De Kar 9 Klarenbeek
Bestemmingsplan - Gemeente Voorst
Vastgesteld op 04-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.2 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.3 aan-huis-verbonden bedrijf:
het door de bewoner(s) verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, die in een woning en/of overige gebouwen worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan-huis-verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten;
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet, dat door de bewoner(s) in een woning en/of overige gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 agrarisch natuurbeheer:
agrarisch beheer met inachtneming van het behouden van natuur- en landschapswaarden, zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke;
1.6 ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.7 archeologisch deskundige:
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie;
1.8 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.10 bebouwd oppervlak
het aantal vierkante meters, per bouwvlak, dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.12 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, die uitsluitend wordt uitgevoerd door de bewoner(s) van de (bedrijfs)woning en waarbij de bed & breakfast over maximaal twee van de drie essentiële woonvoorzieningen, te weten douche/bad, wc en keuken(blok), beschikt en met dien verstande dat de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
1.13 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar gelet op de functie van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.14 begane grondvloer
de constructieve vloer, met een maximum van 15 cm dikte waarbij isolatie niet meegerekend wordt;
1.15 bestaand:
1. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
2. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20337-VS00 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.20 bijgebouw
al dan niet aangebouwd gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond.
1.21 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of vergroten van een bouwwerk;
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.26 bouwwerken geen gebouwen zijnde
ander bouwwerk;
1.27 calamiteit:
een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt
1.28 camper
een voertuig dat valt onder de definitie van kampeerwagen als bedoeld in de regeling voertuigen regeling tot uitvoering van de hoofdstukken iii en vi van de wegenverkeerswet 1994 voertuigen;
1.29 cultuurhistorische waarden:
de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen;
1.30 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de opslag, de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbiedt;
1.33 extensieve dagrecreatie:
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 houtbewerkingsbedrijf
een bedrijf dat zich richt op het vervaardigen bewerken verwerken of opslaan van hout of kurk dan wel van houten kurken of houtachtige voorwerpen;
1.36 huishouden
een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;
1.37 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans, tenten of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.38 kleinschalige distributie parfumwas
een kleinschalige onderneming die parfumwas producten op afstand verkoopt, er worden goederen ontvangen, opgeslagen, verdeeld en vervoerd naar andere locaties.
1.39 landschappelijke waarde:
de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.40 maatvoeringsvlak:
een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
1.41 mantelzorg:
langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan eenieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
1.42 mantelzorg:
langdurige zorg die buiten organisatorisch verband wordt geboden aan een ieder die op fysiek, psychisch en/of verstandelijk vlak hulpbehoevend is en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
1.43 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna;
1.44 normaal onderhoud of gebruik:
het onderhoud of gebruik dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.45 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.46 openbaar gebied:
de voor eenieder toegankelijke en door overheden beheerde en onderhouden gronden zoals groen, water, verkeer en/of verblijfsgebied;
1.47 overige gebouwen:
gebouwen: al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen;
1.48 overkapping:
een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorende tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;
1.49 peil:
- a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.50 plan:
het bestemmingsplan De Kar 9 Klarenbeek met identificatienummer NL.IMRO.0285.20337- OW00 van de gemeente Voorst;
1.51 recreatie:
activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;
1.52 recreatief medegebruik:
extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.53 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;
1.55 vloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.56 wonen
het bewonen van een (bedrijfs)woning, door niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de overstekenende delen niet meer dan 0,7 m bedraagt.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens het Bouwbesluit.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden zoals die tot uitdrukking komen in de aanleg van weg-, erf- en kavelbeplantingen;
- b. het behoud en de ontwikkeling van ecologische waarden;
- c. (hobbymatige) agrarische doeleinden;
- d. agrarisch natuurbeheer;
- e. onverharde paden ten dienste van de bestemming;
- f. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
- g. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan in de vorm van:
- 1. terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 m;
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting, niet zijnde ten behoeve van houtproductie;
- b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden, zoals deze tot stand komen in de hoog opgaande beplanting en het (micro)reliëf;
- c. het behoud en/of herstel van de natuurlijke waarden van het bos-ecosysteem;
- d. extensief recreatief en/of educatief medegebruik;
- e. (on)verharde paden ten dienste van de bestemming en aanliggende bestemmingen;
- f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan in de vorm van:
- 1. terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 m;
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. houtbewerkingsbedrijf tot 100 m2;
- b. kleinschalige distributie parfumwas tot 100 m2;
- c. wonen in een bedrijfswoning;
- d. 8 standplaatsen voor kampeermiddelen, uitsluitend in de vorm van campers, ter plaatse van de nadere aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - campers toegestaan’;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': behoud en herstel van cultuurhistorische waarden;
- f. aan huis verbonden beroepen en/of aan huis verbonden bedrijven welke zijn genoemd in categorie 1 van de in bijlage 2 bij de regels opgenomen ''bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', met dien verstande dat:
- 1. maximaal 100 m2 aan bebouwing per bouwperceel mag worden gebruikt;
- 2. buitenopslag niet is toegestaan;
- 3. opslag van risicovolle onderdelen niet is toegestaan;
- 4. de activiteit niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
- 5. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 6. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
- g. bed & breakfast, uitsluitend in een woning en/of bijgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 3 kamers mogen worden gebruikt met een maximum van 8 slaapplaatsen per woning;
- 2. de activiteit geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 3. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
- h. het herstel en de bescherming van landschappelijke waarden;
- i. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
- k. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals gebouwen, andere bouwwerken, tuinen, groen, erven, paden, verhardingen en parkeerplaatsen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de gebouwen ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van de bebouwing onderling en in relatie tot hun omgeving te verzekeren.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 en toestaan dat:
- a. wordt afgeweken van de bestaande en/of oorspronkelijke inhoud, goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande gebouw.
- b. het bepaalde in lid a wordt uitsluitend toegepast indien aangetoond wordt dat sprake is van een goede landschappelijke en cultuurhistorische invulling met daarbij bijzondere aandacht voor de situering, vormgeving en maatvoering van de gebouwen.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 5.1 onder f om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 5.1 onder f genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorie zoals in lid 5.1 onder f genoemd;
- b. lid 5.1 onder f om bedrijven toe te laten die niet in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorie, zoals in 5.1 onder f genoemd;
- c. lid 5.5.1 indien in plaats van de landschapsmaatregelen uit het Landschappelijk inrichtingsplan andere landschapsmaatregelen worden getroffen, die voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Landschappelijk inrichtingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald. Ten behoeve van de bescherming van landschappelijke en/of natuurwaarden kunnen aan deze afwijking voorschriften worden verbonden;
- d. lid 5.5.1 ten behoeve van uitstel van de termijn waarbij het bevoegd gezag voorwaarden kan stellen.
5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. landschapsverzorging in de vorm van houtopstanden;
- b. afschermende beplanting;
- c. voorzieningen ten behoeve van ontsluiting;
- d. onverharde paden ten dienste van de bestemming en aanliggende bestemmingen;
- e. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan in de vorm van:
- 1. terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 m;
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
- b. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. openbare nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;
- d. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, verhardingen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken voorziet.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan in de vorm van:
- a. terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 m;
Artikel 8 Leiding - Hoogspanning
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding; met de daarbij behorende
a. Masten en (veiligheids)voorzieningen
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat andere bouwwerken ten behoeve van de transport van elektriciteit mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 70 m.
- c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 in die zin dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of andere-bouwwerken worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding;
- b. vooraf positief schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 5
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelmatige archeologische verwachting.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport ten aanzien van een inventariserend archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de eisen van het bevoegd gezag, heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
- 3. een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
- c. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Voor (een deel van) een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
11.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- b. de onderkant van het ondergrondse bouwwerk (inclusief fundering) bedraagt ten hoogste 4 m onder het peil.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan;
- b. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
- c. het gebruik van de gronden voor het beproeven van motorvoertuigen of voor het beoefenen van gemotoriseerde snelheids- en/of behendigheidssporten en de (model)vliegsport is niet toegestaan.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuizen ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouw niet meer dan 75 m³ bedraagt;
- c. het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 100 m² van de toegestane bijgebouwen in gebruik mag worden genomen ten behoeve van de mantelzorg;
- 2. een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd wordt;
- 3. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders;
- 4. aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden wordt dat binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg de bewoning is beëindigd, door minimaal één van de drie essentiële woonvoorzieningen te verwijderen, te weten douche/bad, wc of keuken(blok), zodat de gebouwen vanaf dat moment weer overeenkomstig de bestemming (kunnen) worden gebruikt.
- d. de onder a, b en c bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid.
13.2 Afwijkingsregels voor de plaatsing van zonnepanelen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 om een grondopstelling van zonnepanelen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
- a. plaatsing op bestaande gebouwen en/of andere bouwwerken is niet mogelijk;
- b. de grondopstelling van zonnepanelen vindt plaats binnen de bestemming Gemengd en leidt niet tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat plaatsing buiten de bestemming Gemengd is toegestaan indien plaatsing binnen die bestemming niet mogelijk is en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
- d. de oppervlakte aan zonnepanelen voor woningen bedraagt ten hoogste 20 m2 en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 1,50 m;
- e. in afwijking van het bepaalde onder d en e bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 1,80 m indien dit leidt tot een efficiënter gebruik en een betere landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische inpasbaarheid.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 Wijzigingsbevoegdheid overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
14.2 Wijzigingsbevoegdheid categorie-indeling Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 2 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten) te wijzigen voor wat betreft de categorie-indeling van bedrijven, indien en voor zover ten gevolge van technische en/of milieuhygiënische ontwikkelingen de milieubelasting van de desbetreffende typen bedrijven wijzigt.
Artikel 15 Overige Regels
15.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan 'De Kar 9 Klarenbeek'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De initiatiefnemers zijn eigenaar van de percelen behorend bij De Kar 9 in Klarenbeek. De gebouwen op het erf verkeren in zeer slechte staat en de karakteristieke waarde wordt daarmee bedreigd. De uit 1911 stammende boerderij en stal zijn de afgelopen jaren bewoond geweest door krakers. Doordat er geen onderhoud heeft plaatsgevonden is de situatie hier flink verslechterd. Dit geldt niet alleen voor de karakteristieke woning en stal, maar ook voor de algehele staat van het perceel.
In 2022 is de locatie gekocht door de initiatiefnemers met het idee deze op te knappen, er te gaan wonen en hier hun bedrijven te vestigen (Houtbouw Buitengoed de Heerlijkheid en Wasparfum Il Bucato di Adele Parfumwas). Naast de vestiging van de kleine bedrijfjes wordt het karakteristieke ensemble gerenoveerd, wordt er een camperplaats gerealiseerd en en vindt er op het hele perceel landschappelijke inpassing plaats, waaronder de aanplant van anderhalve hectare bos.
Voor de betreffende locatie is het bestemmingsplan 'Buitengebied' van toepassing, vastgesteld door de gemeenteraad van Voorst op 28 januari 2013. De percelen hebben hierin de bestemming 'Agrarisch' en de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemmingen is het niet mogelijk om het gewenste plan te realiseren, een afwijking of wijziging van het bestemmingsplan is hierbij noodzakelijk.
De initiatiefnemers hebben hiervoor een principeverzoek ingediend bij de gemeente om met toepassing van functieverandering de gewenste plannen mogelijk te maken. Hiervoor dient de bestemming ‘Wonen’ gewijzigd te worden in de bestemming ‘Gemengd’. De gemeente heeft hierop positief gereageerd en aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief.
Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied is gelegen in het buurtschap De Kar, ten noorden van Klarenbeek en ten zuiden van de provinciale weg N345. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 4,3 hectare en bestaat uit de kadastrale percelen 1210, 2068 en 1825. Het plangebied wordt aan de westzijde begrenst door De Kar en aan de noordzijde, oostzijde en zuidzijde door agrarische weidegronden.
Afbeelding 1 - Situering van het plangebied
Afbeelding 2 - Begrenzing van het plangebied
1.3 Doel
Het belangrijkste doel van het op te stellen bestemmingsplan De Kar 9 in Klarenbeek is het scheppen van een ruimtelijk kader voor het vestigen van twee bedrijven, het realiseren van de camperplaatsen en het realiseren van de landschappelijke inpassing. Het bestemmingsplan De Kar 9 in Klarenbeek vervangt bij inwerkingtreding het bestemmingsplan 'Buitengebied' ter plaatse van de in het plangebied betrokken kadastrale percelen.
1.4 Geldende Bestemmingsplan
Op 28 januari 2013 heeft de gemeenteraad van de gemeente Voorst het bestemmingsplan 'Buitengebied' (NL.IMRO.0285.20100-Vs00) vastgesteld. In het bestemmingsplan hebben de gronden in het plangebied de enkelbestemmingen ‘Wonen’, 'Agrarisch' en 'Verkeer', de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Landschap' en 'Leiding - Hoogspanning' en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, beroepen en bedrijven aan huis (welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', maximaal 100 m2 aan bebouwing), bed & breakfast, nevenfuncties alsmede voor tuinen en erven. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak gebouwd worden, de maximale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 100 m2. Per bouwvlak is ten hoogste 1 woning toegestaan.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, beroepen en bedrijven aan huis (welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten', bed & breakfast, nevenfuncties alsmede recreatief medegebruik, ondergeschikt agrarisch natuurbeheer, hobbymatig agrarisch gebruik en bij de bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven en verhardingen.
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, alsmede opstelstroken, busstroken en voet- en fietspaden. Binnen de bestemming Verkeer zijn tevens bijbehorende voorzieningen toegestaan.
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen in het bestemmingsplan. Op deze gronden gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er een archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Dit is niet van toepassing indien het bouwplan een oppervlakte heeft kleiner dan 2500 m2 en de graafwerkzaamheden niet dieper gaan dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsleiding. Op deze gronden mogen ten behoeve van de genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanning zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning o.a. diepwortelende beplantingen en bomen aan te brengen en grondbewerkingen uit te voeren, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden.
Het verwevingsgebied is het ruimtelijk begrensde gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.
Afbeelding 3 - Uitsnede geldende bestemmingsplan
Toets aan het geldend bestemmingsplan
Initiatiefnemers hebben de wens om op het perceel De Kar 9 twee bedrijven (Houtbouw Buitengoed de Heerlijkheid,categorie 3.2 en Wasparfum Il Bucato di Adele Parfumwas, categorie 3.1) te vestigen, het realiseren van de camperplaatsen en het realiseren van de landschappelijke inpassing. De percelen hebben in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' en de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemmingen is het niet mogelijk om het gewenste plan te realiseren, categorie 3.1 en 3.2 bedrijven zijn niet toegestaan binnen de bestemming 'Wonen'. Een aanpassing of buitenplans afwijken van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de gewenste woning mogelijk te maken. Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische regeling die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt.
1.5 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan "De Kar 9 Klarenbeek" bestaat uit de volgende hoofdstukken:
- in hoofdstuk 2 wordt de huidige en toekomstige situatie beschreven.
- in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
- in hoofdstuk 4 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Aan de orde komen zaken als archeologie, ecologie, water en milieu;
- in hoofdstuk 5 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen, de juridische planopzet, behandeld;
- In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid;
- de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 7 waarin wordt ingegaan op het proces van inspraak en overleg in relatie tot dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planomschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Initiatiefnemer is eigenaar van de kadastrale percelen 1210, 2068 en 1825 aan De Kar 9 in Klarenbeek. Deze percelen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 4,3 hectare. Het betreft een solitair gelegen boerenerf in een open landschap. Op het erf staat een boerderij uit 1911 met diverse agrarische opstallen. De gronden rondom het erf zijn vooral in gebruik als agrarisch weidegebied. Doordat er geen onderhoud heeft plaatsgevonden is de situatie hier flink verslechterd. Dit geldt niet alleen voor de karakteristieke boerderij en bijgebouwen, maar ook voor de algehele staat van het perceel.
De boerderij in het plangebied heeft een oppervlakte van circa 144 m2, de agrarische opstallen hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 830 m2.
De bebouwing is geconcentreerd rondom de boerderij. De ruimte rondom de boerderij bestaat uit erf omgeven door hoog opgaand groen.
Ontsluiting van het plangebied vindt plaats aan de westzijde op De Kar. Het parkeren vindt plaats op het erf. Er is voldoende ruimte voor het parkeren.
Omgeving
De omgeving van het perceel kenmerkt zich als landelijke omgeving met verspreid liggende bebouwing. Het gebouwenensemble aan De Kar 9 ligt op ruim 200 meter van De Kar. De bebouwing rondom het plangebied ligt op een afstand van meer dan 130 meter van het bestaande gebouwenensemble aan De Kar 9. In de omgeving van het plangebied liggen zowel woonpercelen, bedrijfspercelen als agrarische bouwpercelen.
Afbeelding 5 Overzicht bestaande bebouwing
Afbeelding 6 - Luchtfoto erfensemble
Afbeelding 7 - Oblique foto erfensemble
2.2 Toekomstige Situatie
In 2022 is de locatie gekocht door de initiatiefnemer met het idee deze op te knappen, hier te wonen en hier hun bedrijven te vestigen (Houtbouw Buitengoed de Heerlijkheid en Wasparfum Il Bucato di Adele Parfumwas). Naast de vestiging van de kleine bedrijfjes wordt het karakteristieke ensemble gerenoveerd en vindt er op het hele perceel landschappelijke inpassing plaats, waaronder de aanplant van anderhalve hectare bos.
Omdat de familie door persoonlijke omstandigheden genoodzaakt is om mantelzorg te verlenen op het perceel is hiervoor een mantelzorgwoning worden gebouwd. Na het vervallen van de mantelzorgsituatie kan deze in gebruik worden genomen als bijgebouw of B&B. Een dergelijke recreatieve functie sluit goed aan bij het plan van de initiatiefnemers om een beperkt aantal camperplaatsen (8) toe te voegen.
Bedrijven
Wasparfum Il Bucato di Adele Parfumwas is een klein distributiebedrijf met twee werknemers. Op moment van schrijven zijn de werknemers voor 1 hele dag en 4 halve dagen in de week werkzaam. Er komt eenmaal op een dag een wagen om de pakketjes op te halen. Aanleveren goederen circa. 1x per 2,5 maand-3 maanden. Opslag vindt plaats in de schuur / silo met een oppervlakte van 100 m2. Houtbouw Buitengoed de Heerlijkheid is een eenmansbedrijf voor de realisatie van overkappingen en buitenverblijven. In de werkschuur staan zaag- en schaafmachines voor houtbewerking en is er ruimte voor opslag van bouwmateriaal. Dit heeft een ruimtebeslag van circa 100 m2. Transportbewegingen alleen door de eigenaar en incidenteel voor aanvoer van materialen.
Stedenbouwkundige inpassing
In het plangebied is sprake van 830 m2 voormalige agrarische bebouwing, hiervan wordt 530 m2 aan overtollige en vervallen bebouwing gesloopt. Dit zijn alle gebouwen in het plangebied met uitzondering van het karakteristieke ensemble en de langgerekte schuur, deze worden gerenoveerd. Naast deze sloop wordt ook de verspreide erfverharding op rondom het erf verwijderd. In totaal wordt er circa 500 m2 aan nieuwe bebouwing toegevoegd op het perceel. Dit betreft een berging, een werkplaats voor houtbewerking, een mantelzorgwoning (t.z.t. B&B) en een schuur met silo en faciliteit voor de camperplaatsen. Er wordt ten opzichte van de bestaande situatie (973,9 m2) geen bebouwing toegevoegd. Na realisatie is op het perceel in totaal 947 m2 aan bebouwing aanwezig. In het plan wordt ongeveer 200 m2 aan gebouwen gebruikt voor de werkfunctie.
Door de sloop van de verschillende schuren (en overblijfselen hiervan) ontstaat ruimte voor de initiatiefnemers om het erf te herontwikkelen. Voor de werkfunctie wordt een passende schuur met lage goten en een lage nokhoogte gerealiseerd achter op het erf. Door de sloop van de verspreid gelegen niet karakteristieke bebouwing en de herbouw aan het erf, wordt het erf daarnaast compacter. Vanaf De Kar is zal het bebouwingsbeeld afnemen en de verschillende gebouwen zijn beter geconcentreerd achter het hoofdgebouw (de karakteristieke boerderij). Het erfensemble als geheel ondervind daarmee als gevolg van het plan een gewenste herontwikkeling waarmee het totaal aan bebouwing meer zal gaan aandoen als een traditioneel boerenerf.
De nieuw te bouwen berging (D) heeft een oppervlakte van circa 50 m2 en een goot- en bouwhoogte van maximaal 3 meter en 5 meter. De nieuw te bouwen schuur met werkplaats (E) voor Houtbouw Buitengoed de Heerlijkheid heeft een oppervlakte van circa 294 m2 en een goot- en bouwhoogte van maximaal 3 meter en 7,5 meter. De nieuw te bouwen schuur / silo voor de Wasparfum Il Bucato di Adele Parfumwas heeft een oppervlakte van circa 105 m2 en een goot- en bouwhoogte van maximaal 4,5 meter en 6 meter. mantelzorgwoning (F, t.z.t. B&B) heeft een oppervlakte van circa 50 m2 en een goot- en bouwhoogte van maximaal 3 meter en 5 meter.
In het plangebied, ten zuiden van het bebouwingsensemble, worden 8 camperplaatsen gerealiseerd. De camperplaatsen zijn bereikbaar via een eigen oprit. De camperplaatsen hebben een oppervlakte van circa 75 m2 per plaats (waarvan 35m2 half-verhard met grasklinkers) en worden gescheiden door hagen. Voor de campers wordt in de 'silo' een kleine sanitaire unit voorzien met douche, toilet en mogelijkheid om het chemisch toilet te legen en te spoelen.
Afbeelding 8 - Toekomstige situatie bebouwing
Afbeelding 9 - Impressie toekomstige bebouwing
Afbeelding 10 - Te realiseren camperplaatsen
Beeldkwaliteit
De nieuw te bouwen berging, schuur met de werkplaats voor houtbouw en de schuur met silo en faciliteit voor de camperplaatsen worden voorzien van houten gepotdekselde gevels in de kleur antraciet. De daken worden uitgevoerd in metalen dakplaten in de kleur antraciet. De boeidelen en de kozijnen krijgen de kleur gebroken wit.
Water
Het hemelwater wordt niet op de riolering geloosd, het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem van het plangebied (infiltratiekratten, grindkoffers of een wadi of een combinatie van voornoemde systemen). In de nieuwe situatie blijft de bestaande woning voor vuilwater aangesloten op de riolering. Langs het toegangspad ligt de drukriolering. Een oude waterloop (c-watergang) in het plangebied wordt hersteld.
Verkeer en parkeren
Ontsluiting van het perceel vindt plaats via de bestaande in- en uitrit op De Kar. Er is ruimte voor tien parkeerplaatsen in het plangebied.
Landschappelijke inpassing
Het plangebied omhelst bijna 5 hectare aan grond. Het gaat hier met uitzondering van het erf om grasland zonder begroeiing. Om landschappelijk een bijdrage te leveren is er sprake van een grote landschappelijke inpassing in de vorm van anderhalve hectare bos, struwelen en natuur. Hierbij is rekening gehouden met het halfopen karakter van de gronden in deze omgeving. Vanaf 1900 zijn in de omgeving van het plangebied veel bospercelen verdwenen. Dit plan draagt daarmee bij aan het terugbrengen van het halfopen karakter van deze gronden en levert daarnaast een bijdrage aan het groeien van de biodiversiteit. Het perceel zal na landschappelijke inpassing veel geschikter zijn als broed- of foerageergebied voor verschillende dieren (zie bijlage 1 van deze toelichting, landschappelijk inpassingsplan).
Afbeelding 11 - Landschappelijk inpassingsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- Duurzaam economisch groeipotentieel;
- Sterke en gezonde steden en regio's;
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.
In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: 'Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Nederlands Natuurnetwerk, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied'. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. Een schematische weergave hiervan is opgenomen in afbeelding 6.
Afbeelding 12 - Ladder voor duurzame verstedelijking
Met ingang van 1 juli 2017 is de nieuwe Ladder in werking getreden. Ongewijzigd hierin is dat in de toelichting op bestemmingsplannen de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden beschreven. De aard en omvang van de stedelijke ontwikkeling zijn bepalend voor de afbakening van het gebied waarbinnen de behoefte moet worden onderzocht. In de wet is bovendien toegevoegd dat bij een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied goed gemotiveerd moet worden waarom deze niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren is. De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Bij woningbouwontwikkelingen geldt dat in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als sprake is van de bouw van meer dan 11 woningen (uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 201608869/1/R3).
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland
De Gelderse Omgevingsvisie is een integrale visie, niet alleen op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook voor waterkwaliteit en veiligheid, bereikbaarheid, economische ontwikkeling, natuur en milieu, inclusief de sociale gevolgen daarvan. De Omgevingsvisie is de vervanger van het streekplan en enkele andere structuurvisies.
De titel van de Gelderse Omgevingsvisie is Gaaf Gelderland. Gaaf kent twee betekenissen. Enerzijds gaat gaaf in op de schoonheid van het landschap en de historie. Anderzijds heeft gaaf betrekking op de vernieuwing binnen Gelderland. De ambitie van Gelderland is het in standhouden van het landschap en de cultuurhistorische waarde. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.
- Gezond en veilig. Dat is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
- Schoon en welvarend. Dat is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En, dat is het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
Apeldoorn - Deventer - Zutphen
Het plangebied is gelegen in de stedendriehoek Apeldoorn - Deventer - Zutphen. In paragraaf 3.1 Krachtige steden en vitale dorpen staat hierover het volgende:
De provincie en haar partners streven samen naar:
- behoud en ontwikkeling van een aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving, waarin het prettig wonen en werken is;
- het stimuleren van economische ontwikkelingen en dynamiek;
- kwalitatief hoogwaardige en bereikbare maatschappelijke voorzieningen;
- respect en aandacht voor cultuur en cultuurhistorie, ruimte voor (sportieve) vrijetijdsbesteding.
3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland
In de Omgevingsverordening Gelderland staan regels beschreven die ervoor zorgen dat de Omgevingsvisie Gelderland ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De Omgevingsverordening dient dan ook als een juridisch instrument en beperkt zich tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Daarmee dient de Omgevingsverordening als een toetsingskader bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke plannen zoals een bestemmingsplan of een uitgebreide afwijkingsprocedure in het kader van de omgevingsvergunning.
De Omgevingsverordening Gelderland bestaat uit de volgende thema's waaraan regels zijn verbonden: Windenergie, Landbouw, Glastuinbouw, Natuur, Landschap, Water en milieu en Erfgoed.
Solitaire bedrijvigheid in het buitengebied
Solitaire bedrijvigheid die volgens de huidige planologische inzichten op een bedrijventerrein thuishoort, sluit de provincie uit in het buitengebied. Het verbod op nieuwvestiging geldt niet als er sprake is van functieverandering bij een bestaand bedrijf of als de ontwikkeling past binnen de afspraken over solitaire bedrijvigheid in het Regionaal programma werklocaties. Onder functieverandering verstaat de provincie een ontwikkeling die leidt tot hergebruik van bestaande bebouwing, zorgt voor een kwaliteitsverbetering in het gebied en daar qua aard, schaal en functie past. De regionale afspraken over functieverandering passen in elk geval binnen deze definitie.
Artikel 2.12 (solitaire bedrijvigheid)
- 1. Een bestemmingsplan maakt geen vestiging mogelijk in het buitengebied van vormen van bedrijvigheid die naar huidige planologische inzichten wat betreft de ruimtelijke aanvaarbaarheid thuishoren op een bedrijventerrein.
- 2. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingplan nieuwvestiging toch mogelijk maken als:
- a. sprake is van functieverandering, of
- b. het vigerende Regionaal programma werklocaties hierover afspraken bevat.
- 3. Een bestemmingsplan maakt in het buitengebied uitbreiding van solitaire bedrijvigheid die leidt tot bedrijfsbebouwing groter dan 1.000 vierkante meter en waarbij de uitbreiding zelf groter is dan 250 vierkante meter bedrijfsbebouwing niet mogelijk, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:
- a. verplaatsing naar een bedrijventerrein in redelijkheid niet mogelijk is;
- b. de uitbreiding regionaal is afgestemd;
- c. de uitbreiding landschappelijk goed wordt ingepast;
- d. de uitbreiding mogelijk wordt gemaakt met een maatbestemming.
3.3.3 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in het provinciaal beleid.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (RSV) (vastgesteld 2007) en de Regionale Structuurvisie De Voorlanden (vastgesteld 2009) geven de kaders voor de ruimtelijke ontwikkeling op langere termijn, tot 2030. De RSV gaat over het zogenaamde bundelingsgebied van de drie steden Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied (grote delen van het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen).
De basis voor de inhoudelijke keuzes in de structuurvisie is de bestuurlijke doelstelling die door alle partners wordt gedragen als leidend beginsel voor het ruimtelijk beleid van de Stedendriehoek. De doelstelling die hierbij luidt is het behoud en versterking van de samenhang en variatie in woon-, werk- en recreatiegebieden, met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.
3.4.2 Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies
In het eerdere Provinciale Streekplan 2005 kregen de regio's de mogelijkheid een eigen invulling te geven aan het beleidskader voor functieverandering van agrarische gebouwen. De gemeente Voorst heeft toen samen met de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Lochem en Zutphen het regionaal beleidskader 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' opgesteld. Inmiddels legt de provincie de verantwoordelijkheid volledig bij de regio en gemeenten en vraagt geen apart beleidskader meer om door de provincie vast te stellen. De notitie 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' vormt nog steeds het regionaal beleidskader. Dit beleidskader is in 2014 is op het onderdeel maximaal toegestane maatvoering aangepast. Wel is het zo dat iedere gemeente in de regio haar eigen invulling geeft aan het regionale beleidskader. Diverse gemeenten, zo ook de gemeente Voorst, hebben aanvullend eigen beleid vastgesteld.
Het beleidskader stelt primair als doel bij functieverandering een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (met een agrarische bestemming) maar ook voor eerder vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen waarvan de bestemming reeds is omgezet (bijvoorbeeld Wonen). Functieverandering zorgt per saldo voor minder steen in het buitengebied door het slopen van overbodige stallen en schuren, en voor een aantrekkelijke vormgeving door (groene) inpassing van nieuwe functies op de plaats van die stallen en schuren.
In het regionale beleidskader zijn de voorwaarden opgenomen waaronder mee gewerkt kan worden aan functieverandering. Deze zijn onder meer:
- het betreft legale agrarische bedrijfsbebouwing;
- sloop van alle niet te gebruiken bebouwing. Monumentale en karakteristieke bebouwing mag niet gesloopt worden;
- minimaal 500 m2 te slopen (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing;
- glastuinbouw: 100% bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, kunnen van functie veranderen tot max. 1500 m2, alle kassen slopen. Financieel niet haalbaar, dan maatwerk mogelijk;
- mestsilo's, kuilplaten, erfverharding tellen niet mee als vrijkomende bebouwing;
- buitenopslag van goederen en buitenstalling niet toegestaan;
- parkeren, laden en lossen binnen het nieuwe bestemmingsvlak;
- geen detailhandel anders dan verkoop van lokaal geproduceerde producten van grondstoffen die grotendeels uit de streek afkomstig zijn.
3.4.3 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten zoals verwoord in het regionaal beleid.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt in 2024 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet wordt het ruimtelijke beleid dynamischer opgesteld, meer ontwikkelingsgericht. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen.
De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV-doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomst bestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:
- Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie;
- Werken, innovatie en recreatie;
- Omgeving en landschap;
- Energie en klimaat.
Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie
Naar verwachting neemt het aantal woningen in de gemeente Voorst toe tot iets meer dan 10.000 in 2025. Geheel in overeenstemming met de ‘Ladder voor Duurzame Verstedelijking’ concentreren wij ons allereerst op inbreiding om te voorzien in de woningbehoefte. Dat wil zeggen: nieuwe woningen komen vooral binnen de bestaande kernen, door “kleinschalige toevoegingen van kwalitatief goede woningen en gewenste woonmilieus.”
Energie en Klimaat
Het aandeel van duurzame energiebronnen (wind, zon, aardwarmte, waterkracht) in onze gemeente ligt rond het landelijk gemiddelde. Het wordt een forse inspanning om het bovengemiddelde doel te halen dat we met de regio hebben geformuleerd: de regio energie-neutraal in 2030. In de gebouwde omgeving liggen er op korte termijn kansen om de energieprestatie van woningen sterk te verbeteren. Op de lange termijn zullen alle woningen verwarmd worden door andere bronnen dan aardgas. Daarvoor in de plaats komen bronnen als de restwarmte van bedrijven, aardwarmte en elektrische verwarmingssystemen. Een onderwerp waarin de gemeente Voorst zich kan onderscheiden is het verduurzamen van monumentale gebouwen. Bij het inpassen van woningen in de kernen is er qua energieprestatie veel te winnen door een goede oriëntatie van de woningen op zon en wind.
Werken, innovatie en recreatie
Voor een kleinschalige, landelijk gelegen gemeenschap heeft onze gemeente veel werkgelegenheid te bieden. Het gaat nu om ruim 13.000 banen, met als grootste werkgevers de zorg, handel, zakelijke dienstverlening en de agrarische sector. Werken en wonen zijn altijd samengegaan in de kernen van de gemeente. Wij beschikken over ruim opgezette bedrijventerreinen in Twello en bij luchthaven Teuge, naast de kleinere werklocaties bij de andere kernen. Bij onze gemeente past in eerste instantie kleinschalige bedrijvigheid die goed is in te passen in de kernen en in het landelijke gebied. Om toekomstige vraag naar bedrijfsruimte op te kunnen vangen kiezen wij in eerste instantie voor inbreiding/herschikking op de bestaande bedrijventerreinen in plaats van grootschalige uitbreiding van bestaande terreinen. Dit betekent dat op termijn herstructurering van bestaande bedrijventerreinen plaats zal moeten vinden om ruimte te vinden voor nieuwe activiteiten. Dat biedt ook kansen om de inpassing van de bedrijventerreinen in het landschap te verbeteren, vooral door entrees tot de kernen en beeldbepalende locaties te verfraaien.
Omgeving en landschap
Mensen wonen graag in de gemeente Voorst vanwege het groen, de rust, de ruimte, de cultuurhistorie en de afwisselende landschappen. Om dezelfde reden komen elk jaar miljoenen dagjesmensen de gemeente bezoeken. Een belangrijk deel van de lokale economie is direct verbonden met het landelijk gebied (veeteelt, land- en tuinbouw, landgoederen, recreatie en horeca). Het Voorster landschap is letterlijk en figuurlijk de drager van onze gemeenschap.
De karakteristieke verhouding tussen de verdichting in de kernen en de ruimte in het buitengebied, met verspreid boerenerven en hier en daar een losstaande woning, is typisch voor de gemeente Voorst en willen wij zo houden en versterken. In de kernen kan desgewenst verdichting plaatsvinden door woningen toe te voegen, wij staan ook open voor experimenten op dat gebied (zoals combinaties van wonen en zorg). Tegelijkertijd zijn wij terughoudend met nieuwe bedrijvigheid in het buitengebied, bijvoorbeeld wanneer agrarische bebouwing vrijkomt. Het karakter van de plek en omgeving moet behouden blijven.
3.5.2 Beleid functieverandering
Het beleid functieverandering biedt de mogelijkheid aan gestopte of stoppende agrariërs om de kwaliteit van hun eigen erf en aanliggende gronden te verbeteren. Die verbetering bestaat uit de sloop van overtollige, veelal niet al te fraaie gebouwen en het terugbrengen van de identiteit van het erf en de omgeving die in de loop van de tijd door efficiëntere agrarische bedrijfsvoering is verdwenen. De verbetering wordt gefinancierd door de mogelijkheid te bieden om een woningbouwkavel te verkopen of een werkfunctie op het erf te realiseren.
Het algemeen belang waar wij voor staan, is het realiseren van een maatschappelijke meerwaarde. Die maatschappelijke meerwaarde bestaat bij functieverandering vooral uit het herstel van de teloor gegane landschappelijke identiteit, een directe of indirecte bijdrage aan de recreatieve aantrekkelijkheid van de gemeente, een bijdrage aan een opgave van natuur- of waterbeleid en het behoud of herstel van cultuurhistorische waarden. Dit draagt vanzelfsprekend bij aan de economische vitaliteit en leefbaarheid van het buitengebied.
Voor nieuwe werkfuncties geldt in de hele gemeente de maximale oppervlakte van 750 m2 (bij voorkeur in bestaande bebouwing).
3.5.3 Welstandsnota
Om de ruimtelijke kwaliteit van de woon- en leefomgeving te bewaken, heeft de gemeente enkele mogelijkheden tot haar beschikking om de kwaliteit van de omgeving te stimuleren. De Welstandsnota is hiervoor een belangrijk kader. In de Welstandsnota worden randvoorwaarden omschreven waaraan bouwplannen moeten voldoen. De randvoorwaarden zijn zodanig geformuleerd dat er wel enige beleidsvrijheid voor de ontwikkelaar is en de regels niet té sturend zijn. Naast de kaders is er ook een motivatie voor de ruimtelijke kwaliteit in de nota opgenomen met kwaliteitsnormen per deelgebied in de gemeente.
In de Welstandsnota geldt in algemene zin dat de bestaande gebouwde omgeving het kwalitatieve referentiepunt is voor nieuwe bouwwerken. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en detaillering, kleur en materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen. Een plan dient te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de thema's als archeologie, natuuronderzoek, verkeersaspecten, water en de economische uitvoerbaarheid.
4.2 Milieuaspecten
4.2.1 Bodem
Als gevolg van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
4.2.2 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van voldoende ruimte tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies, zoals woningen, anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen de milieubelastende en milieugevoelige functies. Deze afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. De milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam en onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten als geur, stof, geluid en gevaar. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het type rustige woonwijk en gemengd gebied.
4.2.3 Geluid
Het aspect 'geluid' gaat over de geluidbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen vanwege wegverkeer, railverkeer of gezoneerd industrieterreinen. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de Wgh.
4.2.4 Luchtkwaliteit
Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit en de burgers beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het Besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.
De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
- een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Bijlage 3A van de Regeling NIBM geeft aan in welke gevallen nieuwe woningbouwlocaties in ieder geval NIBM bijdragen. De NIBM-grens voor woningbouwlocaties (voorschrift 3A.2) luidt:
- 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg;
- 3.000 woningen (netto) bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
4.2.5 Externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire (chemische fabriek, lpg-tankstation) en de mobiele (vervoer gevaarlijke stoffen) bronnen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen groepsrisico (GR) en plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten.
De gemeente Voorst wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen is het externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Doel hiervan is duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Voorst aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en plaatsgebonden risicote overwegen bij het nemen van besluiten. Bij nieuwe plannen wordt in de uitwerking rekening gehouden met rampenbestrijding en zelfredzaamheid, waarbij bijvoorbeeld nieuwe ontwikkelingen voor kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen (zoals kinderopvang, basisscholen en ziekenhuizen) niet op korte afstand van het spoor worden gerealiseerd.
Het plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving te weten Wet Basisnet en Besluit transport gevaarlijke stoffen, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
4.2.6 Trillingen
Treinverkeer kan leiden tot trillingen in gebouwen. Deze trillingen kunnen vervolgens leiden tot verstoring van gevoelige apparatuur, hinder voor personen in de gebouwen of schade. In Nederland bestaat tot nu toe geen wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is het aspect trillingen niettemin een aandachtspunt in de afwegingen, omdat op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening de zorg voor een goede ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Daarvoor is het nodig om mogelijke trillingshinder in kaart te brengen en deze te betrekken in de beoordeling. Vanwege het ontbreken van specifieke wetgeving, wordt voor trillingen veelal teruggevallen op de SBR-richtlijn Trillingen, deel B “Hinder voor personen in gebouwen” (SBR-B).
4.2.7 Milieueffectrapportage (MER)
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor de ontwerpbestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt, moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
4.3 Archeologie
Wettelijk kader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2024 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
4.3.1 Beoordeling
Voorliggend plan beoogt de functieverandering van 'Wonen' naar 'Gemengd'. In ruil voor de toevoeging van anderhalve hectare bos en natuur, sloop van de niet karakteristieke voormalige bedrijfsgebouwen en de restauratie van de boerderij en stal, wordt de bestemming gewijzigd naar ‘Gemengd’ en wordt de vestiging van twee bedrijven mogelijk gemaakt. Het plan omhelst de sloop van 530 m2 aan overtollige en vervallen bebouwing, hiervoor in plaats wordt crica 500 m2 aan nieuwe bebouwing gerealiseerd. Er wordt ten opzichte van de bestaande situatie (973,9 m2) geen bebouwing toegevoegd. Na realisatie is op het perceel in totaal 947 m2 aan bebouwing aanwezig. De verstening in het plangebied neemt daarmee per saldo af.
Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied' van toepassing. In het bestemmingsplan hebben de gronden in het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. Op deze gronden gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er een archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Dit is niet van toepassing indien het bouwplan een oppervlakte heeft kleiner dan 2500 m2 en de graafwerkzaamheden niet dieper gaan dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden. De nieuw te bouwen gebouwen hebben een gezamenlijke oppervlakte van 500 m2 en de graafwerkzaamheden gaan niet dieper dan 30 cm, archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Op basis van de archeologische beleidskaart (zie afbeelding 14) van de gemeente Voorst ligt de locatie in een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor gebieden met deze verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht bij bodemingrepen die groter zijn dan 2500 m2 én dieper dan 30 cm onder maaiveld plaatsvinden. Met deze ontwikkeling is daarvan geen sprake. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Afbeelding 14 Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Voorst
4.3.2 Conclusie
Het aspect archeologie zorgt niet voor een belemmering voor de vaststelling van voorliggend plan.
4.4 Cultuurhistorie
Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
4.4.1 Beoordeling
Voorliggend plan beoogt de functieverandering van 'Wonen' naar 'Gemengd'. In ruil voor de toevoeging van anderhalve hectare bos en natuur, sloop van de niet karakteristieke voormalige bedrijfsgebouwen en de restauratie van de boerderij en stal, wordt de bestemming gewijzigd naar ‘Gemengd’ en wordt de vestiging van twee bedrijven aan huis mogelijk gemaakt.
Een voorwaarde aan medewerking aan de plannen is de renovatie en de bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing op het erf. Het gebouwensemble van boerderij en stal stammen uit 1911 en is door illegale bewoning en gebrek aan onderhoud sterk vervallen. Om de gebouwen te kunnen behouden voor de toekomst is het van belang dat deze op korte termijn worden gerenoveerd. Initiatiefnemers zijn in overeenstemming met de gemeente tot een renovatieplan gekomen en geven hier momenteel uitvoering aan om te voorkomen dat de situatie verder verslechterd. In het nieuwe bestemmingsplan krijgen de schuur en de boerderij een aanduiding 'karakteristiek', om daarmee de panden te beschermen voor de toekomst. Het plan draagt hiermee bij aan het behoud van de Voorster cultuurhistorie en de bescherming van de landelijke identiteit.
Het plangebied omhelst bijna 5 hectare aan grond. Het gaat hier met uitzondering van het erf om grasland zonder begroeiing. Om landschappelijk een bijdrage te leveren is in onderhavig plan sprake van grote landschappelijke inpassing in de vorm van anderhalve hectare bos, struwelen en natuur. Hierbij is rekening gehouden met het halfopen karakter van de gronden in deze omgeving. Vanaf 1900 zijn in de omgeving van het plangebied veel bospercelen verdwenen. Dit plan draagt daarmee bij aan het terugbrengen van het halfopen karakter van deze gronden en levert daarnaast een bijdrage aan het groeien van de biodiversiteit. Het perceel zal na landschappelijke inpassing veel geschikter zijn als broed- of foerageergebied voor verschillende dieren.
De planlocatie bevat verder geen elementen die een hoge cultuurhistorische waarde hebben. Op of direct aansluitend op de locaties zijn geen Rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig die nadelige invloed ondervinden van de ontwikkeling.
4.4.2 Conclusie
Het aspect cultuurhistorie zorgt niet voor een belemmering voor de vaststelling van voorliggend plan.
4.5 Natuuronderzoek
4.5.1 Flora en fauna
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient de natuurwetgeving beschouwd te worden. Deze wetgeving richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).
De Wet natuurbescherming vervangt sinds 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
- 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
- 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden;
- 3. vereenvoudiging van de regels.
In tegenstelling tot de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen in de nieuwe Wet natuurbescherming. De wet gaat in op gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden of Nationaal Natuurnetwerk) en op soortbescherming.
De Wet natuurbescherming heeft de verbodsbepaling uit de Flora- en faunawet overgenomen dat activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten, verboden zijn. De verboden activiteiten zijn het op enige wijze verwijderen van beschermde inheemse planten van hun groeiplaats, een beschermde inheemse soort opzettelijk te verontrusten en/of nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Opzettelijk verstoren van vogels is in sommige situaties wel toegestaan. Verstoren zonder dat er van tevoren een goed onderzoek naar beschermde soorten is uitgevoerd blijft strafbaar.
4.5.2 Stikstofdepositie
Volgens de Wet natuurbescherming moet worden uitgesloten dat significante negatieve effecten kunnen optreden in Natura 2000-gebieden. Stikstofdepositie kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden waarvoor een Natura 2000-gebied is aangewezen. Deze gevolgen kunnen significant zijn wanneer een plan, project of andere handeling leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die overbelast zijn. Een verdere toename van de stikstofdepositie is alleen toegestaan met een vergunning Wet natuurbescherming (Wnb). Daarom dient voor nieuwe plannen en projecten onderzocht te worden of er sprake is van een significante depositie van stikstof op relevante Natura 2000-gebieden.
4.6 Verkeer En Parkeren
Bij de aspecten verkeer en parkeren gaat erom dat het plangebied goed bereikbaar is, er geen onveilige verkeerskundige situaties ontstaan en er voldoende parkeergelegenheid in het plangebied aanwezig is. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van parkeerkencijfers van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen
4.6.1 Beoordeling
Voorliggend plan beoogt de functieverandering van 'Wonen' naar 'Gemengd'. In ruil voor de toevoeging van anderhalve hectare bos en natuur, sloop van de niet karakteristieke voormalige bedrijfsgebouwen en de restauratie van de boerderij en stal, wordt de bestemming gewijzigd naar ‘Gemengd’ en wordt de vestiging van twee bedrijven (Houtbouw Buitengoed de Heerlijkheid en Wasparfum Il Bucato di Adele Parfumwas) mogelijk gemaakt. Daarnaast worden in het plangebied 8 camperplaatsen gerealiseerd. Omdat de familie door persoonlijke omstandigheden genoodzaakt is om mantelzorg te verlenen op het perceel is hiervoor een mantelzorgwoning worden gebouwd. Na het vervallen van de mantelzorgsituatie kan deze in gebruik worden genomen als bijgebouw of B&B.
Wasparfum Il Bucato di Adele Parfumwas is een klein distributiebedrijf met twee werknemers. Op moment van schrijven zijn de werknemers voor 1 hele dag en 4 halve dagen in de week werkzaam. Er komt eenmaal op een dag een wagen om de pakketjes op te halen. Aanleveren goederen circa. 1x per 2,5 maand-3 maanden. Opslag vindt plaats in de schuur / silo met een oppervlakte van 100 m2. Houtbouw Buitengoed de Heerlijkheid is een eenmansbedrijf voor de realisatie van overkappingen en buitenverblijven. In de werkschuur staan zaag- en schaafmachines voor houtbewerking en is er ruimte voor opslag van bouwmateriaal. Dit heeft een ruimtebeslag van circa 100 m2.Transportbewegingen alleen door de eigenaar en incidenteel voor aanvoer van materialen.
Verkeersgeneratie
Volgens de CROW-publicatie ‘Kencijfers en verkeersgeneratie’ heeft een vrijstaande woning een verkeersgeneratie van 8,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal per woning. Een mantelzorgwoning (aanleunwoning, serviceflat) heeft een verkeersgeneratie van maximaal 3,0 motorvoertuigbewegingen per etmaal per woning. Een werkplaats (bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief) heeft een verkeersgeneratie van maximaal 10,9 motorvoertuigbewegingen per etmaal per 100 m2 bvo (buitengebied / weinig stedelijk) . De werkplaats voor Houtbouw Buitengoed heeft een oppervlakte van circa 100 m2. De verkeersgeneratie voor de werkplaats bedraagt in dat geval 10,9 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Houtbouw Buitengoed de Heerlijkheid is een eenmansbedrijf, transportbewegingen vinden alleen plaats door de eigenaar en incidenteel voor aanvoer van materialen.
Een kleinschalig distributie centra (arbeidsextensief / bezoekersextensief) heeft een maximale verkeersgeneratie van 5,7 motorvoertuigbewegingen per etmaal per 100 m2 bvo (buitengebied / weinig stedelijk). Het bedrijfsgebouw voor Wasparfum Il Bucato di Adele Parfumwas heeft een oppervlakte van circa 100 m2. De verkeersgeneratie bedraagt 5,7 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
Een kampeerterrein (weinig stedelijk, buitengebied) heeft volgens de CROW een gemiddelde verkeersgeneratie van maximaal 0,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal per standplaats. In het voorliggend plan worden er 8 standplaatsen gerealiseerd. De verkeersgeneratie voor de camperplaats bedraagt in dat geval 3,2 motorvoertuigbewegingen per etmaal.
De verkeersaantrekkende werking in het plangebied zal in de toekomstige situatie met 22,8 motorvoertuigbewegingen per etmaal toenemen.
Ontsluiting van het perceel vindt plaats op De Kar. Gelet op de huidige inrichting van de weg en de bestaande verkeersintensiteit zal deze beperkte toename van het aantal verkeersbewegingenrelatief eenvoudig worden verwerkt. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een onacceptabele verkeerstoename en daarmee voor problemen voor de doorstroming en veiligheid.
Parkeren
Het houtbewerkingsbedrijf (arbeidsintensief / bezoekersextensief) heeft een parkeernorm van maximaal 2,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo (buitengebied / weinig stedelijk). Het bedrijfsgebouw van het houtbouw bedrijf heeft een oppervlakte van circa 100 m2. Het aantal benodigde parkeerplaatsen bedraagt 2,6.
Het kleinschalige distributie centra (arbeidsextensief / bezoekersextensief) heeft een parkeernorm van maximaal 1,3 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo (buitengebied / weinig stedelijk). Het bedrijfsgebouw voor de kleinschalige distributie parfumwas heeft een oppervlakte van circa 100 m2. Het aantal benodigde parkeerplaatsen bedraagt 1,3.
Het parkeerkencijfer voor een vrijstaande woning (buitengebied / weinig stedelijk) is maximaal 2,8 parkeerplaats per woning. Het parkeercijfer voor een mantelzorgwoning / aanleunwoning / serviceflat is maximaal 1,4 parkeerplaats per woning.
Voor een camperplaats zijn geen extra parkeerplaatsen benodigd.
In totaal zijn er 10 parkeerplaatsen benodigd, in het plangebied is ruimte voldoende aanwezig om te kunnen voldoen aan de parkeernormen.
Afbeelding 15 Overzicht parkeerplaatsen
4.6.2 Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren zorgt niet voor een belemmering voor de vaststelling van voorliggend plan.
4.7 Water
Algemeen
Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) is beoordeeld welke waterthema's in het plan relevant zijn.
Algemene aandachtspunten
Vasthouden - bergen - afvoeren
Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering en het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.
Grondwaterneutraal bouwen
Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.
Schoon houden - scheiden - schoon maken
Om verontreiniging van bodem, grond en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen/randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. De initiatiefnemer dient de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak van het Waterschap Vallei en Veluwe toe te passen.
4.7.1 Watertoets
Voorliggend plan beoogt de functieverandering van 'Wonen' naar 'Gemengd'. In ruil voor de toevoeging van anderhalve hectare bos en natuur, sloop van de niet karakteristieke voormalige bedrijfsgebouwen en de restauratie van de boerderij en stal, wordt de bestemming gewijzigd naar ‘Gemengd’ en wordt de vestiging van twee bedrijven aan huis mogelijk gemaakt. Op termijn worden op het perceel een achttal camperplaatsen toegevoegd.
Het hemelwater wordt niet op de riolering geloosd, het hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem van het plangebied (infiltratiekratten, grindkoffers of een wadi of een combinatie van voornoemde systemen). In de nieuwe situatie blijft de bestaande woning voor vuilwater aangesloten op de riolering, ook het sanitair van het bedrijfsgebouw wordt hierop aangesloten. Langs het toegangspad, van De Kar tot aan de woning, ligt de drukriolering. De nieuwe beplanting wordt zodanig gesitueerd dat er geen belemmeringen zijn voor het aanwezige riool. Bomen worden minimaal 1,5 meter uit het hart van de leiding geplant.
Het plangebied is door de provincie aangewezen als intrekgebied (Water). Deze gebieden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van de winning van fossiele energie zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas. Dit is niet van toepassing op voorliggend plan.
De watertoets is medio april 2023 voor het plangebied uitgevoerd, de normale procedure is van toepassing. Het resultaat hiervan is in bijlage 3 opgenomen. In het plangebied en in de nabijheid van het plangebied lopen diverse b-watergangen en c-watergangen. Langs de b-watergangen wordt een schouwpad van 5 meter aangehouden. Een oude waterloop (c-watergang) in het plangebied wordt hersteld. In het plangebied liggen geen waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging.
De initiatiefnemers hebben het plan in juli 2023 voorgelegd aan het Waterschap. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.
4.7.2 Conclusie
Het aspect water zorgt niet voor een belemmering voor de vaststelling van voorliggend plan.
4.8 Kabels En Leidingen
In het kader van het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse planologisch relevante leidingen (hoofd transportleidingen). Indien daartoe aanleiding bestaat dient rondom een leiding een zone te worden aangegeven waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
4.8.1 Beoordeling
Aardgastransportleidingen
In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen aardgastransportleidingen.
Hoogspanningsleidingen
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een hoogspanningsleiding. In het voorliggend bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' opgenomen. De dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' geldt voor de gronden waar hoogspanningsmasten en kabels mogen worden geplaatst. Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van terreinafscheidingen tot 1 meter hoog en bouwwerken die worden geplaatst ten behoeve van de verplaatsing van elektriciteit. Voor deze laatste geldt een bouwhoogte van maximaal 70 meter hoogte. Het is o.a. ook verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanning zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning diepwortelende beplantingen en bomen aan te brengen.
Rioolleidingen
De riolering bevindt zich langs De Kar, en loopt via het toegangspad naar de woning. De nieuwe beplanting wordt zodanig gesitueerd dat er geen belemmeringen zijn voor het aanwezige riool.
Watertransportleidingen
In het plangebied of in de nabijheid hiervan bevinden zich geen watertransportleidingen.
Kabels en niet-planologisch relevante leidingen
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt de wettelijk verplichte KLIC-melding uitgevoerd. Een dergelijke melding zorgt ervoor dat netbeheerders van kabels en leidingen een melding krijgen van geplande werkzaamheden in de ondergrond. Aan de hand van de melding sturen netbeheerders tekeningen naar de aanvrager. De tekeningen kunnen vervolgens gebruikt worden om na te gaan of er kabels en leidingen aanwezig zijn op de plaats waar gegraven gaat worden. Tijdens het bouwrijp maken van het plangebied worden deze bestaande kabels en leidingen verwijderd dan wel omgelegd.
Elektromagnetische velden
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 en 28 mei 2013 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT). De aanleiding voor dit advies is een Engels onderzoek waarbij een licht statistisch verband naar voren is gekomen tussen het langdurig aanwezig zijn van kinderen binnen de 0,4 µT magneetveldzone van bovengrondse hoogspanningslijnen en leukemie bij kinderen tussen 0 en 15 jaar. Het is nog niet duidelijk wat de achterliggende oorzaak hiervan is.
Gemeenten en provincies hebben een onderzoeksplicht om te bezien waar het betreffende magneetveld ligt. Het RIVM heeft daarvoor een netkaart opgesteld waarbij indicatieve magneetveldzones zichtbaar zijn. Gemeenten zijn dus niet gebonden aan een norm. Wel zijn zij verantwoordelijk voor een goede ruimtelijke ordening en aanspreekbaar op het door hen toepassen van het voorzorgbeleid. Er wordt daarom geadviseerd om in nieuwe situaties rekening te houden met deze 0,4 µT–magneetveldzone rondom hoogspanningslijnen. Gelet op de maatschappelijke kosten-baten afweging en ook gezien de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's adviseert VROM dat er geen directe aanleiding is om maatregelen te nemen in bestaande situaties. Daaronder worden ook geldende maar nog niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen begrepen.
Nieuwe situaties zijn nieuwe bestemmingsplannen en/of wijziging van bestaande bestemmingsplannen en/of plaatsing van nieuwe hoogspanningslijnen dan wel wijzigingen aan bestaande hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches.
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een bovengrondse hoogspanningslijn met een magneetveldzone (rekenafstand) van 60 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn. Het plangebied ligt binnen de magneetveldzone van de hoogspanningslijn. In het voorliggend plan worden echter geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt waar kinderen langdurig verblijven. De magneetveldzone van de hoogspanningslijn vormt geen belemmering voor de planvorming.
4.8.2 Conclusie
Het plan wordt niet belemmerd vanuit het aspect kabels en leidingen, nader onderzoek op het gebied van kabels en leidingen is daarom ook niet nodig.
4.9 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In afwijking hiervan kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de betreffende gronden anderszins verzekerd is;
- het bepalen van een tijdvak (waarbinnen de exploitatie van de gronden zal plaatsvinden) of een
- fasering van de uitvoering (van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen) niet noodzakelijk is;
- het stellen van eisen (voor het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied), regels (omtrent het uitvoeren van het bouwrijp maken) of een uitwerking van regels (ten behoeve van de uitvoerbaarheid volgend uit een bestemmingsplan) niet noodzakelijk is.
In dit geval wordt er bebouwing mogelijk gemaakt en is er dus sprake van een aangewezen bouwplan. De gemeenteraad moet daarom een exploitatieplan vaststellen, tenzij de kosten anderszins verzekerd zijn (artikel 6.12, lid 2 Wro).
Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bestemmingsplan procedure en de kosten voor ontwikkeling en inrichting van het gebied zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Door middel van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer is vastgelegd dat de gemeentelijke kosten, die verband houden met de ruimtelijke procedure en mogelijke planschade, op de initiatiefnemer worden verhaald. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
5.2 Planregels
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen
5.2.2 Bestemmingsregels
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
- Agrarisch met waarden - Landschap;
- Bos;
- Gemengd;
- Groen;
- Verkeer.
Het komt regelmatig voor dat er twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komen de volgende dubbelbestemmingen voor:
- Leiding - Hoogspanning;
- Waarde – Archeologie 5;
- Waarde - Landschap.
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
Bestaande situatie
In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de BGT, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.
5.2.3 Algemene regels
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
5.3 Bestemmingen
5.3.1 Agrarisch met waarden - Landschap;
Deze bestemming geldt voor de agrarische gronden binnen het plangebied. Deze gronden zullen na de uitvoering van de landschappelijke maatregelen zoals genoemd in het functieveranderingsplan, landschappelijke en ecologische waarden hebben. De bestemmingsregeling is er op gericht om deze nieuwe waarden mogelijk te maken en in de toekomst te handhaven en eventueel te versterken. Op deze gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan in de vorm van terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter. Voor het handhaven is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden opgenomen.
5.3.2 Bos
De bestemming 'Bos' wordt gebruikt ten behoeve van de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting en het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en bosbouwkundige waarden. In het oosten van het plangebied wordt een bosperceel aangeplant. Binnen de bestemming 'Bos' zijn alleen terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter toegestaan. Ter bescherming van de aanwezige landschappelijke en bosbouwkundige waarden is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, opgenomen.
5.3.3 Gemengd
De bestemming Gemengd wordt gebruikt voor gebieden of gebouwen waarbinnen een breed scala aan functies mogelijk is. In dit geval gaat het om een de vestiging van de twee bedrijven (Houtbouw Buitengoed de Heerlijkheid en Wasparfum Il Bucato di Adele Parfumwas) en een camperplaats.
Het houtbewerkingsbedrijf (100 m2) is een categorie 3.2 bedrijf, het kleinschalige distributie centra voor parfumwas (100 m2) is een categorie 3.1 bedrijf. Ten dienste van deze functies kan ook gewoond worden op het perceel. Daarnaast zijn 8 camperplaatsen en een bed & breakfast toegestaan.
Behalve deze functies voorziet de bestemming in behoud en herstel van cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
Ten slotte staat de bestemming waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen toe, evenals bij de bestemming horende voorzieningen zoals tuinen, groen, paden, verhardingen en parkeerplaatsen.
Bebouwingsmogelijkheden
Binnen de bestemming is een onderscheid gemaakt tussen bebouwing die binnen het bouwvlak is toegestaan en daarbuiten. Waar gebouwen mogen worden gebouwd is dat middels een bouwvlak aangegeven. Dit onderscheid maakt dat op de plankaart de grootte en ligging van het bouwvlak de bouwmogelijkheden bepalen. Binnen het bouwvlak zijn de toegestane goot- en bouwhoogte en een maximum bebouwd oppervlak vermeld. De bestemming kent twee specifieke aanduidingen, namelijk 'karakteristiek' en 'specifieke vorm van recreatie - campers toegestaan’. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gelden afwijkende bouwbepalingen en een omgevingsvergunningplicht voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - campers toegestaan’ zijn 8 standplaatsen voor campers toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak is maximaal één (bedrijfs)woning toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn bij recht alleen andere bouwwerken toegestaan. Via een afwijkingsmogelijkheid kunnen hier onder voorwaarden ook gebouwen gerealiseerd worden. De gezamenlijke oppervlakte aan andere bouwwerken bedraagt maximaal 20 m2.
Specifieke gebruiksregels
De bestemming kent een voorwaardelijke verplichting voor de landschappelijke inpassing, de sloop van de bebouwing en voor het parkeren. Bouwwerken mogen, overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de erfinrichtings- en landschapsmaatregelen en aan de sloop van de bebouwing. Bouwwerken mogen, overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, worden gebruikt onder de voorwaarde dat is aangetoond dat binnen het bestemmingsvlak in voldoende mate wordt voorzien in de dagelijkse parkeerbehoefte.
5.3.4 Groen
De bestemming 'Groen' wordt gebruikt om het structurele groen zoals hagen, singels en bomenrijen te bestemmen. Binnen de bestemming zijn alleen terreinafscheidingen met een hoogte van maximaal 1 meter toegestaan.
5.3.5 Verkeer
In het plan is voor de wegen de bestemming Verkeer opgenomen. De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een doorgaande functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden. Op deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 3 meter bedraagt.
5.3.6 Leiding - Hoogspanning
De bestemming 'Leiding - Hoogspanning' geldt voor de gronden waar hoogspanningsmasten en kabels mogen worden geplaatst. Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken die worden geplaatst ten behoeve van de verplaatsing van elektriciteit. Voor deze laatste geldt een bouwhoogte van maximaal 70 meter hoogte.
5.3.7 Waarde - Archeologie 5
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Een onderzoek is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
- een bouwwerk waarbij graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden plaatsvinden.
Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
5.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
5.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
5.4.2 Afwijking
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
PM
In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:
- bestemming 'Gemengd': ten behoeve van de vestiging van aan huis verbonden beroepen die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten staan;
- bestemming 'Gemengd': ten behoeve van aan huis verbonden beroepen in categorie 2, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
- een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het gebruik voor bewoning uit het oogpunt van mantelzorg. Er is voor gekozen om mantelzorg niet bij recht toe te staan maar te regelen via een afwijking, zodat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Een van de voorwaarden bij deze afwijkingsmogelijkheid is dat een goede woonsituatie binnen deze bestemming in stand gehouden c.q. gegarandeerd moet worden. Ook moet binnen één maand na beëindiging van het gebruik van overige gebouwen als afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan burgemeester en wethouders. Tenslotte moet binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik ten behoeve van mantelzorg de bewoning zijn beëindigd
De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.
Daarnaast is er een afwijkingsregel opgenomen voor de grondopstelling van zonnepanelen, indien plaatsing op bestaande gebouwen en/of bouwwerken niet mogelijk is (artikel 14.2).
Hoofdstuk 6 Overleg En Inspraak
6.1 Inspraak
De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen procedureregels en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld.
In het mandaatbesluit Wro, horen en inspraak heeft de gemeenteraad van Voorst besloten dat het college van burgemeester en wethouders inspraak verleend indien het bestemmingsplan tot gevolg kan hebben dat de ruimtelijke structuur van de gemeente ingrijpend wordt gewijzigd. Voorliggend plan betreft een ontwikkeling op slechts één perceel, die passend is binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid. Het onderhavig plangebied is gering van omvang en de ruimtelijke consequenties zijn beperkt. Daarom is er geen gelegenheid tot inspraak.
Besloten is om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.
6.1.1 Communicatie met omwonenden
De initiatiefnemers hebben op 18 juli 2022 de omwonenden uitgenodigd voor een kennismaking en op 25 augustus 2023 zijn de omwonenden uitgenodigd voor een informatieavond. Op deze avond is het schetsplan gepresenteerd. De omwonenden hebben positief gereageerd op de voorgenomen ontwikkeling van het perceel.
6.2 Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties.
Het Rijk
Gezien aard en omvang van het plan is geen sprake van directe rijksbelangen. Om die reden heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.
Provincie Gelderland
Het plan past binnen de afspraken uit het provinciaal beleid. Er is geen provinciaal belang bij deze ontwikkeling, om die reden heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het provincie Gelderland. Er heeft wel afstemming plaatsgevonden met de planbegeleider van de provincie Gelderland.
Waterschap Vallei en Veluwe
Het Waterschap is geïnformeerd door de digitale watertoets en er heeft overleg plaatsgevonden met de initiatiefnemer. Vanuit het Waterschap bestaan geen bezwaren tegen de plannen. Het bestemmingsplan is toegestuurd aan het Waterschap.
Tennet
De initiatiefnemer heeft de plannen ook kenbaar gemaakt bij Tennet. Tennet heeft aangegeven dat binnen een afstand van 22,5 meter van het hart van de hoogspanningsleiding geen hoogopgaande beplanting danwel bebouwings is toegestaan. In het voorliggend bestemmingsplan is hiervoor de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' opgenomen.
Het bestemmingsplan is toegestuurd aan Tennet. Tennet heeft hierop een schriftelijke reactie gegeven. Het plan geeft Tennet aanleiding tot het maken van de volgende opmerking. TenneT is van mening dat in het bestemmingsplan onvoldoende rekening is gehouden met de bescherming van de belangen van de hoogspanningsverbinding. De huidige set regels zoals deze is opgenomen in het plan, is volgens Tennet gericht op een ondergrondse hoogspanningsverbinding en biedt daarom niet de juiste bescherming.Tennet verzoekt om de regels over te nemen zoals weergegeven in de schriftelijke reactie op het bestemmingsplan..
In overleg met Tennet is artikel 8 'Leiding - Hoogspanning' van de regels aangepast. Deze aanpassing leidt niet tot enige belemmering voor de uitvoering van het voorliggend plan.
Gemeente Apeldoorn
De gemeente Apeldoorn is geinformeerd over de voorgenomen ontwikkeling, er zijn geen bezwaren tegen de plannen.
Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG)
De VNOG is geinformeerd over de voorgenomen ontwikkeling en adviseert hierover het volgende:
- 1. Zorg te dragen dat de ventilatiesystemen van de objecten in het plangebied goed functioneren. Om te kunnen schuilen voor een toxisch scenario, is het noodzakelijk dat bewoners in zo’n situatie naar binnen gaan, ramen en deuren sluiten en dat de eventueel aanwezige mechanische ventilatie handmatig door de gebruikers kan worden uitgezet. Deze maatregel kunt u borgen in de vergunningverleningsprocedures van betreffende objecten.
- 2. Zorg te dragen voor een goede informatievoorziening aan de aanwezige personen, opdat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit. U kunt hierbij denken aan publieke voorlichtingscampagnes als ‘Denk vooruit’/ ‘Wees Voorbereid’.
- 3. Met betrekking tot de benodigde bluswatervoorzieningen te overleggen met de plaatselijke accounthouder van de VNOG. De heer N. Brinkman is te bereiken via n.brinkman@vnog.nl of 088-310 70 69.
- 4. Burgers te attenderen op deelname aan ‘Stan the CPR-network’. Dit is een hulpsysteem waarbij vrijwilligers opgeroepen kunnen worden om iemand te reanimeren (met AED), in afwachting van een ambulance. Deelname aan Stan the CPR-network kan levens redden.
De voorgaande adviezen zullen in het kader van de planuitwerking worden meegenomen. Hierover zal nader contact zijn met de VNOG.
6.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'De Kar 9 Klarenbeek' heeft vanaf 2 november 2023 voor een ieder zes weken ter inzage gelegen. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend.
Bijlage 1 Functieveranderingsplan De Kar 9 Klarenbeek
Bijlage 1 Functieveranderingsplan De Kar 9 Klarenbeek
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Sloop Bebouwing De Kar 9 Klarenbeek
Bijlage 3 Sloop bebouwing De Kar 9 Klarenbeek
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 2 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 2 Quickscan wet natuurbescherming