen een woonfunctie: de bedrijfswoning van het aannemersbedrijf. Deze beide functies zijn verenigbaar met elkaar, ook als deze direct aan elkaar grenzen, en de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten vinden op meer dan 10 meter afstand van de woning op nummer 8 plaats. Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid of wenselijkheid van dit bestemmingsplannen daarmee niet in de weg.
Het nieuwe bedrijfsgebouw is mogelijk een geurgevoelig object in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij. In verband hiermee is geuronderzoek uitgevoerd door G&O Consult. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting. In dit onderzoek is ook de geurbelasting op de woning aan de Barneveldsestraat 8 in beeld gebracht. Uit het onderzoek blijkt het volgende:
- De berekende voor- en achtergrondbelasting op de woning en beoogde bedrijfshal zijn lager dan de geldende normen.
- Het leefklimaat ter plaatse als gevolg van de voorgrondbelasting kan als 'redelijk goed' worden beschouwd bij de woning Barneveldsestraat 8 en als 'matig' bij de beoogde bedrijfshal;
- Aan de vaste afstanden vanuit de woning en bedrijfshal tot aan de meest dichtbij gelegen veehouderij (emissiepunt) en aan de gevel-gevel afstand wordt voldaan.
- Aan een afstand van 50 meter tot de opslag van agrarische bedrijfsstoffen wordt eveneens voldaan.
Gelet op bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de belangen van de omliggende bedrijven niet worden geschaad en dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd is.
4.1.4 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Dit bestemmingsplan voorziet echter niet in nieuwe, geluidgevoelige functies. Het is derhalve niet nodig akoestisch onderzoek uit te voeren.
4.1.5 Luchtkwaliteit
Dit bestemmingsplan leidt niet tot meer planologische mogelijkheden voor bedrijvigheid dan reeds opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Het nieuwe aannemersbedrijf leidt slechts tot een fractie van de verkeersbewegingen die projecten kunnen veroorzaken die onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' vallen, zoals bijvoorbeeld 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg. Derhalve is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren voor dit bestemmingsplan.
4.1.6 Externe veiligheid
Het besluitgebied ligt niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven en van transportassen voor gevaarlijke stoffen.
4.1.7 Milieueffectrapportage
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.
4.2 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumenten
Het plangebied ligt in een zone die op de gemeentelijke archeologische beleidskaart deels is aangeduid als zone met een middelhoge archeologische verwachting. Hiervoor geldt conform het gemeentelijke archeologiebeleid een ondergrens van 1000 m² respectievelijk voor het uitvoeren van archeologische onderzoek bij bouw- en grondwerkzaamheden. Er geldt een algemene vrijstelling voor werkzaamheden tot een diepte van 30 cm onder maaiveld. De enige grondwerkzaamheden die op grotere diepte worden voorzien, betreffen de grondwerkzaamheden voor het nieuwe bedrijfsgebouw dat 574 m² meet. Dit gebouw is dan ook kleiner dan de genoemde ondergrens van 1000 m². Het is niet nodig een archeologisch onderzoek uit te voeren.
Bijzondere cultuurhistorische waarden en monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied. .
4.3 Ecologie
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde diersoorten. Voor deze soorten dienen eventueel maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen. De aanwezigheid van beschermde soorten en hun leefgebied vormen op voorhand geen bezwaar voor de beoogde ontwikkeling. Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het plangebied ligt ruim buiten het Gelders NatuurNetwerk uit de Omgevingsverordening Gelderland. Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in de weg.
4.4 Kabels En Leidingen
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig, waarmee specifiek rekening gehouden dit te worden bij het aanpassen van bouwmogelijkheden in het plangebied.
4.5 Waterparagraaf
In de nieuwe situatie neemt het verhard oppervlak per saldo niet toe en in planologisch opzicht zal sprake zijn van een aanzienlijke afname van verhard oppervlak omdat het bouwperceel sterk verkleind wordt. Hemelwater zal worden afgevoerd richting de omliggende watergangen, wanneer mogelijk oppervlakkig via de omliggende, onverharde gronden. De vuilwaterafvoer van het nieuwe bedrijfsgebouw zal worden aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.
Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplanen Buitengebied 2013 en Parapluplan parkeernormen als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen en op onderdelen aangevuld in verband met de beoogde situatie in het plangebied.
In dit bestemmingsplan wordt met de bestemmingen 'Agrarisch met waarden – Landschap', 'Bedrijf' en 'Wonen' het geldende, agrarische bouwperceel binnen het plangebied opgeheven. Met de bestemming 'Bedrijf' wordt in het nieuwe bedrijfsperceel voorzien.
5.1 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap' wordt het agrarische bouwperceel opgeheven, voorzover dat niet gebeurt met de andere bestemmingen. Deze bestemming is materieel gelijk aan de bestemming die de omliggende en onbebouwde, agrarische gronden (buiten het plangebied) in bestemmingsplan Buitengebied 2013 hebben. Met de nieuwe bestemming wordt niet in nieuwe gebouwen voorzien.
5.2 Bedrijf
Met de bestemming 'Bedrijf' wordt voorzien in het aannemersbedrijf. Binnen het bestemmingsvlak is maximaal 574 m² aan bedrijfsgebouwen toegestaan, evenals één bedrijfswoning met daarbij maximaal 185 m² aan bijgebouwen.
In lid 4.4 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hiermee is geborgd dat het aannemersbedrijf alleen is toegestaan indien en zolang de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Daarbij geldt een realisatietermijn van 1 jaar.
5.3 Water - Natuur En Landschap
De bestemming 'Water - Natuur en Landschap'' is toegekend aan de watergang langs de zuidelijke plangrens, de Nattegatsloot. Deze bestemming is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013 om de plangrens aan te laten sluiten bij de kavelgrenzen.
5.4 Wonen
Met de bestemming 'Wonen' wordt de bedrijfswoning c.q. plattelandswoning aan de Barneveldsestraat 8 als burgerwoning bestemd. Binnen deze bestemming is een vrijstaande woning toegestaan met bijbehorende bebouwing.
5.5 Overige Bestemmingen
Verder is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 (middel)' aan het plangebied toegekend, conform het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2013.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1.1 Vooroverleg
Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Gelderland, het waterschap Vallei en Veluwe en de veiligheidsregio Gelderland Midden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Al deze instanties hadden geen opmerkingen over het plan.
6.1.2 Voorontwerp
Het bestemmingsplan is niet als voorontwerp ter inzage gelegd, aangezien het past binnen het door de gemeenteraad vastgestelde functieveranderingsbeleid. In dat geval hoeft geen inspraak als bedoeld in de Inspraakverordening plaats te vinden.
6.1.3 Ontwerp
Van 11 september 2019 tot en met 22 oktober 2019 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Dit bestemmingsplan leidt ertoe dat een in onbruik geraakte, agrarische bedrijfslocatie een nieuwe invulling krijgt. In plaats van een agrarische bestemming, krijgt de locatie een bedrijfsbestemming. De waardevermeerdering die daarbij verwacht kan worden, is dusdanig dat redelijkerwijs ook verwacht kan worden dat die vermeerdering niet kleiner is dan het totaal van de exploitatiekosten. Derhalve is aannemelijk dat dit bestemmingsplan ook in financieel-economisch opzicht uitvoerbaar is.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet niet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Het is derhalve niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen.
Met de initiatiefnemer is namelijk een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten