Luchthaven Teuge
Bestemmingsplan - gemeente Voorst
Vastgesteld op 01-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Luchthaven Teuge van de gemeente Voorst.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.10102-VS00 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis verbonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 ander bouwwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.7 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken.
1.9 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt.
1.10 bestaand
- 1. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend; - 2. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 BKL-contour
geluidscontour op grond van de geluidseenheid BKL voor de kleine luchtvaart op grond van het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart. PM
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 dagrecreatieve functies
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats, waaronder een kleinschalig museum, zonder overnachtingsmogelijkheden.
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 geluidsgevoelige objecten
gebouwen en terreinen waaraan ingevolge de Wet geluidhinder bijzondere bescherming wordt geboden door middel van normstelling met betrekking tot de aanvaardbare geluidsbelasting.
1.24 geluidszoneringsplichtige inrichtingen
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.
1.25 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.26 hulpdiensten
instanties, al dan niet van de overheid, met een hulpverlenende taak bij ongevallen en rampen. Hierbij wordt onder meer gedacht aan opleiding en certificering van politie, brandweer en ambulancediensten.
1.27 luchtvaartgebonden bedrijven en -instellingen
bedrijven en instellingen die geheel of voor een deel op de luchthaven zijn gericht en waarbij vestiging nabij een luchthaven vanuit bedrijfsdoelmatige redenen noodzakelijk of gewenst is. Hierbij wordt onder meer gedacht aan bedrijven met persoonlijke of zakelijke op de luchtvaartgerichte dienstverlening, bedrijven gericht op transport en logistiek, etc.
1.28 mantelzorg
langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan eenieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.29 obstakelvlak
gebied in de omgeving van de start- en landingsbanen waarbinnen op grond van de International standards and Recommended Practices van de Convention on international Civil Aviation Annex 14 hoofdstuk 14, zich geen obstakels van bepaalde hoogte, variërend met de afstand tot de start en landingsbaan mogen bevinden welke hinder en/of gevaar kunnen opleveren voor de luchtvaart.
1.30 overige gebouwen
al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen.
1.31 overkappingen
een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan.
1.32 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.33 risicovolle inrichtingen
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.34 voorgevel
de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.
1.35 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,7 m bedragen.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 horizontale diepte van een bouwwerk
de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 peil
- 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van de agrarisch functie;
alsmede voor:
- b. landingsplaatsen ten behoeve van parachutespringen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - parachutespringen';
- c. ondergeschikt agrarisch natuurbeheer;
- d. hobbymatig agrarisch gebruik;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water(berging).
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting al dan niet ten behoeve van de houtproductie;
- b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden, zoals deze tot stand komen in de hoog opgaande beplanting en het (micro)reliëf;
- c. het behoud en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bos-ecosysteem;
- d. recreatief medegebruik;
alsmede voor:
- e. bestaande wegen, en (voet-, fiets- en ruiter-)paden;
- f. bestaande sloten en andere watergangen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. de hoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 20 m2 per bestemmingsvlak.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
- b. parkeerplaatsen;
- c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water;
met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken voorziet.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 6 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.
Artikel 6 Verkeer - Luchtverkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Luchtverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een luchthaven, met de daarbij behorende start- en landingsbanen;
- b. gebouwen ten dienste van de stalling van (zweef)vliegtuigen;
- c. gebouwen ten dienste van douane, e.h.b.o., passagier- en vrachtafhandeling, verkeersleiding en toezicht op het luchtverkeer en het beheer van de luchthaven;
- d. gebouwen ten dienste van vliegscholen en opleiding van piloten, parachutisten en andere daarmee vergelijkbare opleidingen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': luchtvaartgebonden bedrijven- en instellingen uit ten hoogste categorie 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': luchtvaartgebonden bedrijven- en instellingen uit ten hoogste categorie 3.1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': luchtvaartgebonden bedrijven- en instellingen uit ten hoogste categorie 3.2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag voor brandstoffen ten behoeve van vliegverkeer': tevens voor opslag van brandstoffen ten behoeve van vliegverkeer;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor woningen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom': een zone van monumentale bomen;
- k. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
- 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein;
- l. bed & breakfast, uitsluitend in een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
- 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein;
en daaraan ondergeschikt:
- m. dagrecreatieve functies;
- n. productiegebonden detailhandel;
- o. kiosken, toiletgebouwen en verenigingsgebouwen;
- p. horeca tot en met categorie 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Horeca-activiteiten';
- q. hulpdiensten;
- r. openbare nutsvoorzieningen;
- s. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, verhardingen, laad- en losvoorzieningen, opslag, groen en water.
6.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. de goothoogte van gebouwen mag maximaal 8 m bedragen;
- 3. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 12 m bedragen;
- 4. in afwijking van het bepaalde onder 2 en 3 geldt dat de bouwhoogte van de verkeerstoren maximaal 15 m mag bedragen;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage per bouwperceel maximaal het aangegeven percentage bedragen. Indien geen percentage aangegeven is, geldt een maximum bebouwingspercentage van 100%;
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
- 7. de onderlinge afstand van vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 6 m;
- 8. de afstand tot aan de openbare weg bedraagt minimaal 3 m.
- b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de hoogte van verkeersborden, wegwijzers, vlaggenmasten, bebakenings- en verlichtingsmasten en antennes bedraagt maximaal 12 m;
- 2. de hoogte van overige andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.
- c. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'geen verharding' is verharding niet toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2 om af te wijken van de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken, indien:
- a. de gronden niet gelegen zijn ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'geen afwijkende bouwhoogte';
- b. de hogere andere bouwwerken noodzakelijk zijn voor het meest doelmatige gebruik van de gronden met de bestemming Verkeer - Luchtverkeer;
- c. de bouwhoogte ten hoogste 20 m bedraagt;
- d. de geldende obstakelvlakken zoals aangegeven in bijlage 3 'hoogtebeperkingen' in acht worden genomen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. fietspaden;
- b. voetpaden;
- c. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groen, bermen, verhardingen, bruggen en water.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken ten dienste van de bestemming aanwezig zijn en/of worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 6 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en oeverstroken;
- b. waterhuishouding;
- c. openbare nutsvoorzieningen;
- d. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bruggen, kunstwerken.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen andere bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding en openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologisch waardevol gebied met bekende archeologische vindplaatsen of een archeologische verwachtingszone met hoge archeologische verwachting.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek conform IVO-protocol 1 heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden;
- d. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 5
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden een archeologische verwachtingszone met een middelmatige archeologische verwachting.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek conform IVO-protocol 2 heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1000 m²;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden;
- d. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waarde - Archeologie - 6
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden een archeologische verwachtingszone met een lage archeologische verwachting.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek conform IVO-protocol 2 heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden;
- d. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Landschap
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van:
- 1. een robuust groen casco in de meer bebouwde en verrommelde gebieden door het 'vergroenen' van het landschap met behulp van wegbeplantingen, erfbeplantingen, kavelbeplantingen en bosjes;
- 2. de openheid van onbebouwde waardevolle open gebieden in de vorm van graslanden, doorsneden door lange noord-zuidlopende weteringen;
- 3. het contrast tussen laag- en hoog gelegen gebieden door behoud en aanleg van 'pollen' en de aanleg van hagen rond erven en percelen;
- 4. het contrast tussen de waardevolle openheid van gebieden en de beslotenheid van de landgoederen;
- 5. karakteristieke beplantingen zoals heggen, wegbeplantingen, erfbeplantingen, bosjes en hoogstamboomgaarden;
- 6. de ontwikkeling van nieuwe landgoederen die bijdragen aan het 'vergroenen' van het landschap;
- 7. rust, ruimte en donkerte;
- b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in:
- 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
- 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
- 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
- 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau);
12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Vervangende bouwregel
Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan.
14.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een (deel van een) bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 Luchtvaartverkeerzone-1
Op deze gronden is de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.
15.2 Luchtvaartverkeerzone-2
Op deze gronden is de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
16.1 Algemene afwijkingen
- a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
- 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
- 3. het gebruik en de bouwregels voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
- aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
- b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid.
