Bandijk 25, Terwolde
Bestemmingsplan - Gemeente Voorst
Vastgesteld op 04-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Bandijk 25, Terwolde van de gemeente Voorst.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.20345-VS00 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 agrarisch natuurbeheer
agrarisch beheer met inachtneming van het behouden van natuur- en landschapswaarden, zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke.
1.6 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.9 ander bouwwerk
bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.10 bebouwing
een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.
1.11 (bedrijfs)woning
een gebouw waarin wordt gewoond en waarbij alle woonruimtes aan elkaar grenzen.
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.13 bestaand
- 1. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
- 2. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 bijgebouw
al dan niet aangebouwd gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond.
1.23 cultuurhistorische waarden
de waarden die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewerkings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen.
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.26 landschappelijke waarden
de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.27 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.28 normaal onderhoud of gebruik
het onderhoud of gebruik dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
1.29 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.30 peil
- a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.31 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.32 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de overstekenende delen niet meer dan 0,7 m bedraagt.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens het Bouwbesluit.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. bedrijven tot en met categorie 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waaronder een ciderij;
- 2. horeca tot en met categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten;
- 3. kleinschalige educatieve, informatieve en sociaal-culturele functies, waaronder een tentoonstelling;
- b. een terras;
met de daaraan ondergeschikt:
- c. groenvoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Landschap
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van:
- 1. een robuust groen casco in de meer bebouwde en verrommelde gebieden door het 'vergroenen' van het landschap;
- 2. de openheid van onbebouwde waardevolle open gebieden in de vorm van graslanden, doorsneden door lange noord-zuidlopende weteringen;
- 3. het fijnmazige rechthoekige verkavelingspatroon van de komgebieden, haaks op de weteringen met boerderijen in linten langs de weteringen;
- 4. karakteristieke kleinschalige oeverwal met afwisseling van buurtschappen en verspreide bebouwing, grasland en bouwland, onregelmatige blokverkaveling en houtsingels tussen de landwegen;
- 5. fraaie vergezichten over het binnendijkse landschap en de IJssel met uiterwaarden, zicht op het Veluwemassief en de stadsgezichten van Deventer en Zutphen;
- 6. het gave microreliëf van lage rivierduinen en de complexen van richels en geulen (kronkelwaarden);
- 7. het contrast tussen laag- en hoog gelegen gebieden door behoud en aanleg van 'pollen' en de aanleg van hagen rond erven en percelen;
- 8. het contrast tussen de waardevolle openheid van gebieden en de beslotenheid van de landgoederen;
- 9. zandopduikingen door de aanleg van weg-, erf- en kavelbeplantingen;
- 10. het ontginningspatroon en de ontginningsassen door de aanleg van laanbeplantingen;
- 11. karakteristieke kavelpaden;
- 12. onverharde ontginningswegen;
- 13. karakteristieke beplantingen zoals heggen, wegbeplantingen, erfbeplantingen, bosjes en hoogstamboomgaarden;
- 14. waardevolle beken en weteringen;
- 15. de samenhang tussen de oeverwal en dijk waardoor bij de ontwikkeling van bouwplannen ingespeeld wordt op de kenmerkende karakteristiek;
- 16. de Veluwse Bandijk en de Appensedijk;
- b. het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden, tot uitdrukking komende in:
- 1. de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
- 2. het areaal en kwaliteit van natuur, bos en landschapselementen en gebieden die aangewezen zijn voor nieuwe natuur en agrarisch natuurbeheer;
- 3. de specifieke verbindingsdoelstellingen voor de ecologische verbindingszones;
- 4. de natuurlijke morfologie, waterkwaliteit, watervoering en verbondenheid met het landschap van de HEN-wateren (water van het Hoogste Ecologisch Niveau);
met dien verstande dat:
- c. bij ontwikkelingen, zoals mogelijk gemaakt in artikel 3 de waarden zoals opgenomen onder a en b niet onevenredig mogen worden aangetast.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en alvorens vergunning te verlenen advies ingewonnen is bij de betreffende beheerder, het waterschap.
Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- a. water, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden, en het beheer en onderhoud ervan;
- b. de afvoer en berging van water, sediment en ijs;
- c. de vergroting, de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit;
- d. aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
- e. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.
9.2 Bouwregels
- a. Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen, behalve overeenkomstig de andere bestemmingen, tevens worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de scheepvaart ten hoogste 12 m bedraagt en de bouwhoogte van overige bouwwerken ten hoogste 4 m bedraagt;
- b. Het bouwen zoals bedoeld onder a alsmede het bouwen overeenkomstig de aldaar voorkomende bestemming is, voor zover voor dat bouwen een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden op de in lid 9.1 bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een vergunning krachtens de Waterwet is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduiding, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. bewoning van gastenverblijven is niet toegestaan;
- b. het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan;
- c. het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van het normale onderhoud, is niet toegestaan;
- d. algemene voorwaardelijke verplichting:
- 1. Gronden en bouwwerken overeenkomstig de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingsomschrijvingen mogen uitsluitend gebruikt worden, wanneer is aangetoond dat op eigen terrein in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
- 2. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid indien op een andere wijze wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 overige zone - historische waarden
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -historische waarden', bestemd voor het behoud en een samenhangend beheer van de Veluwse Bandijk en de Appensedijk, de volgende regels:
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de onder a, b en c bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid.
Artikel 15 Overige Regels
15.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als 'Bandijk 25, Terwolde'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Bandijk 23-25 te Terwolde staat het gemaal Terwolde. Het gemaalensemble bestaat uit het gebouw van het huidige elektrische gemaal (gemaal Mr. A.C. Baron van der Feltz) en het naastgelegen gebouw van het oude (stoom)gemaal dat is omgebouwd tot dienstwoning en tot voor kort in gebruik was als woonhuis. In het kader van de Erfgoed Deal Nieuw Drassig Land worden het erf en het gebouw van het oude stoomgemaal zoveel mogelijk in oorspronkelijke staat teruggebracht. Het waterschap wil de bestaande functie van het oude (stoom)gemaal inclusief naastgelegen schuur en erf verbreden.
Voor de functieverbreding is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd samen met de gemeente Voorst en Open kaart. Met het voorliggend bestemmingsplan worden verschillende functies mogelijk gemaakt in het gebouw naast het oude (stoom)gemaal en op het erf. Het gaat om de functies; bedrijven tot en met categorie 2, kleinschalige horeca tot categorie 2 met een terras en een educatieve functies waaronder een tentoonstelling.
De beoogde ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend stuk vormt de toelichting op dit bestemmingsplan.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Bandijk 23-25 te Terwolde. Ten oosten van het plangebied is de IJssel gesitueerd. In figuur 1.1 is het plangebied ten opzichte van de omgeving weergegeven en in figuur 1.2 is de contour van het plangebied weergegeven. Het plangebied staat bekend als kadastrale gemeente Voorst, sectie O en perceelnummer 267.
Figuur 1.1. Situering van de locatie in de omgeving (bron: Rho Basisviewer)
Figuur 1.2. Contour van het plangebied (bron: Rho Basisviewer)
1.3 Geldende Bestemmingsplan
1.3.1 Algemeen
Het plangebied valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Dit plan is door de gemeenteraad van Voorst vastgesteld op 28 februari 2013. Naderhand zijn er twee herzieningen vastgesteld en uiteindelijk zijn deze herzieningen samengevoegd in het de geconsolideerde bestemmingsplan 'buitengebied, geconsolideerde versie'. In figuur 1.3 is een uitsnede van de verbeelding weergegeven.
Figuur 1.3. Uitsnede plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.3.2 Bestemmingen
Op basis van het geconsolideerde bestemmingsplan heeft de gronden in het plangebied de bestemming 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan die zijn vermeld in de 'Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' horende bij het geldende bestemmingsplan. Het plangebied heeft de functieaanduiding 'nutsvoorzieningen'. Het is toegestaan om voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie te realiseren. In het plangebied is één bouwvlak aanwezig en ter plaatse geldt een maximum goothoogte van 4 meter met een maximum bouwhoogte van 10 meter. De maximale toegestane oppervlakte ter plaatse is 785 m2.
In het plangebied komen meerdere dubbelbestemmingen voor:
Waarde archeologie 2
In het plangebied heeft een deel van de gronden de dubbelstemming 'Waarde Archeologie 2' opgenomen. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een archeologisch onderzoek worden verricht wanneer het gaat om ongeroerde gronden.
Waarde archeologie 3
In het plangebied heeft een deel van de gronden de dubbelstemming 'Waarde Archeologie 3' opgenomen. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een archeologisch onderzoek worden verricht wanneer het gaat om ongeroerde gronden.
Waarde archeologie 5
In het plangebied heeft een deel van de gronden de dubbelstemming 'Waarde Archeologie 5' opgenomen. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m², en dieper dan 30 cm beneden het maaiveld, moet alvorens een archeologisch onderzoek worden verricht wanneer het gaat om ongeroerde gronden.
Waarde - Landschap
Het plangebied heeft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming, het herstel en/of de versterking van de in het gebied aanwezige landschappelijke waarden en het behoud en de ontwikkeling van de ecologische waarden.
Waterstaat - Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Deze gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor water, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden, en het beheer en onderhoud ervan. Ook zijn de gronden bestemd ten behoeve van de afvoer en berging van water, sediment en ijs. Daarnaast voor de vergroting, de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit. Deze bestemming staat ook de aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering toe.
Binnen deze bestemming mogen behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens worden aangelegd.
Ten slotte komen twee gebiedsaanduidingen voor:
Overige zone - historische waarden
Deze gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor het behoud en een samenhangend beheer van de Veluwse Bandijk en de Appensedijk.
Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
Ter plaatse van de bestemming agrarisch zijn de gronden - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - de uitoefening van een intensieve veehouderij .
1.3.3 Strijdigheid
Ter plaatse van het plangebied zijn bedrijven toegestaan tot en met een milieucategorie 2. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt ter plaatse meer functies mogelijk gemaakt. Het gaat om de functies; horeca categorie 2, educatieve functies, waaronder een tentoonstelling en ook terrassen.
1.4 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan "Bandijk 25, Terwolde" bestaat uit de volgende hoofdstukken:
- in hoofdstuk 2 wordt de huidige en toekomstige situatie beschreven.
- in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
- in hoofdstuk 4 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Aan de orde komen zaken als archeologie, ecologie, water en milieu;
- in hoofdstuk 5 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen, de juridische planopzet, behandeld;
- In hoofdstuk 6 wordt ten slotte op de procedure van (voor)overleg en zienswijzen ingegaan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie
Aan de Bandijk 23-25 ligt het gemaal Terwolde. Dit is een van de weinige overgebleven gemalen uit de eindperiode van de bemaling met stoomkracht. Dit stoomgemaal, met de naam Mr. A.C. van der Feltz , is gebouwd in de periode 1916-1919.
In de jaren '50 van de vorige eeuw zijn veel stoomgemalen in Nederland vervangen door elektrische gemalen. Het gemaal Terwolde is uniek, aangezien gekozen is voor een nieuw bijgebouw met elektrisch gemaal. Het voormalige stoomgemaal is tussentijds verbouwd tot dienstwoning voor de machinist die het gemaal bediende. In de huidige situatie beschikt het gebouw over één elektrisch gemaal die actief is om de waterstanden te verlagen in het achterliggende gebied.
Het plangebied betreft het voormalige stoomgemaal inclusief naastgelegen schuur en erf. Daarbij ligt binnen het plangebied binnen een waterkering. Het stoomgemaal heeft een oppervlakte van 75 m2 en een schuur van 90 m2. Daarnaast vindt buitenopslag plaats van materialen van het waterschap. Het gemaal (voormalige dienstwoning) wordt nu gebruikt als tijdelijk kantoorruimte voor het waterschap. De naastgelegen schuur heeft geen functie en staat leeg. In figuur 2.1 is luchtfoto met daarop indicatief het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 luchtfoto huidige situatie (Bron: Cyclomedia)
2.2 Beschrijving Toekomstige Situatie
Het waterschap wil de bestaande functie van het oude (stoom)gemaal inclusief naastgelegen schuur en erf verbreden. Voor de functieverbreding heeft het waterschap samen met de gemeente Voorst aan de bewoners en ondernemers gevraagd om te komen met plannen voor de herbestemming van het gemaal. Uit de vier aangemelde plannen is gekozen om een cidermaker de ruimte te geven om ambachtelijke cider te maken van appels en peren afkomstig uit de fruitgaarden langs de IJssel.
Naast het maken van de cider is het de wens om de cider ter plaatse te verkopen op de locatie. Daarnaast wordt op deze locatie een horecafunctie (90 m2) met terras van 200 m2 mogelijk gemaakt om de cider ter plaatse te kunnen schenken. Voor naar de toekomst toe wordt daarnaast ook de mogelijkheid geboden aan een educatieve functie waaronder ook tentoonstellingen. Op het terras kunnen circa 60 gasten aanwezig zijn. In de horecafunctie 40 gasten.
Terrein inrichting
Voor de nieuwe inrichting van het terrein is een landschappelijk inpassingsplan gemaakt van de toekomstige situatie (zie figuur 2.1). Hierbij wordt ruimte geboden aan 25 parkeerplaatsen, een fruitboomgaard en openbaar gebied waar onder andere een terras van 200 m2 (60 gasten) gerealiseerd kan worden. In bijlage 1 is het landschappelijk inpassingsplan voor het gebied opgenomen.
Figuur 2.1 schetsontwerp toekomstige situatie (Bron: Open kaart)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komt het relevante beleidskader van Rijk, provincie en gemeente aan de orde.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn acht voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
- 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
- 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
- 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Uitvoering
De NOVI gaat vergezeld van een uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. IN de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.
Toetsing aan het beleid
De ontwikkeling voorziet in het mogelijk maken van een horecafunctie ter herbestemming van een voormalig stoomgemaal in het landelijk gebied. Het realiseren van een horecafunctie draagt bij aan de toekomstbestendigheid en het leefbaar houden van het landelijk gebied. De planontwikkeling heeft daarnaast geen specifieke betrekking op de andere 21 nationale belangen zoals gesteld in de NOVI. Geconcludeerd wordt dat ontwikkeling is niet in strijd met de uitgangspunten zoals gesteld in de NOVI.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.
In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: 'Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Nederlands Natuurnetwerk, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied'. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Toetsing aan het beleid
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die juridisch zijn verankerd in het Barro. Het Barro heeft dan ook geen invloed op dit bestemmingsplan.
3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijkingen
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit project wordt getoetst aan deze regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het project die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er ook gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Volgens jurisprudentie is in beginsel pas sprake van een stedelijke ontwikkeling bij plannen voor meer dan 11 woningen of andere stedelijke functies met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2.
Toetsing aan het beleid
De ontwikkeling voorziet in nieuwe functies met minder ruimtebeslag dan 500 m2. Gezien de aard en omvang van deze ontwikkeling, kan deze niet worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor de behoefte moet worden beschreven. Het plan is niet in strijd met de Ladder voor duurzame verstedelijking.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De provincie Gelderland heeft een integraal provinciaal beleidsplan, de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De Provinciale Staten van Gelderland heeft de Omgevingsvisie op 19 december 2018 vastgesteld.
In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:
- 1. Een duurzame economische structuurversterking.
- 2. Het borgen van de kwaliteit en de veiligheid van onze leefomgeving.
Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied.
Leefomgeving
Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang.
Toetsing aan het beleid
Gelderland zet zich in om de kwaliteiten van de leefomgeving hoog te houden door onder andere inzetten op unieke voorzieningen en het bewaren van cultuurhistorische waarden. Het initiatief voorziet in de herbestemming van een deel van het cultuurhistorisch gemaal Terwolde. Bij uitvoering van de plannen wordt rekening gehouden met deze cultuurhistorische waarden door zo min mogelijk fysieke ingrepen te verrichten aan het gemaal. De nieuwe functies, kleinschalige horeca met terras en educatieve functie zijn uniek, streekgebonden en educatief. Dit is passendbij de uitgangspunten van de omgevingsvisie.
3.3.2 Omgevingsverordening Gelderland
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan ruimtelijke plannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
Van toepassing zijnde artikel
Het voorliggend geval betreft een bedrijfsperceel waarbij de bestaande functie van het oude (stoom)gemaal inclusief naastgelegen schuur en erf wordt verbreed. Op basis van de verordening is het artikel 2.56 van toepassing op het plangebied. Hierna wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan dit artikel.
Artikel 2.56 (ontwikkeling in Nationaal landschap)
- 1. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in de bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen van de omgevingsverordening, niet aantasten.
- 2. In afwijking van het eerste lid zijn activiteiten die deze kernkwaliteiten aantasten alleen mogelijk als:
- a. er geen reële alternatieven zijn;
- b. er sprake is van redenen van groot openbaar belang;
- c. compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zoals vastgelegd in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen.
Kernkwaliteiten Nationale landschappen specifiek voor het plangebied: 141 Apeldoorn - Twello
KERNKWALITEITEN natuur en landschap
- Overgangsgebied tussen de Veluwe en de IJsselvallei met alle gradiënten en kwelzones die daarbij horen, overwegend het lage deel;
- Onderdeel van Nationaal Landschap Veluwe;
- Ecologische verbinding Oost-Veluwe - IJssel langs de weteringen en het Apeldoorns Kanaal;
- Ecologische verbinding Fliert: Woudhuis - IJssel;
- De ecologische verbindingen brengen samenhang in de verspreide natuurelementen, kleine en grote landgoederen en ondersteunen de Groene Mal;
- Parel Noordijk: landgoedbos op relatief rijke bodem op de overgang van zand naar klei;
- Ook op andere landgoederen en buitenplaatsen rijke, vochtige bossen;
- Leefgebied das;
- Leefgebied kamsalamander;
- Groene wiggen in de stad en Groene Mal;
- Cultuurhistorische waarden van o.m. nederzettingen, oude ontginningen (enken) en boerderijen;
- Landgoederen, o.m. Woudhuis, met natte bosjes;
- Kleinschalig landschap met veel opgaande landschapselementen en kleinere natuurontwikkelingsgebieden (bijv. Kraaigraaf);
- Abiotiek: aardkundige waarden, kwel, bodem, grondwaterreservoir.
Toetsing aan het beleid
In voorliggend geval betreft het voornemen een voormalig gemaalcomplex waar een bredere functie aan wordt gegeven met een educatieve en kleinschalige horecafunctie met terras. Het plangebied ligt binnen de gronden van het Nationaal landschap maar maakt geen onderdeel uit van het Gelders natuurnetwerk, Groene ontwikkelingszone of Nieuwe Hollandse Waterlinie. Met het voornemen wordt de kernkwaliteit van het Nationale Landschap niet aangetast. Voor een goede landschappelijke inpassing van het planvoornemen is in paragraaf 2.2 ingegaan op de inpassing. Daarmee is een zorgvuldig toekomstige invulling van de locatie geborgd. Gelet op het vorenstaande wordt met het voornemen de kernkwaliteiten van het gebied niet aangetast. Het voornemen voldoet daarmee aan de Omgevingsverordening.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
In de Regionale Structuurvisie heeft de regio Stedendriehoek, waar de gemeente Voorst deel van uitmaakt, ruimtelijk beleid ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. In deze visie worden doelen en beleidsprincipes voorgesteld op basis van een gedeelde visie op de toekomst. De visie heeft de formele status van Intergemeentelijk Structuurplan. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.
De regio Stedendriehoek legt in deze Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied, waaronder Voorst. De structuurvisie laat zien hoe deze gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel. Dit betekent dat de structuurvisie richtinggevend is voor de ruimtelijke ontwikkeling.
Toetsing aan de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De visie doet geen uitspraken over het beleidsthema functieverandering.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
Op 18 december 2017 heeft de gemeente Voorst de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' vastgesteld. Deze Ruimtelijke Toekomstvisie is vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet (treedt in 2024 in werking) opgesteld. Met de Omgevingswet wordt het ruimtelijke beleid dynamischer opgesteld, meer ontwikkelingsgericht. Participatie speelt hierbij een belangrijke rol. De rol van de overheid is aan het veranderen. Inwoners en ondernemers krijgen een grotere rol in het ruimtelijk beleid. Met de nieuwe Omgevingswet krijgen initiatieven vanuit de samenleving waar mogelijk meer ruimte. De taak van de gemeente richt zich voornamelijk op het afwegen van alle belangen.
De RTV 'Kwaliteit, Verbinding en Duurzaamheid' heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds zijn bij de totstandkoming van de RTV-doelen bepaald met de samenleving en hoe deze behaald moeten worden. Aan de andere kant dient de visie ook als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Centraal in het ruimtelijk beleid van de gemeente Voorst staat dan ook onze eigen identiteit. Nieuwe ontwikkelingen moeten hierbij aansluiten en waar mogelijk versterken. Onder identiteit wordt verstaan: diversiteit en kwaliteit van de landschappen in de gemeente, de bijzondere monumenten en rijke cultuurhistorie, de dorpse schaal van de kernen, de menselijke maat en de krachtige sociale samenhang in de gemeente. Ook duurzaamheid maakt een onderdeel uit van de identiteit. Het gaat dan om de wens en de noodzaak om de ruimtelijke, economische en sociale kwaliteiten toekomst bestendig te maken. Op basis van de identiteit zijn in Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst de volgende thema's geformuleerd:
- Wonen, leefbaarheid en sociale cohesie;
- Werken, innovatie en recreatie;
- Omgeving en landschap;
- Energie en klimaat.
Het thema werk, innovatie en recreatie en het thema Omgeving Landschap zijn in dit geval van belang.
Werk, Innovatie en Recreatie
Er wordt geïnvesteerd in het versterken van economische netwerken binnen en buiten de gemeente, met prioriteit voor de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen en aandacht voor aantrekkelijke entrees en locaties. Het vestigingsklimaat voor bedrijven wordt verbeterd, met bijzondere aandacht voor digitale bereikbaarheid, terwijl duurzaam werken wordt gesteund. Innovatie wordt gezien als een middel om maatschappelijke doelen te bereiken, met nadruk op samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en onderwijs. Het landschap blijft een sleutelelement bij ontwikkelingen in het buitengebied, met ruimte voor een duurzame agrarische sector en bevordering van kleinschalige recreatie-initiatieven. Tevens wordt gekeken naar mogelijkheden voor intensivering van recreatieve functies bij luchthaven Teuge en recreatiegebied Bussloo.
Omgeving en Landschap
De Ruimtelijke toekomstvisie van de gemeente Voorst heeft als prioriteit het behouden en versterken van de rijke cultuurhistorie en identiteit van het gebied. Nieuwe ontwikkelingen worden sterk geleid door ruimtelijke kwaliteit en lokale kenmerken, met nadruk op verdichting in de kernen en strikte voorwaarden voor het buitengebied. Het behoud en versterking van landschapselementen staan centraal, terwijl nieuwe bedrijvigheid in het buitengebied zorgvuldig wordt afgewogen om het karakter van de omgeving te behouden. De toegankelijkheid van de IJssel wordt vergroot, vooral voor extensieve recreatie, en de entrees van de gemeente, inclusief de afslagen van de A1, worden herzien om beter aan te sluiten bij de landschappelijke kwaliteiten.
Toetsing aan de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
Voorliggend plan betreft de functieverbreding van het bestaande gemalencomplex. Hiermee kunnen passende functies gerealiseerd worden om het cultuurhistorisch waardevolle object in stand te kunnen houden en goede invulling eraan te geven. Hiermee draagt het plan bij aan het behalen van de gestelde doelen in de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst.
3.6 Welstandsnota
Om de ruimtelijke kwaliteit van de woon- en leefomgeving te bewaken, heeft de gemeente enkele mogelijkheden tot haar beschikking om de kwaliteit van de omgeving te stimuleren. De Welstandsnota is hiervoor een belangrijk kader. In de Welstandsnota worden randvoorwaarden omschreven waaraan bouwplannen moeten voldoen. De randvoorwaarden zijn zodanig geformuleerd dat er wel enige beleidsvrijheid voor de ontwikkelaar is en de regels niet té sturend zijn. Naast de kaders is er ook een motivatie voor de ruimtelijke kwaliteit in de nota opgenomen met kwaliteitsnormen per deelgebied in de gemeente.
In de Welstandsnota geldt in algemene zin dat de bestaande gebouwde omgeving het kwalitatieve referentiepunt is voor nieuwe bouwwerken. Dat wil zeggen dat een bouwkundige toevoeging of verandering de bestaande stedenbouwkundige structuur, de typologie van gebouwen en detaillering, kleur en materiaalgebruik ervan als uitgangspunt dient te nemen. Een plan dient te voldoen aan de 'redelijke eisen van welstand'.
Toetsing aan de Welstandsnota
In aanloop naar de bestemmingsplanprocedure heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap en de gemeente over de invulling van het gebouw. Met het voornemen vinden geen nieuwbouw of uitbreiding plaats. Het bestaande gebouw wordt in ere hersteld. Het voornemen sluit dan ook aan op de Welstandsnota.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de randvoorwaarden vanuit diverse omgevingsaspecten (onder andere milieu, flora en fauna, archeologie en water). Hierbij wordt ook ingegaan op de resultaten van uitgevoerd onderzoek ten behoeve van genoemde aspecten.
4.2 Omgevingsaspecten
4.2.1 Bodem
4.2.2 Ecologie
4.3 Verkeer En Parkeren
4.3.1 Algemeen
Bij de aspecten verkeer en parkeren gaat erom dat het plangebied goed bereikbaar is, er geen onveilige verkeerskundige situaties ontstaan en er voldoende parkeergelegenheid in het plangebied aanwezig is.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van parkeerkencijfers van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.
In dit geval is voor wat betreft de gemeente Voorst uitgegaan van een stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' (bron: CBS Statline). Gezien de ligging van het projectgebied in het buitengebied kan het gebied aangemerkt worden als 'buitengebied'.
4.3.2 Onderzoek
In het voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande planologische situatie ter plaatse uitgebreid met een aantal functies. In de nieuwe situatie zijn de volgende functies van toepassing; bedrijven tot en met categorie 2, kleinschalige horeca van categorie 1 met een buitenterras van 200 m2 (60 gasten) en een educatieve functies waaronder een tentoonstelling. Dit dient plaats te vinden in de bestaande bebouwing. Het bestaande gebouw heeft een oppervlakte van 75 m2 en een schuur van 90 m2 waarin de activiteiten plaats zullen vinden. Ten slotte wordt met het voornemen 25 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Parkeren
De bezoekers van de educatieve functie dan wel de toekomstige ciderij, zullen in principe veelal fietsers en wandelaars zijn, waardoor in beginsel geen behoefte aan parkeerplaatsen voor personenauto's bestaat. In het geval dat toch bezoekers per auto komen kan gebruik worden gemaakt van de parkeervoorzieningen op het eigen terrein (plek voor 25 auto's).
Voor de kleinschalige daghoreca (90 m2) met terras (200 m2) kan sprake zijn van een verkeersaantrekkende werking. Op basis van het aantal m2 voor horeca inclusief terras op basis van de locatie, de CROW cijfers voor café/bar/cafetaria (gemiddeld 7 per 100 m2 bvo) een parkeerbehoefte van 21 parkeerplaatsen. Al met al wordt gesteld dat gelet op het aantal parkeerplaatsen op het eigen terrein (25 parkeerplaatsen) in voldoende mate kan voorzien in de parkeerbehoefte ter plaatse.
Verkeer
Zoals aangegeven zal de educatieve functie dan wel de ciderij in principe geen verkeersaantrekkende werk hebben. Binnen het plangebied worden 25 parkeerplaatsen gerealiseerd. Ervanuit gaande dat elke parkeerplaatsen twee keer per dag bezet wordt zal in theorie sprake zijn van 100 verkeersbewegingen. Echter wordt verwacht dat deze verkeersbewegingen een worst-case aanname is. Gezien de omvang en capaciteit van de Bandijk wordt gesteld dat dit geen problemen oplevert.
4.3.3 Conclusie
Met het planvoornemen is voldoende rekening gehouden met het aspect verkeer en parkeren.
4.4 Archeologie
4.4.1 Algemeen
Het Rijk en de provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden meegewogen.
4.4.2 Onderzoek en conclusie
In het bestemmingsplan wordt de archeologische dubbelbestemmingen overgenomen die bepaald zijn op basis van de archeologische verwachtingswaarde. Hiermee worden de archeologische waarden beschermd. Binnen het plangebied gelden drie verschillende archeologische verwachtingswaarden zoals beschreven in de planregels.
Voor de oprichting van de ciderij, winkel en horecafunctie worden de bestaande gebouwen gebruikt en hoeven waarschijnlijk geen bodemingrepen te worden verricht. Wanneer graafwerkzaamheden worden verricht dient getoetst te worden aan de regels van de archeologische dubbelbestemming ter plaatse. Het aspect archeologie staat het vaststellen van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.5 Cultuurhistorie
4.5.1 Algemeen
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan 'een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden' dient te bevatten.
4.5.2 Onderzoek
De bebouwing in het plangebied is een onderdeel van het gemalencomplex wat aangewezen is als een gemeentelijk monument. Voor de aanwijzing als gemeentelijk monument heeft een waardestelling plaatsgevonden. De cultuurhistorische waarde van het gehele gemalencomplex wordt vertegenwoordigd door (samengevat):
- Situationele en ensemblewaarde in en met polderdistrict Veluwe, het toevoerkanaal en de westoever van de IJssel;
- Historisch-stedebouwkundige en functionele relatie met de Bandijk;
- Ensemblewaarde met het stoomgemaal Pouwel Bakhuis te Wapenveld;
- Ensemblewaarde onderling, de twee gemaalgebouwen naast elkaar;
- Het voormalige stoomgemaal als een van de jongste relicten uit de laatste periode van het stoomtijdperk;
- De architectuurhistorische waarde van het elektrisch gemaal Baron van der Feltz;
- De gebruikshistorische waarde van het elektrisch gemaal Baron van der Feltz;
- De hoofdvorm en typologie van het vm. stoomgemaal.
In bijlage 7 is de cultuurhistorische waardestelling opgenomen.
Het planvoornemen bestaat hoofdzakelijk uit het verbreden van de bestaande functie bedrijf tot en met categorie 2, kleinschalige horeca tot categorie 2 met een terras en een educatieve functies waaronder een tentoonstelling. Specifiek in het plangebied staat het oude stoomgemaal waarmee met de voorgenomen ontwikkeling meer functies worden gegeven. De bebouwing is qua hoofdvorm en typologie aangewezen. Binnen in de panden binnen het plangebied zijn geen onderdelen aangewezen als gemeentelijk monument. Met het voornemen wordt het pand wordt gerenoveerd / terug gebracht in oorspronkelijke staat. Tenslotte wordt met het voornemen ook het buitenterrein opnieuw ingericht.
Met het voornemen worden de panden in ere hersteld en een nieuwe functie gegeven. De panden blijven hierdoor behouden voor de toekomst.
4.5.3 Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.6 Water
4.6.1 Algemeen
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vallei en Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Het waterschap is geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets (zie Bijlage 8). Deze is uitgevoerd op 19 augustus 2023. Naar aanleiding hiervan wordt nader overleg gevoerd met het waterschap. Naast dit overleg is het waterschap al betrokken bij dit plan als initiatiefnemer.
Toetsingskader
De belangrijkste wet- en regelgeving en beleid op het gebied van water is hier opgenomen.
KRW
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is in 2000 ingevoerd en heeft als doelstelling het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand voor alle oppervlaktewaterlichamen en het beschermen en herstellen van alle grondwaterlichamen. Door de inrichting van watergangen af te stemmen op de ecologie kan de ecologische toestand verbeterd worden. De KRW heeft het streven om emissies naar oppervlakte- en grondwater terug te dringen. Daarnaast zal de onttrekking van grondwater in evenwicht worden gebracht met de aanvulling van het grondwater.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. Een andere aanpak in het licht van verwachte ontwikkelingen inzake zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling is noodzakelijk. De adviezen van de commissie staan in het rapport Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes(drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
Waterwet
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze Waterwet bestaat uit een achttal wetten die zijn samengevoegd tot één wet. De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering' centraal. De verantwoordelijkheden in het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer van Rijk, provincie, waterschappen en gemeenten zijn in de Waterwet helderder vastgelegd. De voornaamste veranderingen zijn de invoering van de watervergunning en een verbeterde doorwerking van water in andere beleidsterreinen, met name het ruimtelijke domein.
Op grond van o.m. de Waterwet is voor gemeenten, naast het inzamelen en transporteren van vrijkomend afvalwater een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater. In zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, vindt deze gescheiden van de afvoer van het afvalwater plaats. Het gebiedseigen water wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Tot slot heeft de gemeente een watertaak waterhuishoudkundige maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming(en) zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Wel is de perceel eigenaar te allen tijde verantwoordelijk voor zijn eigen terrein. In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).
Waterschap Vallei & Veluwe - Blauw Omgevingsprogramma 2022 - 2027
Op 22 november 2021 is het blauw omgevingsprogramma (BOP) van waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen.
Het waterbeheerplan is uitgewerkt in een aantal programma's:
- Waterveiligheid: Het programma 'Waterveiligheid' draait om de bescherming tegen overstromingen vanuit het primaire en het regionale watersysteem.
- Watersysteem: Dit programma draait om een goed functionerend watersysteem: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar. Daarbij let het waterschap onder ander op kwaliteit van het water en de verbinding met andere instellingen.
- Wonen en zuiveren: In het programma 'Wonen en zuiveren' speelt het zuiveren van afvalwater een centrale rol. Verder vormt een waterinclusieve bebouwde omgeving een speerpunt.
- Circulaire economie: Afvalvermindering, slim hergebruik en optimalisatie van de verschillende installaties zijn voorbeelden van opgaven.
- Energietransitie: Het waterschap wil een proactieve rol innemen in de energietransitie. Dat vraagt om een duurzame opwekking van de energie of het tegengaan van verspilling in de processen.
Deze programma's zijn verder uitgewerkt in het BOP naar concrete doelstellingen.
Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; verordening, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen .
4.6.2 Onderzoek
Huidige situatie
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit het perceel van een voormalig stoomgemaal met schuur en een elektrisch gemaal. In de huidige situatie beschikt het gebouw over één elektisch gemaal die actief is om de waterstanden te verlagen in het achterliggende gebied. Het voormalig stoomgemaal was in gebruik als dienstwoning naast dit gebouw is een schuur aanwezig en een parkeerterrein. Het plangebied ligt aan de Bandijk ter hoogte van het toevoerkanaal. Het plangebied ligt grotendeels op een dijklichaam (Bandijk). Een deel van het parkeerterrein bestaat op basis van de bodemkaart uit kalkhoudende vorstvaaggronden; fijn zand.
Waterkwantiteit
Zoals weergegeven in onderstaande figuur ligt het toevoerkanaal deels binnen het plangebied ter functionering van het gemaal. Het toevoerkanaal is een A-watergang en aangewezen als een KRW-waterlichaam. De A-watergang kent een onderhoudsstrook van 5 meter. Watergangen die belangrijk zijn voor de watertoevoer of -afvoer. Bij ruimtelijke
ontwikkelingen is het belangrijk dat de functie van deze watergangen en de benodigde ruimte voor onderhoudswerkzaamheden beschermd wordt.
Het toevoerkanaal is aangewezen als een KRW-waterlichaam. Hiervoor gelden doelen op het gebied van waterkwaliteit. Ontwikkelingen mogen dan ook geen negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit van een KRW-waterlichaam (en overige waterlichamen). Het gebruik van het water en de oeverzone van de watergang is hiervoor van belang.
Binnen het plangebied zijn geen andere watergangen aanwezig en het plangebied bevindt zich niet in een onderhoudsstrook van een andere watergang. Verder ligt binnen het plangebied een gemaal, afsluitmiddel en duiker ten behoeve van het gemaal.
Figuur 4.6.1 Uitsnede Legger Watersysteem (bron: Waterschap Vallei en Veluwe)
Veiligheid en waterkeringen
Zoals weergegeven in onderstaande figuur liggen de gebouwen van het plangebied grotendeels op de Bandijk dat een primaire waterkering (IJsseldijk) is. Het plangebied ligt geheel binnen de beschermingszone B van de waterkering en deels binnen beschermingszone A.
Figuur 4.6.2 Uitsnede Legger Waterkeringen (bron: Waterschap Vallei en Veluwe)
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Beoogde situatie
Met het bestemmingsplan wordt ter plaatse van het voormalige stoomgemaal (Bandijk 25) naast de bestaande bedrijfsfunctie (tot en met milieucategorie 2), kleinschalige horeca tot categorie 2 met een terras en een educatieve functies waaronder een tentoonstelling mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling wordt het gebouw voornamelijk intern (beperkt) aangepast.
Waterkwantiteit
Het plangebied is in de huidige situatie grotendeels verhard. Met de beoogde ontwikkeling zal de verharding niet toenemen. Watercompensatie is dan ook niet noodzakelijk.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hiermee wordt een negatief effect op de waterkwaliteit van het KRW-waterlichaam uitgesloten.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt in de kern- en beschermingszone van een primaire waterkering. Binnen deze zones mag niet zonder ontheffing worden gebouwd, geplant of opgeslagen. Ontwikkelingen binnen deze zones mogen geen belemmering vormen voor het onderhoud, instandhouding of de versterking van de dijk.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Dit hemelwater wordt voor zover mogelijk geïnfiltreerd binnen het plangebied ter plaatse van gronden die niet verhard zijn. Bij een overschot aan hemelwater wordt dit geloosd op het oppervlaktewater (omliggende sloten).
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het bestaande en te handhaven oppervlaktewater binnen het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone en onderhoudzone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Het plangebied ligt geheel binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor bouwwerkzaamheden binnen deze zone en de kernzone van de waterkering is een vergunning eigen dienst op basis van de Keur noodzakelijk.
4.6.3 Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Wel dient rekening te worden gehouden met de kern- en beschermingszones van de omliggende primaire waterkering en watergangen.
4.7 Milieuzonering
4.7.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd.
Gebiedstypen
Volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of van 'gemengd gebied'. In tabel 4.1 zijn de richtlijnafstanden voor gemengd en rustig gebied weergegeven.
Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor en langs de randen is weinig verstoring door verkeer.
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast de woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
Tabel 4.1. Milieucategorieën met bijbehorende richtafstand per omgevingstype (bron: VNG)
milieucategorie | richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Aan de hand van het toetsingskader dient onderzoek verricht te worden naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen dient gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen en rol:
- 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
- 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
4.7.2 Onderzoek
Met de beoogde ontwikkeling wordt de bestaande bedrijfsfunctie (tot en met milieucategorie 2) verbreedt met een educatieve functie en horecafunctie (milieucategorie 1) met een terras mogelijk gemaakt. Dit zijn milieuhinderlijke functies. In het plangebied zijn geen milieugevoelige functies mogelijk. In de omgeving zijn ook geen milieugevoelige functies. De dichtstbijzijnde woningen zijn Bandijk 27 en Bandijk 21. Bandijk 27 ligt op een afstand van circa 125 meter van het plangebied. Het bouwvlak van Bandijk 21 ligt op 110 meter van het plangebied. Aan de richtafstand wordt voldaan.
4.7.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat als gevolg van de wijziging geen sprake is van milieuhinder en dat ter plaatse van de bestaande woningen in de omgeving, ook na de ontwikkeling, sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
4.8 Geluid
4.8.1 Algemeen
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
4.8.2 Onderzoek en conclusie
Met de beoogde ontwikkeling wordt de bestaande bedrijfsfunctie (tot en met milieucategorie 2) verbreedt met een educatieve functie en horecafunctie (milieucategorie 1) met een terras mogelijk gemaakt. Dit zijn geen geluidgevoelige objecten in het kader van de Wet geluidhinder. Met het plan worden geen geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Het plan is uitvoerbaar in het kader van de Wet geluidhinder.
4.9 Luchtkwaliteit
4.9.1 Algemeen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | |
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | Max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | Jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstof dioxide) en PM10 (fijn stof) in de buitenlucht;
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.
4.9.2 Onderzoek
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De weg betreft de Twelloseweg ten zuiden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2021; 11,46 µg/m³ voor NO2, 14,79 µg/m³ voor PM10 en 8.33 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6.0 dagen. Op basis van de NIBM-tool is nagegaan wordt de bijdrage van het extra verkeer (zie paragraaf 4.3) op de luchtkwaliteit is. In figuur 4.7 is een uitsnede van de berekening opgenomen. Hieruit blijkt dat het project niet-in-betekende-mate bijdraagt.
Figuur 4.7 uitsnede NIBM-tool (Bron: rijksoverheid)
4.9.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.10 Externe Veiligheid
4.10.1 Algemeen
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR drukt de kans per jaar uit dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval indien hij zich onafgebroken (24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
4.10.2 Onderzoek
Voor dit aspect is de risicokaart van de Atlas Leefomgeving geraadpleegd. In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ten oosten van het plangebied ligt de vaarweg ‘Corridor Rijn-Oost-Nederland’ (de IJssel) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Ten zuiden van het plangebied ligt een aardgasleiding. Verder zijn er geen relevante risicobronnen in de omgeving aanwezig. Binnen het plangebied worden (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Hieronder worden de risicobronnen beschreven ten opzichte van het plangebied.
Corridor Rijn-Oost-Nederland
Het plangebied ligt op 180 meter van de kade van de IJssel (Corridor Rijn-Oost-Nederland). Het plangebied ligt binnen het explosie gebied van de vaarweg ‘Corridor Rijn-Oost-Nederland’. Op basis van de risicokaart wordt hier enkel LF1 en LF2 over vervoerd en kent de transportroute een invloedsgebied van 35 meter. Het plangebied valt buiten de PR 10-6 contour en invloedsgebied van deze transportroute.
Aardgasleiding A-651
Het plangebied ligt op circa 70 meter van de aardgasleiding. Met het bestemmingsplan wijzigt alleen het gebied waar de ciderij, winkel en horecafunctie beoogd zijn. Dit gebied ligt op een afstand van circa 100 meter tot de risicobron. Het invloedsgebied (1% letaliteitscontour) van de aardgasleiding is 170 meter waar het plangebied binnen valt. Voor de beoogde ontwikkeling is dan ook een QRA (kwantitatieve risicoanalyse) uitgevoerd door AVIV (2023), zie Bijlage 9. Uit de QRA blijkt dat het plangebied buiten de PR 10-6 contour ligt en dat het berekende groepsrisico 0 is. Het groepsrisico is de kans dat meer dan 10 mensen te komen overlijden. Gezien de ligging in het invloedsgebied van de buisleiding is een beperkte verantwoording groepsrisico voor het plangebied gegeven.
Beperkte verantwoording groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd aan de veiligheidsregio. Dit advies zal in de verantwoording verwerkt worden.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol.
Het plangebied wordt ontsloten op de Bandijk. De Bandijk is een doorgaande weg waarmee het plangebied direct aangesloten is op het regionale wegennet. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan het plangebied bijvoorbeeld via de Bandijk vanaf de noordelijke en zuidelijke richting bereikt worden om een mogelijke brand te blussen. Daarnaast kan via de Bandijk van de bron af worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
Ter plaatse van het plangebied wordt een ciderij, winkel en horecafunctie gerealiseerd. De aanwezige personen zullen over het algemeen dan ook zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.
Het voor het groepsrisico maatgevende scenario is een zogenoemde BLEVE. De effecten van een koude en warme BLEVE zijn hittestraling, overdruk en scherfwerking. Het slachtofferbeeld wordt voornamelijk bepaald door de hittestraling en niet door de overdruk. Gebouwen kunnen bescherming bieden tegen de hittestraling, maar moeten dan wel bestand zijn tegen de overdruk. Afhankelijk van de situatie en de inrichting van de omgeving kan het handelingsperspectief verschillen. Snel reageren is bevorderlijk. Om dekking te zoeken is een schuilplaats binnen gaan een goed handelingsperspectief. Wanneer gebouwen ontbranden of instorten is het handelingsperspectief ontruimen en vluchten. Wanneer gebouwen wel bestand zijn tegen de hittestraling, dienen personen binnen te blijven.
Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
4.10.3 Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een aardgasbuisleiding. Uit de groepsrisico berekeningen blijkt dat er geen berekend groepsrisico is. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de omgeving geen relevante risicobronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor het plan.
4.11 Kabels En Leidingen
4.11.1 Algemeen
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
4.11.2 Onderzoek
Zoals beschreven in paragraaf 4.10 Externe veiligheid ligt net buiten het plangebied een aardgasleiding. In deze paragraaf is geconcludeerd dat het geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. In en nabij en plangebied zijn geen andere planologische relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen aangetroffen.
4.11.3 Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling,
4.12 Niet Gesprongen Explosieven
Door REASeuro is voor het plangebied een Oriënterend Onderzoek Niet Gesprongen Explosieven uitgevoerd, zie Bijlage 10. Uit het onderzoek blijkt dat geen verhoogde kans bestaat op het aantreffen van NGE (niet gesprongen explosieven). Geadviseerd wordt om de werkzaamheden regulier doorgang te laten vinden, zonder verdere maatregelen. Mocht echter tijdens werkzaamheden spontaan een NGE aangetroffen worden, dan dient het werk direct stilgelegd te worden en de acties zoals beschreven in Bijlage 10 uitgevoerd te worden.
4.13 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
4.13.1 Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van ciderij, winkel en een horeca functie. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije' m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
Hiervoor is een aanmeldingsnotitie opgesteld en dit document is opgenomen in bijlage 12.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.
5.2 Planregels
Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels
In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen
5.2.2 Bestemmingsregels
Bestemming
Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en - zo nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. In dit bestemmingsplan komt de volgende bestemming voor:
- Gemengd
Dubbelbestemming
Het komt regelmatig voor dat twee functies op één perceel plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een leiding. De aanwezigheid van deze leiding brengt de nodige beperkingen met zich mee. Deze beperkingen kunnen ook gelegen zijn onder het maaiveld. In het geval dat er twee functies tegelijk op één perceel geregeld moeten worden in een bestemmingsplan wordt er wel gesproken van een 'dubbelbestemming'. In dit bestemmingsplan komt de volgende dubbelbestemming voor:
- Waarde – Archeologie 2, 3 en 5;
- Waarde - Landschap
- Waterstaat - Waterkering
- Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Ten slotte komen twee gebiedsaanduidingen voor:
- Overige zone - historische waarden
- Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en wijzigingsbevoegdheden.
5.2.3 Overgangs- en slotregels
Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
5.2.4 Algemene regels
De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.
Anti-dubbeltelbepaling
De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.
Strijdig gebruik
In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.
5.3 Bestemmingen
Gemengd
De bestemming gemengd is toegekend aan het gehele plangebied. Als basis van het artikel is aangesloten op de nu bestaande bedrijfsbestemming ter plaatse met daarbij de toevoeging van een tweetal functies namelijk horeca met terras en educatieve functie. Voor de bedrijfsfunctie zijn bedrijven tot en met categorie 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waaronder een ciderij toegestaan. Ook voor de horecafunctie is horeca tot en met categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Ten slotte zijn kleinschalige educatieve, informatieve en sociaal-culturele functies, waaronder een tentoonstelling toegestaan.
Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd daarbij is de bestaande oppervlakte, bouw- en goothoogte vastgelegd. Een bedrijfswoning is niet toegestaan. Daarnaast mag niet meer dan 90 m2 gebruikt worden voor horeca-activiteiten en is het oppervlakte van het terras vastgelegd op een maximale omvang van 200 m2.
Waarde - Archeologie (2, 3 en 5)
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden.
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen geldt per archeologische dubbelbestemming een specifieke regeling. Deze regeling is van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing groter dan een bepaald oppervlak en dieper dan een bepaalde diepte. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
Waarde - Landschap
Voor de verschillende zone uit het landschapsontwikkelingsplan (LOP) is één dubbelbestemming Waarde - Landschap opgenomen. De aangewezen beschermingszones Natte Landnatuur en Weidevogel- en ganzengebieden binnen de dubbelbestemming Waarde - Landschap aangegeven door middel van een specifieke functieaanduiding. In de bestemmingsomschrijving zijn de aanwezige landschappelijke waarden omschreven. Om de aanwezige waarden te beschermen of te versterken, is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak. Voor elke zone is dit vergunningenstelsel gelijk. De mate waarin de werken of werkzaamheden van belang zijn, dient per waarde afzonderlijk bepaald te worden op het moment van de aanvraag. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden in het gebied die via een afwijkingsregel of een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt, dient tevens te allen tijde rekening gehouden te worden met de waarden zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijving.
Waterstaat - Waterkering
Voor waterkeringen is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de functie hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Dit artikel is opgenomen om de 'ruimte voor die rivier' te waarborgen.
5.4 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
5.4.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan
Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.
5.4.2 Afwijking
Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.
Hoofdstuk 6 Overleg En Inspraak
6.1 Inspraak
De procedures voor de vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Met betrekking tot de inspraak bevat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geen procedureregels en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld.
In het mandaatbesluit Wro, horen en inspraak heeft de gemeenteraad van Voorst besloten dat het college van burgemeester en wethouders inspraak verleend indien het bestemmingsplan tot gevolg kan hebben dat de ruimtelijke structuur van de gemeente ingrijpend wordt gewijzigd.
Voorliggend plan betreft een ontwikkeling op slechts één perceel, die passend is binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid. Het onderhavig plangebied is gering van omvang en de ruimtelijke consequenties zijn beperkt. Daarom is er geen gelegenheid tot inspraak.
Besloten is om het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage te leggen, uiteraard wel met behoud van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.
6.1.1 Communicatie met omwonenden
Met de omwonenden en andere belanghebbende heeft een intensief traject plaatsgevonden om tot een goede invulling te komen van het gemaalcomplex. Het eindproduct is een rapport met daarin een viertal varianten. Tijdens verschillende ontwerp sessies en gesprekken is dit tot stand gekomen. In bijlage 11 is dit rapport opgenomen.
6.2 Vooroverleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties.
Het Rijk
Gezien aard en omvang van het plan is geen sprake van directe rijksbelangen. Om die reden heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk.
Provincie Gelderland
Het plan zal voor besproken worden met de provincie. De reactie wordt hier opgenomen.
Waterschap Vallei en Veluwe
Op grond van de digitale watertoets heeft waterschap Vallei en Veluwe een positief wateradvies gegeven. Vanuit het waterschap bestaan geen bezwaren tegen de plannen.
Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG)
Het plan wordt nog voorgelegd aan de VNOG hun reactie zal hier opgenomen worden.
6.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 14 december 2023 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende die termijn kon een ieder een zienswijze bij de gemeenteraad kenbaar maken. Van de mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 2 Asbest Onderzoek
Bijlage 3 Quickscan Natuur Gemaal Terwolde
Bijlage 3 Quickscan natuur Gemaal Terwolde
Bijlage 4 Ecologische Voortoets Stikstofdepositie Gemaal Terwolde
Bijlage 4 Ecologische voortoets stikstofdepositie gemaal Terwolde
Bijlage 5 Nader Onderzoek Beschermde Soorten
Bijlage 5 Nader onderzoek beschermde soorten
Bijlage 6 Advies Ecologische Mitigatie
Bijlage 6 Advies ecologische mitigatie
Bijlage 7 Cultuurhistorische Waardestelling
Bijlage 7 Cultuurhistorische waardestelling
Bijlage 8 Digitale Watertoets Gemaal Terwolde
Bijlage 8 Digitale watertoets gemaal Terwolde
Bijlage 9 Qra Gemaal Terwolde
Bijlage 10 Oriënterend Onderzoek Nge
Bijlage 10 Oriënterend onderzoek NGE
Bijlage 11 Haalbaarheidsonderzoek Nieuwe Functies
Bijlage 11 Haalbaarheidsonderzoek nieuwe functies