KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Het Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten Van Het Plan
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Planologische Afweging
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Inleiding
4.2 Milieu-onderzoeken
4.3 Flora En Fauna
4.4 Archeologie
4.5 Molenbiotoop
4.6 Civieltechnische Aspecten
4.7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
5.2 Planregels
5.3 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Overleg En Inspraak
6.1 Uitkomsten Overleg
6.2 Zienswijzen
6.3 Aanpassingen Ten Opzichte Van Het Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna

Multifunctioneel Centrum Klarenbeek

Bestemmingsplan - gemeente Voorst

Vastgesteld op 17-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Multifunctioneel Centrum Klarenbeek van de gemeente Voorst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0285.3104-VS00 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.6 ambulante handel:

de verkoop en het te koop aanbieden, alsmede de uitstalling daarvan, van waren aan consumenten buiten vestigingen. Onder ambulante handel wordt mede verstaan (week)markten, standplaatsen buiten de markten en het venten;

1.7 ander bouwwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over opgravingsvergunning beschikt;

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.13 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaakd, waarmee rekening gehouden moet worden;

1.14 bestaand:

1. met betrekking tot bebouwing:

de bebouwing als aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;

2. met betrekking tot gebruik:

het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover niet in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 calamiteit:

een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt

1.25 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, tuincentra, grove bouwmaterialen, alsmede bouwmarkten;

1.28 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.29 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen en natuurobservatie;

1.30 evenemententerrein:

terrein voor periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die gericht zijn op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geluidszoneringsplichtige inrichtingen

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.33 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 kantine:

bij de sportvoorziening behorende horeca, niet zijnde zelfstandige horeca, uitsluitend ten dienste van de gebruikers van de sportvoorziening;

1.35 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.36 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.37 landschapswaarden:

de waarden die een gebied ontleent aan zijn visueel waarneembare verschijningsvorm, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.38 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.39 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven aanduiding ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak, met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.40 openbaar gebied:

de voor een ieder toegankelijke en door overheden beheerde en onderhouden gronden zoals groen, water, verkeer en/of verblijfsgebied;

1.41 overige gebouwen:

al dan niet vrijstaande gebouwen, niet zijnde hoofdgebouwen;

1.42 overkapping:

een bouwwerk met maximaal twee wanden, al dan niet behorend tot de eigen constructie, dat strekt tot beschutting. Onder een overkapping wordt ook een carport of veranda verstaan;

1.43 recreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.44 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.45 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 vloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep c.q. een aan huis verbonden bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.47 voorgevel:

de op de verbeelding middels de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevel of, de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.48 waarden:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, landschap, natuur en/of ecologie;

1.49 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot (zijdelingse) bouwperceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijdingen van de overstekende delen niet meer dan 0,70 m bedragen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine

2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk:

de diepte, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 peil:

  1. 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

ENKELBESTEMMINGEN

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. sportvoorzieningen met daarbij behorend een sporthal, kleedruimten, kantine, tribune, bergings- en stallingsruimten en verenigingsruimten;
  3. c. evenementen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend parkeren;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming horende voorzieningen zoals groen, erven, verhardingen, verkeer- en verblijfsvoorzieningen, parkeren en water.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de aangegeven hoogte in meters bedragen;
    3. 3. in afwijking van het bepaalde onder a1 mogen buiten het bouwvlak gebouwen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak', maximaal 100 m2 mag bedragen;
      • de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen.
      • gebouwen op minimaal 1m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd;
  2. b. Op deze gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
    2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen;
    3. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 m bedragen;
    4. de bouwhoogte van kunstobjecten en ballenvangers mag maximaal 6 m bedragen;
    5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen;
    6. de gezamenlijke oppervlakte van andere bouwwerken gelegen buiten gronden met de aanduiding 'bouwvlak', mag maximaal 100 m² bedragen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Algemene Aanduidingsregels

4.1 Vrijwaringszone-molenbiotoop

4.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 onder a, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/ of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Vervangende bouwregel

Indien bestaande bebouwing afwijkt van de in dit plan gegeven regels ten aanzien van afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages dan zijn de bestaande afstanden, hoogten, oppervlakten, aantallen en percentages als maximaal aan te merken en als zodanig toegestaan.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Algemene afwijkingen

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:
    1. de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    2. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
    3. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 40m worden gebouwd;
  2. b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    2. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de verkeersveiligheid.

Artikel 8 Algemene Procedureregels

8.1 Verwijzing naar andere wettelijke bepalingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Multifunctioneel Centrum Klarenbeek.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Stichting Beheer Accommodatie Sportclub Klarenbeek heeft in mei 2013 een verzoek ingediend om het bestemmingsplan te wijzigen om de bouw van een Multifunctioneel Centrum op het terrein van de sportclub mogelijk te maken. De beoogde locatie valt nu onder de werking van het bestemmingsplan Klarenbeek. Omdat de bouw van een Multifunctioneel Centrum niet past binnen het huidige bestemmingsplan, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Doel van dit nieuwe bestemmingsplan is om de bouw van een Multifunctioneel Centrum met bijbehorende terreininrichting en infrastructurele voorzieningen mogelijk te maken.

