Bestemmingsplan Veerkracht Oudhuizerstraat
Bestemmingsplan - gemeente Voorst
Vastgesteld op 28-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het Bestemmingsplan Veerkracht Oudhuizerstraat van de gemeente Voorst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20125-VS00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bestaand:
met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning was verleend;
met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.11 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16 congrescentrum:
gebouw ingericht ten behoeve van het houden van seminars, kleinschalige congressen en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
1.17 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.18 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.19 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door de ligging en/of omvang en/of in architectonisch en/of constructief opzicht dan wel gelet op de functie ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw waarbij zij behoren;
1.20 overige gebouwen:
al dan niet vrijstaande gebouwen, die door de ligging en/of omvang en/of in architectonisch en/of constructief opzicht dan wel gelet op de functie ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw waarbij zij behoren;
1.21 peil:
de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer;
1.22 seksinrichting:
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig verrichten van seksuele handelingen;
1.23 Staat van bedrijfsactiviteiten:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
1.24 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde het bijgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van
het bouwwerk. Hierbij worden ook denkbeeldige gevelvlakken als gevelvlakken
beschouwd, waarbij overstekken van meer dan 70 cm een denkbeeldig gevelvlak vormen.
Te denken valt aan loggia's, binnen de gevel liggende balkons, veranda's die in een oksel
van twee gevels liggen en een bovenbouw die forser is dan de onderbouw.
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen niet meer dan 0,70 m bedragen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding "congrescentrum": een congrescentrum;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water, parkeerplaatsen en openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
- 2. het aantal gebouwen mag maximaal het aantal bedragen dat staat aangegeven in de aanduiding "maximum aantal gebouwen";
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
- b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- 2. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
- 3. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak', mag per bouwperceel maximaal 20 m² bedragen.
- c. Indien bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages meer bedragen dan in de bestemmingsregels is aangegeven dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages eveneens toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in lid 3.1, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden als crossterrein en/of recreatieterrein;
- b. het gebruik of doen laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
- c. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- d. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen;
- e. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
- f. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, uitgezonderd voor zover in de bestemmingen is toegestaan;
- g. het gebruik van gebouwen -niet zijnde (bedrijfs)woningen- als (zelfstandige) woning;
- h. een gebruik voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- i. een gebruik voor risicovolle inrichtingen, uitgezonderd voor zover in de bestemming toegelaten.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de woonsituatie;
- 5. de milieusituatie,
afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a, voor de vestiging van bedrijven:
- behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel:
- welke niet zijn genoemd in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor wat betreft het verwijderen van de aanduiding genoemd in lid 3.1 onder a, indien de desbetreffende bedrijfsactiviteit ter plaatse duurzaam is beëindigd.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden strijdig met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichting;
- b. het gebruik van gebouwen -niet zijnde woningen- als (zelfstandige) woning.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
6.1 Algemene afwijkingen
- a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 3. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil ten opzichte van de op het moment van vaststelling van het plan bestaande situatie daartoe aanleiding geeft;
- 4. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
- 5. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 15 m worden gebouwd;
- 6. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabijgelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt;
- een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- aan de afwijking wordt de voorwaarde verbonden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders en dan binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik de bewoning is beëindigd.
- b. De onder 6.1 onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 7.1 onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder 7.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 7.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder 7.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder 7.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Veerkracht Oudhuizerstraat.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
drs. J.T.H.M. Penninx
voorzitter
drs. S.J. Peet
griffier
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De heer Verwaijen heeft een aanvraag ingediend voor een nieuw bestemmingsplan om de bouw van een paviljoen voor het trainings- en opleidingscentrum Het Glazen Huis aan de Oudhuizerstraat in Klarenbeek mogelijk te maken. Het voorstel past niet binnen het vigerend bestemmingsplan "Buitengebied 1996". De gronden hebben de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" met de aanduiding "hoveniersbedrijf". Binnen de bestemming is het mogelijk om circa 1500 m2 aan bebouwing te realiseren voor een hoveniersbedrijf. Om medewerking te kunnen verlenen aan het verzoek moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld. Voorliggend bestemmingsplan heeft tot doel de gewenste ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.
1.2 Doel
Dit bestemmingsplan heeft als doel de bouw van een paviljoen voor het trainings- en opleidingscentrum Het Glazen Huis aan de Oudhuizerstraat in Klarenbeek mogelijk te maken.
1.3 Plangebied
Het plangebied is gelegen ten zuidoosten van de kern Klarenbeek, aan de Oudhuizerstraat. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Voorst, sectie H, nummers 469 en 470 en bevindt zich tegenover Het Glazen Huis, het reeds bestaande trainings- en opleidingscentrum.
Figuur 1: situering plangebied in omgeving
Figuur 2: bestaande situatie plangebied
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Huidige Situatie
Het nieuw te bouwen paviljoen is gelegen aan de Oudhuizerstraat in Klarenbeek. De gronden in de directe omgeving van het plangebied worden gebruikt om te wonen en te werken.
Het betreffende perceel is op dit moment onbebouwd. Zoals reeds aangegeven heeft het perceel de bestemming bedrijfsdoeleinden met de aanduiding hoveniersbedrijf, waarbinnen het mogelijk is om 1500 m2 aan bebouwing te realiseren voor een hoveniersbedrijf. Het perceel behoort bij het aan de overzijde gelegen trainings- en opleidingscentrum Het Glazen Huis.
2.2 Toekomstige Situatie
Op het perceel wordt het nieuwe paviljoen Veerkracht van het trainings- en opleidingscentrum Het Glazen Huis gerealiseerd. Het paviljoen biedt de mogelijkheid een deel van de bedrijfsactiviteiten in een representatief gebouw uit te oefenen, gelegen in een rustige en natuurlijke omgeving. Het nieuwe paviljoen wordt gebruikt voor seminars, kleinschalige trainingen en bijvoorbeeld sollicitatieprocedures.
Vormgeving
De architectonische vormgeving van Veerkracht is bepaald door het landschap waarin het zich bevindt. Het belangrijkste ontwerpuitgangspunt dat ten grondslag ligt aan de architectuur van Veerkracht is het creëren van een natuurlijke aansluiting tussen de natuur en het gebouw. In het uiteindelijke ontwerp vertaald dit zich naar een grondlichaam, bestaande uit een rond gebogen houten spantconstructie, waardoor letterlijk een stuk natuur wordt opgetild.
Het pand Veerkracht is bedoeld als een icoon voor duurzaam bouwen in Nederland. De uitstraling zal dan ook geheel conform zijn aan deze doelstelling, zo zullen alle materialen worden geselecteerd volgens het cradle to cradle principe.
Figuur 3: rechter zijaanzicht paviljoen Veerkracht
Landschappelijke inpassing
Om de inrichting van het plangebied te concretiseren is een groenplan opgesteld. In het groenplan zijn de voorgenomen maatregelen beschreven en ondersteund met een plankaart.
Het paviljoen Veerkracht wordt zorgvuldig ingepast in het landschap. De rechtlijnen die aanwezig zijn worden opgevangen door de omliggende grondwal. Aan de voet van deze wal ligt een sloot met een brede oever. Het is de bedoeling dat een lange uitloop naar het veld wordt gecreëerd waardoor er een natuurlijke poel kan ontstaan. Rietgras en andere oevervegetatie krijgt hier maximaal de kans om te gedijen. De oevervegetatie is van cruciaal belang voor de natuurlijke zuivering van het water. De zogenoemde helofyten zijn geplant in een compartiment gevuld met substraat voorzien van een filtersysteem. Op deze manier wordt het hemelwater gezuiverd, de toiletten in het paviljoen worden voorzien van dit natuurlijk gefilterd hemelwater. Een uiteindelijke overloop naar het veld met bijvoorbeeld Engels raaigras zorgt voor een maximale integratie van het paviljoen Veerkracht in de omliggende natuur. In de oever worden een aantal grote knotwilgen geplant. Deze zorgen voor een karakteristieke landschapsindeling, kenmerkend voor deze omgeving.
Door aan de noordzijde van Veerkracht het gebied te laten verschralen, zal natuurlijke vegetatie weer een kans krijgen. Het contrast met de omliggende velden die intensief worden bemest zal groot zijn, op deze manier kunnen bezoekers bewust worden gemaakt van de gevolgen van de intensieve landbouw. Aan de oostzijde van het pand bevindt zich nu een dichte vegetatie, samengesteld uit veelal uitheemse soorten. Door inheemse bomen en struiken aan te planten zullen gedurende de groei van deze soorten de uitheemse soorten wijken.
Plantgoed wordt zoveel mogelijk als maximale maat aangeplant, zo kan binnen korte tijd een maximale inpassing in de omgeving worden behaald.
Het volledige groenplan is opgenomen in de bijlagen van dit plan.
2.3 Planologische Afweging
De beoogde nieuwbouw past niet binnen het vigerend bestemmingsplan. Om de nieuwbouw juridisch-planologisch vast te leggen is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.
Uit onderzoek blijkt dat er geen bezwaar is tegen het mogelijk maken van de beoogde activiteit. Het perceel wordt goed ontsloten en woningen en bedrijven in de omgeving ondervinden geen hinder van de planvorming. Aan de overzijde van de Oudhuizerstraat, op het perceel van het bestaande Glazen Huis, wordt voorzien in een ruime parkeergelegenheid. In het plangebied wordt een twintigtal reserve parkeerplaatsen aangelegd.
Het schetsontwerp is destijds besproken met welstand. Het plangebied is gelegen nabij de landgoederenzone, in deze zone geldt dat streng moet worden getoetst en het uitgangspunt is dat aangesloten wordt bij de traditionele beelden en de rust die daar deel van uitmaken. Gezien de nabije ligging en het karakter van de Oudhuizerstraat is aansluiting hierop gewenst. Formeel gezien levert het plan dan een afwijkend beeld op. De verregaande landschappelijke inpassing maakt dat het gebouw zal opgaan in het landschap. Zodoende wordt alsnog voldaan aan de bedoeling van de welstandsnota: een zorgvuldig ingepast beeld.
Met het aanvullende groenplan ontstaat een complete synergie tussen de architectuur en het landschap. Op grond van het ecologisch onderzoek kan worden geconstateerd dat met de uitvoering van het groenplan wordt bijgedragen aan het behoud en het stimuleren van natuurwaarden.
Op grond van het bovenstaande is de gemeente van mening dat het initiatief c.q. de beoogde nieuwbouw ten goede komt van de ontwikkeling van Het Glazen Huis en het buitengebied van de gemeente Voorst.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beknopt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's, zoals water, archeologie of milieu, worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 4, dan wordt ingegaan op de verschillende ruimtelijke randvoorwaarden.
3.2 Rijksbeleid
Nota Ruimte
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. Centraal staat het eenvoudiger en sneller tot ontwikkeling en uitvoering brengen van ruimtelijke projecten. Het Rijk houdt sterke bemoeienis met projecten en ontwikkelingen betreffende de ruimtelijke hoofdstructuur. Daarbuiten treedt het Rijk meer terughoudend en selectief op. Wel wordt een zekere te handhaven (ruimtelijke) basiskwaliteit omschreven. De verdere invulling ligt vooral bij de provincies, regio's en gemeenten. Het plangebied valt niet binnen de ruimtelijke hoofdstructuur.
3.3 Provinciaal Beleid
Streekplan Gelderland 2005 & Ontwerp- Ruimtelijke Verordening Gelderland
Het Streekplan is vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005. In het streekplan verwoordt de provincie haar eigen algemene ruimtelijke beleid dat vervolgens als aanvulling dient op de regionale ambities, zoals deze onder meer door de regio Stedendriehoek zijn verwoord.
De Ontwerp- Ruimtelijke Verordening is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 3 november 2009. De provinciale Ruimtelijke Verordening is een gevolg van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die in juli 2008 in werking trad. Deze wet geeft de provincie de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. In zowel het Streekplan als in de Ontwerp-Ruimtelijke Verordening wordt ingegaan op de (on)mogelijkheden van niet-agrarische bebouwing in het buitengebied.
Met de vestiging van het beoogde congrescentrum is weliswaar sprake van nieuwe bebouwing buiten bestaand bebouwd gebied (zoals benoemd in artikel 2.1 van de Ontwerp-Ruimtelijke Verordening), maar er is geen sprake van een nieuwe bouwlocatie (Streekplan p. 60). In principe is sprake van een zekere functieverandering, waarbij een bestemd bedrijf met de specifieke aanduiding 'hoveniersbedrijf' wordt gewijzigd naar een bedrijfsbestemming met de specifieke aanduiding 'congrescentrum'. Qua ruimtelijke impact en uitstraling op en in het gebied is dit een aanmerkelijke verbetering.
