KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Het Plangebied
Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie
2.1 De Ruimtelijke Structuur
2.2 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Planopzet
3.1 Inrichtingsplan
3.2 Beeldkwaliteitsplan
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Inleiding
4.2 Rijksbeleid
4.3 Provinciaal Beleid
4.4 Regionaal Beleid
4.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Milieu
5.3 Water
5.4 Ecologie
5.5 Archeologie
5.6 Verkeer En Parkeren
5.7 Mer-beoordeling
5.8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Planregels
6.3 Bestemmingen
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Inspraak
7.2 Uitkomsten Overleg
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Quickscan Ecologie
Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Vooronderzoek Ivo

Brandweerkazerne Zuiderlaan, Twello

Bestemmingsplan - Gemeente Voorst

Vastgesteld op 09-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Brandweerkazerne Zuiderlaan, Twello met identificatienummer NL.IMRO.0285.171053- VS00 van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte, productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert;

1.9 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;

1.10 ambulante handel:

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;

1.11 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.12 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;

1.13 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde ;

1.15 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;

1.16 bed & breakfast:

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf

1.18 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.19 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risic0 c.q. een risicoafstand is bepaakd, waarmee rekening gehouden moet worden;

1.20 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt

1.31 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, tuincentra, grove bouwmaterialen, alsmede bouwmarkten;

1.34 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.35 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen en natuurobservatie;

1.36 evenemententerrein:

terrein voor periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die gericht zijn op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders;

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 geluidszoneringsplichtige inrichtingen

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.39 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.40 kantine:

bij de sportvoorziening behorende horeca, niet zijnde zelfstandige horeca, uitsluitend ten dienste van de gebruikers van de sportvoorziening;

1.41 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.42 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.43 landschapswaarden:

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.44 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.45 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.46 mantelzorg:

llangdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.47 openbaar gebied:

de voor een ieder toegankelijke en door overheden beheerde en onderhouden gronden zoals groen, water, verkeer en/of verblijfsgebied;

1.48 overige gebouwen:

al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;

1.49 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.50 paardenbak:

niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;

1.51 recreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.52 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.53 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.55 voorgevel:

de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.56 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;

1.57 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.58 zorgwoning:

een woning voor de huisvesting van één of meer personen voor wie in het kader van de algemene dagelijkse levensverrichtingen professionele hulp of begeleiding nodig is van huishoudelijke, sociale, sociaal-medische of medische aard.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vvanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine

2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 peil:

  1. 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

ENKELBESTEMMINGEN

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. openbare nutsvoorzieningen;
  4. d. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': ontsluiting ten behoeve van de aangrenzende bestemming, met een maximale breedte van 12 m.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
  5. e. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag maximaal 20 m2 bedragen.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. openbare nutsvoorzieningen;
  3. c. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) ' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat indien geen bebouwingspercentage staat aangegeven, het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd;
  2. b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    2. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstobjecten mag maximaal 6 m bedragen;
    3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    5. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak', mag maximaal 20 m² bedragen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Vervangende bouwregel

Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Algemene afwijkingen

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
  1. 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  3. 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m worden gebouwd;

De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  3. 3. de sociale veiligheid;
  4. 4. de verkeersveiligheid.

7.2 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het straat- en/of bebouwingsbeeld;

- de verkeersveiligheid;

- de woonsituatie;

- de milieusituatie

afgeweken worden voor de vestiging van bedrijven:

  1. a. welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of;
  2. b. bedrijven die worden genoemd in een naast hogere categorie;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

9.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Brandweerkazerne Zuiderlaan, Twello.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Een groot deel van het gebied tussen de Martinusweg, Jupiter en Hietweideweg in Twello wordt herontwikkeld naar woningbouw. In dit gebied bevinden zich de huidige brandweerkazerne, de gemeentewerf en het voormalige schoolgebouw en gymzaal van het Veluws College. Vanwege de integrale ontwikkeling van dit gebied, is behoud van de brandweerkazerne op deze locatie geen optie.

Diverse nieuwe locaties voor de brandweerkazerne zijn in beeld gebracht, waaronder de locatie aan de Zuiderlaan. Op 1 maart 2021 heeft de gemeenteraad van Voorst in een motie het college van B&W gevraagd de nieuwe brandweerkazerne te realiseren aan de Zuiderlaan. Uit onderzoek is vervolgens de locatie tussen de Zuiderlaan en hockeyclub VHC Twello als voorkeurslocatie naar voren gekomen.

1.2 Doel

Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkelingen kunnen worden uitgevoerd. Op de planlocatie van de brandweerkazerne, wordt de bestaande sportbestemming in het vigerende bestemmingsplan Twello Zuidwest deels gewijzigd in een maatschappelijke bestemming en deels in een groenbestemming.

1.3 Het Plangebied

De locatie van het plangebied is weergegeven in figuur 1. Het plangebied ligt aan de Zuiderlaan, aan de zuidkant van Twello. Het volledige plangebied beslaat een oppervlakte van 0,45 hectare. In afbeelding 2 is een luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het perceel van het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente VOO00, sectie Q, nummer 1070.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0001.png"

Afbeelding 1: ligging van het plangebied aan de zuidzijde van Twello

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0002.png"

Afbeelding 2: luchtfoto van het plangebied

Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie

2.1 De Ruimtelijke Structuur

Ligging

Twello, de hoofdkern van de gemeente Voorst ligt centraal binnen de gemeente. Het dorp ligt aan de N344 tussen Apeldoorn en Deventer. Via de H.W. Iordensweg heeft Twello aansluiting op de rijksweg A1. De in 1888 geopende spoorlijn Apeldoorn-Deventer loopt dwars door het dorp. Twello wordt aan de noord-, oost- en westzijde omringd door een lommerrijke landgoederenzone, die de dorpsrand maakt tot een aantrekkelijk parkachtig gebied. In het zuidwesten grenst het meer rationele ontginningslandschap rondom Wilp-Achterhoek aan het dorp. De Twellose beek komt aan de zuidzijde de dorpskom binnen en stroomt in noordoostelijke richting door de kom van het dorp. Daarbinnen vormt de beek met zijn groene oevers een markant element.

Ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis

Twello is ontstaan op een rivierduin van de IJssel en wordt voor het eerst genoemd rond 1300. Lange tijd blijft het een klein dorp met verspreide agrarische bebouwing rondom de kerk aan de Dorpsstraat en een klein bebouwingscluster rond het huis Duistervoorde. Dit huis wordt al in 1358 genoemd.

Vooral vanaf de 18e eeuw ontstaan rondom het dorp verschillende buitenplaatsen. Met de aanleg van de straatweg en de spoorlijn in de 19e eeuw neemt de bereikbaarheid van Twello sterk toe. Welgestelde stedelingen bouwen met name langs de Rijksstraatweg nieuwe villa's en landhuizen.

Het spoor trekt bedrijvigheid aan en Twello groeit al snel uit tot een regionaal centrum voor vleesverwerking. Het dorp groeide aanvankelijk vooral aan en nabij de oude linten; later - vooral vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw - ontstonden aan de zuid- en westkant van het oude dorp relatief grootschalige uitbreidingen. Met deze uitbreidingen is ook Duistervoorde deel uit gaan maken van de aaneengesloten bebouwde kom van Twello. Na het verdwijnen of verplaatsen van de oude industrieën, blijft Twello zich verder ontwikkelen als vestigingsplaats voor de lokale en (op beperkte schaal) regionale woningvraag en bedrijvigheid.

Ruimtelijke hoofdstructuur

De ruimtelijke hoofdstructuur van Twello wordt gekenmerkt door enkele belangrijke min of meer oost-west gerichte historische infrastructurele lijnen, namelijk de Rijksstraatweg, de spoorlijn Apeldoorn-Deventer en de Duistervoordseweg, die zich verder oostwaarts voortzet in de Dorpsstraat en Binnenweg. Daaraan zijn later toegevoegd de route Jupiter-Beethovenlaan-Maarten Tromplaan en de Zuiderlaan, die de dorpskom aan de zuidkant begrenst en een eerste aanzet vormt tot een randweg om het dorp richting Rijksstraatweg. Eerdergenoemde H.W. Iordensweg is de belangrijkste noord-zuid gerichte doorgaande route. Aan de westzijde vormt de Molenstraat een oude verbinding tussen de Rijksstraatweg en de Duistervoordseweg; de straat ontleent zijn naam aan de daar staande korenmolen. In de zone rondom de spoorlijn, min of meer het hart van het dorp, is sprake van een grote menging van functies en bebouwing van verschillende ouderdom. Centraal ligt het dorpscentrum en het voormalige Dumecoterrein. Als ruggengraat van deze zone kan de Duistervoordseweg worden gezien, die tussen het dorpscentrum en het historische Duistervoorde loopt. Ten zuiden van deze zone liggen voornamelijk homogeen opgebouwde woongebieden.

Inzoomend op het plangebied van de brandweerkazerne, zijn ruimtelijk vooral het bestaande sportcomplex Zuiderlaan (waar de brandweerkazerne wordt gerealiseerd) en de woonwijk Hietweide/Doornweerd relevant. Hieronder volgt een korte beschrijving van deze gebieden.

Sportcomplex Zuiderlaan en plangebied brandweerkazerne

Aan de zuidkant van Twello, aan de Zuiderlaan, is rond 2005 een sportcomplex gerealiseerd. Het sportcomplex bestaat uit een sporthal en diverse sportvelden en wordt gebruikt door omnisportvereniging SV Twello en hockeyvereniging VHC Twello. Ook de jeugdopleiding van betaaldvoetbalclub Go Ahead Eagles maakt gebruik van sportcomplex Zuiderlaan.

De planlocatie van de nieuwe brandweerkazerne, aan de noordkant van het sportcomplex, heeft een sportbestemming, maar wordt op dit moment niet als zodanig gebruikt. Het plangebied bestaat op dit moment uit een braakliggend grasveld dat aan de west- en zuidwestzijde wordt begrensd door en bomenrij. Aan de noordzijde vormt de Zuiderlaan een duidelijke fysieke barrière. Verder lopen er langs de noord-, oost, zuidwest- en westkant van het plangebied sloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0003.png"

Afbeelding 3: Blik op het plangebied vanaf de Zuiderlaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0004.png"

Afbeelding 4: Het plangebied in vogelvlucht, met op de achtergrond sportcomplex Zuiderlaan en op voorgrond de woonwijk Hietweide/Doornweerd

Hietweide/ Doornweerd

Grote woonwijk in het zuidwesten van Twello waar de woonbuurten rondom een centraal gelegen groenzone zijn gelegen. De bebouwing bestaat overwegend uit eengezinswoningen. Langs de randen van de buurten en de groenzone bevinden zich meer luxe woonmilieus met (half-)vrijstaande woningen in een ruime groene omgeving. De Zuiderlaan vormt de grens tussen deze wijk en de planlocatie van de brandweerkazerne

2.2 Cultuurhistorie

Het historisch kaartmateriaal laat de historische situatie van het plangebied zien vanaf het begin van de 19e eeuw (zie afbeelding 5). Destijds was de omgeving van de planlocatie en sportcomplex Zuiderlaan nog volledig onbebouwd. Het gebied ten zuidoosten van Duistervoorde wordt dan aangeduid als 'Noord Dijk' en de huidige Twellosebeek als 'Ter Woldsche Watering'. Rond het midden van de 19e eeuw wordt de Doornweerdstraat aangelegd en de 'Ter Woldsche Watering' rechtgetrokken en krijgt de huidige naam. Op enkele boerderijen na, blijft de omgeving lang onbebouwd. Vanaf medio 20e eeuw ontstaat meer lintbebouwing langs de Doornweerdstraat en aan het eind van jaren '80 van de 20e eeuw wordt de woonwijk Hietweide/Doornweerd gerealiseerd. Met de aanleg van de Zuiderlaan, medio jaren '90 en sportcomplex Zuiderlaan begin deze eeuw, ontstaat de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0005.png"

Afbeelding 5: Overzichtskaarten historie van het gebied

Hoofdstuk 3 Planopzet

Op de locatie aan de Zuiderlaan in Twello wordt een nieuwe brandweerkazerne gerealiseerd ter vervanging van de huidige brandweerkazerne aan de Jupiter in Twello. De brandweerkazerne wordt parallel aan de Zuiderlaan gerealiseerd, aan de achterzijde van het perceel. Het concept-ontwerpen van de kazerne en de inrichting van het terrein zijn in de afgelopen periode tot stand gekomen in overleg met de brandweer Twello, de Veiligheidsregio Noord Oost Gelderland (VNOG) en de gemeente Voorst. De onlangs opgeleverde brandweerkazerne aan de Vincwijcweg 1c in Didam heeft hierbij als voorbeeld gediend.

3.1 Inrichtingsplan

Het inrichtingsplan wordt de komende periode verder uitgewerkt in overleg brandweer Twello, de VNOG en de gemeente Voorst. In de plannen is de brandweerkazerne parallel aan de Zuiderlaan voorzien. De kazerne is zover mogelijk aan de achterzijde van het perceel voorzien. Van en naar de Zuiderlaan is de ontsluiting voorzien. Daarnaast is rondom de kazerne verharding gepland, zodat de brandweerauto's de mogelijkheid hebben om de kazerne heen te rijden. Onderdeel van deze verharding is een oefenplaat, waar blusoefeningen plaats kunnen vinden. Aansluitend op de verharding zijn halfverharde parkeerplaatsen voorzien met een groene uitstraling.

Het niet verharde deel van het plangebied wordt zoveel mogelijk groen ingericht. Aandachtspunt hierbij is dat de begroeiing het zicht voor af- en aan rijdende auto's niet belemmert. Aan de noordoostzijde van het perceel is daarnaast een natuurlijke waterberging voorzien, waar regenwater bij piekmomenten in het plangebied opgevangen kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0006.png"

Afbeelding 6: concept-plan perceel brandweerkazerne

3.2 Beeldkwaliteitsplan

3.2.1 Situering

De brandweerkazerne wordt parallel aan de Zuiderlaan gerealiseerd en zoveel mogelijk aan de achterzijde van het perceel.

3.2.2 Hoofdvorm

De brandweerkazerne bestaat uit twee delen: de kazerne zelf en de stallingsruimte voor vier brandweerauto's. De kazerne is ten opzichte van de stallingsruimte iets naar voren geplaatst. De kazerne is daarnaast iets hoger dan de stallingsruimte en krijgt een kap.

3.2.3 Kleur- en materiaalgebruik

De brandweerkazerne kent een terughoudend en sober kleurgebruik en er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van natuurlijke materialen. Ook worden er geen opvallende (licht)uitingen aan de gevel bevestigd. Op de dakvlakken worden eventuele zonnepanelen mee ontworpen.

3.2.4 Impressies

Onderstaande beelden geven een eerste impressie van de ontwerprichting. De beelden zijn nadrukkelijk slechts bedoeld om een eerste impressie te geven van de ontwerprichting. Het definitieve ontwerp wordt de komende periode verder uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0007.png"

Afbeelding 7: impressie vooraanzicht brandweerkazerne

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0008.png"

Afbeelding 8: impressie zicht op brandweerkazerne vanaf de Zuiderlaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0009.png"

Afbeelding 9: impressies achteraanzicht brandweerkazerne

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's zoals milieu, archeologie of water worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 6.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR biedt het nieuwe kader dat de (nieuwe) ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 benoemt en de focus bepaalt voor mobiliteitsinvesteringen. De structuurvisie speelt in op een aantal ontwikkelingen en uitdagingen; krimp, groeiende mobiliteitsbehoefte, versterken internationale concurrentiepositie, koesteren en versterken ruimtelijke structuur, klimaatverandering, duurzame energie en het stelsel van regels en procedures. Een van de kernmiddelen die wordt ingezet om goed op deze
ontwikkelingen en uitdagingen in te spelen is decentralisatie. Beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen wil het kabinet dichter bij burgers en bedrijven brengen en provincies en gemeenten krijgen de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven. Voor de periode tot 2028 richt het Rijk zich op drie doelen:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde Rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van ruimtelijke ordening gekregen. Het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Voorliggend initiatief heeft geen directe relatie met één van de 13 nationale belangen.

4.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking wordt in de SVIR geïntroduceerd en is sinds 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door middel van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet daarnaast goed gemotiveerd waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is. Bestaand stedelijk gebied is in het Bro als volgt gedefinieerd: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie (overzichtsuitspraak Ladder voor duurzame verstedelijking, ECLI:NL:RVS:2017:1724) volgt dat de ondergrens voor functies ander dan wonen 500 m2 ruimtebeslag om als nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro te gelden.

De omvang van de nieuw te ontwikkelen brandweerkazerne bedraag weliswaar maximaal 750 m2 (op een kavel van 0,45 ha). De brandweerkazerne wordt echter gebouwd ter vervanging van de bestaande brandweerkazerne aan de Jupiter 4 van circa 950 m2 . Deze wordt wegbestemd om plaats te maken voor een woonbestemming.

De locatie ligt ook in bestaand stedelijk gebied. De locatie heeft op dit moment al een sportbestemming en ligt tegen de woonwijk Hietweide/Doornweerd aan. Hiermee geldt de planlocatie volgens de definitie in het Bro en jurisprudentie als bestaand stedelijk gebied.

Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, is een onderbouwing in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking op onderliggend plan niet noodzakelijk. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bovendien ligt de locatie binnen bestaand stedelijk gebied. Nadere toetsing aan de Ladder is om deze reden dan ook niet noodzakelijk.

4.3 Provinciaal Beleid

4.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

Gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland

Het doel van de provincie Gelderland is om samen te werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. De natuur en het water hebben het landschap van Gelderland gevormd. Wereldwijde ontwikkelingen - zoals het energievraagstuk, de klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, verdere verstedelijking en de toenemende mobiliteit - vragen om balans. De Gelderse leefomgeving is in omvang beperkt. Er moeten keuzes worden gemaakt. Met de schaarse ruimte en de vele uiteenlopende belangen en inzichten gaat dit niet vanzelf. De provincie Gelderland wil hierbij in gesprek gaan en samen keuzes maken over de vraagstukken die voorliggen en de betekenis daarvan voor de inrichting van Gelderland. Hierbij wordt gezocht naar synergie, samenhang en uitruilmogelijkheden.

Gezond en veilig

Dit is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend

Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0010.png"

Afbeelding 10 - Overzicht Omgevingsvisie Gelderland.

De provincie Gelderland gaat hierbij uit van het toevoegen van waarde door vanuit een brede blik te focussen. Vertrekkend vanuit de unieke kwaliteiten van de Gelderse streken en steeds weer verschillende belangen en bovenregionale mogelijkheden afwegen. De focus ligt op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van 7 onderwerpen wordt hier richting aan gegeven:

  • Energietransitie
  • Klimaatadaptatie
  • Circulaire economie
  • Biodiversiteit
  • Bereikbaarheid
  • Economisch vestigingsklimaat
  • Woon- en leefomgeving

Op de ontwikkeling van de nieuwe brandweerkazerne aan de Zuiderlaan zijn verschillende thema's van toepassing. In dit stuk wordt ingezoomd op de volgende thema's:

Bereikbaarheid

Het uitgangspunt van de provincie Gelderland is een veilige en vlotte doorstroming in het mobiliteitsnetwerk, bijvoorbeeld voor auto's, openbaar vervoer, (snel)fietsen, voet- en wandelpaden. Hierbij wordt ingezet op dat mensen elkaar kunnen blijven bereiken en ontmoeten. Het stimuleren van alternatieve manieren van vervoer is de focus, in het bijzonder de fiets. Ontwikkelingen vragen om een brede blik en een samenhangende aanpak tussen mobiliteit en de inrichting van woonwijken, bedrijventerreinen, voorzieningen (zoals laadpalen en internet) en vervoerssystemen.

Woon- en leefomgeving

Het uitgangspunt van de provincie Gelderland is een duurzame en diverse woon- en leefomgeving, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Hierbij luidt de ambitie van de provincie Gelderland om een aanbod aan woningtypen en woonmilieus te hebben dat past bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende duurzame woning. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. De provincie gaat hierbij voor een concentratie van bebouwing, tenzij er geen andere goede maatregelen zijn. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.

Het onderliggende plan voor een nieuwe brandweerkazerne past binnen de uitgangspunten zoals die verwoord zijn in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De locatie van de nieuwe brandweerkazerne aan de Zuiderlaan is goed bereikbaar. De Zuiderlaan is een belangrijke verbindingsweg in Twello, waarvan uit het hele dorp en omgeving goed bereikt kunnen worden. Daarnaast is mede voor deze locatie gekozen omdat deze voor de brandweermedewerkers goed bereikbaar is. Tot slot draagt de realisatie van een nieuwe brandweerkazerne op een goed bereikbare plaats bij aan een goede woon- en leefomgeving.

4.3.2 Omgevingsverordering Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die de ambities uit de omgevingsvisie helpen te realiseren De omgevingsverordening dient als juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning.

Daarnaast kent de verordening verschillende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Luchtvaart, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Natura2000-gebied, Landschap, Water en milieu en Erfgoed.

De locatie is aangeduid als 'intrekgebied'. Gebieden met deze aanduiding mogen geen bestemming krijgen die de winning van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas mogelijk maakt. Daarnaast gelden er beperkingen voor vestiging van glastuinbouwbedrijven. Deze bepalingen zijn voor de realisatie van de brandweerkazerne niet relevant.

Geconcludeerd wordt dat het initiatief past binnen de Omgevingsverordening Gelderland.

4.4 Regionaal Beleid

4.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio.

De visie is onderverdeeld in een aantal thema's:

  • Water, natuur en landschap
  • Openbaar vervoer en weginfrastructuur
  • Wonen: steden, dorpen en landschap
  • Werken: kantoren, bedrijven, land- en glastuinbouw
  • Recreatie, toerisme en voorzieningen

Hiervan heeft vooral het derde thema (wonen: steden dorpen en landschap) een concrete koppeling met de brandweerkazerne aan de Zuiderlaan. Hierbij kiest de regio onder meer voor: 'intensiveren en herontwikkelen van de dorpen en afronding van bestaand dorpsstructuren voor het realiseren van hun autonome woningbehoefte'.

Door de brandweerkazerne tegen de bestaande bebouwing van Twello aan te realiseren en binnen bestaand stedelijk gebied, komt deze ontwikkeling tegemoet aan bovengenoemde ambities. Het plan past hiermee binnen de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

4.5 Gemeentelijk Beleid

4.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit,Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt naar verwachting in 2022 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet wordt het ruimtelijke beleid dynamischer opgesteld, meer ontwikkelingsgericht. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen.

De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomstbestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:

  • Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie;
  • Werken, innovatie en recreatie;
  • Omgeving en landschap;
  • Energie en klimaat.

Nieuwe ontwikkelingen in de gemeente Voorst, moeten aansluiten op de vier karakteristieken van de gemeente:

  • De kwaliteit van ons landschap;
  • De bijzondere cultuurhistorie;
  • De dorpse schaal van de kernen;
  • De krachtige sociale samenhang in onze gemeente.

De nieuwe brandweerkazerne wordt tegen de bestaande dorpskern aan, passend in het landschap en bij de schaal van Twello. Ook is bij de locatiekeuze rekening gehouden met de aanrijtijden van de vrijwilligers. Hiermee sluit dit plan aan op de vier karakteristieken.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de thema's water, ecologie, archeologie, verkeer en parkeren, de mer-beoordeling en de economische uitvoerbaarheid van het plan.

5.2 Milieu

5.2.1 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt vooral in het ruimtelijk spoor bescherming tegen (spoor)weglawaai en industrielawaai van inrichtingen gelegen op een gezoneerd industrieterrein. In de Wet geluidhinder wordt een beperkt aantal typen objecten beschermd.

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen;
  • en geluidsgevoelige terreinen.

Het besluit geluidhinder (Bgh) wijst volgens art. 1 Wgh een 'ander geluidsgevoelig gebouw' aan. Art. 1.2 Bgh wijst onderstaande gebouwen aan als 'ander geluidsgevoelig gebouw':

  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • kinderdagverblijven.

Het Besluit geluidhinder (Bgh) wijst volgens art. 1 Wgh een 'geluidsgevoelig terrein' aan. Art. 1.2 Bgh wijst onderstaande terreinen aan als 'geluidsgevoelig terrein':

  • woonwagenstandplaatsen;
  • ligplaatsen voor woonschepen.

Een brandweerkazerne valt onder geen van deze definities en geldt daarmee niet als geluidsgevoelige bestemming. Een nader onderzoek naar geluid is hiermee niet noodzakelijk. Paragraaf 6.2.5 (Bedrijven en milieuzonering) gaat in op het geluid dat veroorzaakt wordt door de brandweerkazerne.

5.2.2 Luchtkwaliteit

Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit en inwoners beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.


Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Situatie brandweerkazerne

Hoewel een brandweerkazerne niet staat genoemd in de Regeling NIBM, kan gelet op de aard en omvang van het project worden aangenomen dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. De locaties liggen niet in de nabijheid van rijkswegen of provinciale wegen. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

5.2.3 Externe veiligheid


Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Conclusie

Met de realisatie van de brandweerkazerne wordt geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. Aangezien een brandweerkazerne een vitaal onderdeel is in de hulpverlening kan een brandweerkazerne wel worden aangemerkt als een kwetsbare object. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een rode stippellijn

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.171053-VS00_0011.png"

Afbeelding 11 - Uitsnede risicokaart

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van de nieuwe brandweerkazerne aan de Zuiderlaan een mogelijke risicobron is. Dit is het gasontvangststation aan de Westerlaan en de gasleiding die hier vanuit zuidelijke richting naartoe loopt. Afstand tot plangebied ruim 800 meter. Voor gasontvangst en -verdeelstations geldt volgens de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG een richtafstand van 50 meter. Het gasontvangststation aan de Westerlaan heeft dan ook geen invloed op het groepsrisico en het plaatsgebondenrisico. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de brandweerkazerne

5.2.4 Bodem


In het kader van de bestemmingsplanwijziging moet op basis van artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening worden onderzocht of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Het uitgangspunt is dat een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico mag opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.

Conclusie

De locatie van de brandweerkazerne is onverdacht ligt in de schone zone van de bodemkwaliteitskaart. Dit betekent dat nader onderzoek naar de bodemkwaliteit niet noodzakelijk is en dat dit geen belemmering vormt voor de realisatie van de brandweerkazerne

5.2.5 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) van de VNG is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten' De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Voor brandweerkazernes geldt ten aanzien van geluid een richtafstand van 50 meter. Voor geur, stof en gevaar gelden geen richtafstanden.

Conclusie

De dichtstbijzijnde milieugevoelige bestemming, is de woning aan de Doornweerdstraat 7. De afstand van de grens van het perceel van de brandweerkazerne tot aan deze woning bedraagt circa 100 meter. Ook aan de Händelstraat liggen woningen op relatief nabije afstand (nummer 17 tot en met nummer 39). De afstand van de perceelsgrens tot aan deze woningen bedraagt meer dan 100 meter. Wat betreft milieuzonering zijn er dus geen beperkingen voor de nieuwe brandweerkazerne aan de Zuiderlaan.

5.3 Water


Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. Het plangebied valt onder het Waterschap Vallei en Veluwe.


De toets is op 6 juni 2022 uitgevoerd (zie Bijlage 2). Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivering is dat in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging liggen. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Ook blijft het oppervlakte verharding door het toepassen van halfverhard parkeren rond de 1500 m2


Het waterschap geeft wel enkele algemene aandachtspunten voor de beoogde ontwikkeling. Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Daarnaast adviseert het waterschap om grondwateroverlast te voorkomen door boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand te ontwerpen. Ten slotte benadrukt het waterschap de verontreiniging van afstromend hemelwater te voorkomen door middel van hun beslisboom (toegepaste (bouw)materialen).

5.4 Ecologie


In Nederland is de wetgeving omtrent de bescherming van natuurwaarden gesplitst in soortbescherming en gebiedsbescherming. De bescherming was voorheen geregeld in respectievelijk de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Voor houtopstanden gold de Boswet. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden die de bovenstaande wetten vervangt. Wat betreft gebiedsbescherming is er weinig veranderd. Op het gebied van soortenbescherming hebben zich diverse wijzigingen voorgedaan. Zo zijn veel planten en vissen onder de nieuwe wet niet meer beschermd, terwijl een aantal zeldzame dagvlinders en libellen juist zijn toegevoegd. Verder is het bevoegd gezag in de meeste gevallen GS van de provincie, waar dat eerder de RVO was. De provincies hebben meer zeggenschap over het beleid, wat zich vooral uit in het feit dat er verschillen zijn in de vrijstellingslijsten van soorten waarvoor bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting of bestendig beheer en onderhoud vrijstelling geld.

Gebiedsbescherming

Gebiedsbescherming was voorheen opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en heeft de bescherming en instandhouding van natuurgebieden in Nederland als doel. Daartoe zijn gebieden aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn (VR-gebieden), Habitatrichtlijn (HR-gebieden) en het Verdrag van Ramsar (Wetlands). Beschermde Natuurmonumenten vervallen onder de Wet Natuurbescherming omdat deze vrijwel geheel samenvallen met Natura 2000-gebieden. De VR- en HR-gebieden worden samengevat onder de noemer Natura 2000.

Daarnaast wordt het Natuurnetwerk Nederland (NNN) onderscheiden. De NNN komt voort uit het herdefiniëren van de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS) door de provincies. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Binnen de zone ondernemen met natuur en water is ruimte voor ontwikkeling maar dient hierbij een aantoonbare bijdrage te worden geleverd aan de ontwikkelingsdoelen.

Soortbescherming

Onder de Wet natuurbescherming zijn verschillende beschermingsregimes te onderscheiden: soorten van de Vogelrichtlijn (VR), soorten van de Habitatrichtlijn (HR) en overige beschermde soorten genoemd in bijlage A behorend bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming. Daarnaast hebben provincies de vrijheid om voor bepaalde soorten uit de laatste categorie vrijstelling te verlenen bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en bestendig beheer en onderhoud.

Onderzoek

Foreest Groen Consult BV heeft op 25 oktober 2021 een quickscan Wet Natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 3).

Conclusies:

Onderzocht is of de omvorming van deze gronden, gevolgen kan hebben voor beschermde dier- en plantensoorten.

De Wet natuurbescherming wordt wat betreft flora, zoogdieren, amfibieën, reptielen, ongewervelden, broedvogels, vleermuizen en vissen niet overtreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Ten aanzien van broedvogels en de vliegrouten van vleermuizen geeft de quickscan een aantal aandachtpunten mee.

Broedvogels

De Wet natuurbescherming wordt voor de soortgroep broedvogels niet overtreden zolang de beplanting niet in de broedperiode wordt verwijderd. Nader onderzoek is onder deze voorwaarde niet noodzakelijk.

Vliegrouten vleermuizen

De bomen langs de Zuiderlaan en de landschappelijke beplanting aan de westzijde van de locatie kunnen onderdeel vormen van een vliegroute voor vleermuizen. De landschappelijke beplanting sluit aan bij andere beplantingen waardoor hier een verbinding ontstaat van de bebouwde kom van Twello naar het bosgebied rondom landgoed Noordijk. De begroeiing lans de watergang is van minder belang omdat deze niet aansluit op een andere beplanting. Deze beplanting maakt wel dat de landschappelijke beplanting aan de westrand meer robuust is.

De bomen langs de Zuiderlaan staan ook met andere lijnvormige elementen in verbinding. Ontstaan door de planvorming openingen die breder zijn dan 30 meter dan kan een vliegroute hierdoor in gevaar komen. Dit kan ook op het moment dat lichtbelasting op de beplantingen ontstaat als gevolg van de plannen.

Voor de uitrit van de brandweerkazerne zal één zomereik worden gekapt. Hierdoor ontstaat aan één zijde van de dubbele laan, een opening van circa 15 meter waardoor dit geen effect heeft op het functioneren van een eventuele vliegroute.

Langs de Zuiderlaan staan bij de kruisingen en direct voor en na de kruising hoge lantarenpalen. De stukken tussen deze kruisingen zijn niet verlicht. Op de sportvelden staat langs alle velden terreinverlichting. Dit geldt zowel voor de voetbalvelden als voor de hockeyvelden. Langs de toegangsweg en op de parkeerplaats van de hockeyvereniging staan ook lantarenpalen. Ook de andere wegen en parkeerplaatsen op dit sportcomplex zijn voorzien van lantarenpalen. Het hele complex is in de nachtelijke uren verlicht. Dit maakt dat zowel de Zuiderlaan als de planlocatie op dit moment met licht is belast. Het gebied is niet donker. Het toevoegen van enkele verlichtingspunten heeft daardoor geen effect op het functioneren van eventuele vliegrouten. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat de eventueel aanwezige vliegrouten niet worden aangetast.

De Wet natuurbescherming wordt wat betreft vliegrouten van vleermuizen niet overtreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

5.5 Archeologie

In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);
  • In ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;
  • De bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.


Onderzoeken

RAAP Archeologisch adviesbureau heeft op 7 december 2021 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) opgeleverd (zie Bijlagen 4 en 5). Het bureauonderzoek is voor een groter gebied aan de Zuiderlaan uitgevoerd, waarin ook andere gronden ten noorden van het sportcomplex zijn meegenomen. Specifiek voor de locatie van de brandweerkazerne is het niventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd.

Conclusie

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en voorgaand onderzoek (de Wit, 2001) blijkt dat in het plangebied naar verwachting geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht.

Uit het veldonderzoek blijkt dat de bodemopbouw in het plangebied globaal bestaat uit een opgebracht/verstoord pakket (minimaal 40 centimeter dik) op een bouwvoor (sterk zandige, grindige klei) op verspoeld dekzand-/beekafzettingen. Gezien de vele zand-/kleibrokken in de boorprofielen, wordt aangenomen dat het plangebied enkele malen is overstroomd. In de boringen zijn enkele zeer gefragmenteerde indicatoren (spikkeltjes houtskool en verbrande leem) waargenomen. Vermoedelijk zijn deze verspoeld vanaf nabijgelegen vindplaatsen in hogere delen van het landschap. Binnen onderhavig plangebied kan op basis van het veldonderzoek de lage archeologische verwachting voor alle perioden derhalve worden gehandhaafd.

Op basis van de resultaten van de onderzoeken blijkt dat in het plangebied geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

5.6 Verkeer En Parkeren


Verkeersgeneratie

In de CROW-kerncijfers (publicatie 381) zijn geen kengetallen opgenomen voor een brandweerkazerne of een vergelijkbare voorziening.

Per jaar rukt de brandweer in Twello gemiddeld 100 keer uit. Dit aantal kan in de toekomst licht toenemen. Daarnaast vinden er oefeningen plaats. Aangezien het initiatief een verplaatsing van een brandweerkazerne betreft is er per saldo geen sprake van een toename in het aantal verkeersbewegingen.

Verkeersafwikkeling
De brandweerkazerne kan vanaf de Zuiderlaan vanuit twee richtingen worden bereikt. In verband met de verkeersveiligheid is een vrij uitzicht op de Zuiderlaan van belang. De onsluiting van de brandweerkazerne op de Zuiderlaan is daarom haaks, waardoor het zicht op de Zuiderlaan in beide richtingen optimaal is. Ook worden er rond de ontsluitingsweg geen hoge begroeiing of bomen gepland.

Parkeren

Het parkeren voor de medewerkers van de brandweer wordt volledig op eigen terrein opgelost. In totaal zijn er 24 parkeerplaatsen opgenomen in de concept-plannen voor de nieuwe brandweerkazerne.

Conclusie
Ten aanzien van verkeer en parkeren zijn er geen beperkignen voor de ontwikkeling van de brandweerkazerne.

5.7 Mer-beoordeling

Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Voor de ontwerpbestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

Onderliggend plan gaat over het bouwen van een nieuwe brandweerkazerne, ter vervanging van de huidige kazerne. Qua aard en omvang kan het project niet worden aangemerkt als stedelijke ontwikkelingsproject. Daarnaast tonen de milieuonderzoeken geen nadelige gevolgen. De locatie ligt hierbij niet nabij een natuurgebied. Daarbij is van belang dat sprake is van bestaand bebouwd gebied en dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is.

Conclusie is dan ook dat de voorziene ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject vormt en daarmee er geen noodzaak is om een reguliere of vormvrije m.e.r.-(beoordelings-) procedure te volgen.

5.8 Economische Uitvoerbaarheid

Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan mogelijk wordt gemaakt zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (waaronder de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen), stelt artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking hiervan kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de betreffende gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak (waarbinnen de exploitatie van de gronden zal plaatsvinden) of een fasering van de uitvoering (van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen) niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen (voor het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied), regels (omtrent het uitvoeren van het bouwrijp maken) of een uitwerking van regels (ten behoeve van de uitvoerbaarheid volgend uit een bestemmingsplan) niet noodzakelijk is.

Conclusie

In dit geval is de gemeente Voorst grondeigenaar en worden de kosten gedekt uit de gemeentelijke begroting. Hiermee zijn de kosten anderszins verzekerd. Om die reden kan worden besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Maatschappelijk
  • Groen

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan.Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Maatschappelijk

Bestemmingsomschrijving

De nieuwe brandweerkazerne, de verharding rondom de brandweerkazerne en de parkeerplaatsen worden mogelijk gemaakt binnen de maatschappelijke bestemming.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming Maatschappelijk is een onderscheid gemaakt tussen welke bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak en welke erbuiten. Waar de brandweerkazerne mag worden gebouwd is dat middels een bouwvlak aangegeven. Dit onderscheid maakt dat op de plankaart de grootte en ligging van het bouwvlak de bouwmogelijkheden bepalen. Binnen het bouwvlak staan de toegestane goot- en bouwhoogte en – indien van toepassing – een maximum bebouwingspercentage vermeld. Buiten het bouwvlak zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

Maatvoering bouwvlak

Het bouwvlak is rondom de voorziene locatie van de brandweerkazerne getrokken. Aan de noorzijde sluit deze precies aan, aan de achterzijde is ruimte voor eventuele uitbreidingen. Voor het bouwvlak geldt een maximaal bebouwingspercentage van 70%.

6.3.2 Groen

Bestemmingsomschrijving

De bestemming 'Groen' wordt gebruikt om het structurele en openbare groen te bestemmen. In deze gebieden staat de groeninrichting voorop, ook voor de langere termijn. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen (parkeerplaatsen, inritten e.d.) en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bankjes, wandel- en fietspaden en prullenbakken. Ook is er ruimte voor verblijfsfuncties waar deze de groene functie niet in de weg staan. Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan. Daarnaast is er binnen de bestemming de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen, ten behoeve van de ontsluiting van het perceel.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan

6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het toestaan van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 meter.

6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels werden voorheen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Door de naderende inwerkingtreding van de Omgevingswet (gepland voor 1 januari 2022) verdwijnt dit instrument. Mede om deze reden is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen in dit plan.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Inspraak

Op 28 april 2022 is, voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, een informatiebijeenkomst voor omwonenden gehouden waar deze plannen zijn gepresenteerd.

7.2 Uitkomsten Overleg

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan dient overleg plaats te vinden met het waterschap en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn (artikel 3.1.1 Bro).

Er is in het kader van dit plan overleg gevoerd met de Veiligheidsregio Noord Oost Gelderland (VNOG). Als veiligheidsregio hebben zij belang bij dit plan. De VNOG is nauw betrokken geweest bij de planvorming en het ontwerp van de brandweerkazerne.

Het vooroverleg met het Waterschap heeft per mail en via de website www.dewatertoets.nl plaatsgevonden.

7.3 Zienswijzen

Het plan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Quickscan Ecologie

Bijlage 3 Quickscan ecologie

Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 5 Archeologisch Vooronderzoek Ivo

Bijlage 5 Archeologisch vooronderzoek IVO