16.2 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
afgeweken worden van het bepaalde in artikel 6 lid 6.1 onder e, f en g voor de vestiging van luchthavengebonden bedrijven:
- a. die niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
- b. die worden genoemd in een hogere categorie van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de ter plaatse toegestane milieucategorie.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
17.1 Wijzigingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.
17.2 Wijzigingsbevoegdheid luchtvaartverkeerzones
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de luchtvaartverkeerzones zoals opgenomen door middel van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - 1' en 'luchtvaartverkeerzone - 2' te wijzigen indien er een luchthavenbesluit wordt genomen waarin nieuwe geluidscontouren worden vastgelegd.
Artikel 18 Algemene Procedureregels
18.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Luchthaven Teuge'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In 1996 heeft de gemeenteraad van Voorst het bestemmingsplan Luchthaven Teuge vastgesteld. Dit bestemmingsplan is in 2004 gedeeltelijk herzien, omdat de Raad van State haar goedkeuring had onthouden aan de voorschriften van de bestemming Bedrijventerrein en het gedeelte van de plankaart met de bestemming Bedrijventerrein ten zuiden van de weg De Zanden. In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen heeft de gemeente dit nieuwe bestemmingsplan voor Luchthaven Teuge opgesteld. Het bedrijventerrein ten zuiden van De Zanden is hierin niet meegenomen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen in de stedendriehoek Apeldoorn, Zutphen Deventer, net ten noorden van de kern Teuge. Op circa 4 km ten oosten van de luchthaven ligt Twello, de grootste kern in de gemeente Voorst. In figuur 1.1 en 1.2 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Figuur 1.2 Ligging plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen En Vrijstellingen
- Bestemmingsplan Luchthaven Teuge. Vastgesteld op 24 juni 1996. Besluit GS op 3 februari 1997.
- Bestemmingsplan Luchthaven Teuge, gedeeltelijke herziening 2004. Vastgesteld op 27 september 2004. Besluit GS op 10 december 2004.
- Bestemmingsplan Buitengebied 1996, vastgesteld op 30 juni 1997.
- Bestemmingsplan Buitengebied 1996, correctieve herziening 2001, vastgesteld op 30 september 2002.
- Vrijstelling artikel 19, lid 2 WRO voor de omlegging van de watergang en aanpassing van de keerlus. Verleend op 11 oktober 2005.
- Vrijstelling artikel 19, lid 2 WRO voor de verbreding van De Zanden en het laten vervallen van de keerlus. Verleend op 28 februari 2006.
- Aanlegvergunning voor het afgraven en egaliseren van de bodem ten behoeve van uitvoering van het project baanverlenging. Verleend op 21 februari 2006.
1.4 Achtergrond En Planvorm
Dit bestemmingsplan betreft een bestemmingsplan voor Luchthaven Teuge, bestaande uit een digitale verbeelding, bijbehorende planregels en een toelichting. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de wettelijke RO Standaarden 2008 (SVBP2008, IMRO2008 en STRI2008), inclusief de voor dit instrument relevante Praktijklijn (PRBP2008).
Het bestemmingsplan betreft op hoofdzaken een consoliderend bestemmingsplan. Ten aanzien van het vigerende bestemmingsplan wordt er een ruimer bouwvlak rondom locatie Albers opgenomen om enige flexibiliteit te creëren. Daarnaast wordt de toeristische en recreatieve functie toegevoegd en worden de gronden in het noorden van het plangebied, om bedrijfseconomische redenen bestemd voor de agrarische functie. Naast deze twee ontwikkelingen is er op Luchthaven Teuge sprake van uitbreiding en op termijn herstructurering. Dit betreft een baanverlenging, een nieuw luchthavengebouw, baanverlichting, tankvoorzieningen, ontwikkeling van luchtvaartgebonden bedrijventerrein en recreatiemogelijkheden en horeca. De baanverlenging en een deel van de ontwikkeling van het bedrijventerrein zijn inmiddels afgerond. De herstructureringsplannen passen zowel binnen het vigerende bestemmingsplan als binnen dit nieuwe bestemmingsplan. Alleen de dagrecreatieve functie is toegevoegd.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is het ruimtelijk beleid opgenomen, gevolgd door een ruimtelijke analyse van het plangebied in hoofdstuk 3. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden dat alle ruimtelijk relevante aspecten aan de orde komen. In hoofdstuk 4 zijn daarom de benodigde onderzoeken opgenomen. Naast de toelichting bestaat dit bestemmingsplan uit een set regels. In hoofdstuk 5 is een juridische beschrijving van deze regels opgenomen. De toelichting wordt afgesloten met een hoofdstuk over de uitvoering van dit plan. Dit betreft zowel de financiële uitvoerbaarheid als de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid
2.1 Inleiding
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen.
Streekplannen en planologische kernbeslissingen zijn vanaf 1 juli 2008 gelijkgesteld aan structuurvisies. Het overgangsrecht van de Wro regelt dat concrete beleidsbeslissingen van Rijk en provincie overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. De Nota Ruimte bevat geen concrete beleidsbeslissingen. Het Rijk en de provincie werken momenteel aan een vertaling van hun beleid in algemene regels. Voor het Rijk is dit de AMvB Ruimte en voor de provincie is dit de provinciale verordening. Wanneer deze in werking zijn getreden, moeten die regels worden doorvertaald in bestemmingsplannen.
Op 15 december 2010 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld en met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. In dit bestemmingsplan wordt hieraan getoetst. Tevens vindt toetsing aan het gemeentelijke en sectoraal beleid plaats.
2.2 Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006)
Het ruimtelijk beleid is op rijksniveau vastgelegd in de Nota Ruimte. De hoofddoelstelling van de Nota Ruimte (Ruimte voor ontwikkeling, 2006) is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. De Nota Ruimte stelt ruimte voor ontwikkeling centraal en gaat uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Meer specifiek richt het beleid zich onder andere op:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid.
Het Rijk houdt sterke bemoeienis met projecten en ontwikkelingen betreffende de Ruimtelijke Hoofdstructuur van Nederland. In de Ruimtelijke Hoofdstructuur staan twee soorten netwerken centraal waarin de overheid tussen 2011 en 2020 ongeveer 20 miljard euro investeert. Dit zijn de Stedelijke netwerken en de Groen-blauwe netwerken:
- Stedelijke netwerken: in zes regio's krijgen economie, infrastructuur en verstedelijking de ruimte. Deze zes regio's zijn de Randstad Holland, Assen Groningen, Twente, Brabantstad, Zuid-Limburg en Nijmegen Arnhem.
- Het Groen-blauwe netwerk: dit netwerk verbindt water, natuur en landschap. Hieronder vallen het nationaal natuurnet de Ecologische hoofdstructuur, nationale landschappen, IJsselmeer, grote rivieren en de kuststrook.
Het plangebied ligt niet binnen één van deze twee netwerken van de Ruimtelijke Hoofdstructuur. Dit betekent dat het Rijk meer terughoudend en selectief optreedt. Wel wordt een zekere te handhaven (ruimtelijke) basiskwaliteit omschreven. Verdere invulling ligt vooral bij provincie, regio en gemeenten.
AMVB Ruimte (2009)
Kern van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven via welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het Rijk geeft dit aan in de AMvB Ruimte.
De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte PKB's (planologische kernbeslissingen) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Wet Luchtvaart
Naast Schiphol beschikt Nederland over een aantal regionale en kleine luchthavens. Voor deze luchthavens is de Wet Luchtvaart aangepast, waarbij de voor Schiphol gekozen systematiek model staat. In de Wet Luchtvaart is een basiskwaliteit voor externe veiligheid geregeld. Na decentralisatie van taken en bevoegdheden staat het de provincies vrij om verdergaande beperkingen aan regionale luchthavens op te leggen of deze mogelijkheden voor groei te bieden. Deze decentralisatie is op 1 november 2009 gerealiseerd. Gedeputeerde Staten zijn vanaf dat moment bevoegd.
Regelgeving Burgerluchtvaarthavens en Militaire Luchthavens (RBML)
Eind 2009 is nieuwe wetgeving voor luchthavens van kracht geworden die onder andere betrekking heeft op de veiligheid rondom burgerluchthavens en militaire luchthavens. Met de invoering van de RBML is de Wet Luchtvaart gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- overdracht van taken en bevoegdheden voor de zogenaamde 'burgerluchthavens van regionale betekenis' van het Rijk aan de provincies;
- nieuw beleid ten aanzien van de externe veiligheid rondom burgerluchthavens;
- de regels uit het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (ICAO) ten aanzien van vliegveiligheid rondom luchthavens is geïmplementeerd.
Luchthavenbesluiten en beperkingengebieden
Provincies zijn nu verplicht om luchthavenbesluiten vast te stellen voor luchthavens van regionale betekenis. In deze luchthavenbesluiten zullen beperkingengebieden worden opgenomen waarin niet of alleen met beperkingen bepaalde (kwetsbare) objecten of obstakels zijn toegestaan met het oog op de geluidsbelasting, de externe veiligheid van de luchthaven en/of in verband met de vliegveiligheid. De provincie Gelderland moet een luchtvaartbesluit vaststellen voor Luchthaven Teuge. Dit is nog niet gebeurd.
Overgangsperiode
Om te voorkomen dat in de overgangsperiode tot het luchthavenbesluit nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden gepland die de veilige afwikkeling van het luchtverkeer negatief beïnvloeden, en daarmee de huidige gebruiksmogelijkheden van de luchthaven kunnen beperken, moet nu al rekening gehouden worden met de nieuwe ruimtelijke beperkingengebieden en de daarin geldende ruimtelijke beperkingen. Voor het plangebied geldt een maximale bouwhoogte van 12 m en met een afwijking van 20 m. Er is geen sprake van een vogelaantrekkende bestemming of grondgebruik en er worden geen lasers (zoals skylights) gebruikt. Daarmee voldoet het plan aan de richtlijnen van de RBML en beperkingengebieden rondom luchthavens.
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Streekplan 2005
De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. In lijn met de Wro krijgen gemeenten een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van lokale zaken.
Het streekplan geeft beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Regionale inzet en versterking van de ruimtelijke kwaliteit staan hierbij voorop.
In de provincie Gelderland wordt een drieledig ruimtelijke hoofdstructuur onderscheiden, namelijk het groenblauwe raamwerk, het rode raamwerk en multifunctionele gebieden.
In het groenblauwe raamwerk ligt het accent op het beschermen en versterken van de aanwezige kwetsbare waarden en belangen. Dit zijn functies met een lage ruimtelijke dynamiek zoals de Ecologische Hoofdstructuur, waardevolle open gebieden en gebieden waar meer ruimte voor water gecreëerd moet worden. Belangrijkste uitgangspunt voor het groenblauwe raamwerk is dat er voldoende ruimte voor natuur is. Dit betekent dat verstedelijking hier niet is toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is.
De verstedelijking moet vooral plaatsvinden binnen het rode raamwerk, de zogeheten stedelijke netwerken. Vanwege het provinciale belang worden ook de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's) tot het rode raamwerk gerekend. Hier heeft de ontwikkeling van de landbouw het primaat.
Tot slot worden multifunctionele gebieden onderscheiden. Hier heeft de provincie geen eigen belangen geformuleerd. Het staat gemeenten vrij hiervoor zelf het ruimtelijk beleid te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden.
Alle in het streekplan onderscheiden gebieden komen ook in de gemeente Voorst voor. Luchthaven Teuge is gelegen in het multifunctionele gebied.
Ruimtelijke verordening Gelderland
Gedeputeerde Staten hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) maakt het voor de provincie onder andere mogelijk het instrument Verordening in te zetten.
Met een verordening kunnen Provinciale Staten regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de Provinciale Structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005).
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
Voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek (het gebied binnen de driehoek Apeldoorn, Zutphen en Deventer) zijn twee Structuurvisies opgesteld. In mei 2007 is de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek vastgesteld waarin de ambities voor het zogenoemde bundelingsgebied zijn vastgelegd. Om het beleid compleet te maken, is er ook een structuurvisie voor het niet-bundelingsgebied opgesteld. Deze visie, de Regionale structuurvisie De Voorlanden Stedendriehoek 2030, is in november 2009 vastgesteld. Teuge, gelegen in het gebied binnen de lijn Apeldoorn, Deventer en Zutphen valt onder de visie voor het bundelingsgebied.
Regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030 (mei 2007)
De Stedendriehoek betreft ruwweg het gebied binnen de driehoek Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Centraal gelegen in deze driehoek ligt de gemeente Voorst dat door de aanwezigheid van grote landschappelijke kwaliteiten het 'groene hart' van de stedendriehoek wordt genoemd.
Centraal staat het bundelen en concentreren van het stedelijke ruimtegebruik in en om de bestaande steden en dorpen. De belangrijkste reden om te bundelen is het behouden van de visuele openheid van het landschap, het draagvlak van stedelijke voorzieningen en van het openbaar vervoer te versterken, een innovatieve regionale economie te stimuleren, de automobiliteit te reduceren en de variatie in de samenstelling van de stedelijke bevolking en de woningvoorraad te vergroten. Daarnaast kiest de regio voor enkele gebiedspecifieke uitbreidingen voor (boven)lokale bedrijvigheid nabij onder andere luchthaven Teuge.
Regionale structuurvisie De Voorlanden Stedendriehoek 2030 (november 2009)
Deze visie over De Voorlanden richt zich op het versterken en uitbouwen van de kwaliteiten van natuur en landschap, het realiseren van een gevarieerde en hoogwaardige woon- en werkomgeving, het behoud van een sterke landbouw en het versterken van het toeristisch profiel van de regio Stedendriehoek.
Bij toerisme en recreatie wordt gedacht aan bijvoorbeeld de verdere ontwikkeling van cultuurtoerisme. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de kanalen, de sprengen en beken, de stoomspoorlijn en de vele landgoederen en cultuurlandschappen. Ook wordt ingezet op kleinschalige verblijfsaccommodaties.
Door in te zetten op verschillende soorten activiteiten wordt de vitaliteit van de plattelandseconomie versterkt en biedt dit kansen voor werkgelegenheid.
Een belangrijke ambitie voor de stedendriehoek is om de huidige ingrijpende ontwikkelingen van het platteland te verenigen met behoud en versterking van de waardevolle kwaliteiten.
Weteringse Broek
Het Weteringse Broek is een gebied waar wonen, werken, recreatie en landbouw samengaan in een aantrekkelijk landschap voor mens en dier. Het is een herkenbare schakel tussen de hooggelegen Veluwe en de lager gelegen IJsselvallei. De begrenzing van het plangebied van Het Weteringse Broek is grofweg de A50 aan de westzijde, Luchthaven Teuge aan de oostzijde en De Vecht aan de noordzijde. De landgoedbossen van het Hartelaar en Woudhuis vormen de meest zuidelijke begrenzing.
Luchthaven Teuge heeft een belangrijke rol in Het Weteringse Broek als recreatief gebied. De bedoeling is dat de luchthaven goed wordt ontsloten voor fietsers en wandelaars. Vooral de fietsverbinding nabij de Grote Wetering en tussen Luchthaven Teuge en Apeldoorn is van groot belang.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (maart 2005)
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst is in januari 2005 door de Raad vastgesteld. De toekomstvisie vormt het visievormende beleidskader voor het lokale ruimtelijke beleid van de gemeente Voorst. Op hoofdlijnen zet de visie in op:
- het versterken van de Voorster identiteit;
- het benutten van de potenties die Voorst karakteriseren en doen verschillen van omliggende steden;
- het komen tot een voor de bewoners herkenbare en gedragen ruimtelijke ontwikkeling;
- het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid van kern en platteland.
Op basis van de bovenstaande visie op hoofdlijnen, de verschillende beleidsthema's, de ontwikkelingen en de bijbehorende ambitie is een ruimtelijke koers bepaald. Omdat de kenmerken en ontwikkelingen niet in het gehele plangebied gelijk zijn, is er in het buitengebied onderscheid gemaakt in 6 verschillende regio's:
- het Groene Carré;
- het Noordelijk Weteringgebied;
- het Open Middengebied;
- het Zuidelijk Overgangsgebied;
- de buitendijkse ontginningen;
- de uiterwaarden.
Luchthaven Teuge is gelegen in het Open Middengebied. Dit is het hart van de gemeente Voorst en de Stedendriehoek. Het Open Middengebied staat onder grote ruimtelijke druk. Door het ontbreken van een herkenbare kwaliteit wordt al snel gekeken naar dit gebied als ruimte wordt gezocht voor te verplaatsen of nieuwe functies. Voor de lange termijn vraagt dit om nadere studie naar de inrichting van dit gebied. Voor de korte termijn kan worden aangesloten bij het bestaande gebruik. Het gaat dan met name om de grondgebonden landbouw en het benutten van de potenties op het gebied van natuur (weteringen en beken) en recreatie (recreatieve dooradering).
Beleidsnota Recreatie en Toerisme gemeente Voorst (december 2004)
In 2004 is door de gemeente Voorst de Beleidsnota Recreatie en Toerisme opgesteld. Deze notitie betreft een actualisatie van het beleid uit 1997. De belangrijkste doelstelling van het beleid is het actief reageren op impulsen, adequaat participeren in initiatieven en het scheppen van randvoorwaarden. Op basis van een beschrijving wat er gaande is en de inventarisatie van het huidige aanbod wordt een visie gegeven hoe de gemeente Voorst wil ontwikkelen op het gebied van recreatie. Tevens wordt aangegeven hoe dit bereikt kan worden, rekeninghoudend met andere ontwikkelingen.
In de nota wordt voor luchthaven Teuge een onderscheid gemaakt tussen actieve en passieve recreatie. Voorbeelden van actieve recreatie zijn parachutespringen en zweefvliegen. Een voorbeeld van passieve recreatie is dat mesen komen kijken naar vliegtuigen. Verder wordt onderscheid gemaakt in dagrecreatieve en verblijfrecreatieve functies waarbij tevens onderscheid wordt gemaakt tussen de intensieve en de extensieve vormen.
Bestemmingsplan Buitengebied
Voor de omliggende gronden geldt het bestemmingsplan buitengebied. Dit bestemmingsplan is geactualiseerd en wordt voor 1 juli 2013 vastgesteld. Het bestemmingsplan Buitengebied bevat de gemeentelijke visie op en de koers voor het buitengebied en de uitwerking daarvan in thema's en onderwerpen.
2.5 Sectoraal Beleid
Regelgeving burgerluchtvaart en militaire luchthavens
De wet- en regelgeving voor regionale en kleine burgerluchthavens en militaire luchthavens is op 1 november 2009 van kracht geworden. Met de invoering van de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML), is de Wet Luchtvaart gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- decentralisatie van taken en bevoegdheden naar de provincie;
- nieuwe normering voor externe veiligheid en geluid;
- stroomlijning van besluitvormingsprocedures;
- duidelijker scheiding van rollen en verantwoordelijkheden tussen overheid en luchtvaartsector;
- aanpassing regelgeving militaire luchthavens.
Luchthaven Teuge heeft een geldende aanwijzing van de minister van I&M voor de lucht gebonden activiteiten van de luchthaven. De aanwijzing van de minister V en W en VROM van 1997 voor de luchthaven is 1 op 1 overgezet en is per 1 december 2010 geldend.
In 2011 heeft de Raad van State de beroepen die zijn ingesteld tegen de meest recente Beslissing op Bezwaar vernietigd dan wel ongegrond verklaard, zodat de in het omzettingsbesluit opgenomen tekst de juiste is.
Provincie Gelderland is per 1 november 2009 bevoegd gezag over het grondgebonden gebruik van luchthaven Teuge en dient voor 1 november 2014 een nieuw luchthavenbesluit te nemen.
Voor de grondgebonden activiteiten waaronder proefdraaien heeft de luchthaven een geldige Omgevingsvergunning (voorheen milieuvergunning). Binnen deze kaders vult de NV Luchthaven Teuge haar activiteiten in.
In paragraaf 4.2 Luchtvaart wordt nader ingegaan op het beleidskader voor luchthaven Teuge.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Analyse
3.1 Inleiding
Luchthaven Teuge is op grond van de Luchtvaartwet aangewezen als luchtvaartterrein voor nationaal en internationaal burgerluchtverkeer. Het betreft kleine vliegtuigen waardoor de luchthaven hoofdzakelijk in gebruik is voor lesvluchten, privevluchten, recreatieve vluchten en zakenvluchten. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie van de luchthaven. Ook wordt de toekomstige situatie van de luchthaven beschreven.
3.2 Bestaande Situatie
In 1935 is de luchthaven Teuge aangelegd op korte afstand van het huidige dorp Teuge, dat gelegen is binnen de Stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen. De luchthaven beschikt over een verharde start- en landingsbaan. De verharde baan heeft een lengte van 1.199 m. Daarnaast zijn er ten behoeve van het zweefvliegen, parallel aan deze banen twee lierbanen aanwezig met bijbehorende start- en landingsterreinen. Verder zijn er eveneens parallel aan de twee banen zones in gebruik als oppikplaats voor reclamesleep. Tot slot is op het terrein ten noorden van de luchthaven een gedeelte in gebruik als landingsterrein voor parachutisten.
Naast de verharde landingsbaan is een verharde taxibaan aanwezig. Aansluitend aan deze taxibaan bevindt zich het hoofdplatform waaraan een deel van de bedrijfsgebouwen van de luchthaven is gelegen. Ten noorden van De Zanden is een groot aantal gebouwen gesitueerd. Tot slot is het gedeelte tussen de Zanden en het voormalige mob-complex in het vigerende bestemmingsplan bestemd als bedrijventerrein. Deze locatie ten oosten van het dorp Teuge is in beeld als woningbouwlocatie. Hiervoor wordt een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld.
De luchthaven kan met uitzondering van de bebouwingszone aan de zuidzijde, landschappelijk worden getypeerd als een zeer open gebied. Alleen in de noordoosthoek, in de omgeving van de landingsplaats voor parachutisten bevindt zich een bosje van ongeveer een 3,16 ha waarvan 0,64 ha bestaand bos en 2,52 ha nieuw bos. De schuur ten zuiden van dit bosje betreft een voormalige landbouwschuur. Omdat dit een monumentale schaapskooi betreft is deze aangewezen als gemeentelijk monument. Na een restauratie fungeert hij nu als opslagplaats voor werktuigen en materiaal voor de luchthaven.
Cultuurhistorie
Luchthaven Teuge ligt in de landschapseenheid “veenontginning Nijbroek”. Bijzonder aan het Nijbroek is de vroege ontginning in de 14e eeuw. Het Nijbroek wordt door de wijze van verkavelen ook wel aangeduid als een veenontginningsgebied, hoewel het feitelijk geen veengebied is. Net als bij de planmatige broekontginningen is voor het Nijbroek de haaks op elkaar staande hoofdrichtingen van ontginningsbases en kavels (slagen) kenmerkend. Vooral in het zuiden van de ontginningseenheid Nijbroek treft men een zeer regelmatige verkaveling aan, met kenmerkende slagen van 60 bij 2250 meter. In de omgeving van Teuge is de verkaveling minder regelmatig. Ter plaatse van de luchthaven is de verkaveling niet meer herkenbaar. Het Nijbroek kende behalve veel sloten ook een groot aantal hagen en is tot 1900 behoorlijk dicht begroeid geweest. In de zomer vielen de sloten periodiek droog zodat een aanvullende veekering moest worden aangelegd. Veel van deze hagen zijn inmiddels uit het landschap verdwenen. Naast hagen komen in het gebied ook bosjes, grienden en eendenkooien voor, vooral in de zuidelijke helft.
3.3 Toekomstige Situatie
Het bestemmingsplan voor Luchthaven Teuge is over het algemeen consoliderend van aard. In dit bestemmingsplan worden vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. De herstructureringsplannen van de luchthaven passen zowel binnen het vigerende als het nieuwe bestemmingsplan. Wel is de dagrecreatieve functie toegevoegd, evenals de mogelijkheid voor gebruik door hulpdiensten. Verder zijn voor een deel van het terrein rondom locatie Albers de bouwvlakken aaneen gelegd om meer flexibiliteit te creëren voor de toekomst. De bestemmingsgrens aan de westzijde in het verlengde van de landingsbaan is gewijzigd in verband met de veiligheidszone die geldt.
Vanwege bedrijfseconomische redenen is een aantal gronden in het noorden van het plangebied verkocht. Als gevolg van deze verkoop komt de onverharde landingsbaan te vervallen. De gronden zijn bestemd voor een agrarische functie (zonder bebouwing) waar op een gedeelte parachutespringen mogelijk is. Ook is een deel van de verkochte gronden bestemd als bos.
Op dit moment zijn er op en rond de luchthaven twee bedrijventerreinen beschikbaar. Aan de zuidzijde ligt het voormalig agrarisch bedrijfscomplex De Zanden 37. Hiervoor is onlangs een nieuw bestemmingsplan in werking getreden dat het mogelijk maakt om hier luchtvaartgebonden bedrijvigheid te realiseren. De op dit terrein te ontwikkelen kavels zijn niet luchtzijdig ontsloten.
Aan de oostzijde is nog een aantal kavels beschikbaar voor luchtvaartbedrijven die toegang hebben tot het luchthaventerrein (luchtzijdig ontsloten). Hier kunnen, grotere, zakelijke bedrijven zich vestigen.
Voor de verdere ontwikkeling van de luchthaven is op termijn wellicht extra ruimtelijke behoefte voor het realiseren van particuliere hangaars aan de westzijde van het vliegveld. De bedrijventerreinen op Oost en aan de Zanden 37 zijn hiervoor minder geschikt. De luchthaven is voornemens op termijn een verzoek in te dienen bij de gemeente voor een bestemmingsplanherziening om de ontwikkeling van kleinschalige hangaarruimte mogelijk te maken. In dit actualisatieplan wordt deze ontwikkeling niet meegenomen.
Tot slot heeft de gemeente ter plaatse van het geplande bedrijventerrein tussen De Zanden en de Rijksstraatweg in Teuge nieuwe ontwikkelingen voor ogen. Dit terrein valt buiten het plangebied van de Luchthaven. De ontwikkelingen worden vertaald in een zelfstandig bestemmingsplan voor de uitbreiding van het dorp Teuge.
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de sectorale onderzoeken die ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd. Omdat het een consoliderend bestemmingsplan betreft worden uitsluitend onderzoeken op het gebied van milieu (luchtvaart, milieuzonering, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit en kabels en leidingen) en water uitgevoerd. De uitkomsten worden hieronder toegelicht.
4.2 Luchtvaart
Toetsingskader
Geluid
Voor Luchthaven Teuge vigeert het Besluit burgerluchthavens, dat is opgesteld in het kader van de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML). Dit Besluit vervangt het oude Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart (BGKL). Per 1 januari 2011 is de Omzettingsregeling luchthaven Teuge van kracht, die gebaseerd is op de eerst genoemde RBML. Door deze Omzettingsregeling vervalt het aanwijzingsbesluit dat in het verleden voor deze luchthaven gold. De provincie dient uiterlijk 1 november 2014 een luchthavenbesluit te nemen gebaseerd op de RBML en Wet Luchtvaart.
Het oude Besluit (BGKL) gebruikt als dosismaat voor geluid de BKL-waarde. In het oude Besluit (BGKL) zijn twee zones van belang, te weten de 47- en de 57- BKL-zone:
- 47-BKL is de voorkeursgrenswaarde1. Binnen de 47- BKL-zone geldt in principe een nieuwbouwverbod. Alleen onder voorwaarden kan hier worden gebouwd;
- 57-BKL is de uiterste grenswaarde. Binnen deze zone is geen woningbouw mogelijk (tenzij sprake is van vervangende woningbouw).
Ook in de recent in werking getreden Omzettingsregeling is het beperkingengebied in deze twee zones weergegeven.
De nieuwe regelgeving hanteert vanuit de EU een andere (meer uniforme) dosismaat: Lden. Hierbij wordt uitgegaan van de geluidscontouren van 56 en 70 dB: - binnen de 56 dB is alleen onder voorwaarden nieuwbouw van woningen mogelijk (hiervoor zijn ontheffingsmogelijkheden opgenomen); - binnen de 70 dB is geen woningbouw mogelijk. De provincie Gelderland moet uiterlijk 1 november 2014 een nieuw luchthavenbesluit vaststellen. Dit betekent dat de Lden-zones nog niet bekend zijn. Gelet op de recent in werking getreden Omzettingsregeling wordt voor dit bestemmingsplan nog uitgegaan van de BKL-zones. |
Externe veiligheid
Voor de luchthaven geldt momenteel nog geen externe veiligheidsbeleid waarmee rekening mee moet worden gehouden. In het nog te nemen luchthavenbesluit worden naar verwachting eveneens externe veiligheidscontouren vastgelegd (deze zijn momenteel nog niet bekend).
Hoogtebeperkingen
Vanuit Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) gelden toetsingsvlakken voor de communicatie-, navigatie- en surveillanceapparatuur die bij luchthavens gebruikt worden.
Vanuit de Inspectie Verkeer en Waterstaat (vanaf 1 januari 2012 ILenT) gelden hoogtebeperkingen met het oog op de vliegveiligheid. Doel hiervan is het luchtruim op en rond luchthavens vrij te houden van hoge objecten om zodoende de vliegtuigoperaties van en naar de luchthaven veilig te kunnen uitvoeren. Zo wordt voorkomen dat de omgeving van een luchthaven ongecontroleerd wordt volgebouwd. De hoogtebeperkingen zijn gebaseerd op internationale burgerluchtvaartverdragen, richtlijnen, regels en voorschriften (zoals het verdrag van Chicago, Annexen en documenten van de International Civil Aviation Organisation (ICAO), internationale regels voor de burgerluchtvaart in de vorm van Standards And Recommended Practices (SARPS), opgesteld door ICAO).
Baanverlichting
Baanverlichting kan worden gezien als een noodzakelijk onderdeel van de luchthaven indien op zicht in de avondperiode wordt gevlogen. De aanleg van baanverlichting is vergunningplichtig voor wat betreft de activiteit milieu. De gevolgen van de baanverlichting kunnen worden onderscheiden in:
1. indirecte gevolgen: gevolgen voor het gebruik van de luchthaven;
2. directe gevolgen: milieugevolgen en gevolgen voor flora en fauna;
Hieronder zullen we beide aspecten toelichten.
Ad.1 Indirect zal de baanverlichting kunnen leiden tot langere openingstijden waarbij -ook als het donker is- nog op zicht kan worden gevlogen. Volgens het huidige gebruik wordt het vliegveld alleen gebruikt bij daglicht en dat kan met de baanverlichting dus uitgebreid worden met de avond- en nachtperiode. Een dergelijk gebruik buiten de daglichtperiode is slechts toegestaan, indien het Omzettingsbesluit voor Luchthaven Teuge dit toelaat. Echter, gebruik in de nachtperiode van 23:00 uur tot 07:00 uur is op grond van het Omzettingsbesluit niet toegestaan. Voor het vliegen in de avondperiode tot 23:00 uur zijn in het Omzettingsbesluit regels opgenomen. Gelimiteerd vliegen in de avondperiode tussen 07.00 en 23:00 uur plaatselijke tijd, voor zover deze periode buiten de daglichtperiode valt, is daarin mogelijk gemaakt, met dien verstande dat les- en oefenvluchten overeenkomstig de instrumentvliegvoorschriften verboden zijn. Het Omzettingsbesluit (en in de toekomst: het Luchthavenbesluit) is de maatgevende en beperkende factor voor het toestaan van de luchtgebonden activiteiten van de luchthaven, waaronder het aantal vliegbewegingen en vliegtijden. Het bestemmingsplan is hiervoor dus niet het instrument.
Ad.2 De directe gevolgen van de baanverlichting zijn de gevolgen met betrekking tot mogelijke hinder in en voor de omgeving. Voor zover sprake is van mogelijke hinder voor mensen, geldt dat effecten voor zowel mensen als dieren worden bepaald door aard, intensiteit, duur, plaats van de verlichting en/of geluid en kans op blootstelling.
In het Aanwijzingsbesluit zijn de akoestische gevolgen voor en op de omgeving van Luchthaven Teuge al onderzocht en inzichtelijk gemaakt. Dit heeft geleid tot een zogenaamde geluidzone rond het luchtvaartterrein. Deze is overgenomen in het Omzettingsbesluit. Ook vluchten welke gemaakt worden met gebruik van de eventueel aan te brengen baanverlichting vallen binnen de voor Luchthaven Teuge vastgelegde intensiteiten. Dit bestemmingsplan leidt niet tot aanpassing van de geluidzone. Derhalve mag er van uit worden gegaan dat met het onderhavige bestemmingsplan additionele nadelige impact voor het milieu aanvaardbaar is. Ecologie- en natuurwaarden zijn ook beschouwd in het kader van het Aanwijzingsbesluit.
Er is onderzoek gedaan naar de effecten van de aanleg van baanverlichting voor de flora en fauna. In februari 2013 is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd door ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op de flora en fauna in de directe omgeving door de aanleg van baanverlichting.
Baanverlichting wordt passend geacht in relatie tot de lichtgevoelige functies in het gebied en is dus niet in strijd met een goed ruimtelijke ordening. Het voorkomen danwel voor zover dat niet mogelijk is tot een aanvaardbaar niveau van beperken van lichthinder wordt tevens gereguleerd in het milieuspoor.
Onderzoek
Geluid
Een aantal bestaande woningen op het luchthaventerrein zelf zijn conform het vigerende bestemmingsplan als woning bestemd. In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt.
Gelet op de recent in werking getreden Omzettingsregeling zijn op de plankaart nog de BKL-zones van 47- en 57-BKL als gebiedsaanduidingen opgenomen. Met een wijzigingsbevoegdheid wordt een wijziging van deze zones mogelijk gemaakt: indien het nog te nemen luchthavenbesluit wordt genomen waarin nieuwe geluidscontouren worden vastgelegd (de normstelling van BKL wordt dat vervangen door Lden) kunnen de zones in het bestemmingsplan worden gewijzigd.
Zoals reeds aangegeven zijn de 47- en 57-BKL-contour als gebiedsaanduiding op de plankaart opgenomen. Hieraan zijn planregels gekoppeld dat woningbouw binnen deze contouren niet is toegestaan. Nieuwe woningen ter plaatse zijn namelijk niet gewenst, onder andere vanwege de ligging op het luchthaventerrein en vanwege de omliggende bedrijven (zie tevens paragraaf 4.3 Milieuzonering). Overigens is op basis van de geluidsregelgeving voor de luchthaven onder voorwaarden woningbouw binnen de 47-BKL-contour mogelijk. Hier wordt voor dit bestemmingsplan, gelet op de aard van de omgeving, geen gebruik van gemaakt. Dit laat onverlet dat deze mogelijkheid buiten het luchtvaartterrein in andere delen van de gemeente mogelijk wel wordt geboden in de daarvoor geldende bestemmingsplannen.
Externe veiligheid
Voor vliegveld Teuge zijn in opdracht van de gemeente Teuge, vooruitlopend op het nog te nemen luchthavenbesluit, plaatsgebonden risicocontouren in beeld gebracht. Dit vanwege woningbouw in de omgeving van de luchthaven (buiten het plangebied van de luchthaven). Binnen de contouren kunnen beperkingen gelden voor de realisatie van kwetsbare obecten. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3.
Uit het onderzoek blijkt dat de bestaande woningen in het plangebied buiten de relevante plaatsgebonden risicocontouren zijn gelegen. Verwezen wordt tevens naar het volgende figuur. Er worden geen nieuwe kwetsbare objecten in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Verdere toetsing is dan ook niet aan de orde.
Figuur 4.1A Gestileerde plaatsgebonden risicocontouren voor risicowaarden 1.10-5 (rood) met meteotoeslag en 1.10-6 (blauw) zonder meteotoeslag. Donkerbruine contour is grens luchthaventerrein.
Hoogtebeperkingen
Er worden geen extra ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Toetsing vanwege mogelijke hoogtebeperkingen is dan ook niet aan de orde2 . De hoogtebeperkingen zijn voor de volledigheid opgenomen in het volgende figuur.
Figuur 4.1B ILenT hoogtebeperkingen Bron: topografische dienst
Conclusie
De milieuaspecten van Luchthaven Teuge zelf staan de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
- 1. Bij deze waarde liggen de hinderpercentages dicht in de buurt van de hinderpercentages die in Nederland voor railverkeer en industrielawaai toelaatbaar worden geacht.
- 2. De betreffende ITenL hoogtebeperkingen hebben overigens te maken met luchtveiligheid (voorkomen van 'volbouwen' in de omgeving).
4.3 Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- a. ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- b. rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot het milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De in dit bestemmingsplan gehanteerde standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt onder andere toegepast voor bedrijventerreinen. Deze standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd1].
Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 1.
Onderzoek
Op het luchthaventerrein is bebouwing mogelijk en aanwezig ten behoeve van luchtvaartgebonden bedrijvigheid. Tevens liggen incidenteel in het plangebied enkele reeds bestaande burgerwoningen. Hiermee dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden. Er is sprake van het omgevingstype 'gemengd gebied' (bedrijvigheid, luchthaven, enkele woningen).
Vanwege de aanwezigheid van woningen op het luchthaventerrein is de bedrijvigheid in de directe omgeving van de woningen beperkt tot maximaal categorie 2. Dit zijn bedrijven die bij functiemenging direct naast woningen mogelijk worden gemaakt. Op enkele delen van het bedrijventerrein zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.1 en 3.2 toegestaan, omdat bij deze delen voldaan wordt aan de richtafstand van 30 m die geldt bij dergelijke bedrijven ten opzichte van woningen in een gemengd gebied.
Nieuwe woningen zijn niet wenselijk in het plangebied. Dit vanwege de ligging op de luchthaven en de beperkingen die dergelijke gevoelige functies met zich mee kunnen brengen voor huidige en toekomstige bedrijven.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
4.4 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende risicorelevante bronnen te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Voor de verschillende risicorelevante bronnen gelden verschillende toetsingskaders. De belangrijkste zijn:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2012), het in ontwikkeling zijnde Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) en het bijbehorende Basisnet spoor/weg/water;
- het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het aspect externe veiligheid vanwege Luchthaven Teuge zelf wordt behandeld in paragraaf 4.2.
Onderzoek en conclusie
In het plangebied en de directe omgeving zijn geen risicorelevante bronnen aanwezig die van invloed zijn op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. In het plangebied vindt opslag van brandstoffen in ondergrondse tanks plaats ten behoeve van de luchtvaart. Dit heeft echter geen relevante gevolgen voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico in de omgeving. De betreffende risicobron is niet op de risicokaart opgenomen (www.risicokaart.nl).
4.5 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht;
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die gevolgen hebben voor de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dan ook voldaan aan de Wlk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied onderzocht. Uit informatie van de zogenoemde Monitoringstool blijkt dat in het plangebied voldaan wordt aan de normen uit de Wlk.
Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
4.6 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
Bij de beoordeling van ruimtelijke besluiten waarbij sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen wordt de richtlijn gehanteerd dat voorafgaand aan de vaststelling van een dergelijk besluit ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek wordt verricht wanneer sprake is van functiewijzigingen.
Onderzoek en conclusie
In het plangebied vindt geen functiewijziging plaats. Er is dan ook geen verder bodemonderzoek nodig. In opdracht van NV Luchthaven Teuge is overigens een verkennend bodemonderzoek aan de Zanden 37 uitgevoerd (Tauw, kenmerk R001-4742367WDO-bvd-V01-NL). Ter informatie is de conclusie hiervan opgenomen in dit bestemmingsplan. De locatie is conform NEN 5740 onderzocht. Conclusie uit dit onderzoek is dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen nieuwbouw op deze locatie. Ontwikkelingen worden echter niet in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.7 Planologisch Relevante Leidingen
Toetsingskader
Bij de beoordeling van ruimtelijke besluiten moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van planologisch relevante leidingen en de eventuele ruimtelijke beperkingen die deze leidingen met zich meebrengen (zoals zakelijke rechtstroken).