1.2 Het Plangebied

Het plangebied is gesitueerd op het sportveld van Sportclub Klarenbeek aan de Bosweg. Op de navolgende kaart is het plangebied weergegeven. De huidige bebouwing (clubhuis) is in blauwgroen aangegeven. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Voorst, sectie G, nummer 2143.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.3104-VS00_0001.png"

figuur 1. Ligging plangebied

1.3 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan "Multifunctioneel Centrum Klarenbeek" bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 2: de uitgangspunten van het bestemmingsplan;
  • Hoofdstuk 3: een beschrijving van het relevante beleidsjader;
  • Hoofdstuk 4: een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan, zowel wat betreft milieu en onderzoek als in economische zin;
  • Hoofdstuk 5: een beschrijving van de juridische planopzet;
  • Hoofdstuk 6: een beschrijving van de resultaten van overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten Van Het Plan

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied is gelegen op het sportveldencomplex van Sportclub Klarenbeek, aan de zijde van de Bosweg. Naast een voetbalveld en een handbalveld is een clubgebouw met kleedruimten aanwezig. Een deel van het bestaande clubgebouw zal worden gesloopt. Het betreft de kantine en bestuurskamer. Figuur 2 geeft de huidige situatie van het sportveldencomplex weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.3104-VS00_0002.png"

Figuur 2. Huidige situatie plangebied

2.2 Toekomstige Situatie

In het nieuw te bouwen Multifunctioneel Centrum worden verschillende functies ondergebracht. Naast een sporthal worden een kantine, multifunctionele ruimten, kleedkamers en bergingen gerealiseerd. In de sporthal is de mogelijkheid opgenomen om te zijner tijd een tribune met 170 zitplaatsen te realiseren. De multifunctionele ruimten liggen op de verdieping en zullen gebruikt worden als jeugd-, muziek-, horeca- en ontmoetingsruimten waarvan diverse verenigingen uit Klarenbeek gebruik kunnen maken. Het centrum bevat functies die voor alle verenigingen en bewoners van Klarenbeek gebruiksmogelijkheden bieden.

De bestaande kantine en bestuurskamer van Sportclub Klarenbeek worden gesloopt. Het achterste deel van dit gebouw blijft bestaan. Het gaat dan om het gedeelte waar de kleedkamers zijn ondergebracht en de ruimte die wordt gebruikt door de biljartvereniging.

De hoofdentree van het Multifunctioneel Centrum is gelegen aan de zijde van de Bosweg. Op het sportterrein worden ca. 60 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd om de parkeerdruk aan de Bosweg/Lariksweg op te vangen. Het Multifunctioneel Centrum zal voor fietsers en voetgangers ook van de andere zijdes te bereiken zijn. Er wordt een fiets-/voetverbinding aangelegd richting de Hoofdweg/ Klarenbeekseweg en richting het Apeldoornse deel van Klarenbeek.

Voor het geheel is een terreininrichtingstekening opgesteld door landschapsarchitect Rob Aben. Het terein wordt begrensd met een haag. Daarachter worden de parkeerplaatsen gesitueerd. Op het terrein worden enkele bomen geplant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.3104-VS00_0003.png"

Figuur 3. Indicatief voor- en zijaanzicht Multifunctioneel Centrum Klarenbeek (Bureau BAS)

2.3 Planologische Afweging

Het plan heeft een ruimtelijke uitstraling die passend is bij de omgeving. Figuur 4 laat een schets van terreininrichting zien. Door de solitaire ligging van het gebouw is de forsere oppervlakte stedebouwkundig acceptabel. De nokhoogte is, mede gelet op de grote afstand tot de omliggende bebouwing, acceptabel. Qua uitstraling, architectuur en kleur sluit het gebouw goed aan op de omgeving. De kleurstelling is rustig.

Het aantal verkeersbewegingen van en naar het Multifunctioneel Centrum zal enigszins toenemen vanwege de toename van de functies in het centrum. Met de nieuwe parkeerplaatsen op het eigen terrein zal eventuele overlast van parkerende bezoekers beperkt blijven. Het perceel is van voldoende omvang om de benodige parkeergelegenheid op een goede manier in te passen. Ten opzichte van de huidige situatie waarbij alleen geparkeerd kan worden aan de Bosweg/ Lariksweg leidt dit tot een verbeterde situatie.

Er is gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing. Het terrein wordt begrensd door een nieuw aan te leggen haag en er worden diverse bomen geplant. De bebouwing is gesitueerd op passende afstand van zowel landgoed Klarenbeek als de omliggende woningen.

Gelet op het bovenstaande is de ruimtelijke uitstraling van het plan naar de omgeving postief en zijn er planologische gezien geen belemmeringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.3104-VS00_0004.png"

Figuur 4. Terreininrichtingsschets (Rob Aben Landschapsarchitectuur april 2013)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beknopt het relevante ruimtelijke beleidskader beschreven, geformuleerd op de verschillende overheidsniveaus. Andere beleidsthema's zoals milieus, archeologie of water worden hier niet beschreven. Dit beleid komt aan bod in hoofdstuk 4 bij de uitvoerbaarheid van het plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Zo beschrijft het kabinet in de SVIR in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Het Rijk geeft daarbij meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geeft ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling.

Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Het aantal nationale belangen waarvoor ruimte nodig is, is teruggebracht van 39 naar 13.