Met de realisatie van het beoogde congrescentrum is sprake van een niet-agrarische bedrijvigheid die geen (directe) relatie heeft met de gebiedsfuncties (Steekplan p. 60), maar de beoogde opzet van het plan is juist wel bedoeld om te realiseren in een rustige omgeving - het buitengebied- ; de planopzet voegt zich naar de omgeving en de lokatie kan het plan genoegzaam dragen.
Het bestemmingsplan wordt de provincie toegezonden voor eventuele zienswijzen.
3.4 Regionaal Beleid
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
Met de Regionale Structuurvisie ontwikkelt de Stedendriehoek ruimtelijk beleid voor het bundelingsgebied dat mede gebaseerd is op een programmatische doorkijk naar 2030.
In deze regionale visie is geen beleid opgenomen dat specifiek van toepassing is op dit plan.
3.5 Lokaal Beleid
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
In de ruimtelijke toekomstvisie wordt onder andere het toekomstig gemeentelijk ruimtelijke beleid geformuleerd. Om meer grip te krijgen op het geheel van ontwikkelingen en om meer gericht een visie te ontwikkelen voor het Voorster grondgebied is gezocht naar samenhangende deelgebieden waarbinnen een heldere koers kan worden uitgezet. In totaal worden zes deelgebieden onderscheiden.
Het plangebied ligt in het Zuidelijke Overgangsgebied. Dit deelgebied ligt tussen de landgoederenzone van Twello en de landgoederenzone van Brummen in. Het landschap kenmerkt zich door de afwisseling van open- en beslotenheid. Het gebied biedt goede mogelijkheden voor natuurontwikkeling en (tijdelijke) waterberging. Bij de inrichting van het plangebied moet aansluiting worden gezocht bij de gebiedskenmerken en -potenties.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit met name het aspect milieu beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op randvoorwaarden voorkomend uit de aspecten verkeer, flora en fauna, water en archeologie.
4.2 Milieu
4.2.1 Geluidhinder weg- en railverkeer
De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect 'geluid'. In dit geval is geen sprake van een geluidgevoelig object en de locatie grenst niet aan een spoorweg. Een onderzoek naar de geluidbelasting als gevolg van weg- en railverkeer is om deze redenen achterwege gebleven.
4.2.2 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. De bouw van het paviljoen levert geen beperkingen op voor omliggende bedrijven en de afstand tot de naastgelegen woning is voldoende.
4.2.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet Milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Uit de Wet luchtkwaliteit volgt dat projecten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de luchtverontreiniging vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar zijn, ongeacht of in het plangebied grenswaarden wel/ niet worden overschreden. Geconcludeerd kan worden dat de bouw van het paviljoen "niet in betekende mate" bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
4.2.4 Bodem
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.
In november 2009 is door bureau Hamabest BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om aan te tonen dat de grond geschikt is voor het beoogde gebruik. Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform NEN 5740:2009, rapportnummer R09.399-BLR-B01. Op basis van het onderzoek zijn er vanuit milieuyhygiënisch oogpunt geen bezwaren tegen de nieuwbouw op deze locatie. Wel zijn op het maaiveld op diverse plaatsen asbestverdachte golfplaten aangetroffen. In aanvulling op het verkennend bodemonderzoek is door bureau Hamabest BV in juni 2010 een verkennend asbestonderzoek uitgevoerd, rapportnummer R10.229-GML-B01. Uit dit onderzoek volgt dat er geen asbesthoudend materiaal is aangetroffen.
Het verkennend bodemonderzoek en het verkennend asbestonderzoek zijn opgenomen in de bijlagen van dit plan.
4.2.5 Externe veiligheid
In het kader van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Onder kwetsbare objecten worden bijvoorbeeld woningen verstaan, terwijl met beperkt kwetsbare objecten wordt gedoeld op bijvoorbeeld kantoren en hotels. De externe veiligheid betreft zowel inrichtingen als het transport van gevaarlijke stoffen. Bij inrichtingen kan gedacht worden aan productiecomplexen van gevaarlijke stoffen, maar ook aan verkooppunten van LPG.
In de directe omgeving van het plangebied vindt geen transport plaats van gevaarlijke stoffen. Evenmin zijn er productiecomplexen van gevaarlijke stoffen in de directe omgeving aanwezig.
Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.3 Verkeer En Parkeren
Bezoekers van het paviljoen Veerkracht parkeren in eerste instantie aan de overzijde, bij Het Glazen Huis. Hier worden op eigen terrein 80 parkeerplaatsen gerealiseerd, ingericht met een schelpenverharding. Naast het nieuwe paviljoen wordt een 20-tal reserve parkeerplaatsen aangelegd. Bij de inrichting van deze reserve parkeerplaatsen wordt een halfverharding van grasplaten toegepast.
4.4 Flora En Fauna
In december 2009 is door bureau Hamabest BV een quickscan uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet, rapportnummer R09.398-GML-F01.
Er zijn geen beschermde dier- en/of plantensoorten aangetroffen in het plangebied en deze worden ook niet verwacht. De toekomstige situatie zal dan ook geen negatief effect hebben op beschermde soorten.
Op basis van de bevindingen kan geconcludeerd worden dat er in de huidige situatie geen procedurele gevolgen zijn voor het plangebied. Voorwaarden voor bovenstaande conclusie is dat het verwijderen van de depots buiten het broedseizoen en de winterslaap plaats vindt, tussen maart en begin april of tussen september en oktober.
De quickscan flora en fauna is opgenomen in de bijlagen van dit plan.
4.5 Water
Het plan ligt aan de Oudhuizerstraat in Klarenbeek en valt buiten bestaand stedelijk gebied. Het is 0,5 ha groot. Het bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Grondwater
Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Het grondwater zal geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan 'grondwaterneutraal' worden ontwikkeld. Hemelwater zal binnen het plangebied worden geïnfiltreerd. Het nieuwe paviljoen wordt 'omarmd' door een grondwal. Aan de voet van deze wal ligt een sloot met een brede oever. Het is de bedoeling dat een lange uitloop naar het veld wordt gecreëerd, waardoor een poel kan ontstaan. De oevervegetatie is van cruciaal belang voor de natuurlijke zuivering van het water. De zogenoemde helofyten zijn geplant in een compartiment gevuld met substraat voorzien van een filtersysteem. Op deze wijze wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt. Dit natuurlijk gefilterd hemelwater zal tevens gebruikt worden voor de toiletten. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.
Het Waterschap Veluwe geeft aan dat zij de natuurlijke poel beschouwen als een solitaite waterpartij die niet in verbinding staat met het omliggende oppervlaktewatersysteem. Het waterpeil in deze waterpartij zal met het grondwater niveau mee fluctueren. Dit betekent dat in natte perioden met neerslag de waterpartij vol kan komen te staan, maar dat in droge perioden het waterpeil kan uitzakken tot beneden de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG). Doordat sprake is van een solitaire waterpartij, zal het Waterschap Veluwe geen water ontvangen dat uit de waterpartij afkomstig is (overstort) en zal zij tevens geen wateraanvoer verzorgen, indien de waterpartij droogvalt.
Oppervlaktewater
Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater (in verbinding staand met het oppervlaktewatersysteem) gecreëerd worden. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
Procedures
Doordat het plangebied minder dan 1500 m2 extra verhard oppervlak wordt toegevoegd, buiten Keurzones valt, het geen HEN-water inclusief beschermingszone betreft, er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaat worden op oppervlaktewater, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen et cetera betreft, valt het onder de "postzegelplannen" zoals Waterschap Veluwe die vanuit het oogpunt van de watertoets heeft gedefinieerd. Dit betekent dat voor dit plan het "standaard wateradvies" geldt. Bij negatieve effecten voor het watersysteem is weergegeven hoe deze gemitigeerd en gecompenseerd zijn. In dit geval heeft het plan geen negatief effect op het watersysteem.
4.6 Archeologie
Het perceel aan de Oudhuizerstraat in Klarenbeek ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Omdat de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder maaiveld, is een inventariserend archeologisch onderzoek verplicht.
In december 2009 is door bureau Becker & Van de Graaf een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) uitgevoerd, rapportnummer 'B&G rapport 861'.
Op basis van het bureauonderzoek werd rekening gehouden met mogelijke resten vanaf het Laat-Paleolithicum. Het veldonderzoek heeft echter uitgewezen dat in het noordelijk deel van het plangebied de bodem waarschijnlijk is verstoord door het afgraven van grond, welke daarna deels is opgevuld met puinrijke grond. In het zuiden van het plangebied is de verstoring van de bodem veel beperkter. Dit deel lijkt meer richting of zelfs op een eventuele dekzandrug gelegen te zijn. Hier zijn eveneens geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Zelfs op basis van een vooralsnog onbekend bebouwingsplan lijkt de kans op het vernietigen van eventuele archeologische resten binnen het plangebied niet bijzonder hoog. Dit is gebaseerd op het kleine oppervlak waarbinnen de twee boringen met een relatief beperkte bodemverstoring vallen, alsmede op de afwezigheid van archeologische indicatoren.
Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat in het noordelijke deel van het plangebied de bodem van het plangebied verstoord is tot zelfs in de C-horizont. Daarnaast zijn in het zuidelijke deel geen indicatoren gevonden die duiden op een (semi-)permanente menselijke aanwezigheid in het gebied. Op basis van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.
Het archeologisch bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek (verkennende fase) is opgenomen in de bijlagen van dit plan.
Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Inleiding
Het plangebied aan de Oudhuizerstraat valt binnen de kern Klarenbeek van de gemeente Voorst. Voor dit gebied geldt het analoge bestemmingsplan “Buitengebied 1996". Dit bestemmingsplan voldoet niet aan de “Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen” en de "Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen”. Het onderhavige bestemmingsplan zal wel aan deze richtlijnen gaan voldoen. In dit bestemmingsplan worden de regels opgenomen conform de nu geldende standaarden.
5.2 Bestemmingsbepalingen
Het beschreven beleid is vertaald in bestemmingsregels. De volgende bestemming wordt in het plan onderscheiden:
Bedrijf
Het gehele plangebied wordt bestemd voor "Bedrijf" met de functieaanduiding 'congrescentrum'. Het bouwvlak geeft aan waar het gebouw dient te worden opgericht, binnen het bouwvlak is maximaal één gebouw toegestaan. Binnen het bouwvlak geldt een maximale goot- en bouwhoogte voor het gebouw. De gronden zijn mede bestemd voor bij de functie behorende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water, parkeerplaatsen en openbare nutsvoorzieningen.
5.3 Procedure
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient op te stellen voor gronden waar op basis van o.a. een bestemmingsplan, een bouwplan is voorgenomen. In afwijking van het gestelde in artikel 6.12 lid 1 Wro kan de gemeenteraad op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de betreffende gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak (waarbinnen de exploitatie van de gronden zal plaatsvinden) of een fasering van de uitvoering (van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen) niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen (voor het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied), regels (omtrent het uitvoeren van het bouwrijp maken) of een uitwerking van regels (ten behoeve van de uitvoerbaarheid volgend uit een bestemmingsplan of projectbesluit) niet noodzakelijk is.
Onderhavig bestemmingsplan is een aangewezen bouwplan. Bij de exploitatie van de nieuwbouwlocatie aan de Oudhuizerstraat zijn de kosten van de exploitatie anderszins verzekerd, de gemeente Voorst heeft met de aanvrager een anterieure overeenkomst gesloten waarin het kostenverhaal en de eisen en regels ten aanzien van (de fasering van) de uitvoering zijn vastgelegd.
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.
In dit geval is sprake van een plan van lokaal belang. Voor dergelijke plannen achten de provincie Gelderland en de VROM-Inspectie vooroverleg niet noodzakelijk. Met betrekking tot het vooroverleg met het Waterschap Veluwe wordt verwezen naar paragraaf 4.5.
Genoemde instanties worden wel afzonderlijk in kennis gesteld van de start van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
7.2 Inspraak
Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Gezien de aard en omvang van onderliggend plan is inspraak in dit geval achterwege gelaten.
7.3 Ter Inzage Legging
Van 16 december 2010 tot 27 januari 2011 heeft het ontwerp bestemmingsplan Veerkracht Oudhuizerstraat ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten