KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch-glastuinbouw
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Natuur
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 10 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie
2.1 Cultuurhistorie
2.2 De Aanwezige Functies
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.6 Conclusie
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 Locatie Withagen
4.2 Locatie Dernhorstlaan
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 Milieuonderzoeken
5.3 Water
5.4 Vormvrije Mer-beoordeling
5.5 Duurzaamheid
5.6 Economische Uitvoerbaarheid
5.7 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Planregels
6.3 Bestemmingen
6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro
7.2 Uitkomsten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Van Het Besluit Ruimtelijke Ordening
7.3 Zienswijzen
7.4 Aanpassingen Ten Opzichte Van Het Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Masterplan Schoneveld Dernhorstlaan 9, Twello
Bijlage 2 Resultaten Milieukundig Onderzoek
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Juli 2010
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek September 2010
Bijlage 5 Memo Akoestisch Onderzoek Dernhorstlaan
Bijlage 6 Memo Akoestisch Onderzoek Withagen
Bijlage 7 Notitie Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 8 Notitie Inspraakreactie
Bijlage 9 Zienswijzennotitie
Bijlage 10 Nota Ambtshalve Wijzigingen

Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan

Bestemmingsplan - gemeente Voorst

Vastgesteld op 02-07-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan" van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20158-VS00met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het uitsluitend door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;

1.10 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt gevoerd door de bewoners(s) van de woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.13 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaakd, waarmee rekening gehouden moet worden;

1.14 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;

1.25 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, tuincentra, grove bouwmaterialen, alsmede bouwmarkten;

1.28 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 glastuinbouwbedrijf

Een volwaardig bedrijf met name gericht op de veredeling, vermeerdering en productie van planten, geheel of gedeeltelijk met behulp van kassen en de daarbij behorende bouwwerken en installaties.

1.31 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.32 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.33 landschapswaarden:

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.34 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.35 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.36 mantelzorg:

langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

1.37 openbaar gebied:

De voor een ieder toegankelijk al dan niet door overheden beheerde onderhouden gronden zoals groen, water, verkeer en/of verblijfsgebied;

1.38 overige gebouwen:

al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;

1.39 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.40 peil:

  1. 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;

1.41 recreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.42 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 sociale huurwoning

huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening;

1.44 sociale koopwoning

koopwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder e van het Besluit ruimtelijke ordening;

1.45 sociale sector

woningbouw in zowel de categorie sociale huur als sociale koop;

1.46 vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.47 voorgevel:

de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.48 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;

1.49 woning:

een gebouw waarin wordt gewoond en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen ;

1.50 zorgwoning:

een woning voor de huisvesting van één of meer personen voor wie in het kader van de algemene dagelijkse levensverrichtingen professionele hulp of begeleiding nodig is van huishoudelijke, sociale, sociaal-medische of medische aard.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

ENKELBESTEMMINGEN

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. weiden voor het (hobbymatig) houden van vee, (moes)tuinen, vijvers, boomgaarden en houtopstanden en het behoud, herstel en ontwikkelen van natuur- en landschapselementen;
  2. b. agrarisch natuurbeheer;
  3. c. hobbymatig agrarisch gebruik;
  4. d. onverharde paden ten dienste van de bestemming;
  5. e. recreatief medegebruik

met daarbijbehorende:

  1. f. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd

Artikel 4 Agrarisch-glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch-Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitoefening van glastuinbouwbedrijven;
  2. b. bedrijfsgebouwen, zoals bijvoorbeeld kassen, niet zelfstandige kantoorruimte, expeditieruimte, opslag, onderzoeksruimten, laboratoria, educatie- en inspiratiecentrum ten behoeve van de bestemming;
  3. c. één bedrijfswoning;
  4. d. aan-huis-verbonden beroepen en/of aan-huis-verbonden bedrijven (bij de bedrijfswoning) welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    2. 2. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    3. 3. de opslag van risicovolle onderdelen van caravans en boten niet is toegestaan;
    4. 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    5. 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  5. e. bed & breakfast, uitsluitend in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en water(berging).

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1onder f, om een hogere maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. afwijking dient noodzakelijk te zijn als gevolg van nieuwe technologische, milieukundige en bouwkundige ontwikkelingen;
  2. b. van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruik gemaakt indien een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt.

4.4 Afwijking van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van:

  1. a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  2. b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 of 2 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

4.5 Wro-zone-wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatsen van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied' het gebied met de aanduiding 'Kas' verkleinen ten behoeve van het toestaan van overige bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het gebied kan uitsluitend gewijzigd worden voor het realiseren van een nutsvoorziening voor onder andere voor de opwekking van restwarmte die vrijkomt bij de VAR, een eigen warmtevoorziening, electra, water- en andere nutsvoorzieningen;
  2. b. van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken vindt geen onevenredige aantasting plaats.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. openbare nutsvoorzieningen;
  4. d. recreatief medegebruik;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  3. c. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken mag maximaal 2 m bedragen;
  4. d. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarde;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoevevan het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  3. c. recreatief medegebruik;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden als sport-, wedstrijd-, speel-, parkeer- en/of kampeerterrein is niet toegestaan;

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor toegangswegen, paden, parkeervoorzieningen en waterlopen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden opgericht en gelden de volgende regels:

  1. a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1 m bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van overige, andere bouwwerken, mag maximaal 3 m bedragen;
  5. e. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van hetgeen beschreven staat onder 7.2 om het realiseren van bijgebouwen mogelijk te maken. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de plaatsing en vormgeving van het bijgebouw stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  2. b. de maximale oppervlakte mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
  3. c. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke, waarbij de breedte van de verharding niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  2. b. parkeerplaatsen;
  3. c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie;
  6. f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, geluidswerende voorzieningen, parkeren, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, viaducten, bruggen en water;

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat tevens apparatenruimten ten behoeve van de telecommunicatie zijn toegestaan;
  3. c. de oppervlakte van apparatenruimten ten behoeve van telecommunicatie bedraagt ten hoogste 40 m² per gebouw;
  4. d. de bouwhoogte van zendmasten ten behoeve van telecommunicatie bedraagt ten hoogste 60 m;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m;
  6. f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een toegangsweg;
  2. b. erf ten behoeve van aanliggende woningen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. paden ten behoeve van recreatief medegebruik;
  5. e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag maximaal 2 m bedragen;
  2. b. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing mag worden gebruikt;
    2. 2. niet zijnde activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
    3. 3. de opslag van risicovolle onderdelen van de caravans en boten niet is toegestaan;
    4. 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
    5. 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    6. 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  3. c. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. 1. maximaal 3 kamers per bouwperceel mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen;
    2. 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    3. 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'erf': erven;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': de instandhouding van de cultuurhistorische waarden van de gebouwen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, paden, verhardingen, water en parkeerplaatsen;

10.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. per bouwvlak mag maximaal 1 woning worden gerealiseerd.
    3. 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag ter plaatse van de aanduiding ´aantal wooneenheden´ het aantal woningen maximaal gelijk zijn aan de op de verbeelding aangegeven aantal;
    4. 4. In het plangebied worden ten minste 3 woningen in de sociale sector gerealiseerd ;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogten in meters bedragen;
    6. 6. de inhoud van de woning mag maximaal 750 m3 zijn.
    7. 7. in afwijking van het bepaalde onder 5 mag ter plaatse van de aanduiding ´afwijkende maatvoering´ een grotere inhoud worden gerealiseerd.
    8. 8. in afwijking van het geen genoemd onder 1 t/m 6 geldt dat ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" ter behoud van de cultuurhistorische waarde, de goot- en bouwhoogte en de inhoud van het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" bedraagt niet meer dan de op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezige goot- en bouwhoogte en inhoud van het hoofdgebouw;
  2. b. Op deze gronden mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
    2. 2. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw maximaal 100 m² bedragen en het bebouwingspercentage van overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf' maximaal 50%;
  3. c. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en 'erf' mag maximaal 2 m bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 2 meter bedragen;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken mag per woning maximaal 10 m² bedragen.

10.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in lid 10.1 voor de vestiging van:

  1. a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' of,
  2. b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2;

mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1 of 2 zoals die zijn genoemd in de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.

10.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Vervangende bouwregel

Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan.

12.2 Paardenbak

Het bouwen van paardenbakken is niet toegestaan.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Algemene afwijkingen

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
    1. 1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages met dien verstande dat deze afwjiking niet van toepassing is op de inhoudsmaten van woningen;
    2. 2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
    3. 3. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
      • een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
      • aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
      • aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt .
  2. b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

15.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanSchoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Schoneveld Breeding heeft een verzoek ingediend om het bedrijf op de huidige locatie aan de Dernhorstlaan te verplaatsen naar de locatie Withagen. Op de locatie Withagen wil Schoneveld Breeding een nieuwe vestiging neerzetten, in de eindsituatie bestaande uit 45000 m2 glas, 15000 m2 bijbehorende gebouwen zoals kantoorruimte, expeditie, opslag, laboratorium, educatie- en inspiratiecentrum etc. en een bedrijfswoning. Op de huidige locatie aan de Dernhorstlaan wil het bedrijf naast de twee bestaande woningen 8 nieuwe woningen realiseren. Op beide locaties is de gewenste ontwikkeling strijdig met het vigerende bestemmingsplan.

1.2 Het Plangebied

Het bestemmingsplan "Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan" voorziet in de ontwikkeling van twee verschillende locaties, te weten de locatie Withagen en de locatie Dernhorstlaan. Aan de Dernhorstlaan ligt het huidige bedrijf, de locatie Withagen is de plek waar het nieuwe bedrijf gevestigd moet worden.

De locatie Dernhorstlaan is direct gelegen aan de Dernhorstlaan net ten noorden van de spoorlijn Amersfoort Deventer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20158-VS00_0001.png"

Figuur 1: Locatie Dernhorstlaan

De nieuwe locatie (locatie Withagen) is gelegen tussen de Oude Zutphenseweg, de Sluinerweg en de Withagenweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20158-VS00_0002.png"

Figuur 2: locatie Withagen

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

De locatie Withagen valt in het bestemmingsplan "Buitengebied 1996, artikel 30 herziening". De verschillende percelen die onderdeel uit maken van deze ontwikkeling hebben allemaal de bestemming "Agrarisch cultuurgebied". Binnen deze bestemming zijn agrarische bedrijven toe gestaan, waaronder ook glastuinbedrijven. Echter gebouwen mogen uitsluitend gerealiseerd worden wanneer op de kaart ook een nadere aanduiding "Agrarisch bedrijf" is opgenomen of binnen het aangegeven bouwperceel. Op de verschillende percelen is geen aanduiding "Agrarisch bedrijf" of bouwperceel opgenomen. De gewenste ontwikkeling past daarom ook niet in het huidige bestemmingsplan.

De percelen aan de Dernhorstlaan (de tweede locatie) vallen ook in het bestemmingsplan "Buitengebied 1996, artikel 30 herziening" en hebben de bestemming "Glastuinbouwbedrijf". Binnen de bebouwingsgrenzen mogen uitsluitend gebouwen worden gerealiseerd ten behoeve van glastuinbouwbedrijven. Het realiseren van woningen op deze locatie is daarom niet passend

1.4 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan "Schoneveld locaties Withagen en Dernhorstlaan" bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • hoofdstuk 2: een beschrijving van de bestaande situatie;
  • hoofdstuk 3: een beschrijving van het relevante beleidskader;
  • hoofdstuk 4: een beschrijving van de planopzet;
  • hoofdstuk 5: een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan, zowel wat betreft milieu en onderzoek, als in economische zin;
  • hoofdstuk 6: een beschrijving van de juridische planopzet waarin de bestemmingen worden toegelicht;
  • hoofdstuk 7: een beschrijving van de resultaten van overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 De Bestaande Situatie

2.1 Cultuurhistorie

2.1.1 Locatie Withagen

Het plangebied vormt het meest noordwestelijke deel van het gebied Withagen en is gelegen in de hoek tussen de Oude Zutphenseweg en de langs de zuidzijde van het terrein van het afvalverwerkingsbedrijf VAR lopende Sluinerweg.

Over de oudste geschiedenis van het gebied Withagen is weinig bekend. Met de ontginning werd vermoedelijk pas in de late middeleeuwen een begin gemaakt, wellicht vanaf de door het gebied stromende Twellosche beek. Aan het begin van de negentiende eeuw lag het als een naar het zuiden vooruitgeschoven, taps toelopende strook cultuurgrond aan drie zijden begrenst door woeste, nog onontgonnen gronden. De hoofdrichting van de planmatige, blokvormige verkaveling is oost-west. Aan de oostzijde wordt het begrensd door de huidige Withagenweg en aan de westzijde door de Oude Zutphenseweg, het voormalige tracé van de doorgaande route tussen Zutphen en Apeldoorn. De Sluinerweg ligt min of meer ter plekke van de oude noordelijke begrenzing.

Verspreid over het gebied werden diverse boerderijen gebouwd. Direct ten zuiden van het plangebied staat de boerderij De Vijfde Withagen, een van de vijf Withagen-hoeven die reeds in 1802 bestonden en waarvan de naamgeving een planmatige ontginning doet vermoeden. Vier van de vijf Withagen-hoeven bestonden reeds in 1749, waarvan er een toen nieuw gebouwd was. De drie andere boerderijen zijn waarschijnlijk gebouwd tussen 1716 en 1749.

De laatste percelen aan de randen zijn vermoedelijk pas in de vroege negentiende eeuw ontgonnen. In het tot plangebied behorende deel van Withagen lagen in het begin van de 19de eeuw weilanden en aan de randen percelen hakhout en dennenbos; het gebied had toen een veel minder open karakter dan tegenwoordig.

Van cultuurhistorische waarde zijn het beloop van de Oude Zutphenseweg en de hoofdrichting van de verkaveling.

2.1.2 Locatie Dernhorstlaan

Het plangebied maakt deel uit van het waardevolle landgoederenlandschap aan de noordoostzijde van het dorp Twello, meer in het bijzonder het zuidelijke deel van het landgoed Dernhorst. De huidige Dernhorstlaan was de hoofdas van het vroegere lanenstelsel van het goed Dernhorst, waarvan het hoofdgebouw zich tot in de negentiende eeuw bevond op een omgracht terrein aan de Fliert. Het lanenstelsel omvatte behalve de hoofdas ook enkele haaks daarop staande zijlanen. Het landgoed omvatte verschillende percelen hakhout, bouwland en voorts weilanden langs de aan de westzijde van het land stromende Fliert. In de directe omgeving van het huis lagen tuinen - zowel binnen als buiten de omgrachting - en een flinke boomgaard.

In 1868 werd dichter bij de Rijksstraatweg een geheel nieuw huis Dernhorst gebouwd, eveneens ten westen van de Dernhorstlaan, waarbij vermoedelijk tevens de aanleg werd gewijzigd in een meer landschappelijke stijl. Het landgoed werd in 1887 doorsneden door de toen nieuw aangelegde spoorverbinding tussen Apeldoorn en Deventer.

In de loop van de twintigste eeuw is de situatie geleidelijk aan betrekkelijk ingrijpend veranderd. Van het lanenstelsel resteert de huidige Dernhorstlaan, met zijn karakteristieke rechte beloop, doch zonder de vroegere laanbomen. Aan de laan verrezen diverse burgerwoningen. Van de oude locatie van het oude huis Dernhorst en zijn omgrachtingen (vijvers) bleef niets herkenbaars over; ter plekke werden kassen gebouwd die uiteindelijk het merendeel van het aan de spoorlijn grenzende perceel in beslag namen. Voor de kassen staat nog het pand Dernhorstlaan 9, de voormalige boerderij/bedrijfswoning van Schoneveld Breeding, wellicht gebouwd als dienstwoning op het landgoed Dernhorst.

In de huidige situatie zijn van cultuurhistorische waarde het rechtlijnige beloop van de Dernhorstlaan, de vroegere hoofdas van het lanenstelsel en het pand Dernhorstlaan 9. Bij functiewijziging en herinrichting zijn er kansen voor verbeteren van het landschap waarbij het versterken van het landgoederenlandschap en het respecteren van De Fliert als oude waterloop het oorspronkelijke relatief open karakter van het Fliertdal belangrijke uitgangspunten zijn.

2.2 De Aanwezige Functies

Op de locatie Dernhorstlaan is op dit moment het huidige glastuinbouw bedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft een bebouwde vloeroppervlakte van bijna 12.000 m2, bestaande uit kantoorruimte, expeditie, opslag en overige bebouwing en kassen. Daarnaast bevinden zich in het gebied 2 woningen, één woning wordt op dit moment als kantoor behorende bij het bedrijf gebruikt. Deze woning zal na de herontwikkeling weer als woning in gebruik genomen worden. De tweede woning zal na de herontwikkeling als woning in gebruik blijven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het belangrijkste ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus (rijk, provincie, regionaal en gemeente).

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte benoemt een Greenports en 10 ontwikkelingsgebieden voor de glastuinbouw in Nederland. Het Rijk streeft naar bundeling van de niet-grondgebonden en kapitaalintensieve landbouw in duurzaam ingerichte en landschappelijk goed ingepaste landbouwontwikkelingsgebieden. De provincies dienen zulke gebieden aan te wijzen, in hun structuurvisies te begrenzen en de ontwikkeling van deze vormen van landbouw buiten deze gebieden af te remmen. Provincies kunnen aanvullen regionale ontwikkelingsgebieden aanwijzen. Voor de tuinbouw in Gelderland zijn dat de zogenoemde regionale clusters. Het glastuinbouwgebied Withagen is in de ontwerp Ruimtelijke Verordening Gelderland uit 2012 opgenomen als regionaal cluster. De locatie Dernhorstlaan wordt niet specifiek genoemd in dit beleid.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie Gelderland

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening

In het Streekplan Gelderland 2005 is beleid voor glastuinbouwbedrijven geformuleerd. De glastuinbouw is een sector met een hoge dynamiek en een relatief grote economische betekenis per oppervlakte-eenheid. Concentratie van glastuinbouw blijft gewenst omdat kassen een zeer grote landschappelijke en ruimtelijke impact hebben, in de concentratiegebieden gezamenlijke milieu-investeringen gedaan kunnen worden en de centrumfunctie in de glastuinbouw ook belangrijk is. Buiten de concentratiegebieden kunnen kleine clusters van bedrijven voorkomen.

In de regionale clusters mogen nieuwe bouwblokken van maximaal 5 ha worden uitgegeven voor hervestiging van een glastuinbouwbedrijf. Vestiging van een nieuw bedrijf is niet toegestaan. Een cluster kan pas als zodanig door de gemeente worden bestemd, zodra er een daadwerkelijke hervestiging gaat plaatsvinden. Ruimte binnen de clusters is beschikbaar voor hervestiging van bedrijven tot 5 ha en groei van bestaande bedrijven. Grote bedrijven (meer dan 5 ha) dienen in geval van hervestiging zich te wenden tot de nationale concentratiegebieden. Bij hervestiging geldt dat de glastuinbouw aan de vertreklocatie moet worden onttrokken. In het regiospecifieke beleid is bovenstaande als volgt uitgewerkt.

De glastuinbouw neemt een bijzondere positie in als een vitale economische sector binnen de Stedendriehoek. Binnen het stedelijk netwerk kan voor hervestiging binnen de regio zelf een nieuwe locatie voor de glastuinbouw worden gezocht. De ontwikkeling van een dergelijke locatie is grotendeels afhankelijk van de relatie van de bijpasses en de IJsselsprongen voor woningbouw en slechts voor een klein deel ten behoeve van reeds in de Stedendriehoek gevestigde bedrijven. Voor hervestigende bedrijven wordt een hervestigingslocatie van ongeveer 25 ha ingericht nabij de VAR. Grote bedrijven (meer dan 5 ha) dienen zich te vestigen op de nationale projectlocaties. De definitieve locatiekeuze vindt plaats door de regio op basis van nader onderzoek In 2007 heeft de provincie besloten dat men de oppervlaktematen wil loslaten. In de uitwerking van dit onderdeel naar de Ruimtelijke Verordening komen deze maten dan ook niet terug.

Dernhorstlaan

Zoals hierboven al beschreven is concentratie een belangrijk uitgangspunt voor glastuinbouwbedrijven. Solitair gelegen glastuinbouwbedrijven krijgen nog maar beperkte uitbreidingsmogelijkheden en worden mede daardoor gestimuleerd om zich te hervestigen in een projectvestgingslocatie of een regionaal cluster. Eén van de instrumenten die hiervoor ingezet kan worden is functieverandering.

In het ruimtelijk beleid zijn algemene uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd waar functieveranderingsprojecten aan moeten voldoen. Daarbij biedt de provincie de regio's de mogelijkheid om het beleidskader voor functieverandering op regionaal niveau uit te werken.

3.3.2 Ruimtelijke Verordening

Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.

Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is. "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte."

Inmiddels ligt een eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening in ontwerp ter inzage (vanaf 23 januari 2012. In dit ontwerp is artikel 10 gewijd aan het onderwerp “Regionaal cluster glastuinbouw”. Het gebied Withagen is als Regionaal cluster opgenomen op de bij de verordening behorende kaart Glastuinbouw. In een bestemmingsplan wordt hervestiging en uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven met meer dan 20% toegestaan in de regionale clusters glastuinbouw. Hervestiging van een glastuinbouwbedrijf in een regionaal cluster glastuinbouw is alleen mogelijk indien kan worden aangetoond dat de glasopstanden op de vertreklocatie worden verwijderd en de vestiging van een nieuw glastuinbouwbedrijf op de vertreklocatie planologisch onmogelijk wordt gemaakt.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeenten in de regio Stedendriehoek, met daarin de steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen, hebben gezamenlijk een regionale structuurvisie opgesteld, de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV), vastgesteld in 2007. Deze visie vormt de integrale afstemming tussen de ruimtelijke opgaven binnen de regio en is beleidsmatig tevens vertaald in het streekplan. In de RSV wordt vastgesteld dat de glastuinbouw als vitale economische sector. De glastuinbouwsector bestaat uit een groot aantal bedrijven, die een sterke onderlinge vervlechting kennen op economisch en kennisgebeid en waarvan de samenhang versterkt wordt door de aanwezigheid van een aantal grotere innovators. Circa driekwart van de omzet wordt in de regio zelf behaald.

Binnen het plangebied wordt geopteerd voor een nieuwe locatie voor de glastuinbouw, omdat de huidige locaties mogelijk voor nieuwe stadsuitbreidingen moeten wijken (IJsselsprongen, hoogwatergeul Zutphen). De tuinders krijgen voorrang bij hervestiging in de regio. Voor een klein deel kan het ook gaan om regionale uitbreidingen van al in de stedendriehoek gevestigde bedrijven.

Er wordt een driedeling gemaakt naar bedrijfsomvang.

  1. 1. Bedrijven van minder dan 1 ha zijn goed te combineren met dorpse ontwikkelingen
  2. 2. Bedrijven van 1 tot en met 5 ha glasopstanden. Hiervoor wil de regio een regionale hervestigingslocatie reserveren. Het gebied ten zuiden van de VAR wordt als best inpasbare glastuinbouwlocatie gezien na afwegingen op basis van de zeefkaart en de vereiste regionale bereikbaarheid. Een nadere gebiedsuitwerking zal meer duidelijkheid geven over de omvang van de behoefte, de exacte locatie en de afbakening van de locatie.
  3. 3. Bedrijven met een omvang van 5 ha glasopstanden of meer zijn qua maat en schaal mogelijk niet inpasbaar in de regionale hervestigingslocatie bij de VAR. Deze relatief grote bedrijven zijn wel gebonden aan de regionale markt van de stedendriehoek. Bij uitplaatsing van dergelijke grote bedrijven is altijd maatwerk nodig voor een goede ruimtelijke situering.

In de RVS staat dat een nadere studie nog zal resulteren in een uitwerking van dit onderdeel in een nog op te stellen Visie glastuinbouw Stedendriehoek. Deze visie is inmiddels opgesteld in de vorm van het Masterplan Withagen.

3.4.2 Waar de stallen verdwijnen

De gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem, Voorst en Zutphen hebben in het rapport 'Waar de stallen verdwijnen' omschreven welke regels de gemeenten in de Stedendriehoek willen hanteren bij functieverandering van vrijgekomen en vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Het beleidskader wijkt op enkele punten af van het de Structuurvisie Gelderland. Functieverandering zorgt per saldo voor minder bebouwing in het buitengebied door het slopen van overbodige opstanden en voor een aantrekkelijke vormgeving en (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van de opstallen. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben het beleidskader goedgekeurd en daarmee treedt dit in de plaats van het generieke provinciale beleid voor functieverandering.

Binnen het regionale beleid geldt voor glastuinbouwbedrijven dat op het vrijgekomen perceel alle glasopstanden worden gesloopt. Bij de beëindiging of verplaatsing van glastuinbouwbedrijven mag 100% van de bedrijfsgebouwen, tot een maximale oppervlakte van 1500 m2, van functie veranderen naar wonen of werken onder de algemene randvoorwaarden die daarvoor gelden. Onder bedrijfsgebouwen worden verstaan de gebouwen die niet voor de primaire teelt worden gebruikt. Mocht beëindiging of verplaatsing volgens deze regel financieel niet mogelijk zijn, dan kan maatwerk worden toegepast.

In het gebied worden in het totaal 9 nieuwe woningen gerealiseerd, daarnaast blijft de bestaande boerderijwoning en de woning aan de Dernhorstlaan 7 behouden. De oppervlakte van alle nieuwe en bestaande woningen (exclusief de boerderijwoning) is minder dan 1500 m2.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (2005) is de volgende passage opgenomen met betrekking tot glastuinbouw (als onderdeel van het deelgebied Groene Carré):

Bij Steenenkamer/Stadsland is sprake van een tuinbouwcluster in een gebied waar ook veel woningen voorkomen. De bestaande tuinbouwbedrijven kunnen zich binnen de milieurandvoorwaarden ontwikkelen, nieuwvestiging en hervestiging van glastuinbouwbedrijven op deze locatie is niet mogelijk. Wanneer sprake is van te verplaatsen glastuinbouw als gevolg van stedelijke ontwikkelingen of vanwege het ontbreken van ontwikkelingsmogelijkheden voor glastuinbouwbedrijven op de huidige locatie, gaat de gemeente in samenwerking met het Stedelijk Netwerk Stedendriehoek op zoek naar een hervestigingslocatie. Er vindt nu al in regionaal verband een studie plaats naar een dergelijke locatie.