Het Rijk is verantwoordelijk voor de 13 geformuleerde nationale belangen en wil op die belangen resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Aangezien het voorliggende verzoek buiten deze nationale belangen valt, is verdere toetsing aan de SVIR niet noodzakelijk.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Streekplan Gelderland 2005 (structuurvisie Gelderland)

De provincie heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in het Streekplan Gelderland 2005. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Dat betekent dat de inhoud van het streekplan voor de provincie de basis blijft voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. In lijn met de Wro krijgen gemeenten een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van lokale zaken.

Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld worden aan knooppunten van infrastructuur binnen het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. Binnen de gemeente Voorst wordt daarbij vooral gekeken naar Twello. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden als uitbreiden. Bij inbreiden is herstructurering niet alleen voorbehouden aan de steden, maar vindt evenzeer plaats in de bestaande dorpen. Bij uitbreiding wordt gestreefd naar gedifferentieerde vormen en locaties met in achtneming van de te bepalen zoekzones voor verstedelijking en de betreffende gebiedskwaliteiten.

Het voorliggende plan is gelegen in het stedelijk netwerk. De provincie geeft in het Streekplan aan dat de sociaal-culturele infrastructuur een bepalende factor is voor de kwaliteit van de samenleving. Gelet op de ontgroening en vergrijzing, die zich de komende decennia overal in sterke mate zal voordoen, is het wenselijk is dat gemeenten investeren in woonservice-voorzieningen en multifunctionele gemeenschapsvoorzieningen zoals een multifunctioneel centrum. Voorkomen moet worden dat de sociaal-culturele kwaliteit van de leefomgeving onder een bepaald minimum zakt. Met andere vormen van bundeling, bijvoorbeeld op basis van bereikbaarheid in netwerken, kan dit worden voorkomen. Sprekende voorbeelden hiervan zijn scholen en sportaccommodaties.

Onderhavige ontwikkeling betreft een herstructureringslocatie, waar een nieuw multifunctionele gemeenschapsvoorziening wordt gerealiseerd. Dit sluit goed aan bij het provinciaalbeleid zoals verwoord in het Streekplan.

3.3.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.

Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. In de toelichting hebben provinciale staten aangegeven wat de strekking van de verordening is: "In deze verordening zijn regelingen opgenomen waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat de provincie verantwoordelijk is voor de doorwerking daarvan. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid. Dit betekent dat deze verordening geen beleidswijzigingen bevat. Onder de Wro heeft de provincie geen bemoeienis meer met lokale belangen. Gemeenten worden nu vrij gelaten de lokale aspecten naar eigen inzicht te regelen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte."

De bouw van een Multifunctioneel Centrum is niet in strijd met provinciaal beleid zoals vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening. Het plangebied is wel gelegen in een molenbiotoop. In hoofdstuk 4 zal hier nader op in worden gegaan. De molenbiotoop levert geen belemmering op voor de uitvoering van dit plan.

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De regio Stedendriehoek heeft in de Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities vastgelegd voor het zogenoemde bundelingsgebied. Dit is het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied. Dit is het grootste deel van de gemeente Voorst. De structuurvisie laat zien dat de gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de stedendriehoek als geheel. De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van een intergemeentelijk structuurplan. Dat betekent dat de Structuurvisie richtinggevend is voor het handelen van de gemeenten. Uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid in de visie is bundeling van de ruimtebehoeften voor wonen en werken binnen de grenzen van het bundelingsgebied van de Stedendriehoek.

In de Regionale Structuurvisie wordt qua recreatie, toerisme en voorzieningen gestreefd naar complementariteit van recreatieve en culturele voorzieningen, die vooral een (boven) regionale functie hebben. Aantrekkelijke voorzieningen dragen in belangrijke mate bij aan de sociale kwaliteit van de Stedendriehoek. Daarbij gaat het om voorzieningen op vele terreinen: onderwijs, werk en inkomen, zorg, welzijn, kunst, cultuur, sport en recreatie. Steeds meer wordt ingezet op multifunctionele gebouwen, waarbij voorzieningen van verschillende sectoren binnen één gebouw gehuisvest worden. Regionale samenwerking biedt het noodzakelijk draagvlak voor bovenlokale voorzieningen zoals sportvoorzieningen. De Stedendriehoek kiest ervoor om ruimte te bieden aan indoorsportvoorzieningen die een bijdrage leveren aan de versterking van het imago van de Stedendriehoek. Voorliggend plan waarin verschillende disciplines worden gehuisvest in een Multifunctioneel Centrum met een bovenlokale uitstraling, past uitstekend in het regionale beleid.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Aangepaste dorpsvisie Klarenbeek

De gemeenten Apeldoorn en Voorst hebben in januari 2013 de aangepaste dorpsvisie Klarenbeek vastgesteld. De belangrijkste uitgangspunten van de aangepaste dorpsvisie zijn:

- de ruimtelijke samenhang van Klarenbeek versterken door het Voorster en Apeldoorns deel van Klarenbeek aan elkaar te verbinden door clustering van voorzieningen aan de zuidzijde en vooral woningbouw aan de noordzijde van het dorp;

- behoud en versterking van de leefbaarheid van het dorp door voldoende woningen toe te voegen om de groei van de eigen inwoners op te vangen en maatschappelijke voorzieningen als een brede school, sporthal en gezondheidscentrum mogelijk te maken.

In figuur 5 wordt de aangepaste dorpsvisiekaart weergegeven. De beoogde locatie voor een voorzieningencluster is omcirkeld. Het voorliggend plan past binnen de uitgangspunten en visiekaart van de aangepaste dorpsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.3104-VS00_0005.png"

Figuur 5. Aangepaste dorpsvisiekaart met de locatie voor een voorzieningencluster

3.5.2 Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst

De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst (RTV) geeft een visie op wonen, werken, verkeer en voorzieningen binnen de gemeente Voorst. In de RTV worden onder ander de “Voorster Ambitie” beschreven. De "Voorster Ambitie" is de aanpassing van de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen aan het karakter van en de sfeer binnen de gemeente Voorst met als doel:

  • het versterken van de Voorster identiteit;
  • het benutten van de potenties die Voorst karakteriseren en doen verschillen van omliggende steden;
  • het komen tot een voor de bewoners herkenbare en gedragen ruimtelijke ontwikkeling;
  • het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid van kern en platteland.

Op basis van de identiteit van de gemeente Voorst kunnen ruimtelijke uitgangspunten vanuit de “Voorster Ambitie” worden geformuleerd. Het gaat om de volgende uitgangspunten:

  • nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen passen bij de ruimtelijke structuur en schaal van elk van de kernen binnen Voorst en kennen in het algemeen een dorpse schaal;
  • de draagkracht en het karakter van het landschap is maatgevend voor nieuwe ontwikkelingen;
  • waarden vanuit cultuurhistorie, landschap, natuur en water zijn richtinggevende randvoorwaarden voor elke ruimtelijke ontwikkeling;
  • woon- en werklocaties worden landschappelijk ingepast, waarbij het stedelijk groen een integrale eenheid vormt met het omliggende landschap;
  • nieuwe woongebieden zijn voorzien van voldoende ruimte voor structureel groen, spelen en waterberging;
  • de woongebieden worden gekarakteriseerd door een gemengd en gevarieerd woonmilieu;
  • in de planvorming is de inrichting van de openbare ruimte een belangrijke randvoorwaarde. Dit uit zich in een hoge inzet ten aanzien van de beeldkwaliteit;
  • wegen verkeersveilig inrichten met behoud van leefbaarheid en bereikbaarheid van kernen en voorzieningen.

De bouw van een Multifunctioneel Centrum levert een positieve bijdrage aan het verenigingsleven en de leefbaarheid van de kern Klarenbeek. In die zin past het plan prima binnen de hierboven genoemde 'Voorster Ambitie' waarin het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid van de kernen als doel wordt genoemd.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de thema's flora en fauna, archeologie, molenbiotoop, civieltechnische aspecten en de economische uitvoerbaarheid.

4.2 Milieu-onderzoeken

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodemverontreiniging en milieuzonering.

4.2.1 Bodem

Grontmij heeft in augustus 2008 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Het onderzoek is in de bijlagen van dit bestemmingsplan opgenomen (referentienr. GM-0097989). Op basis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat in de boven- en ondergrond geen verontreinigingen met de onderzochte stoffen zijn aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan chroom en koper aangetroffen. Het grondwater bleek niet verontreinigd met de overige onderzochte stoffen. In de grond en op het maaiveld zijn ook geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de onderzochte mengmonsters van de grond zijn geen verhoogde asbestgehalten aangetroffen. Sinds het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd, is het gebruik van het plangebied als sportterrein ongewijzigd. De conclusies uit dit onderzoek zijn dan ook nog steeds bruikbaar. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperkingen te worden gesteld aan het toekomstige gebruik van de locatie.

4.2.2 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving namelijk de Wet Basisnet en het Besluit transport gevaarlijke stoffen, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor de beoordeling van de risico's van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.

Beleidsvisie externe veiligheid

In november 2010 is de Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze visie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de bedrijventerreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de bedrijventerreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.

Risicobronnen

Op basis van het Registratiebesluit externe veiligheid en de ministeriële regeling provinciale risicokaart moet het bevoegde gezag risicobronnen vermelden op de risicokaart met de daarbij horende relevante risicocontouren. Voor transportroutes geldt dat de geldende invloedsgebieden (nog) niet op de risicokaart staan vermeld. Binnen of nabij het plangebied zijn geen risicobronnen gelegen. Omdat doorgaande routes voor gevaarlijke stoffen nog niet allemaal correct zijn opgenomen op de risicokaart wordt in dit kader de provinciale weg N789 (Hoofdweg) meegenomen in de risicobeschouwing.

Provinciale weg N789

De rijks- en provinciale wegen zijn doorgaande routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de beschouwing van de externe veiligheidsrisico's is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) van toepassing. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) met als uitvloeisel het basisnet. Hiervoor is inmiddels een ambtelijk concept beschikbaar van november 2008.

Daarnaast moeten de risico's worden getoetst aan de beleidsvisie Externe Veiligheid van de gemeente Voorst. Deze nota geeft voor transportroutes geen aanvullend kader ten opzichte van hetgeen geregeld is in het RNVGS.

De externe veiligheid van de provinciale wegen is door de provincie Gelderland geïnventariseerd. De provincie heeft de gemeente hierover geïnformeerd bij brief van 8 maart 2011 'Definitief rapport externe veiligheid provinciale wegen'. Hier is de rapportage van Arcadis 'Externe veiligheidsrisico's op provinciale wegen in Gelderland' (januari 2011) bijgevoegd. De resultaten van dit onderzoek geven inzicht in de externe veiligheidssituatie van alle provinciale wegen in de huidige situatie en de autonome ontwikkeling daarvan tot 2020.

Het volgende citaat komt uit het begeleidend schrijven van de provincie:

'Uit het onderzoek komt naar voren dat er in Gelderland zeven weggedeeltes zijn waarbij er een verhoogde kans is dat er een grotere groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Deze plekken zijn gelegen in de (dichtbebouwde) kernen langs de N325 (2x), N301, N348, N344, N326. In de toekomstige situatie kan hier nog een aantal trajecten bij komen die zijn gelegen aan de N318, N233, N302, A326. Dit betekent dat gemeenten wanneer zij willen bouwen langs deze trajecten goed moeten verantwoorden waarom ze op deze plek willen bouwen. Hierbij moeten zij ook kijken naar de capaciteit van de hulpverlening en welke mensen in deze gebouwen komen te wonen en werken.'

Uit het bovenstaande blijkt dat de N789 geen transportroute betreft waarvoor externe veiligheid een belangrijk item is. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Conclusie

Nabij de planlocatie voor het Multifunctioneel Centrum te Klarenbeek zijn geen risicobronnen gelegen die een belemmering vormen voor de ontwikkeling van het Multifunctioneel Centrum.

4.2.3 Luchtkwaliteit

De Wet milieubeheer stelt eisen aan de kwaliteit van lucht. Wanneer ruimtelijke plannen een verslechtering mogelijk maken waardoor de concentraties van verschillende, in de wet genoemde stoffen, de normen van deze wet overschrijden is dit niet (zonder meer) toegestaan. Om te voorkomen dat alle kleine plannen aan de wet moeten worden getoetst, is op 9 november 2007 de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen" gepubliceerd in de Staatscourant. In deze regeling is aangegeven in wekle situaties de bijdrage van het plan in ieder geval niet meer dan 1% in negatieve zin zal bijdragen ("niet in betekenende mate"). Plannen die onder deze 1% grens vallen zijn verder vrijgesteld van toetsing. Voor woningen is bijvoorbeeld een ondergrens van 500 woningen in de regeling opgenomen. Verder is sinds 1 augustus 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Sinds die datum geldt een percentage van 3% (in plaats van 1%).

De nieuwbouw van een Multifunctioneel Centrum kan als een plan in "niet in betekenende mate" worden beschouwd. Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op.

4.2.4 Geluid

Door Adviesbureau Vrancken is in mei 2013 een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de omgeving van het Multifunctioneel Centrum met parkeerterrein. Het onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd, inclusief een aanvulling.

Het Multifunctioneel Centrum is geen geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Een onderzoek naar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer is dan ook niet van toepassing.

Er is sprake van het omgevingstype gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor zoals een sportclub, winkels en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur (Hoofdweg/ Klarenbeekseweg) liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. In een gemengd gebied kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. In dit geval is sprake van een sportvereniging midden in een woonwijk.

Het bouwvlak voor het Multifunctioneel Centrum is gelegen op ruim 50m van omliggende geluidgevoelige objecten als woningen. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden van de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Echter, de grenzen van de inrichting, waaronder het parkeerterrein valt, ligt op kortere afstand van enkele woningen aan de Bosweg. Ook in de bestaande situatie zijn de sportvelden en kantine van Sportclub Klarenbeek op korte afstand van enkele woningen gelegen.

Gebouw

De kantine en multifunctionele ruimte in het Multifunctioneel Centrum liggen naast elkaar op de verdieping, ze kunnen met een flexibele deur van elkaar worden gescheiden. In dit onderzoek is er vanuit gegaan dat bij het gebruik van de multifunctionele ruimte door de harmonie de geluidsisolerende deur gesloten zal zijn. De twee ruimten hebben grote glasoppervlakken en moeten over voldoende ventilatievoorzieningen beschikken.

In de nachtperiode zal geen muziekgeluid worden gebruikt in de ruimten. In de dag- en avondperiode zal in de multifunctionele ruimte muziekgeluid worden gebruikt van gemiddeld 100 db(A), in de kantine niet meer dan 80dB(A). Voor de multifunctionele ruimte is het nodig suskasten toe te passen, in de kantine kunnen ventilatieroosters worden gebruikt voor extra luchttoevoer. De beglazing in de multifunctionele ruimte moet extra geluidswerende eigenschappen bezitten, zoals aangegeven in dit rapport. In de kantine kan standaard dubbel glas worden toegepast. De dakconstructie dient minimaal de geluidsisolatiewaarden te bezitten zoals gehanteerd in het rapport.

Parkeren

De parkeerplaatsen zijn op korte afstand van de woningen aan de Bosweg gelegen. Bij de woning Bosweg 10 is in de avondperiode het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau 49 dB(A). Dat is hoger dan de grenswaarde van 45 dB(A). De geluidsbelasting wordt veroorzaakt door het gebruik van het parkeerterrein.

Er is gekeken naar de mogelijkheden om de geluidsbelasting te verlagen voor zowel het gebouw als het parkeren. Voor wat betreft het gebouw is ervoor gekozen het dak van de multifunctionele ruimte van extra geluidswering te voorzien. Voor wat betreft het parkeren geldt dat het verplaatsen van het parkeerterrein geen optie is vanwege de situering van het handbalveld en de stedenbouwkundige opzet van het plan. Ook het stiller maken van de voertuigen is niet realistisch. Een stillere slijtlaag heeft geen effect bij de al lage rijsnelheden op het parkeerterrein. Alleen een heel hoog scherm heeft effect voor beoordelingspunten op 4,5 meter boven het maaiveld. Het is niet wenselijk om in de bebouwde kom hoge schermen toe te passen. Te overwegen is om de woning aan de Bosweg 10 extra te isoleren. Zo nodig zijn geluidswerende voorzieningen zoals extra geluidswerende beglazing en kierdichtingen met geluid gedempte ventilatievoorzieningen aan te brengen.

De maximale geluidsniveaus zijn bij vijf woningen in de nachtperiode hoger dan de grenswaarde. Bij een van die woningen is die ook in de avondperiode hoger dan de grenswaarde. Ook deze overschrijdingen worden veroorzaakt door het parkeren op het nieuwe parkeerterrein (dichtslaande autoportieren).

De indirecte hinder die optreedt door de nieuwe inrichting is bij drie woningen hoger dan de voorkeurswaarde van 50dB(A). Bij twee woningen bedraagt het equivalente geluidsniveau 51 db(A) en bij één woning 53 dB(A). De maximale grenswaarde bedraag 65 dB(A). Hier wordt aan voldaan.

In de huidige situatie wordt ook op korte afstand van de woningen op openbare parkeerplaatsen geparkeerd. De piekgeluiden zijn op dit moment hoger, door het nieuw aan te leggen parkeerterrein zullen de bestaande parkeerplaatsen minder intensief worden gebruikt. Per saldo levert het nieuw aan te leggen parkeerterrein voor de bewoners van de Bosweg een verbetering op ten opzichte van de huidige situatie. Voor de gehele Bosweg is de parkeersituatie sterk verbeterd en voor de Bosweg 10 is de situatie min of meer gelijk gebleven. De maximale geluidsniveaus zijn acceptabel. Geconcludeerd wordt dat voor wat betreft het aspect geluid er geen belemmeringen zijn voor de bouw van een het Multifunctioneel Centrum.

4.3 Flora En Fauna

Door Grontmij is een quickscan uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet (ref.nr. GM-0097991). Het rapport is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. De quickscan is uitgevoerd voor het gehele sportveldenterrein en de noordzijde van Klarenbeek. Het plangebied voor het Multifunctioneel Centrum valt in het onderzochte gebied.

Uit de quickscan is gebleken dat de ontwikkelingen in het plangebied geen negatieve effecten hebben op Natura 2000 gebieden, beschermde natuurmonumenten en weidevogel- en ganzenfoerageergebieden. In het onderzochte gebied kunnen verschillende soorten broedvogels voorkomen. Uit de quickscan is niet af te leiden of dit ook geldt voor de beoogde locatie van het Multifunctioneel Centrum. Echter, gezien het huidig gebruik en het gebruik in de afgelopen jaren als sportveld is deze kans gering. Het is verboden om broedende vogels te verstoren tijdens het broedseizoen. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. Indien het toch noodzakelijk is om in het broedseizoen werkzaamheden uit te voeren, dan moet vooraf door een ter zake kundige worden bepaald of er broedende vogels voorkomen.

Op basis van het veldbezoek is niet uit te sluiten of in het (gedeeltelijk) te slopen gebouw verblijfplaatsen van vleermuizen voorkomen. Nader onderzoek is daarom nodig. Dit kan in het voorjaar en zomer worden uitgevoerd. Indien vaste verblijfplaatsen van vleermuizen voorkomen, is een ontheffing in het kader van de Flora en Faunawet noodzakelijk is, geldt een compensatieplicht en moet men tijdens de uitvoering rekening houden met bepaalde uitvoeringsperiodes en -methoden. Het nader vleermuisonderzoek wordt gekoppeld aan de aanvraag Omgevingsvergunning activiteit slopen. Voor de bouw van het Multifunctioneel Centrum is dit onderzoek immers niet nodig.

Overige beschermde soorten van tabel 2/3 van de Flora- en faunawet worden niet verwacht.

4.4 Archeologie

Grontmij heeft een bureau- en inventariserend onderzoek (ref. nr. 99042025) uitgevoerd naar het voorkomen van archeologische waarden in het plangebied. Het onderzoek is te vinden in de bijlagen bij dit bestemmingsplan. Het plangebied bevindt zich in een gebied met een hoge archeologische verwachting met mogelijk goede conservering, met de toevoeging 30-50 cm dik plaggendek.

Uit de bureaustudie is gebleken dat het plangebied een midddelhoge archeologische verwachting heeft op het aantreffen van archeologische vondsten. De vondsten kunnen worden aantroffen in het dekzand direct onder het bouw voor. Er kunnen archologische indicatoren worden aangetroffen uit het Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd.

Tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn 6 boringen per hectare uitgevoerd. Bij geen van de boringen is een in tacte bodemopbouw aangetroffen. Bij enkele boringen werd onder de bouwvoor een B-horizont waargenomen. Deze boringen liggen verspreid over het plangebied. Bij de overige boringen ligt de bouwvoor direct op de C-horizont of is de bodem verstoord tot de tot van het C-horizont. Er zijn tijdens het veldonderzoek geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied.

Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen en wordt er geen dubbelbestemming Waarde- Archeologie opgenomen.

4.5 Molenbiotoop

Nabij het plangebied is Molen De Hoop gelegen. Deze in bedrijf zijnde molen bevindt zich aan de Molenweg. Omdat de molen in bedrijf is, is het van belang dat deze voldoende windvang heeft. Daarom is in het bestemmingsplan Klarenbeek een zogenaamde molenbiotoop opgenomen op basis van het provinciaal beleid. De molenbiotoop zorgt ervoor dat bebouwing in de omgeving niet te hoog mag worden zodat voldoende windvang blijft gewaarborgd.

Het Multifunctioneel Centrum ligt op een afstand van ruim 250m vanaf de molen. Dit betekent dat het centrum binnen de vrijwaringszone va de molen ligt. Deze vrijwaringszone is opgenomen in het bestemmingsplan Klarenbeek. Op basis van de formule van de vrijwaringszone geldt voor bebouwing op deze afstand een maximale bouwhoogte van 9m. Daarmee wordt de windvang van de molen niet aangetast. De bouwhoogte van 9m is opgenomen als maximale hoogte op de verbeelding.

4.6 Civieltechnische Aspecten

4.6.1 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A-watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het Waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Vasthouden-bergen-afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/ of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering van het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegengegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het Waterschap.

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het Waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken/ draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Op het terrein van de sportclub wordt een wadi aangelegd zodat eventuele grondwateroverlast beperkt blijft.

Schoon houden-scheiden-schoonmaken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Toegepaste (bouw)materialen mogen dan ook geen schadelijke stoffen uitscheiden.

4.6.2 Parkeren

Op het terrein van Sportclub Klarenbeek aan de zijde van de Bosweg worden circa 60 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de geldende CROW parkeernormen en wordt de parkeerdruk op de Bosweg/ Lariksweg verlaagd. De rest van het terrein van de Sportclub blijft autovrij. Er is ook rekening gehouden met ruimte voor het stallen van fietsen op het terrrein.

4.6.3 Ontsluiting

Het Multifunctioneel Centrum is voor gemotoriseerd verkeer bereikbaar via de Bosweg. Er wordt een nieuwe inrit aangelegd. Voor calamiteitendiensten en bevoorrading wordt een aparte inrit gemaakt. Figuur 6 geeft een overzicht van de verkeersstromen op en rondom het plangebied. De bouw van een Multifunctioneel Centrum leidt naar verwachting tot extra verkeersbewegingen. De Bosweg kan deze extra verkeersbewegingen verwerken.

Voor fietsers en wandelaars is het Multifunctioneel Centrum vanaf verschillende kanten te bereiken. Niet alleen vanaf de Bosweg, maar ook vanaf de Hoofdweg/ Klarenbeekseweg en vanaf het Apeldoornse deel van Klarenbeek wordt een langzaam verkeersverbinding aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0285.3104-VS00_0006.png"Figuur 6. Verkeersstromen van en naar het Multifunctioneel Centrum (Rob Aben Landschapsarchitectuur)

4.6.4 Kabels en leidingen

Rond het plangebied zijn geen kabelleidingen, brandstoftransportleidingen of straalpaden gelegen die enige invloed op het plangebied zouden kunnen hebben.

4.7 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarvoor een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het onderhavige plan is een aangewezen bouwplan. Met initiatiefnemers is een anterieure exploitatieovereenkomst afgesloten, waardoor kan worden afgezien van het opstellen van een exploitaitieplan. De exploitatieopzet van initatiefnemers is gecontroleerd door de gemeenten Apeldoorn en Voorst. Uit de exploitatieopzet is gebleken dat er sprake is van een sluitende exploitatie en alle kosten gedekt zijn. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid aangetoond.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de regels van het plan nader toegelicht. Er wordt inzicht gegeven in de opbouw van de planregels, de gebruikte bestemmingen en de inzet van zogenaamde flexibiliteitinstrumenten.

5.2 Planregels

Een bestemmingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar onder meer ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

5.2.1 Inleidende regels

In deze regels staan de begrippen verklaard, die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Verder wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.

5.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en -zo nodig- hoe de gronden mogen worden gebruikt en bebouwd.

In dit betemmingsplan heeft het gehele plangebied de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen met daarbij behorend een sporthal, kleedruimten, kantine, inpandige tribune, bergings- en stallingsruimten en verenigingsruimten toegestaan. Ook maakt de bestemming het mogelijk dat evenementen worden gehouden. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' is alleen het gebruik ten behoeve van parkeren toegestaan. Alle bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, verhardingen, water en verkeer- en verblijfsvoorzieningen worden ook mogelijk gemaakt.

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is een onderscheid gemaakt tussen welke bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak en welke erbuiten. De bouw van het Multifunctioneel Centrum is alleen toegestaan binnen het bouwvlak zoals weergegeven op de verbeelding. Voor de bestaande bebouwing die niet wordt gesloopt is ook een bouwvlak opgenomen. Op de verbeelding staan de toegestane bouwhoogtes aangegeven. Buiten het bouwvlak zijn ook gebouwen toegestaan. Daarbij zijn nadere bepalingen opgenomen voor de situering van gebouwen ten opzichte van het hoofdgebouw (Multifunctioneel Centrum). Voor het behoud van de uitstraling van het centrum, is het niet gewenst dat deze gebouwen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Voor gebouwen buiten het bouwvlak geldt een maximale bouwhoogte van 3m en een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2. Te denken valt aan een overdekte fietsenstalling. Voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak geldt een maximum oppervlakte van 100m2.

De bestemmingsregels kennen een vaste opbouw in bestemmingsomschrijving (toegestaan gebruik), bouwregels, nadere eisen, afwijking van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijking van de gebruiksregels, omgevingsvergunning en eventuele wijzigingsbevoegdheden.

Bestaande situatie

In de bestemmingsregels, veelal de bouwregels, kan worden verwezen naar de bestaande situatie. Dit vindt veelal plaats om van het plan afwijkende maten en oppervlakten niet onder het overgangsrecht te plaatsen. De bestaande situatie is de situatie zoals deze naar voren komt uit de (digitale) gegevens van het gemeentelijk bouwdossier aangevuld met de GBKN, het kadaster, de luchtfoto's en de cyclomedia, zoals deze bestaan op het moment van het in werking treden van het plan.

5.2.3 Algemene regels

De algemene regels hebben betrekking op alle bestemmingen in het plan. In plaats van bij elke bestemming dezelfde regels te plaatsen, kan gebruik worden gemaakt van een algemene regel. Zo zijn er algemene bouwregels, gebruiksregels, aanduidingsregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is ook onder de algemene regels opgenomen. Hiermee blijven gronden, die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Strijdig gebruik

In het verleden werd strijdig gebruik (gebruik in strijd met de bestemming) expliciet vermeld bij elke bestemming. Nu is dit strijdig gebruik bij wet (artikel 2.1 Wabo) verboden en wordt het niet langer vermeld in het bestemmingsplan. Al het gebruik dat niet past binnen de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming wordt daarom gezien als strijdig gebruik, uitgezonderd geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en detailhandel in volumineuze goederen en/of grootschalige detailhandel. Deze worden expliciet genoemd als strijdig gebruik bij de desbetreffende bestemmingen.

Aanduidingsregels

In het plan is een molenbiotoop opgenomen. Het gaat om de biotoop van Molen De Hoop.

Een molenbiotoop is de naamgeving voor de relatie van de molen ten opzichte van de omgeving waarin de molen staat. Voor een goede werking en het behoud van de molen is een goede molenbiotoop van groot belang. Enerzijds vanwege het behoud van de gebruiksmogelijkheden van de molen, anderzijds vormen molens een karakteristiek herkenningspunt in menig dorpsgezicht of landschap. En door de historische wisselwerking tussen molen en landschap is de molenbiotoop ook cultuurhistorisch van groot belang.

De molenbiotoop van molen De Hoop geeft het bied aan waarin beperkingen gelden ten aanzien van de bouwhoogte bij nieuwbouw. In de planregels (artikel 4) is een formule opgenomen waarmee de maximale bouwhoogte kan worden bepaald.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Hieronder zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. De eerste regels beschermen een bestaand bouwwerk of gebruik dat afwijkt van de regels. De slotregels geven aan op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.3 Flexibiliteit In Het Bestemmingsplan

5.3.1 Flexibiliteit in het bestemmingsplan

Flexibiliteit in een bestemmingsplan is handig om ervoor te zorgen dat een bestemmingsplan voldoende beleidsruimte biedt om ontwikkelingen in de toekomst mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zullen ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan vaak niet bekend zijn. Een bestemmingsplan zonder flexibiliteit kan te star zijn. Indien gebruik wordt gemaakt van de flexibiliteitbevoegdheden (art. 3.6, Wro), dienen in het bestemmingsplan zelf de grenzen te worden aangegeven door het stellen van nadere eisen, het verlenen van afwijkingen, het wijzigen van het plan of het uitwerken van een plan.

5.3.2 Afwijking

Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid af te wijken van een in het plan opgenomen regeling. Het is mogelijk van geval tot geval ruimtelijk relevante voorwaarden te stellen en belangen nader af te wegen. Een afwijking mag alleen op relatief ondergeschikte onderdelen betrekking hebben en mag niet tot een bestemmingswijziging leiden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende afwijkingsmogelijkheden opgenomen:

  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor de aangegeven of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking geldt alleen voor maten, afmetingen en percentages die binnen het bouwvlak passen, omdat anders sprake is van een wijzigingsbevoegdheid vanwege een te grote impact op de omgeving;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes kunnen worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 75 m³ bedraagt;
  • een algemene afwijkingsmogelijkheid voor het toestaan van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 meter;
  • een afwijkingsmogelijkheid binnen de aanduiding 'Vrijwaringszone-molenbiotoop' ten behoeve van een hogere bouwhoogte.

De algemene afwijkingsmogelijkheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en/of bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 6 Overleg En Inspraak

6.1 Uitkomsten Overleg

Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overeg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het geding zijn.

In dit geval is sprake van een plan van lokaal belang. Voor dergelijke plannen achten de provincie en de VROM-Inspectie vooroverleg niet noodzakelijk.

Het plan past binnen het kader van de postzegelplannen zoals Waterschap Veluwe heeft omschreven in 'Watertoetsprocedure voor postzegelplannen'. Het standaard wateradvies is opgenomen in de waterparagraaf van dit bestemmingsplan, nader vooroverleg is niet noodzakelijk.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 27 juni tot en met 8 augustus 2013 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend die vervolgens weer is ingetrokken.

6.3 Aanpassingen Ten Opzichte Van Het Ontwerpbestemmingsplan

Er hebben geen aanpassingen plaatsgevonden ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt ongewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 4 Quickscan flora en fauna