KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - 1
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 11 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 13 Waarde - Ecologie - Gnn
Artikel 14 Waarde - Ecologie - Go
Artikel 15 Waarde - Landgoed
Artikel 16 Waarde - Landschap
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
Artikel 18 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Antidubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
1.3 Het Plangebied
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Huidig Gebruik
2.2 Planologische Situatie
Hoofdstuk 3 Planopzet
3.1 Planbeschrijving
3.2 Ruimtelijke En Functionele Inpassing
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Inleiding
5.2 M.e.r.-beoordeling
5.3 Milieuaspecten
5.4 Archeologie En Cultuurhistorie
5.5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Planopzet
Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak
7.1 Uitkomst Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Voordersteeg 39
Bijlage 1 Ruimtelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Onderbouwing Ruimtelijke Inpassing
Bijlage 3 Erfinrichtingsplan Voordersteeg 39
Bijlage 4 M.e.r. Beoordeling Wilpsedijk
Bijlage 5 Onderzoeksprotocol
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 9 Projectgebonden Risico Analyse
Bijlage 10 Detectierapportage
Bijlage 11 Toetsing Wet Natuurbescherming
Bijlage 12 Memo Stikstofdepostitie
Bijlage 13 Voortoets Ecologie
Bijlage 14 Bomen Effect Analyse
Bijlage 15 Inventariserend Veldonderzoek Archeologie
Bijlage 16 Zienswijzennotitie

Wilpsedijk-N790

Bestemmingsplan - Gemeente Voorst

Vastgesteld op 20-12-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Wilpsedijk-N790 versie met identificatienummer NL.IMRO.0285.20299-VS00 van de gemeente Voorst.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan het platteland gelieerde functies

recreatie, cultuur, educatie, detailhandel in lokaal geproduceerde producten, horeca in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten en ambachtelijke functies die een sterke link hebben met het platteland.

1.6 aan-huis-verbonden bedrijf

het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 en 2 van de bij dit plan behorende standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.7 aan-huis-verbonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.9 agrarisch natuurbeheer

agrarisch beheer met inachtneming van het behouden van natuur- en landschapswaarden, zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke.

1.10 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 akker- en vollegrondstuinbouw

een vorm van een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw.

1.14 ander bouwwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde. Overkappingen worden ook aangemerkt als andere bouwwerken.

1.15 bebouwing

een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.17 (bedrijfs)woning

een gebouw waarin wordt gewoond en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen.

1.18 bestaand

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bijgebouw

al dan niet aangebouwd gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond.

1.29 cultuurhistorische waarden

de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de opslag, de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.

1.32 duurzame energie

een verzamelnaam voor vormen van hernieuwbare energie die verkregen wordt uit andere dan fossiele brandstoffen. Hieronder wordt onder andere begrepen energie die uit wind, stromend water, zonnestraling en aardwarmte wordt verkregen, maar ook energie die vrijkomt bij verwerking van afval (vooral verbranding) of biomassa.

1.33 evenementen

gebeurtenissen gericht op periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die gericht zijn op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.34 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 landschappelijke waarde

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt

bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.37 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.38 nevenfunctie

een functie die in ruimtelijk, functioneel en/of inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bestemming.

1.39 normaal onderhoud of gebruik

het onderhoud of gebruik dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.40 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.41 peil

  1. a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

1.42 recreatief medegebruik

een extensieve recreatieve niet-bedrijfsmatige gebruiksvorm, welke zich beperkt tot bijvoorbeeld wandelen, paardrijden, fietsen, picknicken, lokale houtopslag en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie en de daarbij behorende extensieve recreatieve voorzieningen, zoals banken en bewegwijzering, ondergeschikt aan de overige ingevolge de doeleindenomschrijving toegestane bestemming en dientengevolge niet het primaire c.q. hoofdgebruik betreffende.

1.43 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.44 overkapping

Een bouwwerk met maximaal 2 wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de overstekende delen niet meer dan 0,7 m bedraagt.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens het Bouwbesluit.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf nader te onderscheiden in:
    1. 1. grondgebonden veehouderij;
    2. 2. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;

alsmede voor:

  1. b. recreatief medegebruik;
  2. c. ondergeschikt agrarisch natuurbeheer;
  3. d. hobbymatig agrarisch gebruik;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, paardenbakken, paddocks, laad- en losvoorzieningen, (verharde) ontsluitingen ten behoeve van naastgelegen percelen en water(berging).

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van Voordersteeg 39 mogen bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 van deze regels opgenomen plan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. indien in plaats van erfinrichtings- of landschapsmaatregelen uit bijlage 1 andere erfinrichtings- of landschapsmaatregelen worden getroffen, die voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in bijlage 1 genoemde erfinrichtings- en landschapsmaatregelen zijn bepaald. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorwaarden worden verbonden;
  2. b. ten behoeve van uitstel van de termijn, waarbij het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen.

Artikel 4 Agrarisch - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

Voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (hobbymatig) agrarisch gebruik;
  2. b. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
  3. c. agrarisch natuurbeheer;
  4. d. bosbouw;
  5. e. opslag van boomstammen ten dienste van de aan de overzijde van de weg gelegen houtzagerij;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. onverharde of half verharde paden ter ontsluiting van aanliggende gronden of ten behoeve van extensieve recreatie;
  8. h. waterhuishoudkundige voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. landschapsverzorging in de vorm van houtopstanden;
  3. c. afschermende beplanting;
  4. d. bermen en taluds;
  5. e. recreatief medegebruik;
  6. f. fiets- en wandelpaden;
  7. g. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. openbare nutsvoorzieningen;
  9. i. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke, waarbij het midden van de weg gelegen is ter plaatse van de figuur 'as van de weg;
  2. b. parkeerplaatsen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie;
  7. g. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, geluidswerende voorzieningen, parkeren, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, viaducten, bruggen en water;

met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken voorziet.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat tevens apparatenruimten ten behoeve van de telecommunicatie en abri's zijn toegestaan;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 15 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 sub a, dat het midden van de weg maximaal 1 m afwijkt van de figuur 'as van de weg' onder de voorwaarde dat uit onderzoek blijkt dat er geen strijdigheid is met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2 om een overkapping ten behoeve van een oplaadstation voor elektrische motorvoertuigen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

    1. 1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2 om een overkapping ten behoeve van een oplaadstation voor elektrische motorvoertuigen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
    2. 2. de oppervlakte aan overkappingen per oplaadstation bedraagt ten hoogste 200 m2;
    3. 3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
    4. 4. de ontwikkeling heeft geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid;

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  2. b. parkeerplaatsen;
  3. c. ambulante handel;
  4. d. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, water en speelvoorzieningen;

met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken voorziet.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 6 m, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie - 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waarde - Ecologie - Gnn

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - GNN' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden, tot uitdrukking komende in:
    1. 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    2. 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    3. 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    4. 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau).

Artikel 14 Waarde - Ecologie - Go

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie - GO' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. bescherming, behoud, herstel en realisatie van de ecologische waarden en ecologische samenhang van de onderscheiden gebieden, met dien verstande dat bij ontwikkelingen zoals mogelijk gemaakt in hoofdstuk 2, de waarden niet onevenredig mogen worden geschaad. Doel is om na ontwikkeling van nieuwe natuurelementen, deze toe te voegen tot het GNN. Tot uitdrukking komende in:
    1. 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    2. 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    3. 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    4. 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau).

Artikel 15 Waarde - Landgoed

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en een samenhangend beheer van landgoederen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden - in aanvulling op de regels voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen - de volgende regels:

a. ten behoeve van beheer van het landgoed met een oppervlakte van ten minste 25 ha grond behorende bij een landgoed, mag een gebouw worden opgericht met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
b. de goothoogte van het gebouw ten behoeve van beheer van het landgoed bedraagt ten hoogste 3,5 m;
c. de bouwhoogte van het gebouw ten behoeve van beheer van het landgoed bedraagt ten hoogste 6 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In afwijking van het bepaalde in , artikel 16 lid 16.2, is op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Landgoed de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden niet van toepassing mits:

a. het een landgoed betreft zoals bedoeld in artikel 1, lid 3 van de Natuurschoonwet 1928;
b. de werken en of werkzaamheden de rangschikking als bedoeld in het Rangschikkingsbesluit natuurschoonwet 1928 niet aantasten.

15.5 Wijzigingsregels

Artikel 16 Waarde - Landschap

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van:
    1. 1. een robuust groen casco in de meer bebouwde en verrommelde gebieden door het 'vergroenen' van het landschap;
    2. 2. de openheid van onbebouwde waardevolle open gebieden in de vorm van graslanden, doorsneden door lange noord-zuidlopende weteringen;
    3. 3. het fijnmazige rechthoekige verkavelingspatroon van de komgebieden, haaks op de weteringen met boerderijen in linten langs de weteringen;
    4. 4. karakteristieke kleinschalige oeverwal met afwisseling van buurtschappen en verspreide bebouwing, grasland en bouwland, onregelmatige blokverkaveling en houtsingels tussen de landwegen;
    5. 5. fraaie vergezichten over het binnendijkse landschap en de IJssel met uiterwaarden, zicht op het Veluwemassief en de stadsgezichten van Deventer en Zutphen;
    6. 6. het gave microreliëf van lage rivierduinen en de complexen van richels en geulen (kronkelwaarden);
    7. 7. het contrast tussen laag- en hoog gelegen gebieden door behoud en aanleg van 'pollen' en de aanleg van hagen rond erven en percelen;
    8. 8. het contrast tussen de waardevolle openheid van gebieden en de beslotenheid van de landgoederen;
    9. 9. zandopduikingen door de aanleg van weg-, erf- en kavelbeplantingen;
    10. 10. het ontginningspatroon en de ontginningsassen door de aanleg van laanbeplantingen;
    11. 11. karakteristieke kavelpaden;
    12. 12. onverharde ontginningswegen;
    13. 13. karakteristieke beplantingen zoals heggen, wegbeplantingen, erfbeplantingen, bosjes en hoogstamboomgaarden;
    14. 14. waardevolle beken en weteringen;
    15. 15. de samenhang tussen de oeverwal en dijk waardoor bij de ontwikkeling van bouwplannen ingespeeld wordt op de kenmerkende karakteristiek;
    16. 16. de Veluwse Bandijk en de Appensedijk;
  2. b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in:
    1. 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
    2. 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
    3. 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
    4. 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau);

16.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en alvorens vergunning te verlenen advies ingewonnen is bij de betreffende beheerder, het waterschap.

Artikel 18 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  1. a. water, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden, en het beheer en onderhoud ervan;
  2. b. de afvoer en berging van water, sediment en ijs;
  3. c. de vergroting, de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit;
  4. d. aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
  5. e. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

18.2 Bouwregels

  1. a. Op de in artikel 18.1 bedoelde gronden mogen, behalve overeenkomstig de andere bestemmingen, tevens worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de scheepvaart ten hoogste 12 m bedraagt en de bouwhoogte van overige bouwwerken ten hoogste 4 m bedraagt;
  2. b. Het bouwen zoals bedoeld onder a alsmede het bouwen overeenkomstig de aldaar voorkomende bestemming is, voor zover voor dat bouwen een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden op de in lid 18.1 bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Bouwregels

20.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduiding, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 21 Algemene Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport is niet toegestaan.
  3. c. Algemene voorwaardelijke verplichting
    1. 1. Gronden en bouwwerken overeenkomstig de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingsomschrijvingen mogen uitsluitend gebruikt worden, wanneer is aangetoond dat op eigen terrein in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
    2. 2. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid indien op een andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 historische waarden

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'historische waarden', bestemd voor het behoud en een samenhangend beheer van de Veluwse Bandijk en de Appensedijk, de volgende regels:

22.2 Veiligheidszone - lpg

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de veiligheidszone - lpg' is nieuwbouw van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegestaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, ten behoeve van toestaan van beperkt kwetsbare objecten, mits in een door de omgevingsdienst goedbevonden motivatie aandacht is besteed aan de volgende aspecten:
    1. 1. het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan het risico;
    2. 2. het ontbreken van geschikte alternatieve locaties voor het risico; en
    3. 3. de mate van zelfredzaamheid van de blootgestelde personen.

Artikel 23 Overige Regels

23.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

23.2 Relatie

Indien er blijkens het figuur 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn voor het gebruik, het bouwen, bevoegdheid tot afwijken en wijzigingsbevoegdheden, de bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat dit niet van toepassing is op het gebruik dat specifiek door middel van een functieaanduiding is aangegeven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Wilpsedijk-N790

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De provincie is verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid op de provinciale wegen en (brom)fietspad. Om de verkeersveiligheid te verbeteren investeert de provincie onder andere in onderhoud en aanpassen van de wegen.

Voor de het traject N790/791 (Wilpsedijk) heeft de provincie Gelderland een trajectverkenning uitgevoerd. Uit deze verkenning is gebleken dat de huidige weginrichting van de Wilpsedijk niet past binnen het provinciale verkeersbeleid. Het fietsverkeer en het gemotoriseerd verkeer maken gebruik van dezelfde rijbaan.

Om de verkeersveiligheid van deze weg te verbeteren is de provincie voornemens om een vrijliggend fietspad te realiseren op de N790, de Wilpsedijk tussen Wilp en Steenenkamer. In combinatie met de aanleg van het vrij liggende fietspad wordt de weg op de dijk ingericht als een weg met een snelheid van 60 km/uur.

1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan

Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is om een nieuw juridisch-planologisch kader te scheppen voor de aanleg van het beoogde vrijliggende fietspad.

Deze toelichting geeft inzicht in de overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan het besluit om medewerking te verlenen aan het nieuwe bestemmingsplan.

1.3 Het Plangebied

De ligging van het tracé is weergegeven in figuur 1.1. Het plangebied ligt tussen De Steenenkamer en Wilp. In figuur 1.1 is het tracé met een rode stippellijn weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0001.png"

Figuur 1.1 Plangebied (rode stippellijn)

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Huidig Gebruik

De Wilpsedijk is een provinciale weg (N790) van circa 2,9 km lang, gelegen in de gemeente Voorst tussen Steenenkamer en Wilp. De Wilpsedijk is, naast een provinciale weg, ook deels een primaire waterkering die de IJssel bij hoogwater moet tegenhouden en de achterliggende gronden tegen overstroming moet beschermen. Bij laag water staat de dijk niet in contact met de IJssel.
De maximumsnelheid op de Wilpsedijk bedraagt 80 km/uur. Het profiel van deze weg is zo ingericht dat zowel gemotoriseerd verkeer als (brom)fietsverkeer gezamenlijk gebruik maken van de weg.
In figuur 2.1 en 2.2 is deze situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0002.png"Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied, tracé rode stippellijn (bron: google maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0003.png"

Figuur 2.2 Weergaven huidige wegprofiel (bron: Google Street view)

De gronden naast de Wilpsedijk zijn verschillend in gebruik. Een gedeelte is in gebruik voor agrarische doeleinden ten behoeve van de aangrenzende boerderijen. De 'buitenzijde' van de dijk dient ook als overstromingsgebied van de IJssel.
Verder is aangrenzend aan de dijk een tuincentrum met bijbehorende parkeerterrein. Daarnaast bevat de dijk, resten van een voormalig inlaatwerk.

2.2 Planologische Situatie

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied' met de daarop volgende herzieningen, het bestemmingsplan 'Steenenkamer' en het bestemmingsplan 'Wilp 2010' . Het bestemmingsplan 'Buitengebied' is vastgesteld op 28 januari 2013. De laatste herziening 'Buitengebied tweede herziening' is vastgesteld op 13 mei 2019. Het plangebied heeft in deze bestemmingsplannen de volgende (enkel-)bestemmingen:

  • 'Verkeer';
  • 'Agrarisch';
  • 'Wonen';
  • 'Detailhandel', met functieaanduiding 'tuincentrum';
  • 'Bos'.
  • 'Bedrijf- Houtzagerij' met functieaanduiding 'opslag';

Naast de bestemmingen is het plangebied voorzien van meerdere dubbelbestemmingen:

  • 'Waarde - archeologie 1' t/m 'Waarde - archeologie 5';
  • 'Waarde - landschap';
  • 'Waarde - Landgoed';
  • 'Waarde - Ecologie- Groene ontwikkelingszone';
  • 'Waarde - Ecologie- Gelders Natuurnetwerk';
  • 'Waterstaat - Waterkering';
  • 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'.

Tot slot gelden er binnen het plangebied diverse gebiedsaanduidingen :

  • Historische Waarden;
  • Reconstructie wetzone - verwevingsgebied.
  • 'Veiligheidszone - lpg'

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0004.png"

Figuur 2.3 Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' (tracé plangebied oranje stippellijn)

Om het fietspad vrijliggend te realiseren en het (brom)fietsverkeer en gemotoriseerd verkeer te scheiden, wordt de Wilpsedijk op diverse plekken aan de westzijde van de weg (binnendijk zijde) verbreed, zie paragraaf 3.1. Hierdoor komen delen van het nieuwe fietspad buiten de bestemming 'Verkeer' te liggen. Op basis van de bestemmingsplannen zijn binnen alle bestemmingen zoals hiervoor beschreven, fietspaden toegestaan.


Echter, de beoogde ingreep is van dusdanige omvang dat het niet wenselijk is om de aanleg van een vrijliggende fietspad onder de huidige bestemmingen uit te voeren. Daarnaast gaat het om een doorgaande fietsroute tussen Wilp en Steenenkamer en is het niet ondergeschikt aan de verschillende bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Planopzet

3.1 Planbeschrijving

Om de verkeersveiligheid op de Wilpsedijk tussen Steenenkamer en Wilp te verbeteren heeft de provincie Gelderland besloten het wegprofiel van de Wilpsedijk aan te passen. Dit besluit is afgestemd met de gemeente Voorst, het Waterschap en de omgeving. Hiervoor heeft een intensief communicatietraject plaatsgevonden waarbij meerdere alternatieven voor een nieuw fietspad zijn verkend.

Het voornemen is om op de Wilpsedijk het gemotoriseerd verkeer en (brom)fietsverkeer te scheiden. Het is de bedoeling om in dit kader over de gehele lengte van de dijk, circa 2,9 km, een vrijliggend (dubbelzijdig) fietspad te realiseren. In figuur 3.1 is het tracé dat wordt verbreed ter verduidelijking op zowel een luchtfoto als een topografische kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0005.png"

Figuur 3.1 Weergave beoogde tracé

Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken wordt de Wilpsedijk op diverse plekken aan de westzijde van de dijk verbreed. Door de verbreding van de dijk aan de westzijde te concentreren blijven de uiterwaarden van de IJssel, die onder meer van belang zijn voor de hoogwateropvang, behouden. De contouren van de oostzijde van de dijk blijven in hoofdzaak gelijk aan de huidige situatie. De contouren van de westzijde van de dijk worden met de beoogde ontwikkeling verruimd. Deze verruiming is noodzakelijk om de situatie van de bestaande infrastructuur aan te passen, zoals uitritten van bestaande functies aan de dijk. Met onderhavig plan worden geen nieuwe functies aan het gebied toegevoegd met onderhavig plan. In figuur 3.2 zijn principeprofielen van de bestaande dijk en de dijk na de beoogde verbreding opgenomen. Het bovenste profiel is een weergave van de huidige situatie waar alle gebruikers hetzelfde wegvak delen. Het onderste principeprofiel is de nieuwe situatie waar het gemotoriseerd verkeer en (brom)fietsverkeer zijn gescheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0006.png"

Figuur 3.2 Principeprofielen bestaande en nieuwe situatie

Algemene planuitgangspunten tracé
De planuitgangspunten voor de nieuwe inrichting van de Wilpsedijk zijn:

  • een vrijliggend fietspad over de gehele lengte, parallel aan de rijbaan;
  • het fietspad wordt geschikt voor fietsverkeer in twee richtingen met een breedte van 3,5 meter;
  • het tracé Wilp-Steenenkamer wordt afgewaardeerd van 80 km/uur naar 60 km/uur;
  • de rijbaan wordt versmald naar een totale breedte van 6 meter;
  • de taluds aan de binnendijkse zijde worden aangepast naar 1:3;
  • over het gehele tracé komt tussen het fietspad en het wegvlak een groene haag, bestaande uit inheemse soorten, deze haag zorgt voor een optische verkleining van de dijk;
  • bestaande linden op de dijk blijven zoveel mogelijk behouden.

Voor de ruimtelijke inpassing is een inrichtingsplan opgesteld. Dit inrichtingsplan is opgenomen in bijlage 1.

DijkDNA
In heel het land worden verschillende dijkversterkingsmaatregelen uitgevoerd. Deze maatregelen zijn erop gericht de dijken toekomstbestendig te maken en het binnendijkse land veilig te houden. Deze opgaven hebben een stevige ruimtelijke impact. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen in dijkprojecten is het DijkDNA opgesteld. In bijlage 2 is een onderbouwing van deze ruimtelijke inpassing opgenomen. In bijlage 2 is ook een onderbouwing opgenomen hoe wordt omgegaan met het DijkDNA.

Specifieke locaties
Oude dijk: De ruimte tussen de nieuwe dijk en de oude dijk blijft een laagte om zo de oude dijkloop te accentueren;

  • Parkeerplaats bij de kolken: De bestaande parkeerplaats op de dijk te hoogte van de kolken, wordt aan de noordzijde afgesloten en met drie lindes ingericht;
  • Historische inlaat: Met het inrichtingsplan wordt de historische inlaat (een militair relict) in de dijk extra geaccentueerd;
  • Zagerij: De dijk wordt in verband met ruimtegebrek aan de westzijde, voor het gedeelte tussen de zagerij ter hoogte van de Johannahoeve en de kruising met de N790 en N344 aan de oostzijde verbreed. De bestaande groene haag wordt doorgetrokken langs de zagerij en de oude dijkloop;
  • Tuincentrum Tuinland: Ter plaatse van het tuincentrum wordt de zijweg Buddezand verlegd ten behoeve van een nieuwe inrit voor het tuincentrum. De herinrichting van het parkeerterrein van Tuinland wordt nader uitgewerkt.
    Een bestaande groenstructuur ten zuiden van het Buddezand vormt een barrière tussen het parkeerterrein van tuincentrum en de naast gelegen woning. Deze groenstructuur wordt door het aanplanten van nieuwe linden.

Voordersteeg 39
Door het verbreden van het dijklichaam wordt ter hoogte van de Voordersteeg een bestaande schuur gesloopt. De eigenaar van dit perceel mag een soortgelijke schuur op een andere locatie op het perceel realiseren. Voor de locatie van deze schuur wordt een bouwvlak opgenomen. In het kader van een goede beeldkwaliteit, zal de schuur ten tijde van de omgevingsvergunning worden voor gelegd aan de welstandscommissie en worden getoetst aan de welstandsnota voor dit gebied. Daarnaast is voor dit perceel een erfinrichtingsplan opgesteld. Dit inrichtingsplan op opgenomen in bijlage 3. Om te borgen dat de gronden ook worden inricht zoals in het erfinrichtingsplan beoogd, is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Inpassing

Ruimtelijke inpassing De ruimtelijke situatie zal enigszins veranderen. De contouren van de oostzijde van de dijk blijven behouden. De contouren van de westzijde van de dijk worden met de beoogde ontwikkeling wel verruimd. De situatie van de bestaande infrastructuur wordt aangepast, maar er worden geen nieuwe functies aan het gebied toegevoegd.
Voor de ruimtelijke inpassing is een inrichtingsplan opgesteld. Dit inrichtingsplan is opgenomen in bijlage 1.

In heel het land worden verschillende dijkversterkingsmaatregelen uitgevoerd. Deze maatregelen zijn erop gericht de dijken toekomstbestendig te maken en het binnendijkse land veilig te houden. Deze opgaven hebben een stevige ruimtelijke impact. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen in dijkprojecten is het DijkDNA opgesteld. In bijlage 2 is een onderbouwing van deze ruimtelijke inpassing opgenomen. In bijlage 2 is een onderbouwing opgenomen hoe wordt omgegaan met het DijkDNA.

Voor de ruimtelijke inpassing worden de volgende onderdelen aangepast of toegevoegd aan het tracé:

  • Over het gehele tracé komt tussen het fietspad en het wegvlak een groene haag van inheemse soorten, deze haag zorgt voor een optische verkleining van de dijk. De haag bestaat uit beplanting die past in het landschap en waarvan het snoeiafval geen overlast oplevert voor (fiets)verkeer;
  • Bestaande linden op de dijk blijven behouden;
  • De groene haag van inheemse soorten wordt doorgetrokken langs de zagerij en de oude dijkloop;
  • De ruimte tussen de dijk en de oude dijk blijft een laagte om zo de oude dijkloop te accentueren;
  • De herinrichting van het parkeerterrein van Tuinland wordt nader uitgewerkt;
  • De bestaande groenstructuur ten zuiden van het Buddezand, vormt een barrière tussen het parkeerterrein van tuincentrum en de naast gelegen woning. Deze bestaande groenstructuur wordt versterkt door het aanplanten van nieuwe linden;
  • De bestaande parkeerplaats op de dijk te hoogte van de kolken, wordt aan de noordzijde afgesloten en met groene elementen (drie lindes) ingericht;
  • Met het inrichtingsplan, wordt de historische inlaat in de dijk extra geaccentueerd;

Functionele inpassing Zoals beschreven in paragraaf 2.2 zijn binnen de vigerende bestemmingen verkeersvoorzieningen toegestaan. Ten opzichte van de huidige situatie, verandert er qua functie niets. Met de beoogde ontwikkeling worden bestaande functies uitgebreid, verkleind of verplaatst, waardoor de ligging van de functies op sommige locaties verandert. Deze veranderingen hebben functioneel geen negatief effect op de omgeving. Daarmee is de beoogde ontwikkeling passend in de omgeving.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 door de Minister vastgesteld. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energiestrategie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Vier prioriteiten
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
    Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.
    In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, voorkomen we versnippering over het landschap en benutten we de ruimte zo efficiënt mogelijk. Voorwaarde is steeds dat bewoners echt goed betrokken zijn en invloed hebben op het gebruik en waar dat kan, meeprofiteren in de opbrengsten.
    De aanleg van zonneparken in het landschap moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Het Rijk plaatst bij voorkeur eerst zoveel mogelijk zonnepanelen op daken en gevels. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
    Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan ons land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein. Ingezet wordt op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen.
    Belangrijk is wel dat de economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam, en circulair. Daarbij wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio’s
    Er zijn vooral in steden en stedelijke regio’s nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap.
    Er wordt naar gestreefd dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
    Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit.
    Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen wordt ingezet op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

Uitvoering
De NOVI bevat ook een opmaat naar een Uitvoeringsagenda. Daarin wordt niet alleen inzichtelijk gemaakt welke inzet Rijk en regio nu al plegen, maar ook welke (gezamenlijke) acties de NOVI daaraan toevoegt. De Uitvoeringsagenda wordt richting de definitieve NOVI verder uitgewerkt. Daarbij worden de kansen en risico's uit de planMER betrokken.

De bedoeling is dat de NOVI zich aan nieuwe ontwikkelingen kan aanpassen, in een permanent en cyclisch proces. Het Rijk gebruikt daarvoor een goede NOVI-monitor.

Rijk, provincies en gemeenten gaan meer samenwerken als één overheid. De NOVI-aanpak is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken overheden. Medeoverheden, burgers en bedrijven, zijn niet juridisch aan de visie in de NOVI gebonden. Om de opgaven als overheden samen aan te pakken, wordt op basis van de vastgestelde NOVI toegewerkt naar samenwerkingsafspraken.

Het is belangrijk dat de omgevingsvisies van Rijk, provincies en gemeenten waar nodig en mogelijk op elkaar aansluiten. Daarvoor moeten de bestaande Gebiedsagenda's worden uitgebouwd tot bredere Omgevingsagenda's. Die omvatten de volle breedte van het omgevingsbeleid en kunnen zich ontwikkelen tot de kern van een werkend stelsel van omgevingsbeleid. Deze Omgevingsagenda's worden met alle landsdelen gemaakt, in samenwerking tussen de overheden.

De samenloop van verschillende nationale belangen en de omvang van de opgaven maken het in sommige gebieden tot een grote uitdaging om tot passende oplossingen te komen. Er is daarvoor in deze gebieden extra inzet van Rijk en regio nodig, omdat het binnen de bestaande kaders onvoldoende lukt om tot resultaat te komen. Daarom zullen er NOVI-gebieden worden benoemd.

Open proces
De NOVI is tot stand gekomen in samenspraak met verantwoordelijke ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen. Tevens is input gebruikt van adviesraden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en burgers. De dialoog met en tussen alle betrokkenen stopt niet met het verschijnen van de (ontwerp)-NOVI. Het blijft een open proces, waarvan participatie een wezenlijk onderdeel uitmaakt.

Voorliggend bestemmingsplan valt niet specifiek onder één van de thema's uit de NOVI. Het plan is dan ook niet in strijd met de NOVI

4.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt wordt getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat de toelichting een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het een ontwikkeling betreft buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Een infrastructurele ontsluiting, wordt niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Bro. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is daardoor niet van toepassing is. Wat betreft de behoefte wordt verwezen naar het provinciale (zie paragraaf 4.2) en gemeentelijke beleid (zie paragraaf 4.4).
Als eventuele toetsing kan worden gesteld dat het voorliggend bestemmingsplan zich richt op de hoofddoelstelling 'bereikbaar' en bijdraagt aan de verbetering van de doorstroming van het regionale verkeer en de bereikbaarheid. Daarnaast draagt dit bestemmingsplan bij aan de hoofddoelstelling 'leefbaar & veilig' door het langzaamverkeer te scheiden van het snelverkeer. Hierdoor verbeterd de verkeersveiligheid op deze route.

4.1.3 Beleidslijn grote rivieren

De Beleidslijn grote rivieren (de opvolger van de beleidslijn ruimte voor de rivier) is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.
De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed.

De verbreding van de dijk vindt uitsluitend plaats aan de westzijde(binnenzijde) van de huidige dijk. Het waterbergende vermogen van de uiterwaarden blijft hierdoor gelijk aan de huidige situatie. Daarmee is dit plan overeenstemming met de beleidslijn grote rivieren.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.

De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in stand houden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal:

  • Gezond en veilig.
    Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
  • Schoon en welvarend.
    Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

Zeven ambities
In de omgevingsvisie zijn zeven ambities opgenomen. Deze omvatten, in grote lijnen, de volgende onderwerpen:

  • Energietransitie: van fossiel naar duurzaam
  • Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer
  • Circulaire economie: sluiten van kringlopen
  • Biodiversiteit: werken met de natuur
  • Bereikbaarheid: duurzaam verbonden
  • Vestigingsklimaat: een krachtige, duurzame topregio
  • Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam

DOE-principes
De provincie Gelderland geeft invulling aan voorgenoemde ambities door de zogenoemde 'DOE-principes':

  • Doen:
    er wordt breed gekeken en consequent gewerkt vanuit het perspectief van duurzaam én verbonden én economisch krachtig. Waar nodig worden regels en kaders gesteld;
  • Laten:
    zaken die niet aansluiten op de omgevingsvisie worden niet gestimuleerd;
  • Zelf:
    het goede voorbeeld wordt zelf gegeven, de nodige verantwoordelijkheid wordt genomen, en er is voldoende doorzettingsvermogen;
  • Samen:
    er wordt met open vizier gewerkt en gebouwd aan gezamenlijke agenda's met partners, en er worden kansen voor innovatie en kennisdeling gestimuleerd.

Bereikbaarheid: duurzaam verbonden
Onderhavige ontwikkeling is een project van de provincie Gelderland en valt onder de ambitie 'Bereikbaarheid: Duurzaam verbonden'.
De omgevingsvisie zegt daarover het volgende:
"Bereikbaarheid is een kritische succesfactor voor een verbonden samenleving en een krachtige, duurzame Gelderse economie. De samenleving heeft behoefte aan flexibele en efficiënte netwerken die voor iedereen open staan en beschikbaar zijn. Mensen willen snel en veilig op hun werk kunnen komen, elkaar kunnen ontmoeten, ervaringen kunnen delen, de vele Gelderse evenementen kunnen bezoeken, grenzen kunnen verleggen. Een sterk netwerk zorgt daarvoor. En de behoefte daaraan neemt toe. We worden met zijn allen steeds mobieler en verplaatsen ons vaker. Naar verwachting nemen de vervoersstromen in Gelderland richting 2040 met 40% toe. Maar niet op de standaard manier. Steeds vaker worden verschillende vormen van vervoer gecombineerd, zowel door mensen als bij het vervoeren van goederen'.

De provincie wil bovenstaande bereiken door middel van de volgende punten:

  • De provincie wil een veilig en toegankelijk Gelders netwerk van (water)wegen, spoor, fiets- en voetpaden stimuleren. Daarnaast wil de provincie knel- en knooppunten en ontbrekende schakels aanpakken. De aandacht richt zich daarbij vooral en in eerste instantie op (logistieke) knelpunten en knelpunten rond de Gelderse steden. Gezocht wordt naar slimme alternatieve vormen van vervoer voor het landelijk gebied. Het benutten en optimaliseren van bestaande mogelijkheden, voordat wordt overgaan tot het aanleggen van nieuwe infrastructuur.
  • Het stimuleren van duurzame en alternatieve vormen van vervoer. Zoals elektrisch rijden. Samen met partners werken aan een dekkend netwerk van duurzame oplaad- en tankpunten in Gelderland en een goede aansluiting daarvan op nationale en internationale netwerken. Ook het gebruik van de fiets wordt gestimuleerd, onder andere met de aanleg van snelfietspaden en het oplossen van knelpunten in het (snel)fietsnetwerk.
  • De provincie Gelderland werkt zelf duurzaam. Bijvoorbeeld bij de aanleg, het beheer en onderhoud van de provinciale wegen. Duurzaamheid is ook een voorwaarde die wordt meegeven aan de provinciale partners en opdrachtnemer. De provincie gaat voor een emissieloos spoor in 2050 en voor busvervoer zonder uitstoot in 2030.
  • Duurzame bereikbaarheid betekent voor de provincie Gelderland ook: kansen creëren en investeren in nieuwe, duurzame vormen: in een snel internet – daar waar de markt het niet oppakt – als alternatief voor fysieke verplaatsingen. Maar ook in proeftuinen, bijvoorbeeld rondom duurzaam asfalt of zelfrijdende auto’s.

De beoogde ontwikkeling sluit aan bij het provinciaal beleid. Met dit bestemmingsplan wordt de provinciale weg N790/791 (Wilpsedijk) aangepakt. Hierdoor wordt het mogelijk om het fietsverkeer te scheiden van het autoverkeer. Dit komt ten goede komt aan de verkeersveiligheid van deze provinciale weg. Door het verbeteren van de verkeersveiligheid van de N790/791 stimuleert het gebruik van de fiets.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die ervoor zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De Omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de Omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning.
De Omgevingsverordening Gelderland bestaat uit de volgende kaartlagen waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu, Erfgoed en veilige leefomgeving.

Kaarten '1 windenergie', '2 Landbouw','3 glastuinbouw', '7 Erfgoed' en '9 veilige leefomgeving' hebben geen betrekking op het plangebied.
Kaart '4 - Natuur' is in al in paragraaf 4.2.3 beschreven .

De provincie beschermt wateren met een hoge ecologische waarde. In figuur 4.1 is een uitsnede weergegeven van kaart '6 Water en milieu'. Hieruit blijkt dat het plangebied in een intrekgebied ligt en voor een gedeeld grenst aan een waterbescherming gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0007.png"

Figuur 4.1 Ligging plangebied (rode lijn).
blauwgestreep geeft het intrekgebied weer en het lichtblauwe gebied geeft het waterbescherming weer. Bron: Provincie Gelderland, 2019.

Intrekgebieden
De provincie heeft vanuit de Drinkwaterwet een zorgplicht voor een duurzame Openbare drinkwatervoorziening. De provincie wil de beschikbaarheid van de grondstof voor de openbare drinkwatervoorziening veiligstellen en daar bij besluiten rekening mee houden. De provincie moet in het kader van de Wet milieubeheer (artikel 2.1) een verordening opstellen. Deze moet regels bevatten voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning. Deze regels gelden in de gebieden die in de verordening zijn aangewezen. Aan deze wettelijke verplichting voldoet de provincie door de vaststelling van de Omgevingsverordening met daarin de regelgeving die van toepassing is op onder andere de intrekgebieden.

Voor een effectieve en duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening maakt de provincie onder andere gebruik van regelgeving en vergunningverlening (zie hierna onder de provinciale verordening). De provincie wil niet dat fossiele energie (aardgas, aardolie, schaliegas of steenkoolgas) gewonnen wordt in de intrekgebieden voor de drinkwatervoorziening.

De ontwikkelingen binnen het plangebied voegen zich naar de beschermingsdoelstellingen op het gebied van de drinkwaterbescherming. Door de herschikking van het tracé veranderd er voor het afwateren van hemelwater in vergelijking met de huidige situatie niets. Hemelwater wordt nog steeds via het wegdek geïnfiltreerd in het aangrenzende groen.

Waterbescherming
De provincie beschermt wateren met een hoge ecologische waarde, de wateren met een specifiek ecologische doelstelling: wateren met een specifiek ecologische doelstelling (SED-wateren).
SED-wateren kennen enige humane beïnvloeding, maar zijn ecologische gezien veel waardevoller dan wateren van het basisniveau. Deze wateren stellen hoge eisen aan met name morfologie, waterkwaliteit, watervoerendheid en stroming. De provincie beschermt deze wateren en benoemt deze als specifieke waterhuishoudkundige functie.

De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem is voor de SED-wateren gericht op:

  • het veiligstellen en ontwikkelen van de abiotische en biotische kwaliteit conform de streefbeelden uit de Waterwijzers voor SED-wateren en de doeltypen uit de kernkwaliteiten van het Gelderse Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone;
  • het minstens handhaven van de huidige waterhuishoudkundige situatie. Dit betekent ten minste 'standstill' van het totaalbeeld van de huidige situatie;
  • het uitsluiten van nadelige effecten op waternatuur van het oppervlaktewaterbeheer en het grondwaterbeheer bovenstrooms en in de omgeving van de aangewezen wateren;
  • het afstemmen van het oppervlaktewaterbeheer in en bovenstrooms van deze waardevolle wateren en in de omgeving daarvan op de natuurwaarden en doelen;
  • het bewerkstelligen van een minimale nadelige invloed van menselijk handelen op de ecologie, kwaliteit en kwantiteit van het oppervlaktewater en grondwater (voor zover relevant);
  • het realiseren van de waterkwaliteit in de SED-wateren behorend bij de kernkwaliteit natuur, streefbeeld of doeltype;het herstel met aandacht voor behoud van aanwezige cultuurhistorische waarden in en/of directe nabijheid van deze wateren.

Grenzend aan het plangebied liggen twee gebieden die zijn aangeduid als als een watergang met een specifiek ecologische doelstelling. Met het ecologisch onderzoek, zoals opgenomen in bijlage 11, is hieraan extra aandacht aan besteed. Uit het onderzoek blijkt dat directe en indirecte effecten op aanwezige kwalificerende habitattypen zijn uit te sluiten. Dit mede doordat betreffende habitattypen ter plaatse van de werkzaamheden ontbreken en de aanwezige effecten in de aanlegfase en gebruiksfase beperkt blijven tot het plangebied en een kleine zone eromheen (zie verder paragraaf 5.3.7).

4.2.3 Gelders Natuurnetwerk (GNN) en De Groene Ontwikkelingszone (GO)

Het Gelders Natuurnetwerk (GNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Het GNN bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een 'zoekgebied nieuwe natuur' van 7.300 hectare.
De Groene Ontwikkelingszone (GO) bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het GNN. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven.
De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden. De Ecologische verbindingszones maken voor een deel uit van het Gelders Natuurnetwerk.

Het plangebied ligt aansluitend aan het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone.

De provincie wil de natuur van het Gelders Natuurnetwerk beschermen tegen aantasting en heeft daarom regels opgenomen in de Omgevingsverordening (zie paragraaf 4.2.2). Centraal staat de bescherming van de kernkwaliteiten.
De kernkwaliteiten bestaan uit bestaande natuurwaarden, uit nog te ontwikkelen potentiële waarden en de omgevingscondities zoals stilte. De (nog te ontwikkelen) natuurwaarden zijn beschreven en als bijlage bij de visie en bij de Omgevingsverordening opgenomen. Bij projecten kan op maat een effectbeschrijving worden gemaakt voor de relevante omgevingscondities.

Het plangebied ligt op enkele plekken tussen de 5 en 20 meter van begrensd GNN-gebied, zie figuur 4.2. Doordat het GNN geen externe werking kent, zijn negatieve effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken op GNN-gebied niet aanwezig.


Het plangebied ligt binnen de begrenzing van GO-gebied. Met de voorgenomen werkzaamheden worden geen negatieve effecten verwacht op de wezenlijk waarden en kenmerken van GO-gebied. Er vindt minimale wijziging van het bestemmingsplan plaats, zowel in de oude als in de nieuwe situatie blijft het plangebied voor verkeersdoeleinden behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0008.png"

Figuur 4.2 Ligging plangebied ten opzichte van het GNN (rode lijn).
Lichtgroene geeft het GO weer en het donkergroene geeft het GNN weer (bron: Provincie Gelderland, 2019.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De visie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.

De regio Stedendriehoek legt in deze Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied, waaronder Voorst. De structuurvisie laat zien hoe deze gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel.

De structuurvisie vormt een samenhangend integratiekader voor de ruimtelijk relevante aspecten van de genoemde beleidsterreinen. Voor wonen gaat het vooral om het regionaal afstemmen van het woonprogramma, kwantitatief en kwalitatief, en het aangeven van de woningbouwlocaties. Bij verkeer en vervoer gaat het om een betere mobiliteitsgeleiding door aanleg en verbetering van infrastructuur en stedelijke ontwikkelingen goed op elkaar af te stemmen.

De regio ziet, naast het openbaar vervoer, de fiets als belangrijk alternatief voor de auto. Juist de fiets kan in het voor- en natransport, maar ook op de langere afstanden, een uitstekend vervoermiddel zijn. De regio zal daarom bijvoorbeeld aandacht geven aan verbetering van koppeling tussen lokale en regionale fietsnetwerken en tussen utilitaire en recreatieve fietsnetwerken.

Met dit bestemmingsplan wordt een bestaande fietsroute, door het afsplitsen van de openbare weg verkeersveiliger gemaakt. Dit komt ten goede aan de fietsverbinden over de Wilpsedijk. Hierbij past dit plan in het regionale beleid.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Toekomstvisie Voorst

Op 18 december 2017 is door de gemeenteraad de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst "Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid" vastgesteld. In deze visie wordt het gemeentelijke beleid voor de komende jaren uitgewerkt, met een doorkijk naar de verdere toekomst. De visie is tot stand gekomen met een grote mate van participatie van inwoners, bedrijven en instellingen. De visie geeft aan dat onze identiteit leidend is in onze fysieke leefomgeving.

Deze identiteit bestaat uit vijf bouwstenen, namelijk de kwaliteit van het landschap, de bijzondere cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de krachtige sociale samenhang en duurzaamheid. De visie geeft voor verschillende inhoudelijke thema's (Wonen, leefbaarheid & sociale cohesie / Werken, innovatie & recreatie / Omgeving & landschap / Energie & klimaat) strategische beleidskeuzes aan.

De Wilpsedijk wordt niet specifiek genoemd in de toekomstvisie. Wel wil de gemeente inzetten op Schone en Duurzame Mobiliteit. Met dit plan wordt een bestaande fietsroute verbeterd en de snelheid van het autoverkeer omlaag gebracht. Dit samen bevordert het gebruik van de fiets in plaats van de auto over de Wilpsedijk. Het bestemmingsplan past daarmee binnen de kaders van de Ruimtelijke Toekomstvisie.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden vanuit met name het aspect milieu beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de aspecten flora en fauna, water, archeologie, kabels, leidingen en straalpaden en de economische uitvoerbaarheid.

5.2 M.e.r.-beoordeling

In de Wet milieubeheer en in het Besluit m.e.r. wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten die m.e.r. plichtig zijn (de zogenaamde bijlage C-activiteiten) en activiteiten, die m.e.r. -beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde bijlage D-activiteiten).

M.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten zijn activiteiten waarvoor de beslissing of de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen, niet bij wet vastligt, maar door het bevoegd gezag moet worden genomen. Bevoegd gezag (het College van B&W van de gemeente Voorst) moet bepalen of er sprake is van "belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu", die het doorlopen van de m.e.r. procedure wenselijk/noodzakelijk maken.

De aanleg van een vrijliggend fietspad waarmee een primaire watergang wordt aangepast valt onder categorie D 3.2. Met dit plan wordt ook een autoweg (N790) aangepast waardoor categorie D1.1 van toepassing is. Daarom is voor onderhavige ontwikkeling door TAUW op 4 februari een m.e.r-beoordeling opgesteld. Deze beoordeling is opgenomen in bijlage 4. Op basis van drie hoofdcriteria, kenmerken, plaats en potentiële effecten is in deze beoordeling bepaald of het noodzakelijk is om een m.e.r. procedure te doorlopen.

Op basis van deze m.e.r. beoordeling kan geconcludeerd worden dat er tijdens de realisatiefase mogelijk (beperkt) negatieve effecten optreden op de thema’s archeologie en natuur. Voor deze thema’s zijn echter verschillende mogelijkheden om effecten te voorkomen of te verzachten. In de wetgeving is dit geborgd. Significante effecten op Natura 2000-gebieden treden niet op. Op de overige thema’s zijn de effecten niet aanwezig of zeer gering. Daarnaast zijn er positieve effecten te verwachten op het thema verkeersveiligheid.

Uit de beoordeling blijkt dat de effecten op de omgeving gering zijn. Daarnaast zijn de meeste effecten tijdelijk van aard. In de beoordeling wordt dan ook geconcludeerd dat het opstellen van een MER niet nodig.

Vanaf paragraaf 5.3 en de daarop volgende paragrafen wordt specifiek ingegaan op de potentiële effecten die deze ontwikkeling heeft op verschillende milieu- en omgevingsaspecten.In deze paragrafen zijn ook de resultaten uit de m.e.r. beoordeling meegenomen (zie, bijlage 4).

5.3 Milieuaspecten

5.3.1 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) kan beoordeeld worden welke waterthema's in het plan relevant zijn.

De toets is op 8 juni 2020 uitgevoerd (zie Bijlage 6 Watertoets). Binnen het plangebied liggen één of meerdere belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat daarmee mogelijk primaire waterbelangen worden geraakt. In het specifieke geval van het onderhavige plan gaat het om de belangen:

  • Legger watergangen met beschermingszones
  • Waterkeringen met beschermingszones

Uit de digitale watertoets volgt dat het waterschap graag in gesprek wil over de hierboven genoemde primaire belangen. Dit overleg heeft plaatsgevonden. De planuitwerking heeft in nauw overleg met het waterschap plaatsgevonden. Hieronder worden de aandachtspunten uit de digitale watertoets beschreven .

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Toetsing:
Binnen het plangebied worden geen nieuwe gebouwen mogelijk gemaakt. Wel wordt een nieuw fietspad aangelegd, waardoor extra verharding aan het gebied wordt toegevoegd. Gezien de situatie is het desalniettemin niet nodig om waterberging te realiseren. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De toename van het verharde oppervlak komt vooral door het aanleggen van het nieuwe fietspad, maar omdat de rijbaan wordt versmald is de daadwerkelijke toename van het verharde oppervlak beperkt. De toename bedraagt ongeveer 2.900 m².

De toename van het verhard oppervlak is als volgt globaal berekend: Over de gehele lengte (ca. 2.900 m1) wordt een fietspad met een breedte van 3,5 m aangelegd. Dit betekent een toename van 2.900*3,5 = 10.150 m².
Echter, de hoofdrijbaan wordt over de gehele lengte versmald naar 6 m. De rijbaan is in de huidige situatie tussen de 8 en 9 meter breed. Over de gehele lengte wordt daarmee circa 7250 m2 (2.900*2,5 = 7.250 m2). Onder de streep wordt circa 2.900 m1 (10.150-7.250 = 2.900 m²) aan extra verharding toegevoegd.

De toename van het verhard oppervlak is verdeeld over het hele tracé. Het hemelwater stroomt weg via de bermen en wordt niet (actief) geloosd op het oppervlaktewater. Tevens wordt er geen riolering aangelegd ten behoeve van de ontwikkeling. Om deze redenen worden geen negatieve effecten van verhard oppervlak verwacht als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling
Aan de Voordersteeg 39: wordt door het verbreden van het dijklichaam een bestaande schuur gesloopt. Ter compensatie wordt de schuur binnen hetzelfde perceel herbouwd. Hiermee neemt het toegestane bebouwde oppervlak binnen dit perceel niet toe.

Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG.

Toetsing
Dit aspect is bij onderhavig plan niet aan de orde. Er worden namelijk geen nieuwe gebouwen gerealiseerd. Aan de Voordersteeg 39 wordt een bestaande schuur herbouw. Het herbouwen van deze schuur heeft geen negatief effect op het grondwater.

Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen / randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen.

Toetsing
Binnen het plangebied worden geen uitlogende materialen, zoals lood, koper of zink gebruikt.

Gebiedsspecifieke aandachtspunten

Water van het "Hoogste Ecologische Niveau" en met een "Specifiek Ecologische Doelstelling"
In het plangebied liggen één of meerdere wateren met een zeer hoge ecologische waarde. Dit zijn de zogenaamde HEN- en SED-wateren. Met deze functietoekenning wil de Provincie Gelderland die ecologische waarde beschermen en eventuele negatieve beïnvloeding terugdringen.
De zogenaamde HEN- en SED-wateren die voor een klein deel binnen het plangebied vallen blijven behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0009.png"

Figuur 5.1: De groene lijn geeft de ligging van de SED-wateren aan (er liggen geen HEN-wateren in de nabijheid van het plangebied)

Toetsing
Er liggen geen HEN-wateren in de nabijheid van het plangebied. De waterloop die deel uitmaakt van de SED-wateren en die voor een klein deel binnen het plangebied vallen, blijft geheel behouden. Er is geen sprake van negatieve beïnvloeding.

Veiligheid en waterkeringen
In figuur 5.2 wordt een uitsnede van de legger Waterkering van het waterschap weergegeven. Hieruit blijkt dat het plangebied ligt op een locatie waar sprake is van een verhoogd risico op overstroming en bovendien ligt in de beschermingszone van een primaire kering. Deze kering wordt eveneens beschermd met een beschermingszone. Voor ontwikkelingen in deze zone is een vergunning op grond van de Keur van het waterschap noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0010.png"

Figuur 5.2 Uitsnede legger Waterkering (bron Waterschap Vallei en Veluwe)

Toetsing
De planuitwerking van de beoogde verbreding van de Wilpsedijk is in overleg met het waterschap uitgewerkt. Door de verbreding van de dijk (hoofdzakelijk) aan de westzijde te leggen, wordt niet in het rivierbed van de IJssel gewerkt en heeft het plan geen negatieve effecten op de waterbergende functie van de uiterwaard bij hoogwater. De verbreding van de dijk heeft hiernaast geen negatieve effecten op de waterkerende functie van de dijk of de stabiliteit van de dijk. Omdat de dijk met onderhavig plan wordt verbreed is zelfs in principe sprake van een positief effect.

Voor de realisatie van de verbreding van de dijk wordt een omgevingsvergunning aangevraagd. Voor de technische werkzaamheden aan en op de dijk worden afspraken gemaakt met het waterschap.

Slotafweging
Het waterschap is nadrukkelijk betrokken bij de planuitwerking en is in hoofdlijnen akkoord met het nu voorliggende plan. Het geheel uitgewerkte plan zal worden voorgelegd aan het waterschap ten behoeve van de benodigde (water-)vergunning.

5.3.2 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing.
Als er geluidgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

5.3.3 Bodem

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en de Woningwet (Ww) stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

De Wbb regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • het wegnemen van actuele risico's.

Nagenoeg het gehele tracé volgt het bestaande tracé. Mogelijk dat er langs het bestaande tracé verontreiniging aanwezig is. Daarom is voor de beoogde ontwikkeling een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het verkennend bodemonderzoek is opgenomen in bijlage 8.

Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt het volgende:

  • Ter plaatse van de wegbermen zijn verspreid in de boven- en ondergrond bijmengingen met puin en/of asfalt waargenomen. In de bovengrond van de overige terreindelen zijn, met uitzondering van een enkele boring (B63; sporen puin), verder geen bijzonderheden waargenomen. Er is visueel geen asbestverdacht (plaat)materiaal waargenomen.
    Indien de bewuste bodem onder de verhardingsconstructie niet ontgraven en afgevoerd zal gaan worden bestaat er geen reden om een verkennend asbestonderzoek conform NEN 5707 uit te voeren.
  • Verspreid zijn in de boven -en ondergrond licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en/of minerale olie aangetoond welke vermoedelijk te relateren zijn aan het gebruik en/of onderhoud van de rijbaan/wegbermen.
  • Op basis van de indicatieve resultaten van de toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit blijkt sprake van grond met wisselende hergebruiksmogelijkheden. Ter plaatse van de wegbermen voldoet de grond tot 1,0 m- mv overwegend aan kwaliteitsklasse ‘industrie’.
  • Aan de binnendijkse zijde (rechts) is een deel van de bovengrond niet toepasbaar. De bovengrond van het overig onverhard terrein blijkt overwegend altijd toepasbaar of voldoet aan kwaliteitsklasse ‘wonen/industrie’.
  • Omdat de toepassingsnormen voor PFAS niet worden overschreden, komt de onderzochte grond van de wegbermen in aanmerking voor toepassing in gebieden met bodemkwaliteitsklasse vrij toepasbaar (m.u.v. grondwaterbeschermingsgebieden). Voor het binnendijkse gedeelte van de overige terreindelen komt de onderzochte grond in aanmerking voor toepassing in gebieden met bodemkwaliteitsklasse wonen/industrie omdat de regionale achtergrondwaarde van 0,5 ìg/kg d.s. wordt overschreden.
  • Conform CROW 400 kunnen de voorgenomen graafwerkzaamheden onder de basishygiëne worden uitgevoerd. Dit is de voorlopige veiligheidsklasse: de definitieve veiligheidsklasse dient door een veiligheidskundige te worden vastgesteld.

In verband met puinbijmengingen in de bovengrond dient rekening te worden gehouden met een verdenking op asbest.

Conclusie

Uit het bodemonderzoek blijkt dat er diverse verontreinigingen zijn. Er zijn geen verontreinigingen aangetoond in gehalten boven de tussenwaarde. Het uitvoeren van een nader onderzoek wordt voor het vaststellen van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.

Ter plaatse van de wegbermen zijn in bovengrond bijmengingen met puin waargenomen. Indien de bewuste bodem niet ontgraven en afgevoerd zal gaan worden is er geen reden om een verkennend asbestonderzoek uit te voeren. Omdat op moment nog onduidelijkheid bestaat waar en inhoeverre bodemingrepen plaatsvinden, is vooralsnog geen onderzoek naar asbest uitgevoerd

Indien bekend is waar en in hoeverre bodemingrepen plaatsvinden wordt aanbevolen een verkennend onderzoek asbest conform NEN 5707 uit te voeren.

5.3.4 Conventionele explosieven

Binnen de wetgeving bestaat geen verplichting met betrekking tot het uitvoeren van onderzoek naar de aanwezigheid van explosieven. Gezien de verdachte status vanuit het historisch onderzoek, wordt geadviseerd middels detectieonderzoek de eventuele aanwezigheid nader te onderzoeken. Dit is ook relevant voor eventuele kosten indien munitiedelen worden aangetroffen. Ook zullen de meeste ontwikkelaars/grondroerders hier inzicht in willen hebben vanuit het oogpunt veiligheid, voor zowel hun eigen medewerkers als de omgeving waarin ze werken. Vanuit de Arbowetgeving bestaat een verplichting voor een veilige werkomgeving.
Daarom ook wordt een detectieonderzoek aanbevolen. Voor de uitvoering van werkzaamheden onder OCE (opsporen conventionele explosieven, is NGE verdacht) condities, detectie en/of benaderen bestaat er een suppletie-uitkering bij het rijk.

Projectgebonden Risico Analyse (PRA)

Voor de beoogde ontwikkeling is in het kader van het 'opsporen conventionele explosieven' een Projectgebonden Risico Analyse (PRA) opgesteld. Deze PRA is opgenomen in bijlage 9. Met het opstellen van de PRA wordt het verdachte onderzoeksgebied op basis van feitenmateriaal en interpretatie van bekende gegevens zo gedetailleerd mogelijk beschreven. Daarnaast wordt nagegaan of de voorgenomen werkzaamheden binnen het verdachte gebied zonder meer mogelijk zijn in relatie tot de mogelijke aanwezige conventionele explosieven (CE).
Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek en de informatie van de gemeente Voorst zijn binnen het onderzoeksgebied verdachte gebieden ten aanzien van conventionele explosieven vastgesteld. Op basis van het vooronderzoek heeft afbakening van de verdachte gebieden plaatsgevonden in horizontale zin. Verticale afbakening heeft eveneens in het vooronderzoek plaatsgevonden.

In de PRA zijn deelgebieden opgenomen, hieruit blijkt dat in deelgebied 6 mogelijk sprake is van de aanwezigheid van afwerpmunitie. Indien binnen het CE-verdachte deelgebied 6 grond mechanisch wordt verdicht zullen aanvullende maatregelen ten aanzien van conventionele explosieven dienen te worden genomen.
In hoofdstuk 5 van het PRA (bijlage 9) zijn de aanvullende maatregelen beschreven.

Ten aanzien van het aanbrengen en verdichten van grond binnen het CE verdachte gebied 6 (afwerpmunitie) en de nieuwe sloot welke aan de Rijksstraatweg wordt aangelegd, dient voorafgaande aan de werkzaamheden aanvullend CE onderzoek plaats te vinden. Geadviseerd wordt om middels oppervlakte detectie in combinatie met het laagsgewijs gecontroleerd ontgraven, dit deel van het dijklichaam vrij te geven van CE. Vooraf aan de graafwerkzaamheden wordt een oppervlakte detectie uitgevoerd.

Detectieonderzoek conventionele explosieven

Op basis van het vooronderzoek en de PRA (bijlage 9) heeft er ook een detectieonderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 10. Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van ijzerhoudende objecten in de ondergrond van het opsporingsgebied, aan te geven welke objecten een magnetische opbouw hebben die overeenkomt met de opbouw van de te verwachten explosieven en/of munitie en deze vervolgens te benaderen en te verwijderen.

Na analyse en interpretatie van de detectiedata zijn, uit de vele waargenomen verstoringen, in totaal 290 stuks objecten aangemerkt als zijnde verdacht op CE tot een maximale diepte van 1,63 m –mv (gebied B). Deze verdachte objecten zijn in objectlijsten weergegeven (in bijlage 10) en moeten benaderd en geïdentificeerd worden om het gedetecteerde gebied te kunnen vrijwaren van CE.

Deze gebieden zijn in blauw weergegeven op de overzichtstekening die is opgenomen in bijlage 10. Na analyse en interpretatie van de detectiedata zijn, uit de vele waargenomen verstoringen, in totaal 290 stuks objecten aangemerkt als zijnde verdacht op CE tot een maximale diepte van 1,63 m –mv (gebied B). Deze verdachte objecten zijn in objectlijsten weergegeven (in bijlage 10 ) en moeten voor het begin van de werkzaamheden benaderd en geïdentificeerd worden om het gedetecteerde gebied te kunnen vrijwaren van CE.

Conclusie De locatie is gedeeltelijk verdacht voor conventionele explosieven. Dit vormt geen belemmering voor het huidige en toekomstige gebruik van de locatie. Wel is het nodig om bij de uitvoering van werkzaamheden hier rekening mee te houden. Slechts voor 70% van het verdachte gebied is een detectieonderzoek mogelijk geweest in verband met de aanwezigheid van hekwerk en begroeiing. Voor de werkzaamheden moeten de verdacht objecten zoals opgenomen in bijlage 10 benaderd en geïdentificeerd worden om het gedetecteerde gebied te kunnen vrijwaren van CE. Vlak voor de realisatie zal de overige 30% worden onderzocht.

5.3.5 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur “NIBM”) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten als deze niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een project komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Op grond van de ministeriële regeling NIBM 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn (onder andere) de volgende plannen vrijgesteld van toetsing: een plannen die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 ìg/m3.

Ter plaatse van het plangebied geldt volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland in de periode van 2020 tot 2030 (10 jaar na het beoogde vaststellingsjaar van het bestemmingsplan) in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde PM10-concentratie van minder dan 14 µg/m3. De gemiddelde NO2-concentratie bedraagt minder dan 9 µg/m3. De waarden liggen ver onder de grenswaarden. De luchtkwaliteit in voorst ter plaatse van het plangebied is dan ook goed te noemen.

Zoals beschreven in paragraaf 3.2 veranderd de situatie minimaal. De bestaande weg wordt met de beoogde ontwikkeling niet uitgebreid. Daarnaast wordt de snelheid omlaag gebracht. Met de beoogde ontwikkeling wordt dan ook geen toename in verkeersbewegingen verwacht. Vooralsnog wordt aangenomen dat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

5.3.6 Externe veiligheid

Toetsingskader
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden grenzen gesteld aan de risico's, waarbij wordt gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Daarbij worden twee verschillende normen gehanteerd:

  • het plaatsgebonden risico (PR) en
  • het groepsrisico (GR).

Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 per jaar als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkte kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde. Ten aanzien van het GR geldt er geen grenswaarde, maar een oriënterende waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.20299-VS00_0011.png"

Figuur 5.1 Uitsnede risicokaart

Uit de risicokaart (figuur 5.1) blijkt in de omgeving van het plangebied meerdere risicobronnen zijn gelegen. Nabij het plangebied is aan de Rijksstraatweg 2 een stationaire risicobron, namelijk een LPG-tankstation, gelegen. Hiervoor geldt een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. Aan de zuidzijde doorkruist het plangebied de Rijksweg A1. Over deze rijksweg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Hiervoor geldt eveneens een plaatsgebonden risico en een plaatsgebonden risico. Daarnaast is het gehele tracé van de A1 een plasbrandaandachtsgebied

Met onderhavige ontwikkeling worden geen nieuwe (beperkt)kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Ook worden er geen nieuwe gebouwen en/of functies mogelijk gemaakt waarmee het groepsrisico wordt vergroot. Verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk. Met het oog op externe veiligheid is het plan dus uitvoerbaar.

5.3.7 Ecologie

5.3.8 Leidingen en kabels

Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Er zijn binnen het plangebied geen kabels en leidingen bekend die planologisch-juridische regeling in het bestemmingsplan behoeven.

5.4 Archeologie En Cultuurhistorie

5.4.1 Archeologie

In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het Verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden.
De gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaren en alleen opgraven als behouden in de bodem niet mogelijk is;
  • in ruimtelijke ordening (planvorming) al vroegtijdig rekening houden met archeologische waarden;
  • de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Wettelijk kader
De bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door bodemverstorende activiteiten was in de Monumentenwet 1988 geregeld. Echter is deze wet per 1 juli 2016 vervallen. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet en deze treedt naar verwachting in 2022 in werking.
Tot die tijd zijn de artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar deze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Hierbij wordt uitgegaan van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces.

Specifiek voor het bestemmingsplan is hierop artikel 38a van de Monumentenwet van toepassing: “De gemeenteraad houdt bij de vaststelling van een bestemmingsplan of een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.1, onderscheidenlijk artikel 3.38, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten".

Bestemmingsplan Buitengebied, tweede herziening
De archeologische waarden zijn in het bestemmingsplan Buitengebied, tweede herziening vertaald naar een dubbelbestemming. Het plangebied kent vijf archeologische dubbelbestemmingen (Waarde - Archeologie 2 tot en met Waarde - Archeologie 5 ). Dit betekent dat voor een delen van het plangebied een hoge verwachtingswaarde geldt. De voorschriften die bij deze archeologische waarden horen worden overgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan.

In het kader van de bestemmingsplanwijziging voor de planontwikkeling moest dan ook een Archeologisch Bureauonderzoek worden uitgevoerd, als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorgcyclus. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is geadviseerd om een verkennend booronderzoek uit te voeren, om het gespecificeerde Archeologisch Verwachtingsmodel nader te toetsen en aan te vullen. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 15 van deze toelichting.

Archeologisch onderzoek
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is een verkennend booronderzoek uitgevoerd(bijlage 15) Op basis van het uitgevoerde booronderzoek kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen planrealisatie mogelijk kan leiden tot de aantasting van behoudenswaardige archeologische resten. De kans op de aanwezigheid van relevante archeologische resten wordt, op basis van de aangetroffen bodemopbouw, aanwezig geacht.

De noodzaak tot vervolgonderzoek is echter volledig afhankelijk van de locatie en de diepte van de graafwerkzaamheden die voor de aanleg van het fietspad noodzakelijk zijn. Details voor wat betreft de uitvoering van de geplande werkzaamheden zijn echter nog niet beschikbaar.

Met het oog op de concretisering van de voorgenomen plannen, alsook de verdere advisering m.b.t. archeologie in het kader van de uitvoering dit project zijn advieskaarten vervaardigd (zie Afbeelding 19 t/m 23 van bijlage 15).

Voor wat betreft het dijklichaam dat uit opgebrachte grond bestaat, wordt geadviseerd om alleen bij diepere graafwerkzaamheden in de dijktaluds onderzoek te doen uitvoeren naar de opbouw en fasering van de dijk.

5.4.2 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Landgoed
Grenzend aan het plangebied is een bestaand landgoed aanwezig. Behoud van de bestaande landgoederen is van grote betekenis voor de ruimtelijke kwaliteit en de beleving van het buitengebied. Met de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met dit landgoed. Ter hoogte van het landgoed wordt de hellingshoek van de dijk aangepast, zodat de landschappelijke elementen van het landgoed behouden blijven. Een deel van de heg die momenteel op de dijk staat is door de loop van de tijd verdwenen. Met de aanpassing van de dijk zal deze haagstructuur in ere hersteld worden.

Militair erfgoed
Ter hoogte van de Lazaruskolken ligt verborgen in de dijk een inlaatwerk van de IJssellinie. Momenteel zijn enkel nog betonnen elementen aan het maaiveld zichtbaar. Met onderhavige plan wordt met de landschappelijke inpassing verwezen naar deze inlaat, zodat deze cultuurhistorie meer zichtbaar wordt.

Ter hoogte van dit inlaatwerk wordt de berm (buitenbermen en tussenberm) in verharding uitgevoerd, verwijzend naar het inlaatwerk. Ook wordt het hekwerk dat hier heeft gestaan eventueel terug gebracht. Op de parkeerplaats en op het hekwerk langs het fietspad zal een informatiebord worden geplaatst.

In bijlage 2 figuur 6 wordt een schets van de beoogde inpassing van dit inlaatwerk weergegeven.

Industrieel erfgoed
Ter hoogte van de kruising met de N344 staat een oude zagerij die momenteel wordt gerenoveerd. Deze staat aan het gedeelte van de dijk die niet meer een waterkerende functie heeft. Om de zagerij voldoende ruimte te geven wordt de dijk hier naar de buitendijkse zijde uitgebreid.

Conclusie
Met onderhavige ontwikkeling wordt de cultuurhistorie binnen het plangebied niet aangetast. Met behulp van een goede landschappelijke inpassing wordt deze bestaande cultuurhistorie behouden en op sommige plekken juist versterkt of teruggebracht in het gebied.

5.5 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de realisering van de het vrijliggende fietspad worden met de betrokken grondeigenaren gesprekken gevoerd over de aankoop van de benodigde gronden. In eerste instantie heeft overleg plaatsgevonden met een aantal grondeigenaren over grondmobiliteit. Na dit proces is verwerving van de benodigde gronden ingestoken in beginsel om er in der minne uit te komen. Gesprekken hierover zijn nog gaande. Binnen de projectbegroting zijn daarvoor reserveringen gedaan. Mocht niet in alle gevallen minnelijke schikking worden bereikt, dan kan eventueel tot onteigening worden overgegaan. Zo nodig zal de plantoelichting in de verdere planprocedure worden afgestemd op de meest actuele stand van zaken. Gelet op de financiële reserveringen is het plan uitvoerbaar.

Grondexploitatie
Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt geen exploitatieplan opgesteld. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de uitvoeringskosten van het project komen geheel voor rekening van de Provincie Gelderland.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en inzet van zogenaamde flexibiliteitsinstrumenten.

De planregels zijn als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1: inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2: bestemmingsregels behorend bij de verschillende bestemmingen;
  • Hoofdstuk 3: algemene regels die verschillende algemene bepalingen bevatten die van toepassing zijn op elke bestemming uit hoofdstuk 2;
  • Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.

6.2 Planopzet

6.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld goot- en bouwhoogte te bepalen.

6.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Agrarisch
Alle gronden rondom de verkeersbestemming, die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan zijn voorzien van de bestemming Agrarisch. In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat deze gronden bestemd zijn voor agrarische doeleinden. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheiding worden gebouwd.

Voordersteeg 39

Voor de gronden op het perceel Voordersteeg 39 is door middel van de figuur 'relatie' aangegeven dat de twee bouwvlakken deel uit maken van elkaar. Het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan gebouwen bedraagt maximaal 82 m2;

Verkeer
In het plan is voor de wegen, alsmede op en voet- en fietspaden de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen de bestemming Verkeer zijn tevens bijbehorende voorzieningen toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.

Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel voorkomen, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan, wordt er gesproken van een 'dubbelbestemming'.

Om in het kader van de Wet geluidhinder de ligging van de N790 vast te leggen is een figuur 'as van de weg' opgenomen op de verbeelding. Het midden van de weg dient gelegen te zijn ter plaatse van deze figuur. Met een omgevingsvergunning kan de ligging ten opzichte van de 'as van de weg' met maximaal 1 meter worden afgeweken. Hiertoe dient aangetoond te worden dat er geen strijdigheid optreedt met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving

In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:

Waarde - Archeologie - 1Waarde - Archeologie - 2Waarde - Archeologie - 3Waarde -Archeologie - 4 en Waarde - Archeologie - 5
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veilig gesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.

Waarde - Ecologie - GNN en Waarde - Ecologie - GO
Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen voor gronden die voorheen waren aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit betreft zowel gerealiseerde als nog te realiseren natuur.

Onder de Gelderse natuurgebieden vallen alle Natura 2000-gebieden, het Gelders natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszones (GO). Laatstgenoemd gebieden vervullen een belangrijke rol bij het behoud van de biodiversiteit. De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het GNN. Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De Ecologische verbindingszones maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Enkele weidevogelreservaten maken deel uit van het GNN. Door de samenhang met de aangrenzende en inliggende natuur van het GNN herbergt de GO ook kenmerkende natuurwaarden.

Onderhavige ontwikkeling voldoet aan de eisen van het GNN en de GO. Indien het plan dusdanig wordt aangepast moet deze opnieuw worden getoetst aan de gestelde regels. Om dit te borgen zijn deze dubbelbestemmingen opgenomen.

Waarde - Landgoed
Voor de bijbehorende gronden van het naastgelegen de landhuizen is de dubbelbestemming Waarde - Landgoed opgenomen. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor het behoud en samenhangend beheer van landgoederen en het behoud van de cultuurhistorische waarden van de landgoederen. Daarnaast biedt deze dubbelbestemming een specifieke regeling voor gronden behorende tot een landgoed. Dit betekent dat onder andere de verplichting als gevolg van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals opgenomen in de enkelbestemmingen en in een aantal dubbelbestemmingen, niet van toepassing is. Ook is de onderlinge uitwisselingen van functies binnen de bestemming Waarde - Landgoed mogelijk gemaakt.

Waarde - Landschap
In de dubbelbestemming Waarde - Landschap zijn de landschapswaarden beschreven die in het Landschaps Ontwikkelingsplan (LOP) zijn opgenomen.

Deze dubbelbestemming is er op gericht het belang van de herkenbaarheid, de samenhang en de kenmerkende karakteristieken van het landschap te behouden, en waar mogelijk te versterken. Ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het landschap, bijvoorbeeld het vergroten van bouwvlakken worden alleen mogelijk gemaakt indien aangetoond wordt dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden zoals opgenomen in de dubbelbestemming. In bepaalde gevallen kan bij nieuwe ontwikkelingen als voorwaarde gesteld worden dat er voldoende landschappelijke inpassing gerealiseerd wordt.

In de dubbelbestemming worden alle voor het plangebied te behouden, te beschermen, te versterken en te ontwikkelen landschapswaarden benoemd. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is een vergunningsplicht opgenomen. Hierbij is een tabel opgenomen waarin per onderscheiden waarde is aangegeven voor welke werken en werkzaamheden een uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning geldt.

Waterstaat - Waterkering
Voor waterkeringen is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de functie hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Dit artikel is opgenomen om de 'ruimte voor die rivier' te waarborgen.

In dit bestemmingsplan komt de volgende gebiedsaanduiding voor:

Veiligheidszone - lpg
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden en tenslotte wijzigingsbevoegdheden.

Hoofdstuk 7 Overleg En Inspraak

7.1 Uitkomst Vooroverleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

Over het plan wordt ambtelijk vooroverleg plaatsgevonden met de Provincie Gelderland en het waterschap. Daarnaast is de gemeente Deventer op de hoogte gesteld van de ontwikkeling. Hierbij zijn geen belemmeringen voor de planvorming naar voren gekomen.

7.2 Inspraak

In het kader maatschappelijke uitvoerbaarheid zijn de omwonenden en belanghebbenden rondom het plangebied in de aanloop voor de beoogde ontwikkeling op verschillende momenten op de hoogte gesteld over de voortgang van de ontwikkeling.

Vanaf 2014 zijn verschillende varianten onderzocht voor de inrichting van de Wilpsedijk tussen Wilp en Steenenkamer. Op 23 september 2014 is een informatiebijeenkomst gehouden voor bewoners. Tijdens deze bijeenkomst zijn verschillende varianten gepresenteerd.

Mede naar aanleiding van de binnengekomen reacties heeft de provincie Gelderland in 2015 besloten de toekomstige snelheid op de Wilpsedijk te heroverwegen. Verschillende argumenten leidden ertoe dat het advies is afgegeven om de weg in te richten met een maximumsnelheid van 60 km/u. Vervolgens is voor de herinrichting van de Wilpsedijk een voorkeursvariant opgesteld. In deze variant is een vrijliggend fietspad ingepast, deels binnendijks en deels buitendijks van de Wilpsedijk.

Vanaf januari 2018 zijn keukentafelgesprekken gevoerd met direct aanwonenden en (grond)eigenaren. Hierbij is inzage gegeven in de voorlopige plannen en schetsontwerp.

Tijdens een informatiebijeenkomst voor bewoners, eind 2018, is het schetsontwerp en de voorkeursvariant met het publiek gedeeld. Mede naar aanleiding van binnengekomen reacties is op advies van ontwerpers en de verkeerskundige begin 2019 besloten, dat voor de Wilpsedijk een vrijliggend fietspad geheel binnendijks de beste keuze is. Op deze manier wordt tevens een goede aansluiting gecreëerd met het kruispunt N344 bij Steenenkamer.

In 2019 en 2020 zijn opnieuw keukentafelgesprekken gevoerd met direct aanwonenden en (grond)eigenaren aan de hand van het schetsontwerp. Ideeën en wensen van de direct aanwonenden en (grond)eigenaren zijn indien mogelijk verwerkt in het definitieve ontwerp.

7.3 Zienswijzen

Het plan heeft vanaf 10 juni 2021 tot en met 21 juli 2021 ter inzage gelegen. Tegen dit plan zijn 5 zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen zijn in de zienswijzennotitie samengevat en voorzien van een reactie. De zienswijzennotitie is opgenomen in bijlage 16. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn enkele wijzigingen in de planregels van het bestemmingsplan doorgevoerd, hierdoor wordt het plan gewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Voordersteeg 39

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Voordersteeg 39

Bijlage 1 Ruimtelijk Inpassingsplan

Bijlage 1 Ruimtelijk inpassingsplan

Bijlage 2 Onderbouwing Ruimtelijke Inpassing

Bijlage 2 Onderbouwing ruimtelijke inpassing

Bijlage 3 Erfinrichtingsplan Voordersteeg 39

Bijlage 3 Erfinrichtingsplan Voordersteeg 39

Bijlage 4 M.e.r. Beoordeling Wilpsedijk

Bijlage 4 M.e.r. beoordeling Wilpsedijk

Bijlage 5 Onderzoeksprotocol

Bijlage 5 Onderzoeksprotocol

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek

Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 8 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 9 Projectgebonden Risico Analyse

Bijlage 9 Projectgebonden Risico Analyse

Bijlage 10 Detectierapportage

Bijlage 10 Detectierapportage

Bijlage 11 Toetsing Wet Natuurbescherming

Bijlage 11 Toetsing Wet natuurbescherming

Bijlage 12 Memo Stikstofdepostitie

Bijlage 12 Memo stikstofdepostitie

Bijlage 13 Voortoets Ecologie

Bijlage 13 Voortoets Ecologie

Bijlage 14 Bomen Effect Analyse

Bijlage 14 Bomen Effect Analyse

Bijlage 15 Inventariserend Veldonderzoek Archeologie

Bijlage 15 Inventariserend veldonderzoek archeologie

Bijlage 16 Zienswijzennotitie

Bijlage 16 Zienswijzennotitie