3.5.2 Masterplan Withagen

Op basis van het bestaande provinciale, regionale en gemeentelijke beleid heeft de gemeente Voorst een Masterplan opgesteld voor het gebied ten zuiden van de VAR, het glastuinbouwgebied Withagen. Het Masterplan is op 10 oktober 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.

Het Masterplan is een beleidsdocument dat kaders aangeeft waarbinnen de glastuinbouw zich kan ontwikkelen. Het Masterplan geeft inzicht in de gewenste landschappelijke inrichting en waterstructuren, op welke locaties glastuinbouwontwikkeling gewenst is en op welk locatie dit juist niet gewenst is. Het resultaat is weergegeven op een kaart met hoofdfuncties en een kaart met het groenblauwe casco. Als studiegebied is een gebied van ca 70 ha genomen dat is begrensd in het kader van de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Het blijkt dat het noordelijk deel van het gebied zicht het best leent voor vestiging van glastuinbouw. In dit gebied kan 24 ha netto glas worden ontwikkeld. Ten westen van de Oude Zutphenseweg zijn er nog mogelijkheden voor de ontwikkeling van twee kleinere bedrijfslocaties.

In totaal is er in het gebied ruimte voor 47 ha glasontwikkeling (bruto) waarvan ruim 30 ha netto.

3.5.3 Woonvisie: diversiteit in wonen 2011-2015

In de Woonvisie geeft de gemeente de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelingsrichting voor het wonen aan. De woonvisie is een thematische structuurvisie die zich richt op ruimtelijke ontwikkelingen die met het ‘wonen’ samenhangen. De Structuurvisie Wonen biedt de programmatische kaders voor de uitwerking, vaststelling en actualisering van bestemmingsplannen.
De Woonvisie heeft de formele procedure van structuurvisie als bedoelt in de Wet ruimtelijke ordening doorlopen en is op 10 oktober 2011 vastgesteld.

In de woonvisie wordt aandacht besteed aan het kwalitaitief woonprogramma tot 2020. Zo staat er beschreven dat er in de periode tot 2020 circa 600 woning in de gemeente Voorst gerealiseerd moeten worden. Tevens is hierin een verdeling aangebracht tussen woningen in het bereikbare, middeldure en dure segment. 40% van de woningbouw moet in het bereikbare segment gerealiseerd worden en 60% in het overige marktsegment. In het voorliggende bouwplan worden 3 woningen gerealiseerd in het bereikbare segment. Het gaat hierbij om de drie woningen aan de noordzijde van de Dernhorstlaan 11. Hierdoor wordt voldaan aan bovenstaand uitgangspunt.

Daarnaast zijn bij het opstellen van dit beleid de huidige bouwplannen geïnventariseerd. Dit was nodig om te bepalen hoeveel ruimte er nog over was van de 600 woningen. In deze inventarisatie zijn de woningen van het huidige bouwplan meegenomen.

3.6 Conclusie

Het glastuinbouwgebied Withagen is een resultante van de doorwerking van rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk ruimtelijk beleid voor de glastuinbouw. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat de hervestiging van een glastuinbouwbedrijf in dit gebied past binnen de diverse beleidskaders van de verschillende overheden.

De woningbouw op de locatie Dernhorstlaan is ook een resultante van de doorwerking van rijks-, provinciaal-, regionaal ruimtelijk beleid op het gebied van functieverandering. De gemeente toetst de aanvragen aan de hand van het regionale beleid en heeft geen eigen gemeentelijk beleid opgesteld. Per verzoek kan er namelijk sprake zijn van maatwerk. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat de realisatie van woningbouw op de Dernhorstlaan past binnen de diverse beleidskaders van de verschillende overheden.

Hoofdstuk 4 Planopzet

Het bedrijf Schoneveld Breeding heeft aangegeven de huidige bedrijfsvoering te willen verplaatsen van de Dernhorstlaan naar het gebied Withagen. De huidige locatie zal daarna met woningbouw worden ingericht. In dit hoofdstuk zullen beide ontwikkelingen beschreven worden. De beschreven ontwikkelingen worden tevens opgenomen in een anterieure overeenkomst. Hierdoor wordt de uitvoering en instandhouding van deze ontwikkelinge en de beoogde hoge kwaliteit vastgelegd en gegarandeerd.

4.1 Locatie Withagen

Op de locatie Withagen wil Schoneveld Breeding een potplantenveredelings- en vermeerderingsbedrijf realiseren, met onder meer faciliteiten voor innovatie, educatie en inspiratie (bv een 'inspiratiecentrum' voor marketing en produktpresentaties). De nieuwe huisvesting moet de mogelijkheid bieden aan 45000 m2 kasoppervlak, daarnaast moet er 15000 m2 kantoren en andere bedrijfsbebouwing (logistiek, opslag, expeditie, laboratorium, educatie- en inspiratiecentrum, utilities etc) gerealiseerd kunnen worden.

De belangrijkste elementen en activiteiten die op de nieuwe locatie voorzien worden zijn:

  • opkweken, zaadproductie, instandhouden ouderlijnen;
  • productontwikkeling, onderzoeksruimte, laboratorium;
  • zaadtechniek;
  • opslag van potgrond, meststoffen, hulpmaterialen e.d.;
  • verwerkingsruimte voor handel en veiling;
  • beveiligde bunker/kluis voor opslag zaden;
  • werkplaats;
  • expeditie;
  • energievoorziening, utilities;
  • promotie- en inspiratie;
  • educatie (opleiding en scholing);
  • presentatie- en vergaderfaciliteiten;
  • studiekamers;
  • kantoren, personeelsrestaurant en andere personeelsvoorzieningen;
  • buitenruimte met ontsluiting, parkeren, landschappelijke inpassing in combinatie met waterberging en -buffering.

Onderstaand figuur laat globaal de indeling van het perceel zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20158-VS00_0003.png"

Figuur 3: globale indeling locatie Withagen

De locatie Schoneveld is gelegen in de oksel Sluinerweg en Oude Zutphenseweg. Een stevige groenwal scheidt de kavel van de Sluinerweg. Om zichtbaar te maken dat hier het tuinbouwinnovatiecentrum van Schoneveld Breeding bevindt zal de groenzone aan de noordwestzijde enigszins gedund worden. Dit om te voorkomen dat de locatie in zijn geheel verstopt raakt achter een grote groensingel.

Aan de Oude Zutphenseweg wordt de hoofdontsluiting van het perceel gerealiseerd. De verkeersstromen vanwege het nieuwe bedrijf zullen via de Oude Zutphenseweg en de parallelweg Sluinerweg plaatsvinden. Het verkeer zal bij de kruising met de Sluinerweg en de Ardebroek de Sluinerweg opkomen. Om te zorgen dat de afwikkeling van het verkeer via deze wegen goed verloopt wordt dit traject verbreed. Aan beide zijde van de wegen wordt de weg met een halve meter verbreed.

Aan de zijde van de Oude Zutphenseweg zal ook het parkeren plaats vinden. De parkeerplaatsen zullen in het groen worden ingebed, waardoor deze straat zijn landelijk uiterlijk zal behouden. Het kantoor met infocentrum en kassen zullen hier door het groen zichtbaar blijven.

Aan de zuidzijde wordt de kavel aan de straat begrensd door een paardenfokkerij met paardenstallen. De kavelgrens zal aan deze zijde worden versterkt door een rij bomen, een pad en een waterzone. In verband met het hoge grondwaterpeil zullen de waterbuffers boven de hoogste grondwaterstand worden gerealiseerd. Om het groene karakter aan deze zijde te behouden en te versterken worden de waterbuffers door een groene wal omgeven. Aan de Oude Zutphenseweg zullen de kassen worden ingebed in een passende ruimtelijke vormgeving van het terrein met een 'groen' uitstraling, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een helofytenfilter. Vanaf de zuidzijde zijn de kassen op wat grotere afstand zichtbaar door de bomenrij heen. Aan de oostzijde grenst de kavel aan weilanden, waar zich op termijn meer glastuinbouwbedrijven kunnen gaan vestigen. Deze zijde is praktisch onzichtbaar vanaf de Withagenweg welke zich op grote afstand bevindt.

4.2 Locatie Dernhorstlaan

Op de vrijkomende locatie aan de Dernhorstlaan wordt woningbouw gerealiseerd. De nieuwbouw bevat 6 nieuwe woningen aan de Dernhorstlaan en 3 woningen rondom het boerenerf bij de bestaande boerderij. Daarnaast zijn er in het gebied nog twee bestaande woningen (één aan de Dernhorstlaan en de bestaande boerderij). De bestaande boerderij zal weer een woonfunctie krijgen en worden aangevuld met een vrijstaand bijgebouw, het bakhuis. De boerderij zal qua hoofdvorm onveranderd blijven en zal gerenoveerd worden.

Het boerderijerf wordt gebaseerd op een klassiek boerenerf. Een klassiek boerenerf is in twee delen te onderscheiden, het voor- en achtererf. Het voorerf bestaat uit de toegangsweg en de voorzijde van de voormalige boerderij. De toegangsweg krijgt een informeel karakter door het gebruik van halfverharding en is slechts 3 meter breed. De voortuin van de boerderij is eveneens onderdeel van het voorerf. De tuin wordt eenvoudig en sober ingericht; de berkengroep en het gazon nabij de straat blijven gehandhaafd. De groep dennenbomen wordt verwijderd. Nabij de voorgevel worden enkele klassieke bloemperken aangelegd. Aan de noordzijde grenzen twee tuinen aan de toegangsweg. Deze behoren gedeeltelijk tot het voorerf en moeten passend worden ingericht als weiland of moestuin. Het is van belang dat de boerderij goed in het zicht blijft vanaf de Dernhorstlaan

Op het klassieke achtererf van een boerderij staan de bedrijfsgebouwen. De nieuwe woningen worden in een overeenkomstige typologie uitgevoerd. De woningen staan direct aan het (half)verharde erf , en krijgen geen voortuinen. De woning ten noorden van de boerderij krijgt een beschutte privétuin omzoomd door een meidoorn- of veldesdoornhaag. Bij de twee woningen die meer op het achteref komen te liggen sluit een omliggend grasland aan op de gevels van de woningen. De terrassen worden zoveel mogelijk in de bouwvolumes opgenomen en waar ze in de open ruimte liggen, zijn ze zo beperkt mogelijk en worden ze door beplanting omzoomd. Het erf wordt uitgevoerd in halfverharding. Aan de achterzijde van de boerderij wordt een deel van het erf verhard met gebakken klinkers. Hiermee wordt de privéruimte gemarkeerd die bij de boerderij behoort. Ten zuiden van de boerderij kan een terras worden aangelegd.

De locatie grenst aan De Fliert. De Fliert is een A-watergang met een ecologische doelstelling. Momenteel is de oever aan de zijde van de locatie Schoneveld voorzien van een beschoeiing. In het kader van de functieverandering wordt een strook met een breedte van 10 meter heringericht met een natuurvriendelijke oever met enige variatie in het oeverafschot. Het meest westelijke punt van het perceel krijgt eveneens een natuurfunctie. Hier kan bijvoorbeeld een "stapsteen"gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20158-VS00_0004.png"

figuur 4: Impressie van de terreininrichting Dernhorstlaan 9

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20158-VS00_0005.png"

figuur 5: Sfeerimpressie van achtererfgebied

Bovenstaande is een samenvatting van het document "Masterplan Schoneveld Dernhorstlaan 9 Twello", dat als bijlage 1 bij de toelichting het bestemmingsplan is gevoegd. In het masterplan wordt de gewenste beeldkwaliteit van het gebied beschreven. Bij de definitieve ontwerpen van de woningen is de in dit document beschreven beeldkwaliteit het uitgangspunt.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit met name het aspect milieu beschreven (bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, en milieuzonering). Daarnaast wordt ingegaan op randvoorwaarden voorkomend uit de aspecten flora en fauna en archeologie. Voor alle noodzakelijke onderzoeken is de rapportage "Bedrijfsverplaatsing en herinrichting Schoneveld Breeding, Resultaten milieukundige onderzoeken" opgesteld. Alle noodzakelijke onderzoeken zijn hierin gebundeld. Deze rapportage is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd (bijlage 2). Hieronder zijn de samenvattingen en belangrijkste conclusies van de verschillende onderzoeken beschreven voor de volledige onderzoeken wordt verwezen naar bijlage 2.

5.2 Milieuonderzoeken

5.2.1 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Locatie Withagen

Voor deze locatie zijn aparte bodemonderzoeken uitgevoerd. Zo is in juli 2010 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 3). In september 2010 is een tweede (aanvullend) vekennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 4).

Verkennend bodemonderzoek juli 2010

Dit onderzoek betrof een onderzoek dat in opdracht van de VAR was opgesteld voor intern gebruik. Hierdoor is destijds een zeer beknopt historisch onderzoek uitgevoerd. De werkzaamheden zijn destijds ook uitgevoerd conform de NEN5740:2009, strategie onverdacht. Als conclusie is in de rapportage opgenomen dat er in de onderzochte grondmonsters geen verhoogde gehalten zijn aangetroffen. In het grondwaren is voor barium een overschrijding van de streefwaarde aangetroffen. Voor de overige geanalyseerde parameters geldt, dat deze gelijk of onder de geldende streefwaarden liggen. Op basis van de verkregen analyseresultaten kan de hypothese onverdacht formeel aangehouden worden en is gelet op het doel van het bodemonderzoek geen aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk.

Aanvullend bodemonderzoek september 2010

In verband met de gewenste ontwikkeling en aankoop van de grond is dit aanvullende bodemonderzoek uitgevoerd. Uit een historisch onderzoek (uitgevoerd augustus 2010) is de onderzoeksstrategie aangepast. In plaats van een onderzoeksstrategie gebaseerd op een onverdachte locatie, zijn de onderzoeksstrategieën onbekende verontreiniging (paragraaf 5.7, NEN 5740) en strategie verdachte locatie NEN 5707 uitgevoerd.

Op basis van de resultaten kan worden opgemaakt dat er in de onderzochte grondmengmonsters geen verhoogde gehalten zijn aangetroffen boven de geldende achtergrondwaarde. Tevens geldt dat er geen asbest (verdacht materiaal) is aangetroffen.

Locatie Dernhorstlaan

Voor de locatie Dernhorstlaan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het doel van het is het vastleggen van de actuele milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse in het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Hierbij is onderzoek verricht ter plaatse van het gehele terrein om een beeld te krijgen van de algehele bodemkwaliteit.

Op basis van de beschikbare gegevens en het doel van het onderzoek is het onderzoek uitgevoerd conform de strategie 'onverdachte locatie' (ONV) uit de NEN5740 omdat de monsters hierbij op een breed analysepakket worden geanalyseerd en deze opzet aansluit op de eisen voor bestemmingsplanwijzigingen en bouwvergunningen.

In overleg met de opdrachtgever is besloten dat de bodembedreigende activiteiten na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten worden onderzocht. Dit in verband met de gesloten verhardingen ter plaatse en de bedrijfsactiviteiten die nog enige tijd plaats zullen vinden. Het onderhavige onderzoek heeft zich derhalve toegespitst op het overige, onverdachte terreindeel, waarbij wel reeds de locatie van de voormalige dieseltank is onderzocht aangezien deze tank reeds is verwijderd en hier geen gesloten verharding doorboord hoefde te worden. Er is een boring en peilbuis aan deze zijde van de onderzoekslocatie geplaatst.

Op verzoek van de gemeente Voorst zijn alle grond- en grondwatermonsters aanvullend geanalyseerd op arseen in verband met De Fliert die zich ten zuidwesten van de locatie bevindt.

Conclusies

Zintuiglijke waarnemingen

Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de bodemopbouw op de locatie zeer wisselend is. De locatie lijkt grotendeels opgehoogd met zand. De ophooglaag heeft een wisselende dikte. Onder de aanwezige verhardingen is een laag cunetzand en/of een stabilisatielaag aanwezig. De originele bovengrond bestaat uit klei. Hieronder is afwisselend klei, zand of veen in de ondergrond aangetroffen.

Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn geen directe vormen van bodemverontreiniging (olie- waterreactie e.d.) en visueel geen asbestverdachte materialen aan het maaiveld en in het opgeboorde materiaal waargenomen.

Grond

In de onderzochte bovengrondmonsters MM01 en MM02 van de ophooglaag en MM03 van de kleiige bovengrond zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten aangetoond. In monster MM04 van het cunetzand ter plaatse van de voormalige dieseltank is géén verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond. De ondergrondmengmonsters MM05 en MM06 van de originele kleibovengrond onder de ophooglaag bevatten licht verhoogde gehalten aan PCB's. Daarnaast bevat mengmonster MM06 een licht verhoogd gehalte aan lood. In ondergrondmengmonster MM07 van de originele zandondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte componenten aangetoond.

Grondwater

In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium, nikkel en/of xylenen aangetoond. De overige onderzochte parameters zijn niet verhoogd aangetoond.

Toetsing hypothese

De vooraf gestelde hypothese 'onverdachte' locatie wordt formeel verworpen, vanwege de aangetoonde verhoogde gehalten en/of concentraties aan PCB's, barium, nikkel en/of xylenen. De onderzoeksresultaten geven echter geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek omdat geen van de gehalten en/of concentraties aan PCB's, barium, nikkel en/of xylenen boven de betreffende tussen-/interventiewaarde(n) zijn aangetoond. De milieuhygiënische bodemkwaliteit geeft geen belemmering voor de geplande bestemmingsplanwijziging op de onderzoekslocatie. Indien grond van de locatie wordt afgevoerd, volstaat het onderhavige onderzoek niet en dient formeel een onderzoek conform Besluit Bodemkwaliteit te worden uitgevoerd.

5.2.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied Dernhorstlaan is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone ter zake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van een dergelijk bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. Daarnaast is dit plangebied ook gelegen binnen de invloedsfeer van railverkeer Bij het voorbereiden van de vaststelling van een dergelijk bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. In bijlage 2 is het uitgebreide akoestisch onderzoek te vinden. In de bijlagen 5 en 6 zijn een tweetal aanvullende memo's te vinden.

Locatie Dernhorstlaan

Wegverkeerslawaai

Het plangebied ligt deels binnen de wettelijke zone van de Burgemeester van de Feltzweg. Om te bepalen of binnen het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden is met SRM 1 indicatief een berekening uitgevoerd.

Uit deze berekening (bijlage 2) blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de Burgemeester van de Feltzweg in het plangebied niet boven de 40 dB uitkomt. Hiermee blijft deze waarde ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Hierdoor is het niet nodig om een gedetailleerdere SRM 2 berekening uit te voeren. De Wet geluidhinder stelt vanwege deze weg geen aanvullende eisen aan het bouwplan.

Ook ligt het plangebied naast de Dernhorstlaan. De Dernhorstlaan is een 30 km/uur weg. Daarom zijn de grenswaarden in de Wgh niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor deze weg een SRM 1 berekening uitgevoerd om inzicht te geven in de geluidbelasting van deze weg. Uit deze berekening (bijlage VI) blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de Dernhorstlaan op een

afstand van 10 meter van de weg niet boven de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit komt. Hierdoor is het niet nodig om een gedetailleerdere SRM 2 berekening uit te voeren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden er voor deze weg geen aanvullende eisen gesteld aan het bouwplan.

Railverkeerlawaai

Het plangebied ligt in de zone van het spoortraject tussen Twello en Deventer (traject 270). In bijlage 5 wordt, in aanvulling op het akoestisch rapport uit bijlage 2, aandacht wordt besteed aan de geluidbelasting op de gevels van de verschillende geplande woningen. Uit deze memo blijkt dat bij de verschillende woningen de voorkeurswaarde van 55 dB wordt overschreden, echter nergens wordt de maximaal te ontheffen waarden van 68 dB overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt 63,8 dB. Voor woningen waarbij de geluidbelasting hoger is dan 55dB, maar lager dan 68 dB kan een procedure 'hogere waarde' worden gevoerd, waardoor de hogere waarde kan worden vastgesteld.

Voordat daadwerkelijk de hoge waarde procedure in gang gezet kan worden moet eerst bekeken worden of er geen maatregelen aan de bron of overdrachtsmaatregelen te treffen zijn, waardoor het geluidsniveau wordt verlaagd.

Maatregelen aan de bron is niet mogelijk. Op het spoor langs het bouwplan zijn al raildempers gerealiseerd en verdere geluidreductie is hier niet mogelijk.

Ook overdrachtsmaatregelen zijn niet realistisch. Vanwege de nabijheid van een spoorwegovergang is het niet mogelijk om een effectief geluidscherm langs het spoor te realiseren. Wel is het mogelijk om afschermende bebouwing langs het spoor te projecteren. Om inzicht te geven in het effect hiervan zijn in bijlage 2 de geluidcontouren gepresenteerd met afschermende bebouwing van 6 meter hoog. Op basis van het voorgenomen ontwerp (Ruimtewerk, december 2011) is afschermende bebouwing overigens niet realistisch.

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het noodzakelijk is een hogere waarde procedure in het kader van railverkeerlawaai te voeren.

Locatie Withagen

Bij het nieuwe bedrijf wordt de mogelijkheid geboden een bedrijfswoning te realiseren. Omdat de bedrijfsowning binnen de wettelijke zone van de Sluinerweg ligt is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd om te bepalen of binnen het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Met SRM 1 is een indicatieve berekening uitgevoerd. Omdat de precieze locatie van de bedrijfswoning nog niet bekend is, is de meest ongunstigste toetsingslocatie gekozen. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel maximaal 52 dB bedraagt. De voorkeurswaarden van 48db wordt daardoor overschreden, echter de maximaal te ontheffen waarden van 53 dB niet.

Voordat daadwerkelijk de hoge waarde procedure in gang gezet kan worden moet eerst bekeken worden of er geen maatregelen aan de bron of overdrachtsmaatregelen te treffen zijn, waardoor het geluidsniveau wordt verlaagd.

Het treffen van geluidbeperkende maatregelen door het toepassen van geluidreducerend asfalt op de Sluinerweg of het plaatsen van een geluidscherm stuit voor één woning op overwegende bezwaren vanuit financieel oogpunt.

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het noodzakelijk is een hogere waarde procedure in het kader van Wet geluidhinder te voeren.

5.2.3 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm) (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wm kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder meer als gevolg van het verkeer.

Indien het uitoefenen van bevoegdheden zoals het vaststellen van bestemmingsplannen en het verlenen van vrijstellingen op grond van artikel 3.6 Wro gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  1. 1. het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  2. 2. de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  3. 3. het bestemmingsplan c.q. de vrijstelling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Voor ontwikkelingen die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven.

Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat.

Locatie Dernhorstlaan

Voor de locatie Dernhorstlaan (een woningbouwlocatie) is op basis van bovenstaande een onderzoek naar de luchtkwaliteit niet nodig. In het totaal worden 9 nieuwe woningen toegevoegd, verder wordt de bestaande boerderij weer als woning in gebruik genomen en bevat het plangebied ook nog een bestaande woning aan de Dernhorstlaan. Het totaal aantal woningen komt hiermee op 11 en blijft daarmee ver onder de 1500 woningen.

Locatie Withagen

Voor de locatie withagen kan geen gebruik worden gemaakt van de 'niet in betekende mate' redenering. Op grond van art. 5.16 lid 1 sub a uit de Wm kan een project worden gerealiseerd wanneer wordt voldaan aan de grenswaarden in de Wet milieubeheer. Hierbij zijn alleen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) beschouwd aangezien deze stoffen het meest kritisch zijn voor Nederland. De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie is 40 µg/m³ voor NO2 en fijn stof (PM10) 40 µg/m³ (zonder derogatie).

De luchtkwaliteit vanwege het plan wordt bepaald door twee bronnen:

  • De verkeersaantrekkende werking.
  • De verwarmingsinstallatie (warmtekrachtcentrale (wkk) en ketel).

Aan beide bronnen zijn berekeningen uitgevoerd.

In onderstaande tabel zijn de totale concentraties van het plan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20158-VS00_0006.png"tabel 1: Rekenresultaten luchtkwaliteit voor het zichtjaar 2015

De concentratie NO2 en PM10 bedragen niet meer dan de grenswaarde van 40 µg/m³. Op grond van art. 5.16 lid 1 sub a voldoet het plan om een kassencomplex te realiseren aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. De volledige berekening is opgenomen in bijlage 2.

5.2.4 Externe veiligheid

Bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaats vindt (bijvoorbeeld een lpg tankstation);
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.
  • propaantanks bij particulieren.

Deze risicobronnen moeten getoetst worden aan de huidige wet- en regelgeving.

Dernhorstlaan

Nabij het plangebied bevinden zich vier potentiële risicobronnen. Uit een beschouwing van deze risicobronnen is gebleken dat alleen het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Apeldoorn-Deventer relevant is vanuit het oogpunt van externe veiligheid voor het plangebied.

Het transport gevaarlijke stoffen over de spoorzone Twello is in 2010 onderzocht (Oranjewoud/Save, projectnr. 2172-198216). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico wordt geconcludeerd dat het plaatsgebonden risico zich beneden het risiconiveau van 10-6/jaar bevindt. Dit betekent dat nieuwbouwplannen niet worden beperkt door het plaatsgebonden risico. De hoogte van het groepsrisico wordt met name bepaald door vervoercijfers en het al dan niet hanteren van de maatregel “Warme BLEVE Vrij rijden”. Zonder dat de maatregel “Warme BLEVE Vrij rijden” wordt toegepast is het groepsrisico al ruim beneden de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Wanneer de maatregel wel wordt toegepast, is het groepsrisico dusdanig klein dat deze buiten het wettelijke toetsingskader valt.

In bijlage 2 is het volledige onderzoek naar de externe veiligheid opgenomen.

Withagen

Volgens de informatie op de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) vinden binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen risicovolle activiteiten plaats.Een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk

5.2.5 Milieuzonering

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat milieugevoelige functies (woningen, verzorgingshuizen, campings) niet komen te liggen binnen belemmeringencirkels van nabijgelegen bedrijven. Voor wat betreft de onderbouwing daarvan dient in eerste instantie te worden uitgegaan van de brochure VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. De brochure geeft minimale afstanden vanaf de grens van een bedrijf tot een gevoelige functie die aangehouden moeten worden. De aan te houden afstanden van de brochure zijn opgezet voor inwaarts zoneren en bevatten vanuit de milieugevoelige functie gezien een bufferzone.

Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding aangebracht te worden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Te denken valt bijvoorbeeld aan stankhinder van agrarische bedrijven en hinder van bedrijven die verspreid in de wijk en in de directe omgeving aanwezig zijn.

Dernhorstlaan

In de directe omgeving van de Dernhorstlaan zijn geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op de nieuwe woningen. Ook zijn er geen bedrijven aanwezig die door de komst van de nieuwe woningen zullen worden gehinderd in hun bedrijfsvoering.

Withagen

In de directe omgeving van de locatie Withagen liggen twee bedrijven die invloed hebben op het plangebied. Het gaat hierbij om een paardenfokkerij aan de Oude Zutphenseweg 3. Dit bedrijf heeft een hindercirkel van 50 meter. Binnen deze cirkel worden geen geur of geluidgevoelige objecten gerealiseerd.

Aan de noorzijde van het perceel is de VAR gelegen. Bij de inpassing van bedrijven en van woningen nabij bedrijven wordt aangesloten bij de systematiek van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering. Van de daarin opgenomen richtafstanden kan, volgens vaste jurisprudentie, gemotiveerd worden afgeweken. Voor de VAR geldt een richtafstand tot een rustige woonwijk van 700 meter. Geur en geluid zijn daarbij de maatgevende thema's. De richtafstanden van de VNG gelden niet voor een bedrijfswoning. Echter gezien de relatief korte afstand tot de terreingrens van de VAR zijn onacceptabele geluid- en geuroverlast niet op voorhand uit te sluiten. Onderstaand wordt nader op deze thema's ingegaan. Omdat de precieze ligging van de nieuwe bedrijfswoning nog niet bekend is, wordt de meest ongunstigste situatie aangehoude. Dit is de locatie die het dichtsbij de VAR is gelegen. Voor het gemak wordt deze locatie aangeduid met toetslocatie.

Geluid

Volgens de vigerende provinciale omgevingsvergunning (milieuvergunning d.d. 20 mei 2008) bedraagt de geluidbelasting op de woning Sluinerweg 23 maximaal 50 dB(A). De voorkeurslocatie van de nieuwe bedrijfswoning ligt naast de woning Sluinerweg 23, op een net iets grotere afstand van de VAR. De geluidbelasting vanwege de VAR op de nieuwe bedrijfswoning zal dan ook maximaal 50 dB(A) bedragen. Dat is 5 dB(A) lager dan de richtwaarde voor bedrijfswoningen van 55 dB(A).

De vergunde piekgeluiden voldoen met een marge van 10 dB(A) ruimschoots aan de gebruikelijke grenswaarde van 70 dB(A) etmaalwaarde.

Het geluid van het verkeer van en naar de inrichting bedraagt, blijkens het geluidrapport bij de aanvraag om de vigerende milieuvergunning, 42 dB(A) in de dagperiode en 27 dB(A) in de nachtperiode op de woning Sluinerweg 23. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de toetsingswaarde van 50 dB(A).

Voor het aspect geluid is de nieuwe bedrijfswoning derhalve goed op de voorkeurslocatie inpasbaar.

Geur

Volgens de vigerende omgevingsvergunning (milieu) bedraagt de geurbelasting op de woning Sluinerweg 23 maximaal 10 geureenheden/ m3 gedurende tenminste 98 % van de tijd. Volgens de milieuvergunning geldt die waarde als bovenwaarde, dat wil zeggen als de maximaal toelaatbare geurbelasting. De geurbelasting op de voor geur meest ongunstige locatie van de nieuwe bedrijfswoning is hiermee vergelijkbaar: maximaal 10 geureenheden/m3 gedurende tenminste 98 % van de tijd.

In de aanvraag om de omgevingsvergunning is aangegeven, dat 73 % van de geur veroorzaakt wordt door de biofilters en het verkleinen van groenafval. Deze bronnen geven volgens de aanvraag een gebiedseigen geur (gronderige geur, of vochtige boslucht), waarover in het algemeen zeer zelden klachten worden geuit.

Ondanks de relatief hoge geurbelasting zal er naar verwachting geen sprake zijn van (ernstige) hinder. Voor het onderdeel geur is er daamee sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, rekening houdend met het feit dat het een bedrijfswoning betreft. De in de omgevingsvergunning opgenomen richtwaarde van 3 geureenheden wordt echter nog wel ruim overschreden.

Nu op de toetslocatie wordt voldaan aan de bovenwaarde doch niet wordt voldaan aan de richtwaarde, is er vanuit het aspect geur geen dwingende reden om af te wijken van de toetslocatie.

Voor het aspect geur is de nieuwe bedrijfswoning derhalve op een aanvaardbare wijze op de toetslocatie inpasbaar.

Milieuruimte voor de VAR

Een belangrijk aspect bij de afweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening, is de vraag of de toelating van de nieuwe bedrijfswoning de rechten c q de milieuruimte van de VAR beperkt. Twee bestaande woningen aan de Sluinerweg liggen op net iets kortere afstand van de VAR. Dit hoeft evenwel niet bepalend te zijn, omdat voor nieuwe woningen doorgaans strengere eisen gelden dan voor bestaande woningen. In dit geval zal van strengere eisen geen sprake zijn, omdat het een bedrijfswoning betreft, waarvoor juist van een lager milieubeschermingsniveau kan worden uitgegaan.

Voor de VAR zullen de dichterbij de VAR gelegen woningen aan de Sluinerweg dan ook bepalend zijn en blijven voor de milieuruimte.

Conclusie

Het woon- en leefklimaat ter plaatse van de toetslocatie van de nieuwe bedrijfswoning is, bezien vanuit de milieuhinder vanwege de VAR, voor wat betreft het aspect geluid goed en voor wat betreft het aspect geur aanvaardbaar, mede gezien het feit dat het een bedrijfswoning betreft. Bovendien is de toetslocatie niet beperkend voor de milieuruimte van de VAR.

Gelet hierop is de toelating van een bedrijfswoning op de toetslocatie niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

5.2.6 Flora en fauna

In het kader van de verplaatsing van Schoneveld Breeding en de daarmee gepaard gaande bestemmingsplanwijziging is een aantal milieukundige onderzoeken nodig, waaronder een natuuronderzoek. In een natuuronderzoek wordt vastgesteld of de plannen passen binnen de vigerende wet- en regelgeving, eventueel onder specifieke voorwaarden, en of eventueel aanvullend onderzoek nodig is. De centrale vraag is: past de verplaatsing binnen de vigerende wet- en regelgeving, eventueel onder specifieke voorwaarden?

In deze paragraaf worden de conclusies van het natuuronderzoek beschreven. In bijlage 2 worden de conclusies vervolgens onderbouwd per type wetgeving of beleid. Ook is daarbij een beknopt verslag gegeven van het bezoek aan de locaties.

Bij het beoordelen van de centrale vraag wordt rekening gehouden met:

  1. a. Wettelijke soortbescherming (de Flora- en faunawet).
  2. b. Het ruimtelijke beleid van de Provincie Gelderland (de Ecologische Hoofdstructuur).
  3. c. Landelijke bescherming van natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 of Natura 2000).

Dernhorstlaan

De wettelijke soortbescherming (FFwet) en de planologische bescherming van de EHS hebben consequenties voor de bestemmingsplanwijziging. Ze vormen geen harde blokkade voor een bestemmingsplanwijziging, maar het nieuwe bestemmingsplan zal aan een aantal voorwaarden moeten voldoen om binnen de grenzen van wet- en regelgeving te blijven. Natura 2000 of de Natuurbeschermingswet 1998 heeft geen gevolgen.

Natuurinclusief ontwerp van woningbouw biedt kansen voor de Ecologische hoofdstructuur. De locatie langs de Dernhorstlaan is in de Provinciale Verordening van Gelderland aangewezen als een ecologische verbindingszone voor de doelsoorten winde en kamsalamander. Twee vragen staan bij de beoordeling van het plan centraal:

  1. a. Zijn er effecten op de huidige wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS?
  2. b. Wordt het behalen van de ecologische doelstelling gefrustreerd?

Ad a: effecten huidige situatie

In de huidige situatie is de ecologische verbinding niet optimaal ingericht voor de doelsoorten. In het voorlopige ontwerp komt veel meer ruimte vrij bij de beek, die de ruggengraat vormt van de ecologische verbinding. Verslechtering van de huidige kwaliteit is niet aan de orde, er zijn juist kansen voor verbetering.

Ad b: effecten op het behalen van de ecologische doelstelling

Het antwoord op de tweede vraag hangt grotendeels samen met het uiteindelijke ontwerp van de woningbouwlocatie. Voor de haalbaarheid van het plan is het van belang dat het behalen van de doelstellingen van de EHS niet in gevaar komen, als gevolg van de realisatie van de woningen.

Een ontwikkeling binnen een ecologische verbindingszone van de ecologische hoofdstructuur is mogelijk mits deze ontwikkeling een bijdrage levert aan het realiseren van de ecologische doelstelling. Door een aantal randvoorwaarden aan de bestemmingsplanwijziging, het ontwerp en het gebruik van de woningen te koppelen, wordt gegarandeerd dat de ecologische doelstellingen in één klap worden gerealiseerd en is er geen sprake van aantasting van EHS. Vanuit het beschermingsregime van de EHS is er dan geen grond om de ontwikkeling tegen te gaan.

Het realiseren van woningen wordt dus, beredeneerd vanuit het EHS-beschermingsregime, mogelijk wanneer er natuurinclusief wordt ontworpen: de woningbouw en de ecologische verbindingszone worden integraal ontworpen en gerealiseerd. In het definitieve ontwerp (Ruimtewerk, december 2011) is ruimte gereserveerd voor een ecologische inrichting langs de beek, waarmee de belangrijkste stap gezet is. De beek krijgt een natuurvriendelijke oever van 10 meter breed. Daarnaast is een strook van nog eens 10 meter breed gereserveerd voor een landschappelijke inpassing tussen de beek en percelen.

Flora- en faunawet

Op de locatie bij de Dernhorstlaan komen elementen voor die mogelijk beschermde natuurwaarden bevatten. Het zijn de oude eiken en beuken langs de Dernhorstlaan (vleermuizen) en de beek aan de achterzijde van het perceel (amfibieën en vissen). Deze dienen:

  • behouden te worden in het nieuwe bestemmingplan of;
  • indien deze elementen niet gespaard kunnen worden, zullen ze nader onderzocht moeten worden zodat onderbouwd wordt waarom ze weg moeten en hoe de schade aan eventueel beschermde soorten wordt gemitigeerd en gecompenseerd.

Het definitieve schetsontwerp (Ruimtewerk, december 2011) voorziet in het behoud en gedeeltelijke versterking van deze elementen. Het reeds aanwezige kantoor (voormalig woonhuis) is recent inpandig verbouwd en volledig geïsoleerd. Vanwege het ontbreken van gaten en kieren, is de verwachting dat het kantoor geen verblijfplaats van vleermuizen bevat.

Natura 2000

Het meest nabij gelegen Natura 2000 gebied is 'Uiterwaarden IJssel' op meer dan 1 km afstand (zie Afbeelding 2-1). Tussen Dernhorstlaan en de uiterwaarden ligt de N344, een maïsakker en weilanden. Het is uitgesloten dat het realiseren van enkele woningen aan de Dernhorstlaan, waar zich al vele woonhuizen bevinden, effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied Uiterwaarden IJssel. Het project is daarom niet vergunningplichtig voor de Natuurbeschermingswet 1998. Voor dit onderdeel is geen verdere verdieping nodig.

Sluinerweg

Vanwege een grote afstand (circa 3,5-4 km) tussen de dichtsbijzijnde Natura 2000-gebieden (de uiterwaarden langs de IJssel en de Veluwe) vormen de relevante wetten of regels geen blokkades voor de verplaatsing van Schoneveld Breeding. Wel dient de verplaatsing aan een aantal randvoorwaarden te voldoen om te garanderen dat wordt voldaan aan de Flora- en faunawet. De randvoorwaarden houden in dat er:

  1. a. Rekening wordt gehouden met plant- en diersoorten tijdens de uitplaatsing van Schoneveld Breeding.
  2. b. Rekening wordt gehouden met bestaande natuurwaarden ter plaatse van de nieuwe locatie van Schoneveld Breeding.

De plannen voor de inrichting van de nieuwe bedrijfslocatie (Bessels, augustus 2011) houden hier rekening mee. Het plangebied Sluinerweg is niet gelegen binnen de EHS. Voor dit onderdeel is geen verdere verdieping nodig.

5.2.7 Archeologie

De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten is in de Monumentenwet 1988 geregeld. Hierbij gaat de wet uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”.

Door ADC is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd (datum 6 juli 2011) voor beide locaties om de archeologische waarden in het gebied goed in beeld te brengen.

Op de locatie Dernhorstlaan 9 is de top van de C-horizont waarschijnlijk nog intact bij de boringen 6,7, en 8. Dit is ook het niveau waar de archeologische sporen werden verwacht. Boven deze boringen is een omgewerkte A-horizont aangetroffen. Dit is het niveau waarin in theorie archeologisch vondstmateriaal verwacht wordt. In de overige boringen is de bodem omgewerkt tot in de C-horizont. Verder is uit het booronderzoek gebleken dat het oorspronkelijke maaiveld ter plaats van de bornigen 6,7 en 8 relatief laaggelegen is, waardoor waarschijnlijk vochtige omstandigheden geheerst hebben. Ook het venige zand dat in boring 8 is aangetroffen wijst hierop. Deze zone is naar verwachting daarom geen gunstig vestigingslocatie geweest. Archeologische resten worden daarom niet meer verwacht.