Onderzoek en conclusie
In het plangebied en de directe omgeving zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Het aspect leidingen staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.8 Water
Watertoets en waterbeheer
De watertoets is een procedure waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk planvoornemen in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Waterschap Vallei en Veluwe. In het kader van de watertoets is deze waterparagraaf overlegd met de waterbeheerder, in het kader van het wettelijk vooroverleg.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Waterplan Voorst
Het Waterplan Voorst (2009) is opgesteld in samenwerking met Waterschap Vallei en Veluwe. Het waterplan gaat in op al het water in de gemeente; het water in de sloot, de regen, het rioolwater, het grondwater, etc. Het Waterplan Voorst beschrijft het gezamenlijke beleid en visie die de gemeente en het waterschap de komende jaren ten aanzien van water gaan voeren. Het bestaande beleid, de regionale en gemeentelijke visies en de kansen en knelpunten vormen de basis voor de opgestelde watervisie.
De watervisie
Aan de hand van zes watergerelateerde thema's worden de korte (2015) en de lange termijn (2030) visie beschreven. Het waterplan zal op gemeentelijk niveau doorwerken in het rioleringsplan en zal een kader bieden voor ruimtelijke ordeningsprocessen zoals bestemmingsplannen en structuurvisies. Ook geeft het een goede inventarisatie van zowel het waterbeleid als de maatregelen die al uitgevoerd zijn of momenteel lopen.
Het waterplan beschrijft voor het landelijke gebied en per kern de kansen en knelpunten die een relatie hebben tot het water. Onderscheid wordt gemaakt tussen actuele bekende kansen en knelpunten, en kansen en knelpunten die nog komen gaan (de confrontatie tussen de huidige situatie en wat voor ogen staat, de visie).
Het maatregelenplan
In het waterplan zijn ambities en einddoelen gegeven voor de periode tot 2015 en tot 2030. De korte termijn visie is gekoppeld aan een maatregelenplan. De maatregelen zijn verdeeld in projecten die gekoppeld zijn aan de zes watergerelateerde thema's. De maatregelen zijn deels een inventarisatie van de lopende projecten, deels 'op stapel staande' projecten en deels nieuwe projecten. Voor elke maatregel is een zogenaamde factsheet opgesteld waarin onder andere de planning, projecttrekker (gemeente, waterschap, overig) staat weergegeven en welke kosten gemoeid zijn voor de maatregel. Er zijn twee typen maatregelen: onderzoeksmaatregelen en uitvoeringsmaatregelen.
Invloed op het plangebied
In de nabijheid van het plangebied wordt het project Weteringse Broek uitgevoerd, waarbij aandacht is voor een robuustere vormgeving van de Grootte Wetering, alsmede de inrichting als belevingswater en recreatief medegebruik. Het aan te leggen fietspad zorgt voor een recreatieve verbinding met de Weteringse Broek.
Bodem
Het plangebied ligt op de overgang van het lage zandgebied van de Oostelijke Veluwe en het rivierkleigebied van de IJssel. De verschillende afzettingen bij Teuge dateren uit verschillende tijdlagen uit zowel het Pleistoceen als het Holoceen.
De grondsoort ter plaatse van het plangebied is divers, het westelijke deel bestaat uit Beekeerdgronden met lemig fijn zand terwijl het oostelijke deel bestaat uit kalkloze Poldervaaggronden met zavel en lichte klei (het pleistocene zand begint tussen de 40 en 120 cm). Tevens ligt er een klein gedeelde met Laarpodzolgrond met lemig fijn zand.
Grondwater
Het plangebied ligt tussen de flanken van de Veluwe en de IJssel met een oostelijke tot noordoostelijke stromingsrichting van het grondwater richting de IJssel.
Binnen het plangebied is overwegend grondwatertrap III aanwezig, dit houdt in dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tot 40 cm onder maaiveld stijgt en de gemiddeld laagste grondwaterstand fluctueert tussen de 80 en 120 cm onder maaiveld. Tevens zijn in de noordelijke delen van het plangebied enkele gebieden aanwezig met grondwatertrap VI, de gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt hier overwegend wat dieper (tussen de 40 en 80 cm beneden maaiveld). Ook de gemiddeld laagste grondwaterstand ligt hier dieper, beneden de 120 cm beneden maaiveld.
Oppervlaktewater
Aan de westkant van Teuge loopt van zuid naar noord de Nieuwe Wetering. Aan de oostzijde loopt, eveneens in zuid-noordelijke richting, de Kromme Beek. Langs de Stationsweg loopt van zuid naar noord de Groote Wetering. Dit zijn drie A-watergangen die in beheer zijn van Waterschap Vallei en Veluwe.
Langs de Zanden loopt eveneens een relatief grote watergang die uitmondt in de Kromme Beek. Recentelijk is de loop van de Kromme Beek verlegd met de verlenging van de start- en landingsbaan van luchthaven Teuge. Ook deze watergang is in eigendom van Waterschap Vallei en Veluwe.
Riolering
Teuge is grotendeels voorzien van een gemengd rioolstelsel dat via een gemaal (eigendom en beheer Waterschap Vallei en Veluwe) afvoert naar Twello. Het bestaande luchthaventerrein is gescheiden gerioleerd, het vuilwater loost op het stelstel van de kern Teuge wat overwegend gemengde riolering is. Het regenwater wordt afgevoerd naar de A-watergang die ten zuiden en oosten van het complex gelegen is.
Het vuilwater van nieuwbouw dient gescheiden te worden van het schone regenwater. Indien er vervuilende activiteiten op de verharde oppervlakken plaatsvinden zoals bijvoorbeeld reparatie, tanken en opslag van gevaarlijke stoffen, dient het stelsel verbeterd gescheiden te zijn.
Binnen het plangebied bestaat een tweedeling tussen het 'oude' westelijke deel en het 'nieuwe' oostelijke deel. Voor toekomstige nieuwbouw en het oostelijk deel geldt dat het schone hemelwater vanaf het dakoppervlak en de overig verharde oppervlakken geborgen dient te worden op eigen terrein, waarbij een berging gerealiseerd moet worden van 36 mm per m² verhard oppervlak.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Water in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden de A-watergangen in het plangebied bestemd als 'Water'.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.9 Archeologie
In 1992 is het verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 is dit Verdrag door Nederland geratificeerd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta. De wet regelt hoe overheden bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden.
De nieuwe wet beoogt het archeologisch erfgoed te beschermen: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.
De uitgangspunten van de nieuwe wet zijn:
- archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
- vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdig stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodem verstorende ingrepen wordt omgegaan. Dat betekent dat vooronderzoek moet plaatsvinden;
- bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe de verstoorder betaalt).
In opdracht van de gemeente Voorst is in 2008 door RAAP Archeologisch adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Voorst onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten (zie figuur 4.2). Dit heeft geresulteerd in een archeologische beleidskaart die samen met de Erfgoedverordening in 2009 door de raad is vastgesteld. De beleidskaart wordt vertaald in dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze is vormgegeven.
5.1 Algemeen
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Wro
Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van I&M ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2008) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2008). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.
5.2 Opbouw Regels
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, zoals de antidubbeltelregel en algemene gebruiksregels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
5.3 Bestemmingsregels
In het bestemmingsplan zijn een aantal verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf wordt toegelicht waarvoor de bestemmingen en de bijbehorende regels zijn opgenomen. Qua terminologie en functies is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan voor de luchthaven Teuge en het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied.
Agrarisch
De gronden in het noorden van het plangebied zijn voorzien van de bestemming Agrarisch. Voor de regelgeving is aangesloten bij het bestemmingsplan buitengebied. In dit plangebied zijn geen agarische bouwvlakken aanwezig. Het ontbreken van bouwvlakken betekent dat het oprichten van gebouwen niet is toegestaan en dat de felxibiliteitsbepalingen niet aan de orde zijn. De wijzigingsbevoegdheid naar natuur is wel over genomen.
Bos
Deze bestemming is opgenomen voor de reeds bestaande bosgebieden in de noordoosthoek, in de omgeving van de landingsplaats voor parachutisten. De bestemming Bos heeft een multifunctioneel karakter. Binnen deze bestemming aanwezige functies als houtproductie, natuur en recreatie zijn toegestaan. Ter bescherming van de bosbouwkundige, landschappelijke en of natuurlijke waarden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Om het omzetten van de bestemming Bos in de bestemming Natuur mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Verkeer
In het oosten en zuiden van het plangebied ligt de doorgaande weg De Zanden met bijbehorend fietspad. Deze weg is voorzien van de bestemming Verkeer. Binnen deze bestemming staat de verkeersfunctie centraal. Ook is er ruimte voor verblijfsfuncties zoals parkeren, bushaltes en dergelijke waar deze de verkeersfunctie niet in de weg staan. Het bestaande profiel van de weg blijft gehandhaafd. Ten behoeve van het flexibel gebruik van gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.
Verkeer-Luchtverkeer
Alle gronden die tot de luchthaven moeten worden gerekend zijn voorzien van de bestemming Verkeer - Luchtverkeer. De Zanden en de A-watergang vallen hier niet onder.
De bestemming 'Verkeer - Luchtverkeer' maakt het mogelijk dat nieuwe bedrijven en instellingen zich vestigen die geheel of voor een deel op de luchthaven zijn gericht en waarbij vestiging nabij een luchthaven vanuit bedrijfsdoelmatige redenen noodzakelijk of gewenst is. Hierbij wordt onder meer gedacht aan bedrijven met persoonlijke of zakelijke op de luchtvaartgerichte dienstverlening, bedrijven gericht op transport en logistiek, enz.
Binnen de aangegeven bouwvlakken is ruimte voor luchtvaartgebonden bedrijven tot en met categorie 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De betreffende categorie is door middel van een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Afhankelijk van de bestaande oppervlakten is enige uitbreidingsruimte mogelijk. De maximum oppervlakte aan bebouwing is aangegeven middels een maatvoeringsaanduiding. Daar waar woningen mogelijk zijn is dit aangegeven door middel van de functieaanduiding 'wonen'. Nieuwe (bedrijfs)woningen worden niet mogelijk gemaakt. Verder zijn binnen de bestemming ook dagrecreatieve functies, met uitzondering van nachtverblijf, horeca tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten en productiegebonden detailhandel toegestaan. Onder dagrecreatieve functies worden in ieder geval geen kermisachtige activiteiten en radiografisch bestuurbare vliegtuigjes verstaan. De opslag voor brandstoffen is door middel van een functieaanduiding aangegeven.
Tot slot zijn binnen deze bestemming hulpdiensten toegestaan. Daarbij gaat het om instanties, al dan niet van de overheid, met een hulpverlenende taak bij ongevallen en rampen. Het opleiden en certificeren van hulpdiensten behoort ook tot de mogelijkheden.
Obstakelvrije vlakken In het plangebied komen obstakelvrije vlakken voor (zie bijlage 2). Dit zijn gebieden in de omgeving van de start- en landingsbanen waarbinnen op grond van de International standards and Recommended Practices van de Convention on international Civic Aviaton Annex 14 hoofdstuk 14, zich geen obstakels van bepaalde hoogte, variërend met de afstand tot de start en landingsbaan mogen bevinden welke hinder en/of gevaar kunnen opleveren voor de luchtvaart. Omdat dit bestemmingsplan obstakels met de bepaalde hoogtes niet mogelijk maakt, zijn deze niet op de verbeelding opgenomen. Wel kunnen door middel van een mogelijkheid tot afwijken gebouwen gerealiseerd worden met een goothoogte van ten hoogste 20 m. Omdat deze hoogte wel gevolgen kan hebben voor de aanwezige obstakelvrije vlakken, is deze bevoegdheid tot afwijken niet toegestaan ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - geen afwijkende bouwhoogte. |
Rondom de bedrijvenzone en de verharde landingsbanen is door middel van de specifieke bouwaanduiding 'geen verharding' een gebied aangegeven waar verharding niet is toegestaan.
Ten noorden van de verharde oost-westbaan is de aanduiding 'beeldbepalende boom' opgenomen. Hier staat een aantal grote beuken, die als groep een markant element in het landschap vormt. Ter bescherming van deze bomen is een bepaling opgenomen dat deze uitsluitend gekapt mogen worden middels een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden. Deze vergunning wordt alleen verleend indien het monumentale belang van de bomen niet onevenredig wordt geschaad of er sprake is van zwaarwegende belangen, voortvloeiend uit de veiligheid van het gebruik van de luchthaven.
De geldende BKL-contouren als gevolg van een geluidszonering zijn middels een gebiedsaanduiding opgenomen. Deze gebiedsaanduiding regelt dat nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze zone niet zijn toegestaan.
Verkeer - Verblijfsgebied
Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn fietspaden en/of voetpaden toegestaan, met een dubbelfunctie voor de ontsluiting van aanliggende gronden. Daarnaast zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groen, bermen, bruggen en water toegestaan. Ook openbare nutsvoorzieningen mogen binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' voorkomen. Binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' mogen andere bouwwerken ten dienste van de bestemming aanwezig zijn en/of worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 6 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.
Water
De A-watergang in het plangebied is voorzien van de bestemming Water. Het gaat om een A-watergang die zowel van betekenis is voor het vervoer of het afvoeren van water als watergangen die een natuurlijke of landschappelijke functie hebben. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd die de doorgang van het water niet belemmeren.
Waarde - Archeologie
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en lager dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
In het gemeentelijke archeologiebeleid zijn 10 verschillende categorieën onderscheiden. Omdat in dit bestemmingsplan slechts 3 verschillende categorieën voorkomen zijn er 3 verschillende bestemmingen opgenomen. Voor de nummering van de bestemmingen is aangesloten bij de categorieën vuit het gemeentelijke archeologiebeleid.
Waarde - Landschap
Voor de verschillende zone uit het landschapsontwikkelingsplan (LOP) is één dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen. n de bestemmingsomschrijving zijn de aanwezige landschappelijke waarden omschreven. Om de aanwezige waarden te beschermen of te versterken, is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak. Voor elke zone is dit vergunningenstelsel gelijk. De mate waarin de werken of werkzaamheden van belang zijn, dient per waarde afzonderlijk bepaald te worden op het moment van de aanvraag. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied die via een afwijkingsregel of een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt, dient tevens te allen tijde rekening gehouden te worden met de waarden zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving.
5.4 Overig
Procedureregels voor binnenplanse afwijking en wijzigingsbevoegdheden onder de Wro worden geregeld in de wet. Het bestemmingsplan kent daarvoor dan geen procedureregels meer.
In artikel 19 zijn de standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak En Overleg/zienswijzen
In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het ontwerpbestemmingsplan Luchthaven Teuge voor eenieder van 7 februari 2013 tot en met 21 maart 2013 ter inzage gelegen. Bewoners, gebruikers en andere belanghebbenden zijn in deze periode in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen kenbaar te maken. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn twee zienswijzen ingediend, waarvan één is ingetrokken. In bijlage 4 is de Zienswijzennotitie bijgevoegd. Hierin is de zienswijze samengevat weergegeven en volgt een gemeentelijke beoordeling. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan. Daarnaast is een ambtshalve wijziging van de verbeelding opgenomen: het gedeelte van de watergang de Leigraaf heeft, voor zover gelegen in dit bestemmingsplan, de bestemming Water gekregen.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wro is de mogelijkheid opgenomen om bij het realiseren van nieuwe ontwikkelingen een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. Dit vindt plaats door het opstellen van een exploitatieplan, waarin deze verdeelsleutel vastligt. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk als de overheid en de ontwikkelende partij, de initiatiefnemer, privaatrechtelijk tot overeenstemming komen.
De Wro stelt eisen aan het exploitatieplan en in het Bro is geregeld voor welke type bouwplannen een exploitatieplan noodzakelijk is, indien het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd.
In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nog niet mogelijk waren in de vigerende bestemmingsplannen. Derhalve kan geconcludeerd worden dat dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Hoogtebeperkingen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten