KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Wonen - Landhuis
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 8 Waarde - Landgoed
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Artikel 10 Verwijzing Naar Wettelijke Bepalingen
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Het Plangebied
Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie
2.1 De Aanwezige Functies
2.2 Het Geldende Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Lokaal Beleid
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Het Nieuwe Landgoed
4.2 Locatie (Land)huizen
4.3 Ontsluiting En Recreatie
4.4 Natuurontwikkeling En Water
4.5 Beeldkwaliteitsplan
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Milieu
5.3 Archeologie
5.4 Flora En Fauna
5.5 Water En Riolering
5.6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Planregels
6.3 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
6.4 Algemene Bouwregels
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomsten Vooroverleg Artikel 3.1.1 Bro
7.2 Inspraak
Bijlage 1 "Landgoed Nieuw Bellinkhof, Visie, Beeldkwaliteit En Beplantingsplan Voor Een Nieuw Landgoed In De Gemeente Voorst" D.d. December 2010 Met Erratum December 2011
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Onderzoek Flora En Fauna

Landgoed Nieuw Bellinkhof

Bestemmingsplan - gemeente

Vastgesteld op 30-01-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Landgoed Nieuw Bellinkhof van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20133-VS00 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;

1.9 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.13 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;

1.14 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.15 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaakd, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.16 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;

1.23 cultuurhistorische waarden:

de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen;

1.24 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.27 extensief kunstzinnig medegebruik

een gebruik van gronden ten behoeve van kunstuitingen die tot doel hebben de menselijke zintuigen en geest te prikkelen door orginaliteit en/of schoonheid dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan;

1.28 extensieve dagrecreatie:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, paardrijden en natuureducatie inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidszoneringsplichtige inrichtingen

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.31 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.33 landschapswaarden:

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.34 overige gebouwen:

al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;

1.35 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.36 paardenbak:

niet-overdekte rijbaan voorzien van natuurlijk bodemmateriaal en al dan niet voorzien van hekwerk ten behoeve van (hobbymatig) paardrijden;

1.37 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.38 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.40 voorgevel:

de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.41 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;

1.42 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.8 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 peil:

  1. 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting;
  2. b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschaps- en bosbouwkundige waarden zoals deze tot stand komen in de hoogopgaande beplanting en het (micro-)reliëf;
  3. c. het behoud en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bos-ecosysteem;
  4. d. extensief recreatief en/of extensief kunstzinnig medegebruik;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'pad' voor het centrale hoofdontsluitingspad van het landgoed;

alsmede voor:

  1. f. (onverharde) paden;
  2. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. h. bij deze bestemming behorende andere bouwwerken;
  4. i. openbare nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte mag maximaal 2,5 m bedragen;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag maximaal 20 m2 bedragen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke, ecologische en landschapswaarden, zoals deze vooral tot uitdrukking komen in de vegetatie en de landschappelijke waarde zoals deze tot uitdrukking komt in het (micro-)reliëf;
  2. b. extensief agrarisch, extensief recreatief en/of extensief kunstzinnig medegebruik;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'pad' voor het centrale hoofdontsluitingspad van het landgoed en de oprijlaan;
  4. d. (onverharde) paden, water, waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming behorende andere bouwwerken;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte mag maximaal 2,5 m bedragen met uitzondering van andere bouwwerken ten behoeve van extensief kunstzinnig medegebruik waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag maximaal 50 m2 bedragen.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    2. 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  3. c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per woning mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  4. d. bij deze bestemming horende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen woningen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 woning worden gebouwd;
    2. 2. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
    3. 3. de maximale goot- en bouwhoogte (m)' van de woning bedraagt maximaal de bestaande goot- en bouwhoogte;
  2. b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen of maximaal de bestaande goothoogte (m)';
    2. 2. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen of maximaal de bestaande bouwhoogte (m)';
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per bestemmingsvlak bedraagt maximaal 350 m²;
  3. c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag maximaal 1,50 m bedragen;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per woning maximaal 20 m² bedragen.

5.3 Nadere eisen

Ter plaatse van de aanduiding 'monument' kunnen bij een omgevingsvergunning door het bevoegde gezag nadere eisen worden gesteld. Deze nadere eisen kunnen betrekking hebben op:

  1. a. de situering en omvang (lengte-/breedteverhouding) van nieuw te bouwen bebouwing;
  2. b. de nokrichting van de kappen van nieuw te bouwen bebouwing,

teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke situering van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het landschap te verzekeren en ter bescherming van cultuurhistorische waarden van het gebied en de bebouwing binnen het bestemmingsvlak.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van:

  1. a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  2. b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

Artikel 6 Wonen - Landhuis

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aanzienlijke woningen binnen gronden met een parkachtige aanleg;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    2. 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. 3. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
    5. 5. geen buitenopslag is toegestaan
  3. c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per bestemmingsvlak mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  4. d. bij deze bestemming horende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 6.2.1.d. en worden toegestaan dat de maximale inhoud/oppervlakte van woningen (inclusief aangebouwde overige gebouwen) en van vrijstaande overige gebouwen als volgt wordt verhoogd:
ter plaatse van de: geldt voor onderstaande gebouwen: maximale inhoud/oppervlakte
'specifieke bouwaanduiding - wonen - 1' woning (inclusief aangebouwde overige gebouwen)

vrijstaande overige gebouwen
1050 m3


125 m2
'specifieke bouwaanduiding - wonen - 2' woning (inclusief aangebouwde overige gebouwen)

vrijstaande overige gebouwen
1500 m3


20 m2
'specifieke bouwaanduiding - wonen - 3' woning (inclusief aangebouwde overige gebouwen)

vrijstaande overige gebouwen
1050 m3


100 m2
'specifieke bouwaanduiding - wonen - 4' woning (inclusief aangebouwde overige gebouwen)

vrijstaande overige gebouwen
1050 m3


20 m2
  1. b. bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid dient rekening te worden gehouden met het volgende:
    1. 1. gebouwen dienen onder architectuur te worden ontworpen volgens de architectuurfilosofie zoals die is verwoord en verbeeld in het plan "Landgoed Nieuw Bellinkhof, visie, beeldkwaliteit en beplantingsplan voor een nieuw landgoed in de gemeente Voorst" d.d. december 2010 met Erratum december 2011 dat opgenomen is in bijlage 1 bij deze regels;
    2. 2. voor het overige is het bepaalde in deze bestemming van toepassing.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 6.1 voor de vestiging van:

  1. a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  2. b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staatvan Bedrijfsactiviteiten'.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met hoge archeologische verwachting.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldende volgende regels:

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  2. b. van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend onderzoek conform IVO-protocol 1heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouw niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingente verbinden gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b 2. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10 m2;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken, of werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Landgoed

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en een samenhangend beheer van landgoederen.

8.2 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Verwijzing Naar Wettelijke Bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Paardenbak

Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijkingen

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
    1. 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet van toepassing is op de inhoudsmaat van woningen en de oppervlaktemaat van overige gebouwen binnen de bestemming 'Wonen - Landhuis';
    2. 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  2. b. Bij toepassing van de onder a. bedoelde afwijkingen dient rekening te worden gehouden met het volgende:
    1. 1. de toepassing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden aangetast;
    3. 3. indien gebouwen met toepassing van een afwijking worden opgericht, dienen deze onder architectuur te worden ontworpen volgens de architectuurfilosofie zoals die is verwoord en verbeeld in het plan "Landgoed Nieuw Bellinkhof, visie, beeldkwaliteit en beplantingsplan voor een nieuw landgoed in de gemeente Voorst" d.d. december 2010 met Erratum december 2011 dat opgenomen is in bijlage 1 bij deze regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a. na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Landgoed Nieuw Bellinkhof.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Voorst heeft een verzoek ontvangen om medewerking aan de oprichting van nieuw landgoed Nieuw Bellinkhof aan de oostkant van Twello. Initiatiefnemers willen met dit landgoed een eigentijdse schakel vormen in het bestaande landgoederenlandschap in de gemeente Voorst. Ten behoeve van de ontwikkeling van het landgoed is een landgoedvisie opgesteld (d.d. december 2010 met een erratum van december 2011). Deze visie, waarin tevens het beeldkwaliteits- en beplantingsplan zijn opgenomen, vormt de basis voor onderliggend bestemmingsplan en zal in het vervolg van de toelichting worden aangeduid als Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof. Deze is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

De gemeente Voorst heeft besloten medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van het landgoed door een nieuw planologische regeling op te stellen. In onderhavig bestemmingsplan wordt deze nieuwe planologische regeling vastgelegd.

In dit bestemmingsplan is tevens het perceel Buddezand 8 opgenomen. Op dit perceel zal in het kader van herstructurering het maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen worden aangepast.

1.2 Doel

Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologisch kader te scheppen waarbinnen de voorgenomen ontwikkeling van Landgoed Nieuw Bellinkhof kan worden uitgevoerd.

1.3 Het Plangebied

Het gebied waarop het bestemmingsplan betrekking heeft, ligt tussen de Wilpsedijk, de Voordersteeg en het Buddezand. In de noordwesthoek ligt nog een kleiner perceel aan de overzijde van het Buddezand. De ligging van het plangebied is weergegeven in Figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20133-VS00_0002.png"

Figuur 1 - Ligging plangebied

Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie

2.1 De Aanwezige Functies

De gronden binnen het plangebied zijn momenteel in gebruik als weiland, bouwland en woning met erf en tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20133-VS00_0003.png"

Figuur 2 - Luchtfoto plangebied

2.2 Het Geldende Bestemmingsplan

Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1996" de bestemmingen agrarisch cultuurgebied en woondoeleinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20133-VS00_0004.png"

Figuur 3 - Uitsnede plankaart bestemmingsplan Buitengebied 1996

Binnen deze bestemmingen is de ontwikkeling van een nieuw landgoed niet toegestaan. Om het initiatief te kunnen realiseren is een nieuw bestemmingsplan vereist. De gemeente heeft besloten om mee te werken aan deze planologische procedure. In onderhavig bestemmingsplan is de nieuwe juridisch-planologische regeling opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.

3.2 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 ligt vast in de Nota Ruimte die op 27 februari 2006 in werking is getreden. Deze nota bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'.

De Nota Ruimte biedt meer kansen voor het buitengebied. De mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied zijn verruimd. Doel hiervan is het economisch draagvlak en de vitaliteit van de landelijke gebieden te vergroten. De kwaliteit van het landschap dient een volwaardige plaats te krijgen bij ruimtelijke afwegingen. Het gaat daarbij om algemene landschappelijke, natuurlijke, culturele en cultuurhistorische waarden. Het Rijk streeft naar behoud, vernieuwing en versterking van landschappelijke kwaliteiten. De gemeenten bepalen samen met de provincies de eisen om tot de gewenste ruimtelijke invulling over te kunnen gaan, waaronder de cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteit.

De versterking en vernieuwing van de landschappelijke kwaliteiten zijn het voornaamste uitgangspunt bij de ontwikkeling van landgoed Nieuw Bellinkhof zoals in hoofdstuk 4 en de in bijlage 1 opgenomen Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof duidelijk is verwoord.

3.3 Provinciaal Beleid

Streekplan Gelderland 2005 & Ruimtelijke Verordening Gelderland

Het provinciaal ruimtelijk beleid voor Gelderland ligt vast in het Streekplan 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. De Wet ruimtelijke ordening geeft de provincie bovendien de bevoegdheid algemene regels vast te leggen in een provinciale verordening. Deze Ruimtelijke Verordening Gelderland is op 15 december 2010 door Provinciale Staten vastgesteld.

De provincie Gelderland kiest in haar beleid voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dit gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (het groenblauwe raamwerk) en de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke functies en infrastructuur. Gebieden daarbuiten vallen onder het zogenaamde multifunctionele gebied. Het middelste deel van het plangebied is in het streekplan aangegeven als EHS-verbindingszone en maakt onderdeel uit van het groen-blauwe raamwerk. Nieuwe landgoederen kunnen worden opgericht binnen de EHS-verbindingszone om zo een bijdrage te kunnen leveren aan de natuurdoelstelling.

Ten aanzien van de EHS hanteert de provincie de zgn. saldobenadering. Bij plannen binnen de EHS dient een substantiële winst in oppervlakte, kwaliteit en samenhang van de EHS te worden gerealiseerd. Met de realisering van het nieuwe landgoed wordt 20 ha nieuwe natuur gereliseerd terwijl op de gronden die momenteel gelegen zijn binnen de ecolgische verbindingszone 1 landhuis zal worden opgericht. Voor meer informatie over de inrichting van het landgoed wordt verwezen naar de Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof (bijlage 1).

De provincie definieert een nieuw landgoed als volgt: “een openbaar toegankelijk bos- en/of natuurcomplex (al dan niet met overige gronden) met daarin een woongebouw van allure met in beginsel maximaal drie wooneenheden en een minimale omvang van het nieuwe bos of natuurgebied van 5 hectare”. In totaliteit zal op het nieuwe landgoed 20 hectare nieuwe natuur en bos worden gerealiseerd. Volgens het provinciaal beleid zal bij Nieuw Bellinkhof dan sprake zijn van vier aaneengesloten nieuwe landgoederen. Voor meer informatie over de hoeveelheid nieuw te realiseren natuur op het landgoed wordt verwezen naar de Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof (Erratum december 2011, tabel op pagina 3).

In het buitengebied zijn volgens de Ruimtelijke Verordening Gelderland nieuwe woon- en werkfuncties niet toegestaan buiten onder meer de oprichting van nieuwe landgoederen, mits sprake is van een substantiële verbetering van in de directe omgeving aanwezige kwaliteiten van natuur, water of landschap of de recreatieve mogelijkheden van die omgeving, en in de toelichting bij een bestemmingsplan wordt aangegeven op welke manier nieuwe bebouwing landschappelijk wordt ingepast.

Bij initiatieven voor een nieuw landgoed dient sprake te zijn van een totaalvisie inclusief inrichtingsplan, beeldkwaliteitsplan en exploitatieopzet. De gemeente dient met initiatiefnemers een overeenkomst met kettingbeding af te sluiten over de inrichting en het beheer van het nieuwe landgoed. Met de Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof waarvan het beplantingsplan en beeldkwaliteitsplan onderdeel uitmaken, is voldaan aan de vereisten van de provincie voor wat betreft totaalvisie, inrichtingsplan en beeldkwaliteitsplan. De initiatiefnemers hebben tevens een exploitatieopzet opgesteld waaruit de haalbaarheid van het project volgt. Gemeente en initiatiefnemers hebben een overeenkomst met elkaar gesloten met daarin regels over de inrichting en het beheer van het landgoed en een kettingbeding zodat die regels bij eventuele verkoop overgaan op de nieuwe eigenaren.

In het Kwalitatieve Woningbouwprogramma 2010 tot en met 2019 (KWP3) zijn afspraken gemaakt met de Gelderse gemeenten en woningbouwcorporaties over te bouwen woningen en de woningdifferentiatie op regionaal niveau. De 4 nieuw te bouwen woningen binnen het landgoed zullen onderdeel zijn van de totale kwantitatieve woningopgave van de gemeente. De woningen op het landgoed zullen in de klasse "koop duur" vallen. Het beleid ten aanzien van nieuwe landgoederen zegt immers dat de woongebouwen op een nieuw landgoed van allure dienen te zijn. De gemeente Voorst heeft er in haar beleid ten aanzien van nieuwe landgoederen bovendien voor gekozen als uitgangspunt 1 wooneenheid per landhuis te hanteren. Het ligt dan niet voor de hand om uit te gaan van de verdeling van het kwalitatief woningbouwprogramma. Bovendien is sociale woningbouw vanuit de financiële haalbaarheid van het landgoed niet mogelijk. De geplande woningen op het landgoed zullen een bijdrage leveren aan de gewenste woningdifferentiatie zoals geformuleerd in het KWP.

Natuurbeheerplan Gelderland 2011

Op 5 oktober 2010 hebben Gedeputeerde Staten het Natuurbeheerplan Gelderland 2011 vastgesteld. In dit Natuurbeheerplan is de bestaande en nog te ontwikkelen natuur aangegeven. Het doel van dit Natuurbeheerplan is het versterken van natuur, bos en landschap in de provincie Gelderland. Dit plan geeft aan welke natuur-, bos- en landschapsdoelen Gedeputeerde Staten willen realiseren met de inzet van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009 (SnlG 2009).

Op de investeringskaart voor nieuwe natuur hebben Gedeputeerde Staten aangegeven welke plekken in Gelderland in aanmerking komen voor deze subsidie. Deze kaart is in het Natuurbeheerplan 2011 begrensd conform de begrenzing van de EHS. Dit betekent dat in principe alleen binnen de EHS nieuwe natuur met subsidie kan worden ingericht.

Voor het gedeelte van het nieuwe landgoed dat gelegen is binnen EHS-verbindingszone is als beheertype aangegeven: “Botanisch waardevol grasland”.

3.4 Regionaal Beleid

Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

In deze Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van een Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.

De regio Stedendriehoek streeft naar versterking van oeverwallen aan weerszijden van de IJssel tot een robuuste landschapsstructuur door aanleg van kleinschalige natuur- en boselementen. Woningbouw kan als instrument voor actieve landschapsontwikkeling worden ingezet. Voor de ontwikkeling van de landgoederenzone op de oeverwallen van de IJssel kunnen kleinschalige, extensieve vormen van landelijk wonen, gecombineerd met verplichte landschapsbouw, bijdragen aan het versterken van de kwaliteit van het rivierenlandschap. Met de oprichting van het nieuwe landgoed Nieuw Bellinkhof kan een deel van deze doelstelling worden gerealiseerd.

Landschapsontwikkelingsplan "Van Veluwe tot IJssel"

De gemeenten Voorst, Heerde en Epe hebben gezamenlijk een landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. Doel van het LOP is het sturen op behoud en ontwikkeling van landschappelijke samenhang bij de autonome ontwikkeling van het landschap. Daarbij wordt ontstening gestimuleerd en is de wens de karakteristieke kenmerken van het landschap te ontwikkelen. Met het LOP wordt het landschapsbelang ingebracht in alle ruimtelijke veranderingsprojecten in het gebied. Om een zo goed mogelijk landschap te maken, is gekozen het op regionaal niveau op te pakken. Het LOP richt zich op instrumenten, partijen en een aanpak voor de uitvoering van het landschapsbeleid. Het ontwikkelingsplan en toetsingskader dat het LOP vormt, is door de gemeente Voorst vastgesteld als structuurvisie.

In het LOP staat: “nieuwe landgoederen worden bij voorkeur nieuwe interpretaties van de kwaliteiten van deze plekken, zodat er geen historische verwarring ontstaat. Als gemeenten streven we naar toevoeging van nieuwe cultuurhistorie, waardoor het totale gebied nog aantrekkelijker wordt. Hoofdkenmerk van het nieuwe landgoed moet zijn dat de dijk wordt geïntegreerd in de landgoedinrichting (beplantingen, uitzichten etc.)”. Uit de Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof blijkt dat voldaan is aan deze opgave in het LOP.

3.5 Lokaal Beleid

Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke koers van de gemeente Voorst tot 2030 weer. Eén van de doelen van de ruimtelijke toekomstvisie is een kader voor toekomstig gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dit kader geeft de bestaande ambities weer ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling en is daarmee een handvat voor onder meer nieuwe bestemmingsplannen.

Op basis van de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst worden deelgebieden onderscheiden, met elk hun eigen ontwikkelingsvisie. Het plangebied is gelegen in het Groene Carré. In dit gebied wordt de ontwikkeling van een landschapspark nagestreefd door het mengen van rode, groene en blauwe functies. Maatgevend voor deze nieuwe ontwikkelingen zijn de draagkracht en het karakter van het landschap. Daarbij bieden cultuurhistorie, natuur en water richtinggevende randvoorwaarden. Het nieuwe landgoed “Nieuw Bellinkhof” zal een nieuwe schakel vormen in de bestaande landgoederenzone die daarmee zowel in landschappelijk, ecologisch als recreatief opzicht zal worden versterkt.

Landgoederen

In de notitie "Landgoederen" heeft de gemeente beleid uiteengezet voor de oprichting van nieuwe landgoederen en de herontwikkeling van bestaande landgoederen. De gemeente is van mening dat de oprichting van nieuwe landgoederen een bijdrage kan leveren aan de versterking van landschappelijke, cultuurhistorische, ecologische en recreatieve waarden van een gebied. In de notitie heeft de gemeente zoekgebieden voor nieuwe landgoederen opgenomen. Het nieuwe landgoed Nieuw Bellinkhof ligt in één van die zoekgebieden, namelijk in en grenzend aan de ecologische verbindingszone De Fliert.

Volgens het beleid van de gemeente moet een landgoedplan voldoen aan de volgende criteria:

  • de minimale omvang van de nieuwe natuur- en bosontwikkeling bedraagt minimaal 5 hectare en per nieuw landgoed is in principe de bouw van één wooneenheid toegestaan;
  • het nieuwe landgoed moet een aantoonbaar maatschappelijke meerwaarde opleveren en kunnen rekenen op maatschappelijk draagvlak;
  • er worden hoge eisen gesteld aan de planvorming. Er dient rekening te worden gehouden met cultuurhistorische inpassing, er moet sprake zijn van een groene en blauwe impuls, de landbouwsector mag niet worden belemmerd en het landgoed moet een bijdrage leveren aan de recreatie;
  • het nieuwe landgoed moet voldoen aan de eisen voor rangschikking onder de Natuurschoonwet.

Het nieuwe landgoed “Nieuw Bellinkhof” voldoet aan deze eisen.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Het Nieuwe Landgoed

Nieuw Bellinkhof is een nieuw landgoed waarin alle functies op een eigentijdse en herkenbare wijze tot een fraai geheel worden gecomponeerd. Het contrast tussen cultuur en natuur staat hierbij centraal. Het ruimtelijk kader van het landgoed wordt gevormd door het bestaande bos buiten het plangebied en de nieuw aan te planten bospercelen en struweel op het landgoed. Het landgoed wordt niet als een op zichzelf staand eiland gezien, maar voegt zich in zijn omgeving. De bestaande fraaie boerderij aan de noordoostzijde van het landgoed wordt niet verstopt achter opgaande beplanting maar blijft zichtbaar vanuit het Buddezand en het landgoed.

4.2 Locatie (Land)huizen

Op landgoed Nieuw Bellinkhof worden vier vrijstaande woningen gerealiseerd, ieder met een inhoud die varieert tussen 890 m3 en 1.300 m3. Er is uitgegaan van het historische principe van een landhuis met bijbehorende gebouwen, zoals een rentmeesterwoning en een boerderij. Dit klassieke thema is op een meer eigentijdse wijze geïnterpreteerd. Door de ligging aan de centrale open ruimte en het gebruik van dezelfde architectuur is samenhang tussen de vier woningen bereikt. Het hoofdgebouw staat op een meer prominente plek, centraal en hoger gelegen, en heeft een eigen oprijlaan. Bovendien heeft dit huis geen eigen begrensd privéterrein; het landschap loopt door tot aan de gevels.

De drie andere woningen worden opgenomen in aan te planten bosstroken die een fraaie achtergrond voor de woningen vormen. Deze drie woningen hebben in tegenstelling tot het hoofdgebouw een duidelijk begrensd privéterrein met ruimte voor erf- en tuininrichting.

4.3 Ontsluiting En Recreatie

Midden over het landgoed loopt een slingerend hoofdontsluitingspad. Het pad wordt halfverhard en heeft een breedte van 3 meter met aan weerszijden grasbermen met een variabele breedte (van 1 tot 5 meter). De begrenzing van bermen en landschap bestaat uit lage meidoornhagen. Daarbinnen is ruimte voor meer parkachtige elementen, zoals sierbomen, onderbeplanting, (tijdelijke) kunst en zitbankjes. De twee zuidelijk gelegen woningen en de noordelijk gelegen woning zijn middels dit pad bereikbaar. Het hoofdgebouw wordt ontsloten via de oprijlaan. Het hoofdontsluitingspad is over de gehele lengte toegankelijk voor gemotoriseerd verkeer ten behoeve van onderhoud van het landgoed en bestemmingsverkeer. Het pad wordt opengesteld voor wandelaars en fietsers. Ook de oprijlaan naar het hoofdgebouw wordt halfverhard uitgevoerd en zal een breedte van circa 3 meter krijgen. De laan wordt begeleid door zomereiken.

Bij de drie belangrijkste entrees van het landgoed worden aan weerszijden van de (half)verharding bijzondere markeringen met daarop de naam van het landgoed geplaatst. De vormgeving en het materiaalgebruik daarvan zal passend zijn bij de architectuur van de woningen.

De overige wandelpaden op het landgoed worden graspaden met een breedte van 1 tot 1,5 meter. De paden worden in stand gehouden door middel van betreding en maaien. De wandelpaden sluiten aan op bestaande en toekomstige wandelpaden in de omgeving.

De openstelling van het landgoed zal met speciale “Nieuw-Bellinkhof-bordjes” kenbaar worden gemaakt.

Bezoekers van het landgoed kunnen hun auto parkeren op de bestaande parkeerplaatsen aan de Wilpsedijk.

4.4 Natuurontwikkeling En Water

De natuurwaarde van het plangebied is momenteel beperkt door de teelt van maïs. 95% van de oppervlakte van het nieuwe landgoed wordt omgevormd naar natuur. De ruige graslanden, struwelen en bossen zullen ruimte bieden aan diverse soorten flora en fauna. Enkele bestaande lagere delen in het plangebied van het nieuwe landgoed worden extra verdiept zodat ze een deel van het jaar voorzien zijn van water. Deze laagtes verwijzen naar de karakteristieke kolken en de (tijdelijke) natte laagtes tussen oeverwallen en stroomruggen. De vrijkomende grond wordt met name gebruikt ten behoeve van het ophogen van de locatie van het hoofdgebouw.

De biodiversiteit zal beduidend groter worden. Met het landgoed wordt een waardevolle schakel aan de ecologische verbindingszone De Fliert toegevoegd. In de in bijlage 1 opgenomen Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof is ook het beplantings- en beheersplan opgenomen. Voor verdere informatie hierover wordt naar deze visie verwezen.

4.5 Beeldkwaliteitsplan

Voor het nieuwe landgoed is een hoge kwaliteit een vereiste. Dit geldt niet alleen voor de nieuwe bebouwing, maar ook voor het landschap, de paden, markeringen en poorten. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in de Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof (bijlage 1). Het beeldkwaliteitsplan vormt het toetsingskader op welstandsniveau voor alle bouwplannen op het nieuwe landgoed. Tevens maakt het onderdeel uit van de overeenkomst die tussen gemeente en initiatiefnemers is gesloten. Het beeldkwaliteitsplan vormt daarmee het kwaliteitskader voor alle ontwikkelingen op het landgoed.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de randvoorwaarden vanuit de aspecten milieu, archeologie, flora en fauna, verkeer, landschap en water. Hierbij wordt ook ingegaan op de resultaten van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van genoemde aspecten en de economische uitvoerbaarheid van het plan.

5.2 Milieu

5.2.1 Geluid weg- en railverkeer

De Wet geluidhinder heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect geluid. Geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige objecten moet binnen de normen blijven. Het gaat hier zowel om geluidhinder van wegverkeer als van railverkeer.

Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van een spoorweg en ondervindt dan ook geen hinder van railverkeer.

De te realiseren woningen liggen op een afstand van meer dan 50 meter van de omliggende wegen. Gezien deze afstand in combinatie met de verkeersintensiteit van de betreffende wegen, bestaan geen akoestische bezwaren tegen de bouw van de woningen en behoeft geen nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.

5.2.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies.

In de omgeving van de nieuw te bouwen woningen is een drietal bedrijven aanwezig. Ten noorden van het plangebied is een tuincentrum gevestigd. De minimaal aan te houden afstand tot dit tuincentrum bedraagt 30 meter. Aan de Voordersteeg zijn kassen gevestigd. De hiervoor aan te houden afstand bedraagt minimaal 25 meter. Voor het perceel aan de Voordersteeg 31 is een vergunning voor het houden van rundvee geldig. Er moet een afstand van 50 meter vanaf het agrarisch bouwperceel worden aangehouden.

Alle vier te bouwen woningen zullen op grotere afstanden dan die bovenstaand zijn genoemd, worden opgericht. Geconcludeerd kan worden dat geen van de drie nabijgelegen bedrijven door de ontwikkeling van het nieuwe landgoed zal worden belemmerd in de bedrijfsvoering.

5.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met deze wet wordt de wijziging van de Wet Milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de nieuwe wet en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. Er is sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" indien één van de volgende ontwikkelingen zich voordoet:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg of 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 10.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg; 200.000 m2brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

Het bestemmingsplan heeft niet één van deze ontwikkelingen tot gevolg. Geconcludeerd kan worden dat de luchtkwaliteit door de plannen op het landgoed niet “in overwegende mate” zal verslechteren. Om die reden hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

5.2.4 Bodem

Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan onderzoek te worden verricht naar de geschiktheid van de gronden voor het beoogde doel. In het geval van een verontreiniging moet de mate van de omvang ervan worden vastgesteld, zodat beoordeeld kan worden of -en zo ja welke- kosten gemoeid zijn met het verwijderen of verminderen van die verontreiniging, zodat voldaan wordt aan de eisen van de milieuwetgeving.

Ter plekke van het nieuwe landgoed is in maart 2008 door Tauw bv een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en NEN 5707 uitgevoerd (bijlage 2). Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat in de bovengrond op de hele locatie slechts licht verhoogde concentraties zijn aangetroffen. Deze overschrijden geen van allen de desbetreffende streefwaarden en/of detectiegrenzen. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan metalen gemeten. Nader onderzoek is echter niet nodig.

Uit oogpunt van bodemkwaliteit zijn er geen beperkingen ten aanzien van de geplande realisering van het nieuwe landgoed.

5.2.5 Externe veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn regels gesteld om risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Bedrijven die onder dit besluit vallen zijn onder meer chemische bedrijven, lpg-tankstations en bedrijven die 10.000 kilo of meer aan chemicaliën opslaan. Het besluit verplicht gemeenten en provincies voortaan met veiligheidsnormen rekening te houden. Op basis van de "Risicokaart provincie Gelderland" blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijven gevestigd zijn die vallen onder het Bevi. Uitvoering van de voorgenomen plannen vormt geen extra risico in het kader van externe veiligheid.

De basis voor de risicobenadering bij het vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, water en spoor) ligt in "Omgaan met risico's". De algemene uitgangspunten zijn uitgewerkt in de "Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (RNVGS). Sinds augustus 2004 is er sprake van een "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Met deze circulaire wordt het beleid als vervat in de RNVGS verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Om die reden wordt hier verder geen aandacht aan besteed.

Verder dient voor wat betreft het aspect externe veiligheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met buisleidingen (aardgastransport). In of in de omgeving van het plangebied zijn dergelijke buisleidingen echter niet aanwezig.

5.3 Archeologie

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De wet regelt hoe rijk, provincie en gemeente rekening moeten houden met archeologie. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het noodzaak om al vroeg rekening te houden met archeologie. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet inzicht wordt gegeven in eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied.

In maart 2008 is door het ingenieursbureau Tauw bv een bureaustudie uitgevoerd voor het gehele plangebied alwaar men van plan is een nieuw landgoed te creëren. In het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een voorlopig specifiek archeologisch verwachtingsmodel voor het onderzoeksgebied opgesteld. Op basis daarvan is aan het gehele plangebied een hoge archeologische verwachting toegekend. Er is aanbevolen om alvorens bodemverstorende activiteiten een aanvang nemen, een veldonderzoek te laten uitvoeren op die locaties waar de bodem dieper dan 20 cm beneden maaiveld verstoord zal worden. Binnen het plangebied zijn vijf deelgebieden waar de bodemverstoring dieper zal zijn dan 20 cm beneden maaiveld als gevolg van de bouw van enkele huizen (deelgebieden A, C en D), een huis met vijver (deelgebied B) en een vijver (deelgebied E). De vijf deelgebieden bevinden zich op de overgang van het middennederlandse zandgebied naar de IJsselvallei. In dergelijke vergelijkbare gebieden zijn elders langs de IJssel sporen van menselijke bewoning vanaf de prehistorie aangetroffen.

Onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv heeft een inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd binnen de vijf deelgebieden in het plangebied. Tijdens het karterende booronderzoek zijn geen indicatoren gevonden die kunnen duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Daarom geldt binnen de onderzochte vijf deelgebieden een lage verwachting op het aantreffen van een vindplaats. Het onderzoek heeft zich alleen beperkt tot de vijf door de opdrachtgever aangewezen deelgebieden. Op basis van de resultaten van het onderzoek is aan de vijf deelgebieden een lage archeologische verwachting toegekend op het aantreffen van vindplaatsen vanaf de Steentijd. Vervolgonderzoek ter plaatse van deze vijf deelgebieden is niet noodzakelijk. Deze conclusies gelden echter niet voor het overige deel van het plangebied. Indien buiten de onderzochte deelgebieden in de toekomst bodemverstorende activiteiten worden uitgevoerd, zal daar archeologisch vervolgonderzoek moeten plaatsvinden in de vorm van een booronderzoek.

Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wijst er daarom op dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

De gemeente Voorst heeft ingestemd met de conclusies van het archeologisch onderzoek. vervolgonderzoek wordt niet nodig geacht. Wel zal de gemeente Voorst tijdens de graafwerkzaamheden één of meer waarnemingsmomenten inlassen om vast te stellen of er in de ondergrond inderdaad geen archelogische waarden bevinden. Deze “inspectie (s)” kan uitgevoerd worden door de lokale heemkunde vereniging (dat is de AWN, afdeling 18) waarbij eventuele vondsten en grondsporen dienen te worden gemeld bij de bevoegde overheid.

Het rapport betreffende het bureauonderzoek en de uitkomsten van het inventariserend veldonderzoek is als bijlage 3 op deze toelichting opgenomen.

Archeologische dubbelbestemming

Voor delen van het plangebied waar geen archeologisch booronderzoek heeft plaatsgevonden, is ter bescherming van de archeologie een dubbelbestemming in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit betekent dat bij eventuele (bouw)werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd mogelijk een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. In de bij dit bestemmingsplan behorende regels is bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 geregeld wanneer sprake is van een onderzoeksplicht.

5.4 Flora En Fauna

Gemeenten hebben de verplichting om de natuurwaarden te beschermen. Ze moeten bij nieuwe ontwikkelingen rekening houden met beschermde soorten en beschermde gebieden. Het gaat om soorten die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet en gebieden die beschermd zijn volgens de Natuurbeschermingswet en de planhiërarchie van de Wro (beschermde natuurmonumenten, gebieden van de Ecologische Hoofdstructuur). Nieuwe ontwikkelingen mogen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in principe niet verslechteren of verstoren, tenzij een vergunning kan worden verkregen.

Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen, habitats van soorten en de leefgebieden van vogels in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen.

Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Als er wel mogelijke negatieve gevolgen zijn, is de activiteit niet toegestaan tenzij er na de habitattoets vergunning verleend wordt.

De bij het plangebied dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de uiterwaarden bij de IJssel. De afstand van het plangebied tot aan deze beschermde gebieden bedraagt ruim 1 km. Gelet op deze afstand en de aard van de nieuwe ontwikkelingen die op grond van onderhavig bestemmingsplan worden uitgevoerd, kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan geen nadelige gevolgen heeft voor de Natura 2000-gebieden. Het tegengestelde zal waarschijnlijker zijn: door de ontwikkeling van ruim 20 hectare nieuwe natuur zullen de meest dichtbij gelegen Natura 2000-gebieden beschermd worden en wellicht worden versterkt. Geconcludeerd kan worden dat de Natuurbeschermingswet geen gevolgen heeft voor onderhavig bestemmingsplan.

Beschermde natuurmonumenten, Ecologische Hoofdstructuur

De beschermde natuurmonumenten en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn vastgelegd in het provinciale ruimtelijke beleid. In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen beschermde natuurmonumenten. Het middelste gedeelte van het plangebied is gelegen binnen de EHS, namelijk de EHS-verbindingszone. Dit aspect is al in paragraaf 3.3 ”Provinciaal beleid” van deze toelichting aan de orde geweest.

Flora- en faunawet

Op grond van de Flora- en faunawet (FFW) is het zonder ontheffing verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren.

In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht of de ontwikkeling van landgoed Nieuw Bellinkhof nadelige gevolgen heeft voor beschermde flora en fauna. Daartoe heeft adviesbureau Ecomed in juni 2010 een onderzoeksrapport opgesteld. Dit rapport is als Bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd.

De FFW kent zowel verbodsbepalingen als een zorgverplichting. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. In de wet is verder bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De FFW heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens bestaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. Initiatiefnemer moet tijdens de uitwerking van zijn plannen het volgende in kaart brengen.

* Welke beschermde dieren en plantensoorten komen in en nabij het plangebied voor?

* Leidt het realiseren van het plan of de uitvoering van geplande werkzaamheden tot handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen van de FFW betreffende planten op hun groeiplaats of dieren in hun natuurlijke leefomgeving?

* Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig aangepast worden dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd moeten worden?

* Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten ontheffing (artikel 75 FFW) van de verbodsbepalingen betreffende planten op de groeiplaats of dieren in hun natuurlijke leefomgeving vereist?

In veel gevallen kan een plan zo uitgevoerd worden dat overtreding van de genoemde verbodsbepalingen niet aan de orde is. Wanneer dit niet mogelijk blijkt te zijn, en de wet geen mogelijkheden biedt voor een vrijstelling, dan moet echter een ontheffing aangevraagd worden, die alleen onder bepaalde voorwaarden kan worden verstrekt. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten.

Het flora- en faunaonderzoek van Ecomed heeft uitgewezen dat in het plangebied soorten voorkomen die door de FFW worden beschermd. Verboden handelingen ten aanzien van deze voorkomende beschermde soorten kunnen grotendeels worden vermeden door de werkzaamheden uit te voeren volgens een ecologisch protocol. Dit protocol zal worden opgenomen in het bestek. Niet alle schade is te vermijden, waardoor voor een aantal algemene beschermde soorten verbodsbepalingen worden overtreden. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, maar moet de zorgplicht in acht worden genomen.

Het ecologisch protocol houdt het volgende in:

* De graafwerkzaamheden vinden ook plaats tijdens het broedseizoen van vogels (dus na half maart en voor half juli). Op de percelen komen geen weidevogels voor. Andere broedende vogels en hun nesten kunnen, indien aanwezig, worden gedood, vernietigd en/of verstoord. Dit kan voorkomen worden door intensief maaibeheer (ingezet voor het broedseizoen), zodat de graslanden ongeschikt blijven als broedlocatie voor grondbroedende vogels. De bosranden dienen, voorafgaand aan de maatregelen, gecontroleerd te worden op broedende vogels en/ of vaste rust en verblijfplaatsen. Indien aanwezig dienen deze locaties zo min mogelijk verstoord te worden door geluid van graafwerkzaamheden op het veld.

* Het doorgraven van de graslanden, greppels, akkers en bermen zal uitsluitend plaatsvinden vanaf half april tot eind oktober. In deze periode zijn zoogdieren en amfibieën actief en dus mobiel. Met betrekking tot amfibieën en reptielen treedt geen verstoring op van overwinterende kikkers, padden en salamanders. Door van binnen naar buiten te werken kunnen incidentele, nog aanwezige amfibieën, reptielen en kleine zoogdieren wegvluchten. Kans op onopzettelijke doding is dan relatief klein.

* Bij het doorgraven van (nog) waterhoudende perceelssloten dienen de werkzaamheden zodanig plaats te vinden dat amfibieën en/of andere beschermde of bedreigde waterdieren niet ingesloten / bedolven worden. Indien wel amfibieën in het afgezette deel van de sloot ingesloten of bedolven raken, deze vangen en overzetten naar de naastliggende greppel of bosrand.

* Tijdens de uitvoering wordt regelmatig gelet op het voorkomen van soorten. In het geval dat een ingreep toch samenvalt met de aanwezigheid van beschermde of bedreigde soorten, wordt er naar een ander oplossing gezocht, bijvoorbeeld door de plannen aan te passen.

* Geen werkzaamheden uitvoeren in de schemering of in het donker. Preventief maaien uitsluitend op zonnige dagen tussen 10.00-19.00 uitvoeren zodat eventueel (in de randen) aanwezige amfibieën en reptielen voldoende zijn opgewarmd en kunnen wegvluchtten. Maaien van binnen naar buiten.

* Aan en afvoer van grond, zand en leem uitsluitend over een vaste rijbaan of over bestaande wegen en paden.

5.5 Water En Riolering

Het plangebied ligt in het buitengebied. De locatie bevindt zich niet binnen enige Keurzone of binnen zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor (grond)water in de omgeving.

Afvoer van hemelwater

Afvoer van hemelwater gebeurt via de 'watertrits' vasthouden-bergen-afvoeren. De initiatiefnemer van het plan dient zorg te dragen voor maatregelen op het eigen perceel om het hemelwater te infiltreren in de bodem. Het 'vuile' water wordt via de gemeentelijke drukriolering afgevoerd. Via de drukriolering mag geen hemelwater worden afgevoerd.

Gebruik niet-uitlogende bouwmaterialen

Bij de realisatie van het bouwplan mogen geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt, om vervuiling van het grondwater te voorkomen.

5.6 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Grex-regels) bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Echter al voor de inwerktreding van de Wet ruimtelijke ordening hebben initiatiefnemers leges betaald voor de medewerking aan een nieuw bestemmingsplan. De Grex-regels zijn dan ook niet van toepassing. Met initiatiefnemers van het nieuwe landgoed is wel een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin aanleg en beheer van het landgoed is vastgelegd. Hierin is tevens het kostenverhaal van mogelijke planschade geregeld.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beeld gegeven van hoe een invulling kan worden gegeven aan de regels, zoals die in het voorgaande hoofdstuk zijn voorgestaan. Er wordt eerst inzicht gegeven in de voorgestane opbouw van de planregels (paragraaf 6.2). Vervolgens wordt specifiek ingegaan op de regels ten aanzien van de in het plan neergelegde bestemmingen (paragraaf 6.3). In paragraaf 6.4 worden de mogelijkheden tot flexibiliteit genoemd en in paragraaf 6.5 komt het strijdig gebruik aan de orde.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en -zo nodig- hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Bos;
  • Natuur;
  • Wonen;
  • Wonen - Landhuis.

Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel voorkomen waarvan de ene functie de nodige beperkingen met zich mee kan brengen. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

  • Waarde - Archeologie-2;
  • Waarde - Landgoed.

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het bestemmingsplan.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt gezien als strijdig gebruik.

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan

6.3.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.3.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen – Landhuis': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden beroepen die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
  • bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen – Landhuis': ten behoeve van aan huis verbonden beroepen in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
  • bestemming "Wonen - Landhuis": ten behoeve van het toestaan aan een grotere inhoudsmaat van de woningen en een groter oppervlak aan vrijstaande overige gebouwen. Hierbij wordt wel als voorwaarde gesteld dat de ontwerpen van de gebouwen onder architectuur plaatsvindt en in overeenstemming is met de filosofie van het landgoed zoals dat verwoord en verbeeld is de Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bestemmingsvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de sociale veiligheid;
  • de verkeersveiligheid.

6.4 Algemene Bouwregels

In de algemene bouwregels zijn paardenbakken binnen het plangebied uitgesloten omdat zij niet passen binnen de opzet en hoge kwaliteitseisen die gelden voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Uitkomsten Vooroverleg Artikel 3.1.1 Bro

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In dit geval is sprake van een plan dat gedeeltelijk in de EHS-verbindingszone van het groen-blauwe raamwerk is gelegen. De provincie heeft bepaald dat zij over bestemmingsplannen die gaan over ontwikkelingen in het groen-blauwe raamwerk graag vooroverleg wil voeren. Een eerdere versie van de landgoedvisie is in 2004 voor vooroverleg opgestuurd aan de provincie Gelderland en het Rijk. Het Rijk heeft toen laten weten geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het plan. De provincie Gelderland had geen inhoudelijke opmerkingen over het plan maar heeft geadviseerd het uiteindelijke bestemmingsplan aan de provinciale diensten voor te leggen.

Waterschap Veluwe heeft al bij het begin van de planvorming in 2003 aangegeven dat er geen directe waterbelangen voor het waterschap in het geding zijn en dat dit maken heeft met de hoge ligging van het nieuwe landgoed.

Het concept van het ontwerpbestemmingsplan is aan de provincie en Waterschap Veluwe voor vooroverleg toegezonden. De reacties van beide instanties zijn onderstaand samengevat met cursief de gemeentelijke reactie.

7.1.1 Reactie provincie Gelderland

Ecologische hoofdstructuur (EHS). De provinciale afdelingen zijn van mening dat het provinciale beleid met betrekking tot de EHS onvoldoende is verwerkt in het bestemmingsplan. Tevens is onduidelijk hoe het plangebied wordt ingericht gelet op de inrichtingsmaatregelen gebonden aan het model "kamsalamander"

De Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof (bijlage 1) met daarin de inrichting en beeldkwaliteit van het nieuwe landgoed is helaas niet bij de provinciale toets betrokken is geweest. De visie zal bij het bekend maken van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wederom aan de provincie worden verstrekt en bovendien als bijlage bij zowel de toelichting als de regels worden gevoegd. In de Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof is helder aangegeven hoe het nieuwe landgoed vorm wordt gegeven. Ten aanzien van het beleid zoals verwoord in de Ruimtelijke Verordening Gelderland is de tekst in de toelichting aangevuld.

Landgoederen. Bij initiatieven voor een nieuw landgoed dient sprake te zijn van een totaalvisieinrichtingsplan, beeldkwaliteitsplan en exploitatieplan. Daarnaast dient de gemeente met initiatiefnemers een privaatrechtelijke overeenkomst met kettingbeding af te sluiten over de inrichting en het beheer van het nieuwe landgoed.

De Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof (bijlage 1) met daarin de inrichting en beeldkwaliteit van het nieuwe landgoed was los van dit bestemmingsplan aan de provinciale diensten verstrekt. Uit bovenstaande reactie volgt dat deze visie helaas niet bij de toets betrokken is geweest. De visie zal bij het bekend maken van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wederom aan de provincie worden verstrekt. Ook zullen dan afschriften van de privaatrechtelijke overeenkomst en de exploitatieopzet (beiden vertrouwelijk) worden toegezonden.

Kwalitatief Woonprogramma. De provinciale afdelingen hebben geconstateerd dat het beleid uit het Kwalitatief Woonprogramma niet is opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

De toelichting is op dit punt aangepast.

Overig. Naar de mening van de provinciale diensten is het plangebied niet gelegen in Nationaal Landschap Veluwe. In de toelichting wordt uitgegaan van een aan te houden afstand van minimaal 25 meter tussen wonen en kassen. Uit jurisprudentie blijkt dat een afstand van 50 meter dient te worden aangehouden.De aan te houden minimale afstand tussen het dichtsbijzijnde rundveebedrijf en de nieuwe woningen dient berekend te worden vanaf de grens van het agrarisch bouwperceel en niet vanaf de schuren zoals in de toelichting is gedaan.

Het plangebied ligt inderdaad niet in het Nationaal Landschap Veluwe. De toelichting is hierop aangepast.

De ten aanzien van kassen en woningen gehanteerde maten in de toelichting zijn conform het Besluit Glastuinbouw. De toelichting is op dit punt dan ook niet aangepast.

De toelichting is aangepast wat betreft de aan te houden minimale afstand tussen het rundveebedrijf en de woningen.

7.1.2 Reactie Waterschap Veluwe

Er spelen geen grote waterbelangen bij de ontwikkeling van het plangebied. Het waterschap gaat er vanuit de vier te realiseren woningen grondwaterneutraal worden ontwikkeld.

In de privaatrechtelijke overeenkomst is de voorwaarde opgenomen dat initiatiefnemers de woningen grondwaterneutraal ontwikkelen.

7.2 Inspraak

Op 4 september 2006 heeft de gemeenteraad besloten dat het college van burgemeester en wethouders in het kader van de voorbereiding op ruimtelijke procedures waarmee zij belast is, slechts inspraak verleent voorafgaand aan de zienswijzenfase als sprake is van een plan dat een ingrijpende verandering kan hebben op de ruimtelijke structuur van de gemeente Voorst. Hiervan is in dit geval geen sprake. Inspraak is om die reden achterwege gelaten.

Bijlage 1 "Landgoed Nieuw Bellinkhof, Visie, Beeldkwaliteit En Beplantingsplan Voor Een Nieuw Landgoed In De Gemeente Voorst" D.d. December 2010 Met Erratum December 2011

Bijlage 1 "Landgoed Nieuw Bellinkhof, visie, beeldkwaliteit en beplantingsplan voor een nieuw landgoed in de gemeente Voorst" d.d. december 2010 met Erratum december 2011

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Visie Landgoed Nieuw Bellinkhof

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 4 Onderzoek Flora En Fauna