Oosteinde 2, Scherpenzeel
Bestemmingsplan - Gemeente Scherpenzeel
Vastgesteld op 12-05-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Oosteinde 2' van de gemeente Scherpenzeel;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0279.BP2021Oosteinde2-vg01 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft
1.5 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.6 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde
1.9 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huisverbonden beroepen niet daaronder begrepen;
1.10 bedrijf aan huis
het door de bewoner van de woning in beperkte omvang en ondergeschikt aan de woonfunctie bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. uitvoeren van geheel of overwegend handmatige ambachtelijke bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel, behoudens beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft dat met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.11 begane grond
de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld;
1.12 beroep aan huis
het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratieve, juridische, medische, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte onderschikte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft dat met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.13 bestaand
bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond
1.23 bouwwijze
de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij:
- a. onder aaneengebouwd wordt verstaan een hoofdgebouw, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
- b. onder gestapeld wordt een gebouw verstaan, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
- c. onder twee-aaneen wordt verstaan een hoofdgebouw, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
- d. onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
1.24 bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.25 consument verzorgend ambacht/consument verzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten
het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis verbonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
1.26 CROW publicatie - basis voor parkeernormeringen
Richtlijnen met betrekking tot de parkeernormen voor diverse functies opgesteld door het Nationale Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen resp. huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden tevens afhaalpunten verstaan;
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt
1.29 gelijke hoogte
een hoogteverschil per vloer of balklaag van maximaal 2,00 m (gemeten op het laagste punt);
1.30 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is
1.31 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
1.32 kantoor
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard ten behoeve van derden;
1.33 maaiveld
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft;
1.34 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten;
1.35 nutsvoorziening
een bouwwerk of andere voorziening ten dienste van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie of andere openbare nutsvoorziening, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;
1.36 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven maaiveld is gelegen;
1.37 onderkomen(s)
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.38 overkapping
een ander bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.39 peil
- a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld
- c. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
1.40 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.41 verdieping
een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond;
1.42 voorgevel
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt;
1.43 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.44 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
1.45 weg
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen kunstwerken, zoals bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.46 woning/wooneenheid
een complex van ruimten krachtens aard en indeling geschikt of bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.47 zolder
ruimte in een gebouw die hoofdzakelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.
2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 ondergeschikte bouwwerken
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balustrades, relingen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,50 m
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, zoals bosschages en plantsoenen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. waterpartijen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende
- 1. voet- en fietspaden en overige verharding;
- 2. openbare nutsvoorzieningen;
- 3. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bijhorende bij op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.5.2;
met de daarbij behorende:
- 1. tuinen, erven en terreinen;
- 2. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- 3. groenvoorzieningen;
- 4. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2 (Hoog)
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse verwachte archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.1 met inachtneming van de volgende regels:
- a. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- b. de omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige van het bevoegd gezag heeft aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarde niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
- 2. de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft aangetoond dat de grond waarop het bouwplan betrekking heeft aantoonbaar geroerd is tot beneden het te verwachten archeologische niveau door de bestaande c.q. voormalige niet historische bebouwing of andere handelingen een en ander ter beoordeling van een archeologisch deskundige namens het bevoegde gezag;
- 3. op basis van archeologisch onderzoek en/of advies van een archeologisch deskundige namens het bevoegd gezag moet zijn aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden beperkt door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden gericht op:
- Het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- Het doen van opgravingen inclusief bijbehorende rapportage;
- Begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige inclusief bijbehorende rapportage.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
- c. de ondergrondse bouwdiepte mag maximaal 4,00 m onder peil bedragen;
- d. voor het overige blijven de bouwregels van de betreffende bestemmingen van toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de inhoud van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de maximale inhoud van gebouwen.
8.2 Bestaande afstanden en maten
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
9.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkend bedrijf;
- b. stand- of ligplaats van onderkomens;
- c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. seksinrichting.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijken van de bestemmingsplanregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdruk regelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,00 m mag bedragen;
- b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer dan 5,00 m bedragen;
- c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20,00 m;
- e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerk en, tot vanaf peil een hoogte van 40,00 meter, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen zodanig, dat:
- a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
- b. geen van de grenzen met meer dan 10,00 meter wordt verschoven.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
- c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
- d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Parkeergelegenheid
Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een gebruiksverandering worden in ieder geval de volgende regels in acht genomen:
- 1. indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft moeten, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen parkeerplaatsen zijn aangebracht op eigen terrein volgens de richtlijn zoals deze is opgenomen in de meest recente CROW publicatie - basis voor parkeernormeringen en in bijlage 1 bij de regels;
- 2. bij huur- en koopwoningen wordt, in gevallen dat de bovengrens van de CROW-parkeerrichtlijn lager is dan 2, de bovengrens verhoogd tot 2 parkeerplaatsen per woning;
- 3. gerealiseerde voorzieningen als bedoeld onder 1. dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
13.2 Afwijken van de parkeerregels
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van artikel 13.1:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- 2. of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Oosteinde 2'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan het Oosteinde 2 is een vrijstaande woning aanwezig. Op dit perceel rust deels een woonbestemming en deels een bedrijfsbestemming. Op deze locatie staat een woning, een mantelzorgwoning en een schuur voor een transportbedrijf. De woning met aangebouwde mantelzorgwoning staat op de woonbestemming en de schuur staat op de bedrijfsbestemming. De eigenaar heeft het voornemen de invulling van het perceel te wijzigen. De eigenaar wil op termijn een reguliere woning kunnen maken van de aanwezige mantelzorgwoning. Daarnaast wil hij de genoemde schuur uitbreiden met een carport. Om deze beide voornemens te kunnen realiseren is een herziening van het huidige bestemmingsplan nodig.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het Oosteinde 2 is gelegen aan de oostzijde van Scherpenzeel. Circa honderd meter ten oosten van het perceel loopt de N224, de provinciale weg tussen Woudenberg en Scherpenzeel.
Ligging in de omgeving
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Bedrijventerreinen en tevens het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen.
Het bestemmingsplan Bedrijventerreinen is vastgesteld op 27 juni 2013 door de gemeenteraad. Het plangebied heeft deels de bestemming 'Wonen' en deels de bestemming 'Bedrijf'.
Middels de bestemming Wonen zijn de gronden bestemd voor het wonen. Binnen de bestemming is een bouwvlak aangegeven. Daarbinnen is voorzien in een vrijstaande woning. Daarvoor geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Verder ligt over de gehele woonbestemming de functieaanduiding 'bedrijf van categorie 1'. Dit houdt in dat binnen de bestemming bedrijven in milieucategorie 1 zijn toegestaan uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Voor het achterste gedeelte van het plangebied geldt de bestemming Bedrijf. Hier zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Daarnaast is, middels de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 3' voorzien in een transportbedrijf. Binnen het aangegeven bouwvlak, dat het hele bestemmingsvlak beslaat, is het oprichten van bedrijfsgebouwen toegestaan met een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter.
Aan de zijkant geldt nog de bestemming 'Groen'. Deze gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen. Hier mag uitsluiten worden gebouwd gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming.
Verder rust op het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 (hoog). Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden met deze dubbelbestemming beschermd.
Het bestemmingsplan Parapluplan parkeernormen is vastgesteld door de gemeenteraad op 13 maart 2018. Met dit bestemmingsplan zijn als het ware regels en normen voor parkeren toegevoegd aan diverse bestemmingsplannen binnen de gemeente, waar onder het bestemmingsplan Buitengebied 2013. In het kort houden deze regels in dat bij het bouwen of aanpassen van gebouwen in voldoende parkeerruimte moet worden voorzien.
Uitsnede plankaart
Binnen de geldende bestemmingen is het niet mogelijk om de beschreven voornemens te realiseren. Ter plaatse van de mantelzorgwoning is geen bouwvlak aanwezig, zodat hier geen nieuwe c.q. reguliere woning is toegestaan. Ook geldt binnen het bouwvlak dat woningen alleen vrijstaand gebouwd mogen worden. Dat terwijl de al bestemde woning en de huidige mantelzorgwoning aaneengebouwd zijn. Verder is de gedachte carport geprojecteerd op de bedrijfsbestemming, terwijl die dienst zal doen voor de woningen op het perceel. Binnen die bestemming is het oprichten van bouwwerken ten behoeve van het wonen niet toegestaan. Daarom is een nieuwe bestemmingsplan nodig voor het perceel.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van deze onderbouwing wordt ingegaan op het relevante beleidskader. In het derde hoofdstuk wordt de huidige en nieuwe situatie beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid aangetoond. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische planopzet en in het laatste hoofdstuk wordt afgesloten met inspraak en overleg.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van het beleidskader van de omgeving van het plangebied.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:
- 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
- 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
- 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
- 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
- 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
- 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
- 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
- 10. Beperken van klimaatverandering.
- 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
- 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
- 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
- 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
- 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
- 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
- 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
- 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
- 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
- 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
- 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.
Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.
Toetsing
Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:
- rijksvaarwegen;
- hoofdwegen en hoofdspoorwegen; elektriciteitsvoorzieningen;
- buisleidingen van nationaal belang van gevaarlijke stoffen; ecologische hoofdstructuur;
- primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte),
Toetsing
Gelet op de ligging van het plangebied, alsmede de aard en omvang van de beoogde planontwikkeling dat in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt geconcludeerd dat er geen strijdigheid is met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro. Voornoemde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
Met de omgevingsvisie Gaaf Gelderland wil de provincie Gelderland in de toekomst gaaf houden. In deze omgevingsvisie wordt beschreven wat de provincie wil en moet veranderen en ontwikkelen om nu en in de toekomst prettig in de provincie te kunnen wonen, studeren en ontspannen. Samen met partners wordt elke dag gewerkt aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Er wordt gericht op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Aan de hand van 7 onderwerpen wordt hier richting aan gegeven:
- Energietransitie: van fossielvrij naar duurzaam.
- Klimaatadaptie: omgaan met veranderend weer.
- Circulaire economie: sluiten van kringlopen.
- Biodiversiteit: werken met de natuur.
- Bereikbaarheid: duurzaam verbonden.
- Economisch vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio.
- Woon- en leefklimaat: dynamisch, divers en duurzaam.
In de omgevingsvisie worden geen specifieke uitgangspunten beschreven voor de aanbouw van een carport en het voorzien in een nieuwe woning binnen bestaand stedelijk gebied. Wel wordt beschreven dat de voorkeur uitgaat naar het benutten van bestaande gebouwen. Dit komt overeen met het plan om van de huidige mantelzorgwoning een permanente woning te maken.
2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
In de Omgevingsverordening Gelderland zijn regels opgenomen die door gemeenten meegenomen moeten worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Deze regels beschermen en waarborgen de belangen van de provincie. Deze omgevingsverordening is vastgesteld op 19 december 2018. In de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Hieronder worden de relevantie bepalingen voor het plangebied besproken.
Instructieregel bestemmingsplan doorwerking regionale woonagenda
- a. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.
- b. Als een ontwikkeling niet past binnen de vigerende regionale woonagenda, kan een bestemmingsplan vooruitlopend op de eerstvolgende actualisatie van de regionale woonagenda nieuwe woningen toch mogelijk maken onder de volgende voorwaarden:
- 1. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
- 2. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
- 3. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze ontwikkeling, en Gedeputeerde Staten stemmen in met deze ontwikkeling.
Toetsing
De provincie Gelderland heeft op 13 maart 2018 ingestemd met de intergemeentelijke verdeling van de kwantitatieve woonopgave voor de periode tot 2027 (de Regionale Woonagenda 2.0) voor de regio Foodvalley. Op basis van de kwantitatieve woonopgave 2017 t/m 2027 mag de woningvoorraad in de gemeente over de voorgenoemde periode in ieder geval met 410 woningen groeien. Jaarlijks vindt op regionaal niveau monitoring en actualisatie plaats van de woonagenda op basis van de meest recente prognoses. Onderhavig plan maakt de ontwikkeling mogelijk van slechts één extra woning en past binnen deze regionale afspraken.
Instructieregel bestemmingsplan Intrekgebied
Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk.
Toetsing
Met dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in werken of handelingen voor de winning van fossiele energie. Dit vormt dus geen belemmering voor dit plan.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie Scherpenzeel
In de structuurvisie Scherpenzeel wordt voor het hele grondgebied van de gemeente Scherpenzeel aangegeven wat de ruimtelijke opgaven zijn. De structuurvisie beschrijft de ruimtelijke ambities en vormt een kwalitatief ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de komende 10 jaar. De structuurvisie beperkt zich tot de hoofdlijnen, maar kent evenwel een diepgang op Scherpenzeel Zuid met oog op de daar geplande dorpsuitbreiding. De structuurvisie is vastgesteld door de raad op 31 oktober 2013.
In de toekomst is het mogelijk dat er nieuwe woningen worden toegevoegd in het bestaande bebouwd gebied. Bedrijfsfuncties die zich goed verstaan met de woonfunctie kunnen daaraan worden toegevoegd. In de woonbuurten dient daarnaast ruimte te zijn voor maatschappelijke functies, zoals bijvoorbeeld een school, een kinderdagverblijf of voorzieningen speciaal gericht op ouderen of jongeren. Ook zuinig ruimtegebruik staat hoog op de gemeentelijke agenda. Nieuwbouw in de woongebieden kan dan ook nog steeds indien sprake is van herstructurering en transformatie en het groene karakter niet verloren gaat. Voorbeelden hiervan zijn de herinvulling van leegkomende gebouwen of bedrijfslocaties.
Dit plan leidt tot de introductie van woning op een ruim perceel dat reeds voor het wonen is bestemd. Dit heeft geen gevolgen voor het groene karakter van het dorp. Ook zijn negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat niet aan de orde. Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de uitgangspunten van de structuurvisie Scherpenzeel.
2.3.2 Woonvisie Scherpenzeel
De 'Woonvisie 2020 - 2030' is vastgesteld door de gemeenteraad op 30 april 2020. In deze woonvisie worden de woonopgaven voor de gemeente Scherpenzeel beschreven voor de komende jaren. De gemeente Scherpenzeel wil tegemoetkomen aan de woonwensen van haar huidige en toekomstige inwoners, zodat mensen hier naar volle tevredenheid (kunnen) blijven wonen. De gemeente kiest voor de volgende ambities:
- 1. Voldoende woningen voor (her)starters en ouderen
- 2. Wonen voor iedereen
- 3. Een duurzame leefomgeving
Met deze ambities wil de gemeente woningen voor starters en ouderen toevoegen, wonen met aanpassingen en/of zorg reguleren. Onderhavig plan voorziet in een wijziging van de bestaande mantelzorgwoning naar een reguliere woning. Dit is een geschikte woning voor starters en ouderen. Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de woonvisie.
2.3.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit
De gemeente Scherpenzeel heeft de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. Het plangebied ligt in het dorpslint, langs het Oosteinde. De ontwerprichtlijnen voor gevel, materiaal, detaillering & kleur zijn hiervoor als volgt beschreven:
Het bouwplan:
- heeft een samenhangende gevelindeling en kleurgebruik en een materialisering waarvan de kwaliteit ook op langere termijn behouden blijft;
- heeft een detaillering die ondersteunend is aan de architectuur;
- heeft indien gelegen in de dorpskern, kenmerkende en beeldbepalende onderdelen, zoals dakranden, kozijnprofileringen en raamindelingen, die de architectuur ondersteunen.
Voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn de volgende criteria beschreven:
- Minimaal 1 meter terug gelegen ten opzichte van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
- Duidelijk ondergeschikt aan de maat en schaal van het hoofdgebouw;
- Niet hoger dan het hoofdgebouw;
- Eenvoudig en passend bij de ondergeschikte functie;
- Eén bouwlaag met een rechthoekig plattegrond;
- Passend bij de architectuur van het hoofdgebouw en/of reeds bestaande bijgebouw;
- Afgedekt met een plat dak of met een kap;
- Gevelgeleding en kozijnindeling is afgestemd op de functie en passend bij de architectuurstijl van het hoofdgebouw;
- Overeenkomstig het hoofdgebouw en bijdragend aan het ondergeschikte karakter of afgestemd op het tuinkarakter en bijdragend aan het ondergeschikte karakter (metselwerk of hout);
- Binnen de bebouwde kom geen toepassing van golfplaat, betonplaten damwandprofielen of daarmee vergelijkend materiaal;
- Hoogte boeiboord maximaal 25 centimeter of gelijk aan boeiboord hoofdgebouw.
De woning is echter al gebouwd. Daarnaast voorziet onderhavig plan in een carport. Deze carport zal getoetst worden aan de welstandseisen zoals beschreven in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Hoofdstuk 3 Bestaande En Nieuwe Situatie
3.1 Bestaande Situatie
Hieronder wordt de bestaande situatie van de omgeving en het plangebied beschreven.