Op de locatie aan de Sluinerweg in Wilp (locatie Withagen) is in boring 23 de A-horizont nog aanwezig op een diepte van 50 cm onder maaiveld. in de overige boringen is de bodem omgewerkt tot in de C-Horizont. Het siltige zand of de leem die in een groot deel van het plangebied in de bodem is aangetroffen wijzen op vochtige omstandigheden, waardoor deze locatie niet gunstig was voor bewoning. Bovendien is de bodem omgewerkt tot in de C-Horizont. Archeologische resten worden daarom niet meer verwacht. Alleen in boring 23 is nog een A-horizont aangetroffen. Aangezien dit slechts in één boring het geval is, zal de zone waarin nog een intacte bodem aanwezig is zeer klein zijn. Archeologisch vervolgonderzoek wordt daarom ook in deze zone niet zinvol geacht.

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat een vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

5.3 Water

Sinds 2001 is de watertoets van kracht. Dit betekent dat initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen in een vroegtijdig stadium de waterbeheerder betrekken in de planvorming. Daarmee worden de wateraspecten optimaal ingebed in het ontwerp. Dit draagt tevens bij aan een soepeler vergunningentraject. De plannen voor beide locaties zijn nog in de initiatieffase. Vooruitlopend op de definitieve plannen wordt in deze memo op hoofdlijnen aangegeven welke randvoorwaarden vanuit water gelden voor de planontwikkelingen. Bij de uitvoering van het bouwplan wordt gestreefd naar het gebruik van 1 bouwpeil voor zowel de kassen als de overige gebouwen.

5.3.1 Dernhorstlaan

Op 27 juni 2011 is milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd op het terrein. De grondwaterstand stond circa 1,5 m –maaiveld. Het plangebied lijkt met ongeveer een halve meter opgehoogd te zijn. Onder de ophooglaag wordt op de meeste boorpunten een laag van circa 0,6 meter klei aangetroffen. Daaronder bevindt zich op de meeste boorpunten zand, maar er zijn ook punten met een dik pakket klei of veen.

Randvoorwaarden

De wensen en uitgangspunten vanuit water zijn bij gemeente Voorst en Waterschap Veluwe geïnventariseerd.

Afvalwater

In de Dernhorstlaan ligt een riool dat tevens dient als overstortriool voor het gemaal Rijksstraatweg. Hier kan op aangesloten worden. Dit riool heeft voldoende capaciteit. In de huidige situatie staat er een bedrijf met 150 tot 200 medewerkers. In de toekomstige situatie zijn er 10 – 12 woningen met gemiddeld 3 inwoners per woning. De hoeveelheid afvalwater neemt naar verwachting af. Het riool is in eigendom van Waterschap Veluwe.

Hemelwater

Hemelwater en vuil water wordt gescheiden behandeld. Het hemelwater wordt aangesloten op de Fliert. Waterschap Veluwe heeft als norm dat op het eigen terrein 36 mm waterberging wordt gerealiseerd. Pas als deze waterberging gevuld is mag deze overlopen op de Fliert. Het toekomstig verharde oppervlak is nog niet exact bekend. In de uitwerking van het plan dient rekening gehouden te worden met 36 m3 waterberging per 1000 m2 verharding. Deze waterberging wordt onderdeel van de groen-blauwe zone langs de Fliert.

Grondwater

Het uitgangspunt van Waterschap Veluwe bij nieuwe ontwikkelingen is grondwaterneutraal te bouwen. Dat betekent dat in gebieden met een hoge grondwaterstand, de ontwatering niet door draineren verbeterd mag worden, maar door ophoging van het maaiveld. Het plangebied heeft grondwatertrap VII. De GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) ligt dieper dan 0,8 m –mv. Daarmee is de ontwatering voldoende en zijn er geen maatregelen nodig om de ontwatering te verbeteren.

De Fliert

Het plangebied is gelegen aan de Fliert. De Fliert in een beek die overwegend gevoed wordt door kwelwater, daarnaast zijn er toestromen van agrarisch drainagewater en de plas Bussloo (ook overwegend kwelwater). Door haar goede waterkwaliteit is de Fliert aangewezen als SED-water, water met een specifieke ecologische doelstelling. Verder is het een Kaderrichtlijn Water (KRW) waterlichaam en ligt er een Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) doelstelling op. Het waterschap is bezig met de ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers langs de Fliert. Hoewel de hoeveelheid overstortwater in de loop der jaren is gereduceerd, zijn er stroomopwaarts van het plan een vijftal gemeentelijke riooloverstorten en een drietal nooduitlaten van het waterschap aanwezig, waarvan één direct ten zuiden van het plan via de spoorsloot. Gezien deze lozingspunten is betreding van het water ongewenst. Voor het plan ligt er een opgave om samen met het waterschap de groenblauwe zone vorm te geven waarbij rekening gehouden wordt met al deze aspecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20158-VS00_0007.png"

figuur 6: Hoofdfuncties uit Masterplan Withagen aanduiding plangebied Schoneveld

5.3.2 Withagen

Randvoorwaarden

De beoogde nieuwe bedrijfslocatie van Schoneveld is gelegen aan de Sluinerweg te Wilp. Het plangebied is circa 10 ha groot. In de huidige situatie is dit agrarisch gebied. Het plangebied wordt gefaseerd bebouwd, waarbij in de eindsituatie sprake kan zijn van ca 4,5 ha glasopstanden, exclusief overige bebouwing. Het totaal verharde oppervlak (kassen, overige bebouwing en terreinverharding) is in de eindsituatie naar verwachting ca 70% van het plangebied.

De planontwikkeling van Schoneveld ligt binnen het 'Plangebied Withagen', een gebied van circa 70 hectare, dat aangewezen is voor ontwikkeling van glastuinbouw (zie Afbeelding 3-1). Gemeente Voorst heeft voor dit gebied een masterplan op laten stellen. Dit masterplan is een beleidsdocument welke de kaders stelt voor het opstellen van bestemmingsplan(nen) om de vestiging van glastuinbouwbedrijven in het gebied mogelijk te maken.

In het masterplan wordt aangegeven dat de waterberging van individuele bedrijven plaats moet vinden in een robuuste gebiedsgerichte waterstructuur. Binnen 'Plangebied Withagen' bestaat de hoofdwaterstructuur uit 2 noordzuid watergangen, namelijk de Twellose Beek aan de oostzijde en de Stouwgraaf aan de westzijde. Hiertussen ligt oostwest een verbindend landschapselement waarin water en groen gecombineerd wordt. De planontwikkeling van Schoneveld kan aan de zuidzijde aansluiten op deze waterstructuur. Aan de zuidelijke grens van planontwikkeling Schoneveld ligt in de huidige situatie een watergang.

De wensen en uitgangspunten vanuit water zijn bij gemeente Voorst en Waterschap Veluwe geïnventariseerd. Voor planontwikkeling Sluinerweg zijn de belangrijkste wensen en uitgangspunten verwerkt in masterplan Withagen. In het masterplan wordt aangegeven dat in Plangebied Withagen vanwege de geringe drooglegging slechts rekening gehouden mag worden met een peilstijging van 0,4 meter in oppervlaktewater.

Afvalwater

Er is onderzoek uitgevoerd naar de capaciteit van de gemeentelijke riolering in relatie tot de afvoer van afvalwater van het glastuinbouwgebied. Uit deze studie blijkt dat de capaciteit onvoldoende is en dat het stelsel aangepast moet worden. Er zijn diverse varianten bekeken. De voorkeursvariant gaat uit van het aanbrengen van een opjaaggemaal ter plaatse van de kruising Sluinerweg / Aerdenbroek met een ruime ontvangstkelder die tevens dienst doet als berging. Hierdoor wordt het bestaande stelsel in twee delen geknipt en wordt voorkomen dat de druk aan het einde van het stelsel te hoog wordt. Doordat de druk niet toeneemt, zal het uitbreiden van capaciteit van de in het stelsel bestaande pompen niet nodig zijn.

Hemelwater

Hemelwater en vuil water wordt gescheiden behandeld. Waterschap Veluwe heeft als norm dat op het eigen terrein 36 mm waterberging wordt gerealiseerd. Pas als deze waterberging op eigen terrein gevuld is mag deze overlopen naar de waterstructuur buiten het plangebied. In de uitwerking van het plan dient rekening gehouden te worden met 360 m3 waterberging per hectare verharding. Het toekomstig verharde oppervlak is nog niet exact bekend en zal waarschijnlijk in fases gerealiseerd worden. De waterberging zal gefaseerd aangelegd worden parallel met de gefaseerde uitbreiding van de verharding op het terrein, zodat er in elke fase voldoende waterberging aanwezig is binnen het plangebied. In de eindsituatie is ongeveer 70 % van het plangebied verhard. De overige 30% van het terrein biedt voldoende mogelijkheden om de waterberging in te passen. Op dit moment is er nog geen vastgesteld inrichtingsplan, maar waarschijnlijk zal de waterberging ingepast worden in de groenstructuur en landschappelijke inpassing langs de zuidelijke en mogelijk de oostelijke en noordelijke grenzen van het plangebied. De waterberging op het terrein voert het opgevangen hemelwater gelimiteerd af op de bestaande watergang ten zuidoosten van het plangebied.

Omdat het hemelwater opgevangen wordt in een aparte voorziening op eigen terrein, welke niet in open verbinding staat met het oppervlaktewatersysteem van 'Plangebied Withagen', zal het effect op de peilstijging in de watergangen rondom het plangebied gering zijn en komt de drooglegging van de omgeving niet in het geding.

De water- en groenstructuur langs de randen van het plangebied zal deel uit maken van en aansluiten op het groenblauw casco van 'Plangebied Withagen'.

Een indicatieve berekening van de ruimte voor waterberging op eigen terrein, uitgaande van 4,5 hectare kassen en 2,5 hectare aan kantoren, parkeerplaatsen en terreinverharding leidt tot een toename van de verharding met 7 hectare. Voor 7 hectare verharding is 2520 m3 waterberging nodig en uitgaande van een peilstijging van 0,4 meter in de waterberging op eigen terrein, is hiervoor 6300 m2 aan oppervlaktewater nodig.

Gietwater

Voor het bedrijfsproces is gietwater nodig. Hemelwater is hiervoor een geschikte bron. De benodigde opslag voor gietwater kan echter niet gecombineerd worden met de ruimte voor waterberging bij extreme neerslag, omdat het bassin voorafgaand aan een bui beschikbaar moet zijn. Waarschijnlijk zal het hemelwater van de daken opgevangen worden in een bassin voor gietwater met een overloop op de waterberging.

Grondwater

Het uitgangspunt van Waterschap Veluwe bij nieuwe ontwikkelingen is grondwaterneutraal te bouwen. Dat betekent dat in gebieden met een hoge grondwaterstand, de ontwatering niet door te draineren verbeterd mag worden, maar door ophoging van het maaiveld. Het plangebied heeft volgens de bodemkaart van Nederland grondwatertrap III. De GHG ligt naar verwachting op circa 0,3 m –mv. Voor glastuinbouwbedrijven is een drooglegging van 0,5 meter vereist. Daarom zal ter plaatse van kassen een ophoging worden toegepast van circa 0,2 meter. Voor overige gebouwen met een verblijfsbestemming geldt een drooglegging van 1,0 meter. De ophooggrond zal zoveel mogelijk van het bouwperceel afkomstig zijn, bijvoorbeeld uit de ontgraving ten behoeve van de waterbuffervoorziening en uit cunetten voor oppervlakteverharding en/of gebouwen.

5.4 Vormvrije Mer-beoordeling

Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer). De onderdelen C en D van de bijlagen bij het Besluit mer geven aan of er sprake is van directe mer-plicht of mer-beoordelingsplicht. Hierin is per categorie van activiteiten een drempelwaarde voor de omvang van de activiteit gegeven.Voor glastuinbouwontwikkelingen ligt de drempelwaarde voor een mer-beoordeling op 50 ha. Voor woningbouwontwikkelingen ligt de drempel voor een mer-beoordeling op 2.000 woningen. Bij de toetsing aan de drempels uit het Besluit mer dient nadrukkelijk te worden bekeken of sprake is van samenhangende ruimtelijke ontwikkelingen, die bij elkaar opgeteld de drempelwaarden overschrijden. De locatie aan de Sluinerweg is onderdeel van het plangebied Withagen, dat in totaal circa 47 hectare bruto nieuw glastuinbouwgebied omvat. Dit betekent dat op gebiedsniveau de drempel voor een formele mer-beoordelingsplicht wordt benaderd, maar niet overschreden. Het aantal woningen op de locatie Dernhorstlaan bedraagt 11 (het gaat hierbij om 9 nieuwbouw woningen en 2 bestaande woningen welke eigendom zijn van Schoneveld) en ligt daarmee ver onder de drempelwaarde voor een formele mer-beoordelingsplicht.

Met een wijziging van het Besluit mer is per 1 april 2011 voor activiteiten onder de drempels uit de D-lijst een zogenaamde 'vormvrije mer-beoordeling' geïntroduceerd. In een dergelijke vormvrije mer-beoordeling dient te worden gemotiveerd dat gezien de aard, omvang en locatie van de activiteit geen zodanig negatieve milieugevolgen optreden die het doorlopen van een formele mer-(beoordelings)procedure noodzakelijk maken. Voor glastuinbouwontwikkelingen en woningbouwontwikkelingen is de vormvrije mer-beoordeling gekoppeld aan het bestemmingsplan. Voor de vormvrije mer-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. De motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud (dat wil zeggen: op basis van dezelfde criteria) aansluit bij mer-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn.

In bijlage 7 zit een vormvrije mer-beroordeling opgesteld door RBOI. Bij de beoordeling is gebruik gemaakt van de onderzoeksgegevens uit bijlage 2.

Gelet op het karakter van de beoogde activiteiten en de lokale omstandigheden, wordt bij de beoordeling ingegaan op de volgende milieuthema's:

  • woon- en leefmilieu (onder andere geur, verkeer, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid);
  • ecologie en archeologie;
  • bodem en waterhuishouding.

Samenvattend wordt geconcludeerd dat de beoogde bedrijfsverplaatsing en de daarmee samenhangende woningbouwontwikkeling geen belangrijke negatieve milieueffecten kunnen veroorzaken die een volwaardige mer-procedure noodzakelijk maken.

5.5 Duurzaamheid

In 2010 is de Energievisie ten behoeve van de realisatie van een duurzame energievoorziening in het glastuinbouwcluster Stedendriehoek verschenen. In deze visie wordt een aantal energiemodellen bekeken met als uitgangspunt om tot een duurzame energieoplossing te komen voor het te ontwikkelen glastuinbouwgebied. Uit de visie blijkt dat het gebruik van restwarmte van de VAR het meest kansrijk is en deze variant wordt nader uitgewerkt in een businesscase. Om deze reden is het goed om in het bestemmingsplan de mogelijkheden open te houden om voorzieningen te treffen waarmee de restwarmte van de VAR benut kan worden voor één of meerdere bedrijven in het glastuinbouwgebied. Dit kan een voorziening zijn in de vorm van een ketelhuis waar GFT / biogas en/of warmte van VAR binnen gaan komen.

5.6 Economische Uitvoerbaarheid

Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 is ook het hoofdstuk over de grondexploitatie van kracht geworden. De grondexploitatie komt in afdeling 6.4 van de Wro aan de orde. In artikel 6.12 lid 1 Wro wordt gesteld dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt de definitie gegeven van een bouwplan. In artikel 6.12 lid 2 van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening wordt vermeld dat "in afwijking van het eerste lid de gemeenteraad, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, een projectbesluit of een besluit als bedoeld in artikel 3.40, eerste lid, kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, niet noodzakelijk is, en;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid niet noodzakelijk is".

De gemeente Voorst heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten, waardoor het verhalen van de kosten anderszins is verzekerd. Tevens worden in deze anterieure overeenkomst ook eisen en regels gesteld met betrekking tot de uitwerking van beide gebieden.Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee overbodig In deze anterieure overeenkomst is ook aandacht geschonken aan de planschade. Wanneer in het kader van dit bouwplan door de gemeente overgegaan moet worden tot het vergoeden van planschade, worden deze kosten verhaald op de initiatiefnemer. Op basis van hetgeen in deze paragraaf is beschreven kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

5.7 Kabels En Leidingen

In het plangebied Dernhorstlaan liggen aan de noordzijde tegen de kadastrale grens met de Dernhorstlaan 13 kabels en leidingen in de grond. Het gaat hierbij om een rioolpersleiding en een hogedruk gasleiding. De hogedruk grasleiding heeft een druk van 8 bar en is daarmee planologisch niet relevant. De rioolpersleiding is planologisch ook niet relevant. Wel geldt voor beide leidingen dat er in de directe omgeving niet gebouwd mag worden. Deze bebouwingsvrije zone is noodzakelijk om de leiding in de toekomst te kunnen onderhouden of vervangen. De strook waar de leidingen in ligt krijgt in dit bestemmingsplan de bestemming groen. Hiermee is gewaarbord dat de leidingbeheerders altijd bij de leidingen kunnen komen.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

6.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

6.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Agrarisch;
  • Agrarisch-Glastuinbouw
  • Groen;
  • natuur
  • Tuin
  • Wonen;
  • Verkeer;
  • Verkeers-Verblijfsgebied.

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

6.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Bestemmingen

6.3.1 Agrarisch

In het bestemmingsplan is de bestemming "Agrarisch" opgenomen. Deze bestemming is opgenomen voor de percelen gelegen achter de zogenaamde schuurwoningen en enkele percelen ten noorde van de ontsluitinsgweg van het boerenerf. Er is gekozen voor een agrarische bestemming omdat dit het beste aansluit bij het gebruik en inrichting van de percelen. De percelen worden als grasland ingericht waarbij de mogelijkheid wordt geboden het perceel hobbymatig agrarisch te gebruiken.

6.3.2 Agrarisch-Glastuinbouw

Bestemmingsomschrijving

In het bestemmingsplan komt de bestemming "Agrarisch-Glastuinbouw" voor. Deze bestemming is gekozen om het glastuinbouwbedrijf Schoneveld Breeding mogelijk te maken. Middels de regels wordt het mogelijk om zowel kassen (het glas) en bijbehorende overige gebouwen te realiseren. Hierbij moet gedacht worden aan kantoorruimte, expeditie en logistieke ruimten, opslag. laboratorium en een inspiratiecentrum. In hoofdstuk 4 van de toelichting, onder het kopje ´Locatie Withagen´ is een volledige beschrijving van de mogelijke functies beschreven.

Daarnaast geldt dat aan-huis-verbonden beroepen en/of bedrijven (categorie 1 en 2 van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten) rechtstreeks tot een oppervlakte van 100 m² zijn toegestaan. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan als gevolg van de aan-huis-verbonden beroepen en/of - bedrijven planmer-plichtig wordt, is als voorwaarde opgenomen dat activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan. Ook kan in de dienstwoning een bed & breakfast worden begonnen, hiervoor geldt wel dat deze uitsluitend in de woning is toegestaan, met een maximum van 3 kamers en 8 bedden.

Bebouwingsmogelijkheden

Gebouwen ten behoeve van de bestemming mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd, waarbij de oppervlakte verder beperkt wordt door maatvoeringen beschreven in de regels. De kassen mogen een maximale oppervlakte hebben van 45000 m2. Voor de overige gebouwen ligt dit maximum op 15000.

Om te voorkomen dat de kassen volledig aan de voorzijde van het perceel gerealiseerd kunnen worden en dat de bedrijfswoning of de overige bedrijfsgebouwen achter op het perceel gerealiseerd kunnen worden, is er voor gekozen om met functieaanduidingen te werken. De volgende functieaanduidingen zijn opgenomen:

  • Kas
  • bedrijfswoning
  • bedrijfswoning uitgesloten
  • Specifieke vorm van agrarisch - bedrijfsgebouwen

Onderstaand figuur laat zien, waar welke functies mogelijk worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20158-VS00_0008.png"

figuur 7: overzicht verschillende functieaanduidingen.

Naast het realiseren van gebouwen is in de bestemming ook de mogelijkheid opgenomen voor andere

bouwwerken. Hierbij moet onder andere gedacht worden aan vlaggenmasten, hekwerken en dergelijke.

Wijzigingsbevoegdheid

Binnen de bestemming Agrarisch-Glastuinbouw is een Wro zone-wijzigingsgebied opgenomen. Via deze wijzigingsbevoegdheid wordt het mogelijk om op de locatie waar uitsluitend kassen zijn toegestaan ook een ketelhuis te realiseren. Het ketelhuis dient voor utilities in breede zin, bijvoorbeeld voor de opwekking van restwarmte die vrijkomt bij de VAR, een eigen warmtevoorziening, electra, water- en andere nutsvoorzieningen.

6.3.3 Groen

Bestemmingsomschrijving

De bestemming 'Groen' wordt gebruikt om het structurele groen te bestemmen. In deze gebieden staat de groen inrichting voorop, ook voor de langere termijn. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water, openbare nutsvoorzieningen en extensief recreatief medegebruik. Wegen zijn niet toegestaan. Paden en wegen voor langzaam verkeer zijn wel mogelijk. Ten behoeve van een flexibel gebruik van de gronden en in relatie met de nodige aandacht voor de waterhuishouding is het ook mogelijk watergangen of -bergingen binnen deze bestemming toe te staan.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan.

6.3.4 Natuur

De bestemming 'Natuur' is toegekend een zone direct grenzend aan de beek de Fliert. Het perceel Dernhorstlaan 9 komt door de verplaatsing van het glastuinbouwbedrijf vrij voor zowel woningbouw als natuurontwikkeling. Een zone direct langs de beek zal als natuurgebied ingericht worden. De bestemmingsregeling is er op gericht om de nieuwe waarden mogelijk te maken en in de toekomst te handhaven en eventueel te versterken. Voor het handhaven is een omgevingsvergunningplicht in het artikel opgenomen.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan. Het bouwen van een overkapping is niet toegestaan.

6.3.5 Tuin

Bij verscheidene woningen is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Het betreft (onderdelen van) percelen welke zoveel mogelijk onbebouwd moeten blijven. Het gaat hierbij voornamelijk om de voortuinen die gelegen zijn aan de zijde van de Dernhorstlaan, maar ook delen van percelen rond de schuurwoningen grenzend aan het boerenerf zijn als zodanig bestemd. Er is voor de bestemming ´Tuin´ gekozen zodat het gebied zo open mogelijk gehouden kan worden.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan. Het bouwen van een overkapping is niet toegestaan.

Afwijkingsbevoegdheid

Middels een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om een klein bijgebouw te realiseren. Er is voor deze afwijkingsbevoegdheid gekozen in plaats van een rechtstreekse bouwtitel gezien de zorgvuldige vormgeving van het nieuwe boerenerf. Via de afwijkingsbevoegdheid kan meer grip gehouden worden op de vormgeving en plaatsing van het gebouw.

6.3.6 Verkeer

Bestemmingsomschrijving

Binnen de bestemming verkeer zijn de doorgaande wegen opgenomen. In dit bestemmingsplan gaat het specifiek om de Sluinerweg en de Oude Zutphenseweg. Beide straten moeten namelijk vanwege de planontwikkeling worden verbreed. Door het opnemen van deze bestemming wordt de verbreeding planolgisch mogelijk gemaakt. Aan de bestaande functie van de wegen (afwikkelen doorgaand verkeer) veranderd niets.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen de bestemming zijn apparaatruimte ten behoeve van de telecommunicatie toegestaan,mits de oppervlakte niet groter is dan 40 m2. Daarnaast zijn andere bouwwerken, zoals onder andere zendmasten, verkeersregelaars en -aanduidingen toegestaan. de hoogte van de andere bouwwerken is afhankelijk van het soort bouwwerk. Een zendmast mag een hoogte van 60 meter hebben, terwijl bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling niet hoger mogen zijn dan 15 meter.

6.3.7 Verkeer - Verblijfsgebied

Bestemmingsomschrijving

Binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied vallen de halfverharde toegangswegen naar het boerenerf en het halfverharde erf zelf. Op het erf kan geparkeerd worden door debwoners van de aan het erf gesitueerde woningen. Ook een pad ten behoeve van recreatief medegebruik loop over dit erf.

Bebouwingsmogelijkheden

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en zijn alleen andere bouwwerken toegestaan. Het bouwen van een overkapping is niet toegestaan.

6.3.8 Wonen

Bestemmingsomschrijving
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis alsmede voor tuinen en erven. Ook ondergeschikte voorzieningen als bed en breakfast, groen, paden, water en parkeren zijn binnen deze bestemming toegestaan.

Bouwregels
Binnen deze bestemming is op de kaart onderscheid gemaakt tussen het bouwvlak en de aanduiding. De voortuinen hebben een aparte bestemming ´Tuin´ en vallen daarmee niet binnen de bestemming 'wonen'. Ook die delen van het perceel waar bebouwing niet wenselijk is hebben de bestemming ´Tuin´ gekregen.

Bouwvlak
Er is gekozen voor een systematiek waarbij binnen het bouwvlak zowel het hoofdgebouw, de overige gebouwen en andere bouwwerken zijn toegestaan. Het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maat van het hoofdgebouw wordt bepaald door een combinatie factoren, zoals de afmeting van het bouwvlak, de goot- en bouwhoogte en een maximale inhoudsmaat van 750 m3. Voor twee van de drie schuurwoningen wordt een uitzondering gemaakt. Via de bouwaanduiding afwijkende maatvoering, wordt geregeld dat voor deze woningen de maximale inhoudsmaat van 750m3 niet geldt. De bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal de op de kaart aangegeven hoogte bedragen.

Per bouwvlak mag in princiepe maximaal 1 woning worden gerealiseerd. Hierop worden twee uitzonderingen gemaakt. In het stedenbouwkundig ontwerp is een rijtje van drie woningen ingetekend. Middels de aanduiding "aantal wooneenheden" is geregeld dat hier dat aantal ook daadwerkelijk gerealiseerd moet worden. Daarnaast wordt er in het gebied op één perceel de mogelijkheid gecreëerd een twee-onder-een-kap woning te realiseren. Deze mogelijkheid wordt via een aanduiding ("maximum aantal wooneenheden") gewaarborgd.

Erf
De gronden achter en naast het bouwvlak zijn op de kaart aangeduid met de aanduiding erf. Op het erf zijn uitsluitend overige gebouwen en andere bouwwerken toegestaan. Overige gebouwen moeten altijd minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Voor deze maat is gekozen om het visuele onderscheid tussen het hoofdgebouw en de overige gebouwen te behouden. Voor overkappingen geldt dat deze minimaal 1 meter achter de voorgevel moeten worden gebouwd. Het gaat hier vaak om carports. De goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen mits de bestaande hoogte niet meer is. Dit is een maat die veel voorkomt en voldoet aan de gemiddelde eisen en wensen van de burger. Ook wordt met deze maat voldoende onderscheid aangebracht tussen hoofdgebouw en overige gebouwen. Om te voorkomen dat de (analoge) kaart onoverzichtelijk wordt is er voor gekozen de hoogteaanduiding voor overige gebouwen niet op de kaart op te nemen.

De oppervlakte overige gebouwen is begrensd. Deze oppervlaktemaat geldt alleen binnen de gronden met de aanduiding erf. Wat er aan overige gebouwen binnen het bouwvlak wordt gebouwd telt niet mee. Binnen de aanduiding erf mag maximaal 75 m² aan overige gebouwen worden gebouwd. Daarnaast mag het bebouwingspercentage aan overige gebouwen van de gronden met de aanduiding erf de 50% niet overschrijden.

Andere bouwwerken
Op de gronden met de aanduiding bouwvlak, erf mogen ook andere bouwwerken worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter. Overkappingen vallen ook onder andere bouwwerken en de oppervlakte van alle andere bouwwerken samen mag niet meer dan 10 m² per hoofdgebouw bedragen.

Karakteristieke bebouwing

De bestaande boerderij Dernhorstlaan 9 is een overblijfsel van het agrarische verleden van de plek. Het gebouw is vanwege plaatsing, hoofdvorm en verschijningsvorm van belang voor de herkenbaarheid van de geschiedenis en de identiteit van de plek. Deze kwaliteiten zijn uitgangspunt voor de herontwikkeling, en zijn vertaald naar het stedenbouwkundige/landschappelijke concept van een 'boerenerf'.
Er ontstaat een nieuw ensemble met 3 eigentijdse 'schuurwoningen', waarbinnen de bestaande boerderij beeldbepalend is. Als belangrijkste gebouw van het "vernieuwde boerenerf" is de bestaande boerderij zowel drager van de nieuwe identiteit als verankering aan de historie van de plek.
Handhaving van de uitstraling van het pand wordt nagestreef. Met de aanduiding "karakteristiek" worden in ieder geval de hoofdvorm (en huidige inhoud), situering en oriëntatie van het gebouw beschermd.

Aan huis verbonden beroep en -bedrijf
Binnen de woonbestemming is een beroep of bedrijf aan huis mogelijk tot een gezamenlijk maximum oppervlak van 100 m². Hiervoor mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de overige gebouwen worden gebruikt. Ook dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er mag geen sprake zijn van belemmeringen voor omliggende functies;
  • er mag geen nadelige invloed worden uitgeoefend op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • er dient in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te worden voorzien;
  • er mag geen sprake zijn van detailhandel, uitgezonderd internetverkoop;
  • het beroep en het bedrijf mogen uitsluitend door de bewoner(s) worden uitgeoefend;
  • de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf uitsluitend is alleen toegestaan als het een bedrijf is dat is opgenomen in categorie 1 van de in bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.

Opslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep en/of –bedrijf valt ook binnen het toegestane aantal vierkante meters.

Bed & breakfast
De woning en de overige gebouwen mogen gedeeltelijk worden gebruikt voor het voeren van een bed & breakfast. Hiervoor mogen maximaal drie kamers worden gebruikt met in totaal maximaal acht slaapplaatsen. Op deze wijze wordt een invulling gegeven aan de recreatieve potentie van de gemeente Voorst. Ook de overige gebouwen kunnen hier gedeeltelijk voor worden gebruikt. De activiteit mag geen belemmering vormen voor de omgeving of voor de normale afwikkeling van het verkeer en er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor worden de CROW-normen gehanteerd. Vanzelfsprekend is de geldende milieuwetgeving ook van kracht

6.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan

6.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

6.4.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden beroepen die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
  • bestemming 'Wonen': ten behoeve van aan huis verbonden beroepen in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

6.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Meer ingrijpende functieveranderingen en meer ingrijpende afwijkingen van de regels kunnen mogelijk worden gemaakt met een in het bestemmingsplan op te nemen wijzigingsbevoegdheid. Dit mag er niet toe leiden dat de structuur en de ruimtelijke opzet van het plan ingrijpend worden gewijzigd. De wijziging treedt in werking na de vaststelling van een afzonderlijk wijzigingsplan.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende wijzigingsbevoegdheden opgenomen:

  • bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw': ten behoeve van het gedeeltelijk verwijderen van de functieaanduiding 'Kas' om in de zone van de kassen toch een ketelhuis te kunnen realiseren. Het ketelhuis dient voor utilities in breede zin, bijvoorbeeld voor de opwekking van restwarmte die vrijkomt bij de VAR, een eigen warmtevoorziening, electra, water- en andere nutsvoorzieningen;
  • bestemming 'Wonen':het wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van een zorgwoning.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Bekendmaking Ex Artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht burgemeester en wethouders om een aankondiging te doen als het voornemen bestaat een nieuw bestemmingsplan voor te bereiden. De bekendmaking voor voorliggende bestemmingsplanherziening heeft plaatsgevonden in het huis-aan-huisblad 'Voorster Nieuws' van 1 februari 2012. Daarin is aangegeven dat burgemeester en wethouders voornemens zijn het bestemmingsplan '' voor te bereiden.

7.2 Uitkomsten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Van Het Besluit Ruimtelijke Ordening

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

De Inspectie leefomgeving en transport heeft aangegeven dat vooroverleg bij plannen waarbij geen sprake is van een rijksbelang, niet noodzakelijk is. De voorliggende plannen hebben geen rijksbelang. Uiteraard heeft de Vrom-inspectie wel de mogelijkheid hun reactie op de plannen te geven tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Het plan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het Waterschap Veluwe, zij hebben aangegeven geen problemen te hebben met deze plannen.

De plannen zijn ook voorgelegd aan de provincie. De provincie had enkele reacties. In bijlage 8 zijn deze reacties samengevat en voorzien van een reactie. naar aanleiding van de vooroverlegreacties is de toelichting van het bestemmingsplan op enkele onderdelen aangepast. Inhoudelijk zijn er geen veranderingen doorgevoerd. De opmerkingen van de provincie hadden enkel verduidelijking tot doel.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 8 maart 2012 voor een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. In het totaal zijn er tijdens deze periode 12 zienswijzen ingediend. Alle ingediende zienswijzen zijn tijdig ontvangen en daardoor inhoudelijk beoordeeld. De ingediende zienswijzen hebben tevens geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. De zienswijzennotitie is als bijlage 9 bij het bestemmingsplan gevoegd.

7.4 Aanpassingen Ten Opzichte Van Het Ontwerpbestemmingsplan

Zoals beschreven onder 7.3 zijn er naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen veranderingen in het plan aangebracht. Daarnaast zijn ook nog enkele ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.In de Zienswijzennotitie en in de Nota ambtshalve wijzigingen bestemmingsplan Schoneveld Breeding locaties Withagen en Dernhorslaan (zie bijlage 10) zijn de wijzigen uitgebreid beschreven. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de verschillende wijzigingen.

Toelichting

  • Op pagina 36 is het kopje wijzigingsbevoegdheid naar 'Maatschappelijk' weggehaald.
  • Op pagina 14 is de laatste alinea, 5e regel en verder ter verduidelijking iets aangepast.
  • Op pagina 28 is onder het kopje grondwater aan het einde van de paragraaf de een extra zin toegevoegd.
  • Op pagina 40 is het kopje economische uitvoerbaarheid toegevoegd.

Regels

  • Artikel 4.2.1.i is als volgt aangepast: In afwijking van 4.2.1 onder i mogen de bedrijfsgebouwen niet zijde de kantoren en kassen plat worden afgedekt tot een hoogte gelijk aan de op de verbeelding vermelde bouwhoogte in plaats van het plat afdekken van gebouwen tot een hoogte gelijk aan de goothoogte.
  • In artikel 4.2.2.a is de tabel aangepast
  • In de bestemming “Groen” is opgenomen dat ook speelvoorzieningen gerealiseerd mogen worden.
  • De maximale hoogte van deze speelvoorzieningen is vastgelegd op 4,5 meter.
  • Het nieuwe begrip “Glastuinbouwbedrijf” is toegevoegd. Glastuinbouwbedrijf: Een volwaardig bedrijf met name gericht op de veredeling, vermeerdering en productie van planten, geheel of gedeeltelijk met behulp van kassen en de daarbij behorende bouwwerken en installaties.
  • Het nieuwe begrip Sociale sector is toegevoegd. Sociale sector: Woningbouw in zowel de categorie sociale huur als sociale koopwoningen.
  • Het nieuwe begrip sociale huurwoning is toegevoegd. sociale huurwoning: huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • Het begrip sociale koopwoning is toegevoegd. Sociale koopwoning: koopwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder e van het Besluit ruimtelijke ordening,
  • Het artikel 1.45 (oude nummering) is vervangen door de volgende tekst. “Een gebouw waarin wordt gewoond, met een rechtstreekse fysieke onderlinge woonverbinding, inclusief uitbreiding ten behoeve van het wonen zelf”.
  • Het artikel 1.36 (oude nummering) is vervangen door de volgende tekst. “De voor een ieder toegankelijk al dan niet door overheden beheerde onderhouden gronden zoals groen, water, verkeer en/of verblijfsgebied.”
  • Bij artikel 4.2.1 is het volgende lid toegevoegd.

Bij een bedrijfswoningen mogen overige gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

    1. 1. overige gebouwen dienen minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
    2. 2. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw maximaal 100 m² bedragen;
  • Artikel 4.5.b is verwijderd.
  • Bij artikel 10.2.a is na lid 3 is het volgende lid toegevoegd. “In het plangebied moeten 3 woningen in de sociale sector worden gerealiseerd”
  • Het artikel 10.2.b.4 is vervangen door de volgende tekst. Ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag de gezamenlijke oppervlakte van overige gebouwen per hoofdgebouw maximaal 100 m² bedragen en het bebouwingspercentage van overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf' maximaal 50%;

Verbeelding locatie Withagen

  • De bestemming “Verkeer” is verwijderd voor de Oude Zutphenseweg en de (Oude) Sluinerweg. De plangrens is daarbij aangepast, de Oude Zutphenseweg en de (Oude) Sluinerweg zijn buiten het plangebied gelaten.
  • Ter hoogte van het adres Sluinerweg 23 is de bestemming “verkeer” opgenomen om de nieuwe ontsluiting van het bedrijf Schoneveld mogelijk te maken. De plangrens van het plangebied is daarbij opgerekt.
  • De groenstrook aan de zuidzijde van het bedrijf is 5 meter versmald en ingevuld met de bestemming Agrarisch-Glastuinbouw.
  • De grens van de Wro-zone wijzigingsgebied is aangepast.

Verbeelding locatie Dernhorstlaan

  • De verbeelding van de locatie Dernhorstlaan is aangepast. De bestemming groen aan de zuid-oostzijde van het perceel Dernhorstlaan 11 is doorgetrokken tot drie meter achter de voorgevel van de woning. Deze groenstrook heeft een breedte van 4 meter.
  • De woning aan de zuidzijde van de woning aan de Dernhorstlaan 11 is door de nieuwegroenstrook 4 meter naar het zuiden verplaatst.
  • De bestemming tuin aan de oostzijde van de woning gelegen welke gelegen is ten noorden van de bestaande boerderij is verbreed. De bestemming gaat aansluiten op de toekomstige perceelsgrens van de woning waar de grond bij hoort.
  • Op de ontwerpverbeelding staat in de bestemming 'natuur' nog een 'G', waardoor het lijkt alsof het een groenbestemming is. Deze 'G' is in de definitieve versie verwijderd.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Masterplan Schoneveld Dernhorstlaan 9, Twello

Bijlage 1 Masterplan Schoneveld Dernhorstlaan 9, TWello

Bijlage 2 Resultaten Milieukundig Onderzoek

Bijlage 2 Resultaten milieukundig onderzoek

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Juli 2010

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek juli 2010

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek September 2010

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek september 2010

Bijlage 5 Memo Akoestisch Onderzoek Dernhorstlaan

Bijlage 5 Memo akoestisch onderzoek Dernhorstlaan

Bijlage 6 Memo Akoestisch Onderzoek Withagen

Bijlage 6 Memo akoestisch onderzoek Withagen

Bijlage 7 Notitie Vormvrije Mer-beoordeling

Bijlage 7 Notitie vormvrije mer-beoordeling

Bijlage 8 Notitie Inspraakreactie

Bijlage 8 Notitie inspraakreactie

Bijlage 9 Zienswijzennotitie

Bijlage 9 Zienswijzennotitie

Bijlage 10 Nota Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 10 Nota ambtshalve wijzigingen