Omgeving
Het plangebied bevindt zich in het zuidoostelijke deel van Scherpenzeel. Zoals op de afbeelding hieronder te zien is, bestaat de omgeving voornamelijk uit agrarisch gebied, op het bedrijventerrein ten noorden van het plangebied na. De omgeving ligt nabij de provinciale weg N244. Het Oosteinde is een deel van de vroegere, doorgaande weg tussen Scherpenzeel en Renswoude. Langs deze weg bevindt zich lintbebouwing, bestaande uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen op ruime percelen. In de jaren 90 van de vorige eeuw werd de doorgaande functie van het Oosteinde overgenomen door de Verlengde Hopesesweg en de N224.
Ligging in de omgeving
Vooraanzicht plangebied
Zijaanzicht plangebied
Plangebied
Het Oosteinde 2 is gelegen aan een voor auto's doodlopende weg. Op het ruime perceel van circa 2400 m² in het plangebied staat een woning en een schuur. Achter de woning is, in een aanbouw, een vergunningsvrije mantelzorgwoning gerealiseerd. Vanuit het perspectief van de weg staan er voor het erf enkele bomen. Ten oosten en zuiden van het plangebied bevindt zich een weiland. Direct ten westen van het plangebied bevindt zich een twee-onder-een-kapwoning.
Luchtfoto met het plangebied globaal in rood omkaderd
Tekening huidige situatie
3.2 Nieuwe Situatie
De (vergunningsvrij gerealiseerde) mantelzorgwoning in het plangebied is tijdelijk. Deze woning, van circa 100 m², dient om mantelzorg te kunnen verlenen die functioneel verbonden is met de woning, het hoofdgebouw, in het plangebied. Als deze mantelzorg stopt, is ook de mantelzorgwoning niet meer toegestaan. De wens is echter om de mantelzorgwoning als woning te kunnen blijven gebruiken als de mantelzorg beëindigd wordt.
Daarnaast is het voornemen om de schuur op het perceel, die bestemd is voor een transportbedrijf, te veranderen en om daarbij een carport te plaatsen. Hierbij zal het gebruik van de bebouwing definitief ten dienste van het wonen op het perceel komen te staan.
In ruimtelijk optiek houden de geschetste wijzigingen alleen in dat een carport wordt gerealiseerd. De carport van rond de 35m² zal gerealiseerd worden naast de bestaande schuur. Binnen het huidige bestemmingsplan is een aan-/bijgebouw van 150m² toegestaan (bij een perceel met een oppervlakte van meer dan 1000 m²). Op dit perceel komt de totale oppervlakte voor de bijgebouwen (inclusief de carport) neer op 140m² voor twee woningen. Hierdoor is de realisatie van de carport dus inpasbaar op de locatie.
Met de geschetste ontwikkeling kunnen de mogelijkheden voor bedrijvigheid op het perceel komen te vervallen. Een deel van het perceel heeft een bedrijfsbestemming en het andere deel mag gebruikt worden voor allerhande bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1. De bedrijfsbestemming maakt het mogelijk om bedrijfsbebouwing op te richten in de directe nabijheid van het open landschap van het buitengebied. Ook bestaat de bebouwing langs het Oosteinde, ter hoogte van het plangebied, overwegend uit wonen. Vanuit deze context is het een positieve ontwikkeling dat de mogelijkheden voor bedrijfsactiviteiten komen te vervallen.
Verder is het perceel ruim genoeg, waardoor voldaan kan worden aan de parkeernorm van twee parkeerplaatsen per woning op eigen terrein. De ontsluiting van het plangebied blijft in de nieuwe situatie ongewijzigd, namelijk via het Oosteinde. Ook zal de verkeersgeneratie ongewijzigd blijven, gezien het feit er in wezen geen nieuwe woning gebouwd wordt.
Tekening nieuwe situatie
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Milieu
4.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In deze paragraaf worden de relevante thema's rondom milieu behandeld.
4.1.2 Bodem
Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als aangetoond is dat de bodem geschikt is voor de nieuwe/aangepaste bestemming en dus niet verontreinigd of vervuild is. Voor zover bekend zijn de menselijke activiteiten in het plangebied beperkt gebleven voor agrarisch gebruik, het gebruik voor een transportbedrijfen de bewoning van de aanwezige woningen. Dit bestemmingsplan voorziet alleen ter plaatse van de huidige mantelzorgwoning in een gebouw waar mensen structureel blijven. Op basis van dit bestemmingsplan kan dit een reguliere woning worden. Het betreffende bouwwerk is dus al aanwezig, zodat de bodemkwaliteit de realisatie van de nieuwe bestemming niet in de weg staat. Hierdoor is bodemonderzoek voor het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
4.1.3 Bedrijven en milieuzoneringen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Onderhavige ontwikkeling voorziet alleen in de vestiging van een milieugevoelige functie: de nieuwe reguliere woning. In de omgeving van het plangebied is alleen het noordoostelijk gelegen bedrijventerrein relevant. Ten noorden van het plangebied zijn op dit bedrijventerrein alleen bedrijven toegestaan van milieucategorie 2 tot en met 3.2. Derhalve geldt een aan te houden richtafstand van 100 meter. Gezien vanaf de nieuwe reguliere woning tot aan het dichtstbijzijnde bedrijf wordt aan deze afstand voldaan. De tussenliggende afstand bedraagt meer dan 105 meter. In de nieuwe reguliere woning zal dan ook sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor onderhavig plan.
4.1.4 Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen: het Oosteinde en De Dreef (N224). Om deze reden wordt alleen wegverkeerslawaai beschouwd.
Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van de provinciale weg N224. Aangezien het Oosteinde een 30 km/uur-weg is, hoeft op grond van de Wgh voor deze weg geen zone opgenomen te worden. Uit het akoestisch onderzoek van adviesbureau Groenewold voor dit bestemmingsplan, welke is opgenomen in Bijlage 1, is gebleken dat de maximale geluidsbelasting zonder maatregelen Lden = 42 dB bedraagt. Dit voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB. Derhalve wordt voldaan aan de uitgangspunten van een goede ruimtelijke ordening voor wegverkeerslawaai. Hiermee vormt dit geen belemmering voor dit plan.
4.1.5 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregelen of effect, per saldo verbetert, of;
- het bestemmingsplan niet in betekende mate bijdraagt aan de concenratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden voor zijn opgenomen, of;
- de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Met dit bestemmingsplan wordt een bedrijfslocatie opgegeven en komt er een woningbestemming voor terug. De mantelzorgwoning wordt een permanente woning. Verder wordt er alleen een carport aangebouwd naast de bestaande schuur. Deze situatie zal niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie van verontreinigingen in de lucht. Hierdoor is een luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.
4.1.6 Externe veiligheid
Het plangebied ligt niet binnen de invloedsfeer van Bevi-bedrijven en transportassen voor gevaarlijke stoffen.
4.2 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumenten
Het plangebied ligt in een zone die op de gemeentelijke archeologische beleidskaart is aangeduid als zone met een hoge archeologische verwachting. Hiervoor geldt conform het gemeentelijke archeologiebeleid een ondergrens van 250 m² voor het uitvoeren van archeologische onderzoek bij bouw- en grondwerkzaamheden. Er geldt een algemene vrijstelling voor werkzaamheden tot een diepte van 30 cm onder maaiveld.
Met dit bestemmingsplan wordt alleen voorzien in de bouw van een carport van 35m2 en de herbestemming van een bestaand gebouw; de mantelzorgwoning. Het plan blijft daarmee ruimschoots onder de genoemde ondergrens. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.In het besluitgebied zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig. Ook monumenten zijn niet aanwezig.
4.3 Ecologie
Soortenbescherming
Het plangebied betreft nu een gecultiveerde perceel, die gelegen is in de dorpskern van Scherpenzeel. Onderhavige ontwikkeling betreft het herbestemmen van een bestaand gebouw en de realisatie van een carport op dat perceel. Hierbij zijn geen (sporen van bewoning door) beschermde soorten te verwachten noch aangetoond. De ontwikkeling zal geen negatief effect veroorzaken op beschermde soorten.
Gebiedsbescherming
Uit een handreiking van de Rijksoverheid (januari 2020) is op te maken dat de bouw van 50 woningen op een locatie op een afstand van 7000 meter van een Natura-2000 gebied, geen effect zal hebben op dat gebied. Dit plan gaat over één woning en een bijbehorende bouwwerk Het plan ligt op meer dan 8000 meter afstand van een Natura-2000 gebied. Een Aerius-berekening is voor dit plan dan ook niet noodzakelijk.
Gezien de aard van het plan en de afstand tot Natura 2000-gebieden vormen beschermde natuurgebieden geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het besluitgebied ligt ruim buiten het Gelders NatuurNetwerk uit de Omgevingsverordening Gelderland. Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet in de weg.
4.4 Kabels En Leidingen
Binnen dit plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologische bescherming behoeven. Hierdoor vormt dit dus geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.5 Waterparagraaf
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.
Het resultaat van de digitale watertoets is opgenomen in Bijlage 2 van Bijlagen bij de toelichting. Hieruit is naar voren gekomen dat er geen essentiële waterbelangen worden geraakt en op basis daarvan geeft het waterschap een positief wateradvies. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding.
Verder leidt dit bestemmingsplan planologisch niet tot een significante toename van de mogelijkheden om gronden te verharden. Met de beoogde carport wordt extra bebouwing opgericht in een gebied met relatief weinig bebouwing. Hierdoor kan regenwater in de bodem blijven infiltreren. Waar dat niet mogelijk is zal het water afgevoerd worden naar de omliggende weilanden.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
In hoofdstuk 3 is de beoogde invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 liet zien dat dit uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische regeling om het mogelijk te maken.
Voor de regels van dit plan zijn de relevante regels uit de bestemmingsplannen 'Bedrijventerreinen' en Parapluplan parkeernormen gebruikt.
Bijna het gehele plangebied krijgt een nieuwe bestemming, namelijk 'Wonen'. Op deze wijze komt de huidige bedrijfsbestemming te vervallen. Ook de mogelijkheid om het perceel, binnen de woonbestemming, te gebruiken voor bedrijven in milieucategorie 1, komt te vervallen. De huidige woning en de achterliggende mantelzorgwoning behouden de woonbestemming. Hierbinnen is het bouwvlak vergroot zodat het mantelzorgwoning daarbinnen komt en wordt het voorgeschreven woningtype veranderd van vrijstaand naar halfvrijstaand. Op deze wijze worden twee aaneen gebouwde woningen mogelijk in het bouwvlak en kan de mantelzorgwoning als zelfstandige woning gaan functioneren. Voor de huidige woning blijft de huidige maximale goot- en bouwhoogte gelden van respectievelijk 6 en 10 meter. Voor de mantelzorgwoning geldt de maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 5 meter.
Binnen en buiten het bouwvlak zijn aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan, evenals overkappingen. De maatvoeringen hiervoor komen overeen met wat het geldende bestemmingsplan aangeeft. De schuur van het voormalige transportbedrijf komt binnen de woonbestemming te liggen en wordt zodoende herbestemd als bijgebouw bij de woningen. Binnen de beschikbare mogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken kan vervolgens ook de gewenste carport worden gerealiseerd.
Verder krijgt de voortuin bij de bestaande woning de bestemming 'Tuin'. Deze bestemming is gelijk aan de huidige bestemming, evenals de bestemming 'Groen' die ook gelijk blijft aan de huidige bestemming.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1.1 Vooroverleg
Gelet op de zeer beperkte wijziging van ruimtelijke mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt is er geen voorontwerpbestemmingsplan opgesteld. Hierdoor heeft geen vooroverleg met de provincie en andere instanties plaatsgevonden. Met dit plan zijn geen provinciale of nationale belangen in het geding zijn. Aangezien uit paragraaf 4.5 gebleken is dat dit plan geen negatieve effecten heeft op de waterhuishouding is het vooroverleg met het waterschap ook achterwege gebleven. Als het plan als ontwerp ter inzage wordt gelegd, ontvangen de provincie Gelderland en het waterschap daarvan wel een kennisgeving. Zij kunnen dan desgewenst een zienswijze indienen op het ontwerpplan.
6.1.2 Participatie
Initiatiefnemer heeft de omwonenden geïnformeerd over het voornemen. Het betreft de bewoners van de woningen aan het Oosteinde 3, 3a, 4, 6, en 8. Tijdens het overleg met deze bewoners heeft initiatiefnemer de tekeningen van de beoogde nieuwe situatie laten zien. Alle bewoners hebben aangegeven positief te staan tegenover het voornemen. Dit heeft dan ook geen aanleiding gegeven om het plan aan te passen.
6.1.3 Ontwerp
Het bestemmingsplan Oosteinde 2 heeft vanaf 22 december 2021 tot en met 1 februari 2022 voor een ieder ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend tegen het bestemmingsplan.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Toch is het niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Met de initiatiefnemer wordt namelijk